Milieudefensie voert actie tegen open winkeldeuren

Inleiding
Veel winkeliers runnen hun bedrijf, ook midden in de winter, met open deuren. Boven die deuren hangt verwarming, bijvoorbeeld een warme luchtblazer, en veel van de warmte verdwijnt naar buiten.
Er moet in Nederland  fors op energie bespaard worden. Winkeliers zouden dat kunnen doen met een gewone duwdeur, met een automatische schuifdeur of met plastic lamellen.

Winkeliers denken dat mensen dan minder makkelijk hun winkel binnenstappen. Er is echter onderzoek dat dat tegenspreekt. In 2016 hebben enkele grote winkeliersorganisaties en de stad Antwerpen aan bureau Haystack International gevraagd wat het zou uitmaken als winkels met gesloten deuren zouden werken.
Voor de omzet en het aantal klanten zou het niet uitmaken, aldus Haystack International. Maar het aardgasgebruik daalt met 37%.

In verschillende steden zijn er al initiatieven ondernomen: Wageningen, Tilburg, Gent, Barneveld.

De actie in Eindhoven
In Eindhoven had Milieudefensie op 21 december 2019, het Winkelcentrum Woensel uitgekozen. Om praktische redenen, niet omdat het daar speciaal erg is.

Er was een publieksflyer voor iedereen en er was een raamposter, die winkeliers konden ophangen als de deur dicht was en de winkel toch open. Twee ploegjes van elk twee mensen gingen met de winkeliers praten, en een derde ploegje deelde flyers aan het winkelende publiek. Dat liep verder allemaal probleemloos.

Bij het winkelend publiek bestaat veel (en vaak spontane)  steun voor de actie. Men vindt de situatie raar (“doe je thuis toch ook niet?”). Enige groep die blij was met open winkels was de groep rolstoelrijders (die overigens met een automatische schuifdeur, zoals bij de Jumbo in het Winkelcentrum Woensel) ook goed uit de voeten kan.
Er meldde zich niemand die op hoge toon eiste dat het niet hoeven openen van een winkeldeur als een fundamenteel mensenrecht moest worden aangemerkt.

De reactie van de winkeliers was genuanceerd. Men begrijpt de wens en is er niet mordicus tegen, maar tussen droom en daad zitten praktische bezwaren als de interne richtlijnen binnen winkelketens (bijv. de ANWB-winkel die op die locatie geen enkele concurrentie heeft), of technische kenmerken van de winkeldeur of investeringskosten.

Maar daar moet dan maar iets op verzonnen worden, zoals een onderlinge afspraken binnen de winkeliersvereniging, een overgangsperiode, landelijke richtlijnen voor ketens, of lokale verordeningen voor winkels, en mogelijk enige vorm van subsidie.

Het vervolg
Milieudefensie heeft een gesprek aangevraagd met de winkeliersorganisatie van het Winkelcentrum Woensel.

Er zullen in Eindhoven vaker acties opgepakt worden als deze, ook in andere winkelcentra.

Mogelijk kan het op nationaal niveau opgepakt worden. Daarover valt nu nog niet wat te melden.

Eindhoven neemt bomenplan Milieudefensie over

Voorgenomen vergroening Clausplein Eindhoven

Persbericht                                                 Eindhoven, 21 december 2018

“Een nieuwe boom per inwoner, doen!” antwoordden B&W van de gemeente Eindhoven (18 december 2019) op een uitnodiging van Milieudefensie Eindhoven om per inwoner van de gemeente één nieuwe boom te planten. De gemeente spreekt waardering uit voor het initiatief van Milieudefensie en zegt dat dit aanleiding is om nog eens extra naar de waarde van groen in de breedste zin te kijken.

Milieudefensie Eindhoven spreekt waardering uit voor de steun van B&W van Eindhoven.

Het College van B&W stelt, dat bomen waarde hebben voor de productie, voor energie, voor leefbaarheid, voor de Eindhovense identiteit, maar vooral voor klimaat en milieu. Bomen helpen tegen de hittestress, zuiveren de lucht, vergroten de biodiversiteit, leggen CO2 vast en dragen bij aan recreatie en landschapsbeleving.

Concreet heeft de gemeente met dhr. Teeuwen en Edelbroek van Milieudefensie afgesproken:

  • De gemeente brengt in beeld waar en op welke termijn vanuit bestaande budgetten bos en houtsingels kunnen worden aangeplant (buitengebied) op kleinschalig niveau
  • De gemeente overlegt intern, o.a. met programmaleiders, op welke termijn de  visie met uitvoeringsprogramma voor het aanplanten van extra groen en bomen, samen met belanghebbenden en -groepen en waar nodig met omliggende gemeenten wordt opgepakt

B&W stellen dat hun steun voor het bomenplan van Milieudefensie aansluit bij bestaande trends. Het huidige groenbeleid, met zijn bestuurlijke en financiele instrumenten, is al gericht op behoud en verbetering van landschappelijke elementen en de vergroening van de binnenstad.
De extra aanplant kan gezien worden als een intensivering van dit beleid.

Als bijlage treft u de brieven van Milieudefensie aan de gemeente en van de gemeente aan Milieudefensie aan.

Geprojecteerd stadsbos op het Eindhovense Van Der Meulen-Ansems terrein (zie https://oma.eu/projects/vdma )

Misleidende reclame Shell over GTL?

Actievoerders storen zich eraan dat de Shell voorlichting geeft/reclame maakt bij basisschoolleerlingen. Ik doe nu geen algemene uitspraak over de merites van deze strijd, maar beperk me tot een specifieke uitspraak over Gas To Liquid brandstof (GTL).
Shell maakt GTL in zijn complex in Qatar. Daar komt veel aardgas vrij en vroeger werd dat alleen maar afgefakkeld. Nu wordt er brandstof van gemaakt die te vergelijken is met diesel.

Schets van het strijdperk
Er stond dus een reuzenrad bij het Generation Discover Festival (het Shell-initiaitef in kwestie), bedoeld voor kinderen in de leeftijd 8-14 jaar. Bij dat reuzenrad stond een groot bord met een tekst en een logo.
De tekst was: “Alle elektriciteit die nodig is voor dit festival wordt opgewekt door generatoren, dus ook voor dit reuzenrad. (…) Deze dynamo’s hebben brandstof nodig om te werken en op dit festival draaien ze allemaal op de alternatieve dieselbrandstof: GTL (Gas-to-Liquids) Fuel. (…) Via chemisch knip-en-plakwerk maakt Shell van aardgas een vloeibare brandstof. Hierdoor verbrandt GTL schoner dan gewone diesel en is er minder uitstoot van lokale emissies. Dit leidt tot verbetering van de luchtkwaliteit in de omgeving waar GTL wordt gebruikt. Wel zo fijn als je achter een bus of vrachtwagen fietst of geniet van het uitzicht in het reuzenrad! (…)
Het logo zei:” “7 DUURZAME EN BETAALBARE ENERGIE”. Naast dit logo staat: “Deze activiteit draagt bij aan het volgende ontwikkelingsdoel: Betaalbare, moderne en schonere energie in voldoende mate beschikbaar maken voor iedereen.

De actievoerders waren naar de Reclame Code Commissie (RCC) gestapt en hadden daar op alle fronten verloren. Daarop waren ze naar het College van Beroep (CvB) gestapt, waar ze gedeeltelijk gelijk kregen. Dat leidde tot een persbericht (NRC dd 31 okt 2019):

Dat interesseerde mij, omdat ik aan de Open Universiteit afgestudeerd ben op een literatuurstudie over synthetische kerosine, en omdat de tekstboodschap (dus die over lokale luchtkwaliteit) tot op zekere hoogte ook zou gelden voor alle vormen van synthetische diesel en kerosine, dus ook voor biokerosine en Power to Liquid-kerosine. Diesel en kerosine lijken op elkaar, maar zijn niet identiek. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=8829 .

Voor omwonenden van vliegvelden, maar ook voor mensen die aan een drukke straat wonen, is de roetproductie in hun woonomgeving een factor van belang. Ik wou dus wel eens weten wat de RCC en het CvB gezegd hadden.
Wie dat zelf na wil lezen, kan het vinden op www.reclamecode.nl/uitspraken/shell-gtl/?ddfrom=&mmfrom=&yyyyfrom=&ddtill=&mmtill=&yyyytill=&dossierjaar=&dossiernr=&beslissing= .

De RCC had geoordeeld dat Shell in zijn recht stond omdat

  • Klimaataspecten en luchtkwaliteitsaspecten als aparte grootheden behandeld mogen worden
  • de bewering over de lokale luchtkwaliteit duidelijk in relatieve zin bedoeld was (‘beter dan gewone diesel’), en in die zin juist was.
  • Het logo inderdaad dat van Sustainable Developments Goal 7 (SDG7) is, en de tekst erachter voldoende daarmee in lijn.
  • Shell nergens beweerde dat de klimaatimpact van GTL gunstig was

Het CvB (het hoger beroep) oordeelde dat

  • Ongelijksoortige grootheden als luchtkwaliteit en klimaat opgeteld moeten worden tot een soort ongedefinieerde ‘milieubelasting als geheel’
  • De lokale luchtkwaliteit niet significant verbeterde (dit gebaseerd op de Brandstofranking Personenauto’s van Natuur en Milieu).  
  • De bewering van de Shell, dat over de gehele levensduur gerekend (‘well to wheel’) de CO2– productie van GTL (94,3) nagenoeg gelijk is aan die van conventionele diesel (95,1gr/MJ)
  • De verwijzing naar de SDG’s suggereert dat GTL voor ‘het milieu als geheel’ een alternatief was
  • Die suggestie misleidend was.
Tabel uit de “Brandstofranking personenauto’s”

De Brandstofranking personenauto’s van Natuur en Milieu

Natuur & Milieu baseren hun ranking op een klimaat- en een gezondheidscomponent. Beide tellen even zwaar. In deze ranking is benzine (Euronorm 6) voor beide categorieën op 100 gezet.
De gezondheidscomponent bestaat op zijn beurt weer uit twee componenten, NOx en PM10, waarvan de wijze van optelling niet gegeven is en waarvan voor de gezondheidsschade verwezen wordt naar een studie van CE Delft uit 2014 “Externe en infrastructuurkosten van het verkeer”.

Pakt men deze erbij ( www.ce.nl/publicatie/externe_en_infrastructuurkosten_van_verkeer/1491 , blz 113) dan blijkt dat de grootheid PM10 daarin aangeduid wordt als ‘slijtage-emissie’ (banden, remmen, asfalt en zo). Omdat de slijtage-emissie van een auto, rijdend op fossiele diesel en idem op GTL dezelfde zijn, is PM10 niet geschikt als onderscheid tussen brandstofsoorten. CE Delft voert PM2.5 op als brandstofspecifiek (maar die zit niet in de tabel van Natuur & Milieu) , en laat PM0.1 (ultrafijn stof) buiten beschouwing terwijl daar juist de crux zit.
De studie van CE Delft leent zich dus, wat betreft PM10, niet voor het doel dat Natuur en Milieu er mee heeft. PM10 is daarin geen onderscheidende factor.
In feite hanteert Natuur & Milieu dus alleen NOx als onderscheidende factor. Daarin scoren GTL en Diesel een stuk slechter dan benzine, maar dat was al lang bekend. Onderling scoren GTL en diesel gelijk en dat is te verwachten. Niemand heeft beweerd (ook Shell niet) dat dat anders zou zijn.
Overigens is dit probleem met Selective Catalytic Reduction (‘Ad Blue’) goed terug te dringen.

De bewering van Shell, namelijk dat GTL bij verbranding minder roet uitstoot, kan niet naast de ranking van Natuur & Milieu gelegd worden, omdat deze zich baseert op een bron die nu juist deze vervuilingssoort buiten beschouwing laat (want grotendeels PM0.1). Toch is nu net deze bewering waar;  voor de volksgezondheid essentieel; en omstandig bewezen in nog veel meer publicaties dan de Shell voorgelegd heeft. Bovendien bestaat voor dit standpunt een goede moleculaire onderbouwing.
Het College van Beroep (CvB) heeft dus een onbruikbare bron gehanteerd om zijn oordeel te onderbouwen. De bron (CE Delft) laat bij PM10 brandstofverschillen buiten beschouwing en vervolgens concludeert het CvB dat er geen brandstofverschillen zijn. Terwijl de essentie van het brandstofverschil (roet) buiten beschouwing gelaten is. Het is dus een dom verhaal.

CO2-aspecten
Onomstreden is gebleven dat de klimaatimpact van GTL en die van fossiele diesel, gerekend over hun levensloop (LCA) nagenoeg gelijk is.
Dit nu verbaasde mij aangenaam, want in mijn afstudeerscriptie deed GTL het 15% slechter dan fossiel. Maar dat was bij kerosine, niet helemaal hetzelfde als diesel.
De belangrijkste conclusie, die blijkbaar moet worden getrokken, is dat in vergelijking met fossiele diesel (mogelijk ook kerosine) GTL voor het klimaat even goed of even slecht is, en voor de leefomgeving, minstens wat betreft de roetproductie, beter.

Optellen wat niet opgeteld mag worden
Ik heb een hekel aan wazige containerbegrippen en ‘het milieu als geheel’  is precies zo’n containerbegrip wat je krijgt als je ongelijksoortige begrippen in de blender doet. Soep is lekker en een ovenschotel ook en pudding ook, maar niet samen in één prutje. Dat is precies wat het CvB doet.

Het klimaat is een begrip  met zijn eigen specifieke kenmerken, mogelijkheden en moeilijkheden.
Het milieu (in casu de luchtkwaliteit) is een ander begrip met andere specifieke kenmerken, mogelijkheden en moeilijkheden.
Soms werken die mogelijkheden en moeilijkheden met elkaar mee, soms werken ze tegen elkaar in. OM daar zo goed mogelijk mee om te gaan is helderheid nodig en geen containerbegrippen.
Het uiteindelijke resultaat van het CvB is dat een verbetering op het ene vlak ontmoedigd wordt , terwijl dat op het andere vlak geen nut heeft.

Minder roet bij inzet van GTL-brandstof

Ik deel het oordeel in eerste instantie van de Reclame Code Commissie.

Biomassa kan wel degelijk duurzaam zijn (en is nodig voor de getallen)

Het rapport van DNV GL –  het CO2 – deel
Rond 30 oktober 2019 stonden de kranten er vol van: ‘Biomassa toch niet zo duurzaam’ en ‘Meer uitstoot dan bij kolen’ (Eindhovens dagblad 30 okt 2019) en ‘Meer uitstoot dan bij kolen’ (idem) en ‘Biomassa blijkt schadelijker dan gas en kolen’ (Trouw) of ‘biomassacentrales stoten meer CO2 uit dan steenkoolcentrales’ (NOS) . Dat zou allemaal in een rapport staan dat ingenieursbureau DNV GL geschreven had voor het Ministerie van I&M.

Nu helpt het niet mee dat genoemd rapport (waar de pers al bovenop gesprongen is) nog niet gepubliceerd is. Noch op de site van I&M, noch op die van DNV GL is het te vinden.  Merkwaardig dat er al wel op een of andere, onbekende, manier informatie naar de pers gegaan is.

Maar het rapport zwerft, ondanks de niet-gepubliceerde status, toch op het Internet en ik heb het maar gedownload en bestudeerd. En wat blijkt: de CO2 – bewering is volledig quatsch. Dat ligt niet aan het rapport van DNV GL, want dat is een prima rapport, maar òf aan dat of de journalisten slechts een selectie van het rapport voorgelegd hebben gekregen òf, indien niet, dat ze incapabel waren of van kwade trouw. Want er staat, waar het om CO2 gaat, het tegenovergestelde in. Kijk zel;f maar op

DNV GL heeft als onderzoeksvraag van I&M gekregen om de directe emissies, behorend bij een aantal centrale-scenario’s, in kaart te brengen. Dat is braaf gebeurd en die cijfers zien er aannemelijk uit.

Maar iedereen die in deze materie enigszins capabel is weet, dat je bij het opwekken van energie over de gehele levenscyclus van een een proces moet kijken. Uiteraard weet ook DNV GL dat en daarom staat er vier keer een zinnetje dat ‘De CO2 die afkomstig is van de inzet van biomassa, wordt aangemerkt als kort-cyclisch’. En dat betekent niets anders dan dat de, bij de verbranding vrijgekomen CO2 weer door planten opgenomen wordt.
Over de hele levenscyclus dus is het verstoken van biomassa CO2 – neutraal (of bijna CO2 – neutraal als er agrarische of bosbouwkundige bewerkingen nodig zijn).

Het rapport van DNV GL –  het niet – CO2 – deel
De zes onderzochte scenario’s zijn:

  • 1,2 en 3: een moderne kolencentrale van 800MWel , slechts bedoeld voor elektriciteit, met een bij  een moderne kolencentrale horende rookgasreiniging, die voor 0% resp 30% resp 100% met biomassa bijgestookt wordt.
  • 4: een voor biomassa ontworpen en daarop draaiende centrale van 40MWel  , slechts bedoeld voor elektriciteit, met rookgasreiniging
  • 5: een voor biomassa ontworpen en daarop draaiende ketel van 100MWth , slechts bedoeld voor warmte, met rookgasreiniging
  • 6: een gasgestookte ketel van  100MWth , slechts bedoeld voor warmte, met rookgasreiniging

Verder moet gemeld worden dat de hieronder genoemde emissiewaarden een worst case-uitkomst zijn. Dit omdat bij de berekeningen aangenomen is dat de concentraties die zijn welke het Activiteitenbesluit als maximum toe staat.
In werkelijkheid kunnen de emissieconcentraties veel lager zijn

  1. Omdat het bevoegd gezag bij IPPC-inrichtingen scherpere eisen mag stellen dan het Activiteitenbesluit
  2. Omdat ook zonder dat de concentraties al onder de limiet blijven, zoals bijvoorbeeld in biomassa(bij)stook voor zwavel. Er zit gewoon weinig zwavel in biomassa.

Tenslotte wordt in scenario 2 en 3 aangenomen dat als een kolencentrale op (deels) biomassa overgaat, de rookgasreiniging niet verbouwd wordt (en dus ontworpen blijft voor kolen). Dat is een ongunstige aanname.
In biomassa zit bijvoorbeeld 20* zo weinig as als in kolen. Dat zou dan ook ongeveer 20* zo weinig fijn stof betekenen als bij kolen, ware het niet dat biomassa-as en kolen-as verschillen waardoor een op kolen ingerichte rookgasreiniging slechter werkt met biomassa.

Al met al komt er dit plaatje uit:

De waarden zijn dus per eenheid van output (MWh) en niet, zoals een populaire denkfout wil, per eenheid van input.

Wat hierna komt is van mij en niet van DNV GL.

Een nieuwe biomassacentrale op een plaats, waar er eerst geen stond, brengt nieuwe toxische emissies met zich mee. Dat is een belangrijke overweging.
Dit geldt echter voor zeer veel productie-inrichtingen, of het nou de DAF is of een cementfabriek of een kippenboer. In alle gevallen stelt de gangbare milieutechniek eisen aan de emissies.
En verder kent de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een zoneringsbeleid dat afstanden voorstelt tussen een inrichting en een woonwijk.
De gangbare aanpak in milieuvergunningen is hier van toepassing en als men die niet goed genoeg vindt, kan hij worden aangescherpt. Men krijgt bekende afwegingen die niet wezenlijk anders zijn dan bij bijvoorbeeld een zwaar bedrijventerrein.

Verder brengt de bouw van een biomassacentrale op de plaats, waar er eerst geen stond, nieuwe stikstofdepositie met zich mee. Afhankelijk van de locatie in Nederland kan dat op dit moment een blokkade zijn. In hoeverre die blokkade blijvend is, hangt van het toekomstige stikstofbeleid af.

Een biomassacentrale is niet ideaal. Het punt is dat andere vormen van duurzame energie, om andere redenen, dat ook niet zijn. De keuze bij duurzame energievormen gaat niet tussen zwart en wit, maar tussen grijs en grijzer of, zo men wil, tussen lichter en donkerder groen.

De locatie van de Amercentrale

De Amercentrale in Geertruidenberg – energetisch
De Amer9 – centrale van RWE is ontworpen als kolencentrale. Nederland wil in 2025 (terecht) van kolencentrales af. Daarom heeft RWE twee wezenlijke keuzes: sluiten of volledig op biomassa overgaan.
Sinds 2018 draait de centrale op 60% kolen en 40% biomassa. RWE wil in 2020 op 80% biomassa komen en eind 2024 dus op 100% zitten.
Op dit moment is alle biomassa, die in Nederland verstookt wordt, direct of indirect afkomstig van residuen uit de land- en bosbouw (zie Cijfers over energie uit biomassa en over het houtaandeel daarin; het PBE-verslag over houtige biomassa), dus ook die welke door de Amercentrale verstookt wordt. De eigen claim van RWE staat op https://www.group.rwe/nl-NL/duurzaamheid-innovatie-en-buurtinfo/grond-en-brandstoffen/biomassa-biogas .
De houtresiduen zijn grotendeels, en waren in 2018 nagenoeg geheel, afkomstig uit de EU. Dat betekent tevens dat de transportverliezen gering zijn (zie Houtsnippers importeren loont energetisch de moeite )

De Amercentrale is goed voor 631MW elektrisch en 350MW thermisch. Het warmtevermogen wordt geleverd aan de glastuinbouw van Made en aan de stadsverwarming van o.a. Tilburg en Breda.

Energetisch is de Amercentrale binnen Brabant een speler van belang. Alvorens men lichtvaardig politiek correcte meningen naar voren brengt, is het goed wat eenvoudige rekensommetjes te maken.
De provincie Brabant vraagt jaarlijks momenteel om ca 290PJ aan energie (elektrisch en niet-elektrisch samen). Er komt tot nu toe weinig terecht van energiebesparing, maar stel, met enig optimisme, dat het verbruik in 2030 260PJ is. Daarvan zou volgens het concept-klimaatakkoord de helft in 2030 duurzaam moeten zijn, dus 130PJ.
Als de Amercentrale in 2030 nog bestaat, is die goed voor ongeveer 18PJ duurzame elektriciteit en (momenteel) ongeveer 4PJ warmte. Hetgeen betekent dat in een optimistisch scenario 1/6de deel van de duurzame energie in Brabant van de Amercentrale komt, en in een meer pessimistisch scenario een groter deel.
Men moet dus in Brabant twee wezenlijk verschillende verduurzamingstrajecten plannen: een met, en een zonder Amercentrale. Met bijbehorend toekomstperspectief voor de stadsverwarming in Tilburg en Breda.

Bij de aannames uit de provinciale POSAD-studie komt 22PJ neer op 55km2 zonnepark of 345 windturbines van 7,58MW. Dit heeft landschapsimplicaties waar het recente PBL-rapport over gaat, en ook ecologische implicaties.

Zoals gezegd bestaat er geen duurzame energie-aanpak zonder nadelen, alleen zijn de nadelen van fossiele energie nog veel groter.

De locatie van de Amercentrale

De Amercentrale in Geertruidenberg – toxische emissies en stikstof
De huidige Amer9 vertoont gelijkenis met scenario 2 van DNV GL, en de beoogde Amercentrale vanaf 2025 met scenario 3 van DNV GL.
Indien men de specifieke emissies in bovenstaande outputtabel met enige relativering bekijkt, wordt duidelijk dat (dus redenerend op basis van een worst case-scenario en op basis van een niet-aangepaste rookgasreiniging) van nu naar straks

  • De zwavelemissies drastisch dalen (omdat de werkelijkheid veel gunstiger is dan het theoretisch maximum)
  • De stikstofemissies een paar % toenemen (overigens zorgt de energiesector maar voor 0,3% van alle stikstofuitstoot in Nederland, Junginger)
  • De stofemissies ca 7% toenemen

Omdat bij de Amercentrale de vergelijking gaat tussen een bestaande en een vernieuwde bestaande inrichting, kan de nieuwe situatie tot een verbetering leiden.
Zelfs het eenvoudige compromis om de centrale op 90% van zijn vermogen te laten draaien betekent al een lokale verbetering van de luchtkwaliteit en van de stikstofdepositie.
Het kan beter door de rookgasreiniging te optimaliseren. RVO schrijft daarover op www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/duurzame-energie-opwekken/bio-energie/toepassingen/verbrandingstechnieken .

Rookgasreiniging BWI De Lage Weide Utrecht van Eneco

Met enig googlen vindt men een rookgasreiniging van Eneco voor een installatie in Utrecht (op www.eneco.nl/over-ons/projecten/biowarmte-installatie-lage-weide/luchtkwaliteit/ ), en die zit heel anders in elkaar als de huidige rookgasreiniging van de Amercentrale.
In plaats van fundamentalistisch over de morele verwerpelijkheid van biomassa te spreken, zou men ook eens over kunnen nadenken over een praktisch uitvoerbaar en liefst betaalbaar plan voor de verbouwing van de rookgasreiniging van de Amercentrale.
De toxische emissies van de Amercentrale moeten een heel eind omlaag kunnen.

Actualisatie dd 20 december 2019 mbt stikstof
Gedeputeerde Staten van NBrabant hebben in de nieuwe Natuurvergunning van de Amercentrale aan RWE opgedragen zijn lozingen NH3 en NOx drastisch te verminderen. Die waren al drastisch verminderd, omdat in 2015 de Amer 8 (kolencentrale) dicht gegaan is. De vigerende Natuurvergunning uit 2011 moest nog formeel worden omgezet. Dat is in december 2019 gebeurd.
De feitelijke emissies waren al zeer veel kleiner dan de maxima die RWE aangevraagd had. Zoveel minder zelfs, dat men zich kon afvragen of de vergunning niet gewoon nog scherper kon.
Die redeneerlijn hebben GS van Brabant gevolgd. De toegestane maxima zijn lager vastgesteld dan die welke RWE aangevraagd had. Bovendien moet RWE jaarlijks zijn ammoniaklozingen doorgeven. Als blijkt dat die voortdurend ver onder de limet van de nieuwe vergunning zitten, wordt de vergunning opnieuw aangescherpt.

Overigens is ammoniak voor de Amercentrale geen afvalproduct van de energie-opwekking, maar een ingredient voor de DENOX-installatie waarmee de NOx-lozingen tot ongeveer 20% worden teruggebracht. In het DENOX-procede reageren ammoniak en stikstofoxiden tot gewone atmosferische stikstof en water. Idealiter komt er geen ammoniak vrij, maar in praktijk is het proces niet feilloos te regelen en komt er af en toe wat vrij. De vergunning komt dus neer op calamiteitenruimte.
(Je kunt het DENOX-proces vergelijken met het toevoegen van Ad Blue aan de uitlaat van dieselauto’s.)
Wie meer wil weten, zie hieronder.

Martin Junginger

Junginger in de krant
Hoogleraar bio-economie Martin Junginger stond in de krant ( www.ad.nl/binnenland/ban-op-biomassa-zou-rampzalig-zijn-voor-het-klimaat~a8f0610a/ ) – AD, dus ook Eindhovens Dagblad. Ik heb het artikel met grote instemming gelezen. Wat geen toeval is, want ik heb mijn mening over biomassa opgebouwd o.a. door Junginger te lezen en in levende lijve aan te horen. Ik adviseer dringend om dit artikel te lezen. Hij is een van de grote Nederlandse experts.

Het artikel is te lang om helemaal door te nemen. Een paar highlights.

  • Het aandeel van een nieuwe professionele biomassabijstook in de luchtvervuiling is relatief zeer gering
  • Alle open haarden in Nederland moeten verboden worden
  • Kleine biomassacentrales midden in een woonwijk moet je niet willen
  • Je moet een evenwicht vinden inzake het achterlaten van dood hout in een bos. Te weinig is slecht voor de biodiversiteit, te veel is slecht vanwege bosbranden
  • Je hebt allerlei soorten biomassa en allerlei soorten centrales
  • Transportverliezen over zee zijn zeer gering
  • Zelfs inclusief de subsidies op biomassa levert zaaghout twee tot  vier keer zoveel op als pellets. Met pellets kan een deel van het dode hout economische waarde krijgen
  • Je kunt een bos het beste gebruiken voor energie èn materialen
  • Biomassa, alleen om elektriciteit te maken, moet je niet willen. Biomassa om warmte te maken zul je nog lang nodig hebben. Op de lange duur zal biomassa steeds meer naar groene chemie gaan (bijvoorbeeld kerosine en zwaar transport)
  • Je kunt met biomassa negatieve emissies halen

PS-fractie SP brengt werkbezoek aan Energiehuis Helmond

SP-leden in het Energiehuis Helmond op 29 nov 2019 (foto bgerard)

Ik heb met de fractie van de SP in Provinciale Staten op 29 november 2019 een werkbezoek gebracht aan het Energiehuis Helmond. Ook een aantal actieve leden uit naburige SP-afdelingen was aanwezig.

Het Energiehuis Helmond is een organisatie die voorlichting geeft over besparingsmogelijkheden en energieopwekking in de gebouwde omgeving. Het bedient o.a. woningen, kantoorachtige bedrijfsruimtes en onderwijsgebouwen. Omdat woningbouwverenigingen vaak zelf al een programma hebben en bijbehorende kennis, ligt de focus van het Energiehuis vooral op koopwoningen. Er is echter wel contact met woningbouwcorporaties.
Het Energiehuis heeft de organisatorische vorm van een winkel, waarin men zonder afspraak binnen kan lopen (wel even vooraf de openingstijden checken!). Maar het Huis organiseert ook thema-avonden en werkt ook voor groepen.

Het Energiehuis draait op vrijwilligers en is onafhankelijk. De gemeente Helmond betaalt de vaste huisvestingslasten. De getoonde apparatuur is afkomstig van de producenten (donatie of bruikleen), en niet van de Helmondse middenstand. Er bestaan geen voorkeursbehandelingen of sponsorrelaties.
Het Klimaatakkoord definieert ook regionale adviescentra (bijv. op schaal van de MRE). Hoe dat gaat uitwerken en welke positie het Energiehuis daarin krijgt, is nog onduidelijk.

De presentatie leidde tot een uiterst geanimeerde en vruchtbare discussie. Die bijvoorbeeld bij enkelen tot het inzicht leidde dat de gemeenteraden al in 2021 een Warmteplan vastgesteld moeten hebben, en dat dat best snel is.

De presentatie is te vinden –>

Biomassapaper van de Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie (NVDE)

Ter inleiding
De Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie (NVDE) heeft een paper uitgebracht, dat diepgaand beschrijft hoe, hoeveel en onder welke voorwaarden biomassa als duurzame energie betiteld mag worden. Dat is vaak.
Het paper is te downloaden op http://www.nvde.nl/nvdeblogs/nvde-position-paper-biomassa-en-bio-energie/ .

Het paper bestaat uit  twee delen. Er is eerst een wetenschappelijke tekst van 28 pagina’s over alle vormen van biomassa. Vervolgens is er voor de deelcategorie ‘houtige biomassa’ een samenvatting gemaakt in de vorm van 10 vragen-en-antwoorden .

Diverse soorten biomassa en hun gebruik (hout is maar een deel van een grotere categorie)

Ik vind het fantastisch. Blijkt dat de kennis, die ik zelfstandig bijeen gesprokkeld heb en die in diverse artikelen op deze site verwoord is, bijna tot in de finesses overeenkomst met de analyses van de NVDE.
Bovendien gaat de NVDE soms zover de diepte in, dat ik er nog wat van kan leren, o.a. over de korte stikstofkringloop.

Ik ben blij dat de NVDE eindelijk zijn verantwoordelijkheid neemt en de vele broodje aap-verhalen helpt bestrijden die over dit onderwerp in omloop zijn.

Overzicht van de SDE+ – subsidies voor diverse doelen. Alle biomassaprojecten samen zijn over 2012 t/m 2018 goed voor ca 16 van de 42 miljoen € daadwerkelijk uitgegeven subsidie

Subsidies
De diverse gruwelbeweringen over biomassasubsidies zijn zo’n broodje aap-verhaal.
In het Algemeen Dagblad (annex Eindhovens Dagblad) wordt van “€11,4 miljard voor allerlei biomassa-installaties” gewag gemaakt die op geen enkele manier verantwoord worden. Ik heb actief gezocht naar een methode om op een of andere manier die 11,4 miljard kon terugvinden, alsmede over hoeveel jaar dat was, alsmede wat precies bedoeld werd met “allerlei biomassa-installaties” (er is veel meer biomassa in gebruik dan alleen het hout waarover het artikel ging), maar noppes. Men kletst maar wat.
Het EASAC-rapport en Louise Vet hebben het over €3,6 miljard in acht jaar (welke acht jaar?) voor houtbijstook in kolencentrales (dus al heel wat minder als het EhvDagblad), maar parkeren je in de literatuurverwijzing bij de openingspagina van de SDE+-regeling met 25295 resultaten – en daarna zoek het maar uit. Dit is regelrecht academisch onfatsoen en een reden te meer dat dit artikel niet door een eventuele peer review had mogen komen. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=10525 .

Hierboven wat de SDE+-regeling feitelijk van 2012 t/m 2018 uitgegeven heeft voor de diverse sectoren. Benadrukt moet worden dat biomassa een containerbegrip is waarvan hout maar een deel is. Snel even uit de losse hand schattend kom ik hierboven op 16 miljard over 2012 t/m 2018 voor alle vormen van biomassa samen.

Stikstof
De energiesector is goed voor 0,3% van de Nederlandse stikstofdepositie. Dit mede omdat het statische inrichtingen zijn waar een goede rookgasreiniging uitgevoerd kan worden, inclusief soms een DENOX-installatie. Dat een dergelijke geringe hoeveelheid een rol speelt, is omdat andere sectoren (als vooral de landbouw, maar ook het verkeer) de boel dusdanig verziekt hebben dat elke groei van iets kleins tot een probleem leidt.

Het rapport van DNV GL ( zie https://www.bjmgerard.nl/?p=10699 ) zegt dat biomassaketels relatief meer stikstof uitstoten dan aardgas. Dat is ook zo omdat aardgas geen biologische stikstof bevat en (bijvoorbeeld) hout wel. Aan de ene kant wordt die stikstof bij verbranding omgezet in NOx. Aan de andere kant legt groeiend hout ook weer stikstof vast. Kort door de bocht gezegd, wordt het meerbedrag aan stikstof bij biomassastook in de korte cyclus ook weer opgenomen in nieuw hout. Er geldt dus hetzelfde voor als voor koolstof.

Duurzaamheidscriteria
Het Position Paper gaat hierop dieper in. Ik beperk mij tot een afbeelding.

SFM = Sustainable Forest Management;
BKG Balans = BroeiKasGas balans = Richtlijn 2009/28/EG
Koolstofschuld = dat je eerst koolstof vrijmaakt voor die weer terug
keert
ILUC = Indirect Land Use Change
Chain of Custody = documentatieverplichting over de levensloop)

Fijnstof-emissie
Bij het verbranden van dingen komt fijn stof vrij.
Als het een inrichting is waar er eerst geen stond is dat een verslechtering, waartegen over een klimaatverbetering staat. Dit vraagt om afweging van belangen. Het hangt er onder andere van af hoe goed de techniek is, hoe groot de capaciteit en de afstand tot woningen.
Als er al een inrichting stond die stof loosde, en die wordt verbouwd, kan het om een vooruitgang gaan.
Moderniteit en grootschaligheid bevorderen relatief lage emissies.

Vier vragen en antwoorden ter illustratie
Uit de tien Vragen-en-antwoorden selecteer ik er als voorbeeld vier. Dit zonder verder commentaar.
Zie onder andere www.bjmgerard.nl/?p=6753 en www.bjmgerard.nl/?p=9445 en www.bjmgerard.nl/?p=9919 .

Gedragscode Zon op Land

Zonnepark Bockelwitz-Polditz aan de Mulde (Dld) (foto bgerard) (Dit park telt 14000 panelen, samen goed voor 3,15MW piek, en was daarmee in 2010 het 130ste park van Duitsland).

De zonneladder: constructief of destructief?
De natuur- en milieuorganisaties zitten in een spagaat tussen enerzijds de eisen die de energietransitie aan het landgebruik stelt (turbines en PV-opstellingen) en anderzijds hun traditionele kernwaarden natuur en landschap. Dat is niet verrassend en ze zijn niet de enige die met dat probleem kampen.

De organisaties hebben op 10 jan 2019 hun “Constructieve Zonneladder” gepresenteerd. Zie www.nmu.nl/nieuws/wij-presenteren-de-constructieve-zonneladder/ . Het was hun eigen werkstuk en er stonden geen handtekeningen onder van organisaties buiten de natuur- en milieuhoek.

Inmiddels is de zonneladder in het nationale beleid opgenomen.

De centrale kwestie is dat men met enig cijferwerk al gauw tot de conclusie komt dat er zonneparken in het vrije veld nodig zijn. De ‘pijnloze’ oplossingen als daken en restterreinen hebben simpelweg veel te weinig oppervlak om aan de vraag te kunnen voldoen.
In de ‘constructieve zonneladder’ wordt een procedure beschreven van pijnloos naar pijnlijk, maar in dergelijke termen dat de aanleg van flinke zonneparken, die er qua opbrengst toe doen, door de toonzetting van het verhaal ontmoedigd wordt. Men wil eerst de daken vol en dan de restterreinen en dan eens gaan nadenken over weilanden. Het staat er niet met zoveel woorden, maar een soort volgtijdelijkheid is wel de teneur. Vooral Natuurmonumenten blijkt met grote regelmaat een tegenstander van duurzame energie.

De Constructieve Zonneladder heeft destructieve elementen, vooral als hij stringent wordt uitgelegd – wat vele tegenstanders van zonneparken graag doen. In stringente vorm is de zonneladder een sabotage-instrument.

Zonnepark langs de A20 bij Rotterdam

De gedragscode zon op land
Maar in praktijk bleek de ivoren toren niet te verdedigen.
Het regent aanbiedingen van projectontwikkelaars aan boeren en dat is niet kansloos, omdat een boer met een zonnepark vaak meer verdient dan met reguliere landbouw. Bij de huidige, uitzichtsloze toestand van veel boeren kan dat een overweging zijn. Zie Grootschalige zonneparken als flankerend beleid in de veeteelt-transitie .
Een bedrijf als Vattenfall wil bijvoorbeeld een combinatie van zonnepark en landbouw ( https://group.vattenfall.com/nl/newsroom/actueel/persbericht/2019/akker-van-de-toekomst-zonneparken-gecombineerd-met-akkerbouw ).
Zonder dit type initiatieven worden de duurzame energiedoelen bij lange na niet snel genoeg gehaald.

De druk om snel zonneparken in het open veld te bouwen is sterk toegenomen.

Vandaar dat de natuur- en milieuorganisaties het uiteindelijk meegegaan in een uitnodiging van  de branchevereniging Holland Solar ( https://hollandsolar.nl/home ). Dat is de ‘Gedragscode zon op land’ geworden, te vinden op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2020/03/04/gedragscode-zon-op-land .
De denkomslag is van ‘hoe het niet hoort’ naar ‘hoe het wel kan’. Dat is aangenaam.
Ik heb op deze site al vaker gezegd dat je niet alleen de vraag moet stellen of je zonneparken moet willen (het antwoord is JA), maar ook hoe je ze moet willen . Zie Zonneparken, natuur en landbouw .

De code heeft betrekking op zonneparken op de grond (niet drijvend en op gebouwen).

Natuurontwikkeling bij Duitse zonneparken

Er zijn drie leidende principes:

  • Bij elk project komt een op het project afgestemde vorm van participatie
  • Het zonneveld moet, per saldo, een verbetering voor de landschappelijke en natuurwaarde van het gebied betekenen
  • Als de grondeigenaar en het bevoegd gezag dat willen, wordt het zonnepark omkeerbaar aangelegd, zowel beleidsmatig als fysiek

Deze principes worden vertaald in concrete toezeggingen:

  • De gemeente maakt beleid, kijkt eerst naar daken en restgronden, stelt daarna zoekgebieden voor parken vast, en betrekt de inwoners daarbij
  • Nationale parken en Natura2000-gebieden blijven buiten beschouwing
  • In Natuurnetwerk-gebieden (de vroegere Ecologische Hoofd Structuur), beschermde landschappen en weidevogelgebieden mogen enkel zonnevelden komen als het initiatief goed uitpakt voor relevante lokale natuurwaarden en de landschappelijke beleving
  • Tussen de intentieovereenkomst en de definitieve overeenkomst neemt het bevoegd gezag een besluit en worden de omgeving geconsulteerd
  • Er komt procesparticipatie voor omwonenden, commerciële ontwikkelaars, energiecoöperaties en andere belanghebbenden
  • Er komt financiële participatie, waartoe de overeenkomst twee passages uit het Klimaatakkoord citeert. Gestreefd wordt naar 50% eigendom op ondernemersbasis (dus mee investeren en risico lopen). Dit krijgt per project vorm.
    Er kan een gebiedsgebonden bijdrage verstrekt worden.
  • Een combinatie met agrarisch gebruik (bijvoorbeeld vrije uitloop-schapen of -kippen) is denkbaar
  • Projectontwikkelaars gaan niet met een hagel aan aanbiedingen schieten in de hop dat er één grondeigenaar meedoet. Dat geeft onrust.
  • Bij de aanleg zorgt de ontwikkelaar voor ruimte voor natuurelementen, klein wild en inheemse kruidenrijke vegetatie die niet vaak  gemaaid wordt. Die kunnen eventueel na beëindiging van het park blijven bestaan.
    Waar schade onvermijdelijk is, moet gecompenseerd worden.
  • Voor de inpassing wordt o.a. een landschapsarchitect of een historisch geograaf betrokken
  • Een park krijgt in principe minstens 25% onbedekt oppervlak, tenzij er redenen zijn voor meer of minder. Dat staat toetreding van voldoende licht en water tot de bodem toe. De grondwaterstand wordt in overleg met het Waterschap vastgesteld
  • Als regel worden er geen bestrijdingsmiddelen gebruikt
  • Indien een park tijdelijk bedoeld is, wordt de bodem in de oude toestand terug opgeleverd
  • Bij de aanleg en het beheer krijgen (indien mogelijk) bedrijven uit de omgeving voorrang
  • Er is ruimte voor monitoring een bijsturing
  • Naleving van de code wordt met diverse juridische technieken afgedwongen. Uitzonderingen kunnen in overleg worden toegestaan. Niet-naleving kan gemeld worden.
Zonnepark bij Borna ten Zuiden van Leipzig (foto bgerard)

Eén nieuwe boom per inwoner van het MRE-gebied!

Milieudefensie Eindhoven heeft ingespeeld op een recent voorstel van Groen Links en de SP in de Tweede Kamer. In hun Nationale Bomenplan (goed werkstuk) stellen ze o.a. voor om in Nederland één boom per inwoner te planten.
Milieudefensie Eindhoven heeft dit idee opgepikt voor het MRE-gebied (Metropool Regio Eindhoven), een samenwerkingsverband van 21 gemeenten.
Hieronder is de tekst van de brief afgedrukt.



Aan de MetropoolRegio Eindhoven
Aan de gemeenteraden en Colleges van B&W binnen het MRE-gebied


Geachte volksvertegenwoordiger, geachte bestuurder,

          bomen, al dan niet verenigd in een bos, hebben belangrijke functies in onze samenleving.
Ze leveren verblijfswaarde, waardevolle producten en (uit de resten) energie, zuiveren de lucht en zorgen biodiversiteit, klimaatopslag en klimaatmitigatie.

Op 07 oktober 2019 hebben Groen Links en de SP het Nationaal Bomenplan uitgebracht (zie https://groenlinks.nl/nieuws/voor-elke-nederlander-een-boom of https://www.sp.nl/nieuws/2019/10/naar-nationaal-bomenplan ). Daarin worden, op basis van een goede analyse, diverse aanbevelingen gedaan voor een nieuw bosbouwbeleid.
Het meest in het oog springende voorstel is om “per Nederlander een nieuwe boom aan te planten”.

Dat zijn er dus 17 miljoen. In het plan wordt dit vertaald in 100.000 hectare nieuw bos en 20.000 hectare nieuwe landschapselementen.

Dit idee past in een trend.
Al in 2016 is het Actieplan Bos en Hout bestuurlijk goedgekeurd. Daarin wordt voorgesteld om het Nederlandse bosareaal met een kwart uit te breiden. Dat komt neer op ca 90.000 hectare.
Van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer is bekend, dat ze hun bosareaal willen uitbreiden.
In het Bestuursakkoord van de provincie Noord-Brabant wordt de intentie uitgesproken om tot 2030 13.000 hectare bos aan Brabant toe te voegen, waarvan 2500 hectare in deze bestuursperiode.

De Metropool Regio Eindhoven telt 750.000 inwoners, verspreid over 145.800 hectare. Als men de lijn volgt van het Nationaal Bomenplan, zouden er in het MRE-gebied dus 750.000 bomen bijgeplant moeten worden.
Bij de bomendichtheid uit het Nationaal Bomenplan (te weten 140 bomen/hectare , de landschapselementen meegeteld) zou dit neerkomen op ruim 5300 hectare nieuw aan te leggen bos en landschapselementen.
Uiteraard komen andere boomdichtheden op een ander aantal hectare uit. De gemiddelde boomdichtheid in Nederland is groter dan de 140 uit het Nationaal Bomenplan.

Milieudefensie vraagt de gemeenteraden en de bestuurders binnen het MRE-gebied om zich sterk te maken voor een vergroting van het bosareaal in het MRE-gebied, en daartoe in onderling overleg beleid en uitvoeringsprogramma ’s te ontwerpen.

Al eerder is in de provincie besloten om de Ecologische Hoofdstructuur (tegenwoordig Natuur Netwerk Brabant, NNB) af te maken. Hiervoor is in het Groenontwikkelfonds geld gereserveerd, zie www.groenontwikkelfondsbrabant.nl .
Die NNB omvat meer natuur dan alleen maar bos. Milieudefensie ziet dit voorstel om nieuw bos aan te planten als aanvullend op het afmaken van de NNB waar dit niet over bos gaat, en als implementatie van de NNB waar dit wel over bos gaat.

Ook gemeenten hebben bestaande ecologische ambities. Hier hanteert Milieudefensie dezelfde denklijn.

Omdat de ene gemeente zich beter leent voor nieuwe bomen dan de andere gemeente, vraagt Milieudefensie de gemeenten in overleg te gaan en de gevraagde uitbreiding van het bosareaal als een gezamenlijke taak te zien.

Milieudefensie gaat hierover graag in gesprek met politieke instanties en milieuorganisaties.

Met vriendelijke groeten,
namens Milieudefensie


Bernard Gerard (secretaris)
Hulstbosakker 21
5625VR Eindhoven
bjmgerard@gmail.com

Hout tijdens de Dutch Design Week 2019

De provincie Noord-Brabant had met Brabant Living Landscape flink uitgepakt tijdens de 2019 – versie van de Dutch Design Week (DDW). Zie www.brabantlivinglab.nl .
Op het Eindhovense Ketelhuisplein op Strijp-S stond een joekel van een paviljoen. Of je het mooi vindt is iets anders, maar interessant was het wel. Het heet Biobased Camp en is ontworpen door Marco Vermeulen (zie www.architectuur.nl/nieuws/ddw-2019-hout-is-het-beton-van-de-toekomst/ ). Hij was ook in VPRO Tegenlicht over de houtbouw. Eventueel doorlinken naar www.marcovermeulen.eu/nl .

De ‘palen’ zijn populieren, die bij Boxtel langs de A2 stonden en die weg moesten vanwege hun (voor populieren die niet oud worden) gevorderde leeftijd. Ze waren voor geïnteresseerden in de aanbieding en de provincie heeft ze dus ingepikt. Een rationeel ontwerper zou het anders doen, maar het geheel is wel spectaculair.
Het dak is helemaal van CLT-hout (Cross Laminated Timber). Het wordt na de DDW geordend afgebroken en elders gebruikt – een van de voordelen van houtbouw.

Het hout is geleverd door de Duitse onderneming Derix met een Nederlandse vestiging in Lierderholthuis. Zie www.derix.de/nl/ .

Derix heeft een interessante site. Loont om er even rond te gaan zwerven.
Derix gebruikt vooral vurenhout, dat tot CLT gemaakt wordt (en waar het dak van het paviljoen dus van gemaakt is).
Gesteld wordt dat CLT aan alle brandveiligheidseisen voldoet. Het brandt wel, maar een voorspelbaar aantal mm/uur en de koollaag beschermt het onderliggende hout. De eis is dat je er levend uit komt en dat de constructie een uur blijft staan. Dat lukt prima.
Grootste probleem dat Derix noemt is de bescherming van hout tegen schimmels en insecten. Zolang je het hout onder de 25% vochtigheid houdt, krijgen schimmels geen kans.
Voor binnenwanden is het hout in elk geval geschikt (alleen oppassen bij natte ruimtes). Het is heel mooi (vind ik).

CLT-detail paviljoendak DDW 2019
Woonhuis in Delden (Overijssel) uit de Derix-website

Bij buitengebruik moet het hout beschermd worden, bijvoorbeeld met een extra schil of door te pleisteren. Zie ook www.bouwtotaal.nl/2017/05/hoogbouw-in-hout-met-cross-laminated-timber/ . In principe zo hout 500 jaar mee moeten kunnen, aldus de meneer die bij de Derix-stand stond.
Wat ook kan is thermisch verduurzamen. Je verhit het dan tot > 180°C. Zie ook www.bouwenwonen.net/artikel/Thermisch-verduurzaamd-hout-volkomen-milieuvriendelijk/36690 .

Zie op deze site verder www.bjmgerard.nl/?p=10505 .