Klimaateffecten in Brabant 6 – het KNMI over recent extreem weer in 2016. Daarnaast verzekerbaarheid.

Het KNMI heeft een beschrijving annex klimaatanalyse uitgebracht over de extreme buien van eind mei en begin juni 2016, en een beschrijving van het noodweer van 22 en 23 juni.

Het KNMI over 31 mei en 1 juni 2016
De eind mei-studie is te vinden op www.knmi.nl/kennis-en-datacentrum/achtergrond/klimaatanalyse-van-extreme-buien-eind-mei-begin-juni-2016 .
Eind mei lagen Limburg en Zuidoost Brabant aan de rand van een groot neerslaggebied. Die neerslag hoorde bij een depressie boven Frankrijk en Duitsland, die ruim een week bleef hangen.
Belgie en Zuid-Nederland kregen hevige onweersbuien van mee, leidend tot lokale wateroverlast.
boxmeer
In Zuid-Duitsland leidden relatief kleinschalige, maar zeer hevige buien tot flash floods en aardverschuivingen.
In Frankrijk viel de regen aanhoudend over een groot gebied, waardoor in het stroomgebied van de Seine en de Loire de rivieren recordhoogtes bereikten en buiten hun oevers traden. Het Louvre werd voor de zekerheid gesloten.

Gemiddelde neerslag in mm/dag in Frankrijk op 29-30-31 mei - bron NOAA/CPC

De klimaatwetenschap wordt gestaag beter, maar zeer lokale gevolgen als het buiten de oevers treden van een rivier kunnen nog niet berekend worden. De regen, die er de oorzaak van was, kan al wel in lokale modellen gevangen worden.

Het KNMI stelt dat de buien in Duitsland niet met een veranderend klimaat in verband kunnen worden gebracht. De kans dat ergens in Zuid-Duitsland in april, mei of juni een dergelijke buiencomplex optreedt eens in de 20 jaar. Dat is niet heel zeldzaam en de tijdreeksen van 250 weerstations vanaf 1951 laten een afname in de extreme neerslag zien.

Gemiddelde neerslag in mm/dag in Frankrijk op 29-30-31 mei - bron NOAA/CPC
Gemiddelde neerslag in mm/dag in Frankrijk op 29-30-31 mei – bron NOAA/CPC

Voor Frankrijk komt het KNMI tot een ander oordeel.. De kans op dit type neerslag is sinds 1960 voor de Seine 1.8* zo hoog geworden is, en voor de Loire 1.9* zo groot. Dat kan gelezen worden als dat de kans op zoveel regen in het stroomgebied van de Seine gestegen is van 1 op 900 naar 1 op 500 per jaar. Bij de Loire is dat van 1 op 180 naar 1 op 100 per jaar.

De onderliggende natuurkunde is simpel, stelt het KNMI. De Clausius-Clapeyronvergelijking zegt dat +1°C (de temperatuurstijging sinds 1960) maakt dat de lucht 7% meer waterdamp kan bevatten (wat inderdaad ook gebeurt).

Overigens heeft het KNMI ook voor de zware regenval in juli 2014 (waardoor onder andere delen van Tilburg onderliepen, zie Klimaateffecten in Brabant – 2: Tilburg en het noodweer van 28 juli 2014) een klimaatanalyse gemaakt. Daaruit kwam ruwweg dezelfde verdubbeling van de kans op een dergelijke hoeveelheid neerslag.

Het KNMI over het noodweer rond 23 juni 2016

De tekst is te vinden op http://www.knmi.nl/kennis-en-datacentrum/achtergrond/zware-onweersbuien-op-22-en-23-juni-vol-extremen .
In de nacht van 22 op 23 juni, op 23 juni en in de nacht van 23 op 24 juni kwam het in Brabant en Limburg tot een extreem noodweer. Op de neerslagradar van het KNMI was boven Brabant een heuse ‘supercel’ te zien met rolwolken, vuistgrote hagel, valwinden en uitzonderlijke neerslag.

Supercel boven Brabant rond 23 juni 2016. weerradar KNMI
Supercel boven Brabant rond 23 juni 2016. weerradar KNMI

Delen van Brabant zagen er uit alsof er een oorlog gewoed had.
dak+glas_juni2016
Het KNMI heeft (nog?) geen klimaatanalyse gemaakt van het noodweer rond 23 juni.

 Schade en verzekering
Alleen al in een agrarische gemeente als Someren kwamen de gemeente en de boerenorganisatie ZLTO tot een half miljard schade. Nu zal daar enig natte vinger-werk inzitten en er liggen nog geen officiele schademeldingen onder, maar ongetwijfeld zal het heel veel zijn. Over het hele rampgebied samen inderdaad misschien wel een miljard.
In de beste traditie eiste de ZLTO geld voor zijn achterban voor deze “nationale ramp”.

Wateroverlast op de aardappelvelden
Wateroverlast op de aardappelvelden

Staatssecretaris Van Dam had er niet meteen zin in. In de NRC (28 juni 2016) liet hij weten dat zijn ministerie er al jaren op aandringt dat boeren een weersverzekering afsluiten en dat, nog sterker, het ministerie daar zelfs een subsidie van 9 miljoen per jaar voor klaar heeft liggen. En, zegt het ministerie, als men via de rampenregeling geld wil vangen, kan dat alleen als het om onverzekerbare schade gaat.
Mensen die er meer van af weten dan ik, moeten maar bepalen wat wijsheid is. Misschien is een deel van de schade onverzekerbaar en misschien kunnen er voorwaarden verbonden worden aan een eventueel hulpbedrag. En omvallende boerenbedrijven kosten de staat, linksom of rechtsom, ook geld.

Ondertussen kan men zich de meer fundamentele vraag stellen in hoeverre het concept “verzekering” als zodanig in dit soort situaties bruikbaar blijft.
Een verzekering gaat fundamenteel van de aanname uit dat het incident uitzondering is en het niet-incident regel. Als de herhaalfrequenties van extreem weer toenemen, moet dat vroeg of laat gevolgen hebben voor de grondslagen van de verzekering. Op zijn gunstigst gaat de premie omhoog en op zijn slechtst houdt de verzekerbaarheid op. Zie op deze site Klimaatverandering en financiele stabiliteit

Waar de verzekerbaarheid ophoudt, moet het overheidsbeleid starten. Na de watersnoodramp van 1916 is de Afsluitdijk gebouwd, en na die van 1953 de Deltawerken. Men heeft toen ook niet voor gekozen voor een benadering “het Rijk betaalt de schade en tot de volgende overstroming”. Die mentaliteit zou ook hier getoond moeten worden.

Misschien zouden de regering en de Tweede Kamer een groter gevoel van urgentie t.a.v. klimaatverandering ten toon moeten spreiden.
In Brabant is onlangs het “Deltaplan Hoge Zandgronden” van kracht geworden waarin het beheer van het zoetwater op de zandgronden onderwerp van beleid is (zie Klimaateffecten in Brabant – 1 Het Deltaplan hoge zandgronden ). En waarin, het is navrant, vooral droge zomers afgedekt zijn – en niet zonder reden, want het weer wordt extremer, zowel in de natte als in de droge richting. Misschien moet de provincie eens haar Deltaplan-beleid ter evaluatie naast de feitelijke ervaringen van mei en juni 2016 leggen.
En misschien moet de bevolking minder bezwaar gaan maken tegen maatregelen die beogen het klimaat binnen aanvaardbare grenzen te houden, zoals windturbines, hoogspanningsleidingen en mestvergisters.

CO2-uitstoot verminderingsplicht omdat de huidige manier niet werkt – gastbijdrage_4

Jos Klomp heeft mij aangeboden zijn visie weer te geven op enkele aspecten van de politieke regulering van CO2 – emissies en energiesubsidies.
Jos Klomp heeft een HBO-opleiding microbiologie  en houdt zich bezig met gas(mengsels) in cylinders voor analytische doeleinden. Hij heeft tevens te maken met de productie van biomethaan en de inzet daarvan om diesel door vloeibare biomethaan te vervangen.
gasworks bv
Hij is directeur van Gasworks BV ( www.gasworks.nl/ ) en woont in Eindhoven.

Klomp heeft andere dan de nu officieel geldende opvattingen over het tegengaan van CO2-emissies en het subsidieren van energieprojecten. Hij heeft gevraagd om zijn mening in deze kolommen te mogen weergeven. Het gaat om een serieus betoog over onderwerpen die voor deze website relevant zijn, en waarin ik mij een heel eind herken.
Desalniettemin blijft het een gastopinie – de meningen zijn die van Klomp.

Dit artikel is de vierde in een serie van vier.

De Vattenfall-kolencentrale in Hamburg
De Vattenfall-kolencentrale in Hamburg

——————————————

Met enige regelmaat worden er ideeën naar voren gebracht die de afhankelijkheid van fossiele energie moet verminderen. In het beste geval worden ze ingebed in de bestaande structuren en komen ze tot uitvoering. Maar vrijwel nooit komen ze tot echte wasdom. De reden waarom duurzame energie productie niet echt groeit is omdat ze als product (energie) één op éen moet concurreren met niet-duurzame energie. Dat is raar want het zijn twee totaal verschillende producten.
Het verschil tussen de twee producten is als volgt:
Fossiele energie is schadelijk voor het milieu, duurzame energie is dat niet.
Fossiele energie komt uit bronnen waarover gevochten wordt, bij duurzame energie is dat niet.
Fossiele energie raakt ooit op, duurzame energie niet.
Fossiele energie zal alleen maar duurder worden, bij duurzame energie is dat niet.
Fossiele energie is een bedreiging voor het voortbestaan van de mens, duurzame energie is dat niet.

Die directe concurrentie zit de duurzame energie in de weg. De verkoopwaarde van duurzame energie is nagenoeg gelijk aan die van fossiele energie. De meeste duurzame energie wordt op een compleet andere manier opgewekt dan de fossiele energie. Bij de productie van energie is in het verleden uitsluitend gekeken naar de kostprijs van opwekking. Fossiele energie is het goedkoopst om op te wekken waardoor duurzame energie automatisch de duurdere keuze is. Toch worden er voldoende miljarden euro’s  de ondernemers in duurzame energieproductie in het vooruitzicht gesteld. Je zou zeggen dat daarmee het risico is afgedekt en er een voordeel voor duurzaam zal ontstaan en daarmee groei in duurzame energie. Nou, niet dus.
Ondernemers snappen of voelen aan dat dit een gekunstelde situatie is waarbij hun onderneming geheel drijft op subsidie. Dat is voor de meeste ondernemers al geen fijn gevoel en al zeker niet iets waar ze voor kunnen “gaan”.
Er knaagt nog meer aan de ondernemingsdrift. Dat is het gevoel dat ze niet echt in een behoefte voorzien. Men weet eigenlijk niet goed wat ze bieden terwijl het hierboven nogal duidelijk tot uitdrukking is gebracht. Er mist iets, product-onderscheiding. Het is raar om een product maken terwijl je de unieke product eigenschappen niet tot waarde mag/kunt brengen.

De politiek kan dit verhelpen. Er moet een politieke beslissing komen die van duurzame energie een vereiste maakt om fossiele energie productie toe te staan. Met andere woorden,  een eenheid fossiele energie mag alleen dan geproduceerd worden wanneer er een productie van duurzame energie tegenover staat die gezamenlijk hun CO2-uitstoot met een verplicht percentage doet afnemen. Producenten van duurzame energie mogen administratief hun prestatie in CO2-uitstoot vermindering aan producenten van fossiele energie overdragen door middel van verkoop van CO2-reductie certificaten. De stok achter de deur is een boeteclausule die voor elke gemiste ton CO2-uitstoot  vermindering een bedrag van €500,- oplegt.

De negatieve effecten van deze maatregel zijn dat:
–  De prijs voor energie drastisch omhoog gaat.
–  Er geen keuze meer zal zijn in groen of grijs.
–  Dat enkel investeren in fossiel geen perspectief meer heeft.

De positieve effecten van de ze maatregel zijn dat:
–  Vrijgevallen miljarden aan subsidies aangewend kunnen worden voor energiekostentoeslagen.
–  Het duurzame deel van de energie altijd een CO2-uitstoot vermindering in zich heeft.
–  Investeren in eigen/coöperatieve/participatieve  duurzame energie productie beter rendeert
–  Met percentage-verhogingen de marktwaarde voor duurzame energie blijvend hoog zal zijn.
–  Op termijn investeren in fossiele energie volledig zinloos is.
–  De innovaties in efficiëntere duurzame energie productie markt gedreven zijn.
–  kwalificaties tot duurzaam verder uitgebouwd kunnen worden.

Dat de prijs voor energie drastisch omhoog zal gaan zal/kan voor de verbruiker gecompenseerd worden door minder belastingheffing omdat miljarden investeringen evenals structurele miljarden exploitatiesubsidies door de overheid achterwege kunnen blijven.
De invloed van de overheid blijft onverminderd hoog daar het CO2-reductie percentage bij wet wordt vastgelegd. De overheid is met de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) nu al toegerust om de controleerde taak uit te voeren. De NEa kan dit samen laten vallen met hun controletaak in het kader van de CO2-emissierechten die gewoon naast dit systeem kan blijven bestaan alhoewel op termijn nog veel minder zal voorstellen dan dat het nu al doet.
Het hele kaartenhuis van groencertificaten waarvan niemand heeft officieel heeft vastgesteld of ze netto een klimaatbijdrage hebben opgeleverd kan geheel geschrapt worden waarmee we verlost zijn van ondoorzichtige certificeringen. De door de NEa te controleren certificeringen zullen zich aan de hand van, door de overheid gestelde, duurzaamheidscriteria kwalificeren waardoor het klimaateffect beter te borgen is.

Nu is duurzame energie productie “gevangen” in hetzelfde denken als dat van de fossiele energie productie, namelijk kostprijs per energie-eenheid. Dat zelfde denken zal grotendeels intact blijven echter aangevuld met een economisch motief om te produceren met de geringste CO2-uitstoot of in een later stadium tegen de hoogste mogelijke duurzaamheidskwalificering. Het wordt daarmee niet alleen maar een kwestie van prijs maar ook van een doelstelling waarmee we het Parijse klimaatakkoord gaan halen.

Daarop aanhakend zullen innovaties een pure markt gedreven activiteit gaan worden. Het is simpelweg in het belang van de bedrijven zelf om een zo laag mogelijke CO2-uitstoot te hebben, ze kunnen er een prijsvoordeel mee bereiken waarmee meer klanten te werven zijn en dus meer winst te maken is.
In de transitie naar dit systeem zullen eerst verliezen genomen moeten worden. In de schatkist treft men de gelden aan die voor de verschillende exploitatiesubsidies bedoeld waren. Men kan iedereen een schadeloosstelling aanbieden waarna de ondernemer met zijn CO2-reductie certificaten vrije toegang heeft tot de markt. Wanneer men toch de exploitatiesubsidie wenst voort te zetten dan zullen die CO2-reductie certificaten aan de staat vallen. Het kan een éenmalige ombuiging betekenen die schatkist weer kan aanwenden voor andere zaken.
Helaas kan zo´n systeem niet volstaan met vriendelijk vragen en is een sanctie noodzakelijk voor het geval men zich aan de plicht wil onttrekken. De hoogte van zo´n sanctie moet het onttrekken aan de verplichting financieel ontmoedigen. Een boetbedrag van € 500,- per gemiste ton CO2-uitstoot vermindering is gebaseerd op 2 maal de opbrengst van één ton CO2-uitstoot vermindering onder normale marktomstandigheden. Voor een normale marktprijs grijpen we terug op de maximale netto-exploitatiesubsidie die nu uitgekeerd wordt, dat is ca. €0,12/kWh voor elektriciteit.
Uitstoot van 1kWh is ca. 0,5kg CO2 voor elektriciteitsproductie. Dus wat we zeggen is dat 1000kg CO2 de uitstoot is van 2.000kWh. Onder normale marktomstandigheden zou dat een opbrengst hebben van 2.000kWh x€0,12/kWh = €240,-. Met € 500,- wordt het onttrekken aan de verminderingsplicht 100% beboet. De hoogte van €500,- dient er ook voor  de markt op die €250,- uit te laten komen zodat ook minder kosteneffectieve productiemethoden perspectief hebben.

Nu komt het steeds vaker voor dat bestaande (uit de subsidie gelopen) installaties afgebroken worden om op basis van locatie en  vergunningen een soortgelijke maar grotere installatie met een nieuwe subsidie terug te plaatsen. Dit zal dan niet meer voorkomen zodat een soortelijke en of grotere installatie naast de bestaande wordt gerealiseerd  in plaats van ter vervanging. De opbouw van het park duurzame energie installaties zal daardoor sneller toenemen.

SDE subsidie en decarbonisatie opbrengsten – gastbijdrage_3

Jos Klomp heeft mij aangeboden zijn visie weer te geven op enkele aspecten van de politieke regulering van CO2 – emissies en energiesubsidies.
Jos Klomp heeft een HBO-opleiding microbiologie  en houdt zich bezig met gas(mengsels) in cylinders voor analytische doeleinden. Hij heeft tevens te maken met de productie van biomethaan en de inzet daarvan om diesel door vloeibare biomethaan te vervangen.
gasworks bv
Hij is directeur van Gasworks BV ( www.gasworks.nl/ ) en woont in Eindhoven.

Klomp heeft andere dan de nu officieel geldende opvattingen over het tegengaan van CO2-emissies en het subsidieren van energieprojecten. Hij heeft gevraagd om zijn mening in deze kolommen te mogen weergeven. Het gaat om een serieus betoog over onderwerpen die voor deze website relevant zijn, en waarin ik mij een heel eind herken.
Desalniettemin blijft het een gastopinie – de meningen zijn die van Klomp.

Dit artikel is de derde in een serie van drie.

——————————————

SDE subsidie en decarbonisatie opbrengsten

Zo´n 10 jaar geleden is men begonnen met het verstrekken van subsidie op geproduceerde duurzame energie. Nu 10 jaar later doen we dat nog steeds, zij met bedragen die ondertussen een tiental miljard Euro benaderen. Het einde is nog steeds niet in zicht.
De subsidievorm waarvoor destijds gekozen kent een bedrag toe aan een hoeveelheid energie die gemaakt is. Maar dat betekent dat als we steeds meer energie uit duurzame bron willen halen, we daaraan steeds meer geld kwijt zijn. Omdat de subsidie bedoeld is om het gat te dichten tussen wat de markt betaalt voor goedkope fossiele energie en wat het kost om duurzame energie te maken, is er geen mechanisme dat ervoor zorgt dat dit gat steeds kleiner wordt. Immers de overheid betaalt toch. Het hele  erge aan deze situatie is boven alles nog dat wanneer de subsidie stopt, ook de productie van duurzame energie acuut stopt. Dus we hebben veel betaald, maar staan uiteindelijk met lege handen.
De grondslag voor subsidiëring moet anders en decarbonisatie zal daarin een doorslaggevende rol spelen. Voortaan zal alleen het productiemiddel zelf subsidie kunnen ontvangen, het geproduceerde daarentegen niet  meer. De prijs voor energie wordt nu nog volledige bepaald door de fossiele energie markt. Daaraan gaat op korte termijn helemaal niets veranderen. Een verandering  waarbij de prijs van buitenaf wordt bepaald wil overigens niemand. Maar dan zitten wel met het gegeven dat duurzame energie kostbaarder is om te maken dan fossiele energie. Daarvoor komt de decarbonisatie in beeld. Wanneer de overheid aan fossiele energie producenten een verplichting tot decarbonisatie oplegt, zullen ze daaraan voldoen òf door bijmenging (voor zolang dat nog zin heeft), òf  door zelf CO2-arme energie op te wekken naast hun fossiele energie, òf door decarbonisatie-prestaties van andere over te kopen.
Duurzame energie producenten met bewezen decarbonisatie kunnen naast een inkomen aan energieverkoop ook de decarbonisatie-prestatie verkopen.

Wanneer we uitgaan van een markt die zich schikt naar een bedrag van €250,- per ton CO2-uitstootvermindering, dan betekent dat per kWh elektriciteit 12,5€cent aan opbrengsten uit de verkoop van prestaties  aan decarbonisatie. Daarmee komt menige installatie beter uit de kosten dan met de subsidie, die ze nu hebben. Daarmee kan de lasten voor de burger aan miljarden SDE gelden komen te vervallen en zal het netto voor de burger niets uitmaken. Sterker nog, wanneer de installatie nog niet technische afgeschreven zijn zullen ze omwille van een nieuwe subsidieaanvraag niet afgebroken dienen te worden, maar pas na hun volledige technische levensduur.
Wanneer we CO2-uitstootvermindering daadwerkelijk een waarde gaan geven, dan kan de volgende stap in het verduurzamen van onze samenleving gemaakt worden.

CO2-uitstootrechten tegenover CO2-uitstootverminderingsplicht – gastbijdrage_2

Jos Klomp heeft mij aangeboden zijn visie weer te geven op enkele aspecten van de politieke regulering van CO2 – emissies en energiesubsidies.
Jos Klomp heeft een HBO-opleiding microbiologie  en houdt zich bezig met gas(mengsels) in cylinders voor analytische doeleinden. Hij heeft tevens te maken met de productie van biomethaan en de inzet daarvan om diesel door vloeibare biomethaan te vervangen.
gasworks bv
Hij is directeur van Gasworks BV ( www.gasworks.nl/ ) en woont in Eindhoven.

Klomp heeft andere dan de nu officieel geldende opvattingen over het tegengaan van CO2-emissies en het subsidieren van energieprojecten. Hij heeft gevraagd om zijn mening in deze kolommen te mogen weergeven. Het gaat om een serieus betoog over onderwerpen die voor deze website relevant zijn, en waarin ik mij een heel eind herken.
Desalniettemin blijft het een gastopinie – de meningen zijn die van Klomp.

Dit artikel is het tweede in een serie van drie.

Het “huidige Europese systeem” hieronder is het Emission Trade System (ETS) van de EU. Dat kent inderdaad de nodige problemen.

——————————————

CO2-uitstootrechten tegenover CO2-uitstoot verminderingsplicht

De titel kan ook gelezen worden als: vervuilingsrechten tegenover niet-vervuilingsplicht. Als de titel zo gelezen wordt dan kan er geen groter verschil tussen beiden bestaan. Echter beide hebben hetzelfde doel, namelijk een prikkel te geven tot minder CO2-uitstoot.

Het huidige Europese systeem waarmee voor een bepaalde prijs 1.000kg CO2 in de lucht mag worden gepompt heeft daadwerkelijk ertoe geleid dat naar CO2-uitstoot is gekeken en er effectief maatregelen zijn getroffen om die uitstoot te verminderen.
Tevens heeft men de zwakte van dit systeem benut om z’n werking op bestaande CO2-uitstootbronnen te verminderen. Die zwakte bestaat er hierin dat het systeem uitsluitend administratief is. De uitstootrechten zijn in ruime hoeveelheden en in eerste instantie zonder kosten toegekend. Toen de omvang van de overmatige toekenningen duidelijk werd, is de prijs voor een uitstootrecht in een glijvlucht van €30,- naar €6,- gegaan. Dat de market overspoeld is met uitstootrechten maakt het verschil tussen de boete en de huidige marktprijs overduidelijk. Om de boete van €100,- per ton te ontlopen zijn de kosten nu slecht €6,- per uitstootrecht. Bij een krappe market zou je verwachten dat de marktprijs eerder richting het boetebedrag zou gaan. Niemand ligt wakker van die lage kosten.
Als dat op zich al nog geen grond voor zorgen zou zijn, dan is het wel dat de marktprijs voor een uitstootrecht alleen maar een administratieve handeling is. Dat heeft enkel een effect op de kostprijs van een product of dienst, die daarmee omhoog gaat. Er wordt niets tastbaars tot stand gebracht. De CO2 gaat gewoon de lucht in, de uitstoters investeren niet in toekomstige vermindering van de CO2-uitstoot omdat  in de financiële afwegingen het niet-vervuilen op een te lage rendement staat.
Het publiek wordt eigenlijk niet op de hoogte gebracht over hoe slecht dit systeem werkt.

Een alternatief zou de CO2-uitstoot verminderingsplicht (decarbonisatie) kunnen heette. Het recht om te vervuilen wordt dan tevens gekoppeld aan een plicht om per geproduceerde energie-eenheid een vermindering op de CO2-uitstoot te bewerkstelligen. Het maakt dat de fossiele energie-producenten investeren in CO2-arme productieprocessen, terwijl ze nog steeds hun bestaande productiemiddelen kunnen blijven benutten totdat ze afgeschreven zijn.
Omdat het percentage decarbonisatie steeds verder toeneemt zal opnieuw investeren in fossiele productiemiddelen niet aantrekkelijk zijn. Het opleggen van een decarbonisatie maakt het speelveld tussen bestaande fossiele energieproductie en nieuw te investeren duurzame energieproductie weer enigszins gelijk. De bruinkool-, steenkool- en gascentrales kunnen de ruimschoots aanwezige prestatie in CO2-uitstoot vermindering door de duurzame productie-installaties overkopen om op die manier niet allerlei onwenselijke en onrendabele bijstookproducten te moeten gebruiken. Maar dat alles in gewisse zekerheid dat aan hun manier van produceren een eind gaat komen.

De waarde van een ton CO2-uitstootvermindering volgt als vanzelf uit de hoeveelheid die er op de markt te koop is. De overheid kan administratief geen extra hoeveelheid creëren, het is immers een reëel product. Het enige wat de overheid kan doen is het percentage decarbonisatie onder de beschikbare markthoeveelheid houden, maar meer dan dat kunnen ze niet doen.
Wanneer het percentage decarbonisatie aansluit bij de hoeveelheid die op de markt beschikbaar is zal de prijs zich in de buurt van het boetebedrag voor niet gehaald CO2-uitstoot vermindering begeven. In Duitsland is die voor het decarbonisatie-systeem, geldig voor wegtransportbrandstoffen, gesteld op €470,- per gemiste ton CO2. De markt aldaar schikt zich naar ongeveer de helft van dit bedrag. Een soortgelijk boetebedrag voor de energiemarkt zou de productie van duurzame en decarboniserende energie uit de rode cijfers halen, en daarmee een waarde toekennen aan dit uniek facet van deze vorm van energie, waarvoor al die tijd geen ene cent is worden betaald.

In een volgende bijdrage wordt op de manier van subsidiering van
duurzame energie (SDE) ingegaan en vergeleken met de opbrengsten-
kant van decarbonisatie (CO2-uitstoot verminderingsplicht)om te laten zien  dat decarbonisatie nu netto de burger niets meer kost dan dat het nu al het geval is terwijl het daarvoor terdege blijvend duurzaam wordt geproduceerd.

Klimaattop Parijs: Decarbonisatie – gastbijdrage_1

Jos Klomp heeft mij aangeboden zijn visie weer te geven op enkele aspecten van de politieke regulering van CO2 – emissies en energiesubsidies.
Jos Klomp heeft een HBO-opleiding microbiologie  en houdt zich bezig met gas(mengsels) in cylinders voor analytische doeleinden. Hij heeft tevens te maken met de productie van biomethaan en de inzet daarvan om diesel door vloeibare biomethaan te vervangen.
gasworks bv
Hij is directeur van Gasworks BV ( www.gasworks.nl/ ) en woont in Eindhoven.

Klomp heeft andere dan de nu officieel geldende opvattingen over het tegengaan van CO2-emissies en het subsidieren van energieprojecten. Hij heeft gevraagd om zijn mening in deze kolommen te mogen weergeven. Het gaat om een serieus betoog over onderwerpen die voor deze website relevant zijn, en waarin ik mij een heel eind herken.
Desalniettemin blijft het een gastopinie – de meningen zijn die van Klomp.

Dit artikel is de eerste in een serie van drie.

——————————————

Klimaattop Parijs: Decarbonisatie

Om de opwarming van de aarde tot minder dan 2˚C te laten doen toenemen, moet de uitstoot van CO2 afnemen. Dat kan op twee manieren.

Men bespaart CO2-uitstoot door afname van energiegebruik. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, omdat het op enig moment ingrijpt op het handelen van de mens, z’n manier van leven of het raakt aan zijn economische activiteit. Allemaal zaken waar we allen van weten dat ze een behoorlijk belemmering zijn om CO2-uitstoot te laten afnemen.

Men kan ook CO2-uitstoot besparen door de hoeveelheid CO2  die het energieverbruik uitstoot, te verminderen. Decarboniseren heet dat. Dan kan het energieverbruik gewoon blijven wat het is, maar vervangen we de energieproductie door een energieproductie uit CO2-arme bronnen.

Maar, zult u zeggen, dat doen we toch al. We maken toch al duurzame energie. Dat klopt, maar wat we niet laten meewegen in die duurzame energieproductie is de CO2 die ontstaat. Daar wringt de schoen. Voor wind en zon is daar geen probleem mee. Voor aardwarmte alleen als het grondwater niet vervuild raakt. Voor biomassa ligt het een stuk moei-
lijker. Daar kan het zelfs zo zijn dat het middel erger is dan de kwaal, maar aan de andere kant zijn er ook bewezen nuttige toepassingen met behoorlijke rendementen op decarbonisatie.

Het inzicht dat duurzame energie ook een rendement moet hebben in decarbonisatie is vooralsnog alleen voor transportbrandstoffen in bindende EU-richtlijnen komen vast te liggen. Daar staan de doelstellingen op 10% duurzame brandstof  en 6% decarbonisatie in 2020. Dat is voor elke Lidstaat gelijk.

De doelstelling voor 6% decarbonisatie echter worden op grond van 10% duurzame brandstof niet met zekerheid gehaald. De Duitse regering heeft in 2014 bij wet de 6% decarbonisatie leidend gemaakt ten opzichten van de 10% duurzame brandstof doelstelling. Met andere
woorden, Duitsland vindt het belangrijker dat de brandstof blijvend minder CO2 uitstoot. Maar om de duurzaamheid niet uit het oog te verliezen, is in dezelfde wet opgenomen dat alleen decarbonisatie wordt meegeteld als de duurzame brandstoffen gecertificeerd zijn conform EU-richtlijnen.

Hoe werkt zo’n regelgeving?  Aan fossiele vloeibare brandstof (diesel en benzine) is in de EU een CO2-uitstoot toegekend van 83,8gram per MegaJoule. Op die uitstoot is de decarbonisatie van toepassing. In 2016 is dat nog 3,5% en in 2020 zal dat 6% zijn. Om op 83,8gram 3,5% CO2-uitstoot reductie te bereiken moet de uitstoot met 2,933gram afnemen. Echter, fossiele brandstoffen blijven altijd evenveel CO2 uitstoten. Dus zal in de verkoop van brandstoffen een andere brandstof opgenomen moeten worden die een veelvoud van 2,933gram minder CO2-uitstoot kent, een CO2-arme biobrandstof. Dat kan door bijmengen, of met een aparte brandstof ernaast, of door bewezen CO2-uitstoot reductie (decarbonisatie) van andere over te kopen.  

Stel men verkoopt voor 1.000.000MJ aan fossiele brandstof dan zal voor 2,933ton CO2 van totaal 83,8ton aan decarbonisatie plaats moeten vinden. Door bijvoorbeeld een 5% bijmenging betekent dat, dat de bijgemengde biobrandstof een 20-voudige decarbonisatie prestatie in zich moet hebben om het geheel aan de 3,5% verplichting te laten voldoen. Oftewel  83,8 -20×2,933= 25,14gram CO2 per MegaJoule biobrandstof.
Doordat de verplichting steeds verder wordt verhoogd, neemt de vraag naar beter presterende biobrandstoffen alsmaar toe en worden CO2-arme brandstoffen waardevoller.

Een soort gelijk systeem zou voor duurzame energie ook kunnen gelden. De rol van bruinkool, steenkool en nucleair is dan vrij snel uitgespeeld, en daarna die van aardgas. Van de duurzame energiebronnen zouden dan biomassa´s zoals landbouwgewassen en hout op termijn geen functie meer kunnen vervullen als een primaire energiebron.

Alles laten bestaan uit duurzame energie, zonder dat die een rendement op decarbonisatie moeten aantonen, is een weg die weinig voortgang maakt met de afspraken die gemaakt zijn in Parijs. Decarboniseren maakt dat er wel CO2-uitstoot vermindering plaats heeft, maar dat er niet dwingend gestuurd wordt op energiegebruik.

In een volgende bijdrage wordt de werking van het beprijzen van CO2-uitstoot (de CO2 -uitstootrechten) afgezet tegen het beprijzen van decarbonisatie (CO2-uitstoot verminderingsplicht) om te zien hoe die ten opzichte van elkaar functioneren.

 

Ondersteuners geworven voor vliegveldplatform

Het Platform De 10 geboden voor Eindhoven Airport, dat iedereen probeert samen te brengen die om enige reden kritisch staat tegenover de explosieve groei van het vliegen op Eindhoven Airport, heeft indertijd, al weer een jaar of zeven geleden, zo’n 4600 ondersteunings-
verklaringen geworven. Die verzameling is het politieke ‘kapitaal’ van het Platform.

In zeven jaar eroderen bestanden onvermijdelijk weg.
Daarnaast zijn er in die tijd nieuwe vliegtuig-thema’s boven komen
drijven, zowel mondiale als het klimaat, als lokale zoals luchtkwaliteit en de parkeer-wildwest.
Het kabinet en de Tweede Kamer hebben vastgesteld wat er wel en niet mag tot 2020.

Het marktaandeel van Turkish Airlines door de jaren heen
Het marktaandeel van Turkish Airlines door de jaren heen

Daarna bestaat er geen enkele afspraak. Wie de oorlogsverklaringen volgt van directeur Nijhuis van Schiphol en bijvoorbeeld van directeur Kotil van Turkish Airlines, houdt zijn hart vast voor wat er na 2020 komen gaat. Zie bijvoorbeeld www.nrc.nl/handelsblad/2016/02/10/schiphol-groeit-aalsmeer-baalt en www.nrc.nl/handelsblad/2016/01/23/de-concurrentie-is-geen-grapje-hoor .

Daarnaast is het nog maar de vraag in hoeverre de omwonenden van het vliegveld via de provinciale Uitvoeringstafel invloed gaan krijgen. De verwachtingen zijn niet hoog gespannen.

Het Platform wil zichzelf voorbereiden op wat ongetwijfeld gaat komen, en zichzelf versterken met een grotere achterban, met een sterkere band met die achterban, en door andere thema’s in de discussie te betrekken.
Daarom heeft het Platform ondersteuningsverklaringen geworven op de Meerhovendag (26 juni 2016). In drie uur (tot een enorme plensbui) zijn er 41 verklaringen opgehaald, grotendeels nieuwe mensen. Er hebben vijf mensen meegeholpen. De resultaten maken een voorzichtige indruk mogelijk.
Driekwart kwam uit Meerhoven of uit Veldhoven ten Noorden van de Heerbaan. In die groep is de luchtkwaliteit met 80% de grootste zorg, gevolgd door geluid (zowat de helft), parkeren met 39% en veiligheid met 32%.
Bij de rest (maar dat is een kleine groep) scoort geluid 60% en lucht 50%.
Een deel van het publiek deed niet mee. Aan de uitkomst moet dus geen kosmische betekenis gehecht worden.

De 20Ke - geluidscontour in 2020
De 20Ke – geluidscontour in 2020
De (door de gemeente Eindhoven) geschatte ultrafijnstof verdeling door het vliegveld en de snelwegen (in 2020, excl het militaire verkeer)
De (door de gemeente Eindhoven) geschatte ultrafijnstof verdeling door het vliegveld en de snelwegen (in 2020, excl het militaire verkeer)

Die uitkomst heeft logica, want Meerhoven ligt net buiten de 20Ke-zone, want naast de baan en niet in het verlengde. De ruimtelijke ordening-regels hebben hier een beschermend effect gehad. Maar die regels voorzagen niet in de bescherming tegen overwaaiend fijn stof. Het Noorden van Zandrijk ligt in de vlek.

De score op het punt van parkeren verbaast niet, gezien het wildwestgedrag van het parkerende publiek en is in feite nog een onderschatting, omdat alleen wie in de buurt van de HOV-lijn woont daar last van heeft (en dat is slechts een deel van het gebied).

Het Platform wordt graag op de hoogte gebracht van toekomstige geschikte gelegenheden om verder te gaan met deze activiteit.

Klassieke asfaltreflex Eindhoven Airport – ondernemers

De Ondernemers op het bedrijventerrein Eindhoven Airport en Flight Forum klagen in een artikel in het (Eindhovens Dagblad) ED steen en been over de files rond hun optrekjes “ons personeel doet wel een uur over de laatste 500m”.

Hieronder een kaart van de voorgenomen nieuwe infrastructuur bij Eindhoven Airport. Ik heb de kaart uit het ED-bericht www.ed.nl/regio/eindhoven/plan-voor-betere-bereikbaarheid-eindhoven-airport-en-ontsluiting-nieuwe-bedrijven-wordt-definitief-1.4794876 .
Het geheel aan investeringen tbv deze “Challenge-ontsluiting” is ca 90 miljoen. Het werk moet in 2020 af zijn.
Dat is de dames en heren ondernemers niet snel genoeg (zie www.ed.nl/extra/dossiers/airport/ondernemers-willen-snel-aanpak-fileprobleem-eindhoven-airport-1.6123989 )

bereikbaarheid Eindhoven Airport

Dit bracht SP-statenlid Willemieke Arts tot onderstaande ingezonden brief in het ED.

Over het Bereikbaarheidsprogramma ZO Brabant volgt binnenkort op deze site een apart artikel.
————–

Klassieke asfaltreflex bij Eindhoven Airport-ondernemers

Het klinkt natuurlijk diep tragisch dat automobilisten een uur doen over de laatste 500m op de industrieterreinen rond het vliegveld (waarvan en passant even gezegd wordt dat er al jaren veel leegstand was). Men eist asfalt en wel snel, want het asfalt dat al in de planning komt er niet snel genoeg.
Als ik op mijn fiets 500m moet afleggen, doe ik daar twee minuten over en lopend acht minuten (als ik niet snel loop). Waarom gaan die zielige automobilisten niet gewoon met de fiets of met de bus? De omgeving van het vliegveld is uitstekend per bus bereikbaar. Misschien zouden de fietsvoorzieningen wat beter kunnen.
De regio  is bezig met het Bereikbaarheidsprogramma ZO Brabant. Daar staat een hoop verstandige taal in over de Schaalsprong fiets, een toenemend belang van OV en OV-knooppunten, ketenmobiliteit en zo. En ook over mobiiteitsplannen, waar verlichte instellingen en ondernemers het heil van in beginnen te zien.
Misschien zouden de ondernemers bij het vliegveld eens een uurtje op hun handen moeten gaan zitten en nadenken of hun vervoersproblemen niet ook met een betere organisatie op te lossen zijn.
En tenslotte: misschien moet gewoon het vliegveld wat minder snel groeien, als dat zoveel problemen met zich meebrengt?
Willemieke Arts
SP Statenlid Noord-Brabant

LIDL gaat alle winkels van zonnepanelen voorzien en begint met gratis laadpalen (update)

(Bron: Solar Magazine 25-2016)

De LIDL gaat in Nederland elk jaar 10 supermarkten van zonnepanelen voorzien. Daar steekt het bedrijf elk jaar €2 miljoen in. Men denkt aan 400 tot 500 panelen per winkel. De LIDL heeft in totaal in Nederland 407 locaties (winkels en distributiecentra).
Op dit moment liggen er op ruim 20 locaties 12.000 panelen.
LLIDL zonnepanelen-r

Daarnaast heeft de LIDL ook andere duurzaamheidsprojecten. In 2020 bijv. moeten alle winkels door LED’s verlicht worden.

Een interview met de manager energiezaken van de LIDL, Arnold Baas, is te vinden –> lidl gaat alle winkels van zonnepanelen voorzien

——— (toevoeging dd 26 juni 2016)—–

De LIDL gaat in 2016 ook laadpalen zetten bij diverse nieuwe vestigingen in Nederland. Daar kunnen de klanten tijdens hun boodschappen doen gratis de auto-accu opladen. Volgens de berichten kost dat 20 minuten.
Uit een opinie-onderzoek onder 320 gebruikers van een elektrische auto blijkt, dat die wel een eindje willen omrijden en bij de LIDL inkopen, als ze daar elektrisch kunnen tanken.

laadpaal LIDL

Europese vakbonden wijzen ICS in TTIP en CETA af

De Europese vakbonden, verenigd in de European Trade Union Confederation (ETUC) wijzen in een persbericht het Investment Court System af (ICS).

Het ETUC in vergadering op 9 juni 2016
Het ETUC in vergadering op 9 juni 2016

Bij de handelsverdragen TTIP (EU-VS) en CETA (EU-Canada) hoort normaliter het arbitragesysteem ISDS (Investor State Dispute Settlement). Daarin krijgen de internationaal opererende grote bedrijven een een-
zijdige mogelijkheid om regeringen aan te klagen als die hen onwelgevallige beslissingen nemen, bijvoorbeeld op milieugebied. Hiervan wordt steeds meer gebruik gemaakt. Alleen al Canada was 35 keer de klos, alleen door een eerder vrijhandelsverdrag NAFTA.

De EU probeert aan de aanzwellende kritiek vanuit de bevolking tegemoet te komen door een soort ISDS-light te ontwerpen, genoemd ICS.

De verzamelde vakbonden zeggen nu dat ICS ook niet deugt. Het is en blijft een parallel juridisch systeem dat volkomen overbodig is, omdat de VS, Canada en de EU een goed functionerend juridisch systeem hebben dat voldoende is. De “oude” EU-leden hebben geen van alle zo’n relatie met de VS en dat werkt prima.

Zelfs zonder ICS en ISDS zou de ETUC problemen hebben met TTIP.

Voor de integrale tekst zie Tekst ETUC-verklaring over ICS

Voor een diepere analyse op deze site zie Canadese hoogleraar zeer kritisch op ISDS en ICS (TTIP-onderdeel)  .

 

Over fietsen, Hammoerabi en het multiculturele talstelsel

Dit is mijn driehonderdste artikel op deze site. Reden om weer eens een persoonlijke noot te schrijven.

Mijn vrouw en ik gaan in het voorjaar altijd naar mijn zoon en zijn vriendin, die samen in Monpazier aan de zuidrand van de Dordogne. Ik heb daar al eerder over geschreven en als je in de buurt bent en voor een redelijke prijs fatsoenlijk wilt eten, zie Terug van een weekje weg .
(Overigens zijn mijn zoon en zijn vriendin in november 2017 als beheerder op een camping elders in Frankrijk begonnen. Het Monpazier-verhaal is dus afgelopen).

Daarna zijn we naar Brive-La-Gaillarde gefietst, daar de Intercity gepakt naar Parijs, drie dagen daar, en toen in een aantal dagen naar Maastricht gefietst (unplugged, puur natuur). En dat dwars door de Dordognese heuvels en de Ardennen, met de wind meestal op kop, bij elkaar 664km. We waren trots op onszelf.
Onderweg nog het lunchpakket opgegeten recht onder de aanvliegroute van vliegveld Charles de Gaulle. Elke anderhalve minuut een landend vliegtuig. Zeer apart.

Parijs en Hammourabi.
Ik wilde voor het eerst naar het Louvre. Niet voor het A4-tje waarop een Italiaanse meneer een Italiaanse mevrouw geschilderd heeft, en ook niet voor een marmeren mooie Griekse mevrouw zonder armpjes die ook beroemd is, maar naar de Zuil van Hammoerabi, het oudste overgebleven wetboek ter wereld. Dacht ik, maar er zijn nog oudere, bleek later, maar die zijn niet gebeiteld in donkergrijze dioriet. De zuil dateert uit ongeveer 1780 voor Christus.

De Zuil van Hammoerabi
De Zuil van Hammoerabi

Het is een echt wetboek. Het stond in de openbare ruimte, was verhoudingsgewijze eenvoudig geschreven (maar de meesten konden überhaupt niet lezen) en beoogde een beschermende, soms harde rechtvaardigheid, alsmede als promo voor de koning zelf als zelfverklaarde favoriet van de zonnegod. De tekst gaat er af en toe ruig op en wekt de indruk dat er ook in die tijd veel zondige sex en geweld, roof en en ander wangedrag bestreden moesten worden.
Flarden van de introtekst echter ogen tijdloos, om niet te zeggen modern.
Ik kan verder niet meer doen dan geïmponeerd zijn. Waarna Wikipedia dieper inzicht geeft onder Hammurabi en Codex_Hammurabi .
Ik jat zomaar een stukje van Wikipedia als voorbeeld. Lezing van het hele artikel aanbevolen, want Wikipedia is meestal erg goed.

Verhuur

Niet alleen velden en tuinen konden verhuurd worden, ook woningen duiken in de gevonden documenten op als verhuurbare objecten. Ook voor deze huurovereenkomsten liet Hammurabi regels opstellen. De overeenkomsten hadden vaak een looptijd van één jaar. De huur werd op twee manieren betaald, ofwel werd aan het begin van het jaar een aanbetaling gedaan met het restant te voldoen aan het einde van het jaar, ofwel men betaalde pas aan het einde van het jaar de volledige huur. De huurders hadden zorg te dragen voor een onberispelijke toestand van het huis; reparaties moesten uitgevoerd worden, bij beschadigingen moest de verhuurder schadeloos worden gesteld.

Huizen bestonden in die tijd voornamelijk uit leem, hout was zeer schaars. Indien het huis houten onderdelen bevatte, dan werden deze uitdrukkelijk in het huurcontract vermeld. Daarvoor moest dan extra betaald worden. Behoorden de houten onderdelen toe aan de huurder, dan kon de huurder deze bij vertrek meenemen. Huurders en verhuurders stonden ook toen vaak op gespannen voet met elkaar, getuige de vele gerechtelijke documenten over huurconflicten.

Babylonie onder Hammoerabi, die voortdurend oorlog aan het voeren was om zijn stadsstaatjes binnen te houden en vijand Elam buiten. Zowel het een als het ander liep nog wel eens mis. De keuze was of dat de staatjes elkaar de hersens insloegen, of dat de koning ze allemaal tegelijk onderdrukte, waar mogelijk mee te leven was zolang je daar geen probleem van maakte. Het probleem lijkt van alle tijden. Het lijkt zelfs wel wat op de EU.
Babylonie onder Hammoerabi, die voortdurend oorlog aan het voeren was om zijn stadsstaatjes binnen te houden en vijand Elam buiten. Zowel het een als het ander liep nog wel eens mis.
De keuze was of dat de staatjes elkaar de hersens insloegen, of dat de koning ze allemaal tegelijk onderdrukte, waar mogelijk mee te leven was zolang je daar geen probleem van maakte.
Het probleem lijkt van alle tijden. Het lijkt zelfs wel wat op de EU.

Ik heb mijn tijd in het Louvre grotendeels doorgebracht op de Babyloni-
sche afdeling. Ik vind de periode in dat gebied vanaf de uitvinding van de landbouw, diep in de prehistorie, tot pakweg Alexander de Grote een van de meest fascinerende stukken geschiedenis, ook vanuit mijn eigen fysische achtergrond.
De landbouw zorgde voor grote maatschappelijke overschotten waar de baas over gespeeld moest worden – vandaar de koning en het wetboek.
Het oogsten vroeg om een kalender, dus om een tijdsindeling, dus om astronomie, dus om wiskunde. De indeling van de cirkel in 360⁰ is hiervan een rechtstreeks gevolg: de graad was ongeveer de hoek die de zon in één dag aflegde in de Dierenriem. En het was een lekker getal, op allerlei manieren handig te delen. Zo handig, dat het tot nu toe alle aanslagen van het metriek stelsel overleefd heeft. De aanduiding GRAD (rechte hoek = 100GRAD) op rekenmachines heeft het nooit gemaakt. En ons uur is nog steeds 60 minuten enz. (de 24 uur-indeling van het etmaal schijnt Egyptisch te zijn)
De landverdeling in een gebied met slingerende rivieren vroeg om de berekening van de oppervlakte van ronde akkers, dus om de eerste benadering van het getal pi.
De boekhouding leidde tot de ontwikkeling van het eerste positionele talstelsel (dus waarbij de plaats van een teken de waarde aangaf als in 306 = 3*100 + 0*10 + 6*1), met als belangrijkste manco dat de Babyloniers geen apart teken voor de 0 hadden. De Babyloniers werkten voor kleine getallen met het grondtal 10 en voor grote getallen met het grondtal 60.
De astronomie groeide over de eeuwen uit tot een uitzonderlijk geraffineerd gedachtengoed. Onlangs werd nog achterhaald dat de Babyloniers tot een primitieve integraalrekening op de baan van Jupiter waren gekomen.

Voorbeeld van het Babylonische zestigtallig stelsel
Voorbeeld van het Babylonische zestigtallig stelsel

Het gedachtengoed is echter via diverse omwegen tot ons gekomen, en die omwegen hebben het product geen kwaad gedaan.

Op een of andere manier is het positionele talstelsel in  India terecht gekomen. Een onbekend hindoe-genie ver voor Christus heeft een apart teken voor de 0 bedacht (‘shunya’, ‘leegte’ in het Sanskriet), en ingezien dat je daarmee kon rekenen alsof het een normaal getal was. De Indiers hebben uitgedacht wat nu onze cijfers zijn. Zie http://www.kennislink.nl/publicaties/het-getal-nul.
De Arabieren hebben dit gedachtegoed naar Europa getransporteerd en er theorie aan toegevoegd, zoals bijvoorbeeld ons woord ‘cijfer’, het Arabische woord sifr. De Indische cijfers heten dus bij ons Arabisch. Ons woord ‘algebra’ komt van het Arabische woord Al-Jabr , wat afkomstig is uit de Arabische vertaling van de titel van een werk uit 830 na Christus van de Pers (nu Iranier) Muhammad_ibn_Musa_al-Khwarizmi over lineaire en kwadratische vergelijkingen. Diezelfde meneer heeft de kennis over de Indische cijfers in de Arabische wereld gebracht. Ons woord ‘Algoritme’ is een verbastering van de naam van meneer al-Khwarizmi. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Muhammad_ibn_Musa_al-Khwarizmi

Een pagina uit het boek van A;Kwarizmi over lineaire en vierkantsvergelijkingen
Een pagina uit het boek van A;Kwarizmi over lineaire en vierkantsvergelijkingen

Een deel van de Babylonische kennis is via de Grieken tot ons gekomen, die daaraan bijv. het concept van het formele bewijs aan hebben toegevoegd. Een recente astronomische Europese satelliet, die met grote nauwkeurigheid posities van sterren meet, heet de Hipparchos.
Er valt ook het nodige te melden over de Egyptische bijdrage aan de wiskunde (bijv. het volume van een afgeknotte pyramide) , maar daarvoor ontbreekt hier de ruimte.

De tiendelige breuk (het kommagetal) is West-Europees: Napier en Simon Stevin.

Ik heb in mijn (door mijn pensionering beeindigde) beroepsleven als natuurkundeleraar het huidige talstelsel, met de daaraan gekoppelde
tijdsindeling, vaak gebracht als HET prototype van een multicultureel gedachtengoed. Er is geen Wilders-aanhangende leerling geweest die mij dat ooit bestreden heeft.