Ultrafijnstofonderzoek RIVM rond Schiphol

Het RIVM heeft de resultaten van een langlopend onderzoek naar Ultrafijnstof (UFS) rond Schiphol uitgebracht.
Het bijbehorende persbericht is hieronder afgedrukt. Daaronder eigen tekst.
Het persbericht, met daar de link naar het eigenlijke onderzoek, is te vinden op
https://www.rivm.nl/nieuws/mogelijke-langetermijneffecten-op-gezondheid-door-ultrafijn-stof-van-vliegtuigen .

Schiphol_(Shirley de Jong op Wikipedia)


Mogelijke langetermijneffecten op de gezondheid door ultrafijn stof van vliegtuigen

Publicatiedatum 20-06-2022 | 18:15

Blootstelling aan ultrafijn stof van vliegtuigen rond Schiphol kan mogelijk leiden tot nadelige effecten op het hart- en vaatstelstel en de ontwikkeling van het ongeboren kind. Er zijn geen aanwijzingen dat langdurige blootstelling aan ultrafijn stof de oorzaak is van aandoeningen aan de luchtwegen. Wel kunnen bestaande aandoeningen door korte blootstelling tijdelijk verergeren. 

Er is nog onvoldoende bewijs voor effecten op het zenuwstelsel en de stofwisseling (diabetes). Voor effecten op de totale sterfte zijn geen aanwijzingen.

Groot onderzoeksprogramma

Het is wereldwijd voor het eerst dat er zo’n uitgebreid onderzoek is gedaan naar de mogelijke effecten van ultrafijn stof op de gezondheid. In drie deelonderzoeken is uitgezocht wat de concentraties rondom Schiphol zijn van ultrafijn stof van vliegtuigen, of hogere concentraties een direct effect hebben op de gezondheid en of langdurige blootstelling aan ultrafijn stof kan leiden tot nadelige gezondheidseffecten.

Langdurige blootstelling

In het laatste deelonderzoek beoordeelde het RIVM of hogere concentraties ultrafijn stof van vliegtuigen effect kunnen hebben op de gezondheid van omwonenden van Schiphol. Het RIVM heeft de concentratie ultrafijn stof op het woonadres gekoppeld aan gezondheidsgegevens van inwoners van 30 gemeenten rondom Schiphol. Er is gekeken naar effecten op hart- en vaatstelsel, geboorte, luchtwegen, zenuwstelsel, diabetes en algemene gezondheid (bijvoorbeeld sterfte). 

Resultaten

Langdurige blootstelling aan ultrafijn stof van vliegverkeer heeft mogelijk effect op het hart- en vaatstelsel. In gebieden met hoge concentraties zijn bijvoorbeeld meer mensen medicijnen tegen hartaandoeningen gaan gebruiken dan in gebieden met lage concentraties. 

Blootstelling aan ultrafijn stof is bij zwangere vrouwen mogelijk nadelig voor de ontwikkeling van het ongeboren kind. We spreken van mogelijk omdat er te veel onzeker is om definitief te kunnen concluderen dat er een oorzakelijk verband is.

Er is niet genoeg wetenschappelijk bewijs dat blootstelling aan ultrafijn stof van vliegverkeer effect heeft op het zenuwstelsel of diabetes veroorzaakt. 
Dat betekent dat er niet genoeg informatie is om een verband vast te stellen, of dat de resultaten van deelonderzoeken niet duidelijk zijn. Met uitzondering van een mogelijk effect op sterfte aan hartritmestoornis, zijn er geen aanwijzingen dat mensen eerder overlijden als zij jarenlang aan ultrafijn stof van vliegverkeer blootstaan.

De resultaten van het onderzoek naar langetermijneffecten versterken eerdere conclusies van de Gezondheidsraad en vergroten het inzicht in mogelijke effecten van ultrafijn stof op de gezondheid. Omdat er heel weinig eerder onderzoek is gedaan, is onderzoek bij andere grote (internationale) vliegvelden wel nodig om de conclusies verder te kunnen verstevigen. 

Ultrafijn stof

Ultrafijn stof zijn zeer kleine deeltjes fijnstof in de lucht (kleiner dan 0,1 micrometer). Het komt vrij bij verbranding, bijvoorbeeld bij de uitstoot van verkeer, huishoudens en industrie. Ultrafijn stof is zo klein dat het lichaam het minder snel opruimt dan grotere deeltjes, zoals fijn stof. Daardoor blijft het langer in de longen achter na inademen. Ook kan het deeltje door de kleine omvang makkelijker via de longen in het bloed terechtkomen en zo andere organen bereiken. Ultrafijn stof is daardoor mogelijk schadelijker voor de gezondheid dan grotere deeltjes fijn stof. 
 

Enkele opmerkingen uit het rapport             

In het rapport staan enkele passages die de samenvatting niet gehaald hebben, maar wel relevant zijn. In willekeurige volgorde:

  • Aan de hoofdstudie deden bina 1,3 miljoen mensen deel (zonder dat ze dat wisten, want het ging geheel via geanonimiseerde statistiek zoals bijvoorbeeld het CBS).
    Daarnaast waren er deelstudie (zoals zelfrapportageantwoorden op GGD-enquêtes, die met veel kleinere aantallen werkten
  • In het persbericht worden totaalcategorieën genoemd (‘hart- en vaatstelsel’). In het rapport worden die soms onderverdeeld (bijvoorbeeld hartritmestoornissen, ischemische hartziekte, etc). Een enkele keer leidt een onderverdelingsziekte tot duidelijke statistische uitspraken. Het zenuwstelsel als geheel geeft tegenstrijdige resultaten, maar bi het onderdeel Alzheimer is er een zichtbaar verband en dat is rechtstreeks te zien en via dementiemedicijnen.  
  • De cijfers zijn gecorrigeerd voor alternatieve schadeveroorzakers zoals ander fijnstof (dat dus niet ultrafijn is, zoals PM2.5), NO2 en roet en (bij beweringen voor een lange blootstellingsduur) geluid. De UFP- effecten bestaat dus onafhankelijk van die andere oorzaken.
    De correlatie van UFP met die andere factoren was laag. Met andere woorden: UFP gedraagt zich in de omgeving anders dan die andere factoren
  • De UFS-effecten mogen dus opgeteld worden bij andere effecten. Die cumulatie van effecten heeft het RIVM in deze studie niet uitgevoerd.
  • Het effect van leefstijlfacoren lijkt beperkt
  • Het RIVM maakt onderscheid tussen UFP uit vliegtuigen en uit wegverkeer op basis van grootte. Diameters onder de 20nm komen met grote waarschijnlijkheid  uit vliegtuigen, diameters boven de 50nm komen met grote waarschijnlijkheid uit het wegverkeer.
    Voor de schadelijkheid lijkt (longcellen in in vitro-onderzoek) het niet uit te maken.
    Maar de beweringen hebben betrekking op de schadelijkheid van UFP van vliegverkeer, omdat dat de vraag was.
  • UFP-concentraties zijn geschat met een combinatie van metingen en modellen (een normale gang van zaken). Het RIVM meent dat het resultaat voldoet.
  • Taxiende vliegtuigen blijken veel effect op de UFP te hebben en zijn daarom als onderzoeksobject meegenomen
  • De laagste en de hoogste 5% van de concentraties liggen ongeveer 3500 deeltjes/cm3 uit elkaar. Dat is ongeveer het verschil tussen Purmerend en Haarlemmermeer.
    Bij de meest significante metingen die op een (mogelijk of waarschijnlijk) verband wijzen, wordt het extra risico gekwantificeerd per die 3500 deeltjes/cm3 .
    Tabel 7 bijvoorbeeld legt het extra risico op sterfte door hartritmestoornissen op 8% en door alzheimer op 4%. De extra kans op medicijngebruik tegen hartaandoeningen is 3% en voor medicijngebruik tegen dementie op 14%.
    Dat de totaal-categorie ‘psychische gezondheid’ in het persbericht niet tot duidelijke beweringen leidt, komt omdat tegenover het positieve verband bij medicijngebruik bij dementie een omgekeerd verband gezien wordt bij antideprssiva en ADHD. De onderzoekers snappen gewoon nog net goed genoeg hoe dat kan en blijven op dit moment nog weg van een definitieve uitspraak.
    de extra kans op een kleiner e babies, een vroeggeboorte en aangeboren afwijkingen zijn respectievelijk 2, 2 en 5% waartegenover een omgekeerd effect op de Agpasscore staat.
    De extra risico’s uit de (zelfrapportage)antwoorden op de GGD-enquêtes leiden soms tot hogere getallen.
  • Gewezen wordt op het advies van de Gezondheidsraad over UFP. Daarover staat op deze site ene artikel op https://www.bjmgerard.nl/over-en-naar-aanleiding-van-het-ufp-rapport-van-de-gezondheidsraad/ .

Enkele opmerkingen naar aanleiding van het rapport

  • Een systematisch onderzoek van blootstelling en medische effecten bestaat niet bij Eindhoven Airport/vliegbasis Eindhoven.
    Er zijn wel incidentele metingen van UFS bij de startbaan, zie https://www.bjmgerard.nl/luchtmeting-door-meetnetten-en-burgergroepen-in-zo-brabant/ . Een meetstation dichtbij het ZW-einde van de startbaan had van 09 juli – 31 dec 2021 een gemiddeld aantal deeltjes van 13657 deeltjes/cm3 .
  • In de vergadering va het Luchthaven Eindhoven Overleg (LEO) van 22 juni 2022 liet vliegvelddirecteur Hellemons weten dat hij een UFP-meting op het laadplatform had laten uitvoeren. Dit vanwege zijn medewerkers. Bij Schiphol zijn de werkomstandigheden treurig ( zie de Zembla-uitzending van 09 dec 2021)

Stikstof-top100 lijsten

Wat er aan vooraf ging
GroenLinks-kamerlid Laura Bromet had aan de minister gevraagd om een lijst van de 100 grootste “stikstofbronnen (bedrijven/vergunningen)” (de formulering doet ertoe). Die is op 05 april 2022 verstrekt. Omdat de twee soorten stikstofverbinding zich heel anders gedragen, had de minister, op gezag van het RIVM, een lijst gegeven van de grootste 100 lozers van stikstofoxiden (NOx) , en van de grootste 100 lozers van ammoniak (NH3).

Laura Bromet

Nadat de lijsten uitgekomen waren, bleek dat er bij de handmatige opstelling ervan door het RIVM in de ammoniaklijst fouten gemaakt waren. Stallen waren als grote lozers gecodeerd terwijl ze moderne, overdrachtbeperkende maatregelen genomen hadden en daarom veel kleinere lozers waren.
Verder bleek dat er een fout in de NOx – lijst stond, maar dat was de eigen schuld van Exxon Mobile (te hoge getallen opgegeven).

De lijsten zijn gecorrigeerd en te vinden op https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/kamervragen/detail?id=2022D15746&did=2022D15746 . Daar zijn ook de vragen van Bromet en de ministeriele antwoorden te vinden, alsmede de aanbiedingsbrief van de gecorrigeerde versies zijdens het RIVM en wat andere correspondentie.

De gegevens zijn afkomstig uit de Nederlandse Emissieregistratie, die te vinden is op http://www.emissieregistratie.nl/erpubliek/bumper.nl.aspx .

Technische kanttekeningen (maar geen onbelangrijke)
De pers en de belangengroepen stortten zich enthousiast op de aangeleverde ratings, maar verloren daarbij (zoals dat wel vaker gaat) wat kleinigheden uit het oog.

  • De feitelijke vraagstelling van Bromet ging over emissies en dus niet over immissies en/of depositie (simpel gezegd wat er in je neus komt resp. wat er op of in de grond komt). Het verband tussen emissies aan de ene kant en immissies/depositie aan de andere kant vergt complexe verspreidingsmodellen die voor NOx en NH3 sterk verschillen. Omdat met name de immissie en de depositie een effect op mens en natuur hebben, is het wetenschappelijk nut van de lijsten beperkt.
    Het RIVM heeft wel een depositierapport, maar daar was dus niet om gevraagd. Het is te vinden op https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2021-0200.pdf .
  • De feitelijke vraagstelling van Bromet ging over “stikstofbronnen (bedrijven/vergunningen)”, dus over “inrichtingen”. Dat betekent in praktijk industriële bedrijven, veehouderijen en vliegvelden. Het gaat dus niet over het wegverkeer (want dat is geen inrichting). Dat maakt nogal uit want het wegverkeer is goed voor ongeveer de helft van alle uitgestoten stikstof.
  • De in de ammoniaklijst opgenomen inrichtingen zijn samen goed voor ongeveer 2% van alle ammoniakemissies.
    De in de NOx – lijst opgenomen inrichtingen zijn samen goed voor ongeveer 13% van alle NOx– emissies
  • Bij gasvormige stikstofoxides gaat het om NO of NO2 die in de atmosfeer in elkaar kunnen overgaan. Er is gerekend alsof alle gasmolekulen uit NO2 bestaan. Zou men op 100% NO-basis gerekend hebben, dan waren de aantallen kg ongeveer anderhalf keer zo klein geweest.
  • De emissies van vliegvelden zijn van de luchthaven zelf en van vliegtuigen tot 900m hoogte
  • Bij agrarische bedrijven tellen de ammoniakemissies uit stallen en de mestopslag wel mee, en emissies door beweiding en bemesting tellen niet mee. Die zijn best wel relevant, maar om technische redenen waren ze niet in de lijst onder te brengen
  • Gegevens over hun emissies worden door inrichtingen zelf aan de Emissieregistratie aangeleverd.

Enige relativering van het nut van de twee top 100-’s is op zijn plaats. Maar het is wel een goede publicitaire stunt van Bromet.

Wat observaties aan de ammoniak-top 100

  • Bij 10 van de 100 inrichtingen gaat het om industriele bedrijven, en bij 90 om veehouderijen. Enkele van die 10 zijn ook weer landbouwgerelateerd.
  • De 10 industriële inrichtingen in de top100 lozen samen 947 ton ammoniak, alle industriële inrichtingen, raffinaderijen en energieproducenten samen loosden in 2020 2300ton
    De 90 veehouderijen in de top100 lozen samen 2155 ton (ca 24 ton per veehouderij). De landbouw als geheel loosde in 2020 113400 ton
  • Van de 90 veehouderijen liggen er 37 in Noord-Brabant (waarvan 4 in Someren en 4 in Bernheze), en 10 in Noord-Limburg

Wat observaties aan de NOx -top 100

Tata Steel Ijmuiden
  • Tata Steel is onbedreigd eerste (met 6034 ton)
  • De vliegvelden scoren hoog. Schiphol is onbedreigd tweede met 3635 ton, Eindhoven 47ste met 221 ton (er staat ‘vliegveld Eindhoven’, dus onduidelijk is of dat met of zonder Defensie is), Maastricht is 76ste met 82 ton en Rotterdam-Den Haag 78ste met 78 ton
  • De kleine gemeente Moerdijk is met zes vermeldingen (waarvan drie afvalverwerkende inrichtingen) een stikstofgrootmacht.
    De BioMassacentrale Moerdijk verbrandt kippenmest.
  • Nr 14 (RWE in Geertruidenberg) is de Amer 9-centrale (zie https://benelux.rwe.com/en/locations/amer-power-plant )
    Nr 52 (RWE Moerdijk) is een gasgestookte STEG-inrichting (Stoom En Gas-turbine) op het industrieterrein, zie https://benelux.rwe.com/en/locations/moerdijk-power-plant .
  • Verder eigenlijk niet zoveel verrassingen.
De STEG-plant van RWE op industrieterrein Moerdijk

Mierenzuuraggregaat vervangt dieselaggregaat – maar wat dat precies oplost?

De Omroep Brabant wijdde op 06 april 2022 een uitzending aan de startup DENS uit Helmond, die elektro-aggregaten maakt die gevoed worden met mierenzuur. Zie https://www.omroepbrabant.nl/nieuws/4067143/stroomtekort-helmond-heeft-de-oplossing-met-aggregaat-op-mierenzuur .
Het is een interessante techniek, maar nog niet rijp voor de grote schaal.

Mierenzuur, waterstof en stroom
Mierenzuur is een alledaagse stof. Mieren verdedigen zich ermee, maar het zit, samen met andere stoffen, ook in bijvoorbeeld brandnetels en wespen. Chemisch gezien is het het kleine en iets aggressievere broertje van azijn.
Heel lang geleden werd de stof gedestilleerd uit massa’s mieren, maar het gaat al lang anders. Hierover zo meteen meer. Maar hoe dan ook en mogelijk met de dierenliefhebbers in gedachten, heeft men voor mierenzuur (met een onbekend toeslagstofje) de nette fantasienaam hydrozine bedacht.
Op zijn Engels heet mierenzuur formic acid .

Trailer met ene mierenzuuropstelling achter een stadsbus vna Van de Leegte

Op de TU/e werkte het “Team FAST (Formic Acid Sustainable Technologies)” met de stof. In december 2018  was een en ander zo veelbelovend, dat het studententeam als startup verder ging als startup onder de naam DENS.
Een van de projecten van toen het nog een studententeam was, was dat ze een stadsbus van Van de Leegte aanvulden met een Range Extender (REX) in een aanhangwagen en die werkte op mierenzuur. ( https://www.tue.nl/en/news/news-overview/07-07-2017-how-to-power-a-bus-on-formic-acid/ ).

DENS zit nog steeds op de Automotive Campus.

Het cycluskarakter van  mierenzuur (idealiter)
De productie en het verbruik van mierenzuur verlopen cyclisch:

De kringloop heeft een linkerkant en een rechterkant.

Je haalt ergens CO2 vandaan (kan op allerlei manieren), je koppelt dat onder toevoer van energie op aanvaardbare wijze aan waterstof, en er ontstaat mierenzuur. Dat is een vloeistof met een energiedichtheid van ongeveer vier maal die van een batterij. Dat is overigens voor een ‘brandstof’ nog steeds laag.
Die vloeistof kun je in een tank gooien, over de juiste katalysator laten lopen en dan komt die waterstof (alsmede de oorspronkelijke CO2 ) er vanzelf weer uit, waarna die waterstof (bij DENS) gebruikt te worden in een brandstofcel. Daar  komt dan weer stroom en water uit en op die stroom draait een elektromotor.

Men kan op deze wijze bereik mierenzuur naar believen zien als een comfortabele vorm van energieopslag of van waterstofopslag. Een liter van het spul kan 52 gr waterstof opslaan.

Het cycluskarakter van  mierenzuur (in praktijk)
Het probleem is dat DENS en de TU/e vooral de voordelen  benadrukken.
Aan de rechterkant van de cyclus is het mooi weer. Inderdaad is het proces stil en schoon in het gebruik en vloeibare energiedragers werken erg handig.

Het is veel moeilijker om bij DENS of de TU/e iets over de linkerkant van de cyclus te vinden, en daar zit bij dit soort toepassingen meestal de zwakke plek.
Bij DENS vind je slechts, na enig zoeken op de website, dat DENS zijn mierenzuur inkoopt bij Fulltank ( https://fulltank.nl/nl/overige-brandstoffen/hydrozine/ ). Bij die firma vind je evenmin informatie over waar hun mierenzuur vandaan komt.

Bij de TU/e wordt slechts zeer in het algemeen duidelijk dat  het een elektrochemisch proces is. Je hebt water nodig, uiteraard CO2 , groene stroom en katalysatoren. Een cyclusrendement is niet te vinden (hoeveel %  van de oorspronkelijke  groene elektrische energie na de brandstofcel terug te vinden is. Omdat groene stroom vooralsnog schaars is, is het voor de verdelingsprioritering wel van belang dit rendement te kennen.

De TU/e heeft wel een studentengroep die met de elektrochemische productie van mierenzuur  bezig is ( https://www.teamrenewco2.com/the-technology ), maar ook daar geen getallen en publicaties.

Uit de literatuur blijkt dat er veel recente research is. Een Life Cycle Assessment uit 2018 is te vinden op https://core.ac.uk/download/pdf/158329068.pdf en roept nogal wat twijfel op. Wil men tot een Carbon Footprint komen die zin heeft (lager dan die van het gangbare fossiele alternatief), dan moet er nogal wat gebeuren. Met name de opwaardering van het in relatief lage concentraties in water gevormde mierenzuur tot commercieel bruikbare concentraties vroeg (althans t/m 2018) erg veel energie (hetgeen een laag cyclusrendement met zich mee brengt).

Dit terrein is mijn specialiteit niet. Het is mogelijk dat er sinds 2018 technische doorbraken geweest zijn. Ik zie ze niet in de literatuur, maar mijn kennis van de relevante literatuur op dit gebied is beperkt.
Vooralsnog geef ik DENS, vanuit duurzaamheidscriteria redenerend, het voordeel van de twijfel. En ik vind dat de TU/e in dit soort toepassingssituaties een reëel beeld aan de buitenwereld moet geven.

De generator
DENS heeft een verplaatsbare generator op hydrozine gemaakt die gebruikt kan worden in plaats van een dieselgenerator. Op zijn minst is dat voor de omgeving een stuk aangenamer.

Voor sommige toepassingen is de generator ideaal: op bouwplaatsen waar geen elektriciteit is, bij festivals, of als bijvoorbeeld een flat vanwege een verbouwing tijdelijk zonder netaansluiting zit.

Als ik het zelf moet inschatten (mede gezien de vooralsnog lage cyclusrendement) is de generator een nicheproduct voor vooral tijdelijk gebruik in specifieke omstandigheden.
Er is overigens niets mis met een nicheproduct als het binnen zijn beperkingen ingezet wordt.

Luchtvaartreuzen zeggen duurzaam te willen zijn, maar proberen ReFuel EU Aviation te slopen

Vooraf
Eerder is in deze kolommen geschreven over het voorstel van de Europese Commissie (EC) om aan de al bestaande RED II-richtlijn een programma toe te voegen (ReFuel EU Aviation), waarmee het gebruik van 2de generatie biokerosine, en daarna Power to Liquid- brandstof (e-kerosine), stapsgewijs steeds verder verplicht wordt gesteld. Als dit goed wordt uitgevoerd, is BVM2 het er mee eens. Zie Strategische aanzet voor de Werkgroep Klimaat van LEO over Sustainable Aviation Fuels .

Vervolgens heeft Eindhoven Airport een voorstel ingediend om de ticketheffing, die de nieuwe regering aangekondigd heeft te zullen invoeren, (deels) te bestemmen voor de meerkosten van deze Sustainable Aviation Fuels (SAF’s). In dit voorstel zijn de voorwaarden, zoals genoemd in ReFuel EU Aviation, zoals BVM2 die ingebracht heeft, overgenomen. BVM2 (Beraad Vlieghinder Moet MInder) steunt het voorstel, waarna het als standpunt van het Luchthaven Eindhoven Overleg (LEO) is opgestuurd.  Zie https://bvm2.nl/ticketheffing-op-eindhoven-airport-bestemmen-voor-duurzame-kerosine/ .

Het gebruik van SAF’s, mits aan de juiste voorwaarden voldaan is, levert forse besparingen aan broeikasgasemissies op en leiden tot minder luchtverontreiniging rond het vliegveld.

Geambieerde bijmengtabel in Refuel EU Aviation

Position Papers van de luchtvaartmaatschappijen
Belanghebbenden kunnen reageren op voorstellen van de EC door position papers in te dienen. Een aantal grote Europese luchtvaartmaatschappijen (oa Air France-KLM en Lufthansa), de IAG (Iberia en air Lingus) en hun brancheorganisatie de IATA, hebben dat gedaan.  Op papier willen deze organisaties in 2050 broeikasgasemissievrij zijn.

De Brusselse lobby van de milieuorganisaties, Transport&Environment (T&E) hebben die Position Papers geanalyseerd. De uitkomst is, weinig verrassend, dat ze proberen de voorgenomen verplichtingen onderuit te halen. SAF’s kosten de luchtvaartmaatschappijen extra geld (vandaar het tickettaxvoorstel) en gedoe (want je moet meer soorten kerosine bijhouden).

De analyse van T&E is dat de maatschappijen baden in de goede bedoelingen en dat ondertussen de IATA en de IAG het vuile lobbywerk doen.

De eerste lobby-inzet is dat de EU probeert zijn voorstel geldend te maken voor alle vluchten die in de EU27 vertrekken, en zowel binnen als buiten de EU landen. Dat zijn ze dus allemaal op enkele kleinere uitzonderingen na, waardoor het percentage dat SAF moet tanken op 91,7% van de vliegbewegingen blijft steken.
De EU en de IATA proberen de SAF-verplichting te beperken tot alleen binnen-EU vluchten (dus zowel start als landing binnen de EU27). Van Eindhoven naar Malaga betekent in hun optiek verplicht SAF bijtanken, van Eindhoven naar Antalya of Londen niet. Onder deze beperking hoeft nog slechts 28,5% van de vliegbewegingen SAF te tanken.
Deze laatste move is niet nieuw. Indertijd heeft de EU de vliegsector onder het Emission  Trade System (ETS) gebracht, en daar speelde dezelfde kwestie. Toen dreigde China om geen Airbussen meer te kopen en zo her en der dreigden landjes als de VS ook met van allerlei vreselijks, en toen trok de EU de keutel in. Het ETS geldt nu alleen voor binnen-EU vluchten.
Het is te hopen dat de EU zijn poot nu wel stijf houdt.

Aanvullend op de eerste inzet probeert de IAG verdergaande inbreuken op het EC-voorstel te doen.
De EC stelt voor om in 2030 bijgemengd te hebben 5% SAF (zie bijmengtabel), wat aanleiding geeft tot 3,75% minder CO2 (de SAF bespaart bij de EU gemiddeld 75% CO2 ). De IAG wil de e-kerosine verplichting schrappen en 10% biokerosine bijmengen wat (a) per saldo nog steeds tot een grote verslechtering leidt en (b) sowieso niet te doen is, omdat nog maar afgewacht moet worden of de 5%-ambitie gehaald wordt.

Het zal dus een typisch-Brusselse strijd worden hoeveel er van de ambities van de EC uiteindelijk overblijft.

Dit is kwantitatief. Kwalitatief wordt de samenstelling van bio- en e-kerosine niet aangevochten, althans niet in het artikel dat T&E erover schrijft. De luchtvaartsector lijkt dus akkoord te gaan met de stringente beperking tot Annex IX, deel A van de RED II-richtlijn (Advanced biofuels) en Annex IX, deel B (Used Cooking Oil and Animal Fat).

De tekst van T&E is te vinden op https://www.transportenvironment.org/discover/europes-largest-airlines-claim-net-zero-future-whilst-lobbying-to-weaken-eus-climate-laws/ . Desgewenst kan men op deze pagina de afzonderlijke position papers downloaden..

Een gepopulariseerde samenvatting van de tekst is bij Schipholwatch te vinden op https://schipholwatch.nl/2022/04/07/keiharde-lobby-vliegindustrie-om-door-te-mogen-gaan-met-vervuilen/ .

Nieuwe website wil winkelbevoorrading in stedelijk gebied efficiënter maken

https://www.logistiek.nl/183900/lastmile-info-moet-retail-last-mile-efficienter-maken?utm_source=Vakmedianet_red&utm_medium=email&utm_campaign=20220321-logistiek-std%20Email&tid=TIDP5985190XC8CCD2759B2A44B486D98268FF88D0C3YI4

Een groot aantal organisaties zijn gaan samenwerken om de winkelbevoorrading in stedelijk gebied te verbeteren. Nu is dat vaak een ratjetoe aan technische en bestuurlijke beperkingen bovenop de individualistische aanpak die voortvloeit uit de vrije ondernemingsgewijze productie.

De organisaties zijn Simacan, Breda University of Applied Sciences, Conundra, Gemeente Tilburg en Jumbo Supermarkten. Ook het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, gebruikers van Simacan, de Stichting UTC, GS1 en een heleboel andere partijen in de logistieke sector dragen een steentje bij. Het geheel wordt gesteund door de Europese Unie en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.
Simacan is een al langer bestaand initiatief om de logistiek efficienter te organiseren.

Het samenwerkingsverband resulteert in een nieuwe website https://www.lastmile.info/ .

Zie ook VolkerWessels ontwikkelt Bouwhubs om bouwverkeer in de stad te verminderen, ook in Eindhoven .

Merkwaardig dat de gemeente Tilburg ook hier weer progressiever is dan de Brainportregio die ontbreekt.

Uit het bericht op de website (van freelancejournalist Ferdi den Bakker):

Data delen en combineren

De bevoorrading van stedelijke gebieden wordt complexer door de (terechte) wens om de leefbaarheid te verhogen terwijl de vraag toeneemt. De maatregelen om die leefbaarheid te verhogen zien we terug in regelgeving zoals venstertijden, zero-emissie zones, voorkeursroutes en gewichtsbeperkingen. Aan de andere kant zien we de wens om de distributiekosten in bedwang te houden en de (terechte) wens van chauffeurs en de logistieke sector om rekening te houden met de uitvoering van hun werkzaamheden. Technologie stelt ons gelukkig in staat om die toenemende complexiteit beter te plannen en daar waar nodig realtime bij te stellen.

Om de technologie te laten werken, moeten partijen in de logistieke keten de beschikking hebben over kwalitatief bruikbare en realtime informatie over de last mile. Informatie die straks te vinden is via Lastmile.info. Daarvoor worden niet alleen beschikbare datasets van overheden gecombineerd (denk aan NDW/verkeersplatformen/visibility platformen), maar zetten we ook de community (crowd) en kunstmatige intelligentie in om die informatie te valideren.

Als we dat als community goed regelen, kunnen partijen in de sector op termijn informatie over planningen en verstoringen met elkaar delen. Wegbeheerders kunnen daardoor real-time prioriseren en regelgeving dynamiseren om de leefbaarheid nog verder te kunnen verbeteren. Denk daarbij aan bevoorrading buiten venstertijden voor aangekondigde stille emissieloze voertuigen die een tijdslot en route krijgen.

Gemeenteraad blokkeert ten onrechte interpellatie over Eindhovense asfaltcentrale

Asfaltcentrale ACE

Voorgeschiedenis
De Eindhovense SP houdt zich al vele maanden in  de gemeenteraad bezig met de milieuaspecten van de Eindhoven asfaltcentrale ACE van KWS Infra. Het betreft vooral (in deze volgorde) PAK’s (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, waarvan sommige kankerverwekkend zijn), benzeen en stank. De SP-inzet is (anders dan de inzet van GroenLinks)  niet gericht niet gericht op de sluiting van het bedrijf of het einde van de recycling van oud asfalt (welke recycling voor de meeste problemen zorgt) maar op een betere milieuvergunning.
Ik heb hiervoor ideeën aangeleverd, zie Asfaltcentrales worden mogelijk schoner (update dd 28 dec 2021) en Asfalt Centrale Eindhoven heeft een benzeenprobleem en een groter PAK’s-Probleem .

De geweigerde interpellatie
In een motie dd 25 januari werd geëist dat er zo snel mogelijk een einde moest komen aan het overschrijden van de mileunormen, dat er sneller een adequate nieuwe vergunning moest komen, waarbij Best Beschikbare Technieken (BBT) toegepast werden. Het College nam dit over.

Het College bleef echter bezig met pappen en nathouden en toen de beloofde nieuwe milieuvergunning weer neer bleek te komen op een milieuneutrale nieuwe vergunning waarin, ondanks alle SP-bemoeienis, geen wezenlijke verbeteringen waren opgenomen, besloot de SP tot een interpellatie. Het verzoek daartoe werd gesteund door het OuderenAppel Eindhoven, 50+ en de groep-Schreurs.

Indirecte verhitting-asfaltcentrale van KWS Infra in Rotterdam met het HERA-principe

Een interpellatie is een zwaar aangezette ondervraging van B&W. In de interpellatie, indien toegewezen, zou gevraagd waarom de motie uit januari niet was uitgevoerd, of dat alsnog ging gebeuren en of het College voor de gevolgen instond als de vergunning niet op basis van BBT zou worden gebaseerd.
In de achterliggende overwegingen werd geschetst wat die BBT zouden moeten zijn. Kort samengevat: indirecte in plaats van directe verhitting van het asfaltmengsel (inclusief te recyclen oud asfalt); indirecte verhitting met elektriciteit i.p.v. gas; en voor zover dat daarna nog nodig is, rookgasreinigng met een koolfilter. De eerste en de derde eis is bestaande of onlangs ontwikkelde techniek, en elektrificatie (o.a. nodig omdat Rijkswaterstaat dat wil) is een voor deze specifieke situatie nog te ontwikkelen techniek die echter in zijn algemeenheid standaard is.

De rest van de gemeenteraad had geen zin in een interpellatie. Alleen de indieners waren voor (7 tegen 31).
Veel vertegenwoordigende organisaties hanteren de onuitgesproken gewoonte om interpellaties toe te staan, ook als de meerderheid het niet met de inhoud eens is, om ook kleine oppositiepartijen de gelegenheid te geven onderwerpen op de agenda te zetten. Dat de meerderheid dat nu niet wilde, is principieel verwerpelijk. Op deze wijze komt een constructief voorstel over een probleem, waarover in de omgeving veel onrust bestaat, niet tot ene inhoudelijke bespreking.

Schema van een asfaltcentrale met indirecte verhitting (bron branche)

Toch enig succes
Uiteindelijk besloten de indieners dan maar een gewone motie in te dienen met een beperktere tekst. Het dictum was dat het College zo snel mogelijk alsnog Best Beschikbare Technieken aan ACE moet voorschrijven via een direct op te starten procedure tot ambtshalve wijziging van de milieuvergunning.

Deze motie is uiteindelijk niet in stemming gebracht omdat de wethouder toezegde dat hij, na een gesprek met ACE, ze een deadline heeft gegeven voor een goede vergunningaanvraag (met BBT) tot 08 april.

BBT
Nu is er reden om deze toezegging met enige kritische zin te behandelen. Best Beschikbare Technieken blijken in praktijk een soort grijs gebied waarin ook woorden als ‘kostenefficientie’ en ‘redelijkheid’ een rol spelen. Vaak gaat het in praktijk om Best Betaalbare Technieken.
In elk geval staat voor de SP (en voor mij) vast wat de drie sleutelelementen zijn:

  • Indirecte in plaats van directe verhitting van het asfalt, waardoor een betere en gelijkmatiger temperatuurregeling mogelijk is. Dat maakt veel uit voor het ontstaan van emissies.
  • Indirecte verhitting met behulp van stroom i.p.v. gas. Dit vanwege het klimaat – sowieso moet dat omdat opdrachtgevers als Rijkswaterstaat erop over willen stappen
  • Reiniging van de rookgassen met een door de branche ontwikkeld koolfilter.
Ligging meetpunten bij een koolfilteropstelling bij de asfaltcentrale in Den Bosch

Provincie schiet bok bij beoogde Tilburgse mestbewerker; hoe nu verder?

Schets van de installatie op de VTTI-website

Er vinden vele nuttige energie-, milieu- en recycleactiviteiten plaats in het gebied De Spinder in Tilburg-noord. Het wordt beheerd door Deponie Zuid, een werkmaatschappij van Attero.
Op zich is een terrein als De Spinder, met al veel afvalverwerking, een geschikt industrieterrein voor een mestvergister.

Deponie Zuid heeft een koepelvergunning voor alle activiteiten op De Spinder. Daarbinnen heeft Deponie Zuid al in 2014 vergunning gekregen voor het oprichten van een mestvergister. In april 2018 heeft Deponie Zuid van Gedeputeerde Staten (GS) een aangepaste vergunning gekregen in plaats van die uit 2014.

Bij die vergunning uit 2018 hoort een geurstudie van ingenieursbureau SPA WNP.
Zo’n geurstudie schrijven valt tegen. Er bestaat niet zoiets als een breed aanvaard kengetallenbestand. In plaats daarvan wordt er gekeken van welke waardes men bij eerdere projecten uitgegaan is, of  had willen uitgaan (want die eerdere projecten gingen soms ook weer niet door). Onzekerheid stapelt op onzekerheid, zodat uiteindelijk SPA WNP een range aan mogelijke stankemissie geeft van 14000 tot 80.000 geureenheden per sec (zo’n geureenheid/sec heet officieel ouE/sec, maar dat is een onwerkbare naam). SPA WNP geven binnen die range als eindadvies 32000 geureenheden die per sec de lucht in mogen schieten.
Maar de toenmalige GS schoten een bok en schreven in de formele beschikking per ongeluk 25000 geureenheden/sec voor.

Dit alles is toen weinig of geen mensen opgevallen, mede omdat het op dat moment een vergunning ‘voor op de plank’ was. Er was toen geen gegadigde met concrete plannen.
De gemeente Tilburg had in 2018 geen serieuze vragen, evenmin als de milieuorganisaties en de omwonenden.

In  augustus 2021 meldde zich de onderneming VTTI  Bio Energy Tilburg BV, die op het papieren fundament uit 2018 echte stenen en installaties wil gaan plaatsen. Toen schrok iedereen wakker. VTTI heeft, uit eigen beweging, een second opinion laten uitvoeren door Tauw, welk consultancybureau op 39000 geureenheden per sec uitkomt (ook weer met een flinke range).
Overigens blijkt uit het rapport van Tauw dat VTTI een extra zuiveringstrap zegt toe te willen voegen om aan 80% geurverwijderingsrendement te komen: naast de gebruikelijke ontstoffer, zure en basische wasser ook een oxidatieve wasser die specifiek tegen stank gericht is. Dat kon wel eens flink schelen. Maar let wel: de 80% staat in de beschikking (voor wat dat waard is), de vierde trap niet.

De Spinder

De SP-fractie in PS heeft, samen met mij (ik ben fractieondersteuner) en met iemand van het Brabants Burgerplatform, naar de precieze teksten uit 2018 gekeken en naar Tauw. SP-woordvoerder Irma Koopman heeft er indringend vragen over gesteld. Daardoor kwam vier jaar later de blunderbok boven water.
Maar GS willen de vergunning niet intrekken en willen de blunderbok, al dan niet ambtshalve, alsnog euthanasiëren.

De SP-fractie heeft overigens geen principieel bezwaar tegen mestvergisters en dat geldt ook voor mijzelf. Er zijn goede energetische en klimatologische en circulaire argumenten voor mestvergisting, zo lang

  • men die ziet als een recyclingactiviteit voor een bestaand probleem en niet als oplossing voor de te grote dieraantallen,
  • er geen overcapaciteit is (zie verderop in dit artikel, want dat is een verhaal apart)
  • als de inrichting een adequate milieuvergunning heeft. Maar dat laatste blijkt dus makkelijker gezegd dan gedaan.

Er is nu voor de SP in PS geen zinvol politiek traject meer mogelijk.

Het is denkbaar dat er nu door omwonenden en bijvoorbeeld de BMF geprocedeerd gaat worden. Het is afwachten wat er op dat gebied gebeurt. Het is de vraag hoe kansrijk dat procederen is, gegeven de voorgeschiedenis, en eveneens hoe de rechter, vier jaar na dato, tegen de blunderbok aankijkt.

De omwonenden zouden kunnen overwegen (maar dat is hun keuze) om, parallel aan een eventueel juridisch gebeuren, ook onderhandelingsgesprekken op te starten. Immers, niemand zit er jodelend bij. De provincie heeft een stomme vergunning afgegeven die echter tot nu toe wel rechtsgeldig is, VTTI heeft een probleem als men het met die stomme vergunning moet doen, de omwonenden, de gemeente Tilburg en de milieuorganisaties hebben hun kans in 2018 laten schieten.
En dan zijn er ook nog mogelijke probleempjes met stikstof die tot nu toe niet aan de orde geweest zijn.
En de mestvergister, indien vergund, is volgens SPA maar goed voor 18% van alle emissies die de collectieve vergunning op De Spinder toestaat. Het is denkbaar dat elders op De Spinder met minder moeite meer milieuwinst te boeken valt. Dat vraagt echter om concrete detailkennis van het complex.
Het is maar een idee.

(beide grafieken uit Tauw)

Even over de al dan niet overcapaciteit van mestbewerkers.
Er is een recente studie van Wageningen (WUR) ‘Evaluatie van verwerkingsinstallaties voor mest en co-vergiste mest’, waar in staat wat kenmerken en mogelijkheden zijn van mest en vergiste mest (digestaat) als die er eenmaal is. Hierover later een apart verhaal.
De studie heeft een hulphoofdstuk waarin de fosfaat- en stikstofbalans beschreven is. Van de 157 miljoen kg P2O5 (dat met water foshaat vormt) die binnenkomt kan 108 miljoen kg geplaatst worden en 49 miljoen kg niet. Er gaat 47 miljoen kg het systeem uit (deels met bewerking als tussenstap), dus als men niet op een kilootje kijkt is de fosfaatbalans ongeveer in evenwicht. Zo ook (met andere getallen) de stikstofbalans.

Zou je denken dat je in Tilburg geen nieuwe mestbewerker meer nodig hebt.

Er zijn echter een paar mitsen en maren, zowel plus als min.

  • De balanscijfers van Wageningen zijn de officiële. Er is echter een omvangrijke illegaliteit die bij Wageningen niet aan de orde komt, en dat kan om eenderde van de mest gaan. Als daarop succesvol gehandhaafd zou worden, is er meer capaciteit nodig.
  • De buitenlandse vraag kan zowel in de min als in de plus veranderen
  • De met elkaar concurrerende maatschappelijke functies concurreren met elkaar om landbouwgrond (zie Grote energie-, klimaat- en bouwopgaven in een beperkte ruimte (PBL) ), wat zowel min als plus kan werken
  • Als het aantal dieren inderdaad met 30% oml;aag gaat (waarover het kabinet nu spreekt) is er minder capaciteit nodig
  • Als ex-landbouwminister Schouten in de door haar bepleite kringlooplandbouw (die bij nadere beschouwing overigens geen kringlooplandbouw is) haar zin krijgt, hoeft rundermest niet meer bewerkt te worden want grondgebonden (minder capaciteit nodig), maar moet alle niet-rundermest verplicht bewerkt worden (meer capaciteit nodig).

Kortom, er is, wat mij betreft, op dit moment geen peil op te trekken wat er aan toekomstige capaciteit nodig is.
Ik heb voor de provinciale SP een motie geschreven waarin een driejarig moratorium op nieuwe mestbewerkers voorgesteld wordt t/m 31 december 2024 . Die haalde het helaas niet. Zie

Luchtmeting door meetnetten en burgergroepen in ZO Brabant

In het laatste decennium zijn er steeds meer initiatieven gekomen die de luchtkwaliteit in ZO  Brabant meten. Het betreft zowel een nieuw officieel regionaal meetnet, alsmede metingen door groepen burgers of afzonderlijke gemeenten. Een overzicht met sterktes en zwaktes.

Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit
Het RIVM runt een Landelijk Meetnetwerk Luchtkwaliteit (LML). Dat is tegenwoordig te vinden op https://www.luchtmeetnet.nl/ . Het oudere adres https://www.lml.rivm.nl/index.php linkt door naar het nieuwe adres.
Het dient vooral om het landelijke en provinciale beleid te ondersteunen (ook de provincie stelt middelen ter beschikking, zie https://www.bjmgerard.nl/het-schone-lucht-akkoord-in-brabant/ ).
Het LML is openbaar toegankelijk en heeft o.a. een archieffunctie, waardoor allerlei rapportages uit te draaien zijn. Hieronder ter illustratie een momentopname van NO2 – concentraties in NBrabant op 05 januari 2020, om 22.20 uur. Het heeft kort daarvoor geregend, dus de concentraties zijn laag.
Hoe interessant ook, ik ga hier verder niet op in omdat ik me op de regio wil concentreren.

LML-stations in Brabant

AiREAS en Milieudefensie
Hoewel de gemeente Eindhoven zelf ook al een bescheiden meetnet had voor met name NO2 ( https://www.eindhoven.nl/bestuur-en-beleid/samen-werken-aan-duurzaamheid-en-het-klimaat/meetwaarden-luchtkwaliteit?suggestie=Meetwaarden%20luchtkwaliteit ), moet de start van de huidige ontwikkeling op conto geschreven worden van de Eindhovenaar Jean-Paul Close met zijn AiREAS-netwerk. Met groot enthousiasme en doorzettingsvermogen wist hij vrijwilligers, deskundigheid (o.a. ECN/TNO en de Universiteit van Utrecht), politiek en geld aan zich te binden, met als resultaat na enkele jaren een netwerk van 35 meetstations dat een aantal jaren gedraaid heeft.
De Aireas-website bestaat nog steeds op https://aireas.com/ . De opzet is ook in andere gemeenten en zelfs internationaal uitgerold.

De techniek onder de metingen van AiREAS heet het Innovatief Lucht Meetsysteem (ILM).

AiREAS is een activiteit van de maatschappelijke organisatie Stad van Morgen. In de visie van de Stad van Morgen staat  “de mens en onze duurzame vooruitgang” centraal. Close weet zijn maatschappijvisie, de ‘sustainocratie’ met fleurige plaatjes uit te leggen die op genoemde website in ruime mate te vinden zijn.

Ik heb altijd goed met Jean-Paul Close op kunnen schieten en de eerste activiteit, waarmee ik de huidige afdeling van Milieudefensie Eindhoven heb helpen opzetten, was een openbare avond over de luchtkwaliteit – heel redelijk bezocht. De tweede activiteit was een jaar lang deelnemen aan de meetactie van Miliieudefensie met Palmesbuisjes, gericht op NO2 . Daarna was het eigenlijk al niet meer nodig omdat er al genoeg meetpunten waren.
Dat wil niet zeggen dat ik het helemaal met Close’s politieke filosofie eens ben. Ik  vond, en vind, dat AiREAS/Stad van Morgen teveel een op harmonie gestoeld wereldbeeld aanhangt (een beetje ‘daders en slachtoffers, samen de schouders eronder’), te apolitiek is en teveel op gedragsaanpassing koerst in plaats van op oorzaakbestrijding. Milieudefensie is politieker en activistischer.
Maar wij zouden met Milieudefensie het meetnetwerk van de grond gekregen hebben, en Close wel. Dat moet worden erkend.
Maar Milieudefensie heeft in maart 2014, tijdens de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen, 3500 handtekeningen aangeboden voor een maatregelenpakket om het Eindhovense verkeer grondig te moderniseren (in  Eindhoven de belangrijkste interne bron van luchtvervuiling). Dat is inmiddels overigens voor een heel eind gerealiseerd. Zie https://www.bjmgerard.nl/groen-links-eindhoven-bouwt-met-initiatiefvoorstel-voort-op-verkeersactie-milieudefensie-eindhoven/ en https://www.bjmgerard.nl/milieudefensie-krijgt-in-eindhoven-steeds-meer-gelijk-over-schonere-lucht/ .

Het verschil in aanpak tekent de onderlinge verhouding tussen Milieudefensie en AiREAS: twee aparte koersen, maar goede onderlinge verhoudingen.
Het loopt ook al vooruit op de belangrijkste vervolgvraag van welk meetsysteem dan ook: het handelingsperspectief.

Doorontwikkeling van AiREAS – hoe is het Regionale Meetnet georganiseerd en wat kan het?
Ergens eind 2017 ontstond in de regionale politiek de wens om AiREAS door te ontwikkelen. Andere gemeenten hadden ook interesse en er was bijvoorbeeld interesse in de vervuiling door de intensieve veehouderij en het vliegveld. Verder was er behoefte aan geluidsmeting, o.a. ook (maar niet alleen) vanwege het vliegveld.

Op 18 december 2019 werd een bestuurlijke overeenkomst getekend voor dit regionale meetnet met als startdeelnemers  AiREAS, gemeente Eindhoven, Provincie Noord-Brabant, GGD, RIVM, TNO, Universiteit Utrecht en Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB), en met een uitnodiging aan de regiogemeenten. De ODZOB doet het kantoor en de nieuwsbrieven ( https://odzob.nl/meetnet?cookie=1594390759271 ). Bijgevoegd het persbericht .


Vanaf 2020 wordt het meetnet uitgerold.
Dd 08 december 2021 hebben zich aangesloten de gemeenten  Asten, Bergeijk, Best, Boxtel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven (partner en deelnemer), Gemert-Bakel, Geldrop-Mierlo, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Meierijstad, Nuenen, Oirschot, Reusel-De Mierden, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre. De gemeente Someren heeft deelname nog in beraad.
Inmiddels staan er 44 meetstations. Experts van RIVM, TNO en Universiteit Utrecht hebben samen bepaald waar de meetkasten worden geplaatst. De nadruk ligt daarbij op het meten van het gebied rond de steden, de luchthaven Eindhoven Airport en het landelijk gebied met veel veehouderij. Er is een beperkt aanbod aan mobiele kasten (aanvraag op meetnet@odzob.nl ).

De ODZOB-website bevat alle belangrijke informatie, links en documenten.

De meetkasten rapporteren op twee plaatsen:

  1. Bij het RIVM op https://samenmeten.rivm.nl/dataportaal/ . Hier staan gegevens uit verschillende bron samengebracht (hierover verderop meer). De punten waar bij aanklikken ILM verschijnt, horen bij het regionaal meetnet.
    Het RIVM geeft in Brabant alleen waarden voor de grootheden die in de officiële Nederlandse wetgeving genormeerd zijn, in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit computermodel scheidt door berekening, in combinatie  met achtergrondmetingen, berekende waarden af voor NO2 , PM2.5 en PM10.
  2. Bij TNO op https://ilm2.site.dustmonitoring.nl/ , waar onderstaande afbeelding vandaan komt. De afbeelding is niet interactief, de site zelf wel.
    Naast ‘dust’ in de categorieën PM10, PM2.5 en PM1 detecteren de meetkasten ook NO2 en, bij de drie meetkasten bij het vliegveld, ook UFP (Ultra Fine Particles). Dat laatste is een langdurig geuite wens van het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2). Straalmotoremissies kenmerken zich door veel emissies in het 20nm – gebied.
    Bij de getallen in de kolom (dezelfde als die bij aanklikken op een punt verschijnen) zijn momentane metingen op 30 december 2021, één uur ’s nachts.
    In Eersel staan geen punten aangegeven, omdat Eersel zelf een meetnet heeft (zie verderop).
    De grafieken lopen van twee dagen voor tot twee dagen na Oud (2021) en Nieuw (2022), maar kunnen een beetje verschoven worden.
    De grote piek in de grafieken in de rechterkolom is het vuurwerk – 102 is Eindhoven Airport, toen gesloten , en 139 het Eindhovense stadscentrum.
    De blauwe PM-grafiek van Eindhoven Airport, midden onder, is moeilijk te interpreteren.
Display van TNO tbv meetprogramma

Andere initiatieven in Zuidoost-Brabant
Zoals al gezegd, verzamelt het RIVM op https://samenmeten.rivm.nl/dataportaal/ gegevens uit verschillende bron.

Zo’n bron is bijvoorbeeld de gemeente Eersel. Op het RIVM-portal staan vijf stippen van deze gemeente (code MGE), zie ook https://www.eersel.nl/meetnet/ . Het is een mooi meetnet.

Er staan heel veel stippen van het project Luftdaten (LTD), tegenwoordig Sensor.community. Dat is een uit Duitsland overgewaaid Citizen Science-project om fijn stof te meten, dat het RIVM probeert te ondersteunen op genoemd portal. Zie ook https://www.samenmetenaanluchtkwaliteit.nl/nieuws/steeds-meer-burgerwetenschappers-actief-bij-luftdaten . Tegenwoordig heet Luftdaten Sensor.community ( https://www.samenmetenaanluchtkwaliteit.nl/sensorcommunity ) en heeft een wat ruimer takenpakket opgevat (ook geluid). De kwaliteit van de metingen is minder goed gegarandeerd dan die  van professionele apparaten, maar het zijn er wel erg veel en mogelijk is de kwaliteit verbeterbaar. Het is in opkomst.
Er zijn erg veel LTD-stippen in Meierijstad. Waarschijnlijk is dat de nieuwe meetgroep, die daar onlangs gestart is.

Ongetwijfeld ben ik ergens wat vergeten.

Wat kun je wel en niet met het meetnet? Het handelingsperspectief.
Het is een beetje cru om te zeggen over een onderwerp waarvan ik zelf een groot voorstander ben, maar het legt makkelijker uit om eerst te zeggen wat je er NIET mee kunt. Dat is makkelijker. Sommige gebreken vloeien voort uit landelijke wetgeving, en sommige horen specifiek bij de regionale opzet.

  • Je kunt juridisch niets met meetdata. Om het grote publiek tegen vervuilde buitenlucht te beschermen, heeft het Rijk het eerder genoemde NSL vastgesteld. Dat is een ingewikkeld computermodel waarin gemeenten elk jaar belastende en ontlastende ontwikkelingen stoppen, en het RIVM een met wetenschappelijk goed gekeurde apparaten gemeten achtergrond, en dan rollen daar op een heleboel toetspunten langs grote wegen jaargemiddelde waardes uit voor NO2 , PM2.5, PM10 en roet, en de eerste drie zijn genormeerd op resp. 40, 20 en 40µg/m3 . Andere stoffen zijn niet genormeerd in praktijksituaties die er voor het grote publiek in de buitenlucht toe doen.
    Als de computer zegt dat een meetpunt voor NO2 op 39 zit en de meetpaal daar pal naast zegt 41, dan telt de 39. Dat klinkt achterlijk, maar er zijn goede argumenten voor en het systeem heeft een tijd lang goed gewerkt.
    Let wel dat de normering jaargemiddeld is. Als een NO2 -meter op maandagmiddag op 60µg/m3 staat en de norm is 40, is dat geen overtreding. Het is pas een overtreding als het toetspunt bij de meter jaargemiddeld boven de 40µg/m3  zit. Dat was het geval op de Eindhovense Vestdijk en vandaar het proces tegen de afschaffing van de Knip (zie https://www.bjmgerard.nl/knip-vestdijk-slag-verloren-uitkomst-oorlog-nog-onduidelijk/ ).
  • Het RIVM en de ODZOB staan niet toe om jaargemiddeldes uit te rekenen. TNO staat dat misschien toe, maar is gebruiksonvriendelijk en er ontbreken delen van 2021 – kan zijn dat de meetapparaten toen uit stonden.
    De gemiddelde UFP-concentratie in punt 102 (aan de ZW-kant van de startbaan) van 09 juli t/m 31 dec 2021 bedraagt 13657 deeltjes/cm3.
  • Het meetnetwerk kent geen geluidmeting. Dat is des te treuriger, omdat de gemeente Best jarenlang een goed programma draaiende had (van SensorNet) dat nette en betrouwbare statistieken afscheidde, inclusief jaargemiddelde Lden – en Ke-cijfers. Best heeft dat meetnet onder andere afgeschaft omdat men dacht dat het regionale meetnet het over zou nemen. Wat dus niet gebeurt.
    De vragenrubriek van de ODZOB zegt dat geluid mogelijk aan de beurt komt in een Fase 2, waarover verder geen mededelingen gedaan worden.
    Dat betekent o.a. dat omwonenden van het vliegveld nog steeds aangewezen zijn op de negen meetpalen van het vliegveld zelf, en al jaren zorgvuldig vermijden om bruikbare jaargemiddelde Lden – en Ke-cijfers af te scheiden.
    Er moet alsnog een onafhankelijk geluidmeetnet komen.
    Nu staan er in half Brabant vijf individuele personen die volgens het mij onbekende project GLD_Seco geluid meten. Je krijgt dan bijvoorbeeld dit:
De persoon in kwestie had om 23.06.40 in Oudjaarsnacht een knal van 85dB.



Nu wat je er wel mee kunt, maar dat vraagt nader denkwerk. Het is minder recht toe, recht aan.

  • Als je jaargemiddelde cijfers hebt, kun je uitkomsten van het computermodel checken. Meetsystemen hebben hun problemen (de hond van de buren staat in de detector te blaffen) maar computersystemen ook (die worden bijvoorbeeld gevoed met de aanname dat niemand de maximum snelheid overschrijdt).
    Het is goed gebruik om enige experimentele verificatie van computerberekeningen in te bouwen. Met de meetpalen van Sensornet kon je checken of de experimentele geluidsmeetpaal zei wat hij van de berekende contour moest zeggen. Dat is vooral nuttig als je de berekening niet helemaal vertrouwt.
    De check is niet juridisch bruikbaar, maar wel geschikt voor doordachte vormen van stampij. Je zou bijvoorbeeld kunnen nameten of de tijdelijke wijk Te Veld in NW-Eindhoven net buiten of net binnen de 20Ke-contour ligt, voor welke berekening er reden tot wantrouwen is.
  • Je kunt nadenken over oorzaken en remedies. Ongeacht of de meter 41 zegt en de computer 39, in beide gevallen is het veel en misschien moet je de straat toch 30km/uur maken en éénrichtingsverkeer.
    En ik vind 13657 deeltjes UFP/cm3 in het verlengde van de startbaan in een door Corona verpest half vliegjaar eigenlijk best wel veel. Misschien moet er versneld minder en/of schoner gevlogen worden.
  • Je kunt er als politicus en bestuurder beleid mee ontwerpen, bijvoorbeeld ruimtelijke ordening. Je kunt een woonwijk plannen waar er structureel weinig  fijn stof en geluid is. Om dat laatste te bepalen, is er geen juridisch sluitend bewijs nodig.

Samengevat: voor heel veel zinvolle handelingen is geen sluitend juridisch bewijs nodig.

Afbeelding van RIVM Samen Meten

VION heeft stank niet onder controle (update dd 04 jan 2022)

Vion pand

Voorafgaand
VION in Boxtel mag 5,6 miljoen varkens per jaar slachten. Behalve voor de dieren, is dat voor de omwonende mensen onaangenaam. Het maakt herrie en het stinkt, de waterzuivering loopt over en heeft Legionella verspreid. Er ontstond een actiegroep die veel tamtam maakte, en met succes.

Vorig jaar vroegen actievoerders mij wat ik er van vond. Ik heb mijn mening gegeven en een gesprek begeleid tussen de actiegroep en het College van B&W van Boxtel. Zie www.bjmgerard.nl/?p=9213 en www.bjmgerard.nl/?p=9717 .

VION, de gemeente en de Omgevingsdienst hebben meegewerkt aan een onderzoek naar de geursituatie in Boxtel, uitgevoed door Witteveen en Bos. Dat is op 03 december 2020 verschenen. In het kader van dat onderzoek zijn ook al beperkte verbeteringen aangebracht. VION heeft gezegd bereid te zijn tot meer verbeteringen (in elk geval een nieuwe en hogere schoorsteen).

Varkens in een veewagen

Geurwetgeving
Je kunt “geur” op drie levels zien:  in termen van hoeveelheden uit varkens vrijgekomen stinkstoffen, in termen van emissies (wat er uit de som van alle pijpen en gaten van de fabriek komt) en in termen van immissies (wat er in de neus van omwonenden komt).
Van het geheel aan stinkstoffen wordt het grootste deel onschadelijk gemaakt  met allerlei apparatuur.
Wat niet onschadelijk gemaakt wordt, ontsnapt uit schoorstenen, ventilatoren, deuren en ramen, enz als emissies.
De emissies kunnen min of meer worden omgerekend tot immissies met ingewikkelde atmosferische verspreidingsmodellen.

In de uitbreidingsvergunning van 2013 zijn de belangrijkste beperkende getalsmatige eisen a)  dat het leven van 5,6 miljoen varkens per jaar beëindigd mag worden en b) dat ter plekke van woningen van derden de immissie slechts 2% van de tijd (175 uur per jaar) boven de 1,5OUE/m3 mag uitkomen. Dat is overigens erg ruim.

Wettelijke geurbepalingen zijn vooral te vinden in het Activiteitenbesluit. Dat bevat géén landelijk vastgestelde immissienormen. In plaats daarvan bevat het handelingsvoorschriften ten aanzien van het productieproces en de geurbeperkende inrichtingen. Dat moeten ‘Best Beschikbare Technieken (BBT)’ zijn (op zijn Engels Best Available Techniques, BAT). Die zijn per bedrijfstype  Europees vastgelegd in BREF-documenten (BBT Referentie – documenten).
Het BREF-document ‘Slachthuizen en bijproducten van dierlijke oorsprong’ dateert uit 2005 en is een document van 469 pagina’s, dat uitputtend alle denkbare aspecten van het productieproces behandelt. Wie het wil lezen, kan het vinden via www.infomil.nl/onderwerpen/duurzaamheid-energie/ippc-installaties/brefs-bbt-conclusies/virtuele_map/slacht-en/ .

IPPC (Integrated Pollution Prevention and Control) is de Europese regelgeving waaraar grote milieugevoelige inrichtingen moeten voldoen. Nederland heeft deze richtlijn ingepast in het Nederlandse milieubeleid

Tot 1 januari 2016 gold oudere wetgeving, de Nederlandse Emissie Richtlijn, met daarin opgenomen Bijzondere Regelingen, waarvan hier relevant die voor de slachterijen en de vleeswarenbedrijven, en, vanwege de afvalwaterzuivering, die van de Rioolwaterzuiveringsinstallaties. Hoewel deze Regelingen geen juridische kracht meer hebben (ze zijn als het ware in het Activiteitenbesluit opgelost) zijn ze nog steeds populair als bruikbaar naslagwerk met kengetallen.
Ze zijn te vinden op www.infomil.nl/publish/pages/64467/ner_augustus_2014.pdf en zoek in het .pdf-programma op ‘slacht’, dan kom je bij de pagina’s die ook in het rapport van W&B staan

Als een bevoegd gezag (bij VION is dat de gemeente Boxtel) de geur van alle geurveroorzakende inrichtingen (met eventuele cumulatie) aan banden wil leggen, moet het zelf bepalen wat een ‘aanvaardbaar niveau’ is en daar vervolgens beleid bij ontwerpen. Boxtel heeft dat nog niet gedaan.
De provincie Noord-Brabant heeft een voorbeeld van een dergelijke systematiek. Dat is echter niet meer dan een Beleidsregel, die alleen Gedeputeerde Staten zelf bindt en geen rechtstreekse werking heeft op anderen. Wil een gemeente de systematiek overnemen, dan moet dat dus op basis van een expliciet politiek besluit.

Het onderzoek van Witteveen en Bos (W&B)
Het ingenieursbureau beschouwt het bestaande productieproces als een gegeven en rekent met  18000 varkens per dag (hetgeen, na omrekening op jaarbasis) onder de vergunde 5,6 miljoen uitkomt. Het bureau rekent dus aan een bedrijf dat niet op volle kracht draait.

Bij een bedrijfsbezoek dd 27 september 2019 (de start van het traject) identificeerden W&B 33 mogelijke stankbronnen (23 bij VION en 10 bij de waterzuivering), waarvan er uiteindelijk 11 bij Vion en 5 bij de waterzuivering relevant bleken.

Van dat deel van die bronnen dat rechtstreeks op de buitenlucht loost is de emissie vastgesteld op basis van kengetallen, horend bij de Bijzondere Regelingen. De belangrijkste hiervan zijn de brandovens.
Een ander deel van de bronnen gaat via reinigende apparatuur de buitenlucht in (chemische wasser, luchtwasser, koud plasma-unit). Daarvan is de output gemeten en, om een schatting van het rendement te maken, ook van de input.  

Lopende het onderzoek van W&B heeft VION voor €350.000 geïnvesteerd in maatregelen. Enkele kleine bronnen lozen niet meer rechtstreeks op de buitenlucht, maar via de chemische wasser. Verder zijn stromen verplaatst van de overbelaste biologische wasser naar de chemische wasser.

Het effect van dit alles was dat de emissies naar de buitenlucht van 2,517 * 1012 OUE/jaar (dd 27 september 2019) gedaald zijn naar 1,776 * 1012 OUE/jaar (dd 18 juni 2020, het einde van het traject).

De berekende 0,5 OUE-contour op basis van 2% overschrijding op 27 sept 2019 (het jaartal 2020 is een typefout)
De berekende 0,5 OUE-contour op basis van 2% overschrijding op 18 juni 2020

W&B hebben de bijbehorende contouren geschat. Links 27 september 2019 (2020 is een typefout, moet  2019 zijn), rechts 18 juni 2020 . Buiten de contour is de immissie minder dan 175 uur/jaar groter dan 0,5OUE/m3 .

In de oude (verdwenen) Bijzondere Regelingen ging men er van uit, dat er onder de 0,55OUE/m3 geacht werd niets aan de hand te zijn, dat er boven de 1,5OUE/m3  maatregelen nodig zijn, en dat tussen beide in lokale afwegingsvrijheid mogelijk is. In de vigerende vergunning van VION is dus die afwegingsvrijheid volledig aan VION toegekend.

Enkele Best Available Techniques uit het BREF_document en van elders

  • Een hogere schoorsteen. Dat betekent een nieuwe en die wil Vion bouwen (kost ze driekwart miljoen)
  • Biofilters. Die moeten idealiter boven de 90% rendement kunnen komen. Ze vragen veel oppervlak en een continue, niet al te hard stinkende stroom (geen onregelmatige pieken, want bacterien vinden het niet lekker als ze eerst een tijd worden uitgehongerd en dan ineens overvoerd.)
    (Infomil noemt in www.infomil.nl/onderwerpen/lucht-water/lucht/digitale-ner/luchtemissie/overzicht-factsheets/  geurverwijderingsrendementen van 70-95% en de oude Bijzondere Regelingen 90%)
  • Chemische wassers met zuur en/of loog. Het BREF-document noemt geen getallen. Infomil noemt 80-99%, de oude Bijzondere Regelingen 80%.
  • Koolfilters. Zijn volgens het BREF-document kwetsbaar. Ze beginnen goed met 95-98%, maar zakken weg als ze vol raken en halen gemiddeld de 80% geurverwijderingsrendement. Ze stellen hoge eisen aan de voorbewerking van de lucht (droog, geen stof, geen vetdruppels en andere aerosolen). Desalniettemin gebruiken veel slachthuizen ze.
  • Ozon-filters (ook wel genoemd koude plasma-units – de TU/e is daar ook mee bezig). BREF noemt een geurverwijderingsrendement van boven de 90% als de lucht niet erg vochtig is, Infomil 80-99,9% , en de Noorse fabrikant SEID (van wiens voorganger APP bij VION een apparaat staat) noemt 75-99%.
    Voor SEID zie www.seid.no (en dan product Moduplasma).
    Voor een kleine stoomcursus ‘geur’ zie www.seid.no/a-brief-introduction-to-odor-and-odor-reduction/ .
Een hoogspanningsplasma en de werking daarvan (vorming ozon)

De slechte staat van de milieuzorg bij VION
Onderstaand verhaal is gebaseerd op het rapport van W&B, maar niet in deze bewoordingen door hen geschreven. De beweringen komen voor mijn rekening.

  • De afgassen van de brandovens gaan ‘om veiligheidsredenen’ ongezuiverd de lucht in (0,23* 1012 OUE/jaar) . Ik vermoed dat daar de klachten bij omwonenden over de zwavelstank vandaan komen.
  • Bij de eerste meting (29 januari 2020) bleek de chemische wasser bijna in het geheel niets te doen.  De leverancier moest eerst groot onderhoud plegen. Daarna viel er nog steeds niets te meten en bleek er een sensor kapot. Uiteindelijk eindigde de chemische wasser via 83% op de capaciteit waarop hij ontworpen is naar rendement van 63% toen hij er de taken van de biowasser bij kreeg. Klinkt als overbelasting.
  • De biologische wasser moest eerst schoongemaakt worden en deed het daarna nog steeds knudde met een rendement van een kwart tot een derde. Maar dat is niet zo erg, want hij heeft niet veel meer te doen. Probleem was dat de biowasser wel met grote pieken belast werd (en dan weer bijna niks).
  • Die rendementen zijn bij VION zeer veel lager dan ze volgens betrouwbare literatuur zouden kunnen zijn.

Volgens mij deugt er veel niet aan de milieu-infrastructuur bij VION en aan de manier, waarop men daar mee omgaat.

De waterzuivering van Hydrobusiness

De waterzuivering
Die staat op het terrein van VION en werkt alleen voor VION, maar is een aparte onderneming met een aparte vergunning. Ondanks dat is hij wel in het geuronderzoek meegenomen, maar op het grote geweld van VION blijkt het een bescheiden speler.
De waterzuivering is wel anderszins van belang. Het is een gammele constructie die in de omgeving al 14 mensen legionella bezorgd heeft en waar af en toe het water uit gulpt. Voor een beschrijving en een filmpje zie www.ad.nl/boxtel/lekkage-afvalwater-bij-slachterij-in-boxtel-wekt-onrust-het-schuim-komt-met-regelmaat-over-de-muren~a1ee84f6/ In dit artikel blijft dit verder buiten beschouwing.

Wat vind ik dat moet gebeuren bij VION?

  • Minder varkens slachten als onderdeel van een beweging om minder vlees te eten. Bronbeleid in milieukundige zin dus.
  • De milieu-installaties van VION moeten geheel opnieuw ontworpen worden. Niets werkt echt goed en het lijkt erop dat de installaties de groei van het bedrijf niet hebben kunnen bijhouden. Er is een algemene nieuwe vergunning nodig op basis van consequent Best Available Technology.
  • In het bijzonder moeten de afgassen van de brandovens nabewerkt worden, zodat Boxtel van de zwavelstank verlost raakt. Een ozon-installatie lijkt daarvoor een goede gedachte.
  • Kijk in hoeverre geurvangende apparaten naast en/of achter elkaar gezet kunnen worden, zodat de storingsvegoeligheid afneemt en hogere geurverwijderingsrendementen mogelijk worden.
  • Bouw een nieuwe schoorsteen
  • Automatiseer het aflezen van de diverse processen, zodat leerprocessen en handhaving beter mogelijk worden.
  • Neem bij het opwaarderen van de milieuzorg ook energie en waterverbruik mee
  • Er moet iets gebeuren met de afvalwaterzuivering
  • VION moet worden opgenomen in een formeel vastgelegd Boxtels geurbeleid.
  • Met daarin ook aandacht voor piekbelastingen in de omgeving

Update 1 dd 04 januari 2022

Vanuit de eerdere strijd is een Klankbordgroep voortgekomen, die met Vion overlegd heeft over nadere maatregelen ter bestrijding van stank en geluid.
Vion heeft hierover op 29 december 2021 een persbericht uitgebracht, zie

Vooralsnog ben ik niet onder de indruk. Ik druk me hier echter terughoudend uit, omdat de leden van de Klankbordgroep, naar alle waarschijnlijkheid, betere toegang tot informatie en deskundigheid hebben dan ik, van afstand. En ik weet ook niet hoe goed het persbericht de werkelijkheid beschrijft (zowel ten voordele als ten nadele).
Wat mij er in elk geval bij eerste lezing aan opvalt:

  • er komt geen nieuwe en hogere schoorsteen, terwijl die feitelijk wel tot lagere concentraties zou leiden. In hoeverre die lagere concentraties leiden tot een lagere ervaren geurbelasting, is een ander verhaal dat subjectieve elementen bevat. De nadruk op het subjectieve is een valkuil.
    Het niet bouwen van de schoorsteen bespaart Vion in elk geval driekwart miljoen.
  • meer algemeen worden er in het persbericht geen kwantificeerbare ambities genoemd, zoals een verlaging van de maximale emissie tot een waarde die een eind onder de 1,776 * 1012 OUE/jaar (dd 18 juni 2020) ligt, en tot een voorgeschreven krimp van de 0,5OUE/m3 – contour
  • het persbericht noemt vooral een heleboel kleinere zaken in de sfeer van de bedrijfsvoering. Ongetwijfeld hebben die een positief effect, maar voor een buitenstaander zonder detailkennis is de omvang van het effect niet in te schatten.
  • er staat geen aanpak van de afgassen van de brandovens, die ongezuiverd verbrandingsgassen van zwavelhoudend keratine-eiwit (haren, nagels) de lucht in blazen
  • de ‘werking van de chemische wasser’ wordt robuuster gemaakt. Dat was hard nodig, want ten tijde van het onderzoek van Witteveen en Bos werkte die knudde. In hoeverre ‘robuuster’ robuust genoeg is, blijft onduidelijk.
  • men gaat meer op koolfilters vertrouwen. Op zich werken koolfilters goed, maar dat doen ze tijdelijk. Dan moeten ze gerecycled worden en als dat niet op tijd gebeurt, keert de stank weer terug. Dat is bijvoorbeeld het probleem bij Den OUden op het BZOB-terrein in Helmond. Bij de inzet van koolfilters horen afspraken over vervanging.
  • meer algemeen bevat het persbericht weinig details over de afgasbehandeling als geheel.

Zie verder ook het latere artikel https://www.bjmgerard.nl/hoe-kwantificeren-ze-geur/ .

Van de Vion-website
Van de Vion-website

Update 2 dd 04 januari 2022

De wijzigingsoperatie van Vion is een langdurig proces. De provincie (GS) heeft een milieuvergunning afgegeven voor de eerste fase van dit proces op 21 okt 2015, en voor de 2de fase op 03 sept 2019.
Bij de milieuvergunning hadden GS in 2015 ook een vergunning ex de Natuurbeschermingswet afgegeven (30 juni 2015) . Bij de tweede fase hadden GS een vergunning afgegeven ex de nieuwe Wet Natuurbeheer, die letterlijk dezelfde tekst had als de eerdere vergunning uit 2015. De oudste vergunning heeft zeggenskracht.

Tegen de ‘nieuwe’ vergunning dd 2019 was bezwaar aangetekend door de BMF en door iemand namens het nabij gelegen appartementencomplex Stapelen. Maar omdat de ‘nieuwe’ vergunning letterlijk identiek was aan de oude, nam de Rechtbank Oost-Brabant het jaar 2015 als ijkjaar.

Welnu, oordeelde de rechtbank: naar de maatstaven van 2015 had er überhaupt geen natuurvergunning afgegeven hoeven te worden. Toen was dat alleen nodig bij een ‘significante verslechtering’ van Natura2000 gebieden (in casu Kampina & Oisterwijkse Vennen). En er was in die tijd mogelijk wel een verslechtering, maar die was niet significant genoeg. Ergo was er in 2015 helemaal geen natuurvergunning nodig geweest.
Ergo heeft de rechtbank in Oost-Brabant de vergunning van de provincie Brabant vernietigd. De gehele juridische haarkloverij is na te lezen op https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOBR:2021:6691 .
Aansluitend formuleerde de rechtbank dat zolang Vion binnen de huidige vergunde omschrijving blijft (die dus welke op papier staat), er geen stikstofvergunning nodig is.
Dat luistert heel nauw. Een voorwaarde aan het op oude voet kunnen doorgaan als bedrijf is nu dat het bedrijf gebruik moet maken van een elektrische trekker om trailers op het terrein te verplaatsen. Dus het verschil tussen een dieseltrekker en een elektrische trekker is essentiëel geworden.
De provincie werd, als formele verliezer, tot de proceskosten veroordeeld.

Men kan zich nu in gemoede afvragen of dit een pyrrhusoverwinning, vermomd als pyrrhusnederlaag, of andersom.
Men kan stellen dat de plannen van Vion door kunnen gaan omdat ze niet verboden zijn. Vion is dan koning Pyrrhos. De prijs is dat bij elke toekomstige verandering het zwaard van de stikstofvergunning alsnog kan vallen.
De verliezende provincie kon in dit geval in 2015 bljkbaar niet met de Natuurbeschermingswet omgaan, en in 2019 niet met de Wet natuurbescherming.
En de BMF en Satelen hebben zowel verloren als gewonnen.
Ik krijg er als juridische amateur een punthoofd van.

En er kan nog iets gebeuren met koning Pyrrhos.
Als ik het juist zie, heeft Vion nu überhaupt geen natuurvergunning. Daarmee staat Vion op één rijtje met bijvoorbeeld Schiphol en Eindhoven Airport. Mocht Vollenbroek er zin in hebben, dan zou hi kunnen eisen dat Vion dus rechtstreeks aan de nederlandse implementatie van de Europese Habitat- en/of Vogelrichtlijn moet voldoen, en dat is ergens rond 2007 resp 2009.
Lijkt me voor Vion een onanagenaam idee.


Hoe kwantificeren ze geur?

Een heel simpel liedje over een best wel ingewikkeld onderwerp
Ik wil in dit artikel uitleggen hoe men geur kwantificeert. Dat blijkt in praktijk best wel een ingewikkeld onderwerp, vandaar dat het vaste programmaonderdeel van “Even Tot Hier” door mijn hoofd schoot. Doen ze overigens heel knap.

Directe aanleiding was dat ik, samen met de PS-fractie van de SP in gesprek ging met iemand van het Brabants Burgerplatform over de vergunning die Attero al had voor een nog te bouwen mestvergister op De Spinder in Tilburg-Noord (een bedrijventerrein waar al veel afvalverwerking zit, op een kilometer van de wijk Stokhasselt).
Nu sta ik in principe positief tegenover mestvergisting, mits het een en ander aan voorwaarden, terwijl ik tegelijk vind dat de veeteelt in Brabant kleiner moet, maar dat was de discussie niet. Wel of de milieuvergunning voor de te bouwen inrichting goed genoeg was. Ik vond dat die een te ruime range aan mogelijke geurproducties toe stond en dat vond de meneer van het Burgerplatform nog meer, dus  daarover gaan opnieuw vragen gesteld worden. In afwachting daarvan nu verder niet wat over dat onderwerp. Maar bij het doorploegen van de vergunning viel me weer op hoe ingewikkeld eigenlijk de geurwetgeving is.

Als die er überhaupt is. In het Activiteitenbesluit staat niet veel bijzonders en telt vooral de bepaling dat het bevoegd gezag het recht heeft (maar niet de plicht) om een geurbeleid op te stellen. Bij bijvoorbeeld De Spinder en het Helmondse BZOB-terrein  is de provincie bevoegd gezag, vandaar de bemoeienis van de PS-fractie. Bij bijvoorbeeld VION is de gemenete Boxtel bevoegd gezag ( zie VION heeft stank niet onder controle ).

Schma van het reukorgaan (Wikipedia)

Eerst wat geur is
Veel stoffen bestaan bij gangbare temperaturen in de gasfase of, geheel of gedeeltelijk, in de dampfase (de stof is dan vluchtig). De  moleculen bewegen dan kris kras tussen de luchtmolekulen door in een willekeurige warmtebeweging. Ze kunnen, al dan niet geforceerd, in het slijmvlies achter in de neus oplossen, waar cellen in zitten met haartjes, en op die  haartjes zitten eiwitten met een bepaalde vorm waar een molecuulgroep in past (bijvoorbeeld een thiolgroep, –S—H ). Als die thiolgroep zich aan een passend eiwit bindt, ontstaat er in de bijbehorende cel even een spanninkje en dat gaat naar de hersenen. Op dat moment ontstaat een geurgewaarwording (en bij thiolen is die heel erg – ethaanthiol geeft in heel lage concentraties een alarmgeur aan van zichzelf reukloos aardgas).
In een mensenneus liggen ongeveer 350 verschillende detectoreiwitten op ongeveer een miljoen cellen en binden verschillende chemische groepen in uiteenlopende mate. De –S—H groep kan aan meerdere eiwitten binden, en omgekeerd kan een eiwit meerdere groepen binden.  De hersenen achter die eiwitdragende cellen hebben geleerd welk patroon bij  een –S—H groep hoort, en dat noemen wij vanaf dat moment de geur van de –S—H groep.
Voor een geurgewaarwording is een minimum concentratie nodig, de geurdrempel – die in praktijk overigens nogal breed is, want je komt wisselende getallen tegen. De geurdrempel kan van stof tot stof zeer sterk uiteenlopen, bijvoorbeeld van rond de 33000 µgr/m3 voor ammoniak tot 0,5 µgr/m3 trimethylamine (ruikt heel sterk naar vis, liever gezegd, vis ruimt naar trimethylamine).

De binding van de moleculen aan de detector is zwak, want ze moeten uiteraard ook weer los. Anders blijf je de vislucht ruiken, ook als het trimethylamine er niet meer is.

Zuivere stoffen en mengsels
Er zijn stoffen die op zichzelf een krachtige geurindruk opwekken in de hersenen, zoals ammoniak (NH3 ) en zwavelwaterstof (H2S, rotte eierenlucht).

https://edepot.wur.nl/48444

Maar meestal  gaat het om mengsels. Hierboven een kleine selectie uit de verschillende gassen in een varkensdekstal. Schiffman (2001) et al. kwamen op 324 gassen en vluchtige organische stoffen in een varkensstal .

Geur hoeft niet onaangenaam te zijn. De geur van pas gezette koffie bijvoorbeeld is een mengsel met een paar honderd componenten. Idem wijn.

Mensen kunnen in een orkest een viool van een hobo onderscheiden – de bouw van het oor leent zich daarvoor.
Ongetrainde mensen kunnen als regel geen deel-geuren analyseren. De stallucht is voor hen een slechts massief pakket.
Getrainde mensen kunnen in een aangenaam pakket (bijvoorbeeld wijn) wel deelgeuren onderscheiden (op zijn minst beweren ze dat).
Hieronder bijvoorbeeld een gaschromatogram van koffie uit Guatemala en Brazilië.

https://www.jeol.co.jp/en/applications/detail/2038.html
Figure 1 shows a screenshot of the differential analysis results for the coffee samples by using msFineAnalysis. In total, 141 peaks were detected. The breakdown of the differential peaks are: Sample A: 6 peaks that are characteristic of Guatemalan coffee aroma (peak ID[006:]furfural, [007]acetic acid, etc.), Sample B: 3 peaks that are characteristic of Brazilian coffee ([001] metylfuran, etc.), and 52 peaks that did not show a difference between Sample A and B. Additionally, there were 88 peaks that were judged to have no statistical reproducibility (gray in volcano plot, “other” in classification results).
From Sample A, the Guatemalan coffee, hexanal (aroma of grass), methyl acetate (fruit-like aroma), acetic acid, linalool (citrus/floral aroma) were strongly detected. These results are consistent with the freshness and crispness that are characteristics of the coffee beans from Guatemala. From Sample B, the Brazilian coffee, methylfuran (chocolate-like aroma), dimethyl disulfide (garlic-like aroma) were detected, which is consistent with the richness that is characteristic of coffee beans from Brazil.


Analysetechnieken
Als de overheid de omwonenden van een mestvergister wettelijk wil beschermen tegen stank, moet dat op een of andere manier met een of enkele vaststelbare en reproduceerbare normgetallen.
En dan wordt de spagaat zichtbaar. Hoe doe je dat met ingewikkelde en in tijd en plaats variërende mengsels die mogelijk uit honderden stoffen bestaan? Je kunt moeilijk 300 normgetallen vaststellen die ook nog eens moeilijk optelbaar zijn.

Er zijn twee hoofdstrategieën. (I en II)

I . De ene is dat je probeert de afzonderlijke stoffen vast te stellen, liefst getalsmatig.

Een simpele is dat je een meetinstrument in de te meten lucht steekt. Je hebt goede gasdetectiemeters voor bijvoorbeeld H2S. Bijvoorbeeld (ik heb er verder niets mee, en dit moet niet gelezen worden als een recensie) van Hatech op https://www.hatechgas.com/product/gasbadge-pro/ . Je krijgt een net getal op een nette schaal, maar dan alleen voor H2S . Maar daarvoor bestaat geen buitenluchtnorm, wel een werknemersnorm van 2,3 mg/m3  (en een alarmfase als het in de buitenlucht een uur lang boven de 39 mg/m3 zit . En je hebt maar één stof op één plaats en één tijd. Eventueel monteer je het ding op een drone, maar het blijft beperkt.
Een ander detectiesysteem voor één stof is het alcoholblaaspijpje.

Een variant is de gaschromatograaf. Je hebt een buis met een actieve vulling langs de wand, je blaast een inert gas door met daarin het te onderzoeken mengsel, de vulling van de gaschromatograaf doet iets selectiefs dat voor de verschillende stoffen in het mengsel verschillend uitpakt, en de componenten verlaten de buis met een per component verschillende vertraging (de ‘retention time’) en worden op het eind gedetecteerd. Dat levert een strook papier of op de computer met (als je geluk hebt) één mooie piek per stof. Met ijken kun je proberen te achterhalen welke  stof  het is, en de omvang van de piek zegt iets over de hoeveelheid.
Op die manier komen de koffiepieken tot stand.
Aldus zeer simpel verteld, want het is een vak op zich dat nu te ver voert. Je hebt er een kast van een apparaat voor nodig en personeel wat er veel van af weet. Het is meer iets voor high brow productieprocessen dan voor metingen rond mestvergisters.
Maar dat laatste is wel eens vertoond voor wetenschappelijk onderzoek en dat krijg je onderstaand plaatje.

https://daneshyari.com/en/article/8487564
De tweede kolom geeft het molecuulgewicht en de derde de retentietijd. De lijst is naar alle waarschijnlijkheid niet compleet. Veel piekjes zijn te klein om betrouwbaar te zien (net als bij de koffie). Donkergrijze arcering is de meest gebruikte geurdrempel en lichtgrijze arcering alternatieve waarden die in omloop zijn. Bij H2S dus 0.1 tot 1µgr/m3 of meer.


Het hoofdprobleem met het weten van de samenstelling van een mengsel is dat het leuk is voor de specialist, maar dat het publiek er niet wat aan heeft. De piekjes volgen uit de geur, maar het omgekeerde is niet waar. Staan er ergens een stel piekjes op papier, al dan niet beïnvloed door een norm die per definitie beperkt is, dan valt er vanuit die verzameling piekjes geen geur te voorspellen. De stoffen in een complex mengsel kunnen elkaars werking op onvoorspelbare wijze versterken of verzwakken.
Het  openbaar bestuur heeft er voor een vergunning voor een mestvergister niets aan.

II . Vandaar dat de wetgever er in de tweede hoofdstrategie überhaupt  van af ziet om zich druk te maken over de samenstelling. Hij adresseert het complete stinkende pakket als geheel.

Daartoe heeft de EU een nieuwe eenheid ontworpen, de European Odour Unit per m3 (OUE/m3 ), per definitie de concentratie van een stof of mengsel, die 50% van de bevolking kan onderscheiden van een reukloze vergelijkstof (referentie, in de EU n-butanol, de grote broer van gewone alcohol). De ‘bevolking’ wordt in praktijk door een panel vervangen.
Men neemt, met grote voorzorgen tegen onbedoelde besmettting, een monster op de te onderzoeken plaats. Met een apparaat, een olfactometer, wordt dit monster volgens de regelen der kunst verdund totdat het panel, al snuivend, oordeelt dat het verdunde resultaat consistent door de helft van de panelleden geroken wordt. Als het oorspronkelijke monster 12* verdund is om aan de 1 OUE/m3 te komen, dan was het oorspronkelijke monster12 OUE/m3 .
Het monster wordt meestal genomen in emissie (bijvoorbeeld in en schoorsteen), omdat daar nog waarden heersen waaraan met verdunnen te meten valt (ze zitten een eind boven de 1). Dit gaat volgens  https://www.infomil.nl/onderwerpen/lucht-water/meten-en-rapporteren/meten-luchtemissies/l40-handleiding/ . In immissie (wat er in je neus komt) zijn de waarden vaak te laag voor deze methode. Meestal rekent men dan met verspreidingsmodellen (het Nieuw Nationaal Model, behalve bij boerderijen, dan V-stacks) uit wat de concentratie op bijvoorbeeld 500m noordoost zou moeten zijn.
Wat er in deze opzet precies stinkt, doet er dus niet toe.
Vervolgens wordt er een ‘hedonische factor’ aan gehangen. H = +4 als het uiterst lekker ruikt (jasmijn, mits met mate), H=0 is neutraal, en H=-4 is  vreselijk (rotte vis).
Vervolgens kan men van de OUE/m3 en de H weer een combinatie maken, maar dan wordt het te ingewikkeld. Dat doet bijvoorbeeld de “Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant” van de provincie – een relevant document, omdat de provincie voor veel stinkende inrichtingen bevoegd gezag is ( https://www.brabant.nl/actueel/regelingen/cvdr609684_1 )

En zo kon het dus gebeuren dat zes geijkte ambtenaren van de ODZOB (de Omgevingsdienst) in oktober 2015 wandelend over het Helmondse BZOB-terrein trokken, en daarna door de wijk Brouwhuis, om al snuivend vast te stellen dat Coppens (toen nog) en Den Ouden bij vlagen inderdaad stonken in de wijk.

Het is makkelijk lacherig te doen over dit systeem en inderdaad heeft het zwakten. De menselijke neus is maar beperkt gevoelig en er kan gewenning optreden, temperatuur en luchtvochtigheid hebben invloed, jong ruikt beter dan oud, en vrouwen ruiken beter dan mannen, vooral indien zwanger.  Desalniettemin is dit het beste systeem dat er nu is, en de basis van alle wetgeving.

De zwakste plek vloeit echter, zoals wel vaker, rechtstreeks voort uit de sterkste kwaliteit, namelijk dat het systeem werkt ongeacht de samenstelling van het mengsel. Bij een bestaande inrichting valt op deze wijze (min of meer) te meten, en daarna (min of meer) te berekenen wat het effect in de omgeving is.
Maar bij het opstellen van een nieuwe vergunning kan men niet terugvallen op een betrouwbare kennisbasis. Van mengsels waarvan de samenstelling niet bekend is, kan men moeilijk een bibliotheek met kengetallen opbouwen. Nog minder als de vergunning, zoals bij De Spinder, bij het terrein hoort en al opgesteld lang voor de eerste passant, die hem wil gebruiken, zich gemeld heeft.
In arren moede haalt men zijn kengetallen dan maar bij de vergunning van de veel grotere mestvergister op Chemelot (die uiteindelijk niet gebouwd is omdat de boeren op het laatste moment niet genoeg mest aanleverden), die op zijn beurt weer zijn cijfers haalde in Roosendaal (die ook niet gebouwd is) en bij Rendac (dat zijn zaken beter op orde heeft dan gemiddeld). Zo stapelt zich onzekerheid op onzekerheid en het resultaat is een wijde range van mogelijke OUE /m3 emissies. Vervolgens kiest men stoer een waarde midden in de range en eist dat de exploitant zich daaraan houdt. Het was veiliger geweest als er een extra nabehandelingstrap geëist was.
Het wordt afwachten hoe dit gaat lopen.

(Wikipedia)

Elektronische neuzen
Een veelzijdige moderne trend is die van de e-nose.

Met de e-nose keert men terug naar de oorspronkelijke architectuur van de menselijke neus, maar dan anders uitgevoerd.
De menselijke neus bevat een array aan cellen met trilhaartjes en receptoreiwitten waarop een patroon ontstaat, een afvoerende zenuw, een aan de reuk gewijd deel van de hersenen dat met natuurlijke intelligentie een veelheid aan zenuwprikkels omzet ineen geursensatie, die in het grotere geheel van de hersenen wordt opgeslagen en gekoppeld aan geheugen en handelingen.
De e-nose bevat een array aan kleine eenheden (bijvoorbeeld kleine transistors of geleidende polymeren of (nieuwste) nanomaterialen of zelfs natuurlijke eiwitten) waarop een patroon ontstaat, met een signaalafvoerend draadje, een neuraal netwerk dat met kunstmatige intelligentie een veelheid aan signalen in een herkenning omzet, en een nageschakeld systeem voor opslag en handeling (bivoorbeeld een display of een alarm).
Beide systemen moeten getraind worden (deze geur hoort hij jasmijn en dit patroon hoort bij ethanol). Waarschijnlijk kun je de e-nose ook wel trainen op varkensmest (duizend keer zeggen ‘dit is varkensmest’ en idem ‘dit is geen varkensmest’) of op trimethylamine.

De precieze uitvoering voert voor deze kolommen te ver. Zie eventueel https://en.m.wikipedia.org/wiki/Electronic_nose en https://en.m.wikipedia.org/wiki/Chemical_sensor_array  .

Het nieuwste product is de draagbare C-320 van Sensigent  (http://www.sensigent.com/products/cyranose.html ). Die werkt met bewerkte nanostructuren. Uiterst moderne techniek en de site lijkt er vooral op gespitst dat mensen hem niet lezen (rot-kleine lettertjes, veel gedreig met patenten, weinig informatie . Zal wle tegen de spionage zijn.) Iemand kon er negen soorten zieke vleermuizen mee uit elkaar houden.

Anderen hopen dat je er beginnende longkanker mee kunt ruiken of borstkanker, en het Ames Researhc Center van de NASA hoopt er een COVID-19 besmetting mee te kunnen ruiken. Zie https://www.nasa.gov/feature/ames/e-nose

Het is hele mooie techniek, maar in de context van dit artikel twee andere vragen, namelijk of de e-nose de wettelijke handhaving kan helpen, en of hij beleid en beheer kan helpen. Het antwoord op de eerste vraag is (tot nu toe) nee en op de tweede ja.

Ik heb nog geen e-noses in de literatuur gezien die absolute groottes uitbraakten (in de geest van ‘de benzeenconcentratie is 6,8µgr/m3 ). Wat wel kan is relatieve cijfers, bijvoorbeeld de verhouding benzeen-tolueen of toename of afnames van waarden.

Dit kan het beste geïllustreerd worden aan de hand van de Delftse start-up Comon Invent ( https://www.comon-invent.com/about/ ).
Comon Invent had een tijd lang 13 e-noses staan bij de waterzuivering van Den Bosch. Die is grondig vernieuwd en stonk. Een deel van die stank leek op bloemkool en dat bleek hardnekkig. Met de e-noses bleek dit deel van het stankprobleem terug te voeren op de luchtreiniging van de rioolslibvergister. Die wordt of is al aangepast.

De e-noses van Comon Invent worden massaal (254 stuks) ingezet in de Rotterdamse haven. Comon Invent heeft er een interface bijgemaakt (https://www.comon-invent.com/websuite/ ) met een stoplichtmodel. Groen is  normaal, geel een lichte verhoging van de sporengassen, oranje een duidelijke verhoging ene rood dat er echt iets aan de hand is.
Het geheel is in coöperatie met de DCMR, de milieudienst van de Rijnmond, ontwikkeld.

Wat er bijvoorbeeld mee kan is volgen waar een stankgolf beging en hoe hij verder trekt. Het systeem heeft niet in zichzelf juridische kracht, maar de DCMR kan bij de bron gaan kijken en dat kan wel juridische kracht hebben.

Ik besluit met een infographic van Port of Rotterdam.

Infograhic van het Rotterdamse havenbedrijf over de inzet en het gebruik van e-noses