Heijmans plaatst energie-opwekkende geluidsschermen langs de A50 bij Uden

Verbeelding van de plannen van Heijmans om zonnepanelen als geluidsscherm te gebruiken langs de A50 bij Uden

De A50 bij Uden moet op de schop en wegenbouwer Heijmans plaatst dan gelijk aan de Udense kant een geluidsscherm, dat tevens dienst doet als groot zonnepaneel. Heijmans wil begin 2018 starten en eind van dat jaar moeten op het elektriciteitsnet aangesloten zijn.

Het scherm wordt 400m lang en 5m hoog. Van die 5m worden de bovenste 4m gebruikt.
Het scherm is bifaciaal. DeA50 loopt daar pal Noord-Zuid en dat betekent dat het scherm op het Oosten en Westen gericht is.De PV-elementen kunnen van beide kanten licht opnemen. Daardoor werkt het scherm zeker zo goed als een monofacieel scherm op het Zuiden (de gebruikelijke standaard).

Heijmans verwacht dat het scherm genoeg energie gaat opleveren voor 40 a 60 huishoudens. Taxeer je die op 3000kWh per jaar per huis, dan dus grofweg 150MWh = grofweg 0,5 a 0,6TJ.

Bij het ontwerpen van het scherm, heeft Heijmans samengewerkt met enkele wetenschappelijke instituten.

Voor meer info zie het persbericht van Heijmans op www.heijmans.nl/nl/nieuws/heijmans-voert-project-solar-highways-uit/ .

Op deze site is al vaker aandacht geschonken aan de mogelijkheden en beperkingen van PV-panelen op geluidsschermen langs autowegen, zie Dubbelzijdige zonnepanelen langs A50 bij Uden en op Brabantse baggerdepots en Vragen in PS over zonne-energie uit geluidsschermen en -wallen langs wegen, en als update de antwoorden .

TROPOMI meet de atmosfeer met niet eerder vertoonde kwaliteit

De satelliet en het meetinstrument
TROPOMI (Tropospheric Monitoring Instrument) is een meetinstrument dat met eerder vertoonde kwalificaties de samenstelling van de atmosfeer gaat meten. Het instrument is met toebehoren gemonteerd op het platform Sentinel 5-precursor. Het geheel is wat men in de volksmond een ‘kunstmaan’ noemt.

Die kunstmaan is gelanceerd op vrijdag 13 oktober 2017 en nog wel van-
uit Rusland, maar alles ging goed. De satelliet draait in een polaire baan op 824km boven de oppervlakte. Daardoor kan hij in één dag de hele aarde zien.

De ontwikkeling duurde zes jaar en kostte 80 miljoen (valt mee).

Tropomi heeft zijn eigen website www.tropomi.nl/ .

Het Sentinel 5-P platform (links) en het TROPOMI-instrument (rechts)

Tropomi staat in een traditie van eerdere instrumenten (Nederland is sterk in deze tak van sport). De diepblauwe afbeelding in de intro is gemaakt door een voorganger, de OMI (Ozone Monitoring Instrument). Het is het aantal NO2-molekulen in een atmosferische kolom van onder naar boven, links gemiddeld over oktober 2005 en rechts over oktober 2016. Wie daar lol in heeft, kan kaarten voor allerlei stoffen op allerlei
tijden vinden op www.temis.nl/airpollution/no2col/no2regioomimonth_v2.php .

Er vinden nu allerlei voorbereidende bewerkingen plaats. Daarna ziet het instrument elke dag de hele aarde en levert daarbij 20 miljoen waarnemingen per dag  – dat zijn er tien keer zoveel als de voorgangers bij elkaar. Die datavloed moet binnen drie uur verwerkt zijn, bijv. om van invloed te zijn op weerberichten en smogwaarschuwingen.

De pixelgrootte van Tropomi op de grond is 7*7km (ter vergelijking, dat was bij OMI 13*24km). 7*7km op een kaart van Eindhoven ziet er zo uit:

7km bij 7 km – pixel op Eindhoven gelegd

Tropomi kan dus Veldhoven, Eindhoven en Nuenen uit elkaar houden.
De gedachte is dat het bij dit oplossend vermogen mogelijk wordt sommige individuele bronnen te zien.

Het instrument meet en vergelijkt straling, die rechtstreeks van de zon binnen komt, met straling die van de zon, heen en terug door de atmosfeer binnen komt. Die laatste geeft absorptiekenmerken, die het gevolg zijn van de aanwezigheid van geringe concentraties aan allerlei gassen. Die absorbtiekenmerken worden zichtbaar als je een spectrum van het binnenvallende licht maakt en dat gebeurt 300 maal per seconde.
Die absorptie kan op allerlei plaatsen in het spectrum plaatsvinden. Vandaar dat TROPOMI in verschillende gebieden kijkt (OMI, GOME en Sciamachy zijn voorgangers).

Het golflengtebereik van TROPOMI en zijn voorgangers

Sommige gassen zijn vooral van belang omdat ze toxisch zijn (bijv. NO2 en HCOH = formaldehyde en O3 laag in de atmosfeer), sommige omdat ze voor het klimaat van belang zijn (bijv. CO2 en CH4 = methaan), en sommige voor de ozonlaag hoog in de atmosfeer (bijv. sommige chloorverbindingen).
Ze kunnen ook meervoudig van belang zijn (bijv. hoge ozon).
“Fijn stof” zit in het plaatje als “Aerosols”.

Het KNMI heeft een goed verhaal over TROPOMI op www.knmi.nl/kennis-en-datacentrum/achtergrond/tropomi-sensing-the-troposphere-from-space .

Het KNAW-symposium
De Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) had op 25 september 2017 een symposium belegd over Tropomi. Daar spraken bouwers en gebruikers. Ik ben er naar toe geweest.

  • Als belangrijkste bouwer sprak Nick van der Valk van TNO. De man was apetrots op zijn machientje en daar had hij groot gelijk in want er zitten uiterst innovatieve hoogstandjes aan hightech in. Maar dat  gaat te ver voor een algemeen publiek. Ik doe hem onrecht, maar laat het achterwege.
  • Maarten Krol, hoogleraar in Wageningen en met nog een stel andere wetenschappelijke functies, begon met het statement dat zij in Nederland gemiddeld een jaar korter leven vanwege de luchtvervuiling en de gemiddelde Beijing-Chinees drie jaar korter, en gaf daarna puntsgewijs aan waar het wetenschappelijke nut zit:
    –  Wetenschappelijk onderzoek.
    Met verschillende satellieten samen kon men van augustus t/m december 2015 kwantitatief redelijk de bosbranden in Indonesie in kaart brengen door CO (koolmonoxide) te meten.
    –  trends volgen.
    Men kon bijna in real  time de ontwikkeling van het ozongat volgen (dat zich traag herstelt na de aanslag door de CFK’s – het Verdrag van Montreal is een succes, zij het geen snel succes).

    Dit geeft de omvang van het ozongat bij de Zuidpool, per maand en over een aantal jaren.
    (Hoog op de verticale as = een groot gat = slecht).

    Ook een trend is dat het luchtkwaliteitsbeleid van de overheid, althans bij NO2 , een succes blijkt. De concentraties dalen: het introplaatje uit 2005 is een stuk feller gekleurd dan het vergelijkbare plaatje uit 2016.
    (Het probleem is alleen, dat de concentraties op sommige plaatsen en tijden niet genoeg dalen om onder de wettelijke limiet te komen, zie het Milieudefensievonnis. Het dieselgesjoemel speelt hier ook een rol bg).
    – 
    Voorspellen:
    Bijv. ozonconcentraties in Amsterdam bij een zomersmogsituatie.

  • De bijdrage van Pepijn Veefkind overlapte gedeeltelijk die van Krol en zijn bijdrage heb ik al elders in dit verhaal verwerkt. Ik beperk me tot een website, waarop een goed interview met hem staat waarin ook meer in extenso een beeld gegeven wordt waar het in dit veld om draait: www.esa.int/Our_Activities/Observing_the_Earth/Copernicus/Sentinel-5P/Pepijn_Veefkind_KNMI_Senior_Scientist . Het lezen waard.
  • Ilse Aben is bijzonder hoogleraar aan de VU inzake de fysica en de chemie van de aardatmosfeer, met speciale interesse voor de koolstofkringloop. Ze hield zich vooral bezig met methaan.
    Methaan is een zeldzamer, maar veel krachtiger broeikasgas dan CO2 en haalt daarom toch nog 60% van het broeikaseffect van CO2 . Sinds het begin van de industriele revolutie is de methaanconcentratie met 150% gestegen.

Satellietmetingen wijzen bijvoorbeeld uit dat (opgeteld over het hele productieproces) uit de conventionele gaswinning veel meer methaan naar de atmosfeer weglekt dan eerder gedacht.

In Nederland ziet de satelliet niets spannends – “Nederland is saai”. (Overigens was Nederland in 2012 met 0,024% van het mondiale land-
oppervlak goed voor 0,24% van de mondiale, door mensen veroorzaakte, methaanproductie bgerard
)

Onderstaande kaart van de mondiale methaanconcentraties in de atmosfeer is uit andere bron. Bedenk dat methaan een jaar of negen in de atmosfeer blijft en goed mengt. De meeste methaan waait dus weg. Als je dus op de kaart een fors signaal ziet, betekent dat dat er daar nog veel meer in de lucht komt dan er wegwaait.

Mondiale methaanconcentraties in de atmosfeer

Tenslotte
Voor alle meetsystemen geldt dat het goed is dat ze er zijn, maar dat ze op zichzelf niets oplossen. Ze zijn er om een olossing te ondersteunen, niet om die te vervangen. Daarvoor moet er gehandeld worden: minder dieren, betere auto’s, minder fossiele brandstoffen (bgerard)

Ophelia

Op Facebook stelde iemand mij de vraag of de tropische storm Ophelia, die op maandag 16 oktober Ierland teisterde, door de klimaatverandering veroorzaakt was. Ik heb er op geantwoord en ook iemand anders op Facebook gaf informatie.

Een post-tropische orkaan bij Ierland is zeldzaam, maar niet helemaal uniek. In 1961 trof de orkaan Debbie Ierland en die volgde grofweg hetzelfde parcours. Voor zover men dat weet: in die tijd bestonden er nog geen satellieten en was de cycloonwaarneming vooral van toeval afhankelijk. Ze waren Debbie een tijd kwijt en vonden haar toevallig terug, omdat er een vliegtuig in de buurt kwam. Daarom was Ierland er toen niet op voorbereid. Daardoor doodde Debbie 18 mensen in Ierland. Doordat Ierland nu wel op tijd gewaarschuwd was, was het land beter voorbereid en bleef het dodentel beperkt tot 3.
Er is een goed Wikipedia-artikel, nl https://en.wikipedia.org/wiki/Hurricane_Debbie_(1961) . Vóór Debbie is er geen andere post-tropische orkaan bij Ierland gesignaleerd, maar de vraag is of die als zodanig gesignaleerd had kunnen worden. De locaties van categorie 3-orkanen wordt pas sinds 1851 bijgehouden.

Ligging van alle cat3-orkanen in de Atlantische Oceaan van 1851-2016)

De andere persoon, die bijdroeg aan de Facebook-discussie, meldde dat inderdaad bij De Azoren de oceaan rond de 2ºC warmer dan gemiddeld, en voor de kust van Ierland nog maar 0,5ºC . Maar, meldde hij, bij Engeland was de zee rond de 15ºC en dat was bij lange na niet de 27ºC, die nodig is voor de vorming en uitdieping van de tropische cycloon. Mijns inziens had de hogere zeewatertemperatuur er wel toe bijdragen dat de orkaan langzamer uitdooft.

Mijn conclusie is dat een statistiek van twee gebeurtenissen geen statistiek is, en dat dus vooralsnog Ophelia toeval is.

Temperatuurafwijking van het oceaanwater op 10 okt 2017 (KNMI)

Inmiddels heeft het KNMI een verklaring uitgebracht. Die staat op www.knmi.nl/over-het-knmi/nieuws/zeldzame-orkaan-ophelia-bij-ierland .
Het KNMI zegt dat Ophelia haar tropische warme en vochtige kern nog niet helemaal kwijt was, en vervolgens ook energie kreeg uit de gebruikelijke stormprocessen op onze breedtegraad. Daardoor had Ophelia als het ware twee energiebronnen.
Het KNMI had in 2013 al eens een storm gemodelleerd die heel erg op Ophelia leek. Alleen hadden ze die op basis van de toenmalige waarschijnlijkheden pas rond 2090 verwacht.
Het KNMI doet geen uitspraak of Ophelia wel of geen toeval was.

Naast Ierland trof de Oostflank van de storm Portugal. Dat leidde daar tot een krachtige Zuidenwind. In combinatie met de extreme en langdurige droogte, en ook vanwege de vele eucalyptusbomen die in de Portugese bossen aangeplant zijn, leidde die win tot enorme bosbranden. De rook omhulde in Nederland de zon.
Die bosbranden zijn in elk geval wel een klimaateffect. Dat verband wordt door velen al langer gelegd. Zie Canadese bosbranden mede door klimaatverandering .

Gesprek bij Isover over nieuwbouw en renovatie, industriepolitiek en Saint Gobain

Inleiding
De fractie van de SP in Provinciale Staten van Noord-Brabant is op 13 okt 2017 op werkbezoek geweest bij Isover in Etten-Leur. Het gesprek ging over Saint-Gobain, het moederconcern waarvan Isover in Etten-Leur de isolatietak is, en over industriepolitiek. Verder ging het ook over de rol die Isover cq Saint-Gobain kan spelen bij de bouw en renovatie van woningen, mede in het licht van de noodzaak tot vergaande verduurzaming. Het was een prettig en leerzaam gesprek. Ik zat er ook bij.

(voor Isover, staand links, Ivo van Rooy, solution manager en Frank te Poel, staand midden, algemeen directeur). Zittend leden van de SP-fractie met ondersteuners.

Isover en Saint-Gobain
Saint-Gobain is in 1665 door Lodewijk XIV opgericht om spiegelglas te maken. Sindsdien is de onderneming uitgegroeid tot een multinational met  meer dan 170000 werknemers in 67 landen. Het bedrijf is actief in zaken als bouwmaterialen, isolatiematerialen, gewoon en speciaal glas, en speciale hoogwaardige materialen. Daarnaast denkt Saint-Gobain ook mee over oplossingen.

Saint-Gobain wil een duurzame onderneming zijn, beschouwt zichzelf als Maatschappelijk Verantwoorde Onderneming en steunt het klimaatverdrag van Parijs.

Saint-Gobain voert een aantal merken, waarvan Isover (van ISOlation VERre) er een is. Isover maakt onder andere glaswol. Adfors is een ander Saint Gobain-merk en maakt glasvlies.

De Nederlandse productielocatie van Isover en Adfors staat in Etten-Leur.

De productielocatie van Isover en Adfors in Etten-Leur (13 okt 2017)

Industriepolitiek
Wat Isover vooral stoort is de grilligheid van het Nederlandse beleid (en daar staat Isover niet alleen in). Zo ongeveer elk kabinet begint met zijn eigen dingetje op energiegebied. In het nieuwe regeerakkoord wordt de salderingsregeling omgevormd tot iets wat nog niet duidelijk is, en de postcoderoosregeling wordt niet genoemd.
Op die manier kun je geen lange termijn-planning maken.

Ook uit deze grafiek komt hetzelfde probleem naar voren.

Hollen of stilstaan in de bouw, en daardoor onder het hollen gebrek aan personeel en materiaal

Het is hollen of stilstaan in de bouw. In de crisisjaren is het personeel de bouw uitgejaagd en die bouwvakkers komen niet meer terug. Ruim 30% van de ondernemingen wordt in 2017 geremd door een tekort aan personeel en materiaal.
Het zou een zegen zijn als er een langjarig beleid zou zijn geweest (dus met anti-cyclische investeringen) zodat de bouw en de renovatie planmatig en ongestoord door had kunnen gaan. In Denemarken heeft men een dergelijk beleid.

Labels in Nederland (totaal aantal huizen is ca 7,1 miljoen)

Nieuwbouw en Renovatie
Er is alle reden om voor de bestaande woningvoorraad een dergelijk lange termijn-beleid door te voeren. Slechts 20% van de 7,1 miljoen huishoudens woont in  een huis met label A of B. Woningbouw-
verenigingen zouden label B moeten halen, maar dat gaat niet lukken. De laatste stap tot label B zou ruim een half miljard aan na-isolatie vragen.

Bestaande woningen tot Nul op de Meter renoveren kan op zichzelf wel. De muren moeten dan hetzij aan de binnenkant, hetzij aan de buitenkant (dus met een nieuwe schil erom heen) geïsoleerd worden. De rekenmodellen, die Isover gebruikt, gaan voor een standaard naoorlogs rijtjeshuis uit van zo’n €60.000 per woning. Een gasverbruik per woning van 2300m3 per jaar (wat erg veel is bg) zou met een goede warmtepomp (COP 5, wat erg gunstig is  bg) omgebouwd kunnen worden tot een elektraverbruik van 4500kWh/jaar, alleen voor die warmtepomp, en daar heb je (in ideale omstandigheden bg) zo’n 20 zonnepanelen voor nodig. Je hebt dan niet geïsoleerd.
Op de keper beschouwd is dus Nul op de Meter een verschil-berekening. Het kan als het ware (weinig – weinig) zijn, maar ook (matig – matig) of (veel – veel).

Er is tijdens het werkbezoek ook veel gezegd over nieuwbouweisen. Nieuwbouw duurzaam maken is zeer veel makkelijker dan renovatiebouw duurzaam maken.
Een voorbeeld daarvan is hoe straks de eisen eruit gaan zien voor Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG). Dat is een vertaling van de Europese richtlijn Near Zero Energy Building (NZEB), die op zichzelf tot weinig verplicht. Omdat de verschillende EU-landen zeer uiteenlopende huizen in een zeer divers klimaat hebben, wordt die vertaling aan de nationale overheden overgelaten. In Nederland is een voorlopige keuze gemaakt, die voor woningen neerkomt op (1) een energiebehoefte van 25kwh per jaar per m2 verwarmd vloeroppervlak, (2) hooguit 25kWh/y*m2 primair fossiel verbruik, en (3) een aandeel hernieuwbare energie daarin van 50% of meer. Dit zou vanaf 2021 moeten gelden.
Eigenlijk is dus BENG een betere eis dan Nul op de Meter, want BENG = weinig.
(Het officiele verhaal is te vinden op www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/gebouwen/wetten-en-regels-gebouwen/nieuwbouw/energieprestatie-beng/wettelijke-eisen-beng ).

Voorbeeldberekening tav BENG als energie-gebruikseis versoepeld wordt

Isover vindt die eisen nodeloos streng en denkt dat, als je de energiebehoefte van 25 naar 50kWh/y*m2 zou versoepelen (de eerste eis), en als je dat met de tweede en derde eis zou opvangen, een woning €10.000 goedkoper zou worden. Dat kan schelen in de verkoopkansen.

Het is een klassiek voorbeeld van de wet van de afnemende meeropbrengst versus de toenemende meerkosten. De PS-fractie mist de expertise om uit te maken wat hier wijsheid is, maar wil het Isover-standpunt in elk geval vermelden. Eigenlijk zou je over dit soort verhalen rustiger moeten kunnen praten dan in een snel werkbezoek.

Micro en macro
Isover heeft vanuit zijn professie te maken met afzonderlijke woningen of groepen van afzonderlijke woningen. Die wil het bedrijf graag helpen verbeteren.

Maar de som van alle micro-processen is een macroproces dat ingrij-
pende gevolgen kan hebben voor de ruimtelijke ordening van Brabant. Waar moeten al die windturbines en PV-perken staan?
Dat is een typisch provinciale insteek.

Dit is even aan de orde geweest tijdens het werkbezoek en werd erkend, maar de gelegenheid was er niet naar om dit uit te spitten.

 

Klimaat is slecht voor het vliegen!

Poëtische gerechtigheid?
Dat vliegen slecht voor het klimaat is, is in deze kolommen al uitvoerig betoogd.

Ironisch is dat het omgekeerde ook waar is. De New York Times wijdde er twee artikelen aan (www.nytimes.com/2017/09/30/business/airports-climate-change-global-warming.html en www.nytimes.com/2017/06/20/business/flying-climate-change.html?_r=0 ) . Vooral de bijbehorende extreem hoge temperaturen zijn de schuldige.

Het kan gaan om tragikomische incidenten dat de sterk gestegen temperatuur het asfalt van de startbaan doet smelten of het beton doet bobbelen, of andersom, dat de startbaan eerst op de permafrost lag.
Of dat bij geparkeerde vliegtuigen in Kuwait de elektronica niet meer op gang gebracht kan worden, omdat de cockpittemperatuur boven de veiligheidslimieten gestegen is.
Het is bijna een poëtisch soort gerechtigheid.

Systematischer effecten – ijlere lucht
Medio juni 2017 konden minstens 40 vliegtuigen niet opstijgen in Phoenix, de woestijnstad in Arizona. Nu het eens niet over ijsberen, maar over vliegtuigen ging, kreeg fenomeen veel aandacht in de pers. Reden: het was te warm. Nu is het uiteraard wel vaker warm in Phoenix, maar niet eerder was het zo vaak zo warm.
De luchthaven moest speciale airco-tenten neerzetten  voor de gezondheid van zijn werknemers in de bagage-afhandeling.

(Temperaturen in graad Fahrenheit)

Als het warmer wordt, daalt de dichtheid van de atmosfeer en dan hebben vliegtuigen in gelijkblijvende overige omstandigheden minder lift. Dat is een bekend fysisch gegeven. Binnen zekere grenzen kan de piloot daarmee dealen, bijvoorbeeld door minder gewicht mee te nemen. Maar het houdt een keer op en voor kleinere straalvliegtuigen is dat bij 118°F. Dan kunnen ze niet meer omhoog of omlaag. En het was 120°F. Bij Boeings en Airbussen kan het wat meer lijden, resp. 126 en 127°F.
Voor meer uitleg, zie www.forbes.com/sites/the-science-of-why-its-too-hot-for-some-planes-to-fly-in-the-sw-us .

Je hebt er tabellen voor. Deze is van de Mystère Falcon.
Als je vliegtuig 15100 kg weegt (de dikke lijn), mag het op zeeniveau hooguit 28°C zijn. Phoenix ligt op 1000 feet , dus 25°C. Als het vliegtuig lichter is, kan het meer lijden.

Als tenminste de startbaan lang genoeg is, een ander probleem. De aanpassing van vliegvelden door langere startbanen kost wereldwijd miljarden. Als die verlenging al mogelijk is, want soms is het vliegveld zodanig ingebouwd dat het niet meer kan. De NYT noemt La Guardia in New York als voorbeeld.

Het klinkt allemaal nog niet zo schokkend, maar een halve procent minder gewicht op een Boeing 737-800 betekent drie passagiers met bagage op de 160. In een moorddadig concurrerende sector als de luchtvaart is dat veel.
En het kan om een procent of vier gaan gaan.

Systematischer effecten: ligging aan zee
Eurocontrol in Brussel (dat over de Europese luchtverkeersleiding gaat) heeft in 2009 uitgezocht dat ruim 30 Europese vliegvelden aan zee of in een riviervlakte liggen. Dat kan een probleem worden als de zee deze eeuw twee meter stijgt, zoals verwacht wordt. Maar oko al voor die tijd zullen de startbanen vaker onder water staan.
Schiphol ligt ruim 3 meter onder zeeniveau.
Alle nieuwe Noorse startbanen moeten minstens 23 voet boven zee liggen (ca 7 meter).

Systematischer affecten: turbulentie en de jet stream
Men verwacht dat in de toekomst de jet stream, die op 10 km hoogte altijd west -> oost waait, turbulenter wordt en harder gaat waaien. Veel vliegtuigen hebben daar mee te maken. Het gaat vaker van hotseknots.
Als je naar het westen vliegt, ga je langzamer dan tot nu toe, vlieg je oostwaarts, dan ga je sneller. Maar het voordeel is kleiner dan het nadeel.

De jet stream op 10 oktober 2017

Al met al
voelt de luchtvaart de effecten van de problemen, die ze zelf heeft helpen veroorzaken. Mogelijk een troost, maar toch een schrale want de problemen zijn met techniek en veel geld oplosbaar. Geld, dat de sector ongetwijfeld niet zelf wil betalen.
Het beste, dat gebeuren kan, is dat het vliegen duurder wordt en dat de sector zichzelf op die manier afknijpt.

Presentatie voor SP-district ZO Brabant over energie

Ik heb op 09 oktober 2017 voor het district ZO Brabant van de SP een presentatie gegeven over energiezaken, met en blik op landelijk, provinciaal en lokaal, en een handelingsperspectief.

Het is te vinden –> Presentatie regio-overleg SP dd 09 oktober 2017 .

Het Welschapse klimaatmonster

Het CBS heeft op 28 september 2017 nieuwe statistiek uitgebracht over de verkoop van motorbrandstoffen door de jaren heen binnen Nederland, waaronder die voor de luchtvaart. Daartoe beperkt dit artikel zich. In praktijk betekent dat vooral kerosine (voor straalmotoren), omdat de hoeveelheid vliegtuigbenzine (voor propellermotoren) te verwaarlozen is.
Het gaat om alle vliegvelden samen, maar in praktijk tellen er maar drie mee, in volgorde van grootte Schiphol, Eindhoven Airport en Rotterdam-Den Haag Airport.

Opstijgend vliegtuig aan de ZW-kant

De statistiek zelf
De Statline-locatie is http://statline.cbs.nl/Statweb/selection/?VW=T&DM=SLNL&PA=83406NED&D1=0-1%2c13%2c21%2c28-29%2c34%2c51-52%2c57&D2=0&D3=126%2c137%2c139-141%2cl&HDR=G1%2cG2&STB=T . Je moet daarna met ‘Gegevens aanpassen’ in de gewenste richting werken.

De volledige uitgewerkte tabel is hier te vinden. Hieronder dat deel van de tabel dat over kerosine gaat. (PJ = PetaJoule).

In praktijk tellen de kolommen “Afzet voor bunkers”.

Het is van belang te weten dat de ‘bunkers’ niet bij het Nederlandse energiebudget geteld worden.  De vliegtuigmaatschappijen betalen hierover geen accijns en BTW. Vliegen is niet voor niets zo goedkoop.
Milieubewegingen en sommige politieke partijen vinden dat onrechtvaardig en dat is het ook, maar het ligt vast in internationale verdragen. Als men de luchtvaart net zo wil behandelen als bijvoorbeeld de spoorwegen, moet er over die verdragen gepraat worden.

Analyse van de statistiek
De “Afzet voor bunkers – kolom” vertoont over 2012 t/m 2016 een jaarlijkse groei van 3,4% , dus over heel Nederland.
Leg je daar de ontwikkeling van de vliegbewegingen naast, dan is over die jaren de jaarlijkse groei van Schiphol 3,1% (in 4 jaar van 423407 naar 479000). Idem van Eindhoven 7,8% (in 4 jaar van 24265 naar 32807). Eindhoven Airport groeit dis veel harder dan Schiphol.
Rotterdam-Den Haag Airport zit voor  grotere vliegtuigen constant rond de 21500 vliegbewegingen per jaar.

Trek je die bunkerkolom met hetzelfde groeitempo door naar eind 2019 (als zowel bij Schiphol als bij Eindhoven een nieuw en nog onbekend regime gaat gelden), dan is er in Nederland in 2019 180PJ kerosine verkocht.
In 2019 is Eindhoven Airport goed voor 43000 vliegbewegingen en Schiphol voor 500000 (en Rotterdam-Den Haag voor nog steeds 21500). Eindhoven Airport is eind 2018 dus goed voor 7,6% van de Nederlandse vliegbewegingen en, als je evenredig rekent, voor 7,6% van die 180PJ. Zijnde 13,7PJ.
Dat is te simplistisch, want op Schiphol vertrekken een heleboel wide bodies (met vier motoren) en  op Eindhoven niet. Maar het verschil in vlootsamenstelling is onbekend en Eindhoven publiceert geen eigen brandstofcijfers, dus je moet wat. Het moet meer dan 50% en minder dan 100% van die 13,7PJ zijn. Sla er een slag naar en maak er 10PJ van (dus over 2019).

(Het vliegveld doet groot dat het helemaal groen is, maar dat heeft alleen betrekking op de gebouwen en de grondoperaties. Dat is peanuts vergeleken bij het vliegen zelf.)

NIET-CO2 effecten op kruishoogte (Lee et al.)

Die 10PJ kerosine zorgt op de gebruikelijke wijze voor de CO2 – effecten op het klimaat.
Het overgrote deel van de emissies uit de motoren vindt plaats op grote hoogte. Daar gelden aparte atmosferische mechanismes, die er op neer komen dat er ook niet CO2 -effecten op het klimaat zijn die ruwweg ongeveer even groot zijn als de wel CO2 – effecten.
Het klimaat wordt dus over 2019 door Eindhoven Airport belast alsof er vanaf Eindhoven Airport 20PJ opgestegen zou zijn.

De hele gemeente Eindhoven zat in 2016 op ruim 18PJ, die alleen volgens de CO2 – route meetelt. Misschien gaat daar tot 2020 een beetje af.

Eerder is in deze kolommen gezegd, dat in 2020 het klimaateffect van het vliegveld even groot zou zijn als dat van de complete gemeente Eindhoven samen ( zie Klimaateffect Eindhoven Airport binnenkort gelijk aan dat van heel Eindhoven ).
Met kennis van de nieuwe SBS-statistiek blijft deze bewering onverkort van kracht, maar nu is hij wat sterker onderbouwd.

Hoe staat het provinciale duurzame energie-beleid ervoor?

Inleiding
In februari 2016 publiceerde de provincie NBrabant de Uitvoerings-
agenda Energie. Ik was daar toen niet enthousiast over. De bedoelingen waren goed, maar analytisch was het zwak. Het was meer een luchtkasteel dan een echt kasteel. In enkele artikelen op deze site heb ik het geanalyseerd, zie De Brabantse Uitvoeringsagenda Energie – kwantitatief en De Brabantse Uitvoeringsagenda Energie – politiek en kwalitatief en De Brabantse Uitvoeringsagenda Energie – het ECN-advies .
Desalniettemin een begin.
In de Uitvoeringsagenda werden wel op een bruikbare manier de toekomstige vijf slagvelden rond het luchtkasteel gedefinieerd, te zien in onderstaand plaatje.

De vijf maatschappelijke thema’s in de UItvoeringsagenda

Er was afgesproken dat er een tussenevaluatie zou komen. Daartoe heeft CE Delft in augustus 2017 het basismateriaal aangeleverd, waarna de Gedeputeerde Staten daaraan een vervolgbeleid geplakt hebben. De eerstverantwoordelijk gedeputeerde (dat is zoiets als een wethouder in de provincie) is Annemarie Spierings (D66), hoewel ook gedeputeerde Bert Pauli van Economische Zaken (VVD) een dikke vinger in de pap heeft. Te dik zelfs.

De Tussenevaluatie en de bijbehorende PS-stukken zijn te vinden op www.brabant.nl/politiek-en-bestuur/provinciale-staten/vergaderingen-ps/ps/20170908.aspx en klik op het kruisje bij 5.3).

Succes of niet?
In een oneliner: het is niet niets, maar ook niet genoeg.

Er wordt naar twee dingen gekeken: of er in 2020, naar verwachting, 6% bespaard zal zijn, en of in dat jaar 14% van alle energie duurzaam wordt opgewekt.  Als die gegevens er zijn, worden ze ook over “nu” gegeven, te weten medio 2017. Uitgangsjaar is 2015 en in dat jaar was het finaal energetisch verbruik FEV in Brabant 290PJ (dat is wat netto aan de klant wordt afgegeven, bruto is ongeveer anderhalf keer zo groot).

Met “6% besparen” wordt bedoeld (blijkt nu ineens) dat tussen 2015 en 2020 het FEV met 1,7% mag toenemen, waarna het fictief met 6,0% zou moeten dalen.
De prestatie tov 2015 zou dus moeten zijn 290PJ + 1,7% – 6,0% , de werkelijkheid zal volgens CE Delft waarschijnlijk worden 290PJ + 1,7% – 3,9%. De besparingstaak gaat zeer waarschijnlijk niet gehaald worden.

De duurzaam opgewekte hoeveelheid energie moet zijn 290*(1-0,022)*0,14 = 39,7PJ. Als de provincie niets zou doen (dat heet de “autonome ontwikkeling”), zou het 41,9PJ zijn. Maar omdat de provincie wel wat doet, komt daar naar schatting 4,8PJ bij, dus 46,7PJ. Op zich wordt dus aan de eis voldaan, ware het niet dat onder deze uitkomst twee grote en onzekere bijdragen liggen, nl de zeer omstreden biomassabijstook in de Amer 9-kolencentrale en de, eveneens omstreden, biomassabijmenging in motorbrandstof. Zonder deze twee posten  blijft Brabant ver achter bij zijn taakstelling.
Over de Amercentrale en de biobrandstofbijmenging verderop meer.

(Bovenstaande cijfers zijn de uitkomsten van de autonome ontwikkeling, dus als de provincie niets zou doen)
Deze tabel geeft aan wat het provinciale beleid waarschijnlijk toe zal voegen aan de autonome ontwikkeling, met en zonder Amercentrale

De resultaten per “slagveld” (zie eerste plaatje) lopen sterk uiteen.

  • In “gebouwde omgeving” zijn de Nul op de Meter-woningen (NOM-woningen) het belangrijkste onderdeel en dat is tot nu toe faliekant mislukt. De veel bescheidener post “overheidsvastgoed” is wel een klein succesje.
  • In “smart and green mobility” leidt de laadinfrastructuur ertoe dat er meer elektrische auto’s en bussen zijn, en die zijn samen goed voor 0,53PJ besparing. M.i. een redelijk resultaat.
  • Bij de “energieneutrale industrie” vallen interessante initiatieven te ontdekken, die echter soms nog in de kinderschoenen staan en tegen een groot aantal juridische en praktische problemen aanlopen. Zie verderop. Hier wordt het warmtebeleid ondergebracht, het meest succesvolle provinciale initiatief tot nu toe. CE Delft boekt de industrie in voor 2,61PJ besparing en 0,8PJ hernieuwbare energie.
  • Van “sustainable energy farming” valt niets tastbaars te zeggen. De score is 0.
  • De “Energieke landschappen” gaan in praktijk over windturbines en zonneparken.
    Tav windturbines wordt het bestaande beleid uitgevoerd, te weten de 470,5MW die met het Rijk overeengekomen is, en waarvan tot 2020 380MW opgevoerd wordt, goed voor 3,0PJ.
    Tav zonnepanelen worden geleidelijk aan de belemmeringen uit de weg geruimd, die er vooral op de grond zijn. Daken en parken moeten in 2020 1,0PJ gaan opleveren.
    Beide getalgroottes vind ik matig.
Gedeputeerde Annemarie Spierings (D66)

Oorzaken van goed, matig of slecht
Ik zeg even gemakshalve “Spierings” als personificatie van het hele Brabantse politieke en ambtelijke apparaat. Ik heb verder niks speciaals tegen Spierings, behalve dat ze van een andere partij is.

Je hebt eigenlijk drie categorieën: de (gedeeltelijke) successen, de dingen die fout gaan en waar Spierings niks aan doen kan, en die fout gaan en waar Spierings wel wat aan doen kan.

De min of meer-successen

  • de warmtepolitiek
  • de laadinfrastructuur
  • de omgang met de industrie
  • het aanstaande grote zonnepark op de Nyrstar-jarosietbekkens (zinkfabriek in Budel)
  • het zonnepanelen voor asbest-project op boerderijdaken
  • ook wel de 470,5MW aan windturbines

komen omdat de provincie actief en doelgericht vanuit een rol opereert waaraan hij gewend is. De warmteprojecten passen bij de bestuurspositie in Havenschap Moerdijk, de geothermie bij de medeverantwoordelijkheid voor de ondergrond, de jarosietbekkens omdat de provincie verantwoordelijk is voor dit afval en de laadpalen bij de traditionele industriepolitiek om de Brabantse bedrijven in de watten te leggen.
En er is geld, ook nooit weg.

Dingen zoals

  • de lage stroomprijs voor grootverbruikers
  • dat er meestal geen dwang mogelijk is vanwege het ontbreken van een klimaatwet en een daarbij behorende industriepolitiek
  • dat de provincie slechts voor een klein deel van de bedrijven bevoegd gezag is
  • de financieel uitgemergelde positie van de gemeentes
  • de verhuurdersheffing, zijn zaken waar Spierings niets aan doen kan.
    Verder heeft ze ook weinig aan de bonte en onsamenhangende verzameling organisaties in BEA, de Brabantse Energie Alliantie en dat viel te verwachten.
    Spierings schiet hier als het ware met hagel in de hoop iets te raken, waarna nog steeds de vraag is hoe diep de korrel in het geraakte organisme doordringt.

En wat zou ze anders moeten en kunnen doen?
Spierings en maatje Bert Pauli zijn liberalen en vertrouwen teveel op de vrije markt. Waar ze dat niet doen gaat het goed, en waar ze dat wel doen gaat het fout. Als dat in het verleden aan de markt was overgelaten, had Nederland geen Deltaplan gehad en geen spoorwegnet enz.
Er bestaat in praktijk geen  functionerende vrije woningmarkt die NOM-woningen gaat renoveren, en men kan ook moeilijk de huidige veeteeltsector als een verzameling krachtige, autonome marktpartijen aanduiden.
De liberale insteek brengt de provincie  onevenredig vaak tot industriepolitiek, zoals Solliance, de vestiging van TNO, de laadpalen in relatie tot de Automotive of het nieuwe synthetische brandstof-initiatief. Nu wil ik dit vraagstuk niet in zwart-wittinten schilderen, want ik  ben niet per definitie tegen industriepolitiek en Spierings zal niet per definitie tegen projecten tbv de bevolking zijn, maar de balans is al jaren niet goed. Waardoor bijvoorbeeld de TU/e experimenten met variabele stroom-
prijzen (zodat je de wasmachine aan kunt zetten als de stroom goedkoop is) elders in Nederland moet uitvoeren.

Nul op de Meter-woningen
Dat verloopt knudde.
Het ombouwen van een bestaande woning tot Nul op de Meter (NOM) kost volgens CE Delft gemiddeld €70.000 . Minnesma van Urgenda roeptoetert wel rond dat dat maar €30000 kost, maar die woningen ben ik in Brabant nog niet tegengekomen. De praktijk lijkt te zijn (maar er is nog te weinig onderzoek gedaan om dat hard te stellen) dat woningbouw-
verenigingen projecten doorvoeren die het NOM-niveau niet halen maar wel een heel eind de goede kant op gaan, en dat voor veel minder geld.

Wel en niet Nul op de Meter – woningen

Volgens CE Delft zou er op het NOM maken van 800.000 bestaande Brabantse woningen tot 2050 een onrendabele top zitten van 200 tot 400 miljoen euro. Valt eigenlijk nog wel mee over dik 30 jaar! Omgerekend naar heel Nederland zou het om 2 a 3 miljard in dik 30 jaar gaan – er gaan wel grotere bedragen naar mindere doelen. Maar goed, daar koopt Spierings nu niets voor.
Maar in plaats van treuren dat de kosten te langzaam dalen, zou ze ook het proces met kracht naar zich toe kunnen trekken en proberen een prijsdaling te forceren.  Met eenmalig een miljoen of tien zou je volgens mij een eind moeten kunnen komen. Ze zou hier eens met kogels moeten gaan schieten in plaats van met hagel.
Een goed geoutilleerd volkshuisvestingsloket zou veel goed kunnen doen

De getallen zijn nu treurig. Volgens Spierings staan er nu 29 NOM-woningen in Brabant. Dat moeten er op 31 dec 2017 1000 zijn, in 2021 40.000 en in 2050 800.000 . CE Delft zegt dat er dd nu (dus augustus 2017) aanbestedingen “gepland” zijn die ertoe moeten leiden dat dd 31 dec 2017 er nog eens “ruim 600 extra” opgeleverd zijn. En in 2020 1929 . Het lijkt me sterk.

Verder wordt de suggestie gebracht om ook nieuwbouw in het verhaal te betrekken en warmtenetten, smart grids enz. Het eerste vertrouw ik niet helemaal omdat dat sluipend tot extra sloop zou kunnen leiden en het tweede ook niet helemaal, omdat dat zou kunnen betekenen dat warmtenetten, net zoals vroeger, toestaan dat de woningen slechter zijn. Maar de suggestie is zo omfloerst dat de achterliggende intentie moeilijk ingeschat kan worden. Moeten politici in de provincie maar eens navragen.

De website Stroomversnelling Brabant is al anderhalf jaar uit de running (heeft ongetwijfeld veel geld gekost).

De Amer9-centrale

De Amer9-centrale en de biobrandstofbijmenging
De achilleshiel van voldoende duurzame opwekking in Brabant is de Amer9-centrale. Dat is een kolencentrale die wil doorgroeien tot 80% bijstook van biomassa (vooral houtsnippers). De houtsnipper-kWh’s tellen als duurzame energie. Omdat dat bestaand beleid is, telt CE Delft het als “autonome ontwikkeling”.
Maar zo autonoom is dat niet, want kolencentrales liggen onder vuur en biomassabijstook ook. De SP, GroenLinks, de PvdA en D66 hebben in de Tweede Kamer gezegd dat alle kolencentrales binnen een uiteenlopend aantal jaren dicht moeten. Zelfs als Brabant in 2020 nog over de Amer9 beschikt, wil dat niet zeggen dat Brabant daar in 2025 over beschikt.
Als de kolen weg moeten, gaat de centrale op gas over want er bestaat leveringsplicht aan de stadsverwarming. Die kan vooralsnog slechts in bescheiden mate op duurzame bronnen draaien en geen biomassa bijstoken. Probleem van 13,6PJ!

Ook het bijmengen van biobrandstoffen in benzine of diesel is omstreden vanwege de (veronderstelde) herkomst van daarvan (palmolie?). Het is mij nog niet meteen duidelijk dat de 5,8PJ die CE  Delft in 2020 projecteert (2,2PJ in 2015) gehaald zal worden.

De industrie
Hier gelden veruit de grootste getallen. Die is goed voor 80PJ, waarvan, naar schatting van de provincie, ongeveer de helft onder provinciaal gezag valt.

De provincie doet hier goede dingen, daarbij gehinderd doordat veruit de meeste bedrijven onder de gemeenten vallen, er geen deugdelijk landelijk industriebeleid is, de stroom voor grootverbruikers spotgoedkoop, gemeenten armlastig zijn en Omgevingsdiensten niet met dit werk vertrouwd zijn. Kortom, nogal wat geëxperimenteer.

Een MJA3-onderneming

Er is een project om van 60 vrijwilliger-bedrijven, die onder gemeentelijk bevoegd gezag vallen, de technische installaties beter af te stemmen.
Met de MEE-bedrijven, die onder het Europese ETS vallen, heeft de provincie niets te maken.
De grote bedrijven daaronder, die onder het MJA3-convenant vallen, moeten voor 2020 een Energy Efficiency Plan (EEP) maken, en daar bemoeit de provincie zich mee. Zie www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/energie-besparen/meerjarenafspraken-energie-efficiëntie/deelnemers ). Ze kunnen vrijstelling krijgen van de energiebelasting (dus idioot goedkoop stroom) als ze 2% bezuinigen. Enig toezicht hierop is overigens niet misplaatst ( zie Van stoom stoom stoom ).
De middelgrote energieverbruikers daaronder, die onder de Europese Energy Efficiency Directive vallen, moeten een audit doen en die bekijkt de provincie ook.
Voor de ca 200.000 ondernemingen die “gewoon” onder de Wet Milieubeheer vallen of het Activiteitenbesluit, wordt onderzocht wat je met het nieuwe instrument van de Energie Prestatie Keuring (EPK) kunt.
Daarnaast is er op vrijwillige basis een Platform Brabantse Energy Leaders, waarin een kleine 20 ondernemingen zich bezighouden met energy management.

Het zou lonen als de politiek en de milieubeweging wat meer in deze materie afwisten.

Grootschalige opwekking
Ik laat het nu bij de opmerking dat Spierings er goed aan zou doen om het energie- en veeteeltdossier in samenhang te behandelen. Verder heb ik op deze site al zoveel over dit onderwerp gezegd, dat ik het er nu bij laat. Zie bijv. Grootschalige zonneparken als flankerend beleid in de veeteelt-transitie en Nut en risico’s van covergisting

Het politieke voorstel
Bij het verhaal van CE Delft hoort een politiek voorstel van GS aan PS. Dat bestaat uit drie onderdelen:

  • harder werken zonder dat dat extra geld hoeft te kosten
  • maatschappelijke partijen onder voorwaarden invloed geven op de besteding van de budgetten (klinkt tricky)
  • aan energieopslag gaan werken in de vorm van synthetische brandstof. de werktitel wordt Fuelliance (in analogie met Solliance). Dus weer industriepolitiek.

Dit wordt politiek gesteund.

 

Huidige en toekomstige kosten van wind op land in Brabant

De NWEA (Nederlandse Wind Energie Associatie) heeft aan onderzoeksbureau Ecofys gevraagd om de kostprijs van stroom, opgewekt met wind op het land, te berekenen zoals die voor een aantal standaard-situaties nu is en in de toekomst kan zijn. Ecofys heeft dit onderzoek in april 2017 gepubliceerd. Zie www.ecofys.com/nl/publications/kostprijsanalyse-windenergie-op-land/ .
Ik maak (sterk ingekort) gebruik van de resultaten voor zover die op Brabant van toepassing zijn, de focusplek van deze site.

Nederland is ingedeeld in windregio’s. Het grootste deel van Brabant is Regio 4 (gemiddelde windsnelheid <7,0m/sec), en een deel van West-Brabant en het land van Altena is Regio 3 (tussen de 7,0 en 7,5m/sec jaargemiddeld). Dat snelheidsverschil is overigens belangrijker dan men denkt, want het vermogen gaat met de derde macht (het vermogen bij 7,5m/sec is 23% groter dan bij 7,0m/sec). Het grote windproject van 100MW langs de A16 ligt (nagenoeg) geheel in Regio 4.

Scenariotabel Ecofys april 2017

Ecofys heeft vijf scenario’s (protoprojecten) gedefinieerd. Daar zitten technische- en windkenmerken in, maar ook de omvang van het project (de schaalgrootte is van belang voor de kostprijs).

De scenario’s zijn tot op zekere hoogte, en met enige fantasie, toepasbaar op Brabantse projecten.
Het 100MW-project langs A16 bijvoorbeeld (van Breda tot het Hollands Diep) ligt in Regio 4, maar dicht bij Regio 3 en de verschillen tussen beide regio’s zijn niet heel groot.  Ik zal dus doen alsof op het 100MW-project langs de A16 scenario C van toepassing is, vooral vanwege de omvang van het project.
Een windparkje als dat in het Volkerak bij Willemstad past in praktijk het beste bij scenario E.
Een toekomstig windpark Kabeljauwbeek is het beste als D aan te merken (ligt op de grens van Regio 3 en 4, maar omvang is meer D).
Alle andere windparken in Brabant lijken het meest op scenario D.

kWh-kostprijs per scenario

Onder dit plaatje ligt een gedetailleerde financiele analyse, die ik hier niet geef, maar opgezocht kan worden.

Uiteindelijk blijkt dat het voor de kWh-prijs allemaal in Brabant betrekkelijk weinig uitmaakt. Alle windenergieprojecten in Brabant produceren stroom met een kostprijs van rond de 8 cent/kWh.
Duit is puur de technisch-economische kostprijs. Maatschappelijke kosten en baten in ruimere zin zitten hier niet in.
Als je om niet-economische redenen zou kiezen voor kleinere turbines (Regio 3, scenario C versus regio 3, scenario E), ben je dus voor hetzelfde eindresultaat met anderhalf keer zoveel molens 15% meer geld kwijt.
De SDE+subsidie 2017 gaat ervan uit dat het grootste deel van de windprojecten kan draaien op basis van een gegarandeerde afnameprijs van 8,5 cent/kWh.

Is dat nou veel?
Uniper, het fossiele sterfhuis van E.ON , levert in de brochure, geeft in een brochure over steenkool bijgevoegd plaatje, op gezag van Ecofys 2014. Het is verstandig hier met enige reserve naar te kijken, omdat sommige kosten sindsdien veranderd zijn en er nogal wat spreiding in de kosten zit, en je op verschillende manieren kunt rekenen. Hoe dan ook, om een indruk te krijgen (€100/MWh = 10 cent/kWh), en om het een beetje te kunnen plaatsen:

LCOE Energy Costs Ecofys 2014, EU

Wind op land zat in 2014, EU-gemiddeld, qua kale kostprijs per kWh in de buurt van kolen.
Als men de indirecte maatschappelijke kosten meetelt die nu uit een ander begrotingspotje betaald worden meetelt (luchtvervuiling, klimaat en zo), komt er bij windenergie bijna niets bij en bij kolen een paar cent per kWh. Dan is wind dus al goedkoper.

Als je nu stroom wilt kopen op de spotmarkt, ben je grofweg rond de 4 cent/kWh kwijt. Ergo zitten alle energiebronnen op dit moment met hun kostprijs boven de vrije markt-prijs en draaien dus onrendabel.
Bij duurzame energie wordt dit grotendeels gecompenseerd met de SDE+ regeling, die op zijn beurt wordt gedekt vanuit de rijksbegroting, die op haar beurt weer wordt gedekt door een opslag op de Energiebelasting. Men kan op goede gronden bezwaar maken tegen deze financiele techniek, en dat is een politieke discussie die gevoerd moet worden.

Terug naar de oorspronkelijke Ecofys-studie uit april 2017.

Eigenlijk was de studie bedoeld om de vraag beantwoord te krijgen of wind op het land op termijn zonder SDE+ subsidie zou kunnen. De gedachte is dat de kostprijs per kWh omlaag gaat, (en de hoop is dat de stroomprijs omhoog gaat, maar aan dat laatste waagt Ecofys geen voorspelling).

analyse kostprijsreductie grote en kleine projecten (Ecofys april 2017)

Inderdaad zal de kostprijs dalen, mits mits. Ik heb voor scenario C en D het plaatje overgenomen. Als aan de voorwaarden voldaan wordt die Ecofys stelt, kan er in een jaar of vijf 42% (bij grote, gunstige projecten)  tot 29% (bij kleinere, iets minder gunstige) projecten af. Het C-scenario zit dan op wat nu ongeveer de vrije markt-prijs is.

OM de kostprijsdaling te bereiken, vertrouwt Ecofys op technische innovaties, maar nog meer op niet-technische innovaties, lees bestuurlijke. Om er een paar te noemen:

  • verlenging van de SDE+ regeling van 15 naar 20 jaar
  • voorbereidingskosten deels bij de overheid leggen
  • goedkoop geld
  • een planmatig beleid
  • de kosten van een en ander worden voor 65% tot 80% gedekt door de overheid

Allemaal niet bij voorbaat gegarandeerd.

Nogmaals over wolkenkrabbers van hout – update

Hout heeft in zichzelf al veel voordelen als bouwmateriaal, en in combinatie met verantwoord bosmanagement en een zinvolle besteding van de resten kan houtbouw goed uitpakken voor het klimaat. Bomen leggen CO2 vast en blijven dat doen, zolang het hout hout blijft. Vandaar de hernieuwde interesse in houtbouw. Ik heb daarover geschreven in Houtbouw voor het klimaat – terug naar de toekomst  en ik verwijs voor een meer uitgebreide beschrijving terug naar dit eerdere artikel.

De reden om er op terug te komen is dat in de onlineversie van de Scientific American opnieuw een artikel staat over moderne houtbouw dat de moeite waard is om te lezen. Het is te vinden op www.scientificamerican.com/article/high-rises-made-of-wood .
Het artikel beschrijft het Brock Commons complex in Vancouver, een appartementencomplex van 53m hoog. Het is in september 2017 open gegaan. Dit is het overzichts-kadertje uit het artikel.

Als je er zou willen gaan wonen, zie http://vancouver.housing.ubc.ca/residences/brock-commons/ (de site van de University of British Columbia).
Het ziet er zo uit: