Hoe staat het provinciale duurzame energie-beleid ervoor?

Inleiding
In februari 2016 publiceerde de provincie NBrabant de Uitvoerings-
agenda Energie. Ik was daar toen niet enthousiast over. De bedoelingen waren goed, maar analytisch was het zwak. Het was meer een luchtkasteel dan een echt kasteel. In enkele artikelen op deze site heb ik het geanalyseerd, zie De Brabantse Uitvoeringsagenda Energie – kwantitatief en De Brabantse Uitvoeringsagenda Energie – politiek en kwalitatief en De Brabantse Uitvoeringsagenda Energie – het ECN-advies .
Desalniettemin een begin.
In de Uitvoeringsagenda werden wel op een bruikbare manier de toekomstige vijf slagvelden rond het luchtkasteel gedefinieerd, te zien in onderstaand plaatje.

De vijf maatschappelijke thema’s in de UItvoeringsagenda

Er was afgesproken dat er een tussenevaluatie zou komen. Daartoe heeft CE Delft in augustus 2017 het basismateriaal aangeleverd, waarna de Gedeputeerde Staten daaraan een vervolgbeleid geplakt hebben. De eerstverantwoordelijk gedeputeerde (dat is zoiets als een wethouder in de provincie) is Annemarie Spierings (D66), hoewel ook gedeputeerde Bert Pauli van Economische Zaken (VVD) een dikke vinger in de pap heeft. Te dik zelfs.

De Tussenevaluatie en de bijbehorende PS-stukken zijn te vinden op www.brabant.nl/politiek-en-bestuur/provinciale-staten/vergaderingen-ps/ps/20170908.aspx en klik op het kruisje bij 5.3).

Succes of niet?
In een oneliner: het is niet niets, maar ook niet genoeg.

Er wordt naar twee dingen gekeken: of er in 2020, naar verwachting, 6% bespaard zal zijn, en of in dat jaar 14% van alle energie duurzaam wordt opgewekt.  Als die gegevens er zijn, worden ze ook over “nu” gegeven, te weten medio 2017. Uitgangsjaar is 2015 en in dat jaar was het finaal energetisch verbruik FEV in Brabant 290PJ (dat is wat netto aan de klant wordt afgegeven, bruto is ongeveer anderhalf keer zo groot).

Met “6% besparen” wordt bedoeld (blijkt nu ineens) dat tussen 2015 en 2020 het FEV met 1,7% mag toenemen, waarna het fictief met 6,0% zou moeten dalen.
De prestatie tov 2015 zou dus moeten zijn 290PJ + 1,7% – 6,0% , de werkelijkheid zal volgens CE Delft waarschijnlijk worden 290PJ + 1,7% – 3,9%. De besparingstaak gaat zeer waarschijnlijk niet gehaald worden.

De duurzaam opgewekte hoeveelheid energie moet zijn 290*(1-0,022)*0,14 = 39,7PJ. Als de provincie niets zou doen (dat heet de “autonome ontwikkeling”), zou het 41,9PJ zijn. Maar omdat de provincie wel wat doet, komt daar naar schatting 4,8PJ bij, dus 46,7PJ. Op zich wordt dus aan de eis voldaan, ware het niet dat onder deze uitkomst twee grote en onzekere bijdragen liggen, nl de zeer omstreden biomassabijstook in de Amer 9-kolencentrale en de, eveneens omstreden, biomassabijmenging in motorbrandstof. Zonder deze twee posten  blijft Brabant ver achter bij zijn taakstelling.
Over de Amercentrale en de biobrandstofbijmenging verderop meer.

(Bovenstaande cijfers zijn de uitkomsten van de autonome ontwikkeling, dus als de provincie niets zou doen)
Deze tabel geeft aan wat het provinciale beleid waarschijnlijk toe zal voegen aan de autonome ontwikkeling, met en zonder Amercentrale

De resultaten per “slagveld” (zie eerste plaatje) lopen sterk uiteen.

  • In “gebouwde omgeving” zijn de Nul op de Meter-woningen (NOM-woningen) het belangrijkste onderdeel en dat is tot nu toe faliekant mislukt. De veel bescheidener post “overheidsvastgoed” is wel een klein succesje.
  • In “smart and green mobility” leidt de laadinfrastructuur ertoe dat er meer elektrische auto’s en bussen zijn, en die zijn samen goed voor 0,53PJ besparing. M.i. een redelijk resultaat.
  • Bij de “energieneutrale industrie” vallen interessante initiatieven te ontdekken, die echter soms nog in de kinderschoenen staan en tegen een groot aantal juridische en praktische problemen aanlopen. Zie verderop. Hier wordt het warmtebeleid ondergebracht, het meest succesvolle provinciale initiatief tot nu toe. CE Delft boekt de industrie in voor 2,61PJ besparing en 0,8PJ hernieuwbare energie.
  • Van “sustainable energy farming” valt niets tastbaars te zeggen. De score is 0.
  • De “Energieke landschappen” gaan in praktijk over windturbines en zonneparken.
    Tav windturbines wordt het bestaande beleid uitgevoerd, te weten de 470,5MW die met het Rijk overeengekomen is, en waarvan tot 2020 380MW opgevoerd wordt, goed voor 3,0PJ.
    Tav zonnepanelen worden geleidelijk aan de belemmeringen uit de weg geruimd, die er vooral op de grond zijn. Daken en parken moeten in 2020 1,0PJ gaan opleveren.
    Beide getalgroottes vind ik matig.
Gedeputeerde Annemarie Spierings (D66)

Oorzaken van goed, matig of slecht
Ik zeg even gemakshalve “Spierings” als personificatie van het hele Brabantse politieke en ambtelijke apparaat. Ik heb verder niks speciaals tegen Spierings, behalve dat ze van een andere partij is.

Je hebt eigenlijk drie categorieën: de (gedeeltelijke) successen, de dingen die fout gaan en waar Spierings niks aan doen kan, en die fout gaan en waar Spierings wel wat aan doen kan.

De min of meer-successen

  • de warmtepolitiek
  • de laadinfrastructuur
  • de omgang met de industrie
  • het aanstaande grote zonnepark op de Nyrstar-jarosietbekkens (zinkfabriek in Budel)
  • het zonnepanelen voor asbest-project op boerderijdaken
  • ook wel de 470,5MW aan windturbines

komen omdat de provincie actief en doelgericht vanuit een rol opereert waaraan hij gewend is. De warmteprojecten passen bij de bestuurspositie in Havenschap Moerdijk, de geothermie bij de medeverantwoordelijkheid voor de ondergrond, de jarosietbekkens omdat de provincie verantwoordelijk is voor dit afval en de laadpalen bij de traditionele industriepolitiek om de Brabantse bedrijven in de watten te leggen.
En er is geld, ook nooit weg.

Dingen zoals

  • de lage stroomprijs voor grootverbruikers
  • dat er meestal geen dwang mogelijk is vanwege het ontbreken van een klimaatwet en een daarbij behorende industriepolitiek
  • dat de provincie slechts voor een klein deel van de bedrijven bevoegd gezag is
  • de financieel uitgemergelde positie van de gemeentes
  • de verhuurdersheffing, zijn zaken waar Spierings niets aan doen kan.
    Verder heeft ze ook weinig aan de bonte en onsamenhangende verzameling organisaties in BEA, de Brabantse Energie Alliantie en dat viel te verwachten.
    Spierings schiet hier als het ware met hagel in de hoop iets te raken, waarna nog steeds de vraag is hoe diep de korrel in het geraakte organisme doordringt.

En wat zou ze anders moeten en kunnen doen?
Spierings en maatje Bert Pauli zijn liberalen en vertrouwen teveel op de vrije markt. Waar ze dat niet doen gaat het goed, en waar ze dat wel doen gaat het fout. Als dat in het verleden aan de markt was overgelaten, had Nederland geen Deltaplan gehad en geen spoorwegnet enz.
Er bestaat in praktijk geen  functionerende vrije woningmarkt die NOM-woningen gaat renoveren, en men kan ook moeilijk de huidige veeteeltsector als een verzameling krachtige, autonome marktpartijen aanduiden.
De liberale insteek brengt de provincie  onevenredig vaak tot industriepolitiek, zoals Solliance, de vestiging van TNO, de laadpalen in relatie tot de Automotive of het nieuwe synthetische brandstof-initiatief. Nu wil ik dit vraagstuk niet in zwart-wittinten schilderen, want ik  ben niet per definitie tegen industriepolitiek en Spierings zal niet per definitie tegen projecten tbv de bevolking zijn, maar de balans is al jaren niet goed. Waardoor bijvoorbeeld de TU/e experimenten met variabele stroom-
prijzen (zodat je de wasmachine aan kunt zetten als de stroom goedkoop is) elders in Nederland moet uitvoeren.

Nul op de Meter-woningen
Dat verloopt knudde.
Het ombouwen van een bestaande woning tot Nul op de Meter (NOM) kost volgens CE Delft gemiddeld €70.000 . Minnesma van Urgenda roeptoetert wel rond dat dat maar €30000 kost, maar die woningen ben ik in Brabant nog niet tegengekomen. De praktijk lijkt te zijn (maar er is nog te weinig onderzoek gedaan om dat hard te stellen) dat woningbouw-
verenigingen projecten doorvoeren die het NOM-niveau niet halen maar wel een heel eind de goede kant op gaan, en dat voor veel minder geld.

Wel en niet Nul op de Meter – woningen

Volgens CE Delft zou er op het NOM maken van 800.000 bestaande Brabantse woningen tot 2050 een onrendabele top zitten van 200 tot 400 miljoen euro. Valt eigenlijk nog wel mee over dik 30 jaar! Omgerekend naar heel Nederland zou het om 2 a 3 miljard in dik 30 jaar gaan – er gaan wel grotere bedragen naar mindere doelen. Maar goed, daar koopt Spierings nu niets voor.
Maar in plaats van treuren dat de kosten te langzaam dalen, zou ze ook het proces met kracht naar zich toe kunnen trekken en proberen een prijsdaling te forceren.  Met eenmalig een miljoen of tien zou je volgens mij een eind moeten kunnen komen. Ze zou hier eens met kogels moeten gaan schieten in plaats van met hagel.
Een goed geoutilleerd volkshuisvestingsloket zou veel goed kunnen doen

De getallen zijn nu treurig. Volgens Spierings staan er nu 29 NOM-woningen in Brabant. Dat moeten er op 31 dec 2017 1000 zijn, in 2021 40.000 en in 2050 800.000 . CE Delft zegt dat er dd nu (dus augustus 2017) aanbestedingen “gepland” zijn die ertoe moeten leiden dat dd 31 dec 2017 er nog eens “ruim 600 extra” opgeleverd zijn. En in 2020 1929 . Het lijkt me sterk.

Verder wordt de suggestie gebracht om ook nieuwbouw in het verhaal te betrekken en warmtenetten, smart grids enz. Het eerste vertrouw ik niet helemaal omdat dat sluipend tot extra sloop zou kunnen leiden en het tweede ook niet helemaal, omdat dat zou kunnen betekenen dat warmtenetten, net zoals vroeger, toestaan dat de woningen slechter zijn. Maar de suggestie is zo omfloerst dat de achterliggende intentie moeilijk ingeschat kan worden. Moeten politici in de provincie maar eens navragen.

De website Stroomversnelling Brabant is al anderhalf jaar uit de running (heeft ongetwijfeld veel geld gekost).

De Amer9-centrale

De Amer9-centrale en de biobrandstofbijmenging
De achilleshiel van voldoende duurzame opwekking in Brabant is de Amer9-centrale. Dat is een kolencentrale die wil doorgroeien tot 80% bijstook van biomassa (vooral houtsnippers). De houtsnipper-kWh’s tellen als duurzame energie. Omdat dat bestaand beleid is, telt CE Delft het als “autonome ontwikkeling”.
Maar zo autonoom is dat niet, want kolencentrales liggen onder vuur en biomassabijstook ook. De SP, GroenLinks, de PvdA en D66 hebben in de Tweede Kamer gezegd dat alle kolencentrales binnen een uiteenlopend aantal jaren dicht moeten. Zelfs als Brabant in 2020 nog over de Amer9 beschikt, wil dat niet zeggen dat Brabant daar in 2025 over beschikt.
Als de kolen weg moeten, gaat de centrale op gas over want er bestaat leveringsplicht aan de stadsverwarming. Die kan vooralsnog slechts in bescheiden mate op duurzame bronnen draaien en geen biomassa bijstoken. Probleem van 13,6PJ!

Ook het bijmengen van biobrandstoffen in benzine of diesel is omstreden vanwege de (veronderstelde) herkomst van daarvan (palmolie?). Het is mij nog niet meteen duidelijk dat de 5,8PJ die CE  Delft in 2020 projecteert (2,2PJ in 2015) gehaald zal worden.

De industrie
Hier gelden veruit de grootste getallen. Die is goed voor 80PJ, waarvan, naar schatting van de provincie, ongeveer de helft onder provinciaal gezag valt.

De provincie doet hier goede dingen, daarbij gehinderd doordat veruit de meeste bedrijven onder de gemeenten vallen, er geen deugdelijk landelijk industriebeleid is, de stroom voor grootverbruikers spotgoedkoop, gemeenten armlastig zijn en Omgevingsdiensten niet met dit werk vertrouwd zijn. Kortom, nogal wat geëxperimenteer.

Een MJA3-onderneming

Er is een project om van 60 vrijwilliger-bedrijven, die onder gemeentelijk bevoegd gezag vallen, de technische installaties beter af te stemmen.
Met de MEE-bedrijven, die onder het Europese ETS vallen, heeft de provincie niets te maken.
De grote bedrijven daaronder, die onder het MJA3-convenant vallen, moeten voor 2020 een Energy Efficiency Plan (EEP) maken, en daar bemoeit de provincie zich mee. Zie www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/energie-besparen/meerjarenafspraken-energie-efficiëntie/deelnemers ). Ze kunnen vrijstelling krijgen van de energiebelasting (dus idioot goedkoop stroom) als ze 2% bezuinigen. Enig toezicht hierop is overigens niet misplaatst ( zie Van stoom stoom stoom ).
De middelgrote energieverbruikers daaronder, die onder de Europese Energy Efficiency Directive vallen, moeten een audit doen en die bekijkt de provincie ook.
Voor de ca 200.000 ondernemingen die “gewoon” onder de Wet Milieubeheer vallen of het Activiteitenbesluit, wordt onderzocht wat je met het nieuwe instrument van de Energie Prestatie Keuring (EPK) kunt.
Daarnaast is er op vrijwillige basis een Platform Brabantse Energy Leaders, waarin een kleine 20 ondernemingen zich bezighouden met energy management.

Het zou lonen als de politiek en de milieubeweging wat meer in deze materie afwisten.

Grootschalige opwekking
Ik laat het nu bij de opmerking dat Spierings er goed aan zou doen om het energie- en veeteeltdossier in samenhang te behandelen. Verder heb ik op deze site al zoveel over dit onderwerp gezegd, dat ik het er nu bij laat. Zie bijv. Grootschalige zonneparken als flankerend beleid in de veeteelt-transitie en Nut en risico’s van covergisting

Het politieke voorstel
Bij het verhaal van CE Delft hoort een politiek voorstel van GS aan PS. Dat bestaat uit drie onderdelen:

  • harder werken zonder dat dat extra geld hoeft te kosten
  • maatschappelijke partijen onder voorwaarden invloed geven op de besteding van de budgetten (klinkt tricky)
  • aan energieopslag gaan werken in de vorm van synthetische brandstof. de werktitel wordt Fuelliance (in analogie met Solliance). Dus weer industriepolitiek.

Dit wordt politiek gesteund.

 

Huidige en toekomstige kosten van wind op land in Brabant

De NWEA (Nederlandse Wind Energie Associatie) heeft aan onderzoeksbureau Ecofys gevraagd om de kostprijs van stroom, opgewekt met wind op het land, te berekenen zoals die voor een aantal standaard-situaties nu is en in de toekomst kan zijn. Ecofys heeft dit onderzoek in april 2017 gepubliceerd. Zie www.ecofys.com/nl/publications/kostprijsanalyse-windenergie-op-land/ .
Ik maak (sterk ingekort) gebruik van de resultaten voor zover die op Brabant van toepassing zijn, de focusplek van deze site.

Nederland is ingedeeld in windregio’s. Het grootste deel van Brabant is Regio 4 (gemiddelde windsnelheid <7,0m/sec), en een deel van West-Brabant en het land van Altena is Regio 3 (tussen de 7,0 en 7,5m/sec jaargemiddeld). Dat snelheidsverschil is overigens belangrijker dan men denkt, want het vermogen gaat met de derde macht (het vermogen bij 7,5m/sec is 23% groter dan bij 7,0m/sec). Het grote windproject van 100MW langs de A16 ligt (nagenoeg) geheel in Regio 4.

Scenariotabel Ecofys april 2017

Ecofys heeft vijf scenario’s (protoprojecten) gedefinieerd. Daar zitten technische- en windkenmerken in, maar ook de omvang van het project (de schaalgrootte is van belang voor de kostprijs).

De scenario’s zijn tot op zekere hoogte, en met enige fantasie, toepasbaar op Brabantse projecten.
Het 100MW-project langs A16 bijvoorbeeld (van Breda tot het Hollands Diep) ligt in Regio 4, maar dicht bij Regio 3 en de verschillen tussen beide regio’s zijn niet heel groot.  Ik zal dus doen alsof op het 100MW-project langs de A16 scenario C van toepassing is, vooral vanwege de omvang van het project.
Een windparkje als dat in het Volkerak bij Willemstad past in praktijk het beste bij scenario E.
Een toekomstig windpark Kabeljauwbeek is het beste als D aan te merken (ligt op de grens van Regio 3 en 4, maar omvang is meer D).
Alle andere windparken in Brabant lijken het meest op scenario D.

kWh-kostprijs per scenario

Onder dit plaatje ligt een gedetailleerde financiele analyse, die ik hier niet geef, maar opgezocht kan worden.

Uiteindelijk blijkt dat het voor de kWh-prijs allemaal in Brabant betrekkelijk weinig uitmaakt. Alle windenergieprojecten in Brabant produceren stroom met een kostprijs van rond de 8 cent/kWh.
Duit is puur de technisch-economische kostprijs. Maatschappelijke kosten en baten in ruimere zin zitten hier niet in.
Als je om niet-economische redenen zou kiezen voor kleinere turbines (Regio 3, scenario C versus regio 3, scenario E), ben je dus voor hetzelfde eindresultaat met anderhalf keer zoveel molens 15% meer geld kwijt.
De SDE+subsidie 2017 gaat ervan uit dat het grootste deel van de windprojecten kan draaien op basis van een gegarandeerde afnameprijs van 8,5 cent/kWh.

Is dat nou veel?
Uniper, het fossiele sterfhuis van E.ON , levert in de brochure, geeft in een brochure over steenkool bijgevoegd plaatje, op gezag van Ecofys 2014. Het is verstandig hier met enige reserve naar te kijken, omdat sommige kosten sindsdien veranderd zijn en er nogal wat spreiding in de kosten zit, en je op verschillende manieren kunt rekenen. Hoe dan ook, om een indruk te krijgen (€100/MWh = 10 cent/kWh), en om het een beetje te kunnen plaatsen:

LCOE Energy Costs Ecofys 2014, EU

Wind op land zat in 2014, EU-gemiddeld, qua kale kostprijs per kWh in de buurt van kolen.
Als men de indirecte maatschappelijke kosten meetelt die nu uit een ander begrotingspotje betaald worden meetelt (luchtvervuiling, klimaat en zo), komt er bij windenergie bijna niets bij en bij kolen een paar cent per kWh. Dan is wind dus al goedkoper.

Als je nu stroom wilt kopen op de spotmarkt, ben je grofweg rond de 4 cent/kWh kwijt. Ergo zitten alle energiebronnen op dit moment met hun kostprijs boven de vrije markt-prijs en draaien dus onrendabel.
Bij duurzame energie wordt dit grotendeels gecompenseerd met de SDE+ regeling, die op zijn beurt wordt gedekt vanuit de rijksbegroting, die op haar beurt weer wordt gedekt door een opslag op de Energiebelasting. Men kan op goede gronden bezwaar maken tegen deze financiele techniek, en dat is een politieke discussie die gevoerd moet worden.

Terug naar de oorspronkelijke Ecofys-studie uit april 2017.

Eigenlijk was de studie bedoeld om de vraag beantwoord te krijgen of wind op het land op termijn zonder SDE+ subsidie zou kunnen. De gedachte is dat de kostprijs per kWh omlaag gaat, (en de hoop is dat de stroomprijs omhoog gaat, maar aan dat laatste waagt Ecofys geen voorspelling).

analyse kostprijsreductie grote en kleine projecten (Ecofys april 2017)

Inderdaad zal de kostprijs dalen, mits mits. Ik heb voor scenario C en D het plaatje overgenomen. Als aan de voorwaarden voldaan wordt die Ecofys stelt, kan er in een jaar of vijf 42% (bij grote, gunstige projecten)  tot 29% (bij kleinere, iets minder gunstige) projecten af. Het C-scenario zit dan op wat nu ongeveer de vrije markt-prijs is.

OM de kostprijsdaling te bereiken, vertrouwt Ecofys op technische innovaties, maar nog meer op niet-technische innovaties, lees bestuurlijke. Om er een paar te noemen:

  • verlenging van de SDE+ regeling van 15 naar 20 jaar
  • voorbereidingskosten deels bij de overheid leggen
  • goedkoop geld
  • een planmatig beleid
  • de kosten van een en ander worden voor 65% tot 80% gedekt door de overheid

Allemaal niet bij voorbaat gegarandeerd.

Het Brabantse warmteplan nader geanalyseerd

Inleiding
Ik betoog in deze kolommen al heel lang dat er een Brabantse warmteplan moet komen. Het doet mij genoegen dat er zich geleidelijk aan een dergelijk plan begint af te tekenen, en dat dat verdienstelijk in elkaar zit.

De laatste keer dat ik er over schreef was in Warmte in Brabant en het Mijnwaterproject . Dat was op 29 november 2016. De provincie had toen een kort persbericht uitgebracht, zonder dat dat doorschakelde naar een achterliggend document. De provinciale beweringen waren toen niet controleerbaar. Daarom moest ik mij toen behelpen met wat er uit andere bron (o.a. ECN) al wel bekend was. Dat leidde tot wat gepuzzel met de vochtige vinger. Het resultaat paste redelijk bij eerdere schattingen van mijn hand, en ook redelijk bij wat er naderhand bekend werd.

De achterliggende documenten werden pas veel later besproken, namelijk in een oordeelsvormende vergadering dd 19 mei 2017 . Men kan ze vinden op http://brainps.brabant.nl/vergaderingen-ps/ps/20170519.aspx (klik op de + bij 4.1).

Na mei is de bespreking wegens een groot aantal andere, af te werken onderwerpen en de vakantie, even blijven liggen.
Inmiddels ligt er een nieuw provinciaal energiedocument, de Tussenevaluatie Uitvoeringsprogramma Energie. Ik kom daar nog over te spreken. Het Warmteplan is een toeleverend document aan deze Tussenevaluatie. Ik wil daarom eerst het Warmteplan afwerken.

De warmtevraag in Brabant

ECN heeft een quickscan uitgevoerd naar de Brabantse warmtevraag (2016).
Het totale Brabantse warmteverbruik bedraagt 144PJ op een totaal Finaal Energetisch Verbruik van 290PJ. De verdeling heeft dus betrekking op 144PJ.
Van die hoeveelheid was in 2015 7,2% duurzaam.

Besparing en meer duurzame warmte
De trend in de warmtevraag van de gebouwde omgeving (huishoudens en diensten) is licht dalend. Door isolatiemaatregelen neemt de vraag af, maar het groeiende bouwvolume doet die daling bijna geheel teniet. De besparing op warmte moet fors groter.

Het Warmteplan noemt projecten die vooral besparen (B), en projecten die vooral duurzaam opwekken (D in de hierop volgende tabellen).

De hierna genoemde tabel wil aan de afspraak tegemoet komen dat er 1,5% per jaar bespaard wordt, en dat 14% duurzaam opgewekt wordt. (Het NEA is het Nederlands Energie Akkoord van de SER uit 2013).

Het gaat hier om, inmiddels goedgekeurde, politieke voornemens waarvan de praktijk in de komende jaren moet blijken. Het plan mikt in eerste instantie op 2020.

(Met ‘Biomassa meestook’ wordt biomassa in de Amercentrale bedoeld).
In bovenstaande tabel worden de B’s en de D’s op één hoop gegooid. Tel je de Besparingen apart op, dan kom je minimaal op 9,5PJ en op 9,7PJ Duurzame opwekking.

Het is interessant dit naast het lijstje te leggen van wie wat doet.

Geen vrije markt, maar  (semi)publieke sector
Het combineren van de ene met de andere tabel leidt tot de conclusie dat de meeste meters gemaakt worden waar de (semi)overheid leading is. Waar dat niet is (zoals bij de Nul op de Meter-woningen (NOM-woningen) en de wat wazige procesmatige activiteiten op het eind), is er
òf sprake van (tot nu toe) een mislukking, zoals bij de NOM-woningen
òf van niet-toetsbare voornemens, zoals de procesvoornemens
òf bij met subsidie gerealiseerde projecten zoals houtketels en groen gas.

In het Warmteplan wordt perfect uitgelegd waarom dat zo is.

  • Reststromen kennen vaak geen duidelijke probleemeigenaar, noch afnemend noch leverend.
  • projecten hebben een hoge voorfinanciering en een lange terugverdientijd met lage exploitatielasten en lage winstmarges.
  • vraag en aanbod moeten dicht bij elkaar liggen. Dit vraagt om actieve ruimtelijke ordening.
  • de lange looptijd brengt langdurige onzekerheid met zich mee

    Kortom, het is langzaam geld en daarom vindt het kapitaal dit typisch een taak voor de semi-overheid (Nutsbedrijven) of de overheid zelf. Jammer dat Brabant inmiddels zijn Nutsbedrijf verkocht heeft. Maar zelfs nu nog is de warmtewereld een natuurlijke niche voor de provincie. Daarom gaat dit deel van het verhaal relatief goed, behalve als aan langzaam geld eisen gesteld worden als ware het snel geld, zoals bij de Nul Op de Meter-woningen.
    De vrije markt gaat voor het snelle geld als wind en zon – welk geld overigens alleen maar snel is vanwege de SDE-subsidie. Omdat D66-energiegedeputeerde Spierings van D66 is en dus, net als de VVD liberaal en marktgericht, is ze terughoudend om in rendabele projecten te gaan zitten. Kortom, de aanloopverliezen zijn voor de provincie en de snelle winsten niet of alleen als het via de BOM kan.

Aanbodsoort – Restwarmte
Restwarmte is in Brabant vooral een zaak van het industrieterrein Moerdijk, en in mindere mate van een aantal losse projecten. EnergyWeb is op en om de Moerdijk en goed voor 2 tot 5PJ besparing.

Er hoort een plaatje bij, waarvan de bron in het Warmteplan niet genoemd wordt (zal ik proberen te vinden).

Aanbodsoort – Geothermie
Geothermie in Brabant is vooral mogelijk bij de randen van de geologische Brabantse Slenk. Concreet leidt dat tot twee projecten in Tilburg, en één in Helmond, Asten/Someren en Lieshout. De investeringskosten bedragen een slordige €100 miljoen en men hoopt op een energetische opbrengst van genoemde 1,3PJ per jaar (gedurende een niet genoemd, maar eindig aantal jaren).

Potentiele geothermiegebieden in Brabant

Men wil 2 tot 3 km diep boren. Hydreco (een dochteronderneming van Brabant Water) zit in het consortium. Dat is waarschijnlijk mede om zeggenschap te hebben, want geothermie is niet geheel zonder risico, vooral op nog grotere diepten.
Zie ook Geothermie op de TU/e

Aanbodsoort – Biomassa
De inzet van biomassa leidt tot een veelheid van discussies op een breed terrein. Het Warmteplan gaat daar slechts oppervlakkig op in.

Aan de ene kant gaat het om serieuze opbrengsten: 3,9PJ uit hout, 2,9PJ uit mest, en 0,5PJ uit GFT, horend bij projecten (hierboven) als meestook, houtketels, en groen gas. Dat lijkt niet schokkend, tot men zich realiseert dat alleen al de hout-hoeveelheid meer is dan het volledige Brabantse windenergieprogramma na voltooiing opbrengt.
Het toekomstige zonnepark op het Budelco-terrein (45hectare) zal rond de 0,15PJ aan stroom opbrengen. Dat is ruwweg evenveel als bijvoorbeeld de covergister in Esbeek aan stroom en warmte opbrengt. Een lichtzinnige afwijzing van biomassa voor energiedoeleinden is misplaatst.

Aan de andere kant noemt het Warmteplan ook argumenten de andere kant op, zoals de twijfel aan de duurzaamheid van sommige biomassa en het cascaderingsbeginsel, inhoudend dat biomassa eerst voor hoogwaardige doelen gebruikt moet worden en dat opstoken het laagwaardigste doel is.

De covergister in Esbeek (gemeente Hilvarenbeek)

Mijns inziens is moet het hele verhaal over biomassa – energie – groene chemie – bodemkwaliteit – klimaat een keer in eigen recht grondig onderzocht worden, op akademisch niveau. Het zijn nu teveel losse kreten.

Afnamecategorie – industrie
De Brabantse industrie verbruikt jaarlijks 75PJ, waarvan een kwart (dus een kleine 19PJ) naar ca 30 energie-intensieve bedrijven toe gaat. De rest wordt verdeeld over een groot aantal bedrijven die elk zeer veel minder verbruiken, maar samen dus driekwart.

Op http://rvo.b3p.nl/viewer/app/Warmteatlas/v2 kan men vinden welke Brabantse bedrijven hoeveel CO2 uitstoten. De statische versie van deze (dynamische) kaart staat hieronder. Op de dynamische kaart kan men met de TAB ‘zoeken’ de gegevens per individuele stip vinden.

Grootverbruikers hebben een zeer laag stroomtarief, waardoor de prikkel om op energie te bezuinigen niet groot is. Alleen maatregelen met een terugverdientijd van 2,5 tot 5 jaar komen in aanmerking, terwijl alle ingrepen die in minder dan 5 jaar terugverdiend worden, wettelijk verplicht zijn. Dit wordt echter vaak ontdoken (leerde mij een gesprek met iemand uit het Stoomwezen – zie Van stoom stoom stoom ). Scherpere handhaving kan dan ook zeker wat opleveren.

Voor het MKB en de niet-energie-intensieve industrie, waar de afzonderlijke energievraag conventioneel van aard is en op het totaal van de onkosten meestal gering, wil men (eventueel samen met de gemeenten) meer gaan doen aan begeleiding en handhaving.

Afnamecategorie – woningen
Over het Nul Op de Meter-project zegt het Warmteplan dat dat €40.000 per woning gaat kosten, en voor de gezamenlijke 800.000 woningen t/m 2050 €36 miljard zal gaan kosten. Verder houdt men over dit onderwerp wijselijk de mond.

Waar de woorden minder groot zijn, is de inhoud interessanter.

Circa 5% van de woningen in Brabant zit op de stadsverwarming, de rest verwarmt individueel.

Over de stadsverwarming zegt het Warmteplan letterlijk “De maatschappelijke baten die warmtenetten met zich meebrengen, maar die niet bij de gebruikers terecht komen, rechtvaardigen een maatschappelijke ondersteuning van warmtenetten. Dit kan zich vertalen in bijvoorbeeld een vorm van financiële ondersteuning. Of door het faciliteren van een warmteprogrammabureau en het organiseren vna ‘ontwikkelkracht’. Landelijk loopt er ook een discussie over het financieel aantrekkelijker maken van collectieve warmtesystemen.” (blz 33-34).
Het is wat ik in deze kolommen ook al meermalen gezegd heb: bij de aanleg van sommige warmtenetten is soms onrecht jegens de bewoners gepleegd en dat kan ze fors duperen. Dat probleem moet op een of andere manier politiek worden opgelost (zie Actie tegen aansluitvoorwaarden Stadsverwarming Meerhoven wint hoger beroep – update). Anders richt de boosheid over de uitvoering van de stadsverwarming zich tegen het principe van de stadsverwarming.

Dat zou een groot probleem zijn, want de toekomst van de warmtevoorziening wordt lokaal bepaald en is hybride. Er zijn locaties waarbij individuele verwarming het meest zinvol is (bijv. all-electric), maar ook waar biogas of waterstof beschikbaar zijn, waar vormen van Warmte-Koude-Opslag mogelijk zijn, of meeprofiteren van geothermie. Alles wat niet individueel is, komt aan een of andere collectieve vorm van warmtelevering te hangen en dat aandeel zou best wel eens veel groter kunnen zijn dan de huidige 5%. De Gasunie heeft CE Delft al eens gevraagd om hieraan te rekenen (zie CE rekent klimaatneutrale warmtevoorziening woningen door voor 2050) .

Milieumensen richten zich nu op de aanleg van aardgasloze wijken. Dat valt te verdedigen, zolang men strikt bedoelt wat er staat.
Het zou best wel eens kunnen gebeuren dat er straks biogas of waterstof door de bestaande buizen stroomt. Ik zou dus voorlopig bestaande leidingen laten liggen.

Er loopt op dit gebied het nodige aan overleg, o.a. in Tilburg.
De politiek zou er verstandig aan doen dit nauwlettend te volgen.

De biomassacentrale in Meerhoven

Grootschalige zonneparken als flankerend beleid in de veeteelt-transitie

Flankerend beleid veeteelt
Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 7 juli 2017 met de staldering, de mestbewerking en met het naar voren halen van de stokstofafspraken een historisch besluit genomen. Daarover is in deze kolommen al meer geschreven (zie Veeteelt in Brabant: een slag gewonnen, maar hoe nu verder? en Eerste reactie op veeteelt-besluit Provinciale Staten 07 juli 2017 ).

Bij het besluit hoort een flankerend beleid om de getroffen boeren (de sociale gevolgen mogen niet onderschat worden) te helpen bij het vinden van een nieuwe toekomst. Daarvoor is 30 miljoen beschikbaar. Op 7 juli was er alleen nog een rudimentaire aanzet tot een dergelijk beleid. GS hebben doorgewerkt en op 12 sept lag er de 80%-versie van “Uitvoeringsprogramma Ondersteunende Maatregelen Transitie Veehouderij”, met bijbehorende Statenmededeling. Zie www.brabant.nl/politiek-en-bestuur/provinciale-staten/vergaderingen-ps/ps/20170922.aspx?agendapunt=2.1 .

De landbouw is een bedrijfstak met zijn eigen kenmerken en eigen-
aardigheden. Als ondersteuner van de PS-fractie van de SP in de afgelopen jaren, en als vrijwilliger bij de BMF, heb ik daarover in de afgelopen jaren het een en ander opgestoken. Niet genoeg echter om een grondig oordeel te geven over alle aspecten van dit ondersteunende beleid. Laat ik het houden bij de mening dat wat er staat er als regel goed uitziet, dat ik niet kan beoordelen of het volledig is, en dat er vele devils in the details kunnen schuilen waar ik geen weet van heb.

Zonnepark Bockelwitz-Polditz aan de Mulde (Dld) (foto bgerard)
(Dit park telt 14000 panelen, samen goed voor 3,15MW piek, en was daarmee in 2010 het 130ste park van Duitsland).

Ik wil mij nu bezighouden met één onderdeel van het beleid, dat er naar mijn idee wel bekaaid van af komt en waarvan ik wel meer dan gemiddeld verstand heb, en dat is het energetische verhaal. Het klimaat- en energiedossier enerzijds en het veeteeltdossier anderzijds raken steeds meer verknoopt, o.a. via mestvergisting, zonneparken en bodembeheer.

Zonneparken als alternatief gewas
In de Statenmededeling (die hier het uitgebreidere totaalpakket niet volgt) wordt slechts gesproken over “lokale opwekking en lokaal verbruik” en “stal eraf, zon erop” dat “een kleine, maar nieuwe en langjarige inkomstenbron kan bieden”. In het volledige Uitvoeringsprogramma wordt hier wat aan gerekend en komt men op voorbeeld-winstpercentages van 3,5% (als de sloop van de stal wel in rekening wordt gebracht) en 4 tot 8% als die niet in rekening wordt gebracht (is dat soms niet genoeg?).
Er spreekt nogal wat reserve uit de provinciale stukken.
Ik vind het teveel kleinschalig gepeuter en ik vind het teveel van toeval afhankelijk. We moeten richting 2050 toe naar pakweg 100km2 zonnepark in Brabant en je moet de dingen nu al grootser aanpakken.
Nu blijft het agrarisch gebruik hoofdzaak en energie-opwekking bijzaak. In een stuk over flankerend beleid voor de veeteelt begrijp ik dat, maar ik  vind het toch een gemiste kans.

Ik vroeg me af wat er zou gebeuren als je het andersom deed. In plaats van koeienboer met wat kWh’s word je kWh-boer met wat koeien of schapen.
Daarvoor moet je weten hoe zo’n park financieel uitpakt. Het blijkt nog niet zo simpel om dat zelf na te rekenen, zeker als je (zoals ik) geen formele bedrijfseconomische scholing hebt. Er staan geen hapklare bedrijfsmodellen op Internet.

Zonnepark Sunport Delfzijl

Sunport Delfzijl.
Eerst dacht ik: ik neem het momenteel grootste park van Nederland, Sunport Delfzijl, als vertrekpunt en dan reken ik terug. 30MWp, 116400 panelen, 30GWh per jaar, 30 miljoen investeringskosten.  Het park is dit voorjaar geopend en je zou dus verwachten dat het (met de SDE+subsidie) uit kan.

Het probleem is dat de business case nergens te vinden is. Je moet dus aannames doen, waarvan sommige situatiegebonden.
Als ik die 30 miljoen helemaal zou lenen (wat vast niet het geval is) en in 20 jaar afschrijf bij 4,5% rente en 2% O&M (Operational costs and Maintenance), heb ik er in 20 jaar €55,5 miljoen ingestopt.
Reken ik met de middelste SDE+subsidie van 11 cent/kWh, dan vang ik in 15 jaar €49,5 miljoen  en in de vijf jaar daarna, bij 6 cent/kWh stroomopbrengst, nog eens 9,0 miljoen. In 20 jaar is er dus €58,5 miljoen teruggekomen.
Ergo 3,0 miljoen winst in 20 jaar, dus ruim anderhalve ton per jaar, dus 0,5% over het totale vermogen. De bank heeft zijn rente en afschrijving dan al binnen.
In praktijk zit de huidig eigenaar Wirsol ( https://wirsol.com/en/ )er vast wel met eigen geld in, zijn de kapitaalslasten kleiner en de winst groter. Maar omdat onbekend is wat de verhouding eigen versus vreemd vermogen is, valt hier niet aan te rekenen.

Met een SDE+subsidie van 12,8 cent per kWh zou na 20 jaar het batig saldo €11miljoen geweest zijn (in plaats van bovenstaande 3 miljoen).

Staat het zonnepark er na de 20 jaar afschrijvingstermijn nog vijf jaar, dan komt er (bij 6 cent/kWh en nog steeds 2%O&M) in die vijf jaar netto nog eens €6,0 miljoen binnen.

Dit alles voor wat het waard is, want er zit nogal wat speculatie in vanwege de onbekende gegevens. Eventuele kosten mbt het elektriciteitsnet zitten er bijvoorbeeld niet in.

Het CE Delft-model en de toepassing op Sunport Delfzijl
Partijgenoot Eric Smaling heeft in 2016 in de Tweede Kamer gevraagd om een MKBA op te stellen van zon en wind op het land en dit in vergelijking. Reden waren de protesten tegen windenergie in de Veenkoloniën. Zie www.ce.nl/publicatie/mkea_zon-pv_en_wind_op_land/1905 .
Wind op het land kostte in die studie overigens minder dan de helft van de kWh-kosten van zon.

Met dit CE-model kun je de vraag andersom aanpakken en dan met minder  speculatie.
De belangrijkste samenvattende tabel uit de studie:

CE Delft volgt in de berekening van deze cijfers de SDE+  systematiek en doet mogelijk ook aanvullende eigen aannames. De SDE+systematiek  had in 2016 voor PV-panelen (= zonnestroom) enkele grondslagen:

  • Project moet met minstens 10% eigen vermogen gerealiseerd zijn
  • 12% rendement op het eigen vermogen
  • De SDE+ als regeling moet hoog genoeg vastgesteld worden om de meeste projecten in een categorie te kunnen uitvoeren
  • subsidieduur = afschrijftermijn = 15 jaar, rente 4,5%
  • in de O&M kosten is verondersteld, dat de grond vóór die tijd €1000 per hectare opbracht, en dat dat gemis via een pachtconstructie in de O&M-prijs verwerkt zit. De aanname gaat ervan uit dat na het plaatsen van het zonnepark de grond geen vroegere opbrengst meer heeft. Dat hoeft niet zo te zijn en daarom is de aanname conservatief.
  • fase2 van de SDE+verlening is 11,0 cent/kWh en fase3 is 12,8cent/kWh. (2016)
  • lange termijn-stroomprijs volgens CE Delft voor PV = 5,5 cent/kWh

Zou je deze set gegevens over 2015 na enig ge-interpoleer in de tabel naar 2016 losgelaten hebben op Sunport Delfzijl, dan zou die onderneming over 20 jaar bij 11 cent/kWe SDE een batig saldo gehad hebben van €3,6 miljoen, en bij 12,8 cent/kWh SDE een batig saldo van €11,7 miljoen.

Het klopt eigenlijk heel aardig met mijn houtje-touwtje analyse. Waarschijnlijk vallen er in  mijn houtje-touwtje berekening ergens fouten tegen elkaar weg.

Het CE Delft-model, toegepast op een Brabantse boer (of groep boeren)
Ik doe in onderstaande cijfervoorbeeld even gemakshalve alsof een Brabantse boer (groep boeren) een zonnepark aanlegt ter grootte van 3,0MWp (dus eentiende van Sunport). In Duitsland heb je honderden van dit soort parken.
Voor een park van 3MWp (ca 12000 panelen) heb je ongeveer 3 tot 5 hectare nodig, afhankelijk van hoe je het park inricht.
Een park van 3MWp brengt per jaar ongeveer 2700000kWh op (2700MWh).

UIT: Hij legt het park aan in 2017. Enig interpoleren in de tabel naar 2017 levert kapitaalslasten van grofweg 7,8cent/kWh (15 jaar lang)  en exploitatielasten van samen 2,8 cent/kWh (20 jaar lang)
Die boer zit er met 10% eigen vermogen in. Daardoor kost het park de boer aan kapitaalslasten op vreemd vermogen (rente + afschrijving) over 15 jaar 2,84 miljoen (0,90 * 0,078€*270000*15). Zijn eigen vermogen is 0,32 miljoen.
Aan exploitatielasten kost het park over 20 jaar .028*270000*20 = €1,51 miljoen.
Samen dus 4,35miljoen in 20 jaar.
IN: De SDE+ geeft in 2017 een gesubsidieerde opbrengstgarantie van 11,0 of 12,6 cent/kWh, 15 jaar lang. Daarna is er nog 5 jaar de stroomopbrengst à 5,5cent/kWh.
Met 11 cent/kWh SDE+ krijg je over 20 jaar per saldo 5,20-4,35 = €0,85 miljoen. Hij  moet aan zichzelf zijn eigen vermogen terugbetalen, en houdt dan na 20 jaar nog €0,53miljoen aan winst over (zo’n 8% per jaar).
Met 12,6 cent/kWh SDE+ is het batig saldo over 20 jaar 5,84-4,35 = €1,5 miljoen, dus gemiddeld per jaar €75000 . Na terugbetaling van het eigen vermogen aan zichzelf resteert na 20 jaar €1,2 miljoen winst, ca 19% per jaar.

Op diezelfde 3 a 4 hectare werd je volgens CE Delft geacht vroeger €3000 a €5000 per jaar te verdienen. Het terrein brengt dus beduidend meer op dan vroeger.

Het bezit van het park brengt geen dagelijkse arbeid met zich mee. Aanleg en onderhoud zijn immers financieel al verdisconteerd alsof ze geheel door iemand anders gedaan zijn. Het is dus mogelijk om een andere baan te nemen.
Ook hoeft de agrarische opbrengst van het zonnepanelen-terrein niet nul te zijn, zoals door CE Delft aangenomen.

Er is in de noordelijke provincies op dit gebied al een projectontwikkelaar bezig (zie www.interfarms.com ).

Zonnepark bij Borna ten Zuiden van Leipzig (foto bgerard)

Conclusies:

  • Het kan interessant zijn om bij het flankerend beleid veeteelt grootschalige zonneparken op agrarische grond mee te nemen. Het zou verstandig zijn als de provincie een echte professional naar deze moge-
    lijkheden laat kijken.
  • Zonder een heleboel grootschalige zonneparken zal Brabant ver van zijn energiedoelen af blijven
  • De provincie is goed gepositioneerd om hier verschil te kunnen maken. Omdat kosten en opbrengsten soms dicht bij elkaar liggen, kan een klein beetje geld of wat invloed op de banken in een exploitatie al veel betekenen. Ook de ruimtelijke bevoegdheden komen goed uit.
  • In het Uitvoeringsprogramma Ondersteunende Maatregelen Transitie Veehouderij wordt de verlaging van de SDE+ – subsidies als bedreigend aangemerkt.
    Dit geeft op twee manieren een verkeerde indruk.
    Op de eerste plaats wordt een eenmaal toegekende gesubsidieerde opbrengstgarantie gedurende de 15-jarige looptijd niet meer veranderd.
    Op de tweede plaats horen energiesubsidies omlaag te gaan, uiteindelijk tot nul, omdat ze niet langer nodig zijn. Tot 2023 daalt de kostprijs sterk. De SDE+ – subsidie kan in ongeveer hetzelfde tempo mee omlaag gaan zonder dat dat problemen geeft.-

Eindelijk zonnepanelen op Heesch-West?

Het bedrijventerrein Heesch-West hangt al jaren als een financiele molensteen rond de nek van de gemeenten Bernheze, Oss, ’s Hertogenbosch en (vroeger) Maasdonk. Het wilde maar niet vlotten met de ont-
wikkeling van die grote lap grond. Zie ook Een zonnepark op bedrijventerrein Heesch-West? dat kan!
Ik heb binnen de SP al eens de suggestie gedaan om minstens een deel van het gebied vol te zetten met zonnepanelen.

Het plangebied Heesch-West

Dat lijkt er nu van te komen. De laatste berichten uit het Brabants Dagblad van 20 en 21 juli 2017 luiden, dat de gemeenten een deel van hum verlies nemen. Van de oorspronkelijke 125 hectare wordt, na een akkoord met de provincie, voorlopig 50 hectare ontwikkeld als bedrijventerrein.

Op 10 hectare zal een zonnepark met 21000 PV-panelen verschijnen. De gemeente Bernheze is druk bezig met de voorbereiding, aldus wethouder Rien Wijdeven in het Brabants Dagblad. Het doelgebied voor de panelen ligt iets ten westen van Heesch. De gemeenteraad van Bernheze met er nog zijn goedkeuring aan geven.
Misschien is er nog wat ruimte over voor een toekomstige verdere uitbreiding of voor meer panelen op diezelfde 10 hectare?

De wethouder hoopt dat via de postcoderoos-regeling mensen uit Oss en Bernheze, die zelf geen panelen kunnen plaatsen, PV-panelen in het gebied kunnen kopen. (bg: Het is mij niet meteen duidelijk of dat op deze
wijze kan werken. Voor een uitleg van de postcoderoosregeling zie www.hieropgewekt.nl/kennisdossiers/postcoderoosregeling-regeling-in-het-kort#1.3
) Op de financiele techniek wordt nog gestudeerd.

De gemeente Bernheze stelt het zich zo voor:

Gepland zonnepark in Heesch-West in de visie van de gemeente Bernheze

Eén zonnepark van 35 bij 35km genoeg voor heel Nederland? En zonnepark in plaats van landbouwgrond!

Het eerste deel van deze titel kopte het Algemeen Dagblad op 17 juli 2017 (en daarmee ook het Eindhovens Dagblad). De bewering werd gedaan door professor Sinke, de grote autoriteit en ijveraar op het gebied van zonnecellen in Nederland.

In deze column wat precies bedoeld wordt, of de bewering waar kan zijn, en wat dat voor Brabant zou betekenen.

Wat wordt precies bedoeld?
Bij het artikel is op Internet geen officieel persbericht te vinden van iets of iemand. Mogelijk heeft Sinke ergens iets gezegd waar een journalist bij zat, maar dat valt niet te achterhalen. Het artikel zelf is dus de informatie.
Daarnaast is er natuurlijk een heleboel statistiek beschikbaar.

Totaal Nederlands energiebudget per drager, 2000-2016

In het artikel zegt Sinke dat een denkbeeldig blok van 35 bij 35km op de grond, of een denkbeeldig blok van 25 bij 25km op ideaal georienteerde daken, genoeg is voor de hoeveelheid elektrische energie die nu gebruikte wordt.
De bewering gaat dus alleen over de elektrische energie, die momenteel 1/7 deel bedraagt van het totale Nederlandse energiebudget. Het is goed om dit even scherp te hebben, want veel mensen kennen het verschil niet.
Over het niet-elektrische deel van het energiebudget doet Sinke geen uitspraak.

Klopt de bewering in het AlgD?
Ik neem even aan dat Sinke hier juist geciteerd is.

Het oppervlakteverschil zit hem in  een soort bruto-nettoverhouding die bij Sinke 2,0 is (35*35=1225)/(25*25=625). Op een ideaal dak zitten de panelen elkaar niet in de weg en kunnen ze pal op elkaar zitten, in het vrije veld moet er vanwege de schaduwwerking een afstand tussen zitten. Bovendien, je moet er in de exploitatie gewoon bij kunnen.

Zonnepark bij Zaragoza, Spanje . Let op de netto-bruto verhouding.

Een huidig standaardpaneel haalt, in de ideale omstandigheden als op een dak, zonder schaduwwerking, ongeveer 16% van ruim 1000W/m2, zeg grofweg aan elektrische energie 170W/m2. Bij de standaardomrekening van 1kWpiek à 875kWh/jaar haalt een denkbeeldig blok van 25 bij 25km op een ideaal dak dan ongeveer 93 miljard kWh/jaar = 335PJ/jaar. Gebruik je de factor 950kWh/y*kWp uit de SDE+ regeling, dan kom je op 101miljard kWh/y = 363PJ/y .
De Nederlandse elektriciteitsproductie (incl. im- en export) zit al jaren rond de 120 miljard kWh/jaar = 430PJ/jaar.
Sinke is dus iets te propagandistisch. Voor de door hem beweerde opbrengst moet je in ideale dakomstandigheden eerder een vlak van ruim 27*ruim27km tot 29*29km hebben. Ook als je met wat hogere rendementen zou rekenen is Sinke’s 25*25km te krap.

Aanbod van elektriciteit in Nederland, incl im- en export.

Bovendien zal het elektriciteitsverbruik gaan stijgen. Het wordt een groter deel van een (op papier) kleiner totaal. Natuur en Milieu gaan in hun scenario uit 2016 uit van een stijging van 429PJ naar 489PJ van 2013 tot 2035. Dus zelfs als het nu genoeg zou zijn, is het in de toekomst niet genoeg.

Is er zoveel dak in Nederland?
Ik heb hier al eens eerder aan zitten cijferen, zie www.bjmgerard.nl/?p=2193 .
De schattingen lopen nogal uiteen.
De grootste grootspraak is van Holland Solar en komt op grofweg 600km2 (woningen en NUTS/zakelijke bebouwing samen in de verhouding 2:1), goed voor grofweg 300PJ. DNV en de Zonatlas komen op dezelfde basis op grofweg 400km2, goed voor 200PJ. Sungevity komt op 150km2, goed voor 75PJ, maar dan heb je dan ook offertekwaliteit.
Onze eigen POSAD-studie komt, omgerekend naar Nederland, uit op grofweg 250km2 bruikbaar dak, goed voor grofweg 85PJ op daken.

Het antwoord is, hoe dan ook, nee. Sinke’s 25*25-blok past niet op Nederlandse daken. Er zijn forse grondopstellingen (zonneparken) nodig.

Bovendien, het zij nog maar eens herhaald, heeft Sinke het alleen maar over de huidige elektriciteitsproductie en niet over het zes keer zo grote niet-elektrische deel van het huidige Nederlandse energiebudget.

Scenario voor zon, POSAD-studie

Wat als je het hele Nederlandse energiebudget met zonne-energie
bijeen zou willen brengen?

Stel eens voor het gemak dat Nederland 1/3 op energie zou bezuinigen (waar het nu bepaald nog niet naar uit ziet), en geheel all electric zou gaan, en dat geheel met PV-panelen, dan vraagt dat dus vier a vijf keer de door Sinke geschatte oppervlakten.

Doe een gooi: als Nederland 1/3 zou besparen (wordt het totaal 2100PJ/y), en bij de hier aangenomen efficiency’s in ideale omstandigheden van ca 0,50PJ/km2, dan had je voor Nederland 4200 km2nodig, waarvan bijvoorbeeld 300km2op daken. Moet de rest op de grond, dus moet (in ideale omstandigheden) 3900km2op de grond en in praktische omstandigheden (bruto-netto = 2:1) 7800km2op de grond. Dat is ongeveer 20% van Nederland.

Gaat hem  niet worden. Net zo min als elke andere duurzame bron het op zijn eentje gaat worden.

Alle serieuze scenario’s schetsen dan ook een mix met als grote ingredienten wind op land, wind op zee, zon en biomassa (waaronder mestvergisting), en als kleine ingredienten geothermie en een restant fossiel.

Hoe erg is dat, heel veel zonnepark in Brabant?
Als je bovenstaand kaartje van Brabant hanteert, gecorrigeerd voor zo hier en daar een rekenfout, en als je globaal de mix volgt van de POSAD-studie, en als je zou vinden dat Brabant op eigen grondgebied energieneutraal zou moeten zijn, dan zou dat resulteren in 140 a 150km2 zonnepark (ongeveer 3% van Brabant).
Als je de uitgangspunten van POSAD niet volgt en een deel van de wind op zee, en van duurzame import, aan Brabant toerekent, kom je lager uit.
De schattingen worden steeds losser, maar stel dat er een derde van af gaat, dan moet je ergens rond de 100km2zonnepark in Brabant kwijt. Is dat eigenlijk erg? Is dat een ecologische en landschappelijke gruwel?

Kan om twee belangrijke redenen meevallen.

De eerste reden is dat een zonnepark er best wel leuk uit kan zien en ecologische waarde kan hebben. De gemeente Arnhem heeft het Rho Adviseurs voor Leefruimte laten uitzoeken. Als je googlet op  EFFECTEN VAN ZONNEPARKEN OP DE OMGEVING EN VOORBEELDEN VAN MEERVOUDIG RUIMTEGEBRUIK , vind je (dd sept 2016) een interessante brochure (het schijnt dat deze brochure van het Internet gehaald is, ik stuur ik die op verzoek wel op, hij is te groot voor deze site. Ik verwijs ook naar latere artikelen op deze site van zonneparken in Duitsland). Dit plaatje komt er uit:

Natuur rondom een Duits zonnepark (studie tbv gemeente Arnhem)

Het zou goed zijn als men ook in Brabant eens ging studeren op dit soort ecologische mogelijkheden voor natuurcreatie in zonneparken. Ten opzichte van landbouwgrond is de ecologische balans positief. Bijen bijvoorbeeld vinden dit best lekker.

Een andere reden betreft de noodzakelijke omvorming van de veeteelt (en mogelijk daarmee ook een omvorming van de landbouw als geheel). Er zijn nieuwe verdienmodellen nodig.
In de noordelijke provincies is een makelaardij bezig, die zonne-energieprojecten ontwikkelt op landbouwgrond. Zie “Zonne-energie_Het gewas van de toekomst_Boerderij advertentie_14juni2017” of Stroomopslag-wordt-cruciaal-voor-verdiensten-van-stroomleverende-boer uit De Boerderij of zie www.interfarms.com/ . Tussen de panelen kun je ook nog wel wat scharrelkippen of ander klein vee kwijt.
Minder landbouwgrond betekent minder dieren en zonnepanelen stoten geen stikstof uit. Binnen een maatschappelijk breed geaccepteerd subsidieregime als de SDE+ is er mogelijk een financieel plaatje te ontwerpen. De ZLTO zou er eens naar moeten kijken en als die zo stom zijn om dat niet te doen, dan de politieke partijen in PS of de milieuorganisaties.
Een van de grootste parken van NW Europa, in Hoogezand-Sappemeer (1,17km2) staat op grond waar eerst glastuinbouw geprojecteerd stond.
In Brabant is landbouwgrond niet te waardevol voor zonnepanelen.
In de recente wijziging van de Verordening Ruimte heeft de provincie de regels voor zonneparken (vooralsnog op tijdelijke basis) eenvoudiger gemaakt.

 

 

 

Waarom de elektrische auto nu al groener rijdt (update dd 9 juli 2017)

In weer een nieuw artikel heeft Thalia haar punt nog eens sterker onderbouwd. Ze houdt van doorwerken!
Lees https://decorrespondent.nl/waarom-de-elektrische-auto-nu-al-groener-rijdt-maar-er-betere-argumenten-zijn-om-over-te-stappen versie 3

In onderstaand artikel dd 25 april 2017  beschrijft Thalia Verkade van De Correspondent waarom een elektrische auto nu al beter is dan andere auto’s.

Sindsdien is er een kleine mediacampagne geweest, met onder andere een fact check in de NRC, waarin klimaatveranderingontkenners proberen om elektrische auto’s verdacht te maken. Dat gaat met de gebruikelijke halve en kwart waarheden en selectief winkelen.

Thalia Verkade heeft op 28 juni gereageerd op deze mediacampagne en aangetoond dat het allemaal onzin is. De oorspronkelijke bewering is nog steeds waar.
Het nieuwe artikel is te vinden op  decorrespondent.nl/elektrische-autos-sparen-het-klimaat-wel-analyse-van-een-mediahype .

——————————————–

(maar er betere argumenten zijn om over te stappen)

Onder deze titel schreef Thalia Verkade op 25 april 2017 een artikel in De Correspondent, de online-krant waar je voor €60 lid van kunt worden. Geen advertenties, altijd een serieuze poging om dingen uit te analyseren en met onbeperkte interactiemogelijkheid. Ik lees van elk nummer wel minstens één artikel (per keer een handvol)).

De graphic van Thalia ziet er als volgt uit:

De CO2 over een heel autoleven

Het verhaal van Thalia is te vinden op https://decorrespondent.nl/waarom-de-elektrische-auto-nu-al-groener-rijdt-maar-er-betere-argumenten-zijn-om-over-te-stappen .

De TNO-onderzoekers Richard Smokers en René van Gijlswijk, en daarnaast ook een aantel abonnees van De Correspondent, hebben geassisteerd.

Verkade bouwt haar verhaal op in drie stappen:

  • Het maken van de auto (inclusief onderhoud, sloop, recycling),
  • het maken van de brandstof (benzine, grijze en groene stroom) en
  • het rijden met de auto (de uitstoot onderweg).

In bovenstaande graphic zijn alle drie de stappen verzameld.

Uiteraard zijn er aannames gedaan.
Vanwege de lengte van het artikel, en om inhoudelijke redenen die i het artikel genoemd worden, zijn dieselauto’s, waterstofauto’s en hybrides niet meegenomen in het verhaal. Wel in het rapport van TNO dat eraan ten grondslag ligt, en waarnaar in het artikel een link staat.
Verder zijn er inhoudelijke aannames gemaakt, zoals een levensduur van een accu van 220.000 km, en allerlei aannames over de CO2-emissie van allerlei delen van het verhaal (staal, aluminium, accufabricage). Zoals Smokers zegt: er is niet één verhaal over de vergelijkende voordelen van de ene auto boven de andere.
“Grijze stroom” betekent hier de huidige elektriciteitsmix, te weten 1/5 de deel groen en de rest fossiel. ‘Groen”is 100% groen.

Die aannames leiden tot onzekerheden die men er in bovenstaande graphic bij moet denken. De trend is dat de meeste onzekerheden in de toekomst in de goede richting gaan uitpakken. Bovenstaand plaatje zal dus waarschijnlijk beter worden.

Schema van B- en E-auto_Corr_25april2017

Op verhalen in de Correspondent volgen onvermijdelijk een heleboel reactie. Op dit verhaal zijn dat er zoveel, dat, als je alles zou uitprinten, je een klein boek had. De reacties zijn soms even waardevol als de tekst van het verhaal zelf.
Helaas zijn de reacties alleen voor leden van De Correspondent toegankelijk.

Windturbines op zee steeds imposanter

Inleiding
De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) heeft op 03 april 2017 een publieksbijeenkomst georganiseerd over de Toekomst van windenergie. In praktijk ging het voornamelijk over wind op zee, want daar ligt de toekomst. Ik was erbij in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam.

Ik heb na afloop even met een van de sprekers gepraat, Dirk Sijmons. Dat is de auctor intellectualis (althans, een van de ..) van het mooie Energetic Odyssey-plan. Het is aan de ene kant een visionair plan, anderzijds is het perfect uitvoerbaar met grotendeels huidige techniek, mits daar voldoende investering, grootschalige logistiek en voldoende politiek benul aan gekoppeld wordt. Materiaal van zijn hand heb ik al gebruikt als inbreng in het Posad-verhaal over energie in Brabant (zie ZO Brabant als trage supertanker richting energietransitie en de terreinbeheerders in spagaat).

Ook van een andere spreker, Mel Kroon van TenneT, heb ik de inbreng al in deze kolommen verwerkt (zie Het energie-eiland van Tennet).

De constructies
Blijven drie coryfeeën over, waar ik nog niet aan toegekomen was, Gijs van Kuik, Edwin van de Brug en Kees Versteegh.

Gijs van Kuik is emeritus-hoogleraar aan de TU Delft en als het ware de eminence grise van de Nederlandse windmolen-wetenschap. Hij schetste de ontwikkeling, en de vele researchvragen die er nog lagen. Het opschaaltempo van windturbines op zee is beduidend korter dan de technische levensduur van losse exemplaren, dus dat kan in principe nog verrassingen gaan geven. Bijvoorbeeld, hoe de fundering zich houdt van die machtige constructies, want dat is soms gewoon een paal die diep in de grond steekt.

Balastingsmodel van de zeebodem (via Van Kuik)
(Van Kuik, TUDelft, april 2017)

Onder het kopje “De ontwikkeling van de bladtechnologie van Bonus (1985) tot Siemens (2012)” toont van Kuik in een notedop de technische vooruitgang in de sector. Bonus was het eerste bedrijf dat in 1985 commercieel moderne bladen maakte. Sindsdien zijn ze in essentie qua opzet niet veranderd, maar wel groter en beter geworden.
De clou is dat de rotordiameter *10 is, de rotoroppervlak dus *100, het vermogen * bijna 100, en het rotorgewicht *80 (terwijl men op basis van de normale opschaling *1000 zou verwachten).
Desalniettemin, zegt Van Kuik, beginnen de grenzen gevoeld te worden van het eigen gewicht van de machines en de ontoereikende kennis van de metaalmoeheid.
En er doen zich vragen voor van systeemintegratie. Wie is waarover de baas? Hoe stem je elektriciteitsmarkten af? Hoe verzeker je technische zaken als afstemming en opslag?

(Van Kuik, TU Delft, april 2017)

Eén windturbine, zei van Kuik, is goed bestuurbaar. Hierboven de windsnelheid en daaronder het feitelijk afgeleverde vermogen aan het net, vraaggestuurd. Maar werkt dit ook nog bij een heleboel turbines tegelijk?

Ander interessant punt: hoe kunnen windparken op zee multifunctioneel worden? Boten mogen vanwege de kabels niet tussen de palen vissen, wat enerzijds kost en anderzijds wel eens meer zou kunnen opbrengen omdat er rustplekken voor vis in zee komen. Of er waterstof gaan maken (idee van TenneT-baas Kroon). Of energie-opslag?

Van Kuik, TU Delft, april 2017

Edwin van de Brug is van reiomanager van Van Oord Offshore Wind Projects – mondiaal een van de paar overgebleven spelers die in deze booming business nog mee kan. “De Denen leveren de turbines, de Nederlanders plaatsen ze en wij zorgen voor de broodjes” aldus een jaloers Engels citaat. Men kan zich de vraag stellen of bij een meer consistente Nederlandse energie- en industriepolitiek in het verleden Nederland niet ook turbines had kunnen leveren, maar dit terzijde.
“We zijn nog maar net begonnen” was de veelzeggende titel van de presentatie, die verder een typische mix was van beroepseer, ontzag voor de bijna waanzinnig grote machines en de eisen die aan een onderneming in dit soort situaties gesteld worden.

Een Nacelle (het “huis” boven op de paal waar de wieken aan vast zitten)
Funderingspaal (Van de Brug, Van Oord, april 2017)
Het huidige grootste installatieschip (Van de Brug, Van oord, april 2017)

De hefschepen werden te klein. Op een gegeven moment had iemand het heldere idee om een coaster te kopen, daar vier bedienbare poten onder te zetten, en daarmee het hele schip zichzelf te laten ophijsen. Dat werkte, maar de constructie was al weer snel te klein. Hierboven het jongste en dus grootste hefschip in de vloot.

Kees Versteegh had een adviesbureau VWEC, een bedrijf dat is overgenomen door het Chinese XEMC. Nu gaat hij door het leven als CTO van XEMC-Darwind.
Zijn bijdrage is vooral technisch van aard, maar staat ver van de politiek af. In deze kolommen heb ik een voorkeur voor onderwerpen met een politieke lading en daarom (en uit ruimteoverwegingen) laat ik de bijdrage van Versteegh onbesproken. Maar dat is niet omdat hij niet goed was.

Alle bijdragen, behalve die van Sijmons, (ook die van Kroon en Versteegh) zijn terug te vinden via www.knaw.nl/nl/actueel/agenda/windenergie (tab “sprekers en samenvattingen”).
De ideeën van Sijmons zijn terug te vinden op www.hnsland.nl/nl/projects/2050-energetic-odyssey .

En wat kan dat nou opleveren aan energie? En de gevolgen voor Brabant
De cijfers die voor wind op de Noordzee genoemd worden lopen wat uiteen, maar zitten in dezelfde orde van grootte.

Tennet-baas Kroon spreekt in zijn presentatie van 150GW. Als je uitgaat van 4000 vollasturen, geeft dat grofweg 2160PJ per jaar.
Sijmons heeft het over 25.000 turbines van 10MW gemiddeld, dus over 250GW.  Bij hetzelfde aantal vollasturen geeft dat 3600PJ.
Het blad De Ingenieur noemt bij het plan van Sijmons 4300PJ.

Voor dergelijke nog half-visionaire ideeën voor het jaar 2050 een alleszins acceptabele mate van overeenstemming.

Reken ik verder met Sijmons, dan praat je over 3600PJ voor alle Noordzeelanden samen. Stel eens (leek Sijmons geen gekke schatting) 20% voor Nederland, dan komt er 720PJ stroom deze kant op.
Doe er eens wat verlies af en tel Brabant voor 1/7de deel van Nederland, dan omgerekend 100PJ voor Brabant. Als je erg optimistisch bent over de besparing, is het totale Brabantse energiebudget in 2050 ongeveer het dubbele.
De Noordzee zou dus in een optimistisch scenario in beginsel goed kunnen zijn voor pakweg de helft van de Brabantse energie in 2050. Die andere helft is overigens nog steeds een zware taak. In een meer pessimistisch (en vooralsnog realistischer scenario) is de Noordzee goed voor zo’n 40% van Brabant.
Geforceerde toeren uithalen om de provincie, en elke gemeente binnen de provincie, energieneutraal te laten zijn hoeft niet. Maar ook de resterende taak is zo zwaar, dat het verstandig is om voorlopig te doen alsof je wel energieneutraal moet worden.

Feiten en cijfers – Steenkool_Uniper feb 2016

Wat kost een kWh?
Men kan de PVV geruststellen, die steeds een lachwekkend nummertje maakt over zwaar gesubsidieerde windminaretten (je moet iets kronkeligs verzinnen om bij energiemachines de Islam bij te slepen – de oudst bekende windmolen dateert overigens van 500nChr en stond in Iran): wind op zee is binnenkort goedkoper dan stroom uit kolen (en zeker goedkoper dan stroom uit gas of uit kerncentrales).
Bovenstaand overzicht (gemaakt door Ecofys, 2014) staat in een brochure van Uniper (Uniper is het fossiele sterfhuis van de voormalige reus E.ON). Levelized Costs Of Energy (LCOE) is wat het kost om op de klassieke wijze de kostprijs uit te rekenen als je enerzijds geen subsidie krijgt, en anderzijds indirecte maatschappelijke kosten buiten beschouwing laat). De brochure is binnen te halen via Uniper-brochure over steenkool .
Gemiddeld over de EU kost een kWh uit kolen in Europa 7 tot 8 cent/kWh (en, nog maar eens voor de PVV, atoomstroom kost 10 cent/kWh).
Gemiddeld over Europa kostte een kWh uit wind op zee in 2014 12 a 13 cent/kWh, maar dat is snel gedaald tot 5,5 cent/kWh in de reeds afgesloten contracten Borssele 3 en 4 en 5,0 cent bij Kriegers Flak.

Om dit te plaatsen: de groothandelsprijs voor stroom schommelde in 2016 rond de 3 a 4 cent/kWh .

Er gaat dus nog wat subsidiegeld naar wind op zee, maar er zijn in 2017 al enkele overeenkomsten afgesloten die rond 2024 subsidieloos gaan werken (zie www.wattisduurzaam.nl/9119/featured/nieuw-record-offshore-wind-zakt-zakt-naar-6-cent-per-kwh/ ).
E.ON zag zijn lijk al in de Noordzee drijven en heeft zijn fossiele opwekvermogen niet voor niets in een sterfhuis ondergebracht.

 

Nul op de Meter – woningen

De aanleiding
Ik had een uitnodiging voor een zitting van het bekende bureau “Ruimtevolk” over de ruimtelijke aspecten van de energietransitie. Ik zag visioenen van zoneringen rond windturbines, zonneparken in bestemmingsplannen en het landschappelijk inbedden van mestvergisters. Daar heb ik Ruimtevolk al eens eerder over bezig gezien, maar dan heel kort.
Mijn verwachting was een beetje fout. Het ging vooral over het opbouwen van psychologisch draagvlak en daar waren, zoals op het eind Maarten Hajer het verwoordde, vooral een paar klassen Groen Linksers op af gekomen die de Stad van de Toekomst met een liedje of een toneelstukje verbeeldden. Niks voor mij. Maar goed, pech gehad, kostte een dagdeel en een retourtje Utrecht en verder niets.
En het leverde toch nog twee stukjes buit op: een nieuwe website http://regionale-energiestrategie.nl/ , en een lezing van Bastiaan Staffhorst, Manager Strategie en Advies van de Utrechtse woningbouw-
vereniging Mitros. Een vliegende kraai vangt altijd wat.

De energiewebsite is nog maar pas in de lucht. Er staan al passages in over West- en Midden-Brabant en, zoals gebruikelijk, doet het MRE-gebied interessant en laat het verder bij nog een nog niet ingevulde webpagina. Ik kom hier op een ander moment op terug.


De Flat met Toekomst van Mitros (zie http://flatmettoekomst.nl/ )
De Camera Obscuraflat in Overvecht zou eigenlijk gesloopt worden, maar hij kreeg een tweede leven als Nul op de Meter-flat. Om precies te zijn: er is een pilot voltooid met acht woningen op één portiek. De bouw begon medio oktober 2016 en was klaar eind november 2016. Alle woningen moesten leeg.
Er kwamen zonnepanelen, drievoudig glas, en een luchtwaterwarmtepomp. De woning is bijna luchtdicht en heeft geen aardgas. Uiteraard zeer degelijke isolatie en verder nieuwe, houten gevelelementen.
De bewoners kregen ook een nieuwe keuken, badkamer en toilet.
Dit alles mocht (vooraf) €65000 kosten. Er staat me overigens bij dat ik Staffhorst bij Ruimtevolk achteraf €75000 heb horen zeggen, maar dat kan aan mijn slechte oren liggen.

Camera Obscuraflet technisch installatieschema. Zie ook www.onb.nl/portfolio/nom-renovatie-48-flatwoningen-camera-obscuradreef-utrecht/

Het goede nieuws is dat het om een standaard-INTERVAM flat gaat, welk systeem vanaf 1959 ontwikkeld is. Daarvan staan er in Nederland zo’n 14000. Als je zo’n flat Nul op de Meter krijgt, moet dat met een heleboel andere flats ook lukken.
Het kost wat, maar een nieuwe keuken, badkamer en WC alleen en “gewoon” hadden ook wat gekost. Het NOM-maken kost niet de volle mep van de €65000 .

Verder is het goede nieuws dat je (althans in deze flat) goedkoper woont.

De Camera Obscuraflat van Mitros

Het bediscussieerbare nieuws is dat wonen in een dergelijke flat om een gedragsverandering vraagt. Alle kamers zijn altijd even warm (dat is voor het systeem het fijnste), en “ik heb maar dertig minuten per dag warm water” aldus een bewoonster in een gesprek met minister Kamp, die het allemaal zo nieuw en interessant vond dat hij persoonlijk op bezoek kwam toen hij toch de Green Deal Aardgasvrije wijken moest tekenen (zie www.greendeals.nl/gd112-aardgasvrije-wijken/ ).
En de ramen kunnen niet open, wat dus geforceerde ventilatie nodig maakt.

Minister Kamp in de Camera Obscuraflat

Het is nadrukkelijk een pilot en die wordt nu geëvalueerd. Er is een meneer van Mitros die met sensoren bijhoudt hoeveel stroom en warm water je gebruikt. Klinkt een beetje Big Brother, maar dat hoort erbij en
duurt maar een jaar.

Brabant
Als je met de bediscussieerbare kenmerken geen probleem hebt, is er nog slecht nieuws en dat is dat genoemde situatie nog een extreme uitzondering is. Niet voor niets kreeg de flat een prijs en kwam Kamp persoonlijk langs.
Nul op de Meter – oplossingen in strikte zin (het renoveren van een bestaande woning tot deze de energierekening nul heeft – waar wel een huurverhoging tegenover staat) zijn zeer zeldzaam. Ik heb op Internet in de provincie Utrecht maar één ander bestaand complex gevonden.

NOM-renovatie van 18 woningen in Tilburg

Ook in de Brabantse provinciale politiek heeft iemand (ik weet niet wie) in een vlaag van onbeheerst optimisme, en niet gehinderd door veel kennis van de realiteit, geroepen dat alle bestaande woningen in Brabant in 2050 Nul op de Meter gemaakt moesten zijn, verbijzonderd tot 40.000 in 2021 en 1000 op 31 december 2017.
Het klinkt alsof er sprake is van een spontane opwelling na het lezen van “100% duurzaam in 2030”van Urgenda gedacht heeft “mooie ambitie voor bij ons”, want daar staat in bijna dezelfde woorden hetzelfde in.

De praktijk  valt tegen. Op 4 april 2017 meldde gedeputeerde Spierings dat er in Brabant 29 NOM-woningen gerealiseerd waren en dat, hoewel er vele schone vergezichten ontwaard konden worden, de 1000 inderdaad niet gehaald zou worden. Ik kwam zelf overigens, aannemende dat het Internet niet liegt, op zo’n 100 NOM-woningen uit die vóór 31 dec 2017 gerenoveerd waren (22 in Tilburg, 76 in Breda en wat los grut elders). Maar inderdaad, ook dat is bijlange na geen 1000. En ook ik zie niet hoe dat gehaald kan worden. In mijn thuisstad Eindhoven is er momenteel niet één woningbouwvereniging die binnen afzienbare tijd een NOM-project aanbiedt. Het enige voorgenomen project, dat van Woonbedrijf in de Frans van Mierislaan, gaat wel door maar niet als NOM-project want het kostte ca 80 a 90 mille per woning en dat geld had zelfs Woonbedrijf niet.

Vier NOM-gerenoveerde woningen aan de Zuringhof in Tilburg

Wat nu?
Als ik Spierings was, zou ik niet meteen in een kramp schieten en met woningbouwverenigingen in overleg gaan. Er zijn veel woningbouw-
verenigingen die verstandige dingen doen. Woonbedrijf gooit zijn woningen bij renovatie twee labels omhoog voor een fractie van het geld. Inderdaad, nog geen NOM maar wel een eind die kant op en voor de toekomst compatibel. Ik zou gaan overleggen (soort conferentie of zo) dat in elk geval de richting van de snelheid de juiste is, en de grootte van de snelheid zo hoog mogelijk. En dan zou ik actief achter echte NOM-projecten aan gaan om de sju erin te houden.

En, als ik Spierings was, zou ik veel actiever naar buiten treden. Het officiele beleid is dat de provincie initiatieven volgt en niet leidt. Plat gezegd, de provincie zit op zijn kont op een zak met geld en wacht af tot de meute met de hoed in de hand komt bedelen. Marktgericht heet dat.
Vervolgens doet zich het ‘onverwachte’ fenomeen voor dat sommige operaties zo groot zijn, dat geen enkele hoed in de hand zich daar nog op eigen kracht aan waagt. De Deltawerken waren er ook niet gekomen als dat met de hoed in de hand gemoeten had.
En dan kijkt iedereen elkaar in den Bosch aan en gaan de politieke mistmachines op volle kracht.

Gedeputeerde Spierings, de boer op!