Luchtvaartnota kabinet overschrijdt Klimaatakkoord Parijs met 90 Megaton CO2

Natuur & Milieu heeft uitgerekend wat het Klimaatakkoord van Parijs betekent voor de luchtvaart. Aan de hand van een koolstofbudget laten wij zien hoeveel CO2 de sector de komende jaren nog uit mag stoten.
Deze tekst is integraal overgenomen.

15 december 2020

De Luchtvaartnota die minister Van Nieuwenhuizen dit voorjaar presenteerde, stuurt aan op een forse overtreding van het Klimaatakkoord van Parijs. Dat blijkt uit onderzoek van Natuur & Milieu naar de beschikbare koolstofruimte voor de luchtvaart. In dit onderzoek heeft Natuur & Milieu het Klimaatakkoord van Parijs vertaald naar een koolstofbudget voor de luchtvaart. In 2038 is dit koolstofbudget opgebruikt, in 2050 met 90 Megaton overschreden. Om dit te voorkomen is een CO2-plafond voor de Nederlandse luchthavens nodig dat ervoor zorgt dat de uitstoot van de sector ieder jaar met 5,2% daalt, concludeert de milieuorganisatie op basis van het onderzoek.

Marjolein Demmers, directeur van Natuur & Milieu, licht toe: ‘Met dit rapport laten we het kabinet zien wat er moet gebeuren om ook de Nederlandse luchtvaart aan het Klimaatakkoord van Parijs te laten voldoen. Met de huidige aanvliegroute van het kabinet redden we dat nooit. Technologische innovatie levert de komende dertig jaar bij lange na niet voldoende CO2-reductie op. Een forse vermindering van het aantal vluchten is onvermijdelijk.’

De milieuorganisatie presenteert het onderzoek in aanloop naar het luchtvaartdebat op 16 december in de Tweede Kamer waar ook de Luchtvaartnota op de agenda staat. ‘Wij roepen de minister op: neem onze studie ter harte en formuleer doeltreffend klimaatbeleid’, aldus Demmers.

Koolstofbudget
De milieuorganisatie heeft een model ontwikkeld om het mondiale koolstofbudget te vertalen naar een koolstofbudget voor de Nederlandse luchtvaart. Tot 2050 is er voor de Nederlandse luchtvaart 172 megaton CO2 beschikbaar. Een koolstofbudget geeft weer hoeveel broeikasgassen maximaal kunnen worden uitgestoten om opwarming van de aarde te beperken. Het Nederlandse Klimaatakkoord, dat voor andere sectoren in Nederland geldt, is gebaseerd op een koolstofbudget dat opwarming binnen de 2 graden houdt. Dit uitgangspunt hanteert Natuur & Milieu daarom ook bij het bepalen van het maximale koolstofbudget voor de luchtvaart. Onderzoeksbureau CE Delft heeft het model gevalideerd.

CO2-plafond
Natuur & Milieu heeft drie scenario’s onderzocht. Het eerste scenario gaat uit van het huidige luchtvaartbeleid. In dat geval heeft de sector haar budget in 2036 opgebruikt. Omdat de luchtvaart ook daarna nog CO2 zal uitstoten, betekent dat dat andere sectoren extra maatregelen moeten nemen om de klimaatdoelen van Parijs te halen. Het tweede scenario gaat ervan uit dat de sector zich houdt aan de klimaatdoelen uit de Luchtvaartnota, maar ook dan is het budget al in 2038 uitgeput. In het derde scenario is gekeken wat er nodig is om binnen het klimaatverdrag van Parijs te blijven. Dat lukt, wanneer de uitstoot van de luchtvaart ieder jaar met 5,2% daalt (vanaf 2023).

Techniek niet voldoende
Uit het onderzoek blijkt bovendien dat de benodigde CO2-reductie niet te behalen is met technologische innovatie, zoals duurzame brandstoffen, elektrisch vliegen of een grotere efficiëntie van vliegtuigen. De cijfers tonen aan dat zelfs wanneer de overheid vol inzet op innovatie, de CO2-uitstoot veel te hoog blijft. Vermindering van het aantal vluchten is noodzakelijk om binnen het koolstofbudget te blijven. Bij een constant aantal vluchten is binnen het koolstofbudget ruimte voor circa 300.000 tot 360.000 vluchten per jaar tot 2050.

‘Blind vertrouwen op techniek is gevaarlijk. De meest doeltreffende maatregel is een jaarlijks dalend CO2-plafond voor de Nederlandse luchthavens. Dat geeft de sector een helder toekomstperspectief en zorgt voor groen herstel na de Coronacrisis. En het geeft burgers de garantie dat ook de luchtvaart haar verantwoordelijkheid neemt in het tegengaan van klimaatverandering’, aldus Demmers.

Het artikel, waarin een link naar het onderzoek, is te vinden op www.natuurenmilieu.nl/nieuwsberichten/luchtvaartnota-kabinet-overschrijdt-klimaatakkoord-met-90-megaton-co2/

Bedrijven en organisaties doen samen met Natuur & Milieu oproep voor duurzame brandstoffen in de luchtvaart

Ter intro
Natuur&Milieu is uiterst kritisch op biobrandstoffen, maar steunt een Europees initiatief om tot duurzame brandstoffen voor de luchtvaart te komen, mits aan voorwaarden voldaan is. Hieronder de tekst van de oproep en de link naar de Natuur&Milieusite, waar deze tekst te vinden is.
Ik vind het juist dat Natuur&Milieu kritisch is en ik deel hun vier eisen, maar de organisatie is hier echter niet erg precies. En ik zou ook wel eens een gesprek met ze willen over wat er precies wel en niet deugt aan de RED II – richtlijn. Overigens vindt ook fabrikant SkyNRG de RED II – richtlijn niet sterk genoeg ( https://skynrg.com/sustainability/our-sustainability-approach/ )

Er is sprake van duurzame (vooralsnog bio-)kerosine op Eindhoven Airport. Daar hoort, wat mij betreft, een duidelijk protocol bij.

Op de Natuur&Milieupagina wordt doorverwezen naar twee andere locaties.

De eerste doorverwijzing staat halverwege en spreekt over frituurvet als biobrandstof. Ik vind dat badinerend, omdat er wel meer bronnen zijn voor UCOAF-brandstoffen (Used Cooking Oil and Animal Fat) dan alleen fritesvet, en omdat er nog veel meer bronnen zijn voor biobrandstoffen dan alleen de UCOAF-sector.

Diverse grondstoffen en productierooutes voor biokerosine


Een ander bezwaar tegen deze pagina is dat de lezer op het verkeerde been wordt gezet. De fritesvet-pagina gaat over biobrandstoffen in hun algemeenheid (dus bijvoorbeeld ook, en zelfs vooral, voor auto’s), terwijl het hier beschreven Europese initiatief specifiek over biobrandstoffen voor de luchtvaart gaat. Dat is nogal een verschil.
Omdat deze doorverwijzingspagina niet specifiek over de luchtvaart gaat, heb ik hem op deze plaats niet afgedrukt, maar wel de link er naar toe laten staan.
Ik vind overigens dat bijmenging van biobrandstof in personenauto’s moet worden afgeschaft, omdat daarvoor goede alternatieven bestaan. Wat er mogelijk is op biobrandstofgebied, moet naar doelen gaan als de luchtvaart waar geen andere alternatieven bestaan dan bio- of synthetische kerosine.
Naast biobrandstoffen zullen er op termijn ook elektrofuels op de markt komen (ook weer met grote bijbehorende problemen), maar die zullen er waarschijnlijk niet in grote hoeveelheden zijn in het jaar 2030, dat Natuur&Milieu noemt.

De tweede doorverwijzing staat op het einde van het Natuur&Milieuartikel, en gaat naar de tekst van het Europese initiatief waarover het Natuur&Milieuartikel gaat. Omdat dit initiatief specifiek over de luchtvaart gaat, heb ik dit wel integraal afgedrukt.





11 februari 2021

www.natuurenmilieu.nl/nieuwsberichten/bedrijven-en-organisaties-doen-samen-met-natuur-milieu-oproep-voor-duurzame-brandstoffen-in-de-luchtvaart/

De Europese Unie staat op het punt om nieuwe doelstellingen bekend te maken voor duurzame luchtvaartbrandstoffen voor 2021. Natuur & Milieu roept daarom samen met een coalitie van luchtvaartmaatschappijen (zoals AirFrance-KLM en EasyJet) en Europese milieuorganisaties op om strenge voorwaarden te stellen aan de inzet van deze brandstoffen.

Duurzame biobrandstoffen kunnen als een van de weinige oplossingen al in 2030 de emissies van luchtvaart verlagen. Alleen gemaakt uit rest – en afvalstromen is biobrandstof duurzaam. Maar de grondstoffen zijn schaars en ook in de toekomst zal het aanbod niet veel toenemen. Een te hoge bijmengverplichting zet teveel druk op de brandstoffensector en zal het risico op het gebruik van niet-duurzame brandstoffen doen toenemen. Natuur & Milieu riep daarom het kabinet op om de plannen voor de inzet van biobrandstoffen aan te passen en niet teveel te leunen op bijvoorbeeld het gebruik van frituurvetten. Bekijk onze zienswijze en infographic over frituurvetten als biobrandstoffen.

Aanbevelingen criteria

Om ervoor te zorgen dat de luchtvaart alleen duurzame brandstoffen gebruikt, moet het opschalen van deze brandstoffen op de juiste manier gebeuren. Daarmee kunnen grote negatieve gevolgen voor mens en natuur worden voorkomen. De huidige Europese richtlijn, de Renewable Energy Directive (RED II), biedt onvoldoende zekerheid dat brandstoffen in de EU aan de gewenste duurzame criteria voldoen.

Concrete aanbevelingen van onze coalitie zijn:

  • Geef voorrang aan e-fuels en fuels uit reststromen
  • Sluit biobrandstoffen uit voedselgewassen uit
  • Analyseer de impact van biobrandstoffen op het milieu
  • Ondersteun verschillende technologische transitiepaden

Wat gaat onze coalitie nu doen? Er wordt onderzocht welke vereisten er verder zijn om ervoor te zorgen dat Sustainable Aviation Fuels in de juiste hoeveelheden en voor de juiste prijs beschikbaar zijn voor bedrijven.

Wil je meer weten over onze gezamenlijke oproep, klik hier.




Aviation sector and NGOs agree on sustainability of future fuels

Transport     | 13 jan 2021

Given that EU leaders have committed to achieving a net-zero-carbon economy by 2050, there is a growing focus on how to accelerate the transition towards climate-neutral aviation.

As the European Union is about to unveil new targets for sustainable aviation fuel in 2021, a group of major European aviation companies –  including KLM, Easyjet, Air France, International Airlines Group – as well as research organisations and environmental groups are calling for a more stringent policy approach to sustainability and the sector’s climate impact.

In a statement, the group provides recommendations on the sustainability aspects of the EU’s policy design to support Sustainable Aviation Fuels (SAF). 

Parties endorsing the Fuelling Flight Initiative share the vision that ramping up SAF in Europe can only be done once and therefore must be done in the right manner. One of the key elements is a regulatory framework that guarantees future-proof sustainability requirements. This cornerstone is needed to build-up production capacity and organise feedstock value chains while avoiding investments that either fail to deliver emission reductions or cause unintended environmental impacts.

The Fuelling Flight initiative was convened by the European Climate Foundation (ECF) and ClimateWorks Foundation (CWF) to provide recommendations on the sustainability aspects of the EU’s policy design to support Sustainable Aviation Fuels (SAF). Technical advice was provided by the International Council on Clean Transportation (ICCT).

Europe must ensure that future policies only promote the most sustainable fuels for reducing the climate impact of aviation, and the EU needs to avoid repeating the mistakes of the past. The current Renewable Energy Directive does not ensure that fuels used in Europe meet the sustainability standards desired by civil society nor of leading airlines. In the Fueling Flight initiative, aviation companies, research organisations and environmental groups have now reached agreement on this important topic, and we propose shared guidelines on how to minimise environmental impacts. Policymakers should take this into consideration when defining a policy framework that is fair, affordable and meets the highest sustainability standards without compromise.”
“        Pete Harrison, Executive Director for EU Policy at the European Climate Foundation

Download
Consensus Statement on Guiding Principles for Supporting the Deployment of Sustainable Aviation Fuels in the EU

Read paper

SAF tanken (website SkyNRG)

Vier scenario’s voor Het energiesysteem van de toekomst

Inleiding
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat ““Gasunie en TenneT samen met de regionale netbeheerders in 2019 het initiatief nemen om een integrale infrastructuurverkenning 2030-2050 op te stellen waarin inzichten vanuit de energiesector, vraagontwikkeling in de industrie en bevindingen vanuit de regionale energiestrategieën (RES’en) worden meegenomen. …. . Deze infrastructuurverkenning 2030-2050 dient als leidraad voor onder andere de investeringsplannen van de netbeheerders en voor investeringen door marktpartijen. De verkenning is gereed in 2021.”
Dit gebeuren heet inmiddels in de volksmond II3050.
Dit project verondersteld dat de afspraken in het Klimaatakkoord voor 2030 afgewerkt zijn, en meer specifiek dat de Regionale Energie Strategieën (RES-sen) hun doel bereikt hebben.

Het proces II3050 is in drie etappes verlopen, waarvan fase 1 en fase 3 tot een openbaar rapport geleid hebben.
Het rapport na fase 1 is van Berenschot en Kalavasta en heet “Klimaatneutrale energiescenario’s 2050”. Tegelijk met fase 1 is er, ook op 31 maart 2020, een rapport uitgebracht, in lijn met het eerdergenoemde,  door PosadMaxwan en Generation Energy “Ruimtelijke uitwerking Energiescenario’s”. Je zou dat, met een beetje goede wil, fase 1A kunnen noemen.
Beide rapporten zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/04/15/kamerbrief-klimaatneutrale-energiescenarios-2050 .
Het rapport na fase 3 is van de Gasunie, TenneT en de regionale netbeheerders (in Brabant Enexis). Het is gedateerd 29 apr 2021 en heet “Het energiesysteem van de toekomst”. Het is een fors rapport en zelfs de samenvatting is nog fors. Het is te vinden op www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2021Z07126&did=2021D15759 of op de site van de Gasunie www.gasunie.nl/energietransitie/energiesysteem-van-de-toekomst .

Dit artikel gaat over alle drie tegelijk.

Zienswijzeprocedure ‘Het energiesysteem van de toekomst’
Tegelijk met het verschijnen van ‘Het energiesysteem van de toekomst’ start het Rijk met een grote procedure, het “Programma Energiehoofdstructuur”. Op 20 mei 2020 gaf (toen nog) minister Wiebes in een Kamerbrief aan wat hem daarbij voor ogen stond. De brief en de Startnotitie voor dit programma zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/05/20/kamerbrief-over-afbakening-programma-energiehoofdstructuur .
Inmiddels is de Notitie Reikwijdte en Detailniveau bij dit Programma Energiehoofdstructuur uit, waarop men een zienswijze kan indienen van 30 april t/m 10 juni 2021. De formaliteiten, alsmede toegang tot deze NRD-notitie, kan op www.rvo.nl/onderwerpen/bureau-energieprojecten/lopende-projecten/overige-projecten/programma-energiehoofdstructuur .
Ik raad iedereen aan om alvast van zich te laten horen. Dat houdt ook mogelijkheden open voor de toekomst.

De hier besproken documenten over de energiescenario’s, alsmede de recente publicatie  van het PBL over het toekomstig ruimtegebruik in Nederland ( www.bjmgerard.nl/?p=15349 ), kan men zien als een soort onderlegger voor deze zienswijze op de NRD.

De vier scenario’s en ga er niet niet alleen op het gevoel mee om
Berenschot en Kalavasta hebben er voor gekozen om vier scenario’s te ontwikkelen, die zich onderscheiden door wie er de belangrijkste zeggenschap heeft: de regio, de Nederlandse Staat, de EU of de wereldmarkt.
De scenario’s zijn bedoeld als denkexercities. Je hoeft niet voor een van de vier te kiezen. Zie ze als cornervlaggen bij een voetbalveld: ze markeren de uiterste posities, maar ertussen in speelt zich het spel af. Combinaties zijn mogelijk.

Bij elk scenario hoort een set kenmerken, waarvan hierna een overzicht.

Alle scenario’s bevatten slechts zakelijk-energetische kenmerken als Watt-en, Watt-en per km2 , omzettingsrendementen, kunstmestproductie, kosten en dergelijke.
Voor veel mensen zijn uiteraard ook niet-energetische argumenten van belang als de objectieve staat van de natuur en de menselijke beleving daarvan (dat zijn twee verschillende dingen), windmolenherrie en slagschaduwen, recreatiemogelijkheden, het landschap, niet-energetische toepassingen als mais en koeien. Dat geeft spanningsvelden die momenteel uitvoerig naar voren komen.

De scenario’s zelf zijn niet politiek of ideologisch – het is alleen maar een gedachtenoefening. Maar de mensen die er iets van vinden, kunnen wel een politieke of ideologische achtergrond hebben. Ik denk dat de gemiddelde Milieudefensie- of Greenpeace-aanhanger mentaal dichtbij scenario Regionale Sturing zit, en dat scenario Internationale Sturing aantrekkelijk is voor mensen die een groene versie van een neoliberale energiemarktaanpak zoeken.
Maar de gemiddelde Milieudefensie-activist heeft, behalve interesse in energie en klimaat, vaak ook interesse in het landschap en dat botst, want het Regionale Sturingscenario heeft ook de meeste wind- en zonneparken. Waartegen over staat dat in dit scenario de kringlooplandbouw verondersteld wordt, en daarmee dat de kunstmest grotendeels afgeschaft wordt.

Ik kan dus lezers dezes uit milieu-activistische kring slechts aanraden de primaire politieke reflexen even te onderdrukken, en serieus na te denken of toch niet een grotere import van stroom of stroom, verpakt in waterstof, aanvaardbaar is. En of je toch niet, nolens volens, na moet denken over onderwerpen die minder ruimtebeslag  vragen als biomassa uit reststromen.
En ik zou deze lezer willen aanraden de reflex te onderdrukken dat klein altijd fijn is, en dat elk bedrijf even verwerpelijk is, en dat CO2 onder de grond per definitie van de duivel is. De lezer heeft minder keus dan hij wellicht denkt.

Persoonlijk denk ik dat de toekomst zit in een mix van het meeste regionaal, met ambitie en organisatie van nationaal en zekere importmogelijkheden uit de EU (en het ETS als stok achter de deur). En persoonlijk zou ik politieke oordelen vellen over de wenselijkheid van sommige activiteiten, zoals de verkoop van de halve opbrengst van een wind op zee-park aan Amazon ( https://nos.nl/artikel/2367804-amazon-koopt-halve-stroomproductie-nederlands-windpark ) of hoe ver de wenselijkheid van datacenters gaat en wie daar de baas over is (weinig dingen zo slecht voor het energiebudget als Netflixen), en of wij inderdaad onze windmolens op zee voor 30% moeten inzetten om synthetische kerosine voor Schiphol te maken.

Dit gaat niet over de scenario’s zelf (die zijn redelijk objectief), maar over de omgang ermee. Ik pleit hier voor een doordachte, rationele en geïnformeerde omgang die verder gaat dan alleen maar gevoelens van diverse aard.

Sankeydiagrammen
Het werkstuk van de netbeheerders geeft een presentatietechniek, die Berenschot en Kalavasta niet geven, namelijk Sankeydiagrammen. Die zijn erg fijn om dingen uit te leggen.
 

De diagrammen geven de energiestromen inclusief de energie die in producten verwerkt zit (bijvoorbeeld in plastic of kunstmest), en inclusief dat deel van de synthetische brandstof voor scheep- en luchtvaart dat binnen Nederland gemaakt wordt.
De cijfers zijn voor 2050.
Links komt de energie het systeem binnen, naar onderen lopen de omzettingsverliezen, en rechts komt de energie het systeem weer uit. Het systeem is het Nederlandse energiebudget.

Wat betekenen de energiescenario’s in hectares op de grond?
Voor als iemand wil rekenen wat een TWh of een PJ betekent hebben PosadMaxwan en Generation Energy vuistregels gegeven.

(Bij zon moet kW als kWpiek gelezen worden. In Nederland komt 1 kWpiek –> 950kWh/y redelijk uit.
Bij wind op land komt 1kW –> 2500kWh redelijk uit, maar dat wisselt hoever men van zee woont en naargelang de omgeving. Op zee komt 1kW –> 4500kWh redelijk uit.
Als er bij wind op land staat 4MW/km2 , moet men dat in gedachten lezen dat één forse turbine van 4MW op een cirkel  staat van 564m. )
( Dit schema is vanwege de leesbaarheid incompleet. De cijfers bij de twee niet-getoonde scenario’s zijn echter een stuk lager.
Het is van Posad en dus zitten er slordigheidsfouten in dit schema.
Lees dit als volgt: panelen op het dak halen 195MWpiek per km2 (dat is netto). Op bestaande gebouwen is in theorie 1250km2 dak beschikbaar, maar in praktijk 26% daarvan dus 325km2, genoeg voor 63MWpiek. In het Regionale Sturing – scenario wordt 42MWpiek gewenst. Dus deze wens past op 66% van de realiter beschikbare dakoppervlak.
Zonneparken brengen per km2 minder op, omdat daar een deel niet bebouwd is (bruto). Enz.)

Brabant spreekt in de gezamenlijke RES-sen 7,0TWh (25PJ) af aan wind en grootschalige zon.
Een aannemelijke invulling zou zijn 1,2TWh wind (volledige uitvoering van het Brabantse deel van de 470,5MW uit de Structuurvisie Wind op Land) en 5,8TWh grootschalige zon (in de wei en op het dak alleen als dat dak groot genoeg is).
Aan wind zou dat vragen in Brabant ca 160 turbines van 3MW.
Aan zon vraagt dat om ongeveer 6000MWpiek en dus om 100km2 als de opstelling geheel extensief in de wei is, om 40km2 als de opstelling geheel intensief in de wei is, en 30km2 als de opstelling geheel op grootschalig dak zou staan. Waarschijnlijk wordt het combi.
Brabant is ruim 5000km2 , dus een dergelijke invulling zou 1 a 2% van de oppervlakte vragen – een typische waarde in de RES-sen.
Extensieve zonneparken zijn zeer wel met andere functies te combineren.

Men moet het leed niet overdrijven.


De industrie
Hier treden soms interessante effecten op.
Grofweg wordt die geacht jaarlijks te groeien met -1, 0, 1,1 % per respectievelijk scenario.
Bij industrieën waar niets speciaals mee gebeurt, zoals aluminium en voeding, leidt dat tot bovenstaande percentages.
Raffinage neemt sterk af. Bij de twee laagste scenario’s verdwijnt alle ruwe olie uit de circulatie en wordt vervangen door pyrolyse van afvalplastic (waarvoor waarschijnlijk import nodig is), en bij de twee hoogste scenario’s blijft fossiele olie in gebruik als feedstock voor producten, maar dat is wel fors minder.
Kunstmest duikelt in de laagste twee scenario’s omdat de landbouwpraktijk geacht wordt circulair te worden, waardoor veel minder nodig is.

In het regionaliseringshoofdstuk zijn er de vijf belangrijkste clusters apart uitgelicht.
Dat betreft in mijn deel van de wereld Rotterdam-Moerdijk, maar dat valt niet uit te splitsen naar alleen Moerdijk, en Chemelot bij Geleen (wat men vroeger het DSM-terrein noemde).
Chemelot is een bedrijfsterrein met een heleboel bedrijven erop, die een onderlinge wisselwerking hebben. Het is een beetje geforceerd om die in categorieën op te splitsen die handig zijn in de indeling van Berenschot en Kalavasta, maar als je dat toch doet, geeft dat interessante energiecijfers.

De verschillen tussen de vier scenario’s zijn niet gering.

Vliegtuigen en schepen
In Nederland getankte brandstof voor grensoverschrijdende vliegtuigen en schepen (de zogenaamde “bunkers”) valt niet onder het Nederlandse energiebudget en is daarmee extraterritoriaal. Dat is een van de redenen waarom er niet gewoon BTW en accijns voor betaald wordt.
Omdat de Rotterdamse haven en Schiphol erg groot zijn, gaat het om veel energie : in 2015 160PJ voor de luchtvaart en 510PJ voor de scheepvaart. In 2019 was het 714PJ (ter vergeljking: het totale primaire energiegebruik in Nederland in 2019, zonder lucht- en scheepvaart, was 3047PJ (CBS))
Berenschot en Kalavasta wagen zich niet aan de politieke vraag waarom Nederland zou moeten opdraaien voor het verduurzamen van een extraterritoriale energie waarvoor geen belasting betaald wordt. Evenmin stellen ze vragen bij de groeipercentages van (opnieuw) -1, 0, +1, +1% in de respectievelijke scenario’s voor de scheepvaart en -1, 0, +1 en +2% voor de luchtvaart.

Ze benaderen het probleem slechts technisch:”zijn wij in staat dit budget binnen Nederland te verduurzamen?”. Hun antwoord is “grotendeels niet” en voor het deel wat niet lukt, is extra import nodig en die heeft geen gevolgen voor Nederlands handelen.

Het deel wat wel lukt, komt tamelijk arbitrair tot stand. In het scenario Nationale Sturing staat de Noordzee ingeboekt voor 51,5PJ wind en het Klimaatakkoord staat 72PJ toe. Men kent nu het verschil van 21,5PJ (40% van 51,5) geheel aan synthetische brandstoffen voor lucht- en scheepvaart toe. Vervolgens wordt die 40% ook (arbitrair) aan de andere scenario’s toegerekend.
Uit het gehanteerde voorbeeld voor 2019 blijkt dat Kalavasta rekent met een omzettingsrendement van stroom in waterstof van 66%, en van stroom in brandstof van 52% . Er zijn mensen die dat optimistisch vinden, maar Kalavasta geldt hier wel als een authoriteit.
TNO hanteert in andere studies vergelijkbare percentages.

Vervoer
Wat plaatjes die voor zichzelf spreken.

Verbruik totale mobiliteit in absolute getallen.
De verdeling van het personenvervoer (boven) en vrachtvervoer (onder) over categorieën)


Huishoudens
Huishoudens gebruiken elektriciteit voor apparaten, elektriciteit voor warmte (via, al dan niet hybride met groen gas of waterstof, warmtepompen), en warmte uit andere bronnen. Onderstaand diagram bevat al deze posten.

Deze afbeelding vraagt enige uitleg.
De posten zonder streepjeslijn erom heen zijn individueel, die met een streepjeslijn erom heen komen via een warmtenet. Ongestreept lichtgrijs is een individuele gasketel, gestreept lichtgrijs is warmte via een gasgestookt warmtenet. Geothermie, AVI en restwarmte zijn altijd warmte en altijd via een warmtenet. Zonthermie is in praktijk individueel, maar het kan ook een warmtenet voeden.
Warmtepompen verplaatsen vooral warmte. Met bijvoorbeeld 1GJ stroom kan een warmtepomp 4GJ warmte een huis binnenbrengen. De resterende 3GJ komen uit de omgeving (atmosfeer, oppervlaktewater of bodem). Die verplaatste warmte wordt voorgesteld door witte omstreepte hokjes.

Onderstaande tabel geeft de aannames, die ten grondslag liggen aan bovenstaand diagram.

Grote energie-, klimaat- en bouwopgaven in een beperkte ruimte (PBL)

Ter inleiding
Al mijn gewaardeerde linkse medestrijders en milieubewuste mensen vinden dat de opwarming van de aarde moet worden aangepakt, en veel mensen uit andere hoek vinden dat ook nog wel,  MAAR en dan volgen er allerlei eisen.
Het landschap mag niet worden aangetast, windmolens mogen dus niet, geen vruchtbare landbouwgrond voor zonneparken, er mogen geen bomen sneuvelen, de tractor moet vroeg op het land kunnen, de kosten en baten moeten eerlijk verdeeld worden, kernenergie mag niet, biomassa mag niet en mestvergisting ook niet, import mag niet, enzovoort.
Iedereen verschanst zich in zijn eigen crisis. Eind van het liedje is dat als iedereen zijn zin krijgt, de klimaatcrisis bestreden moet worden maar dat elke oplossing verboden wordt.

Daarnaast moeten er ook nog honderdduizenden woningen komen, bedrijventerreinen, en nieuwe infrastructuur. En moet er klimaatgeadapteerd worden zodat we niet verdrogen of verdrinken.

Ik ben in mijn leven maar twee geloven kwijtgeraakt, dat in God en dat in eenvoudige oplossingen. Wonderen zijn ook hier niet te verwachten. Ook voor de klimaataanpak bestaan geen eenvoudige oplossingen. In Nederland zal dat een mozaiek worden van allerlei deeloplossingen, binnen een groot aantal spanningsvelden. Je kunt je de noodzaak niet permitteren om van alles af te wijzen. Dat roep ik bij voortduring in vele discussies, soms tot verdriet van mijn toehoorders. Ik  ben al uit twee Facebookgroepen gegooid.

De vele claims kunnen gezien worden als evenzovele wensen met betrekking tot het grondgebruik.   Een recente studie van het PlanBureau voor de Leefomgeving (PBL) “Grote opgaven in een beperkte ruimte” adresseert precies dit probleem.
De studie is te vinden op www.pbl.nl/nieuws/2021/pbl-grote-ruimtelijke-keuzes-vragen-om-voortvarende-actie-van-nieuw-kabinet . De studie is ongevraagd als advies uitgebracht ten behoeve van de kabinetsformatie (althans, de pogingen daartoe).

Het PBL vat de vele conflicterende belangen op als concurrerende ruimtelijke vragen. Dat is een zinvolle insteek. Resultaat is een omvangrijk planologisch document in de beste Nederlandse traditie van inmiddels al weer lang geleden, geordend naar thema’s als politieke en bestuurlijke organisatie, klimaatadaptatie (inclusief waterbeheer), toekomst van het landelijk gebied, stad en regio (waaronder de woningbehoefte met bijbehorende benodigdheden) en de regionale energietransitie.

De PBL-conclusie in een notendop is dat er een nieuwe balans moet komen van de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van het landgebruik. Nu telt vooral de gebruikswaarde. De onderliggende bodem- en waterstructuur moet leidend worden.

Voor een weblog als deze is dit alles teveel van het goede en daarom selecteer ik. De veenweideproblematiek is van groot belang en zeer interessant, maar niet voor Brabant. Idem beperk ik mij t.a.v. verstedelijkingsprocessen.

Afbeeldingen komen uit de PBL-studie, tenzij anders vermeld.

De politieke en bestuurlijke aanpak
Omdat deze site ook politiek wil zijn, en omdat er op dit gebied veel discussie is, een expliciet hoofdstuk over de politieke en bestuurlijke vormgeving.

Wij zijn al heel lang in blijde verwachting van de nieuwe Omgevingswet en recente berichten suggereren dat de bevalling nog lang op zich laat wachten. De ICT is er nog niet.

Bij de Omgevingswet hoort een Nationale Omgevings Visie (NOVI). Zie https://denationaleomgevingsvisie.nl . NOVI is gebaseerd op drie afwegingsprincipes: combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies, kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en afwentelen wordt voorkomen.

Hogere overheden (bijvoorbeeld het Rijk versus de provincies en de regio’s) kunnen hun verantwoordelijkheid t.a.v. realisatie van beleid door lagere overheden op twee assen invullen.

De ene as loopt van systeemverantwoordelijkheid naar resultaatverantwoordelijkheid. Bij systeemverantwoordelijkheid gaat waarborgt de hogere overheid (bijvoorbeeld het Rijk) het proces, bijvoorbeeld met geld, deskundigheid, werkende ICT en timing. De inhoudsontwikkeling zit bij de lagere overheden. Bij resultaatverantwoordelijkheid is de hogere overheid verantwoordelijk voor de uitkomst, en daarmee voor de beleidsontwikkeling. De Rijksoverheid heeft bijvoorbeeld het Klimaatakkoord van Parijs getekend, en is daarmee resultaatverantwoordelijk.
Uiteraard zijn gradaties mogelijk. De Structuurvisie 6000MW wind op land uit 2013 maakt het Rijk verantwoordelijk voor het resultaat, maar na onderhandelingen is dat verdeeld over de provincies met Rijksingrijpen als stok achter de deur (wat overigens onvoldoende gewerkt blijkt te hebben).

De andere as is die loopt van sectoraal naar integraal.
In de sectorale aanpak formuleert de hogere overheid (bijvoorbeeld het Rijk) per sector zijn eisen, waarna de lagere overheid dat ombouwt tot gemengde gebiedsplannen. De 35TWh van de Regionale Energie Strategieën (RES) is sectoraal en dat de Metropool Regio Eindhoven haar 2TWh vorm geeft met zonneparken in combinatie met waterberging is gebiedsgericht.
In Integraal  Omgevingsbeleid doet de hogere overheid het combinatiebeleid zelf.

De toekomstige Omgevingswet biedt voor beide instrumenten mogelijkheden tot juridische dwang. Sommige bestaande situaties kunnen als voorbeeld dienen.
Een Uitvoeringsprogramma biedt de lagere overheden meer ruimte voor eigen invulling. Bij de RES stelt het Rijk kaders (de 35TWh), en de RES-regio’s vullen in (bijvoorbeeld geen windmolens in de groen-blauwe mantel rond natuurgebieden).
Een Uitvoeringsplan wordt wettelijk vastgelegd, waardoor de integraliteit nationaal is en de verhouding met de lagere overheden hierarchisch.
De technieken kunnen verweven zijn, bijvoorbeeld dat het Rijk zelf een locatie aanwijst als de provinciale uitvoering van de 6000MW Wind op land niet minstens één project van 100MW bevat – in Brabant langs de A16.

Het is allemaal nog veel ingewikkelder, maar omdat ik geen jurist ben, waag ik me daar niet aan.

Er is veel discussie over in hoeverre de ruimtelijke ordening van Nederland centraal of decentraal moet zijn, waarbij sommige invloedrijke critici vinden dat die nu veel te decentraal is. Feitelijk, zeggen ze, is de ooit zo  beroemde Nederlandse ruimtelijke ordening in 2001 afgeschaft. Men maakt een vergelijking met het over de schutting gooien van de Participatiewet en de jeugdzorg.
Omdat bijvoorbeeld de 30 RES-regio’s elk hun eigen wind- en zonneparken moeten inprogrammeren, wordt het op nationaal niveau een rommeltje. Dat vinden bijvoorbeeld hoogleraar Adriaan Geuze, Christine Sijbesma en ex-minister Cees Veerman in bijgevoegd document (NRC 04 maart 2021) –>

Het PBL staat voorzichtig enerzijds-anderzijds in deze discussie. Men kan nationaal wel van het gas af willen, vrij vertaald, maar dat moet op straatniveau worden gerealiseerd. Men kan niet vanuit Den Haag de Vermeerstraat in Odiliapeel op een warmtenet zetten.

Ik ben zelf geneigd om hier de nuances van het PBL te volgen.

Klimaatadaptatiegebieden Hart va Brabant (uit de concept-RES)

De Regionale Energie Strategieën
De RES wil vorm  geven aan een deel van de afspraken die in het Klimaatakkoord gemaakt zijn in de sectoren Elektriciteit en Gebouwde Omgeving. In 2030 moet er in de RES 35TWh (126PJ) elektriciteit opgewekt worden uit wind en grootschalige zon, moeten de daarbij horende infrastructuurproblemen worden opgelost, en moeten er 1,5 miljoen huizen van het aardgas af zijn. Zie www.klimaatakkoord.nl/klimaatakkoord .

De uitkomsten van de RES moeten worden vastgelegd in formele ruimtelijke ordening-wetgeving van de gemeenten en provincies (tegen die tijd mogelijk de Omgevingswet?).

Het PBL volgt het Klimaatakkoord en is genuanceerd-positief over de decentrale opzet, maar ziet veel grotere en kleinere problemen. De grote en de kleine schaal botsen soms.

  • De SDE+ – subsidie moedigt de goedkoopste kWH’s aan, maar dat zijn voor de ruimtelijke inpassing niet altijd de beste. De SDE+ heeft liever zonneparken op de grond dan op het dak.
  • De regionale keuzes zijn op nationale schaal niet altijd de beste (bijvoorbeeld veel zon en weinig wind).
  • Er zijn netwerkproblemen.
  • Verschillende RES-gebieden kunnen te maken hebben met hetzelfde grote natuurgebied, zoals de Veluwe of het Ijsselmeer
  • Er zijn locaties nodig, niet alleen voor zon en wind, maar ook voor infrastructuur die daar mee te maken heeft
  • Die locaties beïnvloeden ander gebruik, zoals visserijbeperkingen (windturbines op zee) of stankcirkels rond biovergisters (woningbouw)
  • Nieuwe technieken kunnen leiden tot onverwachte vormen van ruimtegebruik, zoals bijvoorbeeld de hoogbouw die mogelijk gemaakt werd door de lift.
  • Sommige besluiten liggen bij het Rijk (zoals de warmteprijs of de ruimtelijke ordening van de Noordzee of wat te doen met datacenters), maar loopt daarbij soms achter op de regio’s.
  • Er is veel angst voor verrommeling van het landschap.

Er zijn ook ideeën voor oplossingen.

  • De gemeente Amsterdam stelt aan de gemeenteraad voor om een limiet aan de toename van het stroomverbruik te stellen, om te eisen dat datacenters rechtstreeks op het hoogspanningsnet aangesloten kunnen worden, dat ze restwarmte ter beschikking stellen en dat ze goed in de omgeving moeten passen.
  • Het kan beter zijn om niet (grootschalige) vraag een aanbod bij elkaar te brengen, maar bijvoorbeeld wind en zon (voor een grotere gelijkmatigheid van de levering) of productie en netcapaciteit.
  • De RES-invulling wordt geïntegreerd met het landschap en de cultuurhistorie. Het PBL gebruikt onder andere de landschapsinpassing van Hart van Brabant.
    Waarmee dit meteen de overgang is naar het volgende hoofdstuk.

Het landelijk gebied
Het landelijk gebied staat voor complexe en urgente opgaven. “Zo noopt de klimaatverandering tot adaptatie, mitigatie en een energietransitie. Daarnaast vraagt de gespannen relatie tussen landbouw en natuur om afgewogen keuzes in ruimtegebruik, en ook de voortgaande verstedelijking vergt ruimte. De meervoudige problematiek van stikstofdepositie, uitstoot van broeikasgassen (lachgas, methaan en CO220), watertekorten (droogte), biodiversiteits­verlies, bodemdaling en verzilting laat zien dat de grenzen van het fysieke systeem van water, bodem en ecologie in Nederland zijn bereikt en soms zelfs (ver) zijn overschreden”.
Dat is een klus voor het omgevingsbeleid.

De landbouw drukt een zwaar stempel, goed voor 40% van de stikstofdepositie in Natura2000-gebieden en voor 60% van de overdaad aan voedingsstoffen in regionale oppervlaktewateren.
Nederland heeft internationale verdragen getekend, zoals In EU-verband de Vogel- en Habitatrichtlijnen, Natura 2000, de Kaderrichtlijn Water en de Europese Landschapsconventie, en in mondiaal verband in het Biodiversiteitsverdrag (Convention on Biological Diversity, CBD).

Binnen Nederlandse natuurgebieden blijft het bestand aan karakteristieke diersoorten grosso modo constant, omdat op basis van dweilen met de kraan open de schadelijke import met beheersplannen weer weggewerkt wordt.
In de agrarische gebieden echter zakt het bestand aan karakteristieke diersoorten snel in.

De analyse leidt tot een oplossingsvoorstel volgens vier uitgangspunten.

  • de gevolgen van klimaatverandering en de toestand van natuur, water en bodem worden leidend, landbouw en ander ruimtegebruik zoals woningbouw en infrastructuur worden volgend. Behalve de in het oog lopende nadelen voor de gebruikssectoren heeft dat voor die gebruikssectoren ook voordelen, zoals minder stikstofproblemen, minder extreme droogte en een bodem met meer organische stof. De landbouw wordt extensiever.
    Het PBL gebruikt het Van Gogh-nationaal Park als illustratie hoe geografische kenmerken van het gebied in de functies tot uitdrukking komen.
    Het nieuwe Europese landbouwbeleid is een middel om de landbouw te hervormen.
  • De biodiversiteit wordt langs drie sporen hersteld.
    Eerstens wordt vervuiling aan de bron aangepakt, zoals van stikstof rond Natura2000-gebieden en andere vervuilende stoffen die op gespannen voet staan met de Kaderrichtlijn Water of het Parijsakkoord.
    Tweedens moet er 150.000 hectare nieuw natuurgebied bij, wat op sommige plaatsen van het landbouwareaal afgaat. Per saldo krimpt de landbouw (maar dat doet die al langer).
    Ten derde moeten functies compatibel met de natuur worden ingevuld, zoals de landbouw rond natuurgebieden, klimaatadaptatie, verstedelijking, infrastructuur en duurzame energieopwekking.
  • Transities moeten worden gebundeld conform het NOVI-principe dat gecombineerde functies voor enkelvoudige gaan. Nieuw bos bijvoorbeeld kan, naast de waarde in zichzelf, verschillende functies hebben: water vasthouden (afhankelijk van de boomsoort), biodiversiteit, duurzame bouwmaterialen en CO2-opslag
  • Afwenteling beperken in ruimte en tijd. Windturbines kunnen niet ad infinitum op de Noordzee worden afgewenteld, omdat die ook eindig is en ook daar allerlei andere belangen spelen.

Klimaatadaptatie
De huidige inrichting van zowel stedelijk als landelijk Nederland is niet berekend op de reeds voelbare en nog te verwachten gevolgen van klimaatverandering. Dit heeft negatieve effecten op vrijwel alle geledingen van de samenleving, met consequenties voor de zoetwatervoorziening, de waterveiligheid en gezondheid, het stedelijk gebied, vitale infrastructuur (elektriciteit, ICT, transport), de landbouw en industrie, en het toerisme en de natuur. Zonder aanpassingen kunnen de negatieve effecten van klimaat­verandering fors toenemen. De toenemende droogteproblematiek is hier een voorbeeld van: bij ongewijzigd beleid zal droogte in de periode tot 2050 en daarna leiden tot een toenemende schade aan de landbouw, de scheepvaart en het bebouwd gebied, aan natuur-, bos- en veengebieden en tot een verminderde beschikbaarheid van bronnen voor drinkwater.
Zo vat het PBL een groot deel van de problematiek samen, waaraan Nederland zich zal moeten aanpassen.

Eigen foto, zie Zie www.bjmgerard.nl/?p=4177
Persfoto, zie Zie www.bjmgerard.nl/?p=1671

Nederland is in de afgelopen eeuw gemiddeld bijna 2°C warmer geworden. Zowel de neerslag, vooral in de kuststrook, en de verdamping, vooral in het binnenland, nemen toe. Het weer wordt extremer. Dat leidt ook tot financiële schade: aan de landbouw, als de rivieren nog maar moeilijk bevaarbaar zijn, als er extra kustversterking nodig is omdat de zeespiegel stijgt, mogelijk versneld vanwege de ijskappen, als houten funderingspalen gaan rotten, als hagel de daken kapot slaat.

Dit bewustzijn is al een tijd geland bij de diverse overheden, wat tot uiting komt in programma’s als het Deltaplan Zoet Water en het Deltaplan Hoge Zandgronden. En hoewel dat volgens het PBL geen verkeerde maatregelen zijn, vindt het PBL dat er, naast technische maatregelen, ook systeem maatregelen nodig zijn in de vorm van “een structurele omslag in het watergebruik en -beheer (meer infiltratie, minder afvoer, meer conservering, het vergroten van de waterefficiëntie in de landbouw, het verminderen van de watervraag) en een op het bodem- en watersysteem gebaseerde inrichting van het landelijk gebied (volgens het principe van functie volgt peil). Op de zandgronden gaat het daarbij om het vergroten van de grondwatervoorraden, het vasthouden en infiltreren van regenwater, het omvormen van de bossamenstelling om de verdamping te verkleinen en het instellen van bufferzones tussen natuur- en landbouwgebieden.”.

In de steden zijn aanpassingen nodig zowel op de kleine schaal van huizen, tuinen en straten als op de systeemschaal van wijk- en stadsaanpassingen. Zie bijvoorbeeld www.bjmgerard.nl/?p=3868 over de Woenselse Waterstaat Werken en hun voorgeschiedenis.
In de omvangrijke nieuwbouwprogramma’s die gaan komen, moet dit een leidend beginsel worden.

Stad en regio
Op dit moment is 6318km2 “stedelijk grondgebruik” (CBS). Dat is 19% van Nederland. Maar binnen Nederland kan dat percentage variëren van de helft tot het dubbele. Stedelijk grondgebruik is infrastructuur, (half)bebouwde omgeving en recreatiegebied.

Daar zullen tot 2030 in het hoge WLO-scenario 1,2 miljoen woningen bijkomen en 0,8 miljoen banen, en in het lage WLO-scenario 0,4 miljoen woningen en ca 0 banen.
De figuur hierboven geeft de verandering in het aantal huishoudens van 2018 tot 2050, en de figuur hieronder de bijbehorende ruimtevraag voor woningen (uitgaande van verschillende woningdichtheden).
Er hoort ook een groei van het oppervlak aan werkgebieden bij. Die groei heeft de neiging hoger te zijn, o.a. door de distributiedozen en de datacenters.

De Nationale Omgevings Visie (NOVI) hanteert de voorkeursvolgorde (1) binnen bestaand bebouwd gebied, (2) bouwen op OV-locaties en (3) bouwen op uitleglocaties.
Werkgebieden bij voorkeur in de buurt van de woongebieden, zodat de werknemers niet de hele stad  door hoeven te pendelen.

(1) en (2), die gerealiseerd worden met hoge woondichtheden, zijn op meerdere manieren het meest duurzaam. Men kan (binnen zekere grenzen) de bestaande infrastructuur blijven gebruiken en lopen en fietsen gaat het makkelijkste. (Dit is ongeveer de route die mijn woonplaats Eindhoven momenteel, min of meer noodgedwongen, kiest, met minder energieverbruik en schonese lucht als bijvangst – hoofdvangst, zo men wil).
Knelpunt is dat vaak grondige renovatie of sloop en nieuwbouw nodig is. Het gaat vaak om verouderde woningen met een ongunstig  energielabel, maar die zijn wel vaak goedkoop.
(3) vreet ruimte, soms met een natuurbestemming of met een hoge landschappelijke waarde, en kan leiden tot grotere autoafhankelijkheid, omdat het OV pas bestaanbaar is als er al een groot deel van de wijk af is (zo is de Eindhovense wijk Meerhoven een autowijk geworden bg). Ook dit kan tot sociale problemen leiden, bijvoorbeeld als mensen geen auto kunnen betalen ( “vervoersrechtvaardigheid”) .
Sowieso zijn alle varianten gekoppeld aan sociale processen en bijbehorende verschillen.

In alle gevallen moet de onderliggende bodem- en waterstructuur gerespecteerd worden, zoals dat in alle voorgaande hoofdstukken moest. Beter geen nieuwe woningen vier meter onder de zeespiegel of in de uiterwaarden van de Maas. En combineer functies: als je toch bezig bent, doe ook aan energie en klimaatadaptatie).

Nieuw Eindhoven debatcentrum opent met klimaatdiscussie. Het Eindhovense Klimaatplan 2021-2025

The New Block                                  
In eerste instantie vanuit de gemeente Eindhoven is het Klimaatnetwerk Eindhoven opgericht als een soort platform, waarbij iedere Eindhovense of in Eindhoven werkzame organisatie zich kan aansluiten die iets doet met klimaat en duurzaamheid  in ruime zin. Zie https://klimaatnetwerk040.nl/ . Milieudefensie Eindhoven en BVM2 hebben zich ook aangemeld. In deze blog is hieraan eerder aandacht besteed op De klimaatneutrale stad Eindhoven en het Eindhovens Klimaatnetwerk .

Daarnaast is, ook vanuit de gemeente, voorlopig als proef, een nieuw centrum opgericht dat, naar men zegt, een beetje op de Amsterdamse Balie lijkt. Dat heet The New Block. De proefperiode loopt van maart 2021 t/m maart 2022. De Balie biedt aan leden van het Klimaatnetwerk Eindhoven faciliteiten (zoals zaaltjes) en organiseert activiteiten, zoals stadsgesprekken.
The New Block krijgt (na verbouwing) als pand de voormalige bunker SFS aan de Glaslaan/ Kastanjelaan.
Zie  www.thenewblock.nl en  www.ed.nl/eindhoven/the-new-block-strijp-s-eindhoven-clubhuis-voor-circulair-bouwen~ab3ae9b4/ en www.burokade.nl/projecten/the-new-block-strijps/ .

Door deze constructie kan het Klimaatnetwerk Eindhoven inhoudelijk onafhankelijk van de gemeente opereren.

Op 8 en 9 oktober 2021 gaat The New Block een klimaatfestival organiseren.

Plan voor hergebruik van materialen bij de ombouw van de SFS-bunker


Het openingsdebat
De eerste debatavond was op donderdag 29 april. Het was helaas nog op Zoom. Het programma:

  • Welkom door The New Block
  • Inleiding door Milieudefensie op het thema
  • Verdieping op het thema Huub Keizers: MT-lid BTIC bij Bouw en Techniek Innovatie Centrum
  • Vragen en gesprek met deelnemers
  • Plannen en programma voor 2021 Klimaatnetwerk 040 @TheNewBlock

Ik trad op voor Milieudefensie onder de exacte titel “Inleiding vanuit de maatschappelijke standpunten in relatie tot het klimaatplan van Eindhoven 2021 – 2025 door Bernard Gerard (Milieudefensie)” en dat in tien minuten.
Wat betekent dat ik kort moest vertellen wat Milieudefensie was en wat Milieudefensie van het Eindhovense Klimaatplan vond, wat noodgedwongen soms betekende wat ik er zelf van vond.
Omdat de andere spreker vooral op de techniek zou zitten, heb ik mij vooral geconcentreerd op een politieke insteek (maar ik ben bepaald geen techniekhater!).
Wat ik van het Eindhovense Klimaatplan vind, staat hieronder.

Mijn presentatie is hier te vinden –>

Huub Keizers is verbonden aan TNO en heeft heel veel kennis van de technische aspecten van woningbouw, en ook genoeg gezond verstand om de maatschappelijke en politieke blokkades te zien (maar daar was hij niet voor gevraagd).
De gebouwde omgeving (huizen plus Nutsgebouwen) is (landelijk gemiddeld) goed voor 38% van de CO2 – emissie, 30% waarvan voor rekening van stroom en 70% voor rekening van warmte.
Aan de orde kwamen zaken als isolatie, warmteopslag, nieuwe ontwikkelingen op het gebied van zonnepanelen bij woningen, en combi warmte-PV panelen.

Daarna nog beraadslagingen over praktische zaken rond de toekomst van The New Block.

Proef met terracottakleurig zonnepaneel bij de TU/e . Onderzocht wordt hoe groot het rendementsverlies is. Zie https://aerspire.com/ .
Keizers had een dergelijk plaatje, maar dan van een andere proefopstelling va de TU/e .


De presentatie van Keizers is hier te vinden:

Het Eindhovense Klimaatplan 2021 – 2025 “Naar een klimaatneutraal Eindhoven”.
Gedateerd oktober 2020, te vinden op https://eindhoven.parlaeus.nl/user/search/action=showpt/item=8569/Bijlage_1_-_Klimaatplan.pdf  .

De bottom line is dat grote stedelijke gemeenten te veel taken, te weinig geld, te weinig zeggenschap en te weinig grond hebben om op eigen kracht de klimaatneutraliteit te bereiken, met omvangrijke delen van de bevolking die geen zonneparken en nog minder windparken willen, terwijl de noodzaak daartoe steeds urgenter wordt. Dat geldt ook voor Eindhoven.
Het kabinet heeft de energietransitie gedecentraliseerd en dat heeft voor- en nadelen.

Daarom bevatten klimaatplannen als dat van Eindhoven veel politieke bezweringen (‘samen’ en ‘inclusief’ en ‘partners’ en ‘Brainport’ en zo), veel proceduretaal, probleemherhalingen en beloftes. Tot op zekere hoogte kunnen gemeenten niet anders en ze onderscheiden zich hoe zeker de hoogte is. Eindhoven heeft in het verleden nooit een voorhoedefunctie nagestreefd heeft (zie Provincie Noord-Brabant en Brainport bluffen over eigen duurzame prestaties, en moeten aan duurzaamheid denken bij de verdeling van het Brainportgeld ).

Het klimaatplan t.a.v. de gebouwde omgeving biedt een gemengd beeld. Die is in Eindhoven goed voor 53% van de totale directe CO2 – uitstoot, meer dus dan landelijk gemiddeld.
Voor de bestaande sociale woningbouw is de overheersende indruk goede bedoelingen en machteloosheid. De gemeente heeft hier weinig te zeggen en is afhankelijk van de woningbouwverenigingen via een Duurzaamheidspact, maar die woningbouwverenigingen zijn ook weer de dupe van de verhuurdersheffing van het kabinet. Er is een moeizaam proces geweest in Aardgasvrije wijk-proeftuin ’t Ven , en men probeert afspraken te maken in andere pionierbuurten als de Generalenbuurt en de Sintenbuurt.
De bestaande vrije huur is in praktijk aan de goden overgeleverd.
Het verduurzamen van de koopsector is momenteel eigenlijk bijna uitzichtsloos.
Milioeudefensie heeft een warmtefonds voorgesteld (zie https://milieudefensie.nl/actueel/warmtefonds-een-warm-huis-voor-iedereen.pdf )

Kantoren moeten m.i.v. 1 jan 2023 allemaal Label C of beter zijn en dat loopt wel, omdat daar wettelijke dwang achter zit (Bouwbesluit).

Nieuwbouw moet van het Bouwbesluit BENG zijn (Bijna Energie Neutraal Gebouwd), en vanwege die wettelijke bepaling loopt dat ook wel.

Het Klimaatplan t.a.v. de mobiliteit is grosso modo goed, maar gaat trager dan in  sommige andere gemeenten. Hier zit bevoegdheid en ook wat geld, o.a. vanuit het Rijk. In Eindhoven stijgt de CO2 – uitstoot van het verkeer.
In het mobiliteitsbeleid zitten veel elementen die Milieudefensie in het verleden aangedragen heeft (zie www.bjmgerard.nl/?p=2798 ).
Verder heb ik hier het gesjoemel rond Eindhoven Airport genoemd als reden waarom Milieudefensie altijd een zekere afstand tot de macht wil houden. Het gesjoemel werd onder andere duidelijk bij de aanvraag voor de natuurvergunning (zie https://www.bjmgerard.nl/?p=15125 ). Het komt erop neer dat men (waarschijnlijk vooral de minister en haar ambtenaren) eerst ruim 30% aan de geluidsruimte erbij sjoemelen, en dat ze dan Van Geel uitvoeren om die 30% er weer af te halen.
De luchtvaart blijft niet te vertrouwen.

Het belangrijkste beleid t.a.v. de industrie is nationaal (koolstofheffing en het Emission Trade System (ETS), subsidies, MJA-afspraken, Wet Milieubeheer, industrietafel Klimaatakkoord. Milieudefensie heeft hier een geschiedenis, omdat Milieudefensie, samen met o.a. de FNV en andere milieuorganisaties, een op het ETS aanvullende koolstoftaks afgedwongen hebben. De grote klimaatdemonstratie in Amsterdam gaf de doorslag.

Eindhoven is onderdeel van de grote maakindustrie in de omgeving, maar de Eindhovense industrie loost verhoudingsgewijze weinig CO2 . Landelijk komt ongeveer 30% van alle direct uitgestoten CO2 uit de industrie, in Eindhoven is dat 16% .
De CO2 – uitstoot daalt de laatste jaren met 4,5% per jaar. Dat is niet slecht.
In Eindhoven vallen DAF Trucks en de asfaltcentrale onder het ETS.

In elk geval op papier heeft Eindhoven een interessant aanvullend industriebeleid. Men probeert (en dat moet dan op vrijwillige basis) deals te sluiten met bedrijfssectoren of bedrijfsterreinen, zoals bijvoorbeeld met het grote terrein voor zware industrie De Hurk. Daar heb ik overigens in mijn gemeenteraadstijd (tot 2010) zelf ook al voorstellen voor gedaan. Basisgedachte is dat er meer collectiviteit ontwikkeld wordt voor restwarmte, halffabrikaten, reststromen en dergelijke.
Over de resultaten valt nog niet wat met zekerheid te melden.

Bedrijventerrein De Hurk

Innovatie in Brainport leidt meestal tot troostrijk liturgisch gemurmel.
Ongetwijfeld willen bedrijven, samen met TNO en de TU/e, best wel leuke uitvindingen doen waar lekker aan te verdienen valt. Op Brainportniveau gaat aan het woord ‘-klimaat’ meestal het woord ‘Investerings-‘ . Er wordt ongetwijfeld geïnnoveerd (men kietelt zich graag met de eigen intelligentie), maar je ziet er op milieu- en klimaatgebied in de regio zelf niet zoveel van terug. Er is wel een duurzaamheidsbeleid van gemeenten, maar niet van de regio (althans, ik zie het niet).
Innovatie is in Brainport vooral opium van de bestuurders.

Over de eigen gemeentelijke organisatie heb ik in mijn korte presentatie niet wat gezegd. Het gaat vooral over een verduurzamende omgang met vastgoed en voor zover ik dat beoordelen kan, gaat dat goed. Vanuit Milieudefensieperspectief valt daar verder weinig over te zeggen.

Het Klimaatplan formuleert t.a.v. de productie van hernieuwbare energie vooral beperkingen.
Volgens de regels is op Eindhovens grondgebied slechts één windturbine mogelijk en dat kan, vanwege de provincie, alleen als die gecombineerd wordt met minstens twee molens in buurgemeenten.
Het aantal panelen op daken nadert de kwart miljoen en dat is bijna de planning. Het zou kunnen doorgroeien naar ruim een miljoen in 2050, maar dan nog voorzien die in niet meer dan 10% van wat er, met de huidige aannames, in 2050 aan stroom nodig is.
Zonneparken zijn dus nodig. Eerder benoemde Eindhoven in de Beleidsnota zonneparken en windturbines vooral onmogelijkheden (er kwam geen enkel concreet plan uit), nu denkt men dan toch na over 3 a 4 kleinere parken van samen ongeveer 20 hectare. Het houdt niet over, maar is een begin. Zie www.bjmgerard.nl/?p=13573 .
Er wordt veel onderzoek gedaan naar alternatieve vormen van warmte, maar vooralsnog is het resultaat onduidelijk. Eindhoven is nu eenmaal op dit gebied niet ruim bedeeld.
Daarom wil Eindhoven biomassa aanhouden als transitiebrandstof, dit uiteraard onder voorwaarden van duurzaamheid. Ik deel dit standpunt (Milieudefensie heeft het er moeilijk mee).

Het klimaatplan bevat een circulariteitsparagraaf (onder het kopje ‘indirecte uitstoot’). Dat staat vol goede voornemens, waarvan de uitkomst nog niet te voorspellen valt. Ik heb er in de presentatie niet wat over gezegd, maar ik ben er niet negatief over.

Vervolgvragen en voorstel door SP over emissies Eindhovense asfaltcentrale

Eerder
Er is veel te doen over te hoge benzeenemissies die vrijkomen als asfaltcentrales oud asfalt willen recyclen. Het dagblad Trouw heeft daaraan in februari 2021 onderzoeksjournalistiek gewijd die veel aandacht getrokken heeft. Niet in het minst van de kant van bezorgde omwonenden.

Ik heb op basis hiervan, en op basis van aanvullend eigen onderzoekswerk, technische vragen gemaakt voor de SP-fractie in de Eindhovense gemeenteraad over de Asfalt Centrale Eindhoven (ACE) van KWS Infra aan de rand van het Eindhovense bedrijventerrein De Hurk. De reden hiervoor is dat de resultaten bij Trouw nogal uiteen liepen, en dat de ene centrale de andere niet is. Het leek me verstandig om eerst eens gewoon te vragen hoe het precies zat. Technische vragen worden ambtelijk afgedaan en mogen daarom geen politiek karakter hebben.
De technische vragen zijn te vinden op www.bjmgerard.nl/?p=15009 .

De aanleg van asfalt

De beantwoording
De technische vragen zijn op 30 maart 2021 beantwoord door of via een adviseur van milieuwethouder Thijs (GroenLinks). De integrale tekst is hierna te vinden.

De Omgevingsdienst Midden en West-Brabant (OMWB) heeft op 14 juni 2021 metingen gedaan naar de luchtvervuiling rond ACE, waaronder die door benzeen. Dat gebeurde handmatig in de schoorsteen, want automatische benzeensensoren (werkt TNO aan) zijn nog niet goed genoeg.
Dit leverde op:

Op 14 juni 2018 zijn tijdens een worst-case bedrijfsvoering bij de asfaltcentrale, te weten tijdens het produceren van asfalt met een PR-gehalte (gerecycled asfalt) van 65% en bij een trommeltemperatuur van ca. 130 °C, metingen uitgevoerd op o.a. benzeen. Normaliter wordt bij ACE gewerkt met een verbrandingstemperatuur van 120 °C.

Op basis van de meetresultaten blijkt dat benzeen in de afgassen van de schoorsteen de normering niet overschrijdt. Echter in de rapportage is uitgegaan van de ‘oude’, maar toen nog geldende norm van 5 mg/Nm3.

  30% PR65% PR65% PRgemiddeld(oude) normNwe norm
benzeenmg/Nm30,82,22,21,751

KWS Infra bleef bij een iets hogere bedrijfstemperatuur dan normaal in alle gevallen onder de oude norm, maar bij 65% gerecycled afval  niet binnen de nieuwe norm. In feite is het de overgang van de oude op de nieuwe norm die overal in den lande het probleem op scherp gezet heeft.  
Sommige asfaltcentrales in  den lande hebben een tijdelijke ontheffing aangevraagd van de 1mg/Nm3 . Dat heeft ACE in eerste instantie ook gedaan, maar toen de OmgevingsDienst ZuidOst-Brabant (ODZOB) nadere motivering vroeg, heeft ACE zijn wens niet doorgezet. Vanaf 01 januari 2019 is ACE dus gehouden aan de nieuwe norm.
De ODZOB heeft de naleving hiervan niet opnieuw onderzocht. Problemen als geluid en trillingen vroegen urgenter om aandacht, aldus de gemeente later in de krant.

KWS Infra heeft zelf het HERA systeem (Highly Ecologic Recycling Asphalt System) uitgevonden en daar is men erg trots op. Als de beweerde specificaties inderdaad gehaald worden, is daar reden toe: beter asfalt met minder energie en minder emissies (zie https://www.kws.nl/dynamics/modules/SFIL0200/view.php?fil_Id=12167 )
Anders dan ik eerder dacht is dit systeem nog niet in Eindhoven actief, maar wel bij KWS Infra in Rotterdam. De ODZOB zegt deze, volgens hen zeer nieuwe en innovatieve techniek met belangstelling te volgen en de beschikbare informatie te betrekken in de in voorbereiding zijnde aanvraag voor actualisatie van de vergunning van ACE.
Nu blijkt dat de Rotterdamse HERA-installatie al draait vanaf september 2012, dus zo vreselijk nieuw en innovatief is HERA niet meer.

Trommel van het HERA-systeem van KWS Infra in Rotterdam

De adviseur van de wethouder, mogelijk hier de ODZOB volgend, blijft vaag over de inzet van de Best Beschikbare Technieken (mogelijk omdat de antwoorden dan op politiek terrein komen). Die mogen wel maar moeten niet, want technische en  proportioneel geachte economische mogelijkheden voor een bedrijfstak tellen ook mee.

Van de totale benzeenemissies door specifiek asfaltcentrales bestaan sinds de Emissie Registratie 2005 geen nieuwe gegevens. Die gegevens had de SP zelf ook al genoemd.
Van de benzeenemissies naar de atmosfeer van bedrijfstakken als geheel is meer bekend.

Benzeenemissies naar de atmosfeer dalen, maar de laatste jaren niet veel meer. Het beleid was succesvol, maar vlakt af.

Van de benzeenconcentraties in de atmosfeer (die dus het gevolg zijn van de emissies naar de atmosfeer) is slechts heel globaal iets bekend. Vuistregel is voor stedelijk gebied 1 µgr/m3 , voor gebieden als de Rotterdamse haven meer, en voor landelijk gebied grofweg de helft.
Een meting door de provincie op de Spottershill bij Eindhoven Airport over 2012 kwam op 1µgr/m3.
De WHO zegt dat er geen veilige concentratie is en geeft daarom geen norm,  maar zegt dat een sterfterisico van 1 op 100.000 mensen overeenkomt met 1,7 µgr/m3 . Zie www.who.int/teams/environment-climate-change-and-health/chemical-safety-and-health/health-impacts/chemicals/benzene .
Voorbeeldmetingen op twee locaties zijn gestopt na 2013.

Compendium van de Leefomgeving, benzeen in de lucht 1995-2013

Zie ook www.clo.nl/indicatoren/nl0457-benzeen .

Vervolgvragen en een voorstel en de krant
Alles overwegende heeft de SP vervolgvragen geformuleerd met een voorstel aan het College van B&W  (daarom nu politiek) om bij de aanstaande actualisatie van de vergunning van ACE het HERA-systeem, dat KWS Infra al jaren in Rotterdam runt, ook in Eindhoven als Best Beschikbare Techniek verplicht te stellen.

Eerstens zou het de benzeenemissies verminderen, de directe aanleiding voor alle commotie.

Ten tweede: benzeen is een lid van de grotere groep Vluchtige Organische Stoffen (VOC’s), en sommige daarvan stinken. Nu is niet alles wat stinkt gevaarlijk, en alles wat  niet stinkt ongevaarlijk, maar minder stank zou het leefklimaat in de omgeving sowieso verbeteren.

Tenslotte zou de voorgestelde modernisering de Eindhovense industriële broeikasgasemissies verminderen, en dat is ook dringend nodig.

Naar aanleiding van de vragen heeft Mark Wijdeven van het Eindhovens Dagblad zich op loffelijke wijze in de materie verdiept. Voor zijn rekening dat “per abuis” de gemeente in 2019 niet aan de ODZOB gevraagd heeft om opnieuw benzeen te meten.
Zie www.ed.nl/eindhoven/alle-alarmbellen-rinkelen-toch-heeft-eindhoven-geen-idee-hoeveel-gevaarlijk-benzeen-asfaltcentrale-van-kws-uitstoot~ac9ffd4e/ .

KWS Infra laat in hetzelfde artikel in het Eindhovens Dagblad weten dat er diverse opties op tafel liggen, waaronder het HERA-systeem.

Update

De Eindhovense SP heeft in de gemeenteraadsvergadering van 29 april een vrije motie ingediend (niet betrekking hebbend op de agenda van de vergadering), waarin B&W opgedragen wordt zo snel mogelijk opnieuw benzeenmetingen te doen bij ACE, en om daarover de Raad te informeren.
De motie is mede ingediend door 50+, Groen Links en D66.
De tekst is hieronder te vinden:

De wethouder heeft de motie “omarmd” en heeft opdracht gegeven tot metingen. Deze metingen zijn op 7 mei uitgevoerd. De rapportage wordt 2e helft juni opgeleverd en getoetst door Omgevingsdienst. De getoetste versie wordt voor juli verwacht.

Onderzoek I&O Research over klimaatstandpunten kiezers

I&O research heeft op verzoek van Milieudefensie landelijk onderzoek gedaan naar de opvattingen van kiezers van allerlei gezindten naar het belang, dat zij aan het klimaat hechten. Bij de achterbannen van bijna alle politieke partijen blijkt dat groot te zijn.
Hieronder neem ik het artikel over dat Milieudefensie hierover op haar website gezet heeft. Zie https://milieudefensie.nl/actueel/van-links-tot-rechts-kiezers-willen-steviger-en-eerlijker-klimaatbeleid .


Het klimaat is niet links of rechts, hoor je vaak. Onderzoek van I&O Research in opdracht van Milieudefensie laat dat nu ook zien. De meeste kiezers willen steviger en eerlijker klimaatbeleid. Ook CDA- en VVD-kiezers.

Zorgen over klimaat breed gedeeld

Kiezers van alle politieke partijen maken zich zorgen over de klimaatcrisis (7 van de 10 kiezers). Onder CDA- en VVD-kiezers zijn de zorgen vrijwel even hoog (ook bijna 7 op de 10). Ongeveer de helft van de kiezers vindt dat het volgende kabinet meer of zelfs veel meer moet doen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. 3 op de 10 kiest voor evenveel doen, en maar 13% vindt dat er (veel) minder moet gebeuren.

Steun voor steviger maatregelen

Een ruime meerderheid van de kiezers steunt ook steviger maatregelen: een hogere vleesprijs, een veelvliegersheffing en een CO2-heffing. Maatregelen die bij de politiek vaak moeilijk liggen. Daar is dus geen enkele reden meer voor. Want ook een ruime meerderheid van CDA- en VVD-kiezers steunt deze maatregelen. Het volgende kabinet kan hier dus gelijk mee aan de slag, ongeacht welke partijen daar straks inzitten.

  • Een ruime meerderheid van de kiezers (63%) is voor een hogere vleesprijs als veehouders daarmee geholpen kunnen worden om te verduurzamen of om te stoppen. Hier is maar 22% tegen.
  • Nog meer kiezers (67%) steunen een heffing op vliegtickets die steeds hoger wordt naarmate je vaker vliegt. Hier is maar 19% tegen.
  • Ook een CO2-heffing voor de industrie kan op een ruime meerderheid rekenen (64%). Hier is 13% tegen.

Grote bedrijven moeten meer doen

De overheid moet zorgen dat grote vervuilende bedrijven zich houden aan het Klimaatakkoord van Parijs. Dat vindt bijna 90% van de Nederlanders.

Een ruime meerderheid (57%) vindt de klimaatafspraken van Parijs zo belangrijk, dat andere zaken daarvoor moeten wijken. Evenveel mensen denken dat we met het huidige beleid niet gaan voldoen aan die afspraken. Ook de helft van de CDA- en VVD-kiezers is hier niet optimistisch over.

Klimaat en gezondheidszorg belangrijkste thema’s

Voor de kiezers is klimaat het belangrijkste stemmotief (17%). Daarna volgen gezondheidszorg (14%), woningmarkt en corona (elk 12%), normen en waarden (11%), en economie (8%). Klimaat wordt het vaakst als belangrijkste thema genoemd. Toch spelen bij CDA- en VVD-kiezers andere onderwerpen een grotere rol bij de partijkeuze.

Overschatting hoe goed Nederland het doet

De meeste Nederlanders denken dat ons land het wat klimaat betreft redelijk doet ten opzichte van andere landen. In werkelijkheid staat Nederland op plek 17 van 22 westerse landen. En zelfs pas op de 19de plek als je alleen naar de laatste 10 jaar kijkt, de periode Rutte. Slechts 14% weet dit juist in te schatten. Dat de meeste kiezers toch willen dat het volgende kabinet meer doet aan de klimaatcrisis is opvallend en hoopgevend.

Lees hier het hele rapport van I&O Research.

Klimaatopwarming tast landbouwproductiviteit aan

Onderzoekers van de Cornell University, de University of Maryland en Stanford University hebben een model gemaakt om het effect van klimaatverandering op de productiviteit in de landbouw in de wereld te meten. Ze hebben de jaarlijkse gewasopbrengsten van landen verspreid over de wereld op een rij gezet en die vergeleken met jaarlijkse gegevens over het weer, zoals temperatuur en neerslag, van de laatste 60 jaar.

Het artikel is geplaatst in Nature Climate Change van 01 april 2021. Hoofdauteur is de econoom Ariel Ortiz-Bobea.
Omdat het artikel achter de betaalmuur zit, hier informatie uit De Boerderij van 12 april2021, ScienceDaily van 01 april 2021 en de Cornell Chronicle van dezelfde datum.
ScienceDaily is te vinden op www.sciencedaily.com/releases/2021/04/210401112554.htm . Daarin een verwijzing naar materiaal van Cornell, zijnde https://news.cornell.edu/stories/2021/04/climate-change-has-cost-7-years-ag-productivity-growth , en daarin een filmpje waarin de hoofdauteur zijn werk uitlegt op

Dit soort wetenschappelijk werk leunt sterk op statistiek. Er liggen heel veel data klaar en die worden met wat als-scenario’s (counterfactuals) geanalyseerd. Op de verticale as verschijnt steeds de Total Factor Productivity (TFP). Dat is een in de landbouw veel gebruikte maat om de input in brede zin in een landbouwsysteem te vergelijken met de output over een breed scala aan gewassen (voor een betere uitleg zie www.ers.usda.gov/data-products/international-agricultural-productivity/ . Het is dus geen opbrengstmaat in de zin van ton van iets per hectare, maar een efficiencymaat. Als de TFP stijgt, levert dezelfde input meer output vice versa.

De (mondiale) dataset is gekneed met 200 wat als-scenario’s, die elk een lijntje geven in bovenstaande grafiek, en afgezet op de horizontale as tegen het jaar.
De horizontale nullijn is hoe de productiviteit zich ontwikkeld zou hebben zonder door de mens veroorzaakte klimaatverandering. Het resultaat is zonneklaar dat ten opzichte van 1961 de productiviteit van de landbouw mondiaal 21% gedaald is (met een flinke spreiding), met de mensgemaakte klimaatopwarming als oorzaak.
Het effect was groter dan de onderzoekers vooraf geschat hadden. In essentie is het resultaat van technologische vooruitgang en teelt- en gewasverbetering uitgewist. Alle technische vooruitgang heeft de mensheid niet van de weersafhankelijkheid, en daarmee van de klimaatafhankelijkheid, afgeholpen.
Klimaatverandering is dus niet alleen maar een probleem voor toekomstige generaties, zoals vaak gedacht wordt. Het werkt nu al.

En het werkt op verschillende plaatsen zeer verschillend.  Waar het al warm is, heeft de temperatuurstijging nog meer effect. De Sahellanden en Midden-Amerika leveren rond de 26 tot 34%% in, Spanje en Italië 15 a 20%, Nederland en omgeving altijd nog 5 a 10%, Canada en Rusland niets.

Luchtkwaliteitsbidbook Eindhoven betekent een verbetering

Inleiding
Op 06 april bracht de Eindhovense Rekenkamercommissie haar rapport uit over de geschiedenis van het Eindhovense luchtkwaliteitsbeleid. Mijn oordeel was, en is, kritisch: het beleid ging in het verleden de goede kant op, maar was te sloom (Eindhoven liep achter bij andere gemeenten), en was en is te veel verslaafd aan shiny technische oplossingen terwijl in praktijk het ‘gewone’ werk de vooruitgang bracht.
Het Rekenkamerrapport ging, naar mijn smaak, onvoldoende kritisch op het beleid in.
Zie www.bjmgerard.nl/?p=15173 .

Drie dagen later bracht het College van B&W een RaadsInformatieBrief (RIB) uit, met als bijlage een nadere onderbouwing door CE Delft van de gezondheidsschade, die de luchtvervuiling in Eindhoven aanricht, en een Bidbook.
De gezondheidsschade is in het vorige artikel afdoende behandeld.
Het Bidbook ademt een meer ambitieuze sfeer en zet daarmee een andere trend. Dit Bidbook verdient in eigen recht bespreking. Waarschijnlijk ziet men hier wethouder Thijs (GroenLinks) aan het werk.

De raadsinformatiebrief, met bijlagen, is hier te vinden op https://eindhoven.parlaeus.nl/user/bestuursdocument , en dan op de datum 9 april 2021.

De Raadsinformatiebrief en de intenties in het Bidbook
In de RIB stelt het College dat de situatie nijpend is (overigens bij raadpleging van de tabel in het vorige artikel ongeveer even nijpend als in Amsterdam en Rotterdam). Eindhoven ligt tussen drie grote industriegebieden, er rijden relatief veel auto’s, rond de stad ligt veel intensieve veehouderij en de bevolking is ouder dan gemiddeld.  

Het College plaatst dit in de grotere context van strategische ontwikkelingen.
In het Stedelijk Gebied (Eindhoven, Helmond en 7 andere gemeenten) moet het aantal inwoners omhoog van 480k naar 580k. Er is bijvoorbeeld een Woondeal waarin Eindhoven tot 2040 62000 woningen wil bouwen (de helft van wat er nu staat). Onder deze en andere trends liggen strategische beleidsstukken, o.a. met betrekking tot de ontwikkeling van het centrum.  Is er een relatie met het klimaatbeleid, het groenbeleid en het mobiliteitsbeleid.
De bespreking van deze context voert hier te ver.

Het College wil de levensduurberoving door de vuile lucht in tien jaar terugbrengen van de huidige negen maand naar vijf maand.
Vanaf 2019 voldoet Eindhoven aan de wettelijke Nederlandse eisen. Met name NO2 was een probleem.
Door (met enige vertraging) mee te doen aan het Schone Lucht Akkoord (SLA) dd jan 2020, geeft Eindhoven te kennen dat het toe wil werken naar de advieswaarden van de WHO. Daar is fijn stof PM2.5 en PM10 de bottle neck.

De extra ambitie in het SLA vraagt om extra geld voor extra projecten in het Bidbook. Het Rijk heeft voor het hele land samen €50 miljoen voor het SLA over en dat is veel te weinig, vinden B&W van Eindhoven (terecht). B&W willen voor de eigen Eindhovense projecten alleen al ca 6,6 miljoen.
In de RIB wordt dreigende taal gesproken. Tot nu toe geeft het kabinet geen sjoege en als dat zo blijft, zeggen B&W, beperkt Eindhoven zich tot zijn wettelijke taken en is het adieu SLA.
Mogelijk moet men dit als onderhandelingstactiek zien.

SLA bidbook schone lucht_digitaal Rapport

De acht ‘fiches’ in het bidbook.
Nogal wat van deze ‘fiches’ zijn in het verleden ook al door Milieudefensie ingebracht. Met wat grootspraak kun je stellen, dat Eindhoven hier het verkeersplan van Milieudefensie uit 2014 uitvoert.

  1. De ‘Menukaart autoluw centrum’.
    Doel is minder auto en meer lopen, fiets- en ov-gebruik.
    Middelen zijn:
    – Deelmobiliteit, met bewoners, bezoekers en werkgevers als doelgroepen;
    – Gedragsbeïnvloeding van bewoners, werknemers en bezoekers van de stad;
    – MaaS-pilot, waarbij we grote werkgevers optimale vervoersmodaliteiten aanbieden;
    – Uitbreiding van de capaciteit van fietsenstallingen in het centrum en rond Eindhoven Centraal;
    – Verdere aanleg van snel/doorfietsroutes (regionaal);
    – P&R’s/hubs, om parkeren buiten het centrumgebied met een hoogwaardig en emissievrij openbaar vervoer aantrekkelijk te maken voor bezoekers van het centrumgebied en andere bestemmingen;
    – Bouwhub en andere overslagpunten in combinatie met stadslogistiek om zoveel mogelijk emissievrij goederen in het gebied binnen de ring te brengen en afvalstromen af te voeren.
    Dit zijn bestaande plannen met bestaand geld.
  2. De aanpak van de Westelijke Binnenring, Westtangent en Fellenoord, Westelijke Ring in combinatie met de bereikbaarheid van het station aan Centrumzijde. Hier ontmoedigen we het doorgaand gemotoriseerd verkeer.
    Middelen:
    – Aanpassing/herinrichting westelijke Binnenring met snelheidsreductie naar 30 km/uur;
    – Herinrichting Fellenoord en Westtangent binnen ‘Eindhoven Internationale Knoop XL’;
    – Verbeteren capaciteit en doorstroming Westelijke Ring;
    – Herinrichten/opwaarderen Fuutlaan (op een nog onbekende termijn)
    Dit alles kost naar schatting 22,25 miljoen, waarvan de 3,5 miljoen voor de capaciteitsuitbreiding van de Westelijke ring vanuit het Rijk gewenst wordt.
  3. Stappenplan nul-emissiezone binnen de ring 2030
    Doel is gefaseerd de strengere emissie-eisen voor diverse voertuigcategorieën binnen de ring invoeren, met als uiteindelijke doel een nul-emissiezone binnen de ring te realiseren.
    Middelen zijn het gefaseerd invoeren van strengere emissie-eisen voor diverse voertuigcate­gorieën binnen de ring en de organisatie van een Bouwhub en andere overslagpunten in combinatie met stadslogistiek om zoveel mogelijk emissievrij goederen in het gebied binnen de ring te brengen en afvalstromen af te voeren. Verder wat er in fiche 4, 5 en 6 staat
  4. Sloopregeling brommers en scooters op landelijk niveau in combinatie met bromscooters verplaatsen van het fietspad naar de rijbaan.
    Brommers en scooters krijgen tot nu toe weinig aandacht. Dat is opmerkelijk, want volgens TNO is een oude tweetakt brommer 2700 maal vervuilender dan een bestelbus.
    Tweetakt brommers blijken opmerkelijk onverwoestbaar. Bijna 1/3de van de totale vloot van 8500 van die ondingen is van voor 2007. Vandaar dat al veel steden Eindhoven voorgingen in een gesubsidieerde euthanasie op oude tweetaktbrommers middels een sloopregeling. Het denkmodel is dat ongeveer 1/6de van de oplaag voor enige honderden Euro’s per stuk uit dienst genomen wordt.
    Bij elkaar moet dat op ongeveer 1 miljoen uitkomen, te betalen door het Rijk (is de wens).
  5. Sloopregeling oude bestelauto’s en -busjes
    Oude bestelbusjes mogen straks niet meer in de milieuzone.  B&W vragen het Rijk op verzoek van de gemeenteraad van Eindhoven het voor ondernemers mogelijk te maken door middel van een subsidieregeling om binnen het Stappenplan Nul-emissiezone binnen de Ring (2030) aan de juiste emissie-eisen te kunnen voldoen.
    Vooralsnog is dit een PM-post, betaald gewenst door het Rijk.
  6. Taxivervoer versneld verschonen
    De Eindhovense gemeenteraad wil dat behalve het OV ook het taxivervoer versneld minder vervuilend wordt. Voor de opstapmarkt is er beleid om met ingang van 1 januari 2026 uitsluitend emissievrij toe te staan. Aan de zuidkant van het station mogen dan alleen nog emissieloze taxi’s staan.
    Voor de bel- en bestelmarkt volgt Eindhoven de lijn die het Rijk hierin momenteel volgt. Samen met andere gemeenten probeert Eindhoven deze markt gelijk te trekken aan de opstapmarkt.
    Er ligt een heel pakket middelen op voorraad dat hier te ver voert.
    De gemeente hoopt op 1,375 miljoen van het Rijk.
  7. Aanpak van houtstook bij particulieren
    De gemeente heeft daar weinig te vertellen (bijvoorbeeld niet over het Bouwbesluit). Het Rijk moet betere wetten maken. Geld wordt niet gevraagd, dat ligt er al.
  8. Het luchtmeetnet ILM2.0 met burgerparticipatie
    Dat is de doorontwikkeling van het 1.0 – netwerk van Aireas. Alle 21 gemeenten van het MRE-gebied doen mee.
    De ambitie is om het te koppelen aan de Milieu Gezondheids risico Indicator van het RIVM en ook roet, ammoniak en de positieve waarde van groen te gaan meten.
    Dat alles kost 2,0 miljoen en men hoopt op 0,75 miljoen van het Rijk. Er is enig chagrijn dat dag geld alsmaar niet komt, terwijl het meetnet al begint te draaien.

Eindhoven Airport
De luchthaven is geen hoofdonderwerp van het Bidbook, maar wel een nevenonderwerp dat opmerkelijk kritisch aan de orde komt. Het is wel eens anders geweest in de Eindhovense gemeentepolitiek.
In een kort hoofdstukje over de luchtvaart stelt het Bidbook “Als we praten over de luchtvervuiling die buiten de invloed van de gemeente Eindhoven om wordt veroorzaakt – de zogenaamde achtergrondconcentratie – dan kunnen we niet om Eindhoven Airport heen. De luchthaven is een factor van belang, al heeft de stad Eindhoven er weinig invloed op. Meten is weten, en kennis leidt (vaak) tot verstandig beleid, kortom is van groot belang in de beleidscyclus.” Het meten heeft betrekking op het systeem ILM2.0, dat ook bij het vliegveld moet gaan meten.
Op pagina 9 stelt het Bidbook “Uit in 2011 door TNO iov COVM verrichte studies is gebleken dat de groei van de luchthaven naar 43.000 vluchten alleen al in 2020 zou leiden tot een verhoging van de regionale achtergrondconcentratie van Stikstof met 10%.” Ik heb dit nog niet kunnen achterhalen, dat wordt zoeken. Het klinkt interessant voor de discussie over de Natuurvergunning van Eindhoven Airport.

Eindhovense Rekenkamer inventariseert luchtkwaliteitsbeleid onkritisch

Inleiding
De gemeente Eindhoven heeft haar Rekenkamercommissie gevraagd om de opgaven, de stand van zaken, de doelmatigheid en doeltreffendheid van het Eindhovense luchtkwaliteitsbeleid in kaart te brengen en om aanbevelingen te doen over mogelijke verbeteringen.
De commissie heeft aan de combinatie Decisio (vooral een economisch bureau) en Sweco (een groot ingenieursbureau) gevraagd daartoe het nodige onderzoek te doen. Daartoe zijn interviews afgenomen (onder andere met mij, namens Milieudefensie) en zijn heel veel documenten gelezen.
De Rekenkamercommissie heeft een verhaal toegevoegd aan het onderzoek van Decisio/Sweco en beide samen, onder de naam “Luchtkwaliteit: de lucht geklaard?” uitgebracht in april 2021.
Het rapport is te vinden op https://eindhoven.parlaeus.nl/user/agenda/action=view/id=1298 .

CE Delft heeft in opdracht van de gemeente Eindhoven een verdiepend onderzoek naar de sociale kosten in Eindhoven als gevolg van luchtvervuiling verricht. De toelichting hierop is een bijlage bij de verderop genoemde raadsinformatiebrief van 09 april 2021.

Samenvatting van het rapport
Decisio/Sweco schetsen de historie en de kaders van het Eindhovense luchtkwaliteitsbeleid, te beginnen met het Programma Luchtkwaliteit en Mobiliteit uit 2007, via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL, inmiddels twee maal verlengd in afwachting van de Omgevingswet) dat nog steeds de wettelijke basis is, via de nog steeds leidende verkeersvisie  Eindhoven op Weg uit 2013, via het coalitieakkoord uit 2018, via het advies-Van Geel over het vliegveld, via het bestuurlijke Schone Lucht Akkoord dd 13 jan 2020 (waar Eindhoven zich later bij aansloot, zie www.bjmgerard.nl/?p=11747 ), via het Stappenplan Nul-emissiezone binnen de Ring dd juni 2020 tot de begroting 2021.
In dit lijstje is het nodige weggelaten. In elk geval biedt het Rekenkamerrapport een handzaam overzicht over  het beleid.

Het geld komt of uit de eigen gemeentelijke begroting of van de NSL-subsidies va het Rijk.

Die zijn uitgegeven, waarbij vooral de post-Vestdijk in deze kolommen veel aandacht gehad heeft):

Het blijkt moeilijk om de effectiviteit en doelmatigheid van afzonderlijke maatregelen te becijferen (zei TNO, toen de Knip-Vestdijk speelde). Het autonome schoner worden van het wagenpark en de daling van de meer grootschalige achtergrondconcentraties zijn de dominante factor. In Eindhoven is het verkeer de dominante lokale factor – daarom is luchtkwaliteitsbeleid in Eindhoven vooral verkeersbeleid.
Hieronder de daling in de achtergrondconcentraties (in de eerste figuur hieronder de gele en oranje rechthoek samen).

Vast staat dat er een verbetering te zien is, vast staat dat die vooral van de achtergrond komt, onduidelijk is in hoeverre het Eindhovense beleid invloed heeft op de Eindhovense achtergrond, en voor verbeteringen per straat (dus de bobbel en de piekjes in het geel-oranje-rode diagram) moet men te rade bij de Monitor van het NSL.
Het Rekenkamerrapport bepaalt zich tot het weergeven van de bewering van de gemeente Eindhoven dat in 2019 voor NO2 nergens meer de WHO-waarde, tevens EU-norm, van 40µgr/m3 overschreden werd.

Totaliter, zegt de gezondheidsindicator van het RIVM, is het aantal maanden levensduurverkorting in Eindhoven teruggelopen van 9,3 maand in 2015 naar 8,2 maand in 2019.

Kaarten en metingen
De dalende grafiekenset van 2010 t/m 2019 (hierboven) is nog bepaald met ouderwetse Palmesbuisjes op 35 plaatsen in Eindhoven.

Samen Meten-intropagina RIVM dd 10 april 2021, 16.00 uur, voor PM2.5

Het oude Aireas-netwerk Innovatief Lucht Meetnet (ILM1.0) is per april 2020 uit de lucht gehaald. Het wordt doorontwikkeld naar een regionaal meetnet (ILM 2.0) .
Dat is inmiddels te raadplegen op https://samenmeten.rivm.nl/dataportaal/ . OP deze site kan men op de gebruikelijke wijze zoeken, vergroten en kiezen. Decisio/Sweco noemen deze site wel, maar plaatsen er geen materiaal van. Daarom als voorbeeld hierboven een schermbeeld voor 10 april 2021, 16.00 uur, voor PM2.5 .

Een alarmerend ogende kaart staat op bladzijde 21 van Decisio/Sweco.

Het Rekenkamerrapport geeft bij deze kaart te weinig informatie.
Het Milieu Gezondheids Risico (MGR) is een door het RIVM ontwikkelde index voor gebruik in ruimtelijke plannen. Zie www.atlasleefomgeving.nl/meer-weten/ruimte , waar de kaart te vinden is en (niet onbelangrijk) de legenda, en op www.atlasleefomgeving.nl/milieugezondheidsrisico , waar het begrip uitgelegd wordt. Ook www.atlasleefomgeving.nl/nieuws/milieugezondheidsrisicos-mgr-van-overijssel-tot-eindhoven is interessant. OP www.atlasleefomgeving.nl/kaarten?config=3ef897de-127f-471a-959b-93b7597de188&gm-b=1544180834512%2Ctrue%2C1%3B1553093826514%2Ctrue%2C0.8%3B&gm-x=150000&gm-y=455000&gm-z=3 valt de kaart te schuiven en te vergroten.
In de index worden de milieufactoren PM10, NO2 , en geluid van rail, vliegtuig, weg en industrie gecombineerd. Andere milieufactoren worden homogeen over Nederland verdeeld verondersteld. (Men kende in Nederland al de Gezondheidseffectscreening (GES) van de GGD, die net zoiets doet, maar dan met meer variabelen meegenomen).
De kaart in kwestie dateert uit 2016.
Op dat moment hing men de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) van 2014 aan, die stelde dat 5 a 6% van alle ziekte en sterfte in ons land wordt veroorzaakt door milieufactoren. Bij het VTV 2018 is dat teruggebracht tot 4%.
Het (kleurgecodeerde) percentage geeft dus aan hoeveel % van alle ziekte en sterfte in het betreffende gebied wordt of zou worden veroorzaakt door milieufactoren. Men moet zich daarbij wel realiseren dat in een groot deel van het rood gearceerde gebied niemand woont.

De provisorische Knip Vestdijk toen hij er nog was

Wat ik er van vind
Ik vind dat het Eindhovense beleid de goede kant op werkt (moet wel, want het is wettelijk verplicht), maar ik vind het sloom.

  • Ik heb aan de Rekenkamer de benchmarkstudie van Natuur&Milieu aaangeleverd, die in de studie genoemd is, maar die daar slechts kort uitgewerkt is (zie bij mij www.bjmgerard.nl/?p=6545 ). Daar staat, opgeteld over een aantal criteria, over 2017 Eindhoven 27ste van 42 onderzochte gemeenten. Op de keper beschouwd is dus Eindhoven niet de voorhoede.
  • Eindhoven haalde de NSL-doelen in 2019, waar dat in 2015 had moeten zijn.
  • Eindhoven was niet bij de eerste ondertekenaars van het Schone Lucht Akkoord (januari 2020).
  • eindhoven heeft relatief veel autoverkeer.
  • En Eindhoven moest nog beginnen met een Zero Emission Distributie-systeem toen veel andere steden daar al mee op weg waren ((zie www.bjmgerard.nl/?p=12903 ).
Het “Glazen huis” t.b.v. de “Longen van de Stad”

Eindhoven gelooft te veel in zijn eigen Brainportpropaganda. Men zou alles het liefste oplossen met shiny techniek op kosten van Den Haag en/of de provincie, maar op de keper beschouwd valt het resultaat tegen.

  • Van het “de longen van de stad-project” in de parkeergarage op het Stadhuisplein is nooit meer wat vernomen.
  • De emissieloze zelfrijdende bus die een miljard moet kosten lijkt eerder een oplossing op zoek naar een probleem (emissieloos zijn de bussen al en waarom in druk stedelijk gebied zelfrijdend?). Het Politbureau van het Wopke-Wiebes fonds, waarin nota bene Wennink van ASML en Smits van de TU/e, maakte er gehakt van (zie www.ed.nl/eindhoven/investering-van-1-miljard-weegt-niet-op-tegen-voordeel-plan-voor-zelfrijdende-bussen-brainportlijn-veel-te-rooskleurig~a6e51c7c/ )
  • Het meetsysteem ILM1.0 was bij de start innovatief (met dank aan de tomeloze inzet van Jean-Paul Close), maar inmiddels is de techniek overal gevorderd en nu is het gewone, goede standaardtechniek – zie de RIVM-kaart van Samen Meten, er wordt overal Samen geMeten.

Kijk je dan waar de feitelijke winst mee geboekt wordt (voor zover die lokaal gerealiseerd wordt), dan is dat met gangbaar werk als de herinrichting van de Vestdijk en andere straten, met emissieloze bussen en met een fiets- en voetgangerspolitiek.

Het Rekenkamerrapport gaat aan dit soort spanningsvelden voorbij en is daarom nogal clichéematig. Er spreekt niet echt een diepergaande en kritische analyse uit.
En dat is niet omdat ik het er in mijn interview niet over gehad heb.

Het Rekenkamerrapport geeft, per definitie, een terugblik. Zeer kort na het verschijnen van het Rekenkamerrapport verscheen een RaadsInformatieBrief met een vooruitbliek, met als bijlage een andere analyse van de gezondheidskosten en een Bidbook. De vooruitblik is in zekere zin een trendbreuk in positieve richting. Daarover een volgend artikel.

Luchtwachtersactie 15 feb 2018 Mauritsstraat