De kool en de geit – en het Nederlandse mestbeleid

Leo Lamers heeft een boek geschreven met bovenstaande titel.
Lamers is adviseur Landelijk Gebied bij Arcadis en heeft als vrijwilliger contact met de BMF.

Ter introductie wordt ex-minister Veerman van Landbouw, onder Falend Mestbeleid, geciteerd met  “we importeren het voer, exporteren het vlees en de rommel blijft hier.” Het boek gaat vooral over die ‘rommel’.

Al een halve eeuw kampt Nederland met een mestoverschot en veel andere milieuproblemen als gevolg van veel te veel vee. Dat was natuurlijk te vermijden geweest als Nederland, net als Denemarken en Duitsland, de groei van de veestapel tijdig had gestopt. Een andere logische oplossing zou zijn krimp van de veestapel. Maar ook dat doet Nederland niet, integendeel, de veehouderijsector en de veehouderijgezinde politieke partijen dromen zelfs nog over verdere groei van de veestapel. Hun oplossing is het verwerken van mest. Immers als je de mest laat verdwijnen, wat is dan nog het probleem?” aldus Lamers in zijn inleiding.
Dit is de hoofdlijn van het boek. Daarnaast kleven er volgens Lamers nog andere milieuproblemen aan de veeteelt, zoals de stikstofdepositie, de stank, de gezondheidsrisico’s en de broeikasgassen.

De omvang van de veestapel van 1870-2015
De omvang van de veestapel van 1870-2015

In Denemarken en delen van Duitsland mocht de veehouderij slechts uitbreiden, als ze de mest op eigen grond kwijt konden. Een melkveebedrijf in Oostenrijk mag slechts 1,5 koe per hectare hebben (in Nederland is twee al weinig bg). In Nederland echter ging en gaat de politiek steeds weer opnieuw mee in de sectorbeloften van innovatie en eigen verantwoordelijkheid. Het loslaten van de melkquota is een laatste voorbeeld van dit voortdurende wensdenken. De Tweede Kamer trapt keer op keer in dezelfde val. Maar de landbouwsector beloofde veel, maar leverde weinig, aldus Lamers.
Slechts dankzij de EU is het probleem niet nog groter geworden. Toen in 2013 de varkens- en kippenrechten dreigden te worden afgeschaft, dreigde de EU succesvol met de intrekking van de z.g. ‘derogatie’ van de Nitraatrichtlijn. De illegaliteit rondom de productie en het wegtoveren van nitraat zou dan nog groter geweest zijn.

Over de nitraatconcentraties schrijft Lamers in een hoofdstuk ‘Een kwart van de mest is zoek’ en ‘Nederlandse waterkwaliteit nog lang niet op orde’. Hij baseert zich op een bericht in De Boerderij van 14 januari 2014, hij beroept zich op de Unie van Waterschappen dat de dat de mestwet-
geving zo complex is dat de pakkans op niet naleven klein is, en hij citeert prof. Oenema, Nederlands mestgoeroe, (De Boerderij 1 febr 2016) ‘Vergeet de stikstof niet! Daarvoor moet ook en oplossing komen!’.
En die is er niet – het concentraat, dat de sector uit de dunne fractie van drijfmest wil maken, moet minstens 15* zo geconcentreerd zijn als nu, relatief minder kalium bevatten en niet besmet zijn met organisch materiaal, wil het aan de relevante Europese richtlijn voldoen. Dat blijkt al jaren te hoog gegrepen.
Het gevolg:

 Balans van de Leefomgeving 2014
Balans van de Leefomgeving 2014
 Balans van de Leefomgeving 2014
Balans van de Leefomgeving 2014

Verder wijdt Lamers een belangwekkend hoofdstuk aan de mogelijkheden om de veeteelt cyclisch te maken op diverse schalen, van het eigen bedrijf t/m Noordwest Europa (over welke laatste schaal hij geen harde informatie geeft). Lamers’voorkeur heeft de nationale schaal, zelf houd ik het vooralsnog bij de Noordwest-Europese. Beide alternatieven zouden verder moeten worden uitgewerkt. Beide vereisen minder dieren.

Tot zover de passages in het boek van Lamers waar ik het mee eens ben. Mijns inziens zijn deze passages voldoende om zijn punt te scoren dat er minder dieren moeten zijn.

 

Lamers schrijft ook dingen waarmee ik het (deels) niet eens ben of waaraan ik twijfel, en die niet nodig zijn om zijn punt te maken:

  • Waarschijnlijk is er te weinig markt is voor producten uit mestverwerking, maar Lamers maakt dat slechts aannemelijk voor nitraat en geeft (vooral op losse uitspraken gebaseerde) indrukken, geen harde cijfers. Voor stikstof ziet het Europese plaatje er uit als hieronder:
    stikstofoverschot in de bodem door bemesting in Europa in 2005

Voor fosfaat heeft het plaatje minder directe bewijskracht:

Fosfaatbalans in Europa
Fosfaatbalans in Europa
  • Lamers uit kritiek op de winning van biogas uit mest, en beroept zich daarbij op de hoogleraren Lucas Reijnders en Cees Buisman. Ik verschil met beiden van inzicht.

Reijnders zegt dat mestvergisting ‘energetisch niet rendabel’ is en ‘ecologische waanzin’. Nu zat ik erbij op de publieksavond in Deurne dat hij dat laatste zei, en er hoort een context bij die Reijnders erkende toen ik er tijdens diezelfde avond een vervolgvraag over stelde.
Reijnders maakt Life Cycle Assessments (LCA’s). Je meet een productieproces integraal vanaf het allereerste begin t/m het finale eind af aan een maat en een criterium. Het huidige veeteeltsysteem, slechts beschouwd als een proces dat erop gericht is uiteindelijk energie te produceren, is inderdaad ecologische waanzin.
Maar in de huidige realiteit is er een heleboel mest, alsmede een heleboel ander organisch afval, en dan kan het mogelijk en verstandig zijn een deel van die afvalstoffen in te zetten voor de energieproductie. Dat vraagt om een normale zakelijke discussie. Mijn antwoord is vooralsnog dat hiervoor, binnen nader vast te leggen begrenzingen, ruimte bestaat.

Energetisch rendabele monovergisters van rundermest bestaan (zie mijn verhaal over Den Eelder ( Op werkbezoek bij zuivelboerderij Den Eelder ). Een covergister zou meer opbrengen, maar ook een grotere afhankelijkheid van de prijs van covergistingsmateriaal betekenen. Men kan daar wel of niet voor kiezen. De exploitant van Den Eelder koos voor mono.
Mogelijk is monovergisting van varkensmest energetisch niet rendabel, zoals Reijnders zegt, maar covergisting kan wel energetisch rendabel zijn.

Op de keper beschouwd gaat de discussie erover waar het nulpunt van je redenering ligt: bij ‘from scratch’ of bij de huidige realiteit.

Cees Buisman (hoogleraar Wageningen) zegt dat het ‘zo goed als onmogelijk is een biogasinstallatie (financieel) rendabel te laten draaien. De missie is zuiver subsidiegedreven.’ Op zich klopt dat, maar die bewering geldt (nu en waarschijnlijk nog lang) voor de volledige duurzame energiesector. Ons land heeft er terecht voor gekozen duurzame energie een tijd lang financieel te beschermen.
Bij de huidige elektriciteitsprijs van 4 cent/kWh is op dit moment geen enkele energieopwekking financieel rendabel. In de SDE+ -tabellen is biogas met covergisting goedkoper als zonnepanelen. Ik neem aan dat Buisman niet alle zonnepanelen wil verbieden als zijnde ‘subsidiegedreven”.

Het zou helpen als hoogleraren zich niet met halve waarheden van hun analysetaak af zouden maken.

 

Brabant heeft meer dan alleen een veeteeltprobleem.
In de veeteelt-verhaallijn heeft Lamers gelijk. De landbouw zelf is het probleem, want die produceert goederen met daarnaast veel afval. Bewerking van het afval verandert niets aan het hoofdprobleem.

Maar Brabant heeft ook een energieprobleem, een methaanprobleem, een microbiologieprobleem en een bodemprobleem. In deze andere verhaallijnen kan het bewerken van mest zeer zinvol zijn.

  • Reijnders (en daarmee Lamers) vindt een biogasinstallatie veel methaan, CO2 en H2S bevat en daarom gevaarlijk is en als een chemische fabriek behandeld moet worden. Daar kun je over discussieren. In elk geval kent de Vereniging Nederlandse Gemeenten in ‘Bedrijven en Milieuzonering’ aan een mestvergister een veiligheidsafstand toe van 30m en aan een klein LPG-station van 50m. Vergisters zijn niet zo gevaarlijk en vergiste mest is een stuk minder gevaarlijk dan rauwe mest.
    Stinken? Dat hebben ze in de begintijd wel gedaan, maar de situatie is verbeterd. Ik heb nu zelf drie mestbewerkers bezocht en ze waren, in elk geval op dat moment, nauwelijks te ruiken.

Zie verder
Geen mestverwerking —-> minder dieren? Bepaald geen automatisme!
Afzetkansen voor bewerkte mest?
Brabantse mestdialoog: doorbraakclaim verdient vraagteken

Het boek is uitgegeven door uitgeverij Landwerk, waarvan de website is http://landwerk.nl/de-kool-de-geit-en-het-nederlandse-mestbeleid/ .