Subsidie beschikbaar voor verduurzaming sportaccommodaties

Infraroodopname van een sportkantine

Het Rijk heeft een heel verhaal over de mogelijkheden om sportaccommodaties te verduurzamen. Dat is te vinden op https://www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/gebouwen/verduurzaming-utiliteitsbouw/verduurzaming-gebouwen-sportaccommodaties . Voor een bestuurder van een sportclub is hier veel interessants te vinden.

Een van de doorklikmogelijkheden op deze pagina is de Stimuleringsregeling Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties ( https://www.dus-i.nl/subsidies/stimulering-bouw-en-onderhoud-sportaccommodaties  ). Op deze tweede site staat precies uitgelegd wat er wel en niet kan.

Deze is op 01 januari 2019 van start gegaan met €89 miljoen. Subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst verwerkt.
Volgens de nieuwsbrief Solar is daarvan op 06 september 2019 nog 29 miljoen over.

Wellicht een idee voor sportverenigingen?

Clubhuis vv Tivoli Eindhoven

Burgerwindpark De Spinder (Tilburg) leerzame casus

Feiten over windpark De Spinder (Tilburg)
De Spinder is een bedrijventerrein aan de Noordrand van Tilburg, ten Westen van de N261 naar Waalwijk en grotendeels ten Noorden van de N260. Het is een voormalige vuilstort. Er liggen een afvalberg, een afvalverwerking van Attero en een waterzuiveringsinstallatie van Waterschap De Dommel.
Ten Noorden van De Spinder ligt het natuurgebied Huis ter Heide, dat als onderdeel van het Natuur Netwerk Brabant in beheer is bij Natuurmonumenten ( www.natuurmonumenten.nl/natuurgebieden/landgoed-huis-ter-heide ).

De aanzet komt van de gemeente Tilburg, de grondeigenaren en de Midden-Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij voor Energie en Duurzaamheid (MOED). Resultaat is dat een groep van elf energiecoöperaties uit Tilburg en het omringende gebied zijn overeengekomen om, samen met de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM), vier windturbines op te richten in het gebied De Spinder met de naam Spinderwind BV ( zie www.spinderwind.nl ).

De vier windturbines zijn van het type Nordex 117/2400 . Die hebben een ashoogte van 91 m en een rotordiameter 117m, en een nominaal vermogen van 2,4MW. Volgens de specificaties van de fabrikant ( http://www.nordex-online.com/en/produkte-service/wind-turbines/n117-24-mw.html?no_cache=1 ) is het type ontworpen voor locaties met weinig wind. Een turbine zou dan 3500 vollast-uren moeten kunnen draaien. Als dit op De Spinder waar blijkt, zullen de vier turbines samen 0,12PJ elektrische energie per jaar produceren (goed voor ongeveer 7000 huishoudens – die dan nogal veel verbruiken).

Binnen het plangebied liggen 2 bedrijfswoningen, die worden wegbestemd. Het uitgebrachte MER geeft aan dat er vanwege de slagschaduw, zonder stilstandsvoorziening, 10 woningen binnen de directe invloedssfeer van het windpark vallen. 13 woningen bevinden zich binnen de 42 dB Lden-contour. De bezwaren van deze groep bewoners richtten zich tegen een zuidelijk gelegen turbine, die uiteindelijk niet gerealiseerd is.
De dichtstbijzijnde woonwijk ligt ver weg.

Het totale investeringsbedrag van de vier turbines samen bedraagt ca €15,5 miljoen. Dat wordt bijeengebracht als volgt:

  • 7,5% door de BOM (uit het Energiefonds Brabant, waarin gelden die vrijgekomen zijn uit de verkoop van Essent)
  • 7,5% door de gezamenlijke energiecoöperaties. Deze delen dat bedrag door “Spinderdelen” uit te geven van €250 per stuk. Deze Spinderdelen kunnen alleen gekocht worden door leden van de energiecoöperaties. Momenteel zijn ze uitverkocht.
  • 85% uit Vreemd Vermogen (geleend geld).

Het verplichte essentiële informatie-document “BIJLAGE B. INFORMATIEDOCUMENT VOOR SPINDERDELEN” is te vinden op www.spinderwind.nl/burgerwindpark/ , onder de link “overige belangrijke informatie”. Op deze pagina is ook andere belangrijke documentatie te vinden, zoals de publieksbrochure.  

De noodzakelijke SDE+ – subsidie is inmiddels toegezegd.

Aan de procesgang bij de oprichting van Spinderwind en aan de juridische vormgeving is een case study gewijd ( zie www.windopland.info/wp-content/uploads/2018/03/NM-Wind-op-Land-bijlage-Brabant.pdf ) .
Het voert op deze plaats te ver om daar diep om in te gaan. Er staan interessante observaties.

Hierna twee commentaarpunten van mijn kant.

Klein project, opschaalbaarheid onduidelijk
De uiteindelijke uitkomst is een “politiek aaibaar” project geworden, zoals het Casusonderzoek dat formuleert. Milieuorganisaties en politieke kringen zouden erg graag willen dat de energetische verduurzaming van Brabant geheel afgedekt kon worden met dit soort knuffelprojecten. Ook mijn eigen partij, de SP, vindt dat dit type projecten de norm zou kunnen en moeten zijn.

Dat kan helaas niet het geval zijn.

De ene reden is dat De Spinder een goed, maar klein project is (ondanks de ashoogte van 91m). De eerder genoemde opbrengst van 0,12PJ moet worden afgezet tegen de totale energiebehoefte van Brabant, die momenteel rond de 290PJ zit en die, volgens het provinciale document POSAD in 2050 rond de 245PJ zit. POSAD voorziet een windaanbod ter duurzame dekking van rond de 105PJ . Nu kan men van alles vinden van POSAD en de studie is niet zonder gebreken, maar ook als men 58% van de windbehoefte naar zee verplaatst (wat het voorlopige klimaatakkoord doet) , dan nog praat je over een noodzaak van vele honderden Spinders in Brabant.

De andere reden is dat de deelname van de energiecoöperaties de kracht en tevens de zwakte van het verhaal is.
De coöperaties hebben allemaal €5000 ingelegd ter voorbereiding, en hebben jarenlang ontzettend veel werk gestoken in dit ene kleine project. Hiervoor past een grote erkentelijkheid, maar het is een inspanning die niet willekeurig herhaald kan worden. De deelnemende coöperaties (alle coöperaties in Midden-Brabant die wat voorstellen) keren nu even tot hun normale bezigheden terug. Misschien kan er weer een behapbaar project elders in Midden-Brabant over een paar jaar, maar dit soort versnipperde handelingen slepen de grote getallen niet binnen.

Actie tegen verkoop Essent 2009

Wat zich hier diepgaand wreekt, is dat publieke energiebedrijven als Essent, die op honderdvoudige schaal konden opereren als de gezamenlijke midden-Brabantse coöperaties, geprivatiseerd zijn. Mijn eerste keus zou zijn her-nationalisatie van de Nutsbedrijven. Getallen die er toe doen, kunnen met geen mogelijkheid door energiecoöperaties geleverd worden. En dat valt ze niet te verwijten.

Natuurmonumenten
Natuurmonumenten was fel tegen windturbines op De Spinder, en is dat nog steeds, al hebben ze het verzet opgegeven.

Er is goed onderzocht of de natuur zelf schade ondervindt. Dat is niet of nauwelijks zo.
Er is geen effect op Natura2000-gebieden. Effecten van windturbines op vogels zijn te verwaarlozen in vergelijking met die van andere doodsoorzaken. De uitwerking op vleermuizen is minder goed bekend, maar het op goedgekozen momenten stilzetten van de turbines brengt de eventuele schade, die er mocht zijn, drastisch nog verder terug.
Ook vanwege de bestaande aard van het gebied gaat er daar geen natuurwaarde verloren.

De crux zit in de menselijke beleving. Het probleem is dat je de turbines vanuit Huis ter Heide ziet.

Nu is Natuurmonumenten voor zijn functioneren sterk afhankelijk van de menselijke beleving. Mensen worden lid omdat ze de natuur mooi vinden en willen dat die blijft. Ikzelf overigens ook.
Maar de natuur wordt ook beïnvloed door verbranding van fossiele brandstoffen (bijv. door stikstofoxide of klimaatdroogte). En tegen die fossiele brandstof-effecten helpen windturbines. Windturbines zijn een vriend van de natuur, maar niet van de natuurbeleving.

De achterban van Natuurmonumenten heeft het bestuur gevraagd ook al om geen hout meer te stoken.
De gezamenlijke Natuur- en Milieuorganisaties hebben met de Constructieve Zonneladder een document opgesteld dat toch vooral remmend bedoeld is.

Er botsen hier verschillende crises op elkaar: energie – klimaat – biodiversiteit – grondwater. De natuur gaat daar niet onveranderd uit komen.
Natuurmonumenten zou er mijns inziens wijs aan doen om zich, samen met de achterban, op een betere manier met dit spanningsveld om te gaan. Anders wordt Natuurmonumenten een van de grootste drijvende krachten tegen duurzame energie.

Voor een verhaal door Barbara Tetteroo op de BMF-site zie www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/burgerwindpark-de-spinder-van-idee-naar-werkelijkheid/ .

Inspectie van de Nordex-rotorbladen in de Antwerpse haven


Oproep: Ken jij geplande energieprojecten in jouw omgeving? Geef het door aan de BMF!

De Brabantse Milieu Federatie (BMF) doet in haar nieuwsbrief van 29 aug 2019 onderstaande oproep. Het hoort bij de voorbereiding van een nieuwe, ondergrondse hoogspanningslijn van Tilburg over Best naar Eindhoven ter vervanging van de huidige bovengrondse, die binnen enkele jaren tegen zijn grenzen aanloopt en sowieso aan onderhoud toe is.
In juni 2019 hebben erover drie informatieavonden plaatsgevonden (in Tilburg, Oirschot en Best).
In het verhaal hieronder een link naar de Tennetsite over dit plan.

Tennet ontwikkelt een hoogspanningstracé op het traject Tilburg-Best-Eindhoven. De BMF adviseert Tennet om rekening te houden met de groeiende vraag en het aanbod van duurzame energie in het gebied. Ken jij geplande energieprojecten rondom het traject, laat het ons dan weten.

Tennet heeft een voorlopig voorkeursalternatief gekozen voor het hoogspanningstracé Tilburg-Best-Eindhoven. Wij adviseren Tennet om extra hoogspanningsstations te bouwen, zodat toekomstige windparken en zonnevelden makkelijk aangesloten kunnen worden op het elektriciteitsnetwerk. Zo voorkomen we dat er in de toekomst opnieuw natuurwaarden worden gehinderd, als er dan alsnog een hoogspanningsstation moet komen.

Extra station

De vraag naar elektriciteit zal namelijk alleen maar toenemen en daar moeten we nu al rekening mee houden. Tennet kan echter pas een extra station bouwen als er genoeg duurzame energieprojecten zijn in het gebied en er concrete aansluitverzoeken liggen.

Ken jij een gepland wind- of zonneproject binnen het gebied op bovenstaande kaart? Al is het plan nog lang niet concreet. Geef deze aan ons door per mail naar Hanne van de Ven (contactgegevens hieronder) . Het gaat om projecten van minimaal 3 windturbines of 10 hectare zonneveld (meer dan 10 MW).

Natuurwaarden

Brabantse Landschap, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten zijn betrokken bij de ontwikkeling van het tracé om te zorgen dat de natuur zo min mogelijk hinder krijgt van het project. Kijk voor een actueel overzicht van het project op: www.tennet.eu/tilburg-best.

Hanne van de Ven
013-535 6225
E-mail
LinkedIn

Voorlopige trajectkaart (site Tennet)

Greenchoice plaatst megabatterij bij windmolenpark Hartelkanaal

Greenchoice heeft op 26 november 2018 een persbericht uitgebracht over de plaatsing van een grote opslag voor elektrische energie bij de windturbines van Greenchoice aan het Hartelkanaal. Met dergelijke opslagsystemen (waarvan er nog veel te weinig zijn) kan men binnen zekere grenzen piekbelastingen opvangen. De onlangs als noodzakelijk aangekondigde uitbreiding van het elektriciteitsnet kan er iets kleiner door blijven.
Op 06 juni 2019 werd de batterij in gebruik genomen (zie www.greenchoice.nl/groen-bezig/hartelkanaal/ ).
Hieronder het eerste persbericht.
De foto’s in dit artikel komen van Greenchoice.

Bij windmolenpark Hartelkanaal in Zuid-Holland plaatst Greenchoice een megabatterij voor de opslag van groene stroom. De duurzame energieleverancier wil hiermee verspilling van windenergie tegengaan en een bijdrage leveren aan een stabiel en duurzaam energiesysteem in Nederland. De batterij bestaat uit zes opslageenheden die elk een zeecontainer groot zijn. Samen kunnen ze 10 megawattuur (MWh) duurzaam opgewekte stroom opslaan. Daarmee is het de grootste batterijopslag bij een windmolenpark in Nederland.

In ons land wordt steeds meer duurzame stroom opgewekt. Om vraag en aanbod van stroom op ieder moment van de dag in evenwicht te houden, groeit de behoefte aan flexibiliteit. De batterij aan het Hartelkanaal moet in die flexibiliteit gaan voorzien.

Maurice Koenen, manager Inkoop- en Portfoliomanagement van Greenchoice: “Aan het Hartelkanaal hebben we 8 windmolens staan. Samen leveren ze per jaar gemiddeld 68 GWh groene stroom. Als het hard waait, is er veel aanbod. Als de vraag op dat moment echter laag is, kan het zijn dat de windmolens uit de wind gedraaid moeten worden. Zo gaat duurzame stroom verloren. Met de batterij kunnen de turbines blijven draaien. De opgewekte stroom wordt in de batterij opgeslagen en kunnen we op een later moment aan het energienet leveren. Ook gaat de batterij diensten leveren ter ondersteuning van 50hz frequentie op het energienetwerk.”

Opslag van elektrische energie bij de windturbines van Greenchoice aan het Hartelkanaal

Met de batterij bereidt Greenchoice zich voor op grootschalige integratie van hernieuwbare energie op het elektriciteitsnet. “Hoe meer duurzaam opgewekte stroom we kunnen opslaan, hoe beter”, aldus Koenen. “Als dit project bij het Hartelkanaal succesvol verloopt, willen we ook op andere locaties batterijen plaatsen. Zo kunnen kolen- en gascentrales uiteindelijk afbouwen, houden we flexibiliteit en een stabiel elektriciteitsnet.”

De batterij wordt geleverd door Alfen. Stephanie Schockaert, salesmanager bij Alfen: “We leveren een 10 MW-systeem dat bestaat uit zes opslageenheden met vooraf geïntegreerde batterijen. Het is een plug & play-oplossing die toekomstige uitbreidingen of transport van het systeem naar een andere locatie ook mogelijk maakt. Naast dat we het systeem leveren, integreren we het ook in het lokale elektriciteitsnet.”

Triodos Bank financiert het project. Tallien Zijlker, relatiemanager bij Triodos Bank: “Nu we steeds meer energie duurzaam opwekken, wordt het uitdagender om de energievraag en energielevering in balans te houden. Dit type batterijen biedt een passende oplossing en versnelt de noodzakelijke elektrificatie van onze economie. Samen met Greenchoice zetten we een veelbelovende eerste stap in deze relatief nieuwe markt.

Het persbericht is in zoverre verwarrend dat er zowel over 10MW als over 10 MWh gesproken wordt. Dat zijn toch echt twee verschillende dingen: de MW staat voor vermogen (hoeveel energie er per seconde in of uit kan), de MWh voor totaal opgeslagen energie.
Om het te snappen heb ik de specificaties opgezocht. Alfen heeft batterijspecificaties geplaatst op https://alfen.com/nl/energieopslag/thebattery-specificaties . Met zes van de grootste, daar geplaatste, batterijcontainers zou het mogelijk moeten zijn om beide getallen 10 te realiseren. Als zowel 10MW als 10MWh juist is, kan het systeem (indien vol) bij windstilte op papier ongeveer een uur lang leveren.
Welke containers er aan het Hartelkanaal geplaatst zijn, vermeldt het persbericht niet. Het is ook niet aan de foto te zien.

De Greenchoice-turbines aan het Hartelkanaal zijn 3,0MW nominaal per stuk, dus samen 24MW.

Ups and downs van het Nederlandse bos en het IPCC

Ter inleiding
Op deze site wordt veel aandacht besteed aan de rol van biomassa als bron van producten en duurzame energie. Dat leidt tot veel discussie. Maar uit alles blijkt, dat Nederland alleen aan voldoende duurzame energie kan komen met een mozaiek-oplossing waarin alle denkbare mogelijkheden meegenomen worden. En dan nog.

Houtpellets

Vooropgesteld zij dat biomassa meer is dan alleen maar hout (zie www.bjmgerard.nl/?p=9853 en www.bjmgerard.nl/?p=9919 ), en dat veruit het meeste geoogste hout geen brandhout wordt. Ik kom in het eerste artikel op ongeveer 30% van de biomassaenergie uit hout. Het Actieplan Bos en Hout spreekt van 20% van geoogst hout ten behoeve van brandhout. En bij Staatsbosbeheer (SBB) gaat bijvoorbeeld 13% van de houtoogst naar brandhout en biomassa (www.staatsbosbeheer.nl/over-staatsbosbeheer/dossiers/bos-en-hout/bos-en-hout-in-cijfers) . Mensen  focussen zich echter op die 30% als ware dat 100%, en menen dat complete bossen gekapt worden slechts met doel om brandhout te maken (wat, in elk geval in Nederland en in ruimere zin in Europa) als regel niet zo is.

In de discussies over bomen ziet men soms het bos niet meer. Kapdiscussies zijn vaak emotioneel (Gij zult niet …. ) en vaak niet feitelijk. De recente discussie binnen Natuurmonumenten is een voorbeeld.
Dat valt de mensen niet kwalijk te nemen, want cijfers over de bosvoorraad en het bosbeheer zijn moeilijk in overzichtelijke vorm te vinden. Ze zijn er echter wel en ze zijn openbaar toegankelijk als je weet waar je zoeken moet.
Bovendien is het ingewikkeld. Eigenlijk zijn er meerdere crises tegelijk. Het klimaat is in crisis, de biodiversiteit, de duurzame energie is in crisis, mondiaal het voedsel door de slechte verdeling ervan; landschap, grondwater en de luchtkwaliteit zijn in Nederland minstens een punt van zorg. Tussen de problemen bestaan positieve en negatieve dwarsverbanden.

Zoiets ingewikkelds als een bos heeft met al die dingen te maken.

Veel mensen betreden de discussie vanuit één deelbelang dat voor hen het zwaarste weegt. Zodoende zetten landschapsbehouders zich tegen brandhout, zonneparken en windturbines af, luchtkwaliteit-ijveraars tegen biomassacentrales, enz. Als iedereen zijn zin kreeg, ging de hoeveelheid duurzame energie in Nederland eerder achteruit dan vooruit.
Er is dringend behoefte aan een integrale aanpak op een niveau dat de tegenstellingen overstijgt.

Ik heb me voorgenomen om hier een overzicht te geven van de omvang, door de jaren heen, en de hoedanigheden van de Nederlandse bosvoorraad. Ik heb bestaand onderzoek (niet van mijzelf) geprobeerd op een rijtje te zetten. Waar praat je nou feitelijk over?

Op de doelen, waarvoor geoogst hout gebruikt wordt, kom ik in een later artikel terug.

Lang geleden
In den beginne was Nederland vol van bomen en bijna ledig van mensen. Er is vlijtig aan gewerkt om die verhouding om te keren en rond 1750 was het dieptepunt bereikt. Sindsdien gaat het weer omhoog. Wikipedia ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Bos_(vegetatie) ):

“Alle huidige bossen in Nederland zijn dan ook aangeplant. Het laatste ‘oerbos‘, het legendarische Beekbergerwoud, werd tussen 1869 en 1871 gekapt. Desalniettemin neemt het bosareaal in Nederland al 250 jaar lang voortdurend toe. De situatie bevond zich midden 18e eeuw op een dramatisch dieptepunt. Destijds was in wat nu Nederland is nog slechts 50.000 hectare bos over. Sindsdien nam de oppervlakte naar schatting als volgt toe:

  • 1750: 50.000 ha. (2%)
  • 1850: 100.000 ha. (3%)
  • 1950: 250.000 ha. (7%)
  • 2002: 360.000 ha. (10,6%)

In 1994 formuleerde het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de doelstelling om in 2020 420.000 ha. bos te hebben, wat uitzicht biedt op 500.000 ha. bos (15% van de landoppervlakte) in 2050. Het kabinet-Balkenende II heeft echter het beleid ten aanzien van natuurontwikkeling veranderd, door meer nadruk te leggen op particulier initiatief, bijvoorbeeld van boeren. Hierdoor is de aangroei van het bosareaal gestagneerd.

De 6de Nationale Bos Inventarisatie
Nederland voert om de zoveel jaar een Bosinventarisatie uit. De laatste (de zesde) dateert van juni 2014. Het document is op te halen op http://edepot.wur.nl/307709 . De NBI6 is op dit gebied hèt standaardwerk.
Wie een snelle samenvatting wil, kan ook op www.clo.nl/indicatoren/nl0069-ontwikkeling-nederlandse-bos kijken.

Voor de NBI6 zijn in 2012 en 2013 metingen uitgevoerd op 3190 steekproefpunten.
De NBI6 is de opvolger van het Meetnet Functievervulling (MFV) uit 2006, waarvoor metingen gedaan zijn van 2001 tot 2005. Van de NBI6-meetpunten deden er 1235 ook al bij de MFV mee.
De resultaten zijn in een database gezet, die toegankelijk is op www.probos.nl/publicaties/overige/1094-mfv-2006-nbi-2012 .
De inventarisatie is compatible met de LULUCF – richtlijnen van de VN (zie https://unfccc.int/topics/land-use/workstreams/land-use–land-use-change-and-forestry-lulucf ). De inventarisatie dient tevens als Nederlandse verslaglegging t.b.v. internationale verdragen (zoals Kyoto en Parijs).

De oudste Nederlandse inventarisatie dateert van 1938. De volgende inventarisatie (NBI7) loopt van 2017 – 2021 .

De NBI6, samen met de MFV, bevat een schat aan gegevens, zowel kwantitatieve als kwalitatieve. Ik neem enkele tabellen over en geef enig commentaar.

Hier kan men zien hoe oud de bomen zijn. Zo’n 87% van de bomen is van na 1920, dus minder dan 100 jaar oud. In commerciële bossen is de gemiddelde kapleeftijd ergens rond de 50 a 100 jaar.

Van 1990 tot 2009 groeide het totale Nederlandse bosoppervlak van 362.100 naar 373.480 hectare (ha). In diezelfde tijd groeide de totale volume hout van 203.5 naar 229.8 m3/ha.

Lees deze drie tabellen samen als:
Per jaar groeit er gemiddeld volgens NIB6 per hectare 7.3m3  hout bij, gaat er 1.2 m3 spontaan dood, en wordt er 3.4 m3 gekapt. De netto balans is dus 7.3 – 1.2 – 3.4 = 2.7 m3 /ha * y .
Over acht jaar geeft dat ongeveer de 216.6 – 194.6 = 22 m3/ha uit de derde tabel.

2013 t/m 2017
Vanaf 2013 kwam er een andere dynamiek in de bosbouw. Na decennia groei kwam er een dip. Op www.staatsbosbeheer.nl/over-staatsbosbeheer/dossiers/bos-en-hout/omvang-bos-in-nederland beschrijft Staatsbosbeheer wat deze organisatie daarvan vindt. Tevens staat daar een link naar een publicatie van Wageningen Environmental Research (WUR) , waarin de voortzetting van de tweede tabel (die met de oppervlaktecijfers) gegeven wordt. Die leest:

1990                2004                2009                 2013                2017
362046            369980            373423            375679            364830 ha

Als je de periode 2013-2017 nader analyseert, blijkt dat er 12.145 ha bos verdwenen is, en 6745 ha verschenen. Samen een verlies van 5400ha, een getal dat vaak genoemd wordt. Dit is over vier jaar samen. Uiteraard hoort hier een netto CO2 – uitstoot bij.

De publicatie brengt de oorzaken als volgt in beeld:

Deze tabel in zijn geheel is bruto, maar een deel ervan bestaat uit papieren veranderingen in de zin dat satellietopnames beter zijn geworden, omgang met definities strikter, enz. Zo bleek bij nader inzien dat 1318 ha ook in 2013 volgens de strikte LULUCF-definitie al geen bos was, maar bos leek (vanuit de satelliet). En zo zijn er meer slordigheden uitgehaald, waarna er nog steeds ruis is omdat ook de satelliet geen wondermiddel is. En ik vind de tabel raar opgeschreven.
Feitelijk beslaan alleen de bovenste vijf cijferregels reëel menselijk handelen. Daarom is het aantal 12145 ha als netto verlies geteld.

De 2283ha in de tabel bestaat uit tijdelijk snelgroeiend bos in Groningen en Drente, dat op basis van een subsidieregeling uit 1986 zonder herplantingsplicht op landbouwgrond geplant is, en dat inmiddels geoogst is, waarna de grond weer naar de oude bestemming terugkeert. Deze bosafname is (grotendeels) incidenteel, omdat er niet of niet veel meer dan deze 2283 ha geplant is. Over deze post bestaat weinig discussie.

2080ha gaat op aan bebouwde omgeving en overige omvorming, zoals infrastructuur. Hierover is af en toe discussie, maar dan op het niveau van individuele plannen (Amelisweerd, hopelijk zaliger gedachtenis).

Zeer veel discussie gaat over de 7781ha omvorming naar heide, natuurgrasland, moeras of water, 64% van het menselijk handelen. Dit vindt als regel plaats in Natura2000-gebieden, gebieden waarop (geheel terecht) een strikte Europese Natuurbescherming rust. Nederland is wettelijk verplicht om deze gebieden minstens gelijk te houden en op termijn te verbeteren.
Er zijn een heleboel habitat-typen, waarvan het grootste deel geen bos is (zoals zwakgebufferde vennen, vochtige en droge heiden, venen, kalkgras- en blauwlanden, om maar eens een kleine greep uit de lijst te geven). Al die habitats hebben hun eigen biodiversiteit. Overigens hebben de meeste bossen geen Natura2000 – status en heeft niet elk bos evenveel biodiversiteitswaarde. Zie www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase.aspx?main=natura2000&subj=habtypen&groep=0 .
Het is in het belang van de natuurbescherming om de Natura2000-wetgeving op volle kracht in stand te houden. We hebben er o.a. de stikstofwetgeving aan te danken.

Maar de voorlopers van de Wet natuurbescherming (waarin de Natura 2000-wetgeving ondergebracht is) zijn veel ouder dan de klimaatdiscussie (dateren al uit ver in de vorige eeuw). Ze hebben dus nooit rekening gehouden met klimaataspecten. Het Parijsakkoord is uit 2015 en het Kyotoprotocol uit 1997.

De crisis biodiversiteit en natuur en de crisis klimaat hebben hier een strijdigheid. Ze botsen, onder andere omdat voor het uitvoeren van Natura2000 – handelingen geen herplantingsplicht bestaat. In plaats van een gevoelsverhaal op te hangen bij elke gekapte boom, zou men beter kunnen gaan nadenken over een synthesebeleid dat beide goede doelen min of meer de nodige ruimte geeft.
Men kan niet met terugwerkende kracht een herplantingsplicht opleggen. Maar een flinke uitbreiding van het bosareaal zou in praktijk op hetzelfde neerkomen.

Het Actieplan Bos en Hout (oktober 2016) is wat dat betreft een goed voorbeeld. Daarin wordt voorgesteld om 100.000 ha extra bos aan te leggen. Rutte en indertijd Dijksma hebben het ondertekend. Zie www.wur.nl/nl/project/Actieplan-bos-en-hout.htm . Mijns inziens is het het verstandigste om niet per definitie elke boom heilig te verklaren, maar om op het Actieplan in te zetten.

Uit het Actieplan Bos en Hout

Brandhout
Geconstateerd moet worden, op grond van de Wageningse oorzakentabel, dat er in Nederland geen significante hoeveelheden hout gekapt worden met de productie van warmte als hoofddoel. (Alleen van de oogst van tijdelijk bos in Groningen en Drente valt niet te achterhalen voor welk hoofddoel die gebruikt is.) Dat heb ik in deze kolommen al vaker betoogd en het wordt hiermee weer eens bewezen. Het verhaal dat hele bomen uit de grond gerukt worden en rechtstreeks de versnipperaar ingaan, is een broodje aap-verhaal.
Vervolgens wordt het hout voor allerlei doelen gebruikt (daarover in een volgens artikel meer), waaronder ook voor energiedoeleinden.

Het IPCC en de ‘Kap met kappen-leus’.
Op 8 augustus bracht het IPCC het Special Report Climate Change and Land uit (SRCCL). Een omvangrijk pakket.
Het IPCC behandelt de Forestry meestal als onderdeel van het AFOLU-pakket (Agriculture, Forestry and Other Land Use), en differentieert niet altijd naar regio.

Waar dat wel gebeurt, komt het IPCC voor verschillende werelddelen tot verschillende uitspraken. Zo zegt het IPCC in hoofdstuk 2, blz 34, in een context die alleen over bossen gaat:

Overall, there is robust evidence and high agreement for a net loss of forest area and tree cover in the tropics and a net gain, mainly of secondary forests and sustainably managed forests, in the temperate and boreal zones (Chapter 1)”.

Europa is netto een sink, vooral door zijn bossen. Hoe lang die dat nog blijven doen, is de vraag, want ze worden al oud. “Removal occurs at faster rates in young to medium aged forests and declines thereafter such that older forest stands have smaller carbon removals but larger stocks with net uptake of carbon slowing as forests reach maturity (Yao et al. 2018; Poorter et al. 2016; Tang et al. 2014).” – hoofdstuk 2, blz. 80

Groei van de Europese bosvoorraad

“Sustainable Forest Management”, waarover ook het IPCC spreekt, kan in Europa kappen betekenen als de gekapte koolstof langdurig uit het systeem verwijderd wordt. Het IPCC noemt bijvoorbeeld biochar als BECCS (Bio Energy and Carbon Capture and Storage), of houten producten. Op hoofdstuk 2, blz.78 worden in een tabel CO2,eq – waarden genoemd bij deze technieken (die kunnen groot zijn) en bij de meer algemene categorieën Nieuwe- of Herbebossing, Bosmanagement en Agroforestry.

Ik vind dus (bijvoorbeeld) de Greenpeaceleus “Kappen met kappen” niet goed, want te algemeen. Ik snap dat een leus simpel moet zijn en uit het begeleidende verhaaltje blijkt indirect dat bedoeld wordt dat het om tropische gebieden gaat, maar niet iedereen leest dat eruit en, toegepast op Europa, zou de leus wel eens schadelijk voor het klimaat en schadelijk voor de biodiversiteit kunnen zijn.

Een discussie op Facebook over biomassa en bomenkap (toevoeging dd 21 en 22 juli 2019 i.v.m. filmpje)

Ik heb het afgelopen artikel over biomassa en het aandeel hout daarin https://www.bjmgerard.nl/?p=9853 genoemd op Facebook. Je weet van tevoren dat daar commentaar op komt en dat was ook de bedoeling. Ik reageer altijd uiterst zorgvuldig op dit soort bijdragen, omdat ik het als mijn taak zie kennis te verspreiden over milieu- en energiezaken op basis van natuurwetenschappelijke discipline.
Ik heb zoveel werk gemaakt van mijn antwoord op onderstaande twee bijdragen op Facebook, dat het loont om daar een apart artikel op deze site van te maken. Ik ben er maar eens goed voor gaan zitten. Heb ik de volgende keer iets om naar te verwijzen.

Ik heb het ingebrachte commentaar als aanleiding gebruikt om nog eens kritisch door de tekst heen te lopen en verbeteringen en aanvullingen aan te brengen.
Tevens heb ik nog een achtste gedachtenfout besproken.

Houtpellets

Bernard Gerard (oorspronkelijke Facebooktekst)
Er lopen discussies, soms emotioneel, over biomassa-inzet, die vervolgens gelijk gesteld wordt aan houtstook, die weer geassocieerd wordt met bomen die uit de grond gerukt worden en rechtstreeks de versnipperaar in gaan. Dat is grotendeels onzin, mede in de wereld geholpen door onkunde van Zembla en Arjen Lubach.
Het verschijnen van het Jaarverslag 2018 over de inzet van houtige biomassa van het Platform Bioenergie (PBE) gaf de gelegenheid om, met cijfers onderbouwd, te kijken wat er nou echt waar was.
De conclusie: de meeste biomassa is geen hout, nagenoeg alle snipperhout voor professionele inrichtingen is residuhout, en nagenoeg alle materiaal komt uit Europa (meest uit Nederland).
Er bestaat geen principiele reden om tegen het stoken van hout voor energiedoeleinden te zijn.
Zie
www.bjmgerard.nl/?p=9853 .

Een lezer geeft aan dat een van de redenen om tegen het stoken van hout te zijn is de CO2 die vrijkomt.

Bernard Gerard (reactie)
Integendeel. De clou is dat die CO2 ook weer opgenomen wordt. Als je maar over een tijd kijkt die lang genoeg is, is de verbranding van hout bijna CO2-neutraal.

De lezer vraagt zich af hoe lang duurt het dan voordat die CO2 weer is opgenomen.

Meneer G (een andere lezer):
Hout is per definitie CO2 neutraal. De koolstof uit de lucht zit in het hout. Het gaat om het verschil in snelheid. Stook maar een avondje kachel warm en bereken hoe lang je moet wachten voordat het is aangegroeid. Als CO2 compensatie bv vanuit vliegen plaatsvindt dan is dat een oppervlakteclaim voor de eeuwigheid. Immers voor jouw vlucht laat je ergens een boom groeien, die weer dood gaat (CO2 komt vrij) Dus nieuwe boom planten etc etc

Bernard Gerard (reactie)
In de argumentatie van beide lezers komen dezelfde principiele gedachtenfouten terug, die je in deze discussie altijd ziet. Ik zie het als mijn taak om deze te bestrijden.

De eerste gedachtenfout is dat biomassa altijd gelijk wordt gesteld aan houtstook. Mijn verhaal begon met de eerste vraag of die gedachte terecht is en het antwoord is simpelweg ‘nee’ . Veel bioenergie komt niet uit hout.
In dit concrete geval is te begrijpen dat de de lezers biomassa verengen tot hout, omdat het Platform Bio-energie een publicatie uitgebracht heeft (welke basis van deze discussie is) die over het hout-deel van hun bezigheden gaat. Vervolgens heb ik die zelf in het grotere kader van bio-energie in het algemeen gezet.

Desalniettemin wordt deze gedachtenfout veel gemaakt.

Herkomst houtige biomassa (PBE)

De tweede gedachtenfout is dat men bomen kapt met als hoofddoel om ze geheel op te stoken. Dat is een populaire beeldvorming, oa in de wereld gebracht door Zembla en Lubach, maar het is, op zijn minst in de PBE-werkelijkheid, in genen dele het geval.
Het PBE geeft nauwkeurig aan waar hun hout vandaan komt, en dat is bijna uitsluitend afvalhout. Ze geven de herkomst aan.
Hout wordt als regel op de eerste plaats voor andere doelen gebruikt als voor verbranding, nl voor zaken als timmerhout, papier, en vergelijkbare klassieke doelen. De restanten daarvan (bijvoorbeeld via de omweg van de rioolwaterzuiveringsinstallaties), samen met de restanten van beheersmaatregelen, leveren de bulk van de energie.
De zwakke plek in het PBE-verhaal is dat slechts de helft van dit hout gecertificeerd is. De vraag is of er voor alle afvalhout überhaupt een certificering bestaat (gecertificeerd houtachtig materiaal uit de waterzuivering? gecertificeerd afvalhout van de triplexindustrie?). Om een voorbeeld te noemen: veruit de grootste bron van duurzame energie in Schijndel is de verbranding van restanten van de houtverwerkingsfabriek (waarvan dus de hoofdbezigheid is om timmerhout te gebruiken).

De koolstofopslag in een gekapt en herplant bos (via Junginger). De bruine lijn is het aanvankelijke koolstofverlies en de paarse lijn is wat je vervolgens weer vastlegt. Die lijn loopt zeer lang door als je koolstof (in de vorm van hout) uit een bos haalt en voor een langlopend doel gebruikt.

De derde gedachtenfout is dat mensen geneigd zijn hun eigen persoonlijke ontwikkelingsgang tot maat der dingen te verklaren. Het probleem bestond in hun beleving eerst niet, tot het subjectieve individu erover begon na te denken, en vanaf dat moment wordt ineens alles een ingreep (die tot dan toe in de beleving van de persoon in kwestie niet plaatsvond).
Maar de herbebossing van Europa loopt al minstens een eeuw. Er heeft zich een soort balans ingesteld tussen kap en bevordering, waardoor de hoeveelheid bos in Europa al een eeuw groeit. Zie www.bjmgerard.nl/?p=8899 en link eens door naar het verhaal over het Leenderbos (zie www.bjmgerard.nl/?p=6753 ). Ongeveer 120 jaar na de start van dit proces betreden de twee lezers (en vele anderen) het slagveld en vinden dat vanaf dat moment ineens de kap een probleem is en niet meer mag. Een langlopend proces wordt opgehangen aan een willekeurig subjectief beginmoment dat niet aan het objectieve begin ligt.
Zie ook www.bjmgerard.nl/?p=972 .

Gedachtenfout vier is dat in de bijdrage de twee lezers het cruciale woord ‘bosbeheer’ ontbreekt. Er is goed en slecht bosbeheer. Het Europese bosbeheer is en was grosso modo in deze en de afgelopen eeuw goed, en in het tropisch regenwoud is het vaak slecht. Die moeten niet met elkaar verward worden. Boosheid over de een is niet per definitie op zijn plaats bij de ander.
Je kunt overigens geen bos beheren, en ook geen nieuw bos aanleggen, zonder te kappen. Er moet gesnoeid worden, uitgedund, bomen worden ziek, ze waaien om enz.
Tegelijk weet je ook dat een bos slechts beperkt biomassa kan opleveren. Als een boom gemiddeld 100 jaar oud wordt, kun je dus elk jaar in principe maar hooguit 1% kappen en gebruiken (dat doet bijvoorbeeld Staatsbosbeheer). Als ik het dus over kap heb, bedoel ik in dit soort evenwichtscondities of beter.
Een ouderwetse uitdrukking, die in dit verband op zijn plaats is, is dat je het bos moet beheren als een rentmeester. Het brengt jaarlijks op en er is niets op tegen om die opbrengst in te boeken.
Andersom geformuleerd betekent het rentmeesterschap dat je geen willekeurige targets kunt verbinden aan biomassa resp. hout. Je kunt bijvoorbeeld niet a priori eisen dat houtstook kolen geheel moet vervangen. De limiet is het aanbod van wat je op verantwoorde wijze aan biomassa/hout op de been kunt brengen. Die limiet is groter dan nul en niet onaanzienlijk, maar niet oneindig.
Die limiet is overigens voor alle andere vormen van duurzame energie ook niet oneindig.

(Natura2000 – gebieden in Brabant)

Gedachtenfout vijf is dat men denkt dat alle bos per definitie hoogwaardige natuur is (wat niet zo is – er is bos in alle soorten en maten en een deel daarvan is productiebos). En men denkt dat alle niet-bos geen hoogwaardige natuur is.
Dat is een gevaarlijke misvatting. Nederland is gebonden aan de Europese Natura2000 – eisen. Die specificeren een groot aantal biotopen die allemaal vooruit moeten gaan en minstens niet achteruit – reden voor de recente PAS-uitspraak van de Raad van State.
De Strabrechtse Heide is bijvoorbeeld een Natura2000-biotoop die slechts overeind gehouden kan worden door bomenkap, want anders groeit die heide in no time dicht. Op een moment dat goedbedoelende bomenliefhebbers gaan eisen dat het (al dan niet Natura2000-) bos bevoordeeld wordt ten nadele van het andere Natura2000-gebied, zaagt de natuurliefhebber de tak af waarop hij zit. Hij stelt het Natura2000-beginsel ter discussie.
Dit is niet theoretisch, want de belangrijkste reden waarom er in Nederland bomen gekapt worden is voor natuurontwikkeling en -beheer.

Gedachtenfout zes is dat men denkt dat een bos per definitie koolstof vastlegt. Men verwart ‘vasthouden’ en ‘ vastleggen’ .
Geen enkele boom heeft het eeuwige leven. Gerekend over zijn hele levenscyclus slaat een boom geen koolstof op: wat er bij de groei opgenomen wordt, komt er bij het rotten weer uit.
Een groeiend bos legt koolstof vast en houdt koolstof vast. Een stervend bos geeft koolstof af.
Een volwassen bos houdt koolstof vast, maar legt netto geen nieuwe koolstof vast want dan zou die koolstof in hout worden omgezet, en zou het bos groeien – wat een volwassen bos per definitie niet meer doet. Grafisch uitgedrukt betekent dat dat de hoeveelheid koolstof per hectare, uitgezet tegen de leeftijd van het ongestoorde bos, afvlakt tot horizontaal en daarna daalt.
De enige manier om koolstof (in principe) ongelimiteerd vast te leggen in de vorm van hout, is om planmatig te kappen en het hout te gebruiken voor doelen die langer meegaan dan een individuele boom. Ik ben bijvoorbeeld voor een revival van de houtbouw. Zie www.bjmgerard.nl/?p=5576 . Ik las met interesse dat de gemeente Eindhoven hiermee bezig zou willen gaan.

De Chinese Sakyamuni Pagode uit 1056, geheel van hout

Ik ben in principe voor het aanleggen van nieuw bos, als dat bos gerealiseerd wordt op wat nu geen natuurgebied is (bijvoorbeeld landbouwgrond), en zolang men realistische verwachtingen heeft over wat er mee bereikt kan worden. Strategisch gezien biedt extra nieuw bos uitstel en geen eindoplossing.

Maar op die landbouwgrond kan ook een zonnepark gerealiseerd worden en daar ben ik ook helemaal voor.
De goede doelen concurreren vaak met elkaar. Een bos slaat tijdelijk koolstof op en is soms goed voor de biodiversiteit en de recreatie, een zonnepark bespaart structureel veel meer koolstof en is soms slecht en soms goed voor de biodiversiteit (zie https://www.bjmgerard.nl/?p=9231 ).
Er is geen standaard antwoord wat dan de juiste keuze is. Dat vraagt om degelijke, situatiegeboden analyse zonder een overdaad aan emotie.

Gedachtenfout zeven is de eindeloos rondzingende gedachte dat hout per kilo minder opbrengt dan kolen, en dus alleen daarom al niet deugt.
Op zich is juist dat hout een lagere verbrandingswarmte heeft. Kolen brengen ongeveer 40MJ/kg op en ovendroog hout ongeveer 16MJ/kg.
Het argument is echter irrelevant. Je dimensioneert de centrale op de gewenste output en het haalbare rendement. Dat betekent een bepaalde input. Uiteindelijk betekent het genoemde verschil niet anders dan dat je voor elke treinwagon met kolen drie treinwagons houtsnippers nodig hebt. Het scheelt iets in de energetische transportkosten, maar ten opzichte van dat wat getransporteerd wordt is dat erg weinig.

Tenslotte (gedachtenfout acht) zie je iedere keer de macrotrend dat mensen (ook natuurliefhebbers, milieumensen en linkse politici) in abstracto voor duurzame energie zijn, maar in concreto tegen. Men is voor duurzame energie maar tegen windmolens, idem tegen zonneparken, idem tegen biomassa enz.
Maar je hebt helemaal geen keus. Heleen de Coninck van het IPCC zei dat onlangs klip en klaar op het Groen Links-congres over biomassa (zie www.bjmgerard.nl/?p=9445 ) : het is èn èn èn en niet òf òf òf. Je hebt alles nodig, ook biomassa. En vervolgens presenteerde ze sheets over BECCS, BioEnergy and Carbon Capture and Storage, een methode om tot negatieve CO2 – emissies te komen. Feitelijk is houtbouw een vorm van BECCS.

Kortom: niet meteen emotioneel reageren, maar ook even analyseren.

Heleen de Coninck (IPcc) op de Groen Links-conferentie over biomassa

TOEVOEGING DD 21 JULI 2019
De discussie ging nog een tijd verder en er werd een YouTube-filmpje in de strijd gegooid, waarin een grijparm halve boomstammen in de shredder mikte. Dat moest toch wel voldoende bewijs zijn?

Nee. De beelden zijn inderdaad suggestief en ik kan me voorstellen dat mensen zich op basis hiervan een oordeel vormen, maar verdere analyse ondergraaft dit oordeel.

Het filmpje komt van de site http://Www.ecopower.be . Ecopower is een Belgische coöperatie, gevestigd in Ham, met 50.000 coöperanten. Ze doen in zon en wind en in een kleine waterkrachtcentrale, en hebben daarnaast ook een houtpellet en -brikettenfabriek geopend. Je komt in het pelletdeel via de TAB pellets (en idem de briketten).
Vanuit dit pelletdeel kom je via de TAB Onze fabriek op het filmpje dat op YouTube rondgaat.
In het pelletdeel staat een link naar een apart pellet-dossier. Daar stelt Ecopower dat de onderneming aan hoge duurzaamheidseisen voldoet.
Pellets worden gemaakt uit toppen van rondhout, dat niet geschikt is voor meubels of constructies, en uit onbewerkt houtafval uit Belgische zagerijen. De pellets worden gemaakt uit naaldhout van binnen 150km afstand. De bossen worden duurzaam beheerd, hetgeen betekent dat er herplant wordt zodat de aangroei minstens zo groot is als de oogst.
Een en ander wordt geborgd door het EN plus A1 – keurmerk van de branche. Ook hierover wordt verdere informatie verstrekt.

Dis allemaal naar eigen zeggen van de onderneming. Maar dat is het gebruikte filmpje ook.
Ik vind dat wie het ene deel van deze site als bewijs gebruikt, op zijn minst ook de bewijskracht van het andere deel van dezelfde site moet beschouwen.

Het filmpje biedt geen waterdicht bewijs voor of tegen de bewering dat “er hele bomen de versnipperaar ingaan”.
Je ziet een machine in het bos die, op het oog, omgezaagde bomen integraal vastgrijpt. Dan zie je een tijd niks en daarna zie je een grijparm, die boomstamstukken van 3 a 4 meter op een vrachtauto legt (dat kun je zien doordat de opgestapelde boomstamstukken ongeveer 1,3* de breedte van de vrachtauto zijn, en vrachtauto’s mogen in de EU 2,55m breed zijn. ).
Tussentijds is er dus aan die bomen gezaagd, maar het is niet te zien met welk doel. Men kan dit kwaadwillend uitleggen als dat de hele boom in stukken de versnipperaar in gaat, of goedwillend dat het zaagbare deel buiten beeld als industrieel rondhout gebruikt is, en (een deel van) het niet zaagbare deel als tophout versnipperd wordt. Het laatste scenario is conform de regels van de klassieke bosbouw).
In het eerste scenario gaat Ecopower tegen zijn eigen, geëxpliciteerde regels in, in het laatste scenario niet.
Het bedrijf zou er verstandig aan doen dit type uitleg aan zijn bedrijfsfilmje toe te voegen. Voor een deel is deze uitleg te vinden op https://demonitor.kro-ncrv.nl/artikelen/bomen-kappen-voor-bio-energie-doen-we-dat-in-nederland?fbclid=IwAR1J_NjzPANee15hjupy1Sa7jS5EghY7UbYb9YDC8xt4nP3ubZ3t3x4Qm20 .

Er bestaan een aantal gespecificeerde criteria voor zaagbaarheid ten behoeve van industrieel A- of B-hout, bijvoorbeeld hoe recht de stammen zijn, of er veel knoesten in zitten, of ze rot zijn, en of ze minstens een bepaalde diameter hebben.
Het enige dat ik meende te kunnen zien dat veel stammen zo dun waren, dat ze onder de grens van de zaagbaarheid vielen. Knoestigheid viel in het filmpje niet waar te nemen, rot ook niet.
Het is zeer wel denkbaar dat de grijparm happen nam uit een stapel stamdelen, die afgekeurd waren als A- of B-hout..

Er bestaat goede regelgeving voor de klassieke bosbouw.
Nu geloof ik bedrijven niet op hun blauwe ogen.
Maar de vraag of er wetgeving bestaat is een andere dan de vraag of die wetgeving wordt nageleefd. Dat geldt voor elk delict.
Ik ben er geheel voor dat natuur- en milieuregelgeving gehandhaafd moet worden. Maar in onze rechtspraak wordt aangenomen dat iemand onschuldig is zolang het tegendeel niet bewezen is. Dat geldt ook voor de pelletfabricage door Ecopower.

Boomstammen in het Leenderbos, opgewaardeerd van monotoon productiekosten tot Natura2000-gebied.

Ondertussen leert mij deze discussie dat er behoefte is aan feitelijk materiaal. Hoe is de statistiek? Wanneer heet iets A- of B-hout? Waar wordt nietA- en nietB-hout verder voor gebruikt? Neemt de hoeveelheid bos in Nederland af of toe? Hoe lopen de stromen?
Hierover bestaat goed materiaal, o.a via de Stichting Probos. Ik kom hierop terug in een volgend artikel.

Cijfers over energie uit biomassa en over het houtaandeel daarin; het PBE-verslag over houtige biomassa

Inleiding
Er loopt een discussie, die emotionele vormen aanneemt en af en toe op een geloofsstrijd gaat lijken, over de inzet van biomassa als vorm van duurzame energie.
In zekere zin is het de uiting van een grotere trend, dat veel mensen in abstracto voor duurzame energie zijn, maar in concreto tegen allerlei vormen. Er zijn volksstammen tegen wind, het verzet tegen zonneparken begint zich te roeren, en kuddes linkse mensen vinden dat biomassa van de duivel is (zie https://www.bjmgerard.nl/?p=8899 ). Streep al die mogelijkheden weg en je houdt niets over.
Terwijl het duurzame energieverhaal en en en is en niet of of of. Je hebt gewoon alles nodig. Dat zei onlangs Heleen de Coninck nog op het Groen Links-congres (zie https://www.bjmgerard.nl/?p=9445 ).

Vandaar dat ik in deze kolommen, als het om biomassa gaat, vooral nuchterheid en cijfers breng.

Onlangs is uitgekomen de Jaarrapportage 2018 van het “Gebruik van houtige biomassa voor energieopwekking” van het Platform Bio-energie, PBE  (zie www.platformbioenergie.nl , de rapportage is daar te vinden).
Het is een aanleiding om weer eens in te gaan tegen populaire misverstanden en drogredenen (bijvoorbeeld bij Zembla en Lubach). Ik behandel de volgende vragen:

  1. Hoeveel duurzame energie was er in 2018 en welk  aandeel heeft biomassa daarin?
  2. Mag je biomassa gelijk stellen aan hout?
  3. Zo nee, wat voor biomassa is er dan nog meer?
  4. Is alle gebruikte hout afvalhout?
  5. Is het gebruikte hout gecertificeerd duurzaam?
  6. Waar komt het hout vandaan?
De biomassacentrale in Meerhoven

Het CBS en vraag 1)
Nederland heeft een prima statistisch bureau, het CBS, en heel veel vragen kunnen daar gewoon worden opgezocht. In het verslag van PBE wordt gebruikt de hernieuwbare energietabel https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83109NED/table?dl=1FBA8 . Daar staat het eindverbruik (‘finale verbruik’), grofweg dat wat volgens afspraak aan de klant wordt afgeleverd. Zeg maar de output van het systeem. De input was groter, omdat er onderweg verliezen optreden en er geïnvesteerd wordt in chemische  producten.
Ik kijk naar 2018.

De CBS-tabel zegt dat er 157,0PJ aan de klant wordt afgeleverd, toe te rekenen aan duurzame bronnen, en verdeeld over de bestemmingen elektriciteit, warmte en vervoer. In de meest linkse kolom staan de bronnen: waterkracht, wind, zon, aard-bodem-buitenluchtwarmte en biomassa.
Ter vergelijking: het geheel aan energie dat aan de klant wordt afgeleverd is ruim 2100PJ.

Van die 157,0PJ duurzame energie komt 95,3PJ uit biomassa. Het aandeel biomassa in het totaal aan duurzame energie bedraagt dus 61% (=95,3/157,0).

Het PBE-verslag 2018 en vraag 2)
Het PBE is een organisatie van leveranciers of afnemers van organisch materiaal t.b.v. energieproductie. Dat betekent op dit moment voor hout in praktijk verbranden.

Het PBE geeft aan in 2018 1.65 miljard kg hout te doen verbranden. Dat valt niet een op een om te rekenen in energie, omdat de warmteopbrengst afhangt van hoe droog het hout is. Het PBE geeft daarover geen cijfers.
Het ene uiterste is dat het hout ovendroog is. Dan levert het ca 19MJ/kg. De door het PBE genoemde hoeveelheid komt dan overeen met 31PJ.
Het andere uiterste is dat het hout vers geoogst is. Dan levert het 8 tot 10MJ/kg, afhankelijk van of de waterdamp in de rookgassen wel of niet mag condenseren. De door het PBE genoemde hoeveelheid komt dan overeen met 13 tot 17PJ.
Ergens tussen beide in ligt de werkelijkheid. Luchtdroog hout zou ongeveer op 22PJ uitkomen en dat lijkt een redelijke, maar met veel speling omgeven, schatting.

Hoe dan ook is de hier geschetst houtbijdrage veel minder dan de 95PJ, die het geheel aan alle biomassa-activiteiten aan de klant aflevert.
Binnen het geheel aan biomassa is houtstook dus een ondergeschikte post, ergens rond de 20 a 25% .

Het PBE werkt op een niet erg duidelijke manier met percentages. Het kan wel kloppen, maar je wordt op het verkeerde been gezet doordat de categorieën rioolwaterzuiveringen en afvalverbranders in beeld verschijnen. Pas na goede lezing wordt duidelijk dat deze alleen meetellen, voor zover het om houtvezels gaat.
En waarvan het percentage genomen wordt, verspringt steeds; en het resultaat telt niet altijd op tot 100%. Bij een volgend verslag moet men er eens een beroepsredacteur met kennis van getallen naar laten kijken.
Het verslag wekt een eerlijke, maar onhandige indruk.

Het CBS en vraag 3)
De CBS-tabel noemt als bronnen van energie uit biomassa :

Het PBE-verslag en vraag 4)
De eerste sheet van h.2 (zeg maar 2a) zegt nadrukkelijk dat het bij nagenoeg alle hout om afvalhout gaat.

  • 673 miljoen kg is gebruikt B-hout
  • 605 miljoen kg zijn reststromen uit bos- en groenbeheer
  • 202 miljoen kg zijn reststromen uit de agro-, food- en houtindustrie
  • 159 miljoen kg komen uit afvalwater of gaan de afvalverbrander in
  • 8,5 miljoen kg is schoon A-hout
    ——
    1647,5 miljoen kg

Sheet h.2b is een specificatie van de 605 miljoen kg uit sheet h.2a, maar er ontbreekt een stukje. Onduidelijk is waar dat gebleven is.

Al met al vind ik de claim dat nagenoeg alle hout voor energiedoeleinden binnen Nederland afvalhout is, gerechtvaardigd.
Het beeld dat hele bossen uit de grond gerukt worden en rechtstreeks de versnipperaar ingaan, is een broodje aap-verhaal dat mede de wereld in geholpen is door Zembla en Arjan Lubach.

Vraag 5)
Van de 1647,5 miljoen kg is 441 miljoen kg gecertificeerd. Voor nadere details zie de figuur.
Dat lijkt weinig, maar ik kan niet meteen beoordelen of het ook werkelijk weinig is. Ik weet niet voor welk soort afvalhout überhaupt een certificering bestaat.
Hier ligt de zwakste plek van het verhaal.

Vraag 6)
In 2018 kwam 77% van het energiehout uit en Nederland, en de rest uit Europa. Er kwam geen hout uit de VS en nagenoeg geen hout uit de rest van de wereld.

Overigens brengt het verschepen van hout voor energiedoeleinden geen grote energieverliezen met zich mee. Ik heb dat een keer geanalyseerd. Zie houtsnippers importeren loont energetisch de moeite .

Schoon verbranden
Het jaarverslag 2018 van het PBE gaat niet over de kwaliteit van de verbrandingsgassen. Maar omdat daar veel over te doen is, toch enkele opmerkingen.
Nogal eens  wordt gedaan alsof een professionele grootschalige houtstookinrichting niet beter is dan de buurman, die je terroriseert met zijn stinkende en rokende houtkachel. Dit beeld is ten onechte.

Mijns inziens moet kleinschalige houtstook door particulieren in stedelijk gebied verboden worden vanwege de milieubezwaren. De verbranding vindt vaak bij een te lage temperatuur plaats en de verbrandingsgassen worden niet gezuiverd.

Deze bezwaren hoeven niet te gelden voor een professionele grootschalige houtstookinrichting, die een vergunning nodig heeft waarin zware eisen gesteld kunnen worden aan het verbrandingsproces en de rookgasreiniging.
RVO heeft er een voorlichtingspagina over: www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/duurzame-energie-opwekken/bio-energie/toepassingen/verbrandingstechnieken .

Rookgasreiniging van Host. Op www.host.nl/nl/biomassa-wkk/rookgasreiniging/ staat een globale beschrijving van de werking van een dergelijke inrichting.

Kansen en risico’s van mestvergisting

Proces- en risico-analyse Berenschot van SDE+/GVO in 2017
In 2017 heeft het bureau-Berenschot voor regering en parlement een onderzoek uitgevoerd naar de Regeling SDE+ (Stimulering Duurzame Energie) en naar de Regeling Garanties van Oorsprong (GVO). Daaruit kwamen vijf risico’s bij duurzame warmte en mestvergisting naar voren. Ook heeft Berenschot aanbevelingen gedaan.

Er zijn ‘grote stappen’ gezet, aldus minister Wiebes in een brief aan de Tweede Kamer dd 15 mei 2019. In die brief bespreekt hij de vijf risico’s. Zie https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2019/05/15/kamerbrief-over-maatregelen-naar-aanleiding-van-proces-en-risicoanalyse-sde-gvo-regeling/kamerbrief-over-maatregelen-naar-aanleiding-van-proces-en-risicoanalyse-sde-gvo-regeling.pdf .
De eerste twee hebben een vooral technisch karakter en gaan over het verbeteren van de verwerving en de omgang met meetgegevens. Die laat ik hier onbesproken.

Warmte
Men kan SDE+ – subsidie krijgen voor duurzame warmte. Die warmte moet uiteraard ook daadwerkelijk worden ingezet voor wat volgens de criteria ‘nuttig’ heet. Dat bleek soms moeilijk te controleren.
De afspraak is nu dat de controlerende instantie CertiQ meer geautomatiseerd en vaker meetgegevens binnen moet krijgen en dat de toepassingen een code krijgen. Bij hoog risico-toepassingen gaat RVO vaker controleren.

Duurzame energie als % van alle energie (7,4% = 158PJ)

Mestvergisting
Bij covergisting moet minstens 50% dierlijke mest gebruikt worden, en bij monovergisting minstens 95%. In beide gevallen kan er toeslagmateriaal ingezet worden. Er bestaat een limitatieve lijst met wat daarvoor gebruikt mag worden. Die blijkt echter moeilijk te controleren. Bij grote bedrijven moet de accountant zelf controleren wat er met de stront bijgemengd wordt, en bij kleine bedrijven mag dat worden uitbesteed aan een meetbedrijf.

Tot nu toe stond niet in de subsidievoorwaarden van de SDE+ dat een vergister aan de meststoffenwetgeving moet voldoen. Nu wel, en dat maakt het mogelijk de subsidie bij wangedrag in te trekken en maakt meer gerichte controles mogelijk.

De rubriek ‘covergisting” houdt vanaf 2019 op te bestaan  en gaat onder de categorie ‘allesvergisting’ vallen. Co-vergisten brengt nu geen financieel voordeel meer, waardoor het genoemde 50%-aandeel niet meer gecontroleerd hoeft te worden.

Er zijn overtredingen die bestuurlijk zijn en/of op basis van de subsidievoorwaarden afgehandeld kunnen worden. Er zijn twee situaties rond vergistingsbedrijven die SDE+subside hebben, waar een vermoeden van fraude is (en dus het strafrecht geldt).

Maar mestvergisting is niet alleen een probleem, het levert ook op. De ruim 200  installaties in Nederland die biomassa, mest of beide vergisten, produceren bijna 12PJ aan elektriciteit en/of groen gas en/of hernieuwbare warmte.
Een schets van de context om dit getal te plaatsen.
De totale hoeveelheid duurzame energie in Nederland bedroeg in 2018 158PJ, goed voor 7,4% van alle energie (www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/22/aandeel-hernieuwbare-energie-naar-7-4-procent ), waarvan ongeveer 12PJ uit zonne-energie. Mestvergisting leverde dus in 2018 ongeveer evenveel energie als zonnepanelen.
De hoeveelheid energie uit zonnepanelen zal groeien, maar zo ook de hoeveelheid uit mestvergisting. Men verwacht dat er nog 85 bedrijven bijkomen, samen goed voor bijna 10PJ.

Energie uit wind en zon (CBS)

Men ziet overigens ook aan de eerste CBS-grafiek dat de grotere categorie biomassa, waarvan mestvergisting een onderdeel is, goed is voor 61% van alle duurzame energie (dus 96PJ).

Biomassa kent zijn dilemma’s  en daarbinnen mestvergisting ook (zoals de veronderstelde relatie met de te grote veestapel). En omgevingsvergunningen moeten goed zijn.
Maar ik verzet mij tegen de huidige trend om beide per definitie politiek te verdoemen.

Mestvergister Princepeel bij St Odiliapeel

Boxtelse gemeenteraad eist maximale inzet Vion om overlast te verminderen

De aanleiding
De  Vion runt in Boxtel veruit de grootste slachterij van Nederland. Er worden dagelijks 20.000 varkens gedood.
Sinds jaar en dag domineert de milieuoverlast van dit proces Boxtel. Het stinkt naar kadavers en wat daarbij hoort, en er komt herrie uit het complex, en omwonenden werden ziek van de legionellabesmetting. Het bekende Groene Boekje van de VNG adviseert bij slachterijen een afstand van 100m van de poort tot de dichtstbijzijnde woonbebouwing, maar in Boxtel is dat maar 60m tot het appartementencomplex Stapelen.

Nu is de Vion met een, op zichzelf beperkte, reorganisatie bezig. Nu rijden er vrachtauto’s met halve varkens naar Scherpenzeel in de Gelderse Vallei, alwaar deze halve varkens verder uitgebeend worden. Vion wil dat uitbenen naar Boxtel halen. Voor het concern als geheel betekent dat een licht milieuvoordeel omdat er veel vrachtauto-bewegingen wegvallen, maar voor Boxtel betekent het een uitbreiding. Er komen onder andere 250 mensen meer te werken en daar horen, behalve meer vloeroppervlak, auto’s en Polenbusjes bij. Daar staan ook weer extra maatregelen tegenover, zodat de reorganisatie per saldo in Boxtel betrekkelijk weinig effect op de leefomgeving heeft.

Deze aanloop is in deze blog al eerder aan de orde geweest, zie www.bjmgerard.nl/?p=9213 .

Een kleine volksopstand
De kleine aanleiding leidde tot veel grotere ophef. Al de opgekropte boosheid over de sinds jaar en dag bestaande situatie kwam eruit: de milieuoverlast, de onwil van Vion om daar wat aan te doen, de legionella en de volgzaamheid van het gemeentebestuur, zijnde bevoegd gezag voor Vion.

Het pand van Vion

Het verzet bundelde zich in de actiegroep La Vie en Rose. Dat leidde tot een door ca duizend mensen ondertekend manifest en tot zo’n 40 a 50 zienswijzen.
De zienswijzen zeggen allemaal in uiteenlopende bewoordingen weinig over de feitelijke aanleiding, en veel over de bestaande situatie. Idem het manifest. Beide zijn juridisch  kansloos, omdat de beperkte uitbreiding per saldo weinig of geen effect heeft op de klachten. Politiek echter had het verzet veel kracht. Boxtel had er gewoon genoeg van.

Stankwetgeving over industriële inrichtingen
De stank, veroorzaakt door industriële inrichtingen (en dus niet van veehouderijen, dat is andere wetgeving)  wordt in eerste instantie gereguleerd met het Aktiviteitenbesluit en de bijbehorende Ministeriele Regeling. De Vion is daarnaast ook vergunningplichtig.

Nadien aangepaste tekst: VION moet voldoen aan een vergunning uit 2013, welke op zijn beurt weer teruggrijpt op een vergunning uit 2009.

(Eerder in deze blog is geschreven over Coppens Diervoeders in Helmond, waar maatschappelijk verzet uiteindelijk bovenwettelijke maatregelen afgedwongen heeft die het stankprobleem grotendeels of geheel opgelost hebben. Daar was nog sprake van een binnen de branche afgesproken Bijzondere Regelgeving, waarin o.a. de Best Beschikbare Technieken benoemd werden. Die bestond toen ook voor de vleesindustrie, waaronder slachterijen. Per 1 jan 2016 zijn deze Bijzondere Regelingen opgeheven en opgegaan in het Activiteitenbesluit – ‘opgegaan’ kan hier gelezen worden als ‘verdwenen’. Wat er op deze site over het onderwerp geschreven is over Coppens was toen waar, maar is nu achterhaald.)

Opstelplaats van de veewagens. De werkzaamheden dienen de bouw van een overkapping

Het Activiteitenbesluit krijgt pas werkingskracht als de geurhinder onaanvaardbaar is, en die is pas onaanvaardbaar als het bevoegd gezag zegt dat het onaanvaardbaar is. Daarvoor bestaan geen landelijk vastgestelde, vaste normen, al kan het bevoegd gezag natuurlijk niet zomaar elk wissewasje onaanvaardbaar noemen.
Onder een dergelijk oordeel moet een zekere mate van objectivering liggen, want anders valt er niet te handhaven. Dat betekent een vorm van beleid, maar Boxtel heeft geen geurbeleid, zoals de provincie Noord-Brabant en de gemeente Helmond dat wel hebben.

Het politieke proces
Vandaar dat de Boxtelse actie zich erop richtte om het bevoegd gezag (dus B&W van Boxtel) het ‘onaanvaardbaar’ te laten uitspreken. Dat is voortreffelijk gelukt. Na overleg tussen Vion en B&W stemde Vion in met een onderzoek naar de Best Beschikbare Technieken en aangescherpte procedures. Deze toezegging is in het eerdere artikel www.bjmgerard.nl/?p=9213 verwerkt. “We willen een Vion die niet meer stinkt” is, kort samengevat, de politieke wens.

Naar aanleiding van de commotie, het manifest met zijn duizend ondertekeningen en de tientallen zienswijzen nodigde interim-burgemeester Naterop van Boxtel de actiegroep La Vie en Rose uit voor een gesprek (op 1 juli). De actiegroep nodigde mij uit om mee te gaan als adviseur.

Het was een goed gesprek. Naterop werd vergezeld door een juridische engel aan zijn linkerzij en idem aan zijn rechterzij, maar dat werkte wel goed.
De gang van zaken werd gesplitst in een beperkte juridische proces rond de lopende vergunningaanvraag, waarin de gemeente nauwelijks speelruimte had, en een ruime politiek-bestuurlijk proces waarmee veel bereikt kon worden. Aldus Naterop.
Naterop zei dat B&W er bij Vion aan de tafel redelijk stevig in zaten, en dat Vion oprecht bereid zou zijn de stank en de andere maatschappelijke problemen aan te pakken (van het bromgeluid van de machinekamer via de verkeersbewegingen en via het dierenwelzijn tot de migrantenbelangen). Dat zou verder gaan dan alleen wat juridisch afdwingbaar was: ook “een dringend moreel appel”, aldus Naterop. Er was nu ‘momentum’ en de beperkte aanleiding werkte nu als een soort hefboom om het grotere probleem in beweging te krijgen.
De Vion heeft ingenieursbureau Witteveen en Bos opdracht gegeven tot een geuronderzoek. Naterop deed voorzichtig over de termijn, maar dacht zelf aan iets van een half jaar.
Vion gaat een klankbordgroep opzetten. Mijn advies aan La Vie en Rose was om daar in te gaan zitten, als aan basale voorwaarden voldaan was.

Er heeft zich in de loop der jaren nogal wat wantrouwen opgebouwd, en dat is niet meteen weg.
De gemeenteraad zag graag een duidelijke stok achter de deur. Dat leidde tot een motie waarin, na een aantal logische overwegingen, uitgesproken werd:

            Verzoekt het college:

Als huidige onderhandelingen niet tot resultaat leiden, die maatregelen binnen haar juridische mogelijkheden te nemen die nodig zijn om overlast te beëindigen en VION te sommeren de best beschikbare technieken te gebruiken om de overlast aan te pakken.

De motie is op 02 juli 2019 raadsbreed aangenomen. Zie:

Hydrobusiness BV en de Legionella
Bij de Vion komt veel afvalwater vrij met biologische restanten. Vroeger probeerde de Vion dat zelf te behandelen, maar dat ging alsmaar fout. In 2015 heeft een consortium, dat opereert als Hydrobusiness BV, de zuivering op biologische basis gezet (meer info bijvoorbeeld op https://www.unica.nl/referenties/%E2%80%9CDe-beste-oplossing-is-steeds-weer-anders%E2%80%9D

De afvalwaterbehandelaar van Hydrobusiness

Hydrobusiness BV is onderneming, die op het terrein van de Vion staat en werkt met afvalwater van Vion, maar desalniettemin geheel zelfstandig is. Het bedrijf heeft zijn eigen vergunning en is bijvoorbeeld geen mede-opdrachtgever van Witteveen en Bos.
De vraag in het gesprek met de burgemeester was dan ook in hoeverre deze toezeggingen kon doen over Hydrobusiness. Wat als Hydrobusiness ook een stankbron was?
De burgemeester deed geruststellende uitspraken, maar geheel duidelijk werd het niet.

Op 6 september 2018 stond er een klein bericht in het Eindhovens Dagblad (https://krant.ed.nl/titles/eindhovensdagblad/7156/publications/6480/pages/32 ) , en daarna op 22 september een groot  bericht ( https://krant.ed.nl/titles/eindhovensdagblad/7156/publications/6565/articles/782127/2/1 en https://krant.ed.nl/titles/eindhovensdagblad/7156/publications/6565/pages/52 ), over de toename van de Legionella in Brabant. In 2017 waren er 123 zieken, waarvan er 11 overleden waren.
Nieuw was dat biologische zuiveringsinstallaties besmettingsbronnen waren. Dat verbaasde iedereen, want tot dan toe was het niet bekend dat dat kon. Dat er Legionella in de prut zat was wel bekend, maar die prut werd niet verneveld en hoe kon die Legionella dan in de omgeving terecht komen? Toch kon het en er zijn 209 van dit soort inrichtingen in Nederland. Het RIVM doet sinds november 2018 onderzoek, looptijd onbekend.

Hydrobusiness BV was een van de bronnen. In 2016 en 2017 (dus eigenlijk vanaf de start van de onderneming) zijn er in Boxtel 14 mensen ziek geworden, waarvan vijf dezelfde bacterie hadden als die in de prut van Hydrobusiness BV. Het bedrijf schrok zich lam en reageerde vervolgens adequaat door de bassins af te dekken. Vooralsnog provisorisch met een soort partytent. Het is geen porem, maar het lijkt te werken. Er zijn geen nieuwe gevallen meer gerapporteerd.

De provisorisch afgedekte bassins (een partytent-achtige constructie met spanbanden).. Het is geen porem, maar tot nu toe lijkt het te werken.

Ook de biologische waterzuivering van Rendac in Son (de voormalige ‘destructor’) bleek legionella te verspreiden. Dat bleek bij een onderzoek naar aanleiding van Boxtel. In de regio Son-Eindhoven Noord zijn vanaf 2013 acht mensen ziek geworden van hetzelfde type legionella-besmetting en die komt, volgens GGD en RIVM,  waarschijnlijk uit het bassin van Rendac. Een van de acht is overleden. Ook hier hebben maatregelen nieuwe besmettingen voorkomen.

Er is geen verwijtbaarheid. Het was onbekend dat het probleem bij biologische waterzuiveringen bestond, er zijn geen regels overtreden en bij ontdekking is adequaat opgetreden.

Soms heb je gewoon pech.

Twee iconische beelden uit Groenland

Een expeditie van het Deens Meteorologisch instituut
Locatie van de zeeijs-smelt in het artikel.

Een team van het Deens Meteorologisch Instituut stak per hondeslee (nog steeds het meest praktische vervoersmiddel in die contreien) het zeeijs over op een fjord in het Noordwesten van Groenland op onderzoeksspullen op te halen. Het was op 12 juni 2019 22 graad C warmer dan normaal en dat leverde het bovenste merkwaardige beeld op. Het beeld eronder laat zien hoe ver Noordelijk de locatie ligt.
De auteur van de foto, Steffen M Olsen, zei dat er nog steeds 1,2m solide ijs onder het water stond, en dat men niet in gevaar was geweest. Men is daar het een en ander gewend. Olsen zelf vond de foto ‘meer van symbolische dan van wetenschappelijke waarde’.
Micro smelt het zeeijs wel vaker en niet elke incidentele warmtepiek kan aan het klimaat worden toegeschreven – al kwam deze wel erg vroeg. Macro past het in de klimaattrend dat het zeeijs steeds verder smelt.
Een uitgebreider verhaal over deze gebeurtenis is te vinden op www.theguardian.com/world/2019/jun/18/photograph-melting-greenland-sea-ice-fjord-dogs-water?mc_cid=22a8918ce2&mc_eid=0ad9ee6d3b .
(Ik steun overigens The Guardian financieel).

Aandacht voor de ijskap op Groenland is voor een land als Nederland op zijn plaats, omdat de totale Groenlandse ijskap een zeespiegelstijging van 7m vertegenwoordigt. En de berichten zijn alarmerend.

De tweede iconische afbeelding is een statische weergave (mijn blog kan niet anders) van een dynamische kaart op https://nsidc.org/greenland-today/greenland-surface-melt-extent-interactive-chart/ .
( Acknowledgements: Greenland Ice Sheet Today is produced at the National Snow and Ice Data Center by Ted Scambos, Julienne Stroeve, and Lora Koenig with support from NASA. NSIDC thanks Jason Box, Xavier Fettweis, and Thomas Mote for data and collaboration. )

De kaart beschrijft op hoeveel km2 van de Groenlandse ijskap gedurende elk jaar smeltprocessen plaatsvinden.
Het statische beeld geeft de omvang gedurende de periode van 1 april tot 31 oktober van het (standaard) 30 jaar-gemiddelde 1981-2010, van het verloop in dezelfde periode in 2012 (geel) en in 2019 (blauw).
Op de dynamische kaart kan men het smeltverloop voor elk ander jaar opvragen.
Ter vergelijking: Groenland is 2.166.086km2, waarvan 81% ijskap. Als de kaart aangeeft dat op 1 miljoen km2 smelt plaatsvindt, wil dat dus niet zeggen dat het ijs daar meteen smelt tot het weg is.

Tussen 1970 en 1985 verdween er netto bijne geen ijs van Groenland.
Tussen 1986 en 2005 was dat gemiddeld 150km3 per jaar.
Tussen 2005 en 2015 was dat gemiddeld 450km3 per jaar.
Zie https://nos.nl/artikel/2279511-ongekende-veranderingen-rond-noordpool-met-verstrekkende-gevolgen.html .
Het totale volume van de Groenlandse ijskap is ongeveer 2,85 miljoen km3 .

Wie meer over Groenland wil lezen, zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Groenland en https://nl.wikipedia.org/wiki/Groenlandse_ijskap . (De Engelstalige versie van Wikipedia over de Groenlandse ijskap is beter).