Passen er genoeg windmolens op de Noordzee voor Tata Steel?

Tata Steel Ijmuiden

De Klimaathelpdesk
Er is een op een geïnteresseerd publiek gerichte denktank, de  Klimaathelpdesk, waar je een vraag kunt deponeren over een energie- en/of klimaatgerelateerd onderwerp. Een keur aan Nederlandse geleerden werkt aan dit initiatief mee. Zie https://www.klimaathelpdesk.org/ . Onder aan de homepage kun je aanklikken wie dat zijn.

Mijn vraag en het antwoord erop
De reden waarom ik de vraag gesteld had, was dat kort tevoren er veel te doen was over de wens van Tata Steel Nederland (TSN), de FNV en milieuorganisaties dat Tata Steel moest vergroenen. Dat heeft een milieu-aspect (toxische emissies) en een klimaataspect (CO2 ).

Beide zouden er heel erg mee gediend zijn als TSN overging van steenkool op waterstof. Op zich kan dat: er is al een fabriek in Zweden die het doet ( https://lkab.com/en/press/hybrit-ssab-lkab-and-vattenfall-first-in-the-world-with-hydrogen-reduced-sponge-iron/?aid=16447 ).

Met waterstof gereduceerd sponsijzer van LKAB

Maar die waterstof moet groen tot stand komen (via de electrolyse van water) en de daarvoor nodige stroom moet dus groen zijn. Bij een aan zee gelegen complex denkt men dan al gauw aan wind op zee.

Ik weet te weinig van Tata Steel (een zeer ingewikkeld dossier) om hier een breed verhaal neer te zetten. Het is een belangrijk onderwerp en ik volg de literatuur aandachtig, maar ik heb geen praktijk en ik woon er ver van af. Ik heb in dit verhaal interesse in één deelaspect, namelijk of de Noordzeewind genoeg waterstof kan leveren.  

Want voor die waterstof is een heleboel windstroom nodig. Daarom had ik aan de klimaathelpdesk de vraag gesteld “  Is Tata Steel’s overstap naar waterstof haalbaar door de benodigde duurzame energie op te wekken in de Noordzee? “. Het aanklikken van deze tekst brengt je bij het antwoord. Dat is geformuleerd door Lennart van der Burg  van TNO. Als je Lennart  aanklikt, krijg je alle vragen en antwoorden die hij behandeld heeft.
Dat antwoord heeft overigens wel even geduurd. Ik heb de vraag ingediend toen ik 74 was (valt in de beantwoording te lezen) en nu ben ik 76 half. Maar goed, kniesoor die daar op let.
Bij het antwoord is een korte literatuurlijst meegeleverd die ook aanklikbaar is.

Foto fa Van Oord

Het antwoord verloopt in essentie in drie stappen: je moet weten hoeveel waterstof Tata Steel nodig heeft; gegeven die hoeveelheid moet je weten hoeveel windvermogen nodig is; en vervolgens moet je weten of dat vermogen er is of komt.

Voor de eerste twee stappen leunt de beantwoording op een studie van het bekende internationale consultancybureau Roland Berger. Tata Steel en de FNV waren gezamenlijk opdrachtgever. De studie staat in de literatuurlijst.
Berger beweert (blz 15) dat voor de 7,2 miljoen ton vloeibaar staal die Tata Steel jaarlijks maakt, jaarlijks 380.000 ton waterstof nodig is. Dit getal kan ik niet controleren en ik neem aan dat het klopt.
Vervolgens kun je met middelbare school-scheikunde uitrekenen hoeveel energie er vrijkomt als je 380.000 ton waterstof laat reageren met zuurstof tot water: 15,1TWh. Berger neemt nu aan (klein foutje) dat die 15,1TWh ook geldt als je het verhaal andersom vertelt, dus van water terug naar waterstof . Gekoppeld aan 4000  vollasturen wind op de Noordzee kom je dan op een nodig vermogen van 3,8GW (Berger zegt ongeveer 4GW).
Maar het rendement van de electrolysers is ca 70% en zo her en der valt nog wel wat energie uit als warmte. Men kan die 3,8GW windvermogen dus het beste zien als netto, terwijl er bruto ongeveer anderhalf keer aan turbines moet staan. Je hebt dus zowat 6GW windvermogen nodig.
Lennart heeft dit foutje kritiekloos overgenomen.

Verschijnt het regeringsbeleid ten tonele, in de vorm van twee Kamerbrieven van minister Jetten. Daarin wordt de Nederlandse wind op zee – ambitie in 2030 opgehoogd tot 21GW (die grotendeels nog niet gerealiseerd is). Op de langere termijn is meer mogelijk.

Dus, zegt de Klimaathelpdesk, het antwoord op de vraag is ‘ja’ want 4GW is kleiner dan 21GW (en de correcte bijna 6GW ook).
Ik ben zo vrij om daar ‘in principe’ aan toe te voegen. Want (en dat zegt ook de Klimaathelpdesk in een beperkend zinnetje), er zijn een heleboel industrieën die smachten naar groene waterstof en je hebt ook zoiets als opslagcapaciteit nodig (die ook weer voor verlies zorgt).

Of de Noordzee groot genoeg is voor alle waterstofhunkeringen, valt te bezien. Een studie van Taminiau en Van der Zwaan voor het jaar 2050 (die ook op de literatuurlijst van het antwoord van de Klimaathelpdesk staat ( https://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=4109358) spreekt over 59GW in de makkelijk toegankelijke delen van de Nederlandse Exclusieve Economische Zone. Als men de turbines ook neerzet in gebieden waar nu naar olie en gas geboord wordt, in natuurgebieden en in militaire oefenterreinen (nogal wat als als als), zou men tot 99GW moeten kunnen komen.
Zowel de vraag naar als het aanbod van wind op zee in 2050 zijn te speculatief om hier verder op in te gaan.

Het feest gaat niet door
Uiteindelijk werd in 2023 bekend dat de hoogste Tata-directie de transitie (nu?) niet in bovengeschetste ideaalvorm wil uitvoeren. Dat is teleurstellend.
Maar vroeg of laat zal een CO2-vrije staalproductie er moeten komen. Staal blijft nodig.

Drie Brabantse energieverhalen, van klein naar groot

Op mijn bureau liggen drie Brabantse energieverhalen. Die gaan alle drie over hoe het in de praktijk loopt.
De theatervoorstelling ‘Het appartementencomplex’ gaat over vier huizen die van het gas af moeten.
Dat is onderdeel van het grotere geheel van de Regionale Energie Strategie (RES) – er zijn in Brabant vier RES-gebieden.
En de Brabantse RES-sen zijn op hun beurt onderdeel van de provinciedoelen in 2030 en 2050.
Een verzamelverhaal dus van de kleine naar de grote schaal.

In gesprek met het publiek

Het appartementencomplex
Het onderzoekteam Live Journalism van de Amsterdamse Balie ( https://debalie.nl/live-journalism/ ) en het Eindhovense onderzoekscollectief Spot on Stories ( https://www.spotonstories.nl/ ) hebben samen onderzoek gedaan naar de energietransitie in Amsterdam en Brabant. Een uitgebreid onderzoeksverslag verscheen in het Eindhovens Dagblad van 13 jan 2024.
Het onderzoek werd op vrijdag 19 januari 2024  afgesloten met een theatervoorstelling ‘Het Appartementencomplex’ in de geheel gevulde podiumzaal van het Eindhovense NatLab.
Na afloop sprak Mattijs Smit van Spot on Stories met gedeputeerde Jos van der Horst (SP), die in de provincie het energiebeleid onder zijn hoede heeft.
Het verhaal is op de website van Spot on Stories te zien op journalistiek-theater-brengt-inwoners-en-overheid-dichter-bij-elkaar/ .

Een fictief Eindhovens appartementencomplex moet van het gas af en wel via de stadsverwarming – een actueel thema in Eindhoven. De houdingen van de vier fictieve bewoners lopen sterk uiteen. De gekozen flatvertegenwoordiger is aanvankelijk vóór, maar door de onduidelijke communicatie draait het plan in de soep. Immers, 70% moet vóór zijn en dat halen ze uiteindelijk niet.
Met een cursus ‘Inductiekoken voor beginners’, met bijbehorende gratis pannenset, krijg je geen stadsverwarming verkocht als niet eens duidelijk is of je er meer of minder geld aan kwijt bent dan vroeger.

Scène uit de voorstelling

Van der Horst en Smit in gesprek

Gedeputeerde Van der Horst maakt deel uit van middenbestuur – de gemeenten zijn verantwoordelijk in situaties als de nagespeelde. Maar er is inderdaad een groot verschil tussen de leefwereld en de systeemwereld. Maar ondertussen moeten er (van de RES) in 2030 wel 1,5 miljoen woningen van het gas af zijn (grofweg 20% van de woningvoorraad).
De provincie kan wel wat helpen met kennis en geld, en kijkt naar de oprichting van een publiek warmtebedrijf (een algemeen publiek energiebedrijf, met een veel ruimere taakopvatting, is niet mogelijk).

Wat ik er zelf van vind?
De kracht van de voorstelling is dat op goede wijze een reële situatie wordt nagespeeld.
De zwakte is dat een secundair probleem (de slechte communicatie) voorrang krijgt op het primaire probleem, namelijk dat wat gecommuniceerd moet worden. Het onderliggende beleid m.b.t. stadsverwarmingen deugt niet en dan kun je communiceren tot je een ons weegt.

Mijns inziens zijn stadsverwarmingen in bepaalde omstandigheden, zoals grote en dichtbebouwde wijken met kleine kavels en veel hoogbouw, de aangewezen oplossing. Het alternatief all electric is daar niet op grote schaal te realiseren en met hybride warmtepompen als alternatief verbruik je wel minder, maar niet helemaal geen gas meer, en je krijgt een grote extra elektriciteitsvraag.
Nog sterker, veel flatcomplexen hebben al blokverwarming en dat is familie van de stadsverwarming.
Verder is het onmogelijk om, per definitie grootschalige, geothermie, aquathermie en restwarmte (bijvoorbeeld van bijvoorbeeld rioolzuiveringsinstallaties en datacenters) te distribueren zonder een stadsverwarmingssysteem.

Omdat stadsverwarmingen nodig zijn, moet er deugdelijk beleid opgezet worden. In mijn ongeduld heb ik vanuit de zaal gesteld dat het Rijk gewoon de warmtetransitie bij wet verplicht moet stellen, er een systematische campagne van moet maken, er een smak subsidie tegen aan moet gooien en ter dekking een vermogensbelasting moet invoeren. De gedeputeerde keek verlangend en zuchtte.
Ik  realiseer mij dat dit kort door de bocht is, maar niet eens zo heel erg kort. Als je met subsidie de onrendabele top in de investering afdekt, is er minder vastrecht nodig.

Het warmtenet van de Amercentrale

De voortgang van de Brabantse RES-sen
De Regionale Energie Strategie RES) is een van de uitvoeringsprogramma’s van het Klimaatakkoord (daarnaast is er ook een programma voor wind op zee en wordt kleinschalige zon gemonitord).
De RES heeft twee hoofddoelen: bewerken dat in 2030 ca 1,5 miljoen woningen van het gas af zijn (grofweg 20% van de woningvoorraad), en bewerken dat in 2030 er landsbreed 35TWh opgewekt wordt met wind op land en grootschalige zon.
De bedoeling is dat deze inspanning regionaal en lokaal wordt ingevuld. Daartoe is Nederland verdeeld in 30 RES-gebieden, waarvan in Brabant vier: West; midden (Hart van Brabant); Noordoost; Zuidoost (MRE-gebied).
Gedeputeerde Van der Horst zit in de provinciale Stuurgroep RES.

De regio’s moesten een bod uitbrengen wat men aan duurzame stroom dacht te realiseren. Samen kwamen de 30 regio’s op ca 55TWh uit, dus op papier meer dan nodig was – ten dele ook in de verwachting dat niet alles wat gepland was, door zou gaan.

Om enig gevoel te geven voor verhoudingen: 35TWh = 126PJ is iets meer dan 30% van het totale Nederlandse elektriciteitsverbruik in 2022, elektriciteit was in 2022 goed voor 18% van alle netto energie in Nederland en huishoudens zijn goed voor ongeveer 1/7de deel van het Nederlandse energieverbruik.
Reken er voor de toekomst op dat het stroomverbruik enkele malen over de kop gaat bij een energieverbruik dat wat gaat zakken.
Een populaire misvatting is dat het energieprobleem opgelost is als het elektriciteitsprobleem opgelost is. Dat is dus allesbehalve zo.
Een ander misverstand (dat je wel eens bij bijvoorbeeld de SP ziet) is dat het energieprobleem opgelost is als dat van de huishoudens opgelost is. Dus evenmin zo.

Het Plan Bureau voor de Leefomgeving (PBL) houdt bij hoe de stand van zaken rond de RES is.
Over het vorige PBL-rapport heb ik al eerder geschreven op https://www.bjmgerard.nl/tussenrapportage-pbl-over-res-sen/ .
Onlangs kwam er weer een PBL-rapportage uit. Die is te vinden op  https://www.pbl.nl/actueel/nieuws/35-twh-doel-zon-en-wind-op-land-in-2030-goed-haalbaar-maar-groei-op-langere-termijn-stagneert .

Over warmte zegt het PBL samenvattend “De wettelijke en financiële kaders voor de warmtetransitie zijn nog grotendeels in ontwikkeling. Dit gebrek aan duidelijkheid kan het maken van concrete plannen vertragen, stellen de regio’s. Ook het conflict tussen de twee warmtesystemen, het collectieve en het individuele, kan de warmtetransitie vertragen: het nationaal beleid wil sterk inzetten op collectieve warmtevoorzieningen, zoals warmtenetten. Het maken van gemeentelijke plannen voor warmtenetten verloopt echter nog niet voorspoedig. In de tussentijd neemt het aantal individuele warmte-voorzieningen (elektrische en hybride warmtepompen) snel toe en worden nieuwe investeringen in warmtenetten hierdoor moeilijker omdat veel huizen al hun eigen warmtevoorziening hebben en geen aansluiting meer nodig hebben op zo’n warmtenet. Om de warmtetransitie op gang te houden en te versnellen, is het nodig de gebiedsge-richte aanpak van regio’s en gemeenten sneller in praktijk te brengen. ‘

Hiermee zegt het PBL eigenlijk hetzelfde als wat de theatervoorstelling impliciet zegt: duidelijke communicatie is niet mogelijk omdat er nog geen duidelijke werkelijkheid ligt. De nieuwe warmtewet zou die moeten geven en die zou in 2025 van kracht worden, maar dat staat op losse schroeven na de val van het kabinet.

Het PBL geeft geen kwantitatieve informatie over warmte in Brabant.
Dat doet het PBL wel over de verwachte realisatie van duurzame stroom uit wind en grootschalige zon in Nederland als geheel en in Brabant.


Het PBL komt landsbreed uit op 34 tot 44TWh uit wind en grootschalige zon en concludeert logischerwijze dat de oorspronkelijke RES-doelstelling in het Klimaatakkoord van 35TWh waarschijnlijk wel zal worden gehaald, maar dat de zelfopgelegde 55TWh teveel gevraagd is.
In bovenstaande tabel maken de vier biedingen (samen 6,6TWh = 24PJ) deel uit van de landelijke 55TWh. Van die 55TWh is 34TWh 62% en 44TWh 80%.
De tabel vermeldt per Brabants RES-gebied welk deel van het bod van dat RES-gebied waarschijnlijk in 2030 gehaald wordt. Dus in Zuidoost Brabant (het MRE-gebied rond Eindhoven-Helmond) gaat in 2030 waarschijnlijk 1,26TWh gerealiseerd zijn (0,56TWh staat er in 2023 al, 0,32TWh zit in de pijplijn (daarvoor is al SDE-subsidie toegekend) en 0,38TWh is als plan in de regio aanwezig. Eigenlijk heel matig.

Een actueel overzicht van alle aspecten van de RES in den lande is de ‘december 2023-foto’ van het Nationaal Programma RES. Die is te vinden op https://documenten.regionale-energiestrategie.nl/res-foto/np-res-foto-december-2023 .

Zonnepark Lungendonk 14 in Someren

Het rapport van de Zuidelijke Rekenkamer over de energie-ambities van Brabant
De Zuidelijke Rekenkamer (die werkt voor Brabant en Limburg) heeft de energie-ambities, en de realisatie daarvan, van beide provincies onderzocht. Beide onderzoeken zijn te downloaden op https://zuidelijkerekenkamer.nl/publicaties/voortgang-van-de-energietransitie/ . Op https://zuidelijkerekenkamer.nl/publicaties/voortgang-van-de-energietransitie-limburg/ is die van Limburg te vinden. Limburg loopt ver achter, maar daarover ga ik nu niet schrijven.

De eerder genoemde RES is hier op zijn beurt weer deel van een groter geheel. Veel groter zelfs.

De provincie Brabant heeft zichzelf twee energetische doelen gesteld:

  • In 2030 is ten minste sprake van 50% duurzame energie.
  • In 2050 is Noord-Brabant energieneutraal: ‘100% duurzame energie, grotendeels afkomstig uit Noord-Brabant’.

Er staat niet duidelijk of die 50% ook grotendeels uit Noord-Brabant afkomstig moet zijn, maar dat ligt voor de hand.
Ik beperk me nu tot 2030.

Het Rekenkamerrapport geeft politieke en bestuurlijke aanbevelingen die belangrijk zijn, maar die ik hier vanwege de ruimte niet bespreek. Ik licht er de gewenste en de gerealiseerde cijfers uit.


Waar praten we over?

Het totale Brabantse energieverbruik in 2021 (meest recente volledige gegevens) bedroeg volgens de Klimaatmonitor (dd 26 jan 2024) 261PJ. Daar zit een daling door Corona in. Zou die daling  doorzetten, dan zit je rond de 2030 ergens rond de 255PJ.
Laat je Corona weg, dan daalt het verbruik niet en zat de laatste pre-Coronajaren op 280PJ.
De helft hiervan zou, volgens de provinciale doelen, hernieuwbaar moeten zijn. Je kunt discussiëren de helft van wat precies, maar het Rekenkamerrapport werkt met 268PJ (dd een eerdere datum) en daarvan de helft, 134PJ. Andere aannames leiden niet tot wezenlijk andere resultaten.
Het Brabantse duurzame energiedoel in 2030 is dus 134PJ.

Van die 268PJ zou volgens de Rekenkamer in 2021 voor 29,7PJ uit duurzame energie bestaan en dat zou 11,1% van het Brabantse verbruik zijn. Dat is iets onder het Nederlands gemiddelde van 11,9%. De Brabantse voorhoedepositie bestaat meer als intentie dan als realisatie.
De nieuwste nationale doelstelling voor 2030 voor hernieuwbare energie bedraagt overigens 27% . Voor Brabant zou dat 72PJ zijn.
De ‘oude” doelstelling uit het Energieakkkoord 2013 was 16% hernieuwbare energie eind 2023. Voor Brabant zou dat ca 43PJ zijn.


Er zit echter een fout in de berekening van de Rekenkamer. Die is namelijk de Amercentrale geheel vergeten. Die fout wordt in de Klimaatmonitor zelf al gemaakt en de Rekenkamer borduurt daarop voort.
In de toelichting bij de Klimaatmonitor blijkt dat de CBS-categorie ‘Bij- en meestoken biomassa in centrales’ niet meegeteld  is. Dat is een aparte CBS-categorie. De toelichting op de Klimaatmonitor noemt slechts de decentrale categorie “Totaal biomassaketels bedrijven”.
Het weglaten van de Amercentrale is verhoudingsgewijze geen kattenpis. Deze 600MW-centrale zal binnenkort geheel op biomassa draaien, en blijft dus bestaan. De inrichting is goed voor ca 18PJ stroom en (in 2030) ca 3PJ warmte. Met andere woorden: de Amer9 produceert op zijn eentje om en nabij evenveel hernieuwbare stroom en warmte als de gezamenlijke Brabantse RES-sen.
Het bijstoken cq het alleen nog maar stoken van biomassa in centrales is omstreden. In het geval van de Amer9 verdedig ik de bijstook, mits met een goede rookgasreiniging en met gegarandeerde duurzame herkomst van de pellets. Zie https://www.bjmgerard.nl/rwe-stopt-warmtelevering-aan-amer-warmtenet-wat-nu/ en van daar af verder terug.

De gezamenlijke RES-regio’s dragen voor een nog onbekend deel van 6,6TWh (= 24PJ) aan het Brabantse doel bij, wat dus duidelijk slechts een klein deel van het grotere verhaal is. De provincie denkt zelf dat dat onbekende deel 5TWh is (18PJ).

Als ik het zelf optel, kom ik dus uit op de ca 17 PJ biogas en biobrandstoffen uit bovenstaande tabel die de Rekenkamer noemt op gezag van de Klimaatmonitor (dat is 2021, zal in 2030 wel wat meer zijn),  op de ca 18PJ (of iets meer) hernieuwbare stroom uit de RES in 2030,  plus op ca 21 PJ stroom en warmte van de Amercentrale (ook 2030).
Volgens mij haalt NBrabant in 2030 ca 55 a 60PJ hernieuwbare energie op eigen grondgebied en haalde NBrabant in 2022 ongeveer 50PJ.
Dus dd 2023 ongeveer de ‘oude’ Nederlandse norm uit het Energieakkoord 2013, minder dan de nieuwste Nederlandse norm en nog minder in vergelijking met de eigen Brabantse norm.

(De tabel gaat over NBrabant. Zon groot telt mee voor de RES, de energie is die volgt uit een vermogen van 3286MW bij 900 vollasturen ).

(Deze tabel gaat over NBrabant. Wind telt mee voor de RES. De windopbrengst over 2022 volgt uit een vermogen van 346MW bij ca 1800 vollasturen.
Voor het elektriciteitsnet is de verhouding wind : zon = ongeveer 4:1 het gunstigst. De Brabantse verhouding ligt op ongeveer 1:5. Hierdoor is extra veel opslag en een extra verzwaard elektriciteitsnet nodig. De scheve verhouding komt onder meer vanwege de vijf militaire vliegvelden in NBrabant en de bijbehorende beperkingen).

Nu zit er een systeemfout in het fundament van de berekeningen van gemeenten en provincies die energieneutraal willen zijn.
Nederland als geheel vertrouwt sterk op wind op zee ter afdekking van de energiebehoefte.
In het Klimaatakkoord werd aan wind op de Noordzee 49TWH (=176PJ) toevertrouwd.
Nadien is deze ambitie bijna verdubbeld. In de nieuwe ambitie is de Noordzee in 2030 goed voor 86TWh (=310PJ). Zie https://windopzee.nl/onderwerpen/wind-zee/wanneer-hoeveel/wind-zee-rond-2030/ .
Deze opbrengst wordt op dit moment niet over de provincies (en daarna de gemeenten) verdeeld. Dat is een politiek verhaal. De regering kan ook zeggen dat een deel van deze opbrengst al op zee verbruikt wordt (bijvoorbeeld om waterstof te maken), of dat de stroom en de waterstof aan bepaalde specifieke industrieën wordt toebedeeld.
In het theoretische geval dat de 86TWh wind op zee in 2030 gehaald wordt, en dat NBrabant daarvan 1/7de deel toegewezen zou krijgen (om en nabij evenredig aan wat NBrabant binnen Nederland voorstelt), zou dat voor NBrabant 1/7de *310 = circa 45PJ betekenen.
In dat geval zou aan de 55 a 60PJ toegevoegd worden 45PJ wind op zee. . Alleen is dat dan niet meer ‘op eigen Brabants grondgebied’.
Met een evenredig deel van wind op zee meegeteld zou NBrabant in 2030 op ongeveer 105 a 110PJ komen.
Het NBrabantse doel van 134PK  is dan nog  niet gehaald, het nieuwe Nederlandse doel van 72PJ wel.


Een paar moralen ter afsluiting.

  • Je ziet in Brabant nog veel te weinig energiebesparing
  • Zelfs als er wel een substantiële besparing zou zijn, zou je nog alle denkbare energiesoorten nodig hebben om je doel te bereiken (dus bijvoorbeeld niet alleen maar zon op dak en wind op zee). Het is èn èn, niet òf òf. Elke deskundige zal dit beamen.
  • De RES-sen moeten worden afgemaakt, maar dat is niet voldoende
  • De Amer9-centrale moet in de verduurzamingstaak meetellen
  • Het recente regeringsbeleid werkt het oprichten van nieuwe wind- en zon-installaties tegen (https://www.bjmgerard.nl/bijna-verbod-op-zonneparken-een-slechte-zaak/ ).
  • Grotendeels op eigen grondgebied energetisch zelfvoorzienend zijn is in NBrabant niet mogelijk
  • Überhaupt is het importeren van energie geen schande (doet Nederland nu ook). De vraag is echter of er in 2030 in het buitenland al voldoende aanbod van duurzame energie is (terwijl de toeleverende landen hun eigen duurzame doelen behalen).

Bijna-verbod op zonneparken een slechte zaak

Gaandeweg zijn de regels voor zonneparken (op de grond) steeds verder aangescherpt. Nu zover dat er sprake is van een bijna-verbod dat heel schadelijk is voor de energietransitie, en daarmee voor de klimaataanpak.


Hoe is dat zo gekomen?
Nederland is een klein en dichtbevolkt land, en dat er regels zijn tegen het morsen met ruimte is logisch. Dat er om die ruimte een permanente strijd woedt tussen de belangen van de landbouw, woningbouw, energievoorziening, wegen, natuur en andere belangen is onontkoombaar.

De natuurorganisaties organisaties hebben op 10 jan 2019 hun “Constructieve Zonneladder” gepresenteerd ( https://www.nmu.nl/nieuws/wij-presenteren-de-constructieve-zonneladder/ ). De natuur- en milieuorganisaties omschrijven hun doel als een afweging “De Natuur en Milieufederaties zijn voorstander van zorgvuldig ruimtegebruik en roepen gemeenten en regio’s op om steviger te sturen op locatiekeuze en randvoorwaarden bij zoninitiatieven. Maar we vinden het óók van belang dat de lokale gemeenschap kan meepraten over zo’n beleidskader en dat de energietransitie op alle fronten tegelijk versnelt. We moeten dus ook nu al op gevoelige ontwikkellocaties aan de slag, mits dat verantwoord kan en in balans is met andere ontwikkelingen.”.

Al vanaf het begin is de afweging door belangengroepen en politici die weinig op hebben met duurzame energie geïnterpreteerd als een blokkade. In deze strikte, volgtijdelijke interpretatie mag er op de grond niets, tenzij eerst het laatste dak volligt. Waarover, helaas, de politiek niet alles te vertellen heeft en bovendien zijn sommige daken en locaties ongeschikt. Dus dat moment komt nooit en dat was precies de bedoeling.

De aanleg van zonneparken bleek echter niet tegen te houden, en daarom kwam er een convenant tussen de natuur- en milieuorganisaties enerzijds (waaronder Greenpeace en Milieudefensie) en de branche anderzijds, de Gedragscode Zon op Land dd 04 maart 2020. Zie https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2020/03/04/gedragscode-zon-op-land .
Wat mij betreft is dit een aanvaardbaar compromis, dat nog slechts om wettelijke formalisering vroeg.
In het beleid ging de Zonneladder de ‘Voorkeursvolgorde’ heten.

Een eerder artikel op deze site is te vinden op https://www.bjmgerard.nl/zonneladder-eindelijk-constructief/ .

Gaandeweg echter werd het politieke klimaat steeds ongunstiger voor zonneparken, zowel bij de lagere overheden als bij de regering.
In de eerste Zonnebrief van minister Jetten dd 20 mei 2022 ( https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022D20571&did=2022D20571 ) staat nog “Een nieuwe fase voor zon-PV vraagt om aanvullend beleid. De Voorkeursvolgorde Zon, zoals opgenomen in de NOVI, blijft ook voor dit kabinet leidend bij de beleidsinzet voor zon-PV. Dat betekent dat ruimtelijk beleid of stimuleringsbeleid hier ondersteunend aan moet zijn en dat praktische en beleidsmatige belemmeringen die toepassing van de Voorkeursvolgorde in de weg staan, zoveel mogelijk moeten worden weggenomen. Op die manier wil dit kabinet zon-PV zo veel mogelijk realiseren op daken en andere objecten en op die manier landbouw- en natuurgronden zo veel mogelijk ontzien. De aard van de Voorkeursvolgorde, namelijk dat deze geen volgtijdelijkheid inhoudt, blijft daarbij behouden. Dit betekent dat de Voorkeursvolgorde leidend is bij het verkennen van de mogelijkheden voor zon-PV, maar dat in de realisatie niet eerst alle daken en objecten benut hoeven te worden voordat er gewerkt kan worden aan grondgebonden zon-PV.”.
Voorafgaand aan de brief was breed overlegd, o.a. met de natuurorganisaties en de branche.

Verbeelding van de plannen van Heijmans om zonnepanelen als geluidsscherm te gebruiken langs de A50 bij Uden

Multifunctionaliteit is een redelijke eis bij krappe ruimte, en daaraan valt op verschillende manieren tegemoet te komen die passen bij het Convenant Zon op Land. Deze formulering leidde niet tot stennis.

In de tweede Zonnebrief van Jetten dd 06 juli 2023 echter werd een veel strakkere toon aangeslagen ( https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2023D31776&did=2023D31776 ). Er staat “Het kabinet wil de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk benutten met behoud van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Ook willen we landbouw- en natuurgronden waar mogelijk ontzien. Daarom wordt voor de hernieuwbare opwek met zon-PV de Voorkeursvolgorde Zon gevolgd. In de afweging voor hernieuwbare opwek met zon-PV wordt daarbij door inititiatiefnemers samen met bevoegd gezag in volgorde gezocht naar, hernieuwbare opwek met zon-PV op:

1. daken en gevels;
2. terreinen en objecten binnen bebouwd gebied;
3. terreinen en objecten in het landelijk gebied (m.u.v. landbouw- en natuurgronden);
4. landbouw- en natuurgronden.
Pas als trede 1, 2 en 3 onvoldoende mogelijkheden bieden komen locaties op trede 4 in beeld. Daarmee ontzien we landbouw en natuur (trede 4).”.

En

Kabinet en medeoverheden zijn alle voor het beperken van zon op landbouw- en natuurgronden en werken samen toe naar regels met de strekking “nee, tenzij” om landbouw- en natuurgronden zo veel mogelijk te vrijwaren van zon-PV. Er zal een beperkt aantal uitzonderingen voor zon-PV op landbouw- en natuurgronden, “nee, tenzij”, worden geformuleerd, waarbij de voorwaarden tijdelijkheid en multifunctioneel gebruik in ieder geval zullen gelden. Deze voorwaarden worden in de komende maanden verder uitgewerkt. Bovenal geldt dat de treden 1, 2 en 3 zo veel als redelijkerwijs mogelijk is moeten zijn doorlopen, om aan de uitzonderingen voor trede 4 toe te komen”.

Hiermee wordt de volgtijdelijkheid ineens wel als eis gesteld, en geldt voor zonneparken een ‘Nee, tenzij ….” beleid. De voorwaarden voor dat ‘tenzij’ zouden later gepubliceerd worden.
Jetten geeft wel argumenten, maar die ogen niet heel solide. Nieuwe gemeentelijke bevoegdheden bijvoorbeeld zijn bijvoorbeeld gebaseerd op de nieuwe Omgevingswet, waarvan velen een uitvoeringspuinhoop verwachten, en ze zijn vaak gebaseerd op overwegingen van wat er theoretisch mogelijk is, maar in praktijk slechts na innovaties kan worden verwezenlijkt (bijvoorbeeld het integreren van PV-voorzieningen in muren, kozijnen – wat op papier wel kan, maar wat in praktijk nog zelden gebeurt). Volgens TNO kan er op dit gebied wel wat: zie https://www.tno.nl/nl/newsroom/insights/2023/08/blik-2030-zonne-energie/ .
Ook wordt verwezen naar de invoering van de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD, https://energy.ec.europa.eu/topics/energy-efficiency/energy-efficient-buildings/energy-performance-buildings-directive_en ), waarvan de verwezenlijking nog moet beginnen.

Voor de duidelijkheid: ik  vind dit op zichzelf goede ontwikkelingen.

De vraag is of die ontwikkelingen doen wat ze moeten gaan doen. Ik zie dat allemaal niet zo en de verkiezingsuitslag van 22 nov 2023 maakt het optimisme er niet groter op. Vraag is bijvoorbeeld wat er van het Klimaatfonds overblijft.

Ook bij de partners in het Convenant Zon op Land viel de tweede Zonnebrief, voor zover het over dit aspect gaat, slecht. Zie https://hollandsolar.nl/actueel/zonsector,-natuur-,-bewoners-en-milieuorganisaties-ban-op-zonnevelden-op-landbouwgrond-is-slecht-voor-boer,-natuur-en-klimaat.html , welke verklaring onder andere, naast Holland Solar, gesteund wordt door de natuurorganisaties, Milieudefensie en Greenpeace, en de energiecoöperaties.  
Met verbijstering heeft Holland Solar kennisgenomen van het kabinetsbesluit om zon op landbouwgrond vanaf juli 2024 ernstig te beperken. Holland Solar ziet dit als een onnodige maatregel die een rem zet op de energietransitie. Een dergelijke maatregel is onbegrijpelijk in een tijd waarin de vraag naar duurzame elektriciteit in rap tempo toeneemt en de ambitie is gesteld om de elektriciteitsproductie in Nederland in 2035 volledig CO2-vrij te maken. Door zon op landbouwgrond sterk te beperken haalt de Minister het tempo uit de energietransitie, terwijl deze projecten juist een oplossing zijn voor een groot aantal opgaven waar we op dit moment voor staan.”

Inmiddels bestrijden de natuurorganisaties dus hun eigen schepping, die een eigen leven is gaan leiden. Soort Frankenstein.

Op 26 oktober 2023 maakte de regering de uitzonderingen bekend, op basis waarvan het inrichten van de bodem tot zonnepark niet verboden is:

  • Als er een substantiële agrarische functie gekoppeld wordt aan het PV-park
  • Landbouwgrond die in transitie is naar een andere bestemming en/of slecht is (en dan maximaal voor 30 jaar, opbrengst te gebruiken binnen het transitieplan)
  • Als het PV-park betekenisvol bijdraagt aan het bestrijden van de netcongestie
  • Projecten die al een eind op stoom zijn in de Regionale Energie Strategie (RES)

Dit wordt juridisch bindend vastgelegd.

Dit mag nog wel (foto Energie Coöperatie Vrijstad Engie Culemborg via TNO, https://www.tno.nl/nl/newsroom/2023/11/solarmilk-zonnesystemen-landbouw/ )

Cijfers – 2030
Op basis van de Klimaat- en Energie Verkenning 2023 (KEV2023, zie de openingsafbeelding) wordt Nederland op basis van de Europese Energy Efficiency Directive geacht in 2030 netto 1609PJ ( 444TWh) aan de klant af te leveren (de zwarte stip). Dat is inclusief 134PJ voor de luchtvaart.
De lijn van het werkelijke verbruik kruipt daar besparend naar toe.
Lastig is dat er meerdere maatstaven zijn die onderling niet helemaal te vergelijken zijn. Getallen in deze EED-afbeelding hoeven dus niet precies te passen bij andere getallen.

De geel gearceerde cijfers zijn die welke meetellen voor de Regionale Energie Strategie (RES)


In dit verband is relevant dat slechts een deel van die 444TWh (1609PJ) in de vorm van elektriciteit aan de klant wordt afgeleverd.
Het is riskant om gegevens uit verschillende bron te combineren (soms andere aannames), maar het moet nu toch even. Neem cijfers met een korrel zout.

Uit een onderzoek van TNO dd 22 april 2022 (zie bovenstaande tabellen) blijkt dat als je de meest recente Europese eisen volgt (in de vraag-tabel de laatste kolom 55% en RED III), Nederland in 2030 vraagt om 206TWh elektriciteit. Het elektriciteitsgebruik stijgt extra snel omdat het aardgasgebruik etc daalt.
Hetzelfde onderzoek komt tot een stroomaanbod van 165TWh in 2030. Dit aanbod is nog voor 35TWh fossiel. Dat past nog net binnen de CO– emissielimiet in 2030. Als een nog latere aanscherping, die nog niet in deze tabel staat, meegenomen wordt past er nog maar een productie 148TWh binnen de emissielimiet.
Met andere woorden: er is sowieso een stroomtekort in 2030 van 41TWh (206-165). Als de extra aanscherping meegeteld wordt, is er een tekort van 58TWh. Dit tekort moet hernieuwbaar worden ingevuld, omdat dat wat er staat per definitie al aan de CO2 -limiet zit.

Uiteraard heeft men ook nagedacht over oplossingen.
Jetten noemt in zijn tweede zonnebrief 20TWh uit zijn nieuw, innovatieve bronnen aan dak en gevel als aanvulling op de Regionale Energie Strategieën. In hoeverre dat mogelijk is, moet blijken: de netbeheerders zeggen dat ze niet verder kunnen gaan dan de 35TWh die er staat, maar mogelijk is er sprake van lokale productie en lokaal verbruik
TNO noemt enkele importmogelijkheden:

  • 10GW elektrisch vermogen wat, als dit jaarrond ingezet zou worden, 88TWh groene stroom binnen zou brengen. Dit met heel wat mitsen en maren, zoals bijvoorbeeld welk Europees land al voor 2030 zoveel groene stroom over heeft. En of het om echte stroom gaat of om groene certificaten.
  • Import van 0,2 tot 0,4Mton groene waterstof, waarvan de productie 11 resp 23TWh groene stroom zou kosten. Dat gaat dan van de vraag van 206TWh af. Dit ook met mitsen en maren.

Een onverwoestbare optimist zou kunnen zeggen dat er tot 2030 geen nieuwe zonneparken nodig zijn als de vraag is om uitsluitend het elektriciteitsbudget in 2030 in orde te krijgen. De tekorten moeten dan grotendeels worden opgelost met import en of dat lukt, moet blijken.

Lokale politici kunnen zich het beste inzetten voor de realisatie van de RES. Dat moet en kan in elk geval, al wordt het hun wel moeilijk gemaakt doordat hen een belangrijk wapen uit handen is geslagen.

De cijfers – 2050
Maar er moet veel meer gebeuren dan alleen het elektriciteitsbudget in 2030 in orde te krijgen.

Bovenstaand diagram komt uit het recente Nationaal Plan Energiesysteem (NPE), dat minister Jetten op 03 juli 2023 ingediend heeft. Het is nog een concept. Zie https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2023D29891&did=2023D29891 .
Er wordt impliciet gesuggereerd dat het diagram inclusief de luchtvaart en scheepvaart is en inclusief non-energetisch gebruik voor materialen, zonder dat dat duidelijk wordt uitgelegd.
In een bijlage van het NPE is te vinden dat er, naast het elektriciteitsbedrag, ook nog een niet-fossiele biogrondstoffencomponent is van grofweg 1300PJ. Dat is een complex verhaal en voor het doel van dit artikel is dat niet nodig.

Er zijn twee uitdagingen, die al meteen in het oog springen als men in het diagram de cijfers van 2030 en 2050 vergelijkt.

  • We moeten van 130 TWh (165 – 35) duurzame elektriciteit in 2030 naar 556 TWh (ca 2200PJ) duurzame elektriciteit in 2050
  • De hoeveelheid zon-PV daarbinnen neemt toe van 41TWh in 2030 naar 105TWh in 2050 (NB: de 41TWh in 2030 in het NPE is hoger dan de 23TWh bij TNO, mogelijk omdat TNO met oudere cijfers gewerkt heeft)

Ook in 2050 kan Nederland proberen van de de import van duurzame stroom of waterstof te leven. Ik heb daar op zich niets op tegen, want volledige zelfvoorzienendheid hoort niet tot mijn principes. Een relevantere vraag is wat er op dit gebied in 2050 mogelijk zal blijken te zijn. Ik vind niet dat je er een vlucht naar voren van moet maken.
Zie https://www.bjmgerard.nl/vier-scenarios-voor-het-energiesysteem-van-de-toekomst/ .

Gezien de omvang van de uitdaging op de lange  termijn vind ik het onlogisch om te gaan remmen op de ontwikkeling van zonneparken op de grond. Ik begrijp dat er keuzes gemaakt moeten worden, maar dan kies ik voor verkleining van de topzware Nederlandse landbouw. Zie ook https://www.bjmgerard.nl/wat-ik-van-de-boerenacties-vind-en-van-de-nederlandse-landbouw/ .

Zonnepark Bockelwitz-Polditz aan de Mulde (Dld) (foto bgerard) (Dit park telt 14000 panelen, samen goed voor 3,15MW piek, en was daarmee in 2010 het 130ste park van Duitsland).

Aanvullende gedachten

Goed bestuursakkoord in Noord-Brabant

Vooraf
Bij de Provinciale Staten-verkiezing 2023 in Noord-Brabant was de BBB met 11 zetels de grote winnaar. Die mocht dus beginnen met formeren met wat getalsmatig en politiek, mede gezien het tumultueuze verloop van de voorafgaande periode, de minst onlogische combinatie was, te weten BBB-VVD-GroenLinks-PvdA (met 11-9-5-4 samen goed voor iets meer dan de helft van de 55 zetels). Dat leek goed te gaan, er lag een onderhandelaarsakkoord, de champagne stond al koud, maar toen kwam de BBB alsnog met een stel aanvullende eisen. Dat leidde tot PLOF.

Waarop de VVD het (naar het leek, niet geheel met tegenzin) het mocht proberen met de daarop volgende minst onlogische combinatie, te weten VVD, GroenLinks, PvdA, SP, D66 en Lokaal Brabant (met 9-5-4-4-4-2 ook net een meerderheid). Dat liep goed, er zat een vakantie tussen, maar op 01 september 2023 lag er een akkoord – als laatste van de provincies.
Men kan het akkoord vinden op https://www.brabant.nl/bestuur/bestuursakkoord-2023-2027 .

Een enkele keer geef ik persoonlijk commentaar. Dat zet ik er dan bij.

Het bereikte compromis binnen dit bonte gezelschap pakt naar mijn mening wonderlijk goed uit. Ik zal het bespreken voor zover het op mijn terrein ligt: klimaat, energie, milieu, landbouw en natuur. Dat is niet bedoeld als diskwalificatie van de andere onderwerpen, maar mijn mening daarover heeft geen speciale meerwaarde.
Ik moet zo hier en daar selecteren wat ik wel en niet meeneem. Hier en daar blijven onderwerpen op ‘mijn’ gebied onbesproken.

Brede welvaart
Het brede welvaart-thema wordt geopend met de passage “We zien dat grote maatschappelijke vraagstukken, zoals bijvoorbeeld de krapte op de woningmarkt en de klimaat- en energietransitie, steeds meer de directe leefomgeving en de bestaanszekerheid van de Brabander raken. We lopen tegen de grenzen aan van zowel onze economie als onze omgeving: er is schaarste. Daarmee dringt ook steeds meer en steeds breder het besef door dat we niet kunnen doorgaan op de ingeslagen weg. We moeten nieuwe wegen inslaan voor een gezonde en welvarende toekomst voor Brabant. Het oude vertrouwde verdwijnt en er komt een periode van onzekerheid voor in de plaats.” (blz9)

Waarna volgt was, naar mijn mening, het meest revolutionaire zinnetje, verstopt in een riedel over economie en innovatie, namelijk “Economische groei is geen doel op zich(blz11).

Economisch krijgt dat bijvoorbeeld vorm in een selectiever beleid t.a.v. distributiedozen (blz19) , een selectievere acquisitie van nieuwe bedrijven (blz13), en uitbreiding van het programma Grote Oogst, de provinciale bijdrage aan de verduurzaming en de opschoning van de Brabantse bedrijventerreinen (blz19). Zie voor dat laatste ook https://www.bjmgerard.nl/het-schone-lucht-akkoord-in-brabant/ .

Gezondheid
Het akkoord signaleert een aantal gezondheidsbedreigende trends, zoals hittestress in steden, slechte luchtkwaliteit, en een hoger risico op zoönosen (ziektes die van dier op mens overspringen, zoals de Q-koorts en mogelijk in de toekomst de vogelgriep). Het akkoord spreekt de ambitie uit (blz 14) dat iedere Brabander in 2030 mag genieten van drie extra gezonde levensjaren.

Daarvoor moet het Schone Lucht Akkoord met het Rijk verder in Brabant worden uitgerold (blz39) (zie ook https://www.bjmgerard.nl/schone-lucht-akkoord-een-halfvol-glas/  en eerder genoemde link), wordt onderzoek gedaan naar het terugdringen van ultrafijn stof, en moet er een expertisecentrum komen voor long Covid en long Q-koorts (blz14).

Eindhoven Airport vanaf de Spottershill

De vliegvelden en de internationale treinen
Brabant heeft vier militaire vliegvelden, één groot civiel vliegveld, en twee General Aviation-vliegvelden (Seppe en Budel). Het Akkoord spreekt over economische voordelen en diverse emissies als nadelen. Voor laatstgenoemde twee geldt het Beleidskader Milieu, met Defensie is een voortdurende dialoog gaande, en het Advies-Van Geel voor Eindhoven Airport moet volledig worden uitgevoerd (blz22).
De provincie blijft voortdurend bij Rijk, NS en Prorail aandringen op betere internationale vliegverbindingen, mede als goed alternatief voor het vliegverkeer (blz 23).

Klimaat en energie
We willen in 2030 55% minder CO2-uitstoot in Brabant realiseren ten opzichte van 1990. We streven ernaar om in 2050 klimaatneutraal te zijn (blz28).

Eerste afspraak is dat de vier Regionale Energie Akkoorden (RES) worden uitgevoerd (blz29).

Extra windenergie boven op de RES kan alleen bij lokaal eigendom en voldoende draagvlak in de omgeving (blz29).

Voor zonneparken geldt de zonneladder. Zon op land wordt alleen toegestaan als dat nodig blijkt om de energiedoelstellingen te halen (wat mijns inziens altijd zal blijken). (blz29).

Het Akkoord noemt aardwarmte en bodemenergie als mogelijk, na uitvoerige afweging van de risico’s. De provincie wil risicodragend investeren in de ondersteuning van de warmtetransitie, conform de Wet collectieve warmtevoorziening (die er nog  niet is, bg) (blz29).

Dat laatste is overigens ook een lichtelijk revolutionaire bepaling, waarmee de provincie misschien nog het dichtst in de buurt  komt van een eigen energiebedrijf.
Het Akkoord benoemt de oprichting van ‘Energie Brabant’. “‘Energie Brabant!’ is gericht op zowel het ontwikkelen, stimuleren en bundelen van nieuwe duurzame energievormen als op de huidige provinciale activiteiten. Hiermee stimuleren wij Brabanders om mee te doen waar dat nog niet voldoende gebeurt. Wij scheppen randvoorwaarden om dit mogelijk maken.” (blz28).
Energie Brabant is door dit alles geen eigen energiebedrijf (zoals bijv. de SP wil bg). Er zit geen productiecapaciteit en de instelling gaat niet functioneren als energieleverancier.

(Overigens bestaat er in Midden-Brabant al wel een publieke onderneming met eigen productiecapaciteit, zie Publiek ontwikkelbedrijf REKS  . Dat is een BV waarvan de gemeenten in de RES-regio Midden-Brabant, m.u.v. Waalwijk, aandeelhouder zijn bg).

We verkennen via de Essentgelden en Energie Brabant!  hoe wij als provincie – in aanvulling op rijksregelingen en projecten van gemeenten – kunnen bijdragen aan bijvoorbeeld grootschalige isolatie van woningen, de warmtetransitie en zonnepanelen. Daarmee kunnen wij energiearmoede tegengaan (blz30).
Om bij het isoleren verlost te zijn van het vleermuis-in-de-spouwmuurprobleem gaat de provincie bij alle gemeenten stimuleren dat er een Soorten Management Plan komt, op basis waarvan verantwoord ontheffing gegeven kan worden van de Wet natuurbeheer (blz 45)

Het Akkoord wil grootschalige opslag van energie en warmte ondersteunen, na inventarisatie van de risico’s. (blz30)

Tenslotte wordt steun aan de energiecoöperaties beloofd (blz30).

MSR
Het akkoord wil de mogelijkheden van gesmolten zout-kernreactoren (MSR) onderzoeken. In deze periode gaat dat nog niet tot besluiten leiden, eventueel wel tot voorbereidingen.
(commentaar bg: men zegt dat als zo’n MSR op thorium draait, hij weinig of geen langlevend afval heeft, en dat het systeem inherent veilig is. Ik sluit niet uit dat beide beweringen waar zijn.
Maar er bestaat nog geen werkend commercieel model en dat kan nog wel 20 jaar duren. Meestal komt de MSR-wens van partijen ter rechterzijde die geen zonneparken en windmolens willen, en zich op een fata morgana richten. Zoals bekend, bestaan fata morgana-oases werkeljk, maar liggen ze zeer veel verder weg dan het lijkt. De verzekering dat er deze periode in Brabant geen besluiten genomen kunnen worden kan dan ook makkelijk worden afgegeven.
Ik vind overigens dat een systeem, dat mogelijk over 20 jaar goed werkt, alleszins de moeite waard om na te streven. Alle klimaatprognoses lopen minstens tot 2050 en vaak tot 2100.  Ik ben dan ook vóór een dergeljk onderzoek. Het ‘komt te laat-argument’ is een drogreden zolang dat onderzoek naast en niet in plaats van hernieuwbare energie plaatsvindt.)


Landbouw, milieu en natuur
De algemene trend in het Akkoord is dat landbouwbedrijven beter moeten worden of moeten stoppen. De transitie zal ingrijpend zijn.
Stoppen moet beter georganiseerd worden en er moet meer geld bij.
Doorgaan betekent innoveren, minder bestrijdingsmiddelen, makkelijker een inkomen verdienen met een combinatie van landbouw, voedselproductie, recreatie, energietransitie, waterberging, het produceren van natuurlijke bouwmaterialen, landschapsbeheer en/of zorg. Onder andere wordt de grondpolitiek ingezet als  middel, en worden de Essentgelden ingezet voor de strategische grondbank. (blz30-31-32).
Verder kunnen vergunningen worden ingetrokken of tijdelijk stopgezet of verleend.(blz46)

Mestbewerking vindt plaats op het eigen erf of op categorie 4 en 5-bedrijventerreinen. Groen gas produceren met monovergisters mag, zolang het niet stinkt, de omgeving niet protesteert en de vergisters zichzelf niet onmisbaar maken.(blz32)

Mestvergister De Princepeel in St Odiliapeel

Stallen die ouder zijn dan 15 of 20 jaar moeten voor de z.g. ‘stallendeadline’ veel minder stikstof gaan uitstoten door of minder dieren, of een natuurinclusieve bedrijfsvoering, of emissiereducerende technieken. Die technieken doen echter vaak niet wat ze beloven en halen het niet bij de rechter. Daardoor zit heel Brabant vast (varkens verhinderen de vooruitgang bg).
Het Akkoord stelt de stallendeadline voor melkvee uit tot 01 jan 2026, en houdt hem voor ander vee op 01 juli 2024. Men wil zo snel mogelijk meetsystemen op bedrijfsniveau. (blz42)

Het Akkoord wil de Kader Richtlijn Water in 2027 gehaald hebben, mits het Rijk bijlapt. (blz37)
Het infiltreren van regenwater in de grond wordt bevorderd, het onttrekken wordt afgeremd met een hogere grondwaterheffing (blz37), en minder grondwaterverbruik wordt nagestreefd met nieuwe technieken (blz38).

Per Natura2000-gebied wordt er een juridisch houdbaar plan tot herstel opgesteld, waardoor vergunningverlening ex de Wet natuurbeheer makkelijker wordt.(blz41)
Het Natuur Netwerk Brabant wordt conform afspraken uitgevoerd, eerstens rond Natura2000-gebieden en in overgangszones (blz35).

Het loont om dit Bestuursakkoord te bestuderen!

De knuppel in het heilige koeienhok!

Ik heb onderstaande gastopinie aangeboden aan het Eindhovens Dagblad. Dit in reactie op een zwak artikel van twee hoogleraren met banden met de regionale Automotive Campus in Helmond. Ik vond het artikel iets teveel His Masters Voice.
Zien of en hoe het geplaatst wordt.
De twee bij elkaar horende artikelen zijn te vinden op  https://www.ed.nl/eindhoven/eindhovense-auto-wetenschappers-er-zijn-genoeg-grondstoffen-voor-50-jaar-elektrische-auto-s~ac1024fd/ en https://www.ed.nl/opinie/eindhovense-deskundigen-tegen-plannen-voor-afscheid-van-eigen-auto-onzinnig-en-onnodig~a3088ce6/   .


De knuppel in het heilige koeienhok!

In het Eindhovens Dagblad van 01 sept 2023 hebben de TU/e – hoogleraren Van de Weijer en Steinbuch een onzuivere en soms demagogische redenering neergezet, uitmondend in conclusies die het goed doen bij de Automotive Campus in Helmond.

Door lithium enerzijds en olie, gas en kolen anderzijds als vergelijkbare grootheden naast elkaar te plaatsen, zijn Van de Weijer en Steinbuch onzuiver bezig.
Lithium is immers een energie-opslagmiddel en olie, gas en kolen zijn een energiebron. Na enige voorbereidende bewerkingen kan een auto rijden op olie, maar er is geen enkele methode om een auto op lithium te laten rijden.
Een lithiumauto rijdt op stroom (bij voorkeur groen).

Waarmee de volgende omissie aan de orde komt. Beide typen auto’s functioneren in een keten. Het niet noemen van de fossiele keten bij fossiele auto’s leidt tot een veel kleinere vertekening dan het niet noemen van de hernieuwbare energie-keten bij elektrische auto’s.
Want al die groene stroom komt uiteindelijk uit windmolens en zonneparken en die vragen ook het een en ander: koper, zeldzame aarde-metalen, donorelementen in PV-panelen. En gewoon staal en aluminium, maar die moet je ook voor brandstofauto’s uit de grond halen. Je hebt niet alleen een lithiumprobleem, maar ook een neodymiumprobleem voor magneten in windmolens.

Dat de mijnbouw een ‘negatieve impact op de omgeving’ kan hebben, is een understatement van jewelste. Je kunt best wel een pekelmeer in de woestijn van zijn lithium ontdoen, maar dat proces zuipt water en als dat nou net het laatste water was, is dat niet een ‘negatieve impact’, maar direct levensbedreigend. Zo ook als de ertswinning de rivieren vergiftigt.
Schrale  troost voor de inheemse bevolking van Zuid-Amerika dat elders op de wereld kolenmijnen geacht worden dicht te gaan.
De getalsmatige beweringen omtrent de lithiumvoorraden in het artikel worden overigens niet onderbouwd, evenmin in hoeverre die voorraden winbaar zijn (is het getal netto of bruto?)

De TU/e spreekt terecht over de noodzaak tot recycling. Het zou alleen geloofwaardiger zijn als de TU/e op dit gebied activiteiten liet zien.

Het is moeilijk om hier een kant en klare toekomstvisie geven. Dat vraagt grote denkramen. Het moet in elk geval allemaal  minder en beter.
Er gaat naar alle waarschijnlijkheid een toekomst van schaarste aan gaat komen, mogelijk van rantsoenering. De eerste zorg is dan dat dat rechtvaardig gebeurt (‘de krimp begint bij de kop’). Er gaan heftige verdelingsdiscussies komen en het lijkt van de zotte om nu al uit te spreken dat een onevenredig deel van de schaarste opgeofferd moet worden aan de heilige koeien in de Helmondse Automotivestal.

Een argumentatie op het niveau van de mens als ‘aangeklede jager-verzamelaar’ is een academisch betoog onwaardig.
‘De mens’ functioneert altijd in zijn context en als die context dwingend minder materiële hulpbronnen voorschrijft, zal die mens zich daarin uiteindelijk schikken. Vloekend en knarsetandend, maar als die fase voorbij is gaat die mens wat verzinnen, bijvoorbeeld of het geluk verkrijgbaar is met minder lithium. Goede politieke leiding is hier wenselijk.

En inderdaad, dan in stedelijk gebied maar minder vaak een individuele auto en vaker een collectieve of (o Helmondse horror) de fiets of een verbeterd OV. Erisman heeft gelijk.
En misschien komt er per ongeluk wel wat moois uit. Smeed zwaarden tot ploegscharen en parkeerplaatsen tot park!

Leve Erisman!

Bernard Gerard


Zoutvlakte in de Atacama. Vaak wordt in dit soort zoutvlaktes en pekelmeren Lithium gewonnen.

Methode ontwikkeld om windturbinebladen geheel te recyclen

Publiek-private samenwerking in Denemarken is er in geslaagd een methode te ontwikkelen die afgedankte bladen van windturbines geheel te recyclen. In bovenstaand schema (van de website van de Deense windmolenbouwer Vestas) staan de deelnemende organisaties genoemd.
De publicatie in Nature ( https://www.nature.com/articles/s41586-023-05944-6 , Open access) is geschreven door onderzoekers van de Universiteit van Aarhus en van het Deens Technologisch Instituut (zoiets als het Deense TNO).

Bladen van windturbines moeten licht, taai en sterk zijn, want er werken grote krachten op en ze gaan decennia mee. Ze zijn daarom gemaakt van epoxyhars, versterkt met glas- of koolstofvezel. Tot nu toe kon je daar eigenlijk in het afvalstadium niks mee. Bladen eindigden in praktijk op de stort. De Vestas-website citeert WindEurope, dat beweert dat er vanaf 2025 jaarlijks 25000 ton turbineblad afgedankt gaat worden.
Er bestaan al pogingen tot recycling, aar die zijn lomp, en slagen er op zijn gunstigst in om alleen de vezels terug te winnen.

Een procedé om zowel de vezels als de hars terug te winnen met een zuiverheid die hergebruik toestaat, is dus uiterst welkom. En dat is precies wat nu bedacht is.

De scheikunde is voer voor specialisten en ik raad lezing voor alle andere mensen af, maar bovenstaand plaatje geeft de essentie. De vezels (glas of koolstof) zitten in een epoxymatrix en die wordt op beheerste wijze weggevreten, waardoor alles weer in zuivere vorm beschikbaar komt en hergebruikt kan worden.
De techniek werkt met bestaande bladen, hetzij nog actief, hetzij al op de stort.

Er moeten twee spoilers worden uitgesproken.

De ene is dat de in Nature beschreven techniek nog op laboratoriumschaal is. Daar werkt het. Maar het moet dus opgeschaald worden tot grootschalige proporties.

De andere is dat de in Nature beschreven techniek om een katalysator vraagt op basis van het metaal ruthenium en dat spul is duur. Op zich wordt een katalysator zelf niet opgebruikt in de reactie, maar er is nogal wat ruthenium nodig. Daar zou iets beters voor gevonden moeten worden.

Dezelfde Skrydstrup van het Nature-artikel zegt dat er een tweede methode bestaat, die Vestas vol trots presenteert op zijn website https://www.vestas.com/en/media/company-news/2023/vestas-unveils-circularity-solution-to-end-landfill-for-c3710818 , maar die (dd 02 mei2023) nog niet officieel gepresenteerd is. Mogelijk is dat beter op te schalen.

V100 2.0MW South Plains, Texas, foto website Vestas

Zie ook in de MIT Technology Review van 02 mei 2023 MIT TR over recycling windturbinebladen . Dit artikel is dus al weer drie maand recenter dan de Vestas-aankondiging en vermeldt het bestaan van de tweede methode.

De Wind op land-monitor 2021 en het probleem-Defensieradar

Het Energieakkoord en het 6000MW-windplan gemonitord
Een van de bepalingen uit het Energieakkoord uit 2013 is dat er op 31 december 2020 in Nederland 6000MW nominaal windvermogen op het land opgesteld moet staan.

De 6000MW is door de provincies onderling verdeeld. Brabant heeft 470,5MW toegewezen gekregen. Wat een provincie niet op tijd afkrijgt, moet in principe voor 2023 dubbel worden ingehaald.

De uitvoering van deze bepalingen wordt jaarlijks gemonitord, zowel nationaal als per provincie. Ik heb er op deze site al eens eerder over geschreven, zie https://www.bjmgerard.nl/radar-draagvlak-en-politiek-remmen-wind-op-land-in-brabant/  . De Monitoring van 2021 is de laatste die uitgekomen is. Hij is te vinden, samen met aanvullende uitleg, op de website van RVO https://www.rvo.nl/onderwerpen/windenergie-op-land/monitor .

Eind 2020 stond er 4177MW windenergie op land. Dat had dus 6000MW moeten zijn. Wat er eind 2020 niet gehaald moest uiterlijk eind 2023 worden ingehaald met wind, en moest als ‘boete’ extra worden ingevuld met een gelijk bedrag aan wind of zon.. 

Eind 2021 stond er 5286MW wind op land.

De prognose voor eind 2023 is 6190MW wind op land. De 6000MW Wind op land is dus, zij het met drie jaar vertraging, gehaald. Ook de extra ‘boete’, zijnde het verschil tussen 6000 en 4177MW, is met wind en zon gehaald. Het Energieakkoord 2013 is dus in Nederland als geheel met drie jaar vertraging gehaald en is nu geïntegreerd geraakt in de Regionale Energie Strategieën (RES-sen). Die RES-sen zijn als het ware als het ware de volgende bestuurlijke generatie.

Vanaf 2022 is de Monitor Wind op Land opgenomen in de nieuwe Monitor RES 2022 ( https://pbl.nl/publicaties/monitor-res-2022 ). Voor meer informatie zie de startpagnia van het Nationaal Programma RES https://www.regionale-energiestrategie.nl/default.aspx ) .

Op 01 juli 2023 moet elk van de 30 RES-regio’s een voortgangsdocument aanleveren.

Noord-Brabant
Wat hierboven staat, is landelijk.
Hierna, conform de focus van deze site, wat specifiek voor Noord-Brabant is.

De vier Brabantse RES-regio’s hebben samen de taak op zich genomen op 6,8TWh elektriciteit te produceren uit wind en grootschalige zon (>15kWp). In de Statenmededeling van GS  dd 10 jan 2023 (waaruit bovenstaande afbeelding afkomstig is), gaven GS aan dat daarvan 1,74TWh af is, 2,00TWh in de pijplijn zit, en 3,06TWh nog gevonden moet worden.
Dit betreft dus wind en grootschalige zon samen.

Kijkt men alleen naar het onderdeel Wind binnen deze cijfers, dan zal Brabant als provincie eind 2023 niet aan het Energieakkoord voldoen. Dat geldt ook voor Drente en Utrecht.
De getallen bij bovenstaand schema voor Brabant zijn per 31 december 2021  ‘Gerealiseerd’ 299MW, ‘Bouw in opdracht’ 131MW, en de overblijvende vier kleuren respectievelijk 130, 21, 0 en 60MW. Het lijn-kader is wat het moet zijn (470,5MW).
‘Bouw in opdracht’ betekent dat alle bureaucratie rond is en de molen besteld. Men mag er dan (eind 2021) op rekenen dat die molen eind 2023 functioneert. Feitelijk is het enige ‘Bouw in opdracht’-project de reeks windturbines langs de A16.
Van de andere vier categorieën moet worden afgewacht wat er gerealiseerd gaat worden maar zo ja, dan wordt dat pas vanaf 2024. Daarom telt het hier niet mee. Het deel wat aangelegd wordt, zal nog wel meetellen voor de eindafrekening van de RES-sen eind 2030.
Wat wel meetelt is 299+`131 = 430MW, zijnde 91% van wat het had moeten zijn eind 2023.

Lees deze tabel als volgt (voorbeeld MRE-gebied):

  • De Metropoolregio Eindhoven (MRE) heeft in de RES aangeboden dat eind 2030 2,0TWh = 2 miljoen MWh = 2 miljard kWh elektriciteit geproduceerd zal worden met wind en grootschalige zon. De TWh is het resultaat van het vermogen in TW en de tijd dat dat vermogen aan staat in uur.
  • Wat er eind 2021 al staat is goed voor 45.200MWh = 0,045TWh
  • Er worden momenteel in het MRE-gebied geen windmolens gebouwd (‘bouw in opdracht’)
  • Er zijn op dit moment twee voorgenomen windprojecten, te weten Bladel – De Pals en Reusel de Mierden – Agrowind (‘Bouw in voorbereiding’). Die worden samen ingeschat op 254.700MWh = 0,25TWh .
  • De drie categorieën daarna (vergunningprocedure, ruimtelijke procedure en voortraject) zijn nog zo schimmig dat ze niet worden meegeteld
  • De drie wèl meegenomen categorieën tellen op tot 0,045+0,00+0,25 = 0,30TWh
  • Die 0,30TWh is 15% van de geboden 2,0TWh
  • Ergo moet 85% van de geboden 2,0TWh uit grootschalige zon komen

De verhouding 15 versus 85% wind-zon is erg scheef en dat is een nadeel, omdat zon grillig is en omdat dat extra eisen stelt aan het elektriciteitsnet. Een gelijkmatiger verdeling wind-zon middelt zichzelf tot op zekere hoogte uit.

Oorzaken
De monitor noemt enkele oorzaken.
Een eenvoudige oorzaak is dat Brabant te laat begonnen is (zegt de Monitor).
Daarnaast speelt er het gebruikelijke geharrewar als de abstracte gedachte concreet wordt.
Maar er zijn ook oorzaken waar de provincie niets aan doen kan (zegt de Monitor), zoals de doorlooptijd bij de Raad van State en het Nevele-arrest, aansluiting op het elektriciteitsnet, levertijd van windturbines, stikstof en Defensie.
Over Defensie hieronder meer.

Defensie
Noord-Brabant is uniek door het rijke bezit van vijf militaire vliegvelden (Eindhoven, Volkel, Gilze-Rijen, De Peel en Woensdrecht) en twee civiele (Budel en Seppe). Daarnaast vlak over de Belgische grens Kleine Brogel. Bij al die militaire vliegvelden horen bouwhoogtebeperkingen en hoort radar, en die maken grote delen van Noord-Brabant ontoegankelijk voor windturbines want windturbines storen de radar.

Ik heb dit vraagstuk op deze site eerder omhanden gehad, zie https://www.bjmgerard.nl/vliegvelden-en-windturbines/ . Daar wordt verwezen naar een RVO-site https://ez.maps.arcgis.com/apps/webappviewer/index.html?id=8eaadfac232049849ad9841d35cd7451 . De site is interactief.
Hieronder een statische kaart met de radar- en bouwhoogtebeperkingen tot 300 of 500 voet van deze site (de blauw-groene tinten), geactualiseerd dd december 2022.
De radar (de cirkels) is kritischer dan de bouwhoogte. Ook als een windmolen met zijn tip onder de 500 voet blijft in het 500 voet-gebied, moet er toch gerekend worden (met het programma Perseus) of de radardekking boven de 90%  blijft. Ook buiten de getekende hoogtebeperkingsgebieden moet er gerekend worden. Dit geeft best wel problemen.
Brabant valt vooral onder de radarsystemen van Volkel, Woensdrecht en Herwijnen (welk laatste systeem extra onzekerheid met zich meebrengt omdat het naar een nog niet vastgestelde locatie verhuisd zal worden).

De eerder genoemde Statenmededeling schetst die problemen:

5. Defensieradar belemmert de huidige generatie windturbines in een deel van Brabant.

Een andere belemmerende factor waar wij nadrukkelijk aandacht voor vragen bij zowel het Rijk als NPRES, is de defensieradar. In een ruime zone rondom een vliegbasis zijn strenge toetsingseisen van kracht voor het plaatsen van windturbines. Om het vliegverkeer veilig te kunnen laten

plaatsvinden moet er voldoende radarbeeld beschikbaar zijn. Windturbines (en andere hoge objecten) kunnen dit beeld verstoren.

Drie RES-regio’s binnen Noord-Brabant (Metropool Regio Eindhoven, Hart van Brabant en Noordoost-Brabant) hebben de afgelopen tijd onderzoeken uit laten voeren naar de potentie voor windenergie binnen, maar ook buiten, de zoekgebieden van de Regionale Energiestrategieën. De resultaten van het onderzoek in de MRE-regio zijn inmiddels aan de gemeenteraden gecommuniceerd. De conclusie die uit dit onderzoek volgt, is dat het plaatsen van de huidige generatie windturbines binnen de 300 en 500 ft zones rondom de militaire vliegvelden (ook als zij binnen de maximale hoogtebeperking vallen) zonder aanvullende technische middelen welhaast onmogelijk is door de verstoring van het radarbeeld. Deze 300 en 500 ft zones beslaan zeer grote delen van de regio’s. De resterende gebieden vallen binnen de 1000 ft zone. Daarin lijken er meer mogelijkheden te zijn maar blijft in een aantal gevallen de benodigde radardekking onder de minimale vereiste dekking van 90%.

Wij hebben, samen met de RES-regio’s, een bestuurlijk gesprek met het Rijk gevraagd om te verkennen hoe met de inzet van technische middelen (zoals het benutten van meerdere radars, het technisch beperken van verstoringen en het plaatsen van extra (kleinere) radars), de mogelijkheden kunnen worden vergroot.

De resultaten van het onderzoek in de MRE, waarvan in de Statenmededeling sprake is, zijn in gecomprimeerde vorm aan de gemeenteraden meegedeeld.
De radarbeperkingen leiden tot onderstaande kaart, behorend bij de MRE-brief.

Slechts onder de zwarte lijn (beperkingen door de radar van de vliegbases Volkel en Eindhoven, en mogelijk De Peel) en boven de blauwe lijn (beperkingen door de radar van vliegbasis Kleine Brogel) kunnen windturbines gebouwd worden.
Dit blokkeert zoekgebieden in Laarbeek, Eindhoven en Someren (alleen wind) en Son en Breugel (wind en zon). Samen zijn die goed voor 0,17TWh, waarschijnlijk grotendeels wind. 0,17TWh is bijna 10% van het RES-bod van het MRE-gebied.
Bedenkt men dat de nieuwe windprojecten die wel door mogen gaan in het MRE-gebied goed zijn voor 0,25TWh, dan is de bijna 0,17TWh die er anders bijgekomen was dus veel.

Overigens vallen ook de gebieden waar windmolens wèl mogen onder radar van Volkel, maar met het softwareprogramma Perseus van TNO kan daar een zekere mate van verstoring worden toegestaan. Het effect wordt dan weggerekend.

De Monitor Wind op Land 2021 is best wel laconiek over de radarproblemen, maar men is in het Provinciehuis in Den Bosch minder relaxt. De Commissaris van de Koning, mevr. Adema, heeft een moord en brandbrief geschreven aan de staatssecretaris van Defensie Van der Maat (in zijn vorig politiek leven Gedeputeerde van o.a. Mobiliteit in datzelfde provinciehuis).
Men is in Den Bosch al jaren met Den Haag bezig over vliegvelden en windparken, maar tot  nu toe is daar niets uitgekomen. En de energie is inmiddels verrekes duur.
Waarna de situatiebeschrijving volgt zoals hierboven al uitgelegd, nog aangevuld met de problematiek van de laagvliegroutes elders in Brabant.
Het kan echt zo niet verder en daarom wil men op korte termijn een gesprek.
De brandbrief is te vinden –>

Overeenkomst om stroomnetcongestie te verminderen

Het elektriciteitsnet in Brabant zit vol tot boordevol. Er wordt hard aan gewerkt om dat met technische middelen op te lossen (bijvoorbeeld nieuwe of zwaardere leidingen of opslag), maar dat kost tijd.

Een andere oplossing is (althans, bijdrage aan een oplossing) is om het probleem niet vanuit de transportkant aan te vliegen, maar vanuit de vraag- of aanbodkant. Als er teveel  elektriciteit is, kan een bedrijf of producent besluiten om tijdelijk minder te produceren of meer af te nemen (vice versa als er te weinig stroom is).

Sinds 25 november geldt in Nederland de nieuwe Netcode elektriciteit die dit soort ‘flexibiliteitsdiensten’ mogelijk maakt. De wettelijke bepalingen zijn te vinden op https://wetten.overheid.nl/BWBR0037940/2021-02-13 .

Stedin heeft onlangs het eerste contract getekend dat tijdelijke productiebeperking mogelijk maakt. (Stedin is wat in Brabant Enexis is, maar dan in het grootste deel van Zuid-Holland, Utrecht en Zeeland).
Het contract is gesloten tussen Stedin enerzijds en Zeeuwind en Gabri  Hoek BV anderzijds, en betreft Windpark Noordpolder bij Sint Maartensdijk op Tholen. Windpark Noordpolder bestaat uit vier Enercon E82 turbines van 2.0MW elk. Zeeuwind is bestuurder en voor de helft eigenaar van het park, Gabri Hoek BV is mede-eigenaar.
Het contract heeft een looptijd t/m in elk geval 2027, wanneer er een structurele netuitbreiding op Tholen gerealiseerd wordt.

In de overeenkomst zegt Zeeuwind toe bij een piek op het stroomnet zijn molens minder te laten leveren. Daardoor kunnen in de komende jaren 2500 huishoudens zonnepanelen op hun dak laten aansluiten. 1MWH minder bij Zeeuwind betekent 10MWh meer transportcapaciteit.
Overigens doet deze netcongestie zich slechts een aantal uren per jaar voor.

Het Windpark wordt voor zijn productieverlies gecompenseerd op basis van de dan geldende marktprijs. Financieel speelt het park dus quitte. Dat is van belang, omdat Stedin niet bulkt van het geld en dit soort contracten alleen maar kan als de andere kant niet het onderste uit de kan wil.

De contractanten tonen zich beide heel blij.

Stedin heeft twee typen standaardcontracten ontwikkeld: een voor de dag van  tevoren en een andere voor op de dag zelf. OP de website van Stedin zijn deze contracten te vinden.

Het persbericht van Stedin (met doorlink naar de achterliggende informatie) is te vinden op persberichten_eerste-nederlandse-contract-voor-flexibel-elektriciteitsvermogen-volgens-nieuwe-netcode-getekend

Update

Op 16 dec 2022 meldde het Eindhovens Dagblad, dat ook Enexis in Brabant op deze wijze wil gaan werken.

Gondel van een E82 – windturbine

Update

Voor het beleid van de provincie in NBrabant zie het informatieve artikel https://www.brabant.nl/actueel/nieuws/energie/2022/actieplan-vol-stroomnet-sneller-bouwen-slimmer-gebruiken-en-flexibeler-afnemen .

Energiecontracten: vast, variabel en dynamisch

Contractvormen
De huidige discussie over energiecontracten kent twee smaken: vaste (met een looptijd van een vooraf overeengekomen aantal jaren) en variabele (met een onbeperkte looptijd en wederzijdse  mogelijkheid tot maandelijkse opzegging). Tot niet heel lang geleden waren variabele contracten op de langere termijn iets goedkoper, maar dat pakt in de huidige tijd, waarin de energieprijzen in korte tijd drastisch gestegen zijn, nu erg slecht uit.

Naast genoemde twee vormen is er een derde vorm in opkomst, de dynamische contracten. Op het moment dat dit  geschreven wordt is dat nog een niche waar elf kleine aanbieders actief zijn, te weten www.anwb.nl/huis/energie/vast-of-variabel-energiecontract , www.nextenergy.nl/, https://tibber.com/nl/lp-2 , www.zonneplan.nl/ , www.frankenergie.nl/ , www.easyenergy.com/ , www.energyzero.nl/ , https://nieuwestroom.nl/ , www.new-energy.nl/ , www.elix.nl/energy-services/ en https://www.opensourceenergie.nl/ . ENGIE is er mee bezig  ( https://www.engie.nl/over-ons/kennisbank/artikel/dynamisch-energiecontract ). Energie van Ons is via EnergyZero bezig om dynamische tarieven op te bouwen.

ANWB, NextEnergy, Tibber, FrankEnergy, EasyEnergy en EnergyZero garanderen groene energie op basis van Garanties van Oorsprong, al dan niet uit Nederland. NewEnergy levert groene stroom op aanvraag van de klant, en bij Zonneplan, NieuwStroom en OpenSourceEnergy is geen of geen duidelijke verwijzing naar groene stroom te vinden.

Ik vind de uitleg van de ANWB uitgebreid en publieksvriendelijk.
Ook een aantal bovengenoemde organisaties hebben samen een uitlegsite ontworpen op https://www.dynamische-energieprijzen.nl/ .

Ik heb verder niets met welk van de genoemde leveranciers dan ook, en mijn opsomming moet niet als aanbeveling gezien worden.

Met de implementatie van Europese regelgeving in de komende Energiewet moeten leveranciers met meer dan 200.000 klanten verplicht zo’n leveringsovereenkomst met dynamische prijzen aanbieden.

EPEX-grafiek.
Deze grafiek is te vinden op Naar de EPEX Day Ahead pagina en links in de afbeelding bij ‘View’ type ‘Graph’.

Wat is een dynamisch tarief?
De stroomprijs loopt sterk uiteen binnen een etmaal. Bovenstaande grafiek is van de EPEX-beurs en geeft de DayAhead-cijfers weer, die op 15 nov 2022 vastgezet zijn voor 16 nov 2022. Elke punt staat voor een gemiddelde over één uur.
Voor gas bestaat iets dergelijks, maar dan wordt gemiddeld over een etmaal.

Bij een variabel tarief moet een leverancier middelen over (momenteel) een maand, en bij een vast tarief over de looptijd van het contract. Hij moet dus bij het inkopen elke maand of jaar inschatten wat de energieprijs zal zijn om zijn leverantie veilig te stellen, zonder zeker te weten of de inkoop onder de verkoop ligt. Het risico ligt bij de leverancier. In feite speelt die voor bank.
Om dat risico af te dekken, zet de leverancier een risico-opslag op zijn tarief.

(Met dank aan de ANWB)

Bij dynamische energietarieven rekenen de leveranciers de markttarieven direct aan de klant door. De klant betaalt voor sec de stroom om 08.00 uur (nauwkeurig gezegd, in het interval van 07.30 – 08.30 uur) €288/MWh (zijnde 28,8 cent per kWh) , en betaalt rond 22.00 uur €99/MWh, zijnde 9,9 cent per kWh.
Het risico ligt dus nu bij de klant. Daarom zit er op de tarieven geen risico-opslag en geen winstmarge. Het enige risico is dat de klant niet betaalt, maar dat is een algemeen probleem bij het handelen in wat dan ook.
De aanbieder leeft van een abonnementsbedrag, dat aan de klant in rekening wordt gebracht. Bij bijvoorbeeld NextEnergy is dat €4,50 voor stroom en €4,50 voor gas, en bij de ANWB idem 7-7.

Het teruglevertarief voor zelf opgewekte energie is gelijk aan het aanlevertarief op dat moment (op zijn minst bij de ANWB, ik heb het bij de anderen niet gecontroleerd).

De klant krijgt deze DayAhead-tarieven op een app te zien. De getoonde app is van NextEnergy.

Let wel dat voor zowel de vaste, variabele als dynamische energiecontracten geldt dat de energiebelastingen en netbeheerkosten hetzelfde zijn. Met een dynamisch energiecontract zijn alleen de leveringskosten (de stroom sec) dynamisch. 

Met dank aan NextEnergy

De leverancier kan ervoor kiezen om als een soort betalingsregeling over bijvoorbeeld een maand te sommeren (en dus te middelen). De rekening over januari bestaat dus uit de opgetelde uurverbruiken in januari. De maandbedragen kunnen dan sterk wisselen.
Hij kan er ook voor kiezen om over een jaar te sommeren en dat door 12 te delen, waardoor voorspelbare voorschotbedragen op een onvoorspelbare werkelijkheid ontstaan.  

Wat is het voordeel van een dynamisch tarief?
Een dynamisch tarief heeft drie of vier soorten voordeel, een of twee voor de klant en twee voor het elektriciteitsnet. Die gelden vooral voor stroom en niet zo voor gas, omdat gas moeilijker verschuifbaar over de dag is.

Het eerste voordeel is simpelweg dat er zonder winst- en risico-opslag doorberekend wordt. Dat voordeel bestaat ook zonder gedragsverandering.

Het tweede voordeel ontstaat als men zijn gedrag aanpast aan de prijscurve. Dat loont vooral bij  stroomvretende activiteiten, zoals de elektrische auto opladen (zo rolde de ANWB erin) of de wasmachine aanzetten. Of de wasdroger, maar je kunt de was natuurlijk ook gewoon aan de lijn hangen, nog goedkoper. Bij de getoonde EPEX-curve moet je dus je auto diep in de nacht laden (en dat weet je dus een dag van tevoren).

De ANWB-website noemt als een typerend voorbeeld (maar dat is uiteraard sterk van van alles afhankelijk en Ohne Gewähr) een haalbaar jaarlijks voordeel voor een huishouden met een elektrische auto ruim €300, en zonder elektrische auto ruim €160. In het Eindhovens Dagblad van 10 okt 2022, waaraan iemand  van de ANWB geïnterviewd werd, werden hogere bedragen genoemd (en duizenden nieuwe klanten).
Let wel dat dit een verwachting is en geen garantie.

Zonneplan stelt dat over de periode juli-september 2022 een inactieve consument die alleen op dure momenten stroom pakte €0,59 per kWh betaalde, een consument die er een beetje op let €0,49 en een consument die er echt op let en een elektrische auto heeft €0,30 per kWh betaald heeft. Ook dit Ohne Gewähr.

Het derde voordeel is maatschappelijk: de daluren opzoeken vermindert de piekbelastingen van het elektriciteitsnet.
In theorie is het zelfs denkbaar dat het systeem aan zichzelf ten onder gaat, omdat de piekwerking zo  goed bestreden wordt dat de prijs gedurende een etmaal min of meer constant wordt.

Het vierde voordeel is dat stroomprijzen per uur de financiële basis leveren voor een verdienmodel van energieopslag. Je vult de opslag als de stroom goedkoop is, en je leegt hem als de stroom duur is. Elektrische auto’s worden zelfs al als opslag gebruikt.

Wat zijn de nadelen van een dynamisch tarief?
Als je weet wat je doet en daarnaar handelt, en als je voldoende financiële marge hebt, zijn er eigenlijk geen risico’s. In Scandinavië is (zegt de ANWB) een dynamisch energiecontract inmiddels de norm.
En je moet een slimme meter hebben.

Slimme meter van Kamstrup (dit model hangt in veel meterkasten, maar is inmiddels vervangen door een modernere versie)

De slimme meter
Voor een dynamisch energietarief is een slimme meter verplicht. De energieleverancier moet tot op het uur jouw gedrag kennen om verantwoorde inschattingen te maken van jouw energiepatroon.

Bij de invoering van de slimme meter waren  er privacy-bezwaren, zowel na een hack maar ook zonder een hack, in regulier bedrijf. Gas- en elektriciteitsverbruik, mits frequent genoeg gemonitord, geven een scherp inzicht in het persoonlijke levenspatroon van je huishouden.

Op https://www.slimmemeterportal.nl/user_session is een goede indruk te krijgen van wat een slimme meter kan. Onderstaand een fictieve demo die op deze site toegankelijk is. Je kunt ook je eigen gegevens invoeren.  

Demo-scherm vna slimmemeterportal.nl

Bij de invoering zijn beperkingen afgedwongen zoals encryptie en grofmazig uitlezen, maar blijkbaar kan er veel meer. En wat vaststaat is bijvoorbeeld dat de sociale recherche tot op de dag en kWh nauwkeurig kan aangeven wat een van uitkeringsfraude verdachte gebruikt heeft. Onduidelijk is of dat kan op basis van gegevens die sowieso al beschikbaar zijn, of dat daar een doelgerichte monitoring op last van justitie aan vooraf moet gaan.

Uitzondering op het grofmazig uitlezen is als je er zelf toestemming voor geeft. Maar het een dynamisch tarief moet je wel.

Het zou zeer onaangenaam zijn (behalve voor inbrekers) als dit systeem gehackt werd.

De ACM en de branche-organisatie
Alle energieleveranciers hebben zich verenigd in de organisatie Energie-Nederland. Op de website van deze organisatie staan een gezamenlijke verklaring met de ACM (Authoriteit Consument en Markt) over dynamische energietarieven op https://www.energie-nederland.nl/energie-nederland-acm-afspraken-energiecontracten-dynamische-prijzen/ . De ACM-tegenhanger staat op https://www.acm.nl/nl/publicaties/acm-en-energie-nederland-maken-afspraken-over-energiecontracten-met-dynamische-prijzen .

Op deze website wordt doorgelinkt naar een andere webpagina van Energie-Nederland ( https://www.energie-nederland.nl/gedragscode-consument-en-energieleverancier/ ) waarin de gedragscode voor energieleveranciers staat (die geldig is voor alle contractvormen).  
Op het einde van deze pagina staan alle leveranciers die aan deze gedragscode meewerken. Van de 11 in de aanhef van dit artikel genoemde leveranciers staan de NextEnergy, Zonneplan en New-Energy niet op deze lijst. De ANWB werkt via EnergyZero en staat daarom indirect op de lijst.
Verder wordt op eerstgenoemde website (die samen met de ACM) doorgelinkt naar een verklaring die speciaal over dynamische contracten gaat.

(Met dank aan Tibber)

Kassa, Radar en de Consumentenbond
BNNVara heeft via het programma Kassa op 24 okt 2022 aandacht besteed aan dynamische energietarieven  op https://www.bnnvara.nl/kassa/artikelen/dynamisch-energiecontract-een-goed-alternatief-voor-vast-of-variabel . Daar wordt Tjitte Mastenbroek, van de Autoriteit Consument & Markt, geciteerd.
Het is nieuw en we hebben er nog geen cijfers over, aldus Mastenbroek, en verder zei hij ongeveer wat er in dit artikel ook al gezegd is. Hij merkte nog iets van belang op over dynamische tarieven en het huidige prijsplafond:
Het prijsplafond is ook voor mensen met een flexibel contract positief.
Met het prijsplafond heb je minder last van de piekmomenten waarop energie duurder is. Tot het vastgestelde verbruik van 1200m3 gas en 2400 kWh elektriciteit, betaal je namelijk nooit meer dan 40 eurocent voor stroom en 1,45 euro voor gas. Ook niet als de inkoopprijs daar eigenlijk wel boven ligt.
Op de momenten dat de inkoopprijs voor energie laag is en onder de waarden van het energieplafond uitkomt, ga je daarvan profiteren. Je betaalt dan namelijk de prijs die geldt op de handelsmarkt
.”.

Radar heeft de webpagina https://radar.avrotros.nl/nieuws/item/energiecontracten-met-wisselende-uurtarieven-worden-steeds-populairder/ . Radar citeert vooral het eerder genoemde interview met de ANWB in Algemeen Dagblad/Eindhovens Dagblad.

De Consumentenbond heeft een algemene pagina over het kiezen van een energieleverancier https://www.consumentenbond.nl/energie-vergelijken/kiezen . Veel nieuws biedt die niet. Het algemene standpunt van de Consumentenbond is dat een dynamisch contract zinvol kan zijn, als je weet wat je doet en er boven op zit.

Stoppen met kolen levert mondiaal vier maal zoveel op dan het kost

Na elke duizendste bezoeker aan mijn home page een artikel met een wat ongewone strekking. Na de 33000ste een artikel op basis van een tekst van, voorwaar, het IMF

Inleiding
Klimaatbeleid gaat tot nu toe vooral over wat het kost, niet wat het oplevert. Het wordt teveel als een onaangename plicht gezien in plaats van als een zinvolle investering.

De geleerden Tobias Adrian van het International Monetary Fund (IMF), Patrick Bolton van Columbia Business School en Imperial College, en Alissa M. Kleinnijenhuis (Stanford Institute for Economic Policy Research and Institute for New Economic Thinking at University of Oxford ) – niet de geringste instituten – hebben voor kolen een volledige kosten-batenanalyse berekend van het afschaffen van kolen, en het invullen van de daardoor ontstane energiebehoefte met hernieuwbare energie.

Alleen voor kolen, omdat het ondoenlijk is om alle mogelijke brandstoffen in één studie mee te nemen, omdat kolen per GJ onevenredig veel CO2 uitstoten (het dubbele van gas en anderhalf maal olie), en goed zijn voor 42% van de mondiale uitstoot van fossiele brandstoffen.

Het IMF heeft de studie uitgebracht als “Working paper”. Dat betekent dat het documenten zijn van de auteurs om wetenschappelijke discussie over hun werk aan te gaan, maar dat het IMF er niet per definitie achter staat. Desalniettemin bewijst de tekst dat het denken bij het IMF behoorlijk veranderd is.

De studie is te vinden op https://www.imf.org/en/Publications/WP/Issues/2022/05/31/The-Great-Carbon-Arbitrage-518464 .

De studie handelt alsof maatregelen in 2024 ingaan en rekent tot 2100, met tussentijdse stappen in 2050 en 2070.

De studie is in eerste instantie mondiaal, maar verbijzondert soms naar landencategorieën en werelddelen. Iets daarover op het eind.

NGFS staat voor Network for Greening the Financial System

De  methode – ter voorbereiding
De studie bevat nogal wat economisch vakjargon, gebruikt databases die niet bij het grote publiek bekend zijn en de wiskunde van de studie is op zich niet moeilijk in de diepte, maar wel ingewikkeld in de breedte . Ik raad lezers dezes af om zich erin te verdiepen, maar een paar dingen moeten toch even uitgelegd worden.

  • Een Amerikaans triljoen dollar is 1000 miljard dollar. (In continentaal Europa zouden we dit een biljoen noemen).  Ik hanteer echter, in navolging van de studie, consequent de VS-eenheid triljoen.
  • Het GNP is in het Engels wat het Bruto Nationaal Product (BNP) is in het Nederlands. Het is (Wikipedia) totale toegevoegde waarde van alle goederen en diensten die in een jaar door een bepaald land wordt geproduceerd. Per hoofd van bevolking is het een primitieve welvaartsmaat. Het BNP van Nederland bedroeg in 2020 0,91 triljoen.
  • ‘Present Value’ (PV) is in het Engels wat Netto Contante Waarde (NCW) in het Nederlands is. Dat is een standaardtechniek om een jaarlijkse stroom bedragen in de toekomst terug te rekenen naar het heden. Je benoemt een klein getal, bijvoorbeeld 2,0% = 0,020 (dat heet het disconto). Als je met ingang van 2024 t/m 2099 elk jaar een bedrag ontvangt van €100, telt het bedrag van 2024 voor 1 mee, van 2025 voor 0,98, van 2026 voor 0,982, voor 2027 voor 0,983 , enz t/m voor 0,9875 in 2099. Opgeteld geeft dat €3900 . Idem bij uitgaven.
    Als je het systeem naar het verleden gebruikt in plaats van naar de toekomst, beantwoord je eigenlijk de vraag welk vast bedrag je vanaf 76 jaar geleden op de bank had moeten zetten om nu aan € te komen in ene rente op rente -systeem met 2% rente.
  • De Social Cost of Carbon (SCC).
    Dat is een abstract begrip waarin geprobeerd wordt de extra economische schade te vangen die een geloosde extra ton CO2 aanricht (‘marginale kosten’). Het gaat dus alleen om klimaatschade (dus niet om bijvoorbeeld luchtkwaliteitschade, dat is een ander verhaal).
    Het elektriciteitstarief van een kolencentrale is, zonder nadere wettelijke maatregelen, geheel opgebouwd uit voor de centrale direct relevante input zoals de kolenprijs, de kapitaalslasten, de lonen en een winstmarge.
    Daarnaast  richt de centrale ‘collateral damage’ aan. De zee stijgt er een beetje door, de Povlakte wordt nog wat droger, mensen worden door de tijgermug ziek gemaakt en werken minder hard in een hittegolf.
    Dergelijke zaken kun je met veel mitsen en maren in een getal vangen en dat heet de SCC. Men kan zich afvragen of in een land iedereen hetzelfde denkt over mitsen en maren, maar dan verzeil je in sferen van de dagelijkse politiek en dat voert hier te ver.
    Economenlogica is nu om belastingen op te leggen ter grootte van de SCC zodat de vervuiler opdraait voor zijn vervuiling. Als het stroomtarief met SCC-belasting boven de alternatieven uitkomt, is het dan exit kolencentrale.
    Dat zou nu al het geval zijn (of binnen afzienbare tijd worden) als die belasting bestond, want kolen met vervuilingsopslag zijn duurder dan zon en wind. Helaas bestaat die belasting mondiaal niet. Alleen de EU heeft met het Emission Trade System (ETS) iets wat er redelijk op lijkt (maar dan voor alle fossiele brandstoffen).
In dit schema stelt de blauwe lijn het kolengebruik voor als er niets verandert (Business As Usual, BAU). De groene lijn is wat de gezamenlijke landen hebben afgesproken in het Klimaatakkoord van Parijs. De oranje lijn het Net Zero Scenario 2050 van het Network for Greening the Financial System (NGFS) en dient in deze studie als referentie, en de rode lijn is het onuitvoerbare scenario dat in 2024 alle productie van kolen verboden wordt.


De methode in zijn basisvariant
Ontdaan van alle ingewikkeldheden is de methode simpel.

De auteurs willen de mondiale afschaffing van kolen als een transactie zien.

‘De wereld’ koopt af wat de kolenmaatschappijen van 2024 t/m 2099 hadden kunnen verdienen. In bovenstaand schema betekent dat elk jaar het verschil tussen de blauwe en de oranje lijn. Dat is de kolen-kostenpost.
Vervolgens betaal je wat er daarvoor aan hernieuwbare energie in de plaats moet komen. Dat is hernieuwbare energie-kostenpost.
Beide samen zijn de kosten van de operatie als geheel.

Vervolgens vermenigvuldig je de SCC met aantal ton CO2 en dat is dan de batenpost.

Gerekend wordt met een disconto van 2,8%.

Voor kolen (kostenpost) is behoorlijk betrouwbare kennis beschikbaar tot op het niveau van de individuele mijn, inclusief individuele kenmerken als het soort kolen, de productie, de tijdlijn etc. De enige aanname is dat het beschikbare databestand volledig is en blijft, dus weinig of geen nieuwe mijnen.

Voor hernieuwbare energie (kostenpost) moet je wel zaken aannemen.
In het basisscenario wordt verondersteld dat die voor 50% uit zon bestaat, 25% uit wind op land en 25% voor wind op zee. Verondersteld wordt verder dat die respectievelijk voor 16,1% , 36% en 40% van het jaar vollast draaien, dat de levensduur 30 jaar is, en dat investeringskosten een experimenteel bevestigde schaal- en leercurve blijven volgen, de wet van Wright (die steeds vlakker daalt).

In een SCC-waarde kun je een veelheid aan aannames stoppen, wat er voor zorgt dat er een hele range aan SCC-waardes is (die ook nog eens in variërend tempo kunnen oplopen richting 2100).
De IMF-studie kiest voor $75 per ton CO2 . Ter vergelijking: Het ETS schommelt in 2022 rond de €80/ton CO2 .

Dit alles gezegd zijnde, komt er het volgende opmerkelijke plaatje uit:

Hierbij een toelichting:

  • De eerste dat het uitvoeren van deze operatie sec de temperatuurstijging van de aarde ten opzichte van nu 2,14°C kleiner doet zijn. Dus als nietsdoen (een irreële aanname) op 5,14°C zou zijn uitgekomen, dan met alleen deze operatie op 3,0°C . Dit als fictief uitlegvoorbeeld.
  • De operatie spaart 1426 Gton CO2 uit.
  • De kosten van de operatie zijn 29 triljoen $ en de baten van de operatie zijn 117 triljoen dollar (dus Netto Contante Waarde). Per saldo is dat 78 triljoen $ netto.
  • Binnen de kosten van 29,03 triljoen $ gaat 0,05 triljoen naar het uitkopen van de kolenindustrie (de ‘opportunity costs’) en 28,98 triljoen naar investeringen in hernieuwbare energie. Het uitkopen van de kolenindustrie is dus verhoudingsgewijze peanuts.

De methode en er mee spelen
In essentie hebben de auteurs een computerprogramma gebouwd waarin men allerlei waarden kan stoppen. Je kunt er ook andere waarden instoppen, en dat hebben de auteurs dan ook gedaan. Dat heet een gevoeligheidsanalyse.

Wat onmiddellijk opvalt is dat elke Spielerei met uitkoopkosten van de mondiale kolenindustrie (0,05 triljoen$ = 50 miljard $) voor het grote geheel irrelevant is.
Vanwege het systeem zitten bijvoorbeeld personeelskosten alleen maar in de basisvariant zolang deze mensen nog voor de kolenmijn werken, en zit er bijvoorbeeld geen omscholing en een sociaal plan in, maar dat valt eenvoudig in te voeren en is niet in de afronding terug te zien, zelfs als het om 10% van de uitkoopwaarde gaat.

Uit een rits controlevragen blijkt dat sommige dingen er wel toe doen en andere niet of nauwelijks. Steeds verander je één ding en de rest niet.

  • De hoogte van de SCC doet er heel erg toe. Bij een SCC van 61$/ton CO2 bedraagt het netto saldo 58,5 triljoen$, bij een SCC van 75$/ton CO2 bedraagt het netto saldo de 78 triljoen$ uit het basisscenario, en bij een SCC van 168$/ton CO2 bedraagt het netto saldo 211 triljoen$.
    Maar pas onder de 20$/ton CO2 verdwijnt het netto saldo.
  • Alle kolenmijnen per 2024 meteen dichtgooien heeft t.o.v. het basisscenario een bescheiden meerwaarde: 87 i.p.v. 78 triljoen $
  • Schuiven binnen de verhouding zon-wind (50-50 of 56-44) maakt niet veel uit
  • Een deel van de energie uit aardgas blijven halen verslechtert de uitkomst dramatisch: bij 45% zon, 45% wind en 10% gas blijft er van het netto saldo 23 triljoen$ over (van de 78). Reden is dat gas duurder is dan kolen (de uitkoopkosten nemen toe) en dat de baten minder worden want meer CO2 .
  • Wat flink scheelt is de leer- en schaalcurve. Met die curve eindigt het saldo op de 78 trillioen$ van de basisvariant, zonder die curve op 62 trillioen$
  • Wat een heel forse invloed is, is de levensduur van de hernieuwbare installaties. De 30 jaar van het basismodel leidt tot 78 trillioen$, een levensduur van 50 jaar tot 98 trillioen$ en een levensduur tot ze zo ongeveer omvallen tot 214 trillioen$
  • Redelijke alternatieve discontoaannames hebben betrekkelijk weinig invloed.

De studie neemt geen andere vormen van hernieuwbare energie mee als geothermie, biomassa en waterkracht, omdat zon en wind mondiaal domineren en dat vanwege de leer- en schaalcurve nog meer gaan doen (voor genoemde alternatieven bestaat nog geen leer- en schaalcurve). De uitsluiting is niet principieel.

Mijn mening (even in aanvulling op de bespreking van het rapport) is dat in Nederland, waar het hernieuwbare energieprobleem gedomineerd wordt door ruimtegebrek, ook energievormen een kans moeten krijgen die economisch minder ver gevorderd zijn, maar wel minder ruimte vragen.

De Bear Run Mine van Peabody in de VS (van de Peabody-website)


Hoe kom je aan die 29 triljoen ?
Het is en blijft een IMF-document en dus zoekt met zijn heil in internationale financiele constructies tussen landen en grote actors.
Betrekkingen tussen het IMF en landen hebben een lange geschiedenis, met wortels in het kolonialisme en in onrechtvaardige handelsverhoudingen, en hebben bijvoorbeeld ook te maken met grote bezuinigingsoperaties. Ik weet hier te weinig van om er een verhaal over te kunnen schrijven.
Daarom beschrijf ik hier sec hoe het IMF deze 29 triljoen-operatie denkt uit te voeren.

Het IMF bepleit publiek-private constructies met vier partijen: een private partij die een concessie beheert en een overheidsorgaan (met alleen die twee heb je zoiets als de NAM in Groningen), en daarnaast een ontwikkelingsbank en institutionele beleggers (bijvoorbeeld verzekeraars en pensioenfondsen). De ontwikkelingsbank zou dan de daadwerkelijke uitrol van hernieuwbare energie organiseren.
Een bestaande aanpak, die van IFC-Amundi, levert een rekenvoorbeeld. De IFC is een zusterorganisatie van de Wereldbank en Amundi (een Franse onderneming) is een grote investeringsbeheerder. Met de samenwerking is een Maatschappelijk Verantwoord Investeringsorgaan opgericht (alles naar eigen zeggen, er staat het een en ander op https://en.wikipedia.org/wiki/Amundi , kopje social responsible investment). Bij  elkaar was de totale deal 2 miljard , waarvan de 10% meest riskante voor rekening van de overheid kwam.
De moraal is dat weinig publiek geld (bijvoorbeeld 10% van 29 trijoen) veel privaatgeld in beweging kan brengen (te weten 90% van 29 triljoen). Een en ander wisselt sterk van land tot land, maar in de context van deze site voert het te ver om daarop door te gaan.

Wat zou helpen, zeggen de auteurs, is als de $100 miljard per jaar, die in het Klimaatakkoord aan de ontwikkelingslanden beloofd is, aan de voorwaarde gekoppeld worden dat kolen vervangen moeten worden door hernieuwbare energie – waarbij de beloofde $100 miljard per jaar wel uitbetaald wordt.

De IMF-tekst is primair mondiaal. Zo heb ik hem behandeld. Maar de gedachte is op te splitsen per werelddeel of landencategorie. Dit diagram geeft daarvan een indruk. De grote linkse balk boven ‘world’ is genoemde 29 triljoen, die vervolgens op verschillende wijze opgesplitst is.
Bedenk opnieuw dat het gaat om vervanging van kolen door hernieuwbaar. Als er nauwelijks kolen verbruikt worden (Latijns Amerika), wordt er nauwelijks hernieuwbaar voor teruggeplaatst.
Dit kolen-verhaal gaat over een deel van een groter geheel.