Mestbewerker Houbraken in Bergeijk, hoe verder?

Een actievoerder uit Bergeijk, die mij kende via milieukringen, vroeg mij advies omdat hij bezwaar had tegen de mestbewerker Houbraken uit Bergeijk. Hij was bezig met een zaak tegen de op 16 mei 2016 door Waterschap De Dommel verstrekte watervergunning en wilde weten wat ik daar van vond.

Het verhaal van Houbraken valt eigenlijk uiteen in vier delen:
–  de manier waarop hij zijn onderneming wil uitbreiden en hoe hij daarbij omgaat met zijn vergunning
–  wat hij met de mest wil doen
–  de lozing op het oppervlaktewater
–  het mineralenconcentraat.

Een luchtfoto van het complex van Houbraken in Bergeijk

De uitbreiding en de vergunning
Houbraken heeft een vergunning voor een mestbewerker (volgens de scheiding- en indikkingopzet) van 25000 ton per jaar, waarbij er geen IPPC-inrichting mag zijn (IPPC is Europees recht voor de zwaardere gevallen). Bij die hoeveelheid is de gemeente Bergeijk bevoegd gezag (milieuvergunning).

Houbraken wil echter uitbreiden naar 200.000 ton per jaar. Dan is de provincie bevoegd gezag. Bovendien is het al voor die tijd een IPPC-inrichting geworden.
Houbraken is maar vast begonnen met uitbreiden zonder zelfs maar een vergunning te vragen. De gemeente Bergeijk heeft dat veel te lang goedgevonden en de provincie, niet wetende dat zij inmiddels tot bevoegd gezag was uitgegroeid, kwam daar pas later achter en heeft vanaf dat moment adequaat gehandhaafd (nb: dit is een herziene tekst), maar uiteindelijk kwam de zaak voor de voorzieningenrechter die op 27 juli 2016 een voorlopige uitspraak deed dat het allemaal toch echt niet kon.
De vergunning ging maar tot 25000 ton/y en was overschreden tot 86000 ton in 2015, en 56000 ton halverwege 2016.
De drooggeperste dikke fractie werd gehygieniseerd met ongebluste kalk en daarvoor was ook geen vergunning. Verder waren, in strijd met de vergunning, twee mestsilo’s niet afgedekt.
Tenslotte was er strijdigheid met het agrarische bestemmingsplan ontstaan, omdat deze activiteit in deze proporties niet meer als een agrarische nevenactiviteit gezien kon worden.

Vanuit deze bewust gecreëerde situatie van illegaliteit was Houbraken verplichtingen aangegaan met toeleveranciers en afnemers, waarna een tranentrekkende verhalen in de pers over de geschonden belangen, contracten, varkensboeren die in hun mest omkwamen, werknemers.

Uiteindelijk oordeelde de rechter dat Houbraken een adempauze kreeg om zijn verplichtingen af te bouwen. Het bedrijf krijgt (tijdelijk) pas een dwangsom van €30 per ton boven de 75000 ton/y in 2016. De provinciale dwangsommen tegen het onbevoegd hygieniseren en het niet afdekken van de mestsilo’s blijven intact, maar Houbraken krijgt 8 weken respijt.

Het wachten is op de bodemprocedure.

Voorbeelden van houtskool maken

Biochar
Houbraken wil pyrolyse inzetten op gescheiden en gedroogde dikke mest. Voor het bewerken van mest is dat een nieuwe techniek.

Pyrolyse betekent dat organisch materiaal bij ca 500°C bij zuurstofloze of-arme omstandigheden verhit wordt. Er treedt dus bewust onvolledige verbranding of alleen ontleding op. Daardoor wordt de organische stof slechts gedeeltelijk afgebroken. Er blijft een houtskoolachtige substantie over en de meer vluchtige bestanddelen komen ten dele vrij als gas of vloeistof.
Het is mij overigens een raadsel waarom dit product BIOchar genoemd wordt, terwijl gewone houtskool char heet. Die is net zo goed BIO.

Het proces is familie van vergassen, maar dat gebeurt bij veel hogere temperaturen.

Schema van houtskooloven

Bij andere vormen van biomassa bestaat de pyrolyse-techniek al eeuwen. Het oudste voorbeeld is de vervaardiging van houtskool. Op houtgas reden in de oorlog auto’s. Ook de vervaardiging van cokes en hoogovengas uit steenkool gaat met pyrolyse (bij hogere temperaturen).

Wie er een stuk uitleg van wil zien, kan kijken op http://www.ecoenergy-oirschot.nl/nieuws_bioen.php .

Voor varkensmest echter (zoals in Bergeijk) is pyrolyse, voor zover ik weet, een nieuwe techniek. Ik ken geen inrichting in Nederland die mest pyrolyseert. BMC op industrieterrein Moerdijk verwerkt kippenmest, maar doet dat door zo volledig mogelijke verbranding (wat kan, omdat kippenmest veel droger is).

Het is een interessant idee om mest te pyrolyseren, maar het is terra incognita. Ik vraag me af of een dergelijk experiment op zijn plaats is bij een uit zijn krachten gegroeid loonwerkersbedrijf, dat al eerder problemen had met professionaliteit en vergunningen. Voor een dergelijk proces is men niet bekwaam alleen maar omdat men dat zelf zegt.

Bovendien zijn alle onvolledige verbrandingsprocessen per definitie riskant (bijv. roet in oude diesels of dioxines in afvalverbranders met een te laag afgestelde temperatuur). Bij pyrolyse is onvolledige verbranding en ontleding nu net het hoofddoel van de inrichting. Ik vind het een chemisch proces in een zwaardere milieucategorie.
Als dit al zou kunnen werken, hoort het in deskundige handen thuis op een daartoe geoutilleerd bedrijventerrein, en niet in een weiland onder gezag van de gemeente Bergeijk.

Een kleine pyrolyse-installatie

Het oppervlaktewater
Nou net dit onderdeel zit goed in elkaar (althans op papier). Onderstaand schema komt uit de Watervergunning van het Waterschap. Het gaat om de kolom onder het hokje “water/permeaat 88000m3/y” op halve hoogte in de linker kolom.

Omgekeerde osmose is de laatste trap na gewone, steeds fijnere filtering. Kort door de bocht is het een soort zeef met gaatjes die de 0.1nm kunnen halen -de grootte van een natriumion. De techniek is dan ook voor het eerst ontwikkeld om zeewater te ontzouten en wordt daar tegenwoordig routinematig voor gebruikt. Watermolekulen kunnen net wel door de gaatjes en worden daar met brute kracht doorheen geperst. Alles wat virus is of bacterie of medicijnrest of hormoon kan niet door die gaatjes. Tenminste, zolang het filter en de pakkingen heel zijn.
In beginsel kan dit met alle soorten vuil water. Het Amerikaanse leger gebruikt de techniek voor zijn eenheden te velde.

Het Waterschap zegt dat het uitgeperste water schoner is dan de ontvangende Keunensloop zelf. Zelfs zo schoon, dat men het eerst een tijdje in een vijver laat staan om het weer wat natuurlijker te maken.

Houbraken noemt als doel van zijn inrichting de productie van schoon water en dat kan terecht zijn, als de installatie oordeelkundig gebruikt wordt.

Stroomschema uit de Watervergunning van Houbraken Bergeijk

Het mineralenconcentraat
Een zeef echter vernietigt niet wat ermee gezeefd wordt. Wat niet door de omgekeerde osmosemembraan kan (dus bijna alles behalve water) blijft achter in het concentraat (hokje “concentraat 76000m3/y’). Dat wordt verder ingedampt en leidt uiteindelijk tot het hokje “nutrienten – 14400m3/y afvoer naar derden”. Daar zitten dus alle zware metalen in, virussen, bacterien, hormonen, medicijnresten, nitraat (dat ion is te groot voor de gaatjes). Er zit ook in wat er stroomopwaarts in het proces toegevoegd wordt, met name antischuimmiddelen (die bij mijn weten tamelijk onschuldig zijn) en uitvlokpolymeren die niet per definitie onschuldig zijn. Een veel gebruikte polymeer is polyacrylamide. Die stof is als polymeer onschuldig (er worden bijvoorbeeld contactlenzen van gemaakt en het wordt bij de  rioolwaterzuivering om uitvlokking van slib te bevorderen). De monomeer monoacrylamide echter is behoorlijk toxisch (neurogif), maar die stof breekt in natuurlijke omstandigheden weer af. Hoe dat in concentraat uitpakt? Geen idee.

Vervolgens hoopt men al jaren vergeefs dat dit mineralenconcentraat ooit nog eens kan worden ingezet als kunstmestvervanger. Ik zie dat niet zomaar gebeuren en er is zoveel van deze dunne fractie, dat men totaal niet weet waar men er mee naar toe moet.
Vandaar het chronische en onoplosbare overschot aan nitraat in het Brabantse grond- en oppervlaktewater, en mede daarom de stijgende medicijn- en hormoonproblematiek.

De dunne fractie van de mest, al dan niet geconcentreerd, is de achilleshiel van de veeteelt in Brabant. Wie cynisch wil doen kan zeggen dat straks het goede deel van de mest geëxporteerd wordt, en het kwaaie deel in ons milieu komt.

Ik ben niet tegen het bewerken van mest, maar dan om andere doelen te bereiken dan het mestprobleem oplossen. Dat is niet op te lossen zonder minder dieren.