Luchtmetingen op en rond Eindhoven Airport in 2022

Intro
Er hebben in 2022 twee onderzoeken plaatsgevonden, die beide, op basis van metingen, uitspraken doen over de luchtkwaliteit op en rond Eindhoven Airport.

Het ene onderzoek is uitgevoerd namens de gemeenten en provincie, academisch begeleid door TNO, en met de administratie bij de Omgevingsdienst ODZOB. Hiertoe is het Regionaal Meetnet ILM2 opgericht .
Onlangs is hiervan het Jaarrapport over 2022 uitgebracht.
Alle Nieuwsbrieven en alle openbare documenten betreffende het meetnet zijn te vinden op https://odzob.nl/meetnet?cookie=1594390759271 . Voor 2022 zijn relevant de Aanbiedingsbrief, de Infograhic en het rapport zelf, alle over 2022.
De Infographic is dynamisch. Wie hem in interactieve vorm wil, kan hem vinden op https://odzob.nl/file-download/download/public/2879 . Bovenstaande afbeelding is de still ‘Luchthavengebied’ uit deze infographic.
In deze Jaarrapportage 2022 worden drie hoofdgebieden onderscheiden: het stedelijk gebied Eindhoven-Helmond, het Luchthavengebied en het buitengebied.
Dit artikel spreekt slechts over het Luchthavengebied en over de regionale achtergrond: die werkt overal, ook in het Luchthavengebied. Voor een bredere scope kan men terecht op https://www.bjmgerard.nl/jaarrapportage-luchtkwaliteit-zo-brabant-2022/ .

Drie van de 49 stations van het Regionaal Meetnet bevinden zich rond het vliegveld (verderop een plattegrond). Alle stations van het Regionaal Meetnet meten NO2 en de fijnstofdiameters (in micrometer µm) PM10, PM2.5, en PM1. Daarnaast meten de drie stations rond het vliegveld ook PM0.1, oftewel ultrafijn stof oftewel UFP (UltraFine Particles, met een ondergrens van 0,01 µm). UFP wordt geteld (in aantal/cm3 )

Het Jaarrapport 2022 van het Regionaal Meetnet behandelt het Luchthavengebied in een apart hoofdstuk.

Het andere onderzoek  is ook door TNO (Van Dinther et alii) uitgevoerd, maar nu in opdracht van Eindhoven Airport, met als doel een indicatieve waarde te geven van de concentraties waaraan het personeel wordt blootgesteld. Daartoe zijn twee locaties op het platform gedefinieerd  LIMA-1 en LIMA-2. De plekken zijn ‘worst case’ gekozen: men verwacht dat het daar het ergst is.
Op beide locaties wordt gemeten van PM0.007 t/m PM3 (weer µm).
Op LIMA-1 werd ook roet gemeten.
De meting is uitgevoerd van 07 april 2022 t/m 09 mei 2022.
Het resultaat van dit onderzoek is te downloaden op https://assets.ctfassets.net/80dqdqpre1qk/UAP7ZOgVr6eslsLfemUtS/fda0e863dc2649893c28436cbdcdd249/TNO_rapport_R11315_-_UFP_concentraties_op_Eindhoven_Airport.pdf . Enkele afbeeldingen uit dit rapport worden in dit artikel gebruikt.

Vanwege de andersoortige locaties en de andere technische kenmerken zijn de UFP-metingen van het Regionale Meetnet en van de EhvAirport-meting niet zomaar een op een te vergelijken. De op  LIMA-1 en -2 gebruikte instrumenten meten door hun technische specificaties  in overigens gelijke omstandigheden meer deeltjes.

De achtergrond
De gangbare stoffen NO2 en PM10 t/m PM1 worden over een groot gebied en op vele statios gemeten. Daardoor kan er een soort regionale achtergrondconcentraties worden vastgesteld ( namelijk door simpelweg aan te nemen dat de waarde waaronder de laagste 10% van de meting zit de achtergrond is.
De achtergronden zijn seizoen-, weer- en wind- en stofafhankelijk, dus variabel. Als men over alle stations in de regio en  steeds over een maand middelt, kwam daar in 2022 ongeveer het volgende beeld uit (denk om elk grafiekpunt een foutenmarge, dus neem alles niet te letterlijk):

Een betrouwbare achtergrondmeting voor UFP is met het beperkte aantal meetinstrumenten en de beperkte meettijd van LIMA-1 en -2 niet goed mogelijk.
Het Regionaal Meetnet noemt voor zijn drie meetstations buiten het vliegveld een uurgemiddelde achtergrond van 3000 tot 5000 deeltjes per cm3.
Het EhvAirport-onderzoek komt op een uurgemiddelde achtergrond van 5000 tot 10.000 deeltjes/cm3 .

Resultaten Regionaal Meetnet ter plekke van het vliegveld

Rond het vliegveld staan de regionale meetstations I02 (bij de Zuidwestpunt van de baan), I14 (bij de Noordoostkant, ongeveer bij de Spottershill)  en I25 (ongeveer op de hoek van EhvAirport en Flight Forum). Station I02 geeft het meest zuiver alleen het vliegveld weer, omdat daar geen andere grote bronnen in de buurt liggen.
Onder de tabel met de drie vliegveldstations ter vergelijking  de scores als men over alle metingen van alle stations in de hele regio in het hele jaar 2022 middelt. De drie vliegveldstations scoren meestal iets slechter op de gangbaar gemeten stoffen dan het regionaal gemiddelde.

Twee kanttekeningen:

  • Er waren in 2022 wegwerkzaamheden nabij de Spottershill, zodat I14 teveel fijn stof aangeeft en te weinig NO2 (minder verkeer) dan normaal
  • Na afloop bleek dat de UFP-sensoren een tijd niet goed gewerkt hadden. Men heeft dat opgelost door de verslagperiode te verschuiven van juli 2021 t/m juni 2022, zodat de periode alsnog een heel jaar was. Bijkomende mazzel was dat men daardoor de wegwerkzaamheden grotendeels misliep.


(Verloop van de UFP-concentratie op de drie ILM-stations in het verloop van de dag)

Resultaten van de platformmetingen LIMA-1 en -2
Eerst de kanttekening dat de meetapparaten nu dicht bij de motoren staan. Over die korte afstand spreidt en verdunt de pluim nog nauwelijks. Dat wil zeggen dat de meter de emissie slechts registreert als de wind precies van de motor naar de meter waait (zeker als het hard waait). Er zit dus een duidelijk toevalselement in de metingen.
Metingen bestaan daardoor in ruwe vorm vooral uit een groot aantal korte, hoge pieken. Zo hoog, dat sommige pieken boven de bovengrens uitkwamen van wat de meetapparatuur nog kon verwerken. Gemiddeldes kunnen dus lichtelijk een onderschatting zijn.

Met een spijkerbed aan metingen valt niet te werken. Enige vorm van middeling is nodig en dan hangt het er van af van welke middelingsperiode men kiest. Hoe langer de middelingstermijn, hoe lager de concentratie,

Middelingsperiode = 1 sec, meetperiode is 33 dagen

Middelingsperiode = 1 uur, metingen gecomprimeerd tot één etmaal, afgezet tegen aantal vluchten

Lopend acht uurs-gemiddelde, meetperiode is 33 dagen

Middelingstermijn is de hele meetperiode van 33 dagen

Normen en richtlijnen voor UFP voor werknemers
Normen (in juridische zin) bestaan nog niet, gesettelde richtlijnen ook nog niet. Er beginnen wel informele richtliujnen te ontstaan, die zich baseren op een acht uurs-gemiddelde.
Het RIVM heeft in 2010 tijdelijke nano-referentiewaarden gepubliceerd voor 23 chemicaliën in de nanovorm ( https://www.rivm.nl/publicaties/tijdelijke-nano-referentiewaarden-bruikbaarheid-van-concept-en-van-gepubliceerde ) . Het RIVM zit (pragmatisch, geen garanties) op 20.000 tot 40.000 deeltjes/cm3 .
Rijkswaterstaat gebruikt een bedrijfsinterne referentiewaarde voor blootstelling aan UFP van 60.000 deeltjes/cm3 op acht uurs-basis en van 50.000 deeltjes/cm3 op weekbasis . De regel is ontworpen voor mensen die langs de weg werken.

Het acht  uurs-gemiddelde zat tussen 9 en 17 uur op LIMA-1 19% van de tijd boven de 60.000 deeltjes/cm3 , en op LIMA-2 63% van de tijd, aldus TNO (die ook een vinger in de pap heeft in de ARBO-wetenschap).

Roet
De LIMA-1 meting leidt tot een over de meetperiode gemiddelde roetconcentratie van 0,82µg/m3 (roetdeeltjes worden gewogen, niet geteld).
Ter vergelijking: de kast van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit van het RIVM aan de Eindhovense Noord-Brabantlaan (bij het Evoluon) geeft 0,95µg/m3 .
Wat roet betreft is het platform ongeveer even vuil als het trottoir van de Noord-Brabantlaan.

Update dd 15 dec 2023: Overigens stond er in Environmental Science and Technology (een serieus blad) van 05 juli 2023 een artikel, waarin de auteur uitlegde hoe het roetgehalte van uitlaatgassen van een straalmotor door nabehandeling. Zie https://doi.org/10.1021/acs.est.3c01048 .

Het militaire vliegveld
Dat heeft geen meetbare invloed op de twee meetpunten op het platform (het militaire vliegveld heeft ongeveer zeven keer zo weinig vliegbewegingen). Andersom zal de invloed er wel zijn.

Medische effecten
De TNO-studie is in deze beknopt en verwijst vooral naar het rapport van de Gezondheidsraad uit 2021 https://www.gezondheidsraad.nl/binaries/gezondheidsraad/documenten/adviezen/2021/09/15/risicos-van-ultrafijnstof-in-de-buitenlucht/achtergronddocument-Gezondheidseffecten-ultrafijnstof.pdf .
Ultrafijnstof komt in de bloedbaan en kan effecten hebben elders in het lichaam, maar de geleerden zijn nog terughuodend met sterke uitspraken. Mogelijk is er schade aan hart en bloedvaten en aan de groei van een foetus.
Op deze plaats geen uitgebreide verhandeling. Zie eventueel Ultrafijnstofonderzoek RIVM rond Schiphol en Over en naar aanleiding van het UFP-rapport van de Gezondheidsraad .

Vergelijking met Schiphol
TNO was eerder ook in beeld bij UFP-metingen op Schiphol.
De vergelijking is moeilijk omdat er een aantal uitgangspunten verschillen (o.a. Corona, vaste versus mobiele metingen, Schiphol zes startbanen versus Eindhoven één, op Schiphol intercontinentale dus zwaardere vliegtuigen).
Voor wat het waard is: volgens TNO zitten de UFP-concentraties op Schiphol anderhalf tot vier maal zo hoog als op Eindhoven.

Aanbevelingen van TNO

  • Voer een persoonsgebonden blootstellingsonderzoek door, dus niet alleen de concentratie meten, maar ook hoe werknemers zich daarbinnen bewegen
  • Maak alles zoveel mogelijk elektrisch (staat al voor 2030 gepland, kan mogelijk sneller? Bg)
  • Hoe werknemers uit de buurt van startende motoren

Jaarrapportage Luchtkwaliteit ZO Brabant 2022

Intro
De regio Zuidoost Brabant is bijna klaar met de opbouw van een Regionaal Meetnet ILM2, dat de regio afdekt. TNO beheert het meetnet inhoudelijk en brengt elk jaar verslag uit.
Het eerste verslag ging over 2021, in welk jaar het meetnet nog in opbouw was.
Onlangs verscheen het verslag over 2022. In dat jaar zijn er vier meetstations bijgeplaatst en twee overleden, wat het totale aantal op 47 vaste en twee tijdelijke meetstations (in Nuenen) brengt. Een meetstation heet officieel een CAIRE-box.
De regio wordt verdeeld in drie hoofd-gebieden: de steden Eindhoven en Helmond (met 21 resp. 4 vaste meetstations), het Luchthavengebied (met drie vaste meetstations) en het buitengebied met 19 vaste meetstations.
Alle meetstations meten PM10, PM2.5 en PM1 (fijn stof met het getal als maximum diameter). Dit ging goed: deze categorieën hebben gemeten gedurende 98% van de tijd dat ze hadden kunnen meten.
De drie meetstations bij het vliegveld meten ook ultrafijn stof (UFP, ook wel PM0.1).
Daarnaast meten alle stations ook NO2 , maar dat blijkt lastig en gaat niet altijd goed. Het was enig passen en meten om aar een goed verslag uitte krijgen.

Naast het ILM2-net Er stonden er altijd al drie meetkasten van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) van het RIVM (Eindhoven Genovevalaan en Noord-Brabantlaan, en Veldhoven Europalaan). Deze zijn gebruikt voor controle en ijking, en dat klopt allemaal redelijk.

Welk document is waar te vinden?
Het meetnet wordt organisatorisch beheerd door de OmgevingsDienst ZO Brabant (de ODZOB). Alle Nieuwsbrieven en alle openbare documenten betreffende het meetnet zijn te vinden op https://odzob.nl/meetnet?cookie=1594390759271 . Voor 2022 zijn relevant de Aanbiedingsbrief, de Infograhic en het rapport zelf, alle over 2022.
De Infographic is dynamisch en kan hier niet als zodanig in beeld worden gebracht. Wie hem in actieve vorm wil, kan hem vinden op https://odzob.nl/file-download/download/public/2879 . Hieronder het fijnstof-scherm uit de Infographic.

Ik heb op deze site ook al geschreven over de rapportage 2021. Dit is te vinden op https://www.bjmgerard.nl/over-2021-fijn-stof-meten-in-zo-brabant/ . Kortheidshalve herhaal ik het meeste niet, dat daar al staat.
Dit  artikel linkt door naar eerdere artikelen, waarvan ik aandacht vraag voor https://www.bjmgerard.nl/luchtmeting-door-meetnetten-en-burgergroepen-in-zo-brabant/ .
De site van TNO zelf over het onderwerp is https://ilm2.site.dustmonitoring.nl/ .

Verder is in dit verband vermeldenswaard het afsluitende artikel van Milieudefensie tegen het weghalen van de Knip in de Vestdijk ( https://www.bjmgerard.nl/knip-vestdijk-slag-verloren-uitkomst-oorlog-nog-onduidelijk/ ). De concentratie zat toen (op basis van de juridisch voorgeschreven modelberekening) jaargemiddeld boven de wettelijke grens. Na de, inmiddels voltooide, herinrichting lijkt hij er (op basis van een juridisch niet tellende meting) een eind onder te zitten. Waarschijnlijk heeft de herinrichting geholpen.

De resultaten van alle meetstations in relatie tot de norm
Ik kies er wat thema’s uit. Verder verwijs ik naar 2021.

Eerst gewoon de resultaten per meetstation.


De EU-grenswaarde (die ook in  Nederland wet is) wordt in geen vervuilingscategorie op enig meetpunt overschreden (hoewel de Eindhovense Fellenoord aandacht blijft verdienen).
De WHO-advieswaarde wordt voor PM10 bijna altijd overschreden, en voor PM2.5 en NO2 altijd. Men gelieve er overigens wel rekening mee te houden dat de nauwkeurigheid van een individueel gemiddelde er 20% naast kan zitten en dat er vanwege het weer toevalseffecten bestaan.


De achtergrond
Hierboven het gangbare schema van de herkomst van luchtvervuiling.

TNO definieert de achtergrond als de waarde waaronder 10% van de metingen zit.
De nationale en grensoverschrijdende concentraties samen heten de regionale achtergrond. Die is dus in de hele regio hetzelfde.
In ZO Brabant beslaat de regionale achtergrond voor fijn stof ongeveer 60% (in de zomer) tot 75% (in de winter) van alle fijn stof. Van dat percentage komt grofweg de helft uit  natuurlijke bronnen en de helft uit het buitenland (vooral bij oostelijke windrichtingen).
Deze regionale achtergrond komt tot uiting bij meetstations ver van de bewoonde wereld (bijvoorbeeld ILM47, Oirschot Neereindseweg).

Bovenop de regionale achtergrond komt de stedelijke achtergrond. Dat is het effect van de diverse stedelijke bronnen, als die zichzelf over de nabije omgeving uitgesmeerd hebben. De regionale en de stedelijke achtergrond is wat je meet in de wat grotere Eindhovense stadsparken, zoals bijv. ILM17, Eindhoven Genneperweg.

Bovenop de stedelijke achtergrond komen verkeersintensieve pieken, zoals bijvoorbeeld de Eindhovense Kennedylaan (ILM40).

Tot hier toe dus alleen over fijnstof.

NO2
NO2 is vooral verkeergerelateerd en dus lokaler. Iets minder dan de helft van de NO2 -achtergrond komt van buiten of uit de natuur. De stedelijke achtergrond telt een hoger bedrag bij de regionale achtergrond op dan dat dat bij fijn stof gebeurt.

De verkeersgerelateerdheid blijk2t ook uit het gegeven dat NO2 een etmaalritme heeft waarin de ochtendspits en de avondspits goed herkenbaar zijn (boven). Het verkeer is gemiddeld over alle verkeersintensieve locaties.

De milieuzone
De metingen binnen en op de Eindhovense Ring laten zien (boven) dat de Eindhovense milieuzone (het gebied binnen de Ring) een beperkt, direct meetbaar, gunstig effect heeft. (Daarnaast hebben milieuzones een indirect effect omdat de tot elektrificatie van de logistiek leiden die ook buiten de milieuzone tot uiting komt. Maar dat komt in dit meetrelaas niet aan de orde bg).

Houtstook
Een deel van met name het PM2.5 – signaal komt van huishoudelijk stoken van hout.

De veeteelt
In het buitengebied waren in 2022 19 meetstations actief. Deze zijn geparkeerd met het oog op de veeteelt. Daarbij is de GCN-kaart van het RIVM gebruikt die al bekend was (Grootschalige Concentraties in Nederland, https://www.rivm.nl/gcn-gdn-kaarten ). Tien meetstations (waaronder vier betaald door een gemeente) zijn gezet waar men een laag risico verwachtte (PM10 < 1µg/m3), zes bij een middelrisico (1 – 5µg/m3), en drie bij een hoog risico (PM10 > 5µg/m3).

Het gemeten beeld wisselt. Hierboven zijn meetreeksen op zes stations, opgenomen in april 2022, te zien. Met name de meetpunten 142, 143 en 144 vertonen pieken. In de nabijheid van deze meetstations staan pluimveebedrijven, maar het is nog te vroeg voor harde uitspraken over oorzaak en gevolg.

Het vliegveld
Er staan drie meetpunten bij het vliegveld, die alle, behalve de eerder genoemde stoffen, ook op Ultrafijn Stof meten (UFS).

Door wegwerkzaamheden in de buurt zijn de PM1, -2.5 en -10 gegevens van meetpunt 114 te hoog. Deze kunnen beter niet meegenomen worden.
Om dezelfde reden (minder verkeer) zijn de NO2 – cijfers lager dan normaal.

De UFP-meting ging een tijd lang niet goed, maar dat bleek pas achteraf. Dit is aangepast door de meetperiode te veranderen in juli 2021 t/m juni 2022. Daardoor kwam men toch aan een heel jaar. Bijkomend gelukje is dat deze metingen daardoor niet beïnvloed zijn door de wegwerkzaamheden.

(De UFP-aantallen moeten * 1000)

De UFP-gemiddeldes moet men zien als het gemiddelde van heel veel korte, maar veel hogere pieken.

Op de site van het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2), https://bvm2.nl is een bewerking van deze passage over het vliegveld verschenen onder https://bvm2.nl/luchtmetingen-op-en-rond-eindhoven-airport-in-2022/ , waarin dieper op de resultaten wordt ingegaan. Tevens zal daar ook een apart UFP-onderzoek besproken worden, dat TNO met gevoeliger meters op het platform van Eindhoven Airport in 2022 uitgevoerd heeft, buiten het hier besproken regionale onderzoek om.

Bij nader inzien stond er in dit tweede artikel zoveel nieuws, dat ik het ook op mijn eigen site gezet heb. Zie het volgende atikel onder www.bjmgerard.nl/luchtmetingen-op-en-rond-eindhoven-airport-in-2022/ .

(Infographic Luchthavengebied)

Europese landen stoppen meer geld in asfalt dan in rails en dat moet anders van Greenpeace

Over de periode 1995-2018 gaven de gezamenlijke Europese landen €1500 miljard uit aan nieuw asfalt, en €930 miljard aan nieuwe spoorlijnen. Dat is 66% meer.
Over de periode 2028-2021 was het verschil in financiering 21%.
Over de periode 1995-2018 gaven de gezamenlijke Europese landen €130 miljard uit aan infrastructuur voor de luchtvaart, waaronder voor twaalf nieuwe vliegvelden.

Waar wat te vinden is
Dat staat in het rapport, dat het Wuppertalinstituut für Klima, Umwelt, Energie gGmbH ( www.wupperinst.org )  en de T3 Transportation Think Tank ( www.t3-forschung.de ) op 19 september 2023 hebben uitgebracht op verzoek van Greenpeace Europa. Met ‘Europa’ wordt bedoeld de EU27, het UK, Noorwegen en Zwitserland.
Het persbericht van Greenpeace is te vinden op https://www.greenpeace.org/eu-unit/issues/climate-energy/46794/europe-lost-15000-km-of-rail-built-30000-km-of-motorway-since-1995/ .

De volledige studie is te vinden op https://greenpeace.at/uploads/2023/09/analysis_development-of-transport-infrastructure-in-europe_2023.pdf .
Er is een fact sheet, die men kan lezen als een samenvatting, op https://greenpeace.at/uploads/2023/09/factsheet_key-findings-and-country-data_transport-infrastructure-report_september-2023.pdf .

Meer feiten
Van 1995 tot 2020 is de totale lengte van de snelwegen in de 30 landen gegroeid van 51494km naar 82493km. Dat is met 60% . Dat ligt echter sterk verschillend van land tot land.

Gelijktijdig  is de totale lengte van het spoorwegnet in de EU + UK (passagier + vracht + tram/metro samen) met 6,5% afgenomen van 241.470km naar 225820km. Dit betreft grotendeels regionale lijnen in Duitsland, Polen en Frankrijk. Er staat een minder grote uitbreiding van het HSL-net tegenover.
Ook dit ligt sterk verschillend van land tot land. In Letland is het railnet met 23% gekrompen, in Spanje is het met 14% gegroeid.
Ruim 2500 stations zijn tijdelijk of permanent gesloten.

In Nederland steeg de totale lengte snelweg in de beschouwde periode van 1927km naar 2428km (dat is met 26%). Dat kostte bij elkaar €47 miljard.
Het Nederlandse railnet werd 12,4% langer. Dat kostte bij elkaar €22 miljard. De totale spoorweglengte in Nederland is nu 3200km (CBS). Daarvan is 90km HSL.
Er ging 34km spoor dicht (op drie lijnen), waarbij 17 stations sloten. Twee van de drie lijnen zouden met weinig moeite heropend kunnen worden.
In 2003 ging er een nieuwe baan op Schiphol open (de Polderbaan) a raison van €0,34 miljard.

De opinie van Greenpeace
Greenpeace wijst erop dat een passagier-kilometer met de trein in Europa gemiddeld 77% minder broeikasgassen uitstoot dan een passagier-kilometer auto.
In de beschouwde periode is de uitstoot van broeikasgassen door de transportsector in de EU met 15% gestegen. Deze sector is daarmee de enige sector die zijn broeikasgasemissies niet teruggebracht heeft.

Greenpeace eist dan ook:

Verplaats geldstromen van weg- en luchtvervoer naar spoorvervoer, openbaar vervoer en niet-gemotoriseerde vervoerswijzen:

  • Verhoog de regionale, nationale en Europese overheidsfinanciering voor echt duurzame vervoersoplossingen en bouw een dicht openbaar vervoernetwerk dat niemand achterlaat.  Toekomstige debatten over de EU-begroting moeten leiden tot massale investeringen in de verbetering en modernisering van de bestaande spoorweginfrastructuur om het spoor een toegankelijke optie voor mensen te maken, ook in landelijke en perifere gebieden, en tot aanvullende financieringsbronnen om ontbrekende schakels te sluiten en knelpunten weg te werken voor grensoverschrijdend verkeer in de EU.
  • Overheidsfondsen (incl. cohesiefondsen van de EU, Connecting Europe Facility, leningen van de Europese Investeringsbank, leningen van de Europese Investeringsbank, nationale begrotingen) mogen niet worden verspild aan uitbreiding van snelwegen en luchthavencapaciteit om extra koolstofintensieve vervoerswijzen te voorkomen. Het geld van de belastingbetaler moet uitsluitend gericht zijn op de overgang van een op de auto gericht transportsysteem naar een eerlijk en duurzaam mobiliteitssysteem.
  • Stop alle subsidies voor fossiele brandstoffen aan de transportsector, behalve die welke die rechtstreeks ten goede komen aan minder bevoorrechte mensen (bv. de woon-werkvergoeding voor mensen zonder toegang tot openbaar vervoer). Belastingvrijstellingen voor luchtvervoer alleen al kosten 34 miljard euro per jaar in Europa. Het uitfaseren van subsidies zou nieuwe inkomsten genereren om te investeren in oplossingen zoals het spoor.

    Maak de transportinfrastructuur geschikt voor milieu- en klimaatuitdagingen
  • Stop alle nieuwe snelwegprojecten in Europa (afkondigen van een moratorium) en stop de uitbreiding van bestaande snelwegen. Investeringen in wegen moeten strikt beperkt blijven tot noodzakelijke opknapbeurten en veiligheidsverbeteringen en niet leiden tot een grotere capaciteit.
  • Herontwerp geselecteerde stedelijke snelwegen in multimodale infrastructuur en openbare autovrije en groene ruimten om mensen te helpen over te stappen op schonere vervoerswijzen en te beschermen tegen de gevolgen van de klimaatcrisis (bijv. hittegolven).
  • Stop alle nieuwe luchthavenprojecten en alle luchthavenuitbreidingen. Investeringen in luchthavens moeten strikt beperkt blijven tot noodzakelijke opknapbeurten en veiligheidsverbeteringen en niet leiden tot een hogere capaciteit.
  • Stop de sluiting van spoorlijnen en treinstations en heropen er zoveel mogelijk, waarbij intermodale diensten en infrastructuur worden aangeboden.

Nieuwe test voor loodvervuiling

Intro
Onderzoekers van het AMOLF (Atoom- en Molekuul Fysica) hebben een nieuwe detector ontwikkeld en op de markt gebracht om de (bedoelde of onbedoelde) aanwezigheid van lood in of op materialen in kaart te brengen.

Het blad De Ingenieur schreef erover op 29 november 2023 ( https://www.deingenieur.nl/artikel/betaalbare-loodtest-dankzij-onverwachte-ontdekking ).

De Ingenieur bouwt zijn artikel op een publicatie in het gerenommeerde Environmental Science and Technology ( https://doi.org/10.1021/acs.est.3c06058 , OPen Access), uit welk artikel de hierna volgende afbeeldingen afkomstig zijn. Noorduin is de corresponderend auteur.

Het persbericht op AMOLF is te vinden op https://amolf.nl/news/a-lead-test-based-on-solar-cell-technology .

Photoluminescent lead detection in complex environments and real-world scenarios. Lead detection on (A) soil, (B) glass, (C) pottery, (D) electrical cable cladding, (E) lead-containing tea kettle that is rubbed with melamine sponge, (F) paint, (G) electrical circuit board, (H) footprint of lead-contaminated shoe, (I) waterpipe, and (J) cross-sectioned lead-acid battery. Note that the photoluminescence is brighter in reality than in the photographs.

De detector
Er bestaat nog steeds loodvergiftiging. Dat kan tot ernstige medische problemen leiden (vooral bij kinderen), en zelfs tot de dood.
Weliswaar is met het wegvallen van lood in benzine een belangrijke bron daarvan weggevallen, maar er zijn nog steeds genoeg bronnen over: verf, waterleidingen, stroomkabels, recyclingbedrijven, elektronica en keramiek. En niet te vergeten sommige kleine vliegtuigen die nog op loodhoudende vliegtuigbenzine vliegen (AVGAS) – zie gs-noord-brabant-willen-verbod-op-loodhoudende-vliegtuigbenzine/ .
Unicef schat dat mondiaal meer dan een op de drie kinderen aan loodvergiftiging lijdt (ca 800 miljoen).

Er bestaan al methodes om lood te detecteren: van precieze die alleen in wetenschappelijke kring gehanteerd kunnen worden tot op verkleuring gebaseerde testen die in het veld gehanteerd kunnen worden, onder andere door civil scientists in gemeenschappen.
Ze hebben echter alle hun beperkingen, waardoor je er niet betrouwbaar, gemakkelijk en goedkoop over grote gebieden mee kunt werken.

Bodemonderzoek met de loodtest (foto Amolf)

De nieuwe detector verruimt deze mogelijkheden.
Het pakketje omvat een sprayer die een wolkje van de stof methylammoniumbromide (MABr) over het te onderzoeken oppervlak aanbrengt. Als daar lood inzit of opzit, vormt dat lood met het MABr een verbinding die men een lood halide perovskiet noemt. Die verbinding luminesceert als die met een (met het pakketje meegeleverde) UV-lamp beschenen wordt (wat men in de volksmond een black light noemt).
Door in plaats van Br te kiezen voor mengsels met het chemisch verwante chloor of jood kan men de kleur van de fluorescentie instellen, maar gekozen is voor groen (dat ontstaat met Br), omdat het menselijk oog daarvoor het gevoeligst is.
MABr is niet erg  gevaarlijk (lijkt chemisch in de verte een beetje op salmiak), van het oplosmiddel isopropanol zijn ook niet meteen rampen te verwachten zolang je het niet  in de fik laat vliegen,  en, zoals bekend, moet je niet in een UV-bron kijken. Met enig benul is de testkit gevaarloos te hanteren.

De techniek haalt met het blote oog concentraties van 1 nanogram per mm2 (de concentratie is hier per eenheid van oppervlakte – normaliter geeft een test die per eenheid van volume zoals de 5µg/dL – bloedgrens voor loodvergiftiging). Dit is erg gevoelig.
Met een deskundig bediende camera moet men de 0,05 nanogram per mm2 kunnen halen.
Er is een dosis-effectrelatie (meer lood, meer licht), maar die vlakt bij hogere concentraties op een gegeven moment af.
Soms is lichte voorbewerking  wenselijk (bijvoorbeeld een beetje opschuren).
De techniek blijkt verrassend specifiek. De onderzoekers hebben hem uitgeprobeerd met ca 50 chemicaliën en kregen geen vals-positieve of vals-negatieve antwoorden (bijvoorbeeld ook niet van tin, dat veel op lood lijkt).
Het maakt niet uit in welke  chemische bindingsvorm het lood is: metallisch, tweewaardig of vierwaardig, het werkt altijd. Hoe dat kan, is nog niet duidelijk.
De test heeft een hekel aan water.

(De eerste twee rijen per drie geven zonder toegevoegde spray de kleur met alleen daglicht resp. met alleen de UV-lamp, en de derde rij met alleen UV-licht met toegevoegde spray.
De bovenste drie rijen gaan over loodverbindingen, de laatste drie over niet-loodverbindingen)

Fundamenteel onderzoek en toeval
De loodtest is een bijvangst van fundamenteel en toegepast wetenschappelijk onderzoek dat eigenlijk over iets anders ging. Lood halide perovskieten staan erg in de belangstelling als materiaal voor zonnecellen en LEDjes.
Daarnaast hobbyde groepsleider Noorduin wat met de manier waarop botten en kalkskeletten in de natuur fossiliseren (zei hij in De Ingenieur). Dat moest ook met loodperovskiet kunnen.
In Coronatijd schoot hem te binnen dat je op deze basis ook een lood-test moest kunnen maken. De spray deed inderdaad zijn  dakgoot en de verf op zijn kozijn oplichten.

Bestellen?
De auteurs van de studie in het vakblad hebben een winkeltje opgericht dat hun testsetjes verkoopt. Op https://www.lumetallix.com/ (en dan shop). De set kost €66 excl. BTW.

Testset

De shop biedt ook toegang tot de mondiale NGO Pure Earth tegen giftige hot spots ( https://www.lumetallix.com/contact/pure-earth/ ), en tot de organisatie LEAPP (Lead Exposure and Poisoning Prevention Alliance ( https://leappalliance.org.uk/ ).

Verder is er de gebruiksaanwijzing te vinden op https://www.lumetallix.com/instructions/ .

Zit er wel of geen lood in de verf? (foto LEAPP)

Huizen, overstromingen, fundamenten, klimaat

(Funderingswerkzaamheden – foto KCAF-site)

Intro
Twee financiële grootmachten hebben ongeveer gelijktijdig en onafhankelijk van elkaar een studie uitgebracht over forse klimaatrisico’s van woningbezitters vanwege overstromingen en fundamentschade. Het betreft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de ABN-AMRO. De twee studies overlappen elkaar gedeeltelijk.

De studie van de AFM beschrijft de risico’s en argumenteert, dat de te verwachten kosten die door deze calamiteiten ontstaan, moeten worden ingeprijsd in de woningwaarden. Iemand moet die ergens ooit gaan dragen.
De studie van de AFM is te vinden op https://www.afm.nl/~/profmedia/files/afm/trendzicht-2024/klimaatrisicos–woningmarkt.pdf .

De AFM verwijst als ondersteuning naar het Kennis Centrum Aanpak Funderingsproblematiek (KCAF, https://www.kcaf.nl/ ) die als module heeft de funderingsviewer op https://www.kcaf.nl/funderingsviewer/ . Lees eerst de inleiding en vul dan op de viewer je postcode in voor informatie over het funderingsrisico in je omgeving. Het KCAF kan van 35-40% van de woningen in je omgeving funderingsrisico’s betrouwbaar in kaart brengen, en bij de rest wordt het ingeschat (aldus de AFM).
Een indruk krijgen van de overstromingskans door je postcode in te vullen op https://overstroomik.nl/ .

De studie van de ABN-AMRO gaat meer over hoogtes van de financiële bedragen, de achterliggende wetmatigheden, de hypotheken en hoeveel wijken hoe kwetsbaar zijn. De insteek is dan meer sociologisch.
De studie van de ABN-AMRO is te downloaden onderaan de pagina van het betreffende persbericht https://www.abnamro.com/research/nl/onze-research/stapeling-klimaatrisicos-en-financiele-draagkracht-op-de-woningmarkt .

Voor eerdere artikelen op deze site over de bodem zie https://www.bjmgerard.nl/heel-holland-zakt/ en https://www.bjmgerard.nl/bodemdaling-kan-ook-in-brabant-huizen-doen-scheuren-maar-dan-door-de-droogte/ .
Idem over overstromingen https://www.bjmgerard.nl/klimaateffecten-in-brabant-6-het-knmi-over-recent-extreem-weer-in-2016/ en https://www.bjmgerard.nl/het-water-komt-ook-in-brabant/ en https://www.bjmgerard.nl/waarom-de-limburgse-over-stroming-een-klimaatcomponent-had-en-hoe-dat-werkt/ .

Voor een ouder artikel over funderingen (in opdracht van het Verbond van Verzekeringen door Deltares), zie rapport-impact-droogte-op-funderingen (2020).

Voor een recent artikel, dat voortbouwt op het EFM-rapport en daaraan verder rekent, zie calcasa.nl/onderzoek/2023 . Calcasa kijkt ook nog naar aardbevngen en natuurbranden.

Vooral woningeigenaren lopen een probleem. Huurders zijn in principe beschermd omdat in eerste instantie de verhuurder voor de schade opdraait, maar als die niet kan leveren is er ook voor de huurder een probleem.

De studie van de AFM
De studie heet “Inprijzen klimaatrisico’s op de woningmarkt”.

De AFM bespreekt twee klimaatgerelateerde problemen met uitwerking op de woningprijs, te weten schade aan de funderingspalen annex inklinkingseffecten in de bodem, en het optreden van overstromingen.

Schade aan de fundering kan gaan optreden als de grondwaterspiegel verandert. Zolang bijvoorbeeld houten palen onder water staan, blijven ze goed (volgens de ABN-AMRO ca 90 jaar). Als ze droogvallen gaan ze door schimmels rotten en begeven ze het eerder.
Ook zonder palen kan een huis gaan verzakken als  in de bodem eronder veen- en kleilagen liggen. Die kunnen door droogte onomkeerbaar inklinken en vooral als dat ongelijkmatig gebeurt, is er een probleem.
Naast de wisselende grondwaterstanden, die het gevolg kunnen zijn van klimaatgerelateerde  langdurige weersextremen, zijn er ook structurele oorzaken voor veranderende grondwaterstanden: de landbouw (wil het peil altijd omlaag), de natuurontwikkeling (wil het peil omhoog), de stedebouw (wil het peil meestal omlaag) en de riolering (als die drainerend werkt).
Funderingsschade is nooit verzekerd.
Dat er funderingsmaatregelen nodig  zijn staat wetmatig  vast, vraag is alleen de termijn. Dit wordt een fors probleem: 1 op de 8 woningeigenaren  gaat er vroeg of laat mee te maken krijgen.

Overstromingsschade is klimaatafhankelijk vanwege de stijgende zeespiegel, maar ook vanwege extremere regenwaterafvoeren in de rivieren. Deze risico’s worden groter.
Overstromingen vanuit de primaire wateren (de zee en de grote rivieren) zijn nooit verzekerd. Je krijgt alleen een compensatie als de regering de overstroming tot ramp verklaart, en dan is het afwachten hoeveel je krijgt.
Bij heftige wateroverlast en overstromingen van regionale wateren hangt het van de inboedel- en opstalverzekering af.
Een informatief artikel over verzekeringen en overstromingen is https://www.stowa.nl/deltafacts/waterveiligheid/waterveiligheidsbeleid-en-regelgeving/verzekeren-van-overstromingsschade .

Eigenaren kunnen grotelijks in de problemen komen.

Feitelijk zou de te verwachten schade (bij funderingen gemiddeld 54 mille) ertoe moeten leiden dat een risicowoning bij aankoop voor dat bedrag goedkoper wordt.
De AFM ziet echter dat deze klimaatrisico’s nog veel te weinig in de woningprijzen verdisconteerd zijn. Dat kan aan onwetendheid liggen, aan de onverplichtheid om dit type informatie beschikbaar te stellen en ook dat, als er al gegevens zijn, velen deze data als te slecht van kwaliteit zien.
(Bovendien dwingt de schaarste op de woningmarkt kopers om minder kritisch te zijn bg).

De AFM wil dat informatie over dit type locatiegebonden risico’s transparant bekend moet zijn in de periode voorafgaand aan het voorlopig koopcontract. In België bestaat er bijvoorbeeld al een informatieplicht over overstromingsrisico’s.
Taxateurs en dergelijke moeten de risico’s in hun taxatierapport in begrijpelijke taal gaan bespreken. De hiervoor benodigde gegevensverzameling moet ontwikkeld worden.
Hier ligt een taak voor het Rijk.
Dit alles moet leiden tot een klimaatlabel in analogie met  het bestaande energielabel van een woning (volgens ABN-AMRO is dat er bij 60% van de woningen) dat geacht wordt het energieverbruik in de woningprijs tot uiting te brengen (voor wat dat systeem waard is bg).

De studie van de ABN-AMRO
De studie heet “Stapeling klimaatrisico’s en financiële draagkracht op de woningmarkt”.

ABN-AMRO gaat meer specifiek op hypotheken in.

(Klimaatrisico fundering)

(Klimaatrisico herhaalde overstromingen)

In beide gevallen is de groene lijn wat je denkt dat de waarde is als je niet nadenkt.
In het bovenste plaatje neemt de waarde, die je feitelijk zou moeten rekenen, af met een bedrag dat voor funderingsherstel nodig is. Door de klimaatverandering wordt de periode tussen twee reparaties verkort. In dit eenvoudige model blijven de kosten van het herstel ongewijzigd.
In het onderste plaatje ontstaat er op onregelmatige momenten overstromingsschade, die modelmatig geacht wordt ernstiger te worden met de tijd (binnenwateren), waarna een collectief geheugeneffect optreedt dat de woningen blijvend ion prijs verlaagt.

In onderstaand fictief voorbeeld geeft ABN-AMRO aan hoe zoiets kan uitpakken.

Een huishouden met een inkomen van €60.000 denkt een woning te hebben van €350.000 die gekocht is met een hypotheek van €300.000. Niets aan de hand.
Nu treedt er een eenmalig schadebedrag op van €75000. De feitelijke waarde van de woning keldert naar €275.000.
Nu bestaat een keus tussen twee kwaden (als er überhaupt een keus is): of het huishouden voert het herstel niet uit, waardoor de hypotheek onder water staat en men in een kapot huis woont, of het voert het herstel wel uit met een extra hypotheek ter grootte van het herstelbedrag, waarna de hypotheek ook onder water staat, en te groot deel van het inkomen naar de hypotheek gaat, maar men wel in een gerepareerd huis woont.

Als een risico eerst niet in de prijs verwerkt zat en daarna wel, ontstaat er dus een gat dat ergens door iets of iemand moet worden opgevuld. In bovenstaand voorbeeld is dat de zittende eigenaar die hetzij minder vangt, hetzij meer moet aflossen. De ABN-AMRO suggereert hier dat het Fonds Duurzaam Funderingsherstel hier iets kan betekenen (er bestaat een Fonds Duurzaam Funderingsherstel ( https://funderingsherstelfonds.nl/ ) , maar dat opereert alleen in gemeenten die aangesloten zijn, en alleen bij bloksgewijze herstel bg).

ABN-AMRO analyseert het samenkomen van de verduurzamingsopgave, het funderingsrisico en het overstromingsrisico landsbreed tot op wijkniveau en voegt deze samen in één totaaloverzicht. Gebruikt zijn de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), het CBS, de Klimaateffectatlas ( https://www.klimaateffectatlas.nl/nl/ ) en het Landelijk Informatiesysteem Water en Overstromingen (LIWO, https://basisinformatie-overstromingen.nl/liwo/#/maps ) . De data worden vervolgens beoordeeld volgens onderstaand schema.
De bank geeft de uitkomst in een zo onnauwkeurige plattegrond weer, dat men geen herkenbare afzonderlijke wijken kan onderscheiden. Volgend uit de aangelegde criteria zijn dat vaak wijken met veel goedkoop eigen woningbezit.

Het goede nieuws, aldus de bank, dat nergens alle drie risico’s tegelijk voorkomen. Maar: soms kan één probleem al teveel zijn. Daarom geeft de bank aantallen in een tekst die tevens een aanbeveling is: “In 900 wijken zijn de klimaatrisico’s en vooral de verduurzamingsopgave voor bewoners mogelijk te veel gevraagd. In 90 van die wijken zien we dat er een combinatie van twee risico’s speelt terwijl huishoudens kwetsbaar zijn. Hier zou de hoogste prioriteit moeten liggen. Te beginnen bij de wijken waarin meer dan 70 procent van de panden in particulier eigendom is. Een combinatie van het herstelfonds en het warmtefonds kan mogelijk in deze wijken een oplossing bieden”. De ABN-AMRO ziet hier een taak voor de overheid en de hypotheekverstrekkers.

Hieronder de stapeling van risico’s, die de ABN-AMRO als lagen over elkaar heen legt.
Daaromder de bovenste combinatielaag nog eens apart afgedrukt ter verduidelijking.

Politiek
Het gaat hier om een ‘ramp in slow motion’. De enige manier om dit goed aan te pakken is door het te zien als essentiële vorm van klimaatadaptatie, en om dit vanuit de overheid campagnegewijs aan te pakken met medefinanciering via fondsen. Er ligt daar ook een zekere medeverantwoordelijkheid vanwege de peilverlagingen voor de landbouw.

Update

Inmiddels heeft Nieuwuur aandacht besteed aan deze problematiek. Hun verhaal volgt dezelfde lijn als mijn verhaal.
Zie https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2503265-heel-holland-zakt-maar-nog-steeds-geen-plan-voor-fundering-van-miljoen-huizen .

Commentaar op Carbyon (update dd 30 nov 2023)

Website Carbyon. Doorsnee 2 a 3 m, hoogte 5 a 6m

Voor een eerder verhaal op deze site dat in dit verband relevant is, zie https://www.bjmgerard.nl/koolstof-uit-de-atmosfeer-houden-of-halen/ .

De Eindhovense start-up Carbyon heeft, na eindeloos veel experimenteren, een systeem ontwikkeld om CO2 sneller, energiezuiniger en goedkoper uit de buitenlucht te halen dan eerder bestaande procedé’s. Dit naar eigen zeggen.
De, meer propagandistische dan informatieve, website is https://carbyon.com/ .

De NRC wijdde er op 06 mei 2023 anderhalve pagina in de wetenschapsrubriek aan van Laura Wismans ( https://www.nrc.nl/nieuws/2023/05/04/een-eindhovens-bedrijf-wil-co2-uit-de-lucht-plukken-met-een-laagje-van-een-atoom-dik-a4163641?t=1684938744 als je eraan kunt). Een lezenswaardig artikel.

Het materiaal bestaat uit een drager in de vorm van actieve koolstof, in de volksmond ongeveer Norit. Dat is uiterst poreus en heeft daardoor een heel grote binnenoppervlakte. CEO De Neve van Carbyon is halfgeleiderfysicus en heeft bij TNO ervaring opgedaan met dunne laagjes afzetten ten behoeve van zonnepanelen (zegt hij in de NRC).
De Neve is er in geslaagd om op die poreuze binnenruimte een laagje te construeren van één molecuul dik, bestaande uit de (gebruikelijke) stoffen amines of kaliumcarbonaat.

De apparatuur schakelt voortdurend tussen twee standen.
In de eerste stand wordt buitenlucht langs dat laagje gevoerd. De CO2 in de lucht (momenteel 0,042% en dat is al te hoog) hecht zich selectief aan het laagje. Dat laagje is al snel verzadigd.
In de tweede stand wordt de buitenlucht even afgeschakeld en wordt het dragermateriaal elektrisch verhit. De CO2 laat weer los en wordt opgeslorpt richting een opslagvat. Het gas in het opslagvat bestaat voor ca 60 a 70% uit CO2 (en voor de rest uit buitenlucht). Voor sommige toepassingen moet dit gas gezuiverd worden tot bijna 100% CO2 , maar dat kan eenvoudiger door anderen met andere methodes.

Er bestaat veel scepsis over dit proces ‘Direct Air Capture’ (DAC) in zijn algemeenheid (niet speciaal richting Carbyon) en dat is niet zonder reden. Daarom dit verhaal. Bovendien presenteert Carbyon zich als onderdeel van het Brainport-ecosysteem rond mijn woonplaats Eindhoven en dat is ook een aanleiding tot interesse.

De ene reden voor scepsis is dat het proces veel energie verbruikt. Carbyon specificeert op zijn website dat het 1000kWh kost (Carbyon is all-electric) om 1 ton CO2 uit de lucht te halen.  Dat is overigens netjes van Carbyon, want de concurrentie vermeldt geen energiebehoefte per ton (bij https://climeworks.com/  of https://verdox.com/ bijvoorbeeld zul je er vergeefs naar zoeken).

Carbyon hoopt een kostprijs van €50 per ton CO2 te bereiken, wat goedkoper is dan wat nu het ETS doet.

Wat moet je doen om 1000kWh elektrisch te komen?
Als je die stroom zou maken met een kolencentrale met een rendement van 40%, zou dat om en nabij 0,9 ton CO2 in de lucht brengen om er 1 ton uit te halen.
Zou je hetzelfde doen met een gascentrale met 50% rendement, dan zou die 0,4ton CO2 in de lucht brengen om er 1 ton uit te halen.
In beide gevallen is er nog energie nodig voor de nazuivering van het CO2, en vervolgens ook nog voor wat je met die opgeslagen CO2 wilt doen.  .

Je moet dus de elektriciteit voor het Carbyonproces niet fossiel willen opwekken. Maar 1000kWh is in Nederland de jaaropbrengst van 6m2 netto zonnepaneel (in zondoordrenkte landen wat minder m2). Dus 1ton CO2 per jaar wegvangen met Carbyon vraagt om de aanwezigheid van 6m2 netto PV-park. Op de huidige kleine schaal denkt Carbyon aan 1000 ton per jaar.
Nederland loosde in 2021 145 miljoen ton CO2 .


Mondiaal werd er in 2022 37 miljard ton CO2 uitgestoten (KNMI, 7 dec 2022, dat is op elementbasis bovenstaande 10 miljard ton). Dat zou om grofweg 200.000 km2 PV-park vragen.
Nu maakt het op zich weinig uit waar ter wereld men CO2 uit de lucht haalt en er is bijvoorbeeld een heleboel woestijn op aarde en Saoedi-Arabië is bijvoorbeeld is 12* bovenstaande oppervlakte, maar er hoort, hoe dan ook, een fatsoenlijk politiek en logistiek verhaal bij dit soort claims en Carbyon maakt zich daar erg makkelijk van af.

De andere reden is de vraag wat je met die opgevangen CO2 wilt gaan doen.
Het ene alternatief is opbergen. Bijvoorbeeld waar vroeger gas gewonnen is (in Nederland wordt gedacht aan de Noordzee – het Porthosproject), of bijvoorbeeld door het aan vulkanisch gesteente te binden (wat Climeworks’ partner Carbfix  op Ijsland doet en in Oman overweegt). Als dat langdurig goed gaat, ben je het spul kwijt.

Het andere alternatief is hergebruik, waarbij de grote getallen van de productie van synthetische brandstof (bijvoorbeeld kerosine). De CO2 wordt dan cyclisch gebruikt en komt weer vrij.

Ik ga nu niet  op dit deel van het verhaal in, omdat Carbyon het hoofdonderwerp is. Elders op deze site staat het nodige over synthetische kerosine – op zich een goed idee. Ook de TU/e heeft interesse voor dit onderwerp.
Duidelijk is wel, dat er achter de 1000kWh per ton CO2 van Carbyon (en achter de €50 per ton) nog een lange staart komt.

Mijn conclusie:
ik  ben niet a priori tegen welke bona fide techniek dan ook op energie- en klimaatgebied. Waarschijnlijk heb je alle technieken nodig die je kunt verzinnen, en dan nog meer. Ik volg in deze het IPCC.
Dit standpunt geldt ook voor Carbyon. Maar  op dit moment bestaat  Carbyon nog teveel uit alleen maar ingenieursdromen die zich nog in praktijk moeten waarmaken, en uit industriepolitiek, en te weinig uit een maatschappelijk contextverhaal.

Dat geldt trouwens voor Brainport als geheel ook.

Update dd 30 nov 2023

In het Eindhovens Dagblad stond op 30 nov 2023 weer een promoverhaal over Carbyon ( https://carbyon.com/carbyon-finds-missing-piece-of-the-puzzle-ultra-fast-carbon-capture-process-proven-with-an-energy-demand-below-2500-kwh-ton/ ) . In het ED zei De Neve van Carbyon een paar technische dingen:

  • zijn apparaat werkt met kaliumcarbonaat, niet meer met aminen
  • kaliumcarbonaar is hygroscopisch en ving, behalve CO2 , ook waterdamp uit de lucht en er zit veel meer waterdamp in dde lucht dan CO2 , Het kostte veel energie om die waterdamp eruit te halen
  • men heeft het apparaat selectiever kunnen maken, waardoor het relatief veel minder waterdamp opnam
  • het kost minder dan 2500kWh om een ton CO2 te vangen. Als dat zo is, kun je zelfs op papier het ding niet op fossiele stroom fossiel laten draaien, want dan produceer je meer CO2 dan je wegvangt
  • met €0,02 per kWh Canadese waterkrachtstroom kom je dan aan €50 per ton CO2 . Maar dan heb je alleen de stroom en niet de rest van de onkosten. Die CAPEX (de doorgerekende aanschafprijs) is volgens Carbyon ook €50 per ton.

Ik heb er wat bedenkingen bij.
Genoemd verhaal is niet op de website van Carbyon terug te vinden.
Op die website staat nu 1500kWh per ton en toen ik dit bericht in mei schreef, stond er 1000 kWh per ton. Nu blijkt uit een artikel in Change dd 28 nov 2023 ( https://www.change.inc/circulaire-economie/nederlandse-doorbraak-in-betaalbare-en-snelle-afvang-van-co2-uit-de-lucht-40609 ) dat die 1000kWh/ton als ‘richting’ moet worden opgevat voor een rendabele bedrijfsvoering.
Met ca €100 per ton CO2 zit Carbyon ongeveer op de koolstofprijs in het huidige ETS. Maar Carbyons CO2 is maar voor grofweg tweederde zuiver, en die vervolgzuivering kost ook nog wat energie en geld. Er is dus nog wel een weg te gaan.

Carbuon zou eens wat nauwkeuriger moeten worden in zijn PR en op zijn website

Update dd 07 december 2023

Op 04 december 2023 heeft het blad Change opnieuw een artikel aan Carbyon gewijd. Dit bevat nuttige aanvullende informatie. Zie www.deingenieur.nl/artikel/co2-uit-de-lucht-halen-met-minder-energie .

HEMA brengt klimaatfootprint in kaart, supermarkten gerangschikt

CO2 –  inventarisatie
De HEMA is begonnen te doen met wat Millieudefensie niet aan dit bedrijf gevraagd heeft, namelijk het maken van een klimaatplan. Liever gezegd de voorbereiding daarop, een nulmeting (over 2019) van de broeikasgasemissie die verbonden is aan de bedrijfsvoering en de producten van het bedrijf, gerekend over wat in het jargon scope 1, 2 en 3 heet.

De begrippen scope 1, 2 en 3 zijn vastgelegd in het internationale GHG-protocol (GreenHouse Gas-protocol, https://ghgprotocol.org/ ).

In het geval van de HEMA levert dit onderstaande indeling op hoofdlijnen op:

De studie is gedaan door het Amsterdamse bureau Metabolic ( https://www.metabolic.nl/ ).

De HEMA heeft via zijn eigen kanalen ( https://corporate.hema.com/hema-publiceert-ambitieuze-doelen-co2-reductie/ ) onder de titel “HEMA publiceert ambitieuze doelen CO2 – reductie” een soort beginselverklaring. Op het einde daarvan kan het rapport zelf gedownload worden.
De NRC van 05 oktober 2023 heeft twee volle pagina’s aandacht aan het project besteed (dat is  het wel waard). Zie (als je eraan kunt) https://www.nrc.nl/nieuws/2023/10/04/hoe-hema-zijn-totale-uitstoot-heeft-weten-te-berekenen-a4176167?utm_source=push&utm_medium=topic&utm_term=20231004 .

Het is geen geringe taak geweest, met name scope 3 niet. Zoals Wilma Veltman, directeur inkoop, zegt ‘We hebben 30.000 artikelcodes in de winkels liggen’. In de NRC legt ze uit dat die samengebracht zijn in groepen vergelijkbare producten ‘alle sokken in één groep. Alle cacao in één groep’ enzovoort. Onduidelijk is of katoenen, wollen en polyester sokken in dezelfde groep zitten, maakt nogal uit.

Veltman spreekt steeds over CO2, maar uit het rapport blijkt dat alle broeikasgassen meegenomen zijn (ook bijvoorbeeld methaan en lachgas).

De berekening van Metabolic is nog eens dunnetjes overgedaan in een second opinion van Det Norske Veritas Business Assurance B.V. Daar kwam min of meer hetzelfde uit en die overeenkomst was goed genoeg om mee te kunnen werken. Bij veel precisie had het project jaren geduurd.

Je krijgt dit soort plaatjes:

Er zitten verrassende uitkomsten,

  • Scope 1 en 2 tellen getalsmatig nauwelijks mee (daarbinnen alleen de ingekochte stroom)
  • Transport speelt ook nauwelijks een rol
  • De bulk zit in de verwerving van goederen en diensten (‘upstream’) en het gebruik van die goederen (‘downstream’)

Men moet overigens bij dit soort werk waken voor dubbeltellingen. Hier speelt dat niet: de sokken tellen klimatologisch mee bij de HEMA en niet bij meneer Jansen die ze in de kast heeft liggen.

De berekening gaat elk jaar geactualiseerd worden.

De HEMA wil ook landgebruik, water en biodiversiteit in kaart gaan brengen.

Wat gaat de HEMA nu doen, of doen ze al?
Topvrouw Saskia Egas Reparaz wil dat de HEMA koploper op duurzaamheidsgebied wordt. Nu passeren dit soort ronkende kreten wel vaker, en aan concrete tussendoelen heb je meer. Die zijn er: de HEMA wil in 2030 zijn scope 1 en 2 – emissies met 75% teriggebracht hebben, en zijn scope 3 – emissies met 46% (dat is veel moeilijker).
Veldman wil niet teveel pielen met kleine dingetjes (NRC) en de grote dingen aanpakken. Bij de HEMA zijn dat bijvoorbeeld papier en katoen en verpakkingen.

  • Papier heeft nu FSC-keurmerk en dat moet gerecycled FSC-papier worden.
  • Katoen is nu volges het Better Cotton Initiative en dat moet biologissch worden. babykleren zijn dat al vanaf begin 2024.
  • De hoeveelheid verpakkingen is in vier jaar al met 23% teruggedrongen
  • Alternatieven voor maandverband

De gewetensvraag (voor de hele detailhandel) is of de HEMA niet gewoon minder moet gaan verkopen. Dat is voor een commerciëel bedrijf een brug te ver. ‘Spullen verkopen is ons bestaansrecht. Dus hoe wij dit oppakken is: spullen verkopen die langer meegaan” aldus Veldman in de NRC. Bijvoorbeeld afwasborstels met verwisselbare kop en navulbare make up-dozen en meegroeiende rompertjes.

Men kan moeilijk beweren dat de HEMA bekend staat om de overdadige luxe en overbodig assortiment.

De rookworst
De HEMA-icoon. De HEMA heeft overigens ook een vega-variant (de Ookworst), maar die loopt nog niet zo hard. Dus moet die lekkerder worden, vindt Veldman. Ze houden wel beide in de verkoop.

OP https://foodfootprint.nl/ kun je de foorprint van een aantal  voedingswaarden opzoeken.
Foodfootprint kent wel de runderrookworst, en dan krijg je dit

Runderrookworst per 100 gram
2187 g CO2eq        *
18.0 L water           *
 1.06 m2*jaar         *

(5 sterren = goed, 1 ster = slecht, t.o.v. andere producten op deze site) 
Data: RIVM (gemiddelde Nederlandse markt)
let op: kan (sterk) verschillen per seizoen/ land van herkomst

Rundvlees is notoir heel slecht, maar bovenstaande worst (overigens niet van de HEMA) is vooral varken en dat is iets minder erg.

Tel dus de jaarlijkse rookworstomzet van de HEMA en doe dat maal de varkensvariant van 2187 g CO2 , heb je een klein stukje van de grote footprintstudie van de HEMA.

Europese verplichting
Vanaf 2025 moeten alle grote Europese bedrijven verplicht rapporteren wat hun impact is op mens, milieu en klimaat. Een exercitie zoals die van de HEMA is daarvan een onderdeel.
Het worden gouden tijden voor eco-accountants.

In de NRC van 06 okt 2023 staat een artikel over supermarktketens, met de Superlijst Groen gerangschikt op duurzaamheid door bureau Questionmark over 2022. Eén staat Ekoplaza, twee de Lidl, drie de Albert Heijn en laatst de Plus. Kanttekening is dat het soms  meer om woorden dan om daden gaat. Zie https://www.thequestionmark.org/ en dan voor het NRC-artikel https://www.nrc.nl/nieuws/2023/10/05/groene-woorden-zijn-er-volop-maar-aan-daden-ontbreekt-het-de-supermarkt-vaak-nog

Het rapport over de supermarkten is te vinden op https://www.thequestionmark.org/search?type=publication of via de zoekterm ‘Superlist Environment The Netherlands 2023’

Over gas en elektrisch koken, de lucht in huis en werken de meeste afzuigkappen niet?

‘’Gas hob’ is wat wij een kookplaat noemen. In bovenstaande grafiek geven de grijze lijnen de kookmomenten weer en de rode lijnen de NO2 – niveaus in de woning, voor zover die binnen het bereik van de meter passen, zijnde 478µg/m3 . Dat maximum wordt met name bij gasovens overschreden (bron:TNO/CLASP).

Het binnenmilieu
De meeste mensen maken zich druk om de luchtkwaliteit buitenshuis. Daar is alleszins reden toe, maar het is niet het hele verhaal. Binnenshuis wordt aan die buitenshuis-concentraties het nodige toegevoegd. Dat kan uit ontgassende meubels komen, uit spaanplaat, en uit die gezellige waxinelichtjes.
De rijksorganisatie Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) heeft er al een aantal jaren een apart binnenmilieuprogramma voor, waarvan de projectomschrijving te vinden is op fijnstof_huis_koken . De pagina dateert uit 2017 (ik heb er toen al over geschreven op deze site onder https://www.bjmgerard.nl/koop-een-goede-afzuigkap-en-zet-die-aan/ ). De pagina linkt door naar een rapport uit 2019, dat over diverse aspecten van het binnenmilieu gaat en over de bijbehorende medische gevolgen.

Koken en het binnenmilieu
Koken heeft veel invloed op het binnenmilieu. Dat heeft twee redenen:

  • In elk verbrandingsproces bij hoge temperatuur reageren stikstof en zuurstof uit de lucht met elkaar. Dat geldt ook voor gas bij het koken. En hoewel de verbranding van gas verder schoon is, valt aan stikstofoxiden niet te ontkomen.
    Bij elektrisch koken (meestal inductief) gebeurt dit niet.
  • De feitelijke kookhandeling. Je kookt water (geeft fijne druppeltjes), of je brengt organisch materiaal in contact met hete olie. In deze gevallen ontstaat (ultra?)fijn stof – wat een verzamelnaam is van zeer uiteenlopende korreltjes of druppeltjes die puur selecteert op grootte.
    Bij elektrisch koken gebeurt dit in dezelfde mate als bij op gas koken.

Het maatregelenpakket uit TNO 2019. Voor de leesbaarheid is de literatuurkolom weggelaten.

Het binnenmilieu-programma van TNO loopt door, en TNO doet ook onderzoek in opdracht, dus zodoende verscheen er op 08 november 2023 een uitgebreid veldwerkverslag van TNO ( koken-overschrijding-stikstofdioxide/ ) in opdracht van de niet op winst gerichte NGO CLASP, die zich mondiaal bezig houdt met het bevorderen van schone en zuinige apparaten ( www.clasp.ngo ). CLASP maakte van het saai ogende TNO-rapport een net en met veel fleurige plaatjes gelayoute publicatie van, die (samen met het onderliggende TNO-rapport) te downloaden is onderaan het persbericht op https://www.clasp.ngo/updates/gas-cooking-appliances-regular-pollution-breaches-homes-europe/ .
CLASP wilde het onderzoek, omdat de EU de Ecodesign-wetgeving aan het updaten is.
De intro-afbeelding komt uit deze publicatie.


Het onderzoek – de concentraties
Aan het onderzoek deden 247 huishoudens mee uit zes landen uit de EU (waaronder 37 uit Nederland) en uit Groot-Brittanië. Daar mocht niet gerookt worden en ze mochten niet dichtbij een drukke weg of een industrieel complex wonen. Huishoudens moesten minstens drie maal per week zelf koken. 80% kookte met een gaskookplaat en/of een gasoven, 20% elektrisch (in Nederland geen gasoven en 29 huizen tegen 8 gas-elektrisch.
Elke meetperiode duurde 13 dagen. De Nederlandse meting startte als eerste op 27 jan 2023.
Gemeten is op NO2 , koolmonoxide CO en fijnstof PM2.5 . De limietwaarden van de EU en de richtwaarden van de WHO zijn voor diverse tijdsintervallen hierboven te vinden.


De logische verwachting was dat de NO2 – concentratie in Nederlandse woningen met koken op gas hoger ligt dan in die met elektrisch koken, en dat komt uit.
Deze waarden zijn gemiddeld over de volle 13 dagen dat de proef geduurd heeft (dus inclusief de lange periodes dat er niet gekookt is). De jaargemiddelde norm van de EU is 40µ/m3 en de richtwaarde van de WHO 10µ/m3 . Elektrisch kokend kan men dus het WHO-advies min of meer halen.

Er wordt niet uitgelegd hoe het kan dat de NO2 – concentratie in elektrisch kokende huizen binnen een stuk lager is dan buiten. Andere bronnen leggen dat vagelijk uit. In de winter, als er minder dan normaal geventileerd wordt, lost NO2 in water op en vormt salpeter(ig)zuur, of gaat een reactie aan met materialen in de woning. Het verdwijnt en wordt niet aangevuld, tenzij je bij elektrisch koken het raam openzet.


Als men NO2 – concentraties over kortere periodes middelt zoals een etmaal of een uur (het zijn piekbelastingen), worden de bijbehorende hogere norm- resp, richtwaarde, zijnde 200µ/m3 , soms wel overschreden. Hierboven het aantal uren over de meetperiode dat de uurwaarde voor NO2 per Nederlandse woning overschreden is.

De koolmonoxidemetingen zijn grotendeels mislukt omdat het gebruikte instrument ook aansloeg op schoonmaakmiddelen of zelfs de ethanol uit een glas rode wijn.

In de Nederlandse PM2.5-scores laten, zoals verwacht, geen verband zien met de soort warmtebron. Zetmeel met aanhangend ijspoeder in fritesvet van 180°C gooien levert een hoop fijn stof, ongeacht de warmtebron.
De resultaten zijn grillig, maar hangen waarschijnlijk vooral samen met de nationale kookgewoonten.

Werken afzuigkappen wel?
De grootste verrassing van het onderzoek was dat afzuigkappen (cooking hood) bijna geen effect op de concentraties zouden hebben.
Enige argwaan is op zijn plaats. De data zijn gammel, want berusten op, soms slecht uitgevoerde, zelfrapportage en men is vanuit TNO niet op locatie wezen kijken naar een afzuigkap in Roemenië. TNO durft geen uitspraken te doen. CLASP doet die wel, maar de vraag is waar CLASP de stelligheid vandaan haalt.

Je hebt drie situaties:: een afzuigkap met een filter en een pijp naar buiten en een gemotoriseerde ventilator; eentje met een filter en een gemotoriseerde ventilator, die de lucht terugblaast in de keuken (recirculatie) en die geen  afvoerpijp heeft; en geen afzuigkap.


(average is gemiddeld over de 13 dagen van de proef, en over alle huizen in alle landen)

Volgens CLASP doet een afzuigkap bijna niets en een recirculatie-afzuigkap nog minder. Die helpt eigenlijk alleen maar tegen de geur.

Dat is een beetje lullig voor TNO, want TNO had in de voorafgaande jaren zwaar ingezet op afzuigkappen als oplossing. TNO ziet dit terecht als volksgezondheidskwestie.
In de tweede afbeelding van dit artikel staat een set maatregelen, horend bij het artikel uit 2019, dus betrekking hebbend op diverse binnenmilieu-problemen. Voor PM2.5 wordt een afzuigkap aanbevolen van 83 liter/sec (300m3/uur), die het PM2.5-probleem voor >93% oplost als de kap zo diep is dat hij over de hele kookplaat reikt.
TNO bewijst dit onder andere met fraai gekleurde CFD-plaatjes die op de website staan (Computational Fluid Dynamics).


Er zijn maar weinig mensen die TNO tegen durven te spreken, maar op het Internet is er toch een te vinden die met enig inzicht en enige consistentie lijkt te spreken, en dat is Ron Houtenbos van de éénmansonderneming Induventus. Een goede second opinion is nooit weg. Zie https://www.induventus.nl/tno-onderzoek-brengt-efficiente-kookafzuiging-niet-dichterbij/ , dit is een reactie op het TNO-artikel uit 2019. Houtenbos valt niet de systematiek aan, maar meent dat TNO die slordig uitvoert en te pessimistisch rekent. TNO zou met 300m3/uur te hoog zitten, en het zou bij inductief koken ook met 180m3/uur kunnen.
De aanbeveling van TNO om 300m3/h af te zuigen, is in een moderne luchtdichte woning praktisch haast niet te realiseren. Wanneer mijn inschatting juist zou zijn, worden de praktische mogelijkheden een stuk groter.” Aldus Houtenbos, Voor wat het waard is, ik kan het niet controleren.

Waar zit nou het verschil tussen theorie en praktijk (als dat er is)?

Eerstens heeft TNO ongetwijfeld een mooie nieuwe afzuigkap laten installeren.
Vervolgens citeer ik mijn vrouw, die na heel veel koken inmiddels een gerenommeerde ervaringsdeskundige geworden is:”(a) Veel mensen onderhouden de filters van hun afzuigkap niet of niet goed genoeg. Je moet die filters regelmatig schoonmaken of vervangen (b) zet het ding op tijd aan en laat hem na het koken nog even doordraaien (c) de kap heeft een te lage capaciteit of mensen zetten hem in een te lage stand (d) het hoogteverschil tussen kookplaat en afzuigkap kan groter zijn dan de bedoeling is en (e) het hangt ervan af wat en hoe je kookt (zoiets als een deksel op de pan bijvoorbeeld).”  TNO is het met haar eens en wil dat afzuigkappen automatisch aan slaan bij het eerste teken dat er gekookt wordt.

Er zijn tegenwoordig overigens ook afzuigsystemen die in de kookplaat zitten, zoals bij Miele.

Hoe zit het in je eigen huis?
We wonen in een middelgroot rijtjeshuis met open keuken.

Wij hebben een A++ HANANTO HIAB9051 afzuigkap ( https://www.123apparatuur.nl/HIAB9051-HANANTO-wandschouw-afzuigkap/item/73837 ) . Die haalt in de hoogste stand (heeft er vier) 600m3/uur bij 66,35dB. Daar valt voor korte periodes mee te leven.
De kap spreidt zich uit over de hele kookplaat.
De filters gaan regelmatig mee in de afwasmachine.
De kap hangt 64cm boven de kookplaat en dat is bijna het minimum dat de specificaties toestaan.

Als we water moeten koken met niet wat erin (zoals aardappels), maar bijvoorbeeld voor thee, doen we dat niet meer op gas, maar elektrisch. Verder deksels op pannenwaar dat kan en zin heeft.

Knegselbijeenkomst dd 18 nov 2023 over militair vliegen op Eindhoven


De presentatie van Lt-Kolonel Linda Lauret
Mevrouw Linda Lauret is Chef Staf en tevens Plaatsvervangend Commandant van het Air Mobility Command. Ze verving de commandant van de vliegbasis, die op het laatste moment verhinderd was.

Mevrouw Lauret beschreef de militaire functies van de vliegbasis, en het toestellenassortiment dat daartoe op de basis aanwezig is, of af en toe langskomt. De inventaris als het ware.

Het vliegveld dient voor strategisch en tactisch luchttransport, waaronder functies vallen als het bevoorraden van oefen- en uitzendgebieden, air-to-air refueling, airdrops (parachutisten, cargo) i.s.m. speciale eenheden van de landmacht, het uitvoeren van humanitaire hulpvluchten/repatriëringen, het afhandeling passagiers en vracht, de openstelling van het vliegveld en Host Nation Support (logistieke verplaatsingen van bondgenoten).

Daarnaast verleent de basis aan civiel medegebruik door Eindhoven Airport en de Eindhovense Aero Club Motorvliegen

De Gulfstream dient voor het Koninklijk Huis en regerings- en militaire staf-functionarissen.
De C130 Hercules is een soort manusje van alles op transportgebied. Het is een al weer wat ouder vliegtuig en staat op de nominatie om in 2027 vervangen te worden door (naar men zegt) zes stuks van de C390, die zuiniger en stiller zou zijn.
De Multi Role Tanker Transport dient voor het bijtanken van straaljagers in de lucht  en voor diverse gewone transportfuncties. Deze A330 is een nieuwe Airbus. Het aantal wordt mogelijk uitgebreid.
De C17 is een heel groot transportvliegtuig dat af en toe langs komt. Ze staan in Hongarije.

Renovatie van de startbaan is te verwachten, waarbij ook het Instrumenteel Landings Systeem (ILS) verbeterd wordt. Daarnaast wil Defensie infrastructurele aanpassingen doorvoeren.

Infrastructuur Vliegbasis eindhoven en aanpassing daarvan

In de discussie werd gevraagd naar de opstelplaats voor het proefdraaien van de motoren. Daar komt een wal omheen en het proefdraaien wordt beperkt tot een uur per dag.
Op een vraag in die richting werd gesteld dat milieu- en klimaateisen meegenomen werden in de aanschaf, maar dat de militaire functie voorop stond.
Nieuwe vliegtuigen zijn stiller (maar het zijn er wel meer). Maar voor nieuwe toestellen bestaan simulatoren om piloten te trainen en die worden steeds meer gebruikt. Maar uiteindelijk blijft fysiek oefenen nodig.

De tekst van de presentatie van mevrouw Lauret is hieronder te vinden .

Majoor Kemperman en majoor De Haas over de luchtverkeersleiding en de routering
Majoor Sam de Haas is Commandant 941 Squadron (luchthavendiensten). Daaronder vallen de Brandweer,  de Luchtverkeersleiding, de Havendienst (Luchthavendienst & Bird Control Unit), het Bureau Militaire Sport en de Host Nation Support.
Majoor Kemperman is Hoofd luchtverkeersleiding. Majoor de Haas is dus zijn baas.

Luchtverkeersleiding is een ingewikkeld vak dat uiteindelijk resulteert in de eenvoudige keuze of de startbaan naar het noordoosten (baan 03) gebruikt wordt, of andersom (baan 21). Belangrijkste overwegingen zijn de veiligheid, de windrichting en de resulterende herrie. Daarnaast spelen uitvoeringsgevens een rol, zoals baangebruik op vliegbasis Volkel, beschikbare landingshulpmiddelen, beschikbaarheid van de landingsverlichting op het vliegveld, het zicht en eventueel de stand van de zon, vogelconcentraties in de directe nabijheid van het landingsterrein of aanvliegroute, en operationele eisen en beschikbaarheid van de luchthaveninfrastructuur.

De ‘geluidssigaar’ in het Luchthavenbesluit is erop gebaseerd dat baan 03 30% van de tijd gebruikt wordt en baan 21 70% (dus 70% van de tijd daalt men of stijgt men op naar het zuidwesten).
Dat is jaargemiddeld. Als dus de eerste vier maand van het jaar 40% noordoost vliegt, moet dat in de rest van het jaar  25% zijn (waarna aan de andere kant het percentage verspringt van 60 naar 75%). Het zijn dit soort effecten die bijdragen aan de recente onrust in Waalre.

De luchtverkeersleiding kan een beetje sturen met de vertrekrichting als het niet hard waait. Mede daardoor haalt de verkeersleiding over een heel jaar de percentages 70-30 met grote precisie.

 Op de macroschaal is het vliegveld een klein stukje van een veel groter geheel, dat voor mensen buiten de luchtverkeersleiding ondoorgrondelijk is.

Op de mesoschaal zijn het de aan- en afvliegroutes die geregeld voor discussie zorgen:

Op de macro- en mesoschaal vliegen toestellen (militair en civiel) langs logische routes van A naar B.

Ook de microschaal zorgt voor veel discussie, maar dat is vooral omdat de militaire vliegtuigen langs zeer onlogische routes vliegen. Dat heet ‘tactische naderingen’ oftewel een soort oefenstunts om de vijand in het echte leven te verrassen.

De belangrijkste naderingswijzen zijn hier aangegeven voor baangebruik 03 (naar het noordoosten). Er bestaat ook zoiets voor baangebruik 21. Men moet zich dan deze tekening gespiegeld om de gele rechte lijn voorstellen.
De kritiek vanuit de bevolking gaat met name over de ‘gele krul’ (en over de gespiegelde versie als de wind andersom staat).
Hieronder eerst het abstracte plaatje en dan het concrete plaatje met een plattegrond van de woonbebouwing eronder.

Bij gebruik van baan 03 zouden de vliegtuigen volgens een Handboek de rode lijn moeten vliegen (dat is dan de gele krul in  het abstracte plaatje) net buiten de bebouwde kom van NW-Veldhoven, maar feitelijk vliegen ze (het gebied tussen de zwarte lijnen) over NW-Veldhoven. (Andersom kans dat ze Meerhoven en Acht schampen.)
Op vragen uit de zaal of er niet gemorreld kon worden aan de layout van de “krul” (kilometer naar links of rechts en schuin aanvliegen), werd teruggezegd dat dit nu eenmaal een oefenstandaard was. Gesuggereerd werd dat die van hogerhand kwam.
Deze tactische naderingen dateren van ergens rond 2019, en de bewoners van de betreffende Veldhovense wijk die daar eerder hun huis gekocht hebben zijn niet blij. Temeer, omdat er al eens een Hercules naar beneden gevallen is vanwege een vlucht vogels – dat werd een nationale kwestie. Gelukkig is de veiligheidssituatie sinds het neerstorten van de Hercules in 1996 een stuk beter geworden, aldus de inleider namens Defensie.
De bewoners hebben een actiegroep opgericht ‘weg met de C130’s over onze wijk’, die inmiddels ondersteunende organisatie van BVM2 geworden is. Zie https://www.facebook.com/groups/465993664654990 .

De discussie gaat mede over de vlieghoogtes die aangehouden moeten worden boven die woonbebouwing.
Een sheet tijdens de Knegselbijeenkomst meldde als minimumhoogtes:

Maar bij doorvragen in Knegsel bleek dat dit richtlijnen waren, en geen wettelijke bepalingen.

Uiteindelijk stelde Defensie dat de bezorgdheid van de bewoners over hun veiligheid inmiddels wel ‘geland’ was, om in vliegveldtermen te blijven.
Mogelijk is het laatste woord hierover nog niet gezegd.

De emissies anders dan geluid kwamen ook in discussie, onder andere n.a.v. het recente Eindhovens Dagblad-artikel over uitlaatgassen van vliegtuigen ( https://bvm2.nl/eindhovens-dagblad-besteedt-aandacht-aan-uitlaatgassen-vliegtuigen/ ). Hiervoor werd verwezen naar de MER, die nodig is voor het nieuwe Luchthavenbesluit (en die inmiddels sterk vertraagd is).
Ook voor veiligheidskwesties wordt naar de MER verwezen..

De presentatie van Kemperman en de Haas is hieronder te vinden.

VLNR Kemperman, De Haas en Lauret

De uitnodiging voor deze sessie is te vinden op https://bvm2.nl/definitieve-uitnodiging-en-programma-knegselbijeenkomst-bvm2-op-18-november-2023/ .

Bijna-verbod op zonneparken een slechte zaak

Gaandeweg zijn de regels voor zonneparken (op de grond) steeds verder aangescherpt. Nu zover dat er sprake is van een bijna-verbod dat heel schadelijk is voor de energietransitie, en daarmee voor de klimaataanpak.


Hoe is dat zo gekomen?
Nederland is een klein en dichtbevolkt land, en dat er regels zijn tegen het morsen met ruimte is logisch. Dat er om die ruimte een permanente strijd woedt tussen de belangen van de landbouw, woningbouw, energievoorziening, wegen, natuur en andere belangen is onontkoombaar.

De natuurorganisaties organisaties hebben op 10 jan 2019 hun “Constructieve Zonneladder” gepresenteerd ( https://www.nmu.nl/nieuws/wij-presenteren-de-constructieve-zonneladder/ ). De natuur- en milieuorganisaties omschrijven hun doel als een afweging “De Natuur en Milieufederaties zijn voorstander van zorgvuldig ruimtegebruik en roepen gemeenten en regio’s op om steviger te sturen op locatiekeuze en randvoorwaarden bij zoninitiatieven. Maar we vinden het óók van belang dat de lokale gemeenschap kan meepraten over zo’n beleidskader en dat de energietransitie op alle fronten tegelijk versnelt. We moeten dus ook nu al op gevoelige ontwikkellocaties aan de slag, mits dat verantwoord kan en in balans is met andere ontwikkelingen.”.

Al vanaf het begin is de afweging door belangengroepen en politici die weinig op hebben met duurzame energie geïnterpreteerd als een blokkade. In deze strikte, volgtijdelijke interpretatie mag er op de grond niets, tenzij eerst het laatste dak volligt. Waarover, helaas, de politiek niet alles te vertellen heeft en bovendien zijn sommige daken en locaties ongeschikt. Dus dat moment komt nooit en dat was precies de bedoeling.

De aanleg van zonneparken bleek echter niet tegen te houden, en daarom kwam er een convenant tussen de natuur- en milieuorganisaties enerzijds (waaronder Greenpeace en Milieudefensie) en de branche anderzijds, de Gedragscode Zon op Land dd 04 maart 2020. Zie https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2020/03/04/gedragscode-zon-op-land .
Wat mij betreft is dit een aanvaardbaar compromis, dat nog slechts om wettelijke formalisering vroeg.
In het beleid ging de Zonneladder de ‘Voorkeursvolgorde’ heten.

Een eerder artikel op deze site is te vinden op https://www.bjmgerard.nl/zonneladder-eindelijk-constructief/ .

Gaandeweg echter werd het politieke klimaat steeds ongunstiger voor zonneparken, zowel bij de lagere overheden als bij de regering.
In de eerste Zonnebrief van minister Jetten dd 20 mei 2022 ( https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022D20571&did=2022D20571 ) staat nog “Een nieuwe fase voor zon-PV vraagt om aanvullend beleid. De Voorkeursvolgorde Zon, zoals opgenomen in de NOVI, blijft ook voor dit kabinet leidend bij de beleidsinzet voor zon-PV. Dat betekent dat ruimtelijk beleid of stimuleringsbeleid hier ondersteunend aan moet zijn en dat praktische en beleidsmatige belemmeringen die toepassing van de Voorkeursvolgorde in de weg staan, zoveel mogelijk moeten worden weggenomen. Op die manier wil dit kabinet zon-PV zo veel mogelijk realiseren op daken en andere objecten en op die manier landbouw- en natuurgronden zo veel mogelijk ontzien. De aard van de Voorkeursvolgorde, namelijk dat deze geen volgtijdelijkheid inhoudt, blijft daarbij behouden. Dit betekent dat de Voorkeursvolgorde leidend is bij het verkennen van de mogelijkheden voor zon-PV, maar dat in de realisatie niet eerst alle daken en objecten benut hoeven te worden voordat er gewerkt kan worden aan grondgebonden zon-PV.”.
Voorafgaand aan de brief was breed overlegd, o.a. met de natuurorganisaties en de branche.

Verbeelding van de plannen van Heijmans om zonnepanelen als geluidsscherm te gebruiken langs de A50 bij Uden

Multifunctionaliteit is een redelijke eis bij krappe ruimte, en daaraan valt op verschillende manieren tegemoet te komen die passen bij het Convenant Zon op Land. Deze formulering leidde niet tot stennis.

In de tweede Zonnebrief van Jetten dd 06 juli 2023 echter werd een veel strakkere toon aangeslagen ( https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2023D31776&did=2023D31776 ). Er staat “Het kabinet wil de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk benutten met behoud van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Ook willen we landbouw- en natuurgronden waar mogelijk ontzien. Daarom wordt voor de hernieuwbare opwek met zon-PV de Voorkeursvolgorde Zon gevolgd. In de afweging voor hernieuwbare opwek met zon-PV wordt daarbij door inititiatiefnemers samen met bevoegd gezag in volgorde gezocht naar, hernieuwbare opwek met zon-PV op:

1. daken en gevels;
2. terreinen en objecten binnen bebouwd gebied;
3. terreinen en objecten in het landelijk gebied (m.u.v. landbouw- en natuurgronden);
4. landbouw- en natuurgronden.
Pas als trede 1, 2 en 3 onvoldoende mogelijkheden bieden komen locaties op trede 4 in beeld. Daarmee ontzien we landbouw en natuur (trede 4).”.

En

Kabinet en medeoverheden zijn alle voor het beperken van zon op landbouw- en natuurgronden en werken samen toe naar regels met de strekking “nee, tenzij” om landbouw- en natuurgronden zo veel mogelijk te vrijwaren van zon-PV. Er zal een beperkt aantal uitzonderingen voor zon-PV op landbouw- en natuurgronden, “nee, tenzij”, worden geformuleerd, waarbij de voorwaarden tijdelijkheid en multifunctioneel gebruik in ieder geval zullen gelden. Deze voorwaarden worden in de komende maanden verder uitgewerkt. Bovenal geldt dat de treden 1, 2 en 3 zo veel als redelijkerwijs mogelijk is moeten zijn doorlopen, om aan de uitzonderingen voor trede 4 toe te komen”.

Hiermee wordt de volgtijdelijkheid ineens wel als eis gesteld, en geldt voor zonneparken een ‘Nee, tenzij ….” beleid. De voorwaarden voor dat ‘tenzij’ zouden later gepubliceerd worden.
Jetten geeft wel argumenten, maar die ogen niet heel solide. Nieuwe gemeentelijke bevoegdheden bijvoorbeeld zijn bijvoorbeeld gebaseerd op de nieuwe Omgevingswet, waarvan velen een uitvoeringspuinhoop verwachten, en ze zijn vaak gebaseerd op overwegingen van wat er theoretisch mogelijk is, maar in praktijk slechts na innovaties kan worden verwezenlijkt (bijvoorbeeld het integreren van PV-voorzieningen in muren, kozijnen – wat op papier wel kan, maar wat in praktijk nog zelden gebeurt). Volgens TNO kan er op dit gebied wel wat: zie https://www.tno.nl/nl/newsroom/insights/2023/08/blik-2030-zonne-energie/ .
Ook wordt verwezen naar de invoering van de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD, https://energy.ec.europa.eu/topics/energy-efficiency/energy-efficient-buildings/energy-performance-buildings-directive_en ), waarvan de verwezenlijking nog moet beginnen.

Voor de duidelijkheid: ik  vind dit op zichzelf goede ontwikkelingen.

De vraag is of die ontwikkelingen doen wat ze moeten gaan doen. Ik zie dat allemaal niet zo en de verkiezingsuitslag van 22 nov 2023 maakt het optimisme er niet groter op. Vraag is bijvoorbeeld wat er van het Klimaatfonds overblijft.

Ook bij de partners in het Convenant Zon op Land viel de tweede Zonnebrief, voor zover het over dit aspect gaat, slecht. Zie https://hollandsolar.nl/actueel/zonsector,-natuur-,-bewoners-en-milieuorganisaties-ban-op-zonnevelden-op-landbouwgrond-is-slecht-voor-boer,-natuur-en-klimaat.html , welke verklaring onder andere, naast Holland Solar, gesteund wordt door de natuurorganisaties, Milieudefensie en Greenpeace, en de energiecoöperaties.  
Met verbijstering heeft Holland Solar kennisgenomen van het kabinetsbesluit om zon op landbouwgrond vanaf juli 2024 ernstig te beperken. Holland Solar ziet dit als een onnodige maatregel die een rem zet op de energietransitie. Een dergelijke maatregel is onbegrijpelijk in een tijd waarin de vraag naar duurzame elektriciteit in rap tempo toeneemt en de ambitie is gesteld om de elektriciteitsproductie in Nederland in 2035 volledig CO2-vrij te maken. Door zon op landbouwgrond sterk te beperken haalt de Minister het tempo uit de energietransitie, terwijl deze projecten juist een oplossing zijn voor een groot aantal opgaven waar we op dit moment voor staan.”

Inmiddels bestrijden de natuurorganisaties dus hun eigen schepping, die een eigen leven is gaan leiden. Soort Frankenstein.

Op 26 oktober 2023 maakte de regering de uitzonderingen bekend, op basis waarvan het inrichten van de bodem tot zonnepark niet verboden is:

  • Als er een substantiële agrarische functie gekoppeld wordt aan het PV-park
  • Landbouwgrond die in transitie is naar een andere bestemming en/of slecht is (en dan maximaal voor 30 jaar, opbrengst te gebruiken binnen het transitieplan)
  • Als het PV-park betekenisvol bijdraagt aan het bestrijden van de netcongestie
  • Projecten die al een eind op stoom zijn in de Regionale Energie Strategie (RES)

Dit wordt juridisch bindend vastgelegd.

Dit mag nog wel (foto Energie Coöperatie Vrijstad Engie Culemborg via TNO, https://www.tno.nl/nl/newsroom/2023/11/solarmilk-zonnesystemen-landbouw/ )

Cijfers – 2030
Op basis van de Klimaat- en Energie Verkenning 2023 (KEV2023, zie de openingsafbeelding) wordt Nederland op basis van de Europese Energy Efficiency Directive geacht in 2030 netto 1609PJ ( 444TWh) aan de klant af te leveren (de zwarte stip). Dat is inclusief 134PJ voor de luchtvaart.
De lijn van het werkelijke verbruik kruipt daar besparend naar toe.
Lastig is dat er meerdere maatstaven zijn die onderling niet helemaal te vergelijken zijn. Getallen in deze EED-afbeelding hoeven dus niet precies te passen bij andere getallen.

De geel gearceerde cijfers zijn die welke meetellen voor de Regionale Energie Strategie (RES)


In dit verband is relevant dat slechts een deel van die 444TWh (1609PJ) in de vorm van elektriciteit aan de klant wordt afgeleverd.
Het is riskant om gegevens uit verschillende bron te combineren (soms andere aannames), maar het moet nu toch even. Neem cijfers met een korrel zout.

Uit een onderzoek van TNO dd 22 april 2022 (zie bovenstaande tabellen) blijkt dat als je de meest recente Europese eisen volgt (in de vraag-tabel de laatste kolom 55% en RED III), Nederland in 2030 vraagt om 206TWh elektriciteit. Het elektriciteitsgebruik stijgt extra snel omdat het aardgasgebruik etc daalt.
Hetzelfde onderzoek komt tot een stroomaanbod van 165TWh in 2030. Dit aanbod is nog voor 35TWh fossiel. Dat past nog net binnen de CO– emissielimiet in 2030. Als een nog latere aanscherping, die nog niet in deze tabel staat, meegenomen wordt past er nog maar een productie 148TWh binnen de emissielimiet.
Met andere woorden: er is sowieso een stroomtekort in 2030 van 41TWh (206-165). Als de extra aanscherping meegeteld wordt, is er een tekort van 58TWh. Dit tekort moet hernieuwbaar worden ingevuld, omdat dat wat er staat per definitie al aan de CO2 -limiet zit.

Uiteraard heeft men ook nagedacht over oplossingen.
Jetten noemt in zijn tweede zonnebrief 20TWh uit zijn nieuw, innovatieve bronnen aan dak en gevel als aanvulling op de Regionale Energie Strategieën. In hoeverre dat mogelijk is, moet blijken: de netbeheerders zeggen dat ze niet verder kunnen gaan dan de 35TWh die er staat, maar mogelijk is er sprake van lokale productie en lokaal verbruik
TNO noemt enkele importmogelijkheden:

  • 10GW elektrisch vermogen wat, als dit jaarrond ingezet zou worden, 88TWh groene stroom binnen zou brengen. Dit met heel wat mitsen en maren, zoals bijvoorbeeld welk Europees land al voor 2030 zoveel groene stroom over heeft. En of het om echte stroom gaat of om groene certificaten.
  • Import van 0,2 tot 0,4Mton groene waterstof, waarvan de productie 11 resp 23TWh groene stroom zou kosten. Dat gaat dan van de vraag van 206TWh af. Dit ook met mitsen en maren.

Een onverwoestbare optimist zou kunnen zeggen dat er tot 2030 geen nieuwe zonneparken nodig zijn als de vraag is om uitsluitend het elektriciteitsbudget in 2030 in orde te krijgen. De tekorten moeten dan grotendeels worden opgelost met import en of dat lukt, moet blijken.

Lokale politici kunnen zich het beste inzetten voor de realisatie van de RES. Dat moet en kan in elk geval, al wordt het hun wel moeilijk gemaakt doordat hen een belangrijk wapen uit handen is geslagen.

De cijfers – 2050
Maar er moet veel meer gebeuren dan alleen het elektriciteitsbudget in 2030 in orde te krijgen.

Bovenstaand diagram komt uit het recente Nationaal Plan Energiesysteem (NPE), dat minister Jetten op 03 juli 2023 ingediend heeft. Het is nog een concept. Zie https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2023D29891&did=2023D29891 .
Er wordt impliciet gesuggereerd dat het diagram inclusief de luchtvaart en scheepvaart is en inclusief non-energetisch gebruik voor materialen, zonder dat dat duidelijk wordt uitgelegd.
In een bijlage van het NPE is te vinden dat er, naast het elektriciteitsbedrag, ook nog een niet-fossiele biogrondstoffencomponent is van grofweg 1300PJ. Dat is een complex verhaal en voor het doel van dit artikel is dat niet nodig.

Er zijn twee uitdagingen, die al meteen in het oog springen als men in het diagram de cijfers van 2030 en 2050 vergelijkt.

  • We moeten van 130 TWh (165 – 35) duurzame elektriciteit in 2030 naar 556 TWh (ca 2200PJ) duurzame elektriciteit in 2050
  • De hoeveelheid zon-PV daarbinnen neemt toe van 41TWh in 2030 naar 105TWh in 2050 (NB: de 41TWh in 2030 in het NPE is hoger dan de 23TWh bij TNO, mogelijk omdat TNO met oudere cijfers gewerkt heeft)

Ook in 2050 kan Nederland proberen van de de import van duurzame stroom of waterstof te leven. Ik heb daar op zich niets op tegen, want volledige zelfvoorzienendheid hoort niet tot mijn principes. Een relevantere vraag is wat er op dit gebied in 2050 mogelijk zal blijken te zijn. Ik vind niet dat je er een vlucht naar voren van moet maken.
Zie https://www.bjmgerard.nl/vier-scenarios-voor-het-energiesysteem-van-de-toekomst/ .

Gezien de omvang van de uitdaging op de lange  termijn vind ik het onlogisch om te gaan remmen op de ontwikkeling van zonneparken op de grond. Ik begrijp dat er keuzes gemaakt moeten worden, maar dan kies ik voor verkleining van de topzware Nederlandse landbouw. Zie ook https://www.bjmgerard.nl/wat-ik-van-de-boerenacties-vind-en-van-de-nederlandse-landbouw/ .

Zonnepark Bockelwitz-Polditz aan de Mulde (Dld) (foto bgerard) (Dit park telt 14000 panelen, samen goed voor 3,15MW piek, en was daarmee in 2010 het 130ste park van Duitsland).

Aanvullende gedachten