Provincie NBrabant ontwikkelt nieuw gewasbeschermings-middelenbeleid

De context
Het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de akkerbouw heeft in de afgelopen jaren langs verschillende routes tot heftige discussies geleid: metingen door een actiegroep als Meten=Weten, een zaak van Milieudefensie in Drente, uitspraken van rechters die negatief uitpakken voor met name bollentelers (en daarbinnen voor  lelietelers), een steeds duidelijker link tussen bestrijdingsmiddelen en neurodegeneratieve ziektes als bijvoorbeeld Parkinson (in Frankrijk al erkend als beroepsziekte bij boeren), de erkenning door het CTGB (College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden) dat de toetsingsprocedures onvoldoende oog hebben voor neurologische effecten, maar bijvoorbeeld ook de omzetting van grasland naar akkerbouw na beëindiging van de veeteelt en het gegeven dat bollen slechts korte tijd op hetzelfde perceel geteeld kunnen worden.

Voor eerdere artikelen op deze site zie https://www.bjmgerard.nl/rechtbank-limburg-verbiedt-lelieteelt-in-sevenum/ en https://www.bjmgerard.nl/rechter-verbiedt-gifspuiten-op-lelies/ en https://www.bjmgerard.nl/sp-stelt-vragen-over-de-lelieteelt-in-noord-brabant/ .

De provincie die er het eerst en het meest mee te maken kreeg was de provincie Drente.
Er ligt een onderzoek van Hilbrands Laboratorium uit Wijster, opgespannen door 19 lelietelers. Het persbericht over het resultaat is te vinden op https://www.hlbbv.nl/nl/actueel/bewezen-in-drenthe-duurzamere-lelieteelt/ . Uit het rapport blijkt dat het een heel stuk minder kan met gif spuiten – de telers waren verrast.
Het plan is om in 2027 qua gebruik per hectare terug te zakken tot op het niveau van de aardappelteelt (waarop min of meer dezelfde middelen gespoten worden, maar dan een stuk minder (maar nog steeds veel). Sterkere lelies helpt ook erg mee. Volledig biologisch lelies telen is tot op zekere hoogte mogelijk, maar heeft veel nadelen.
Wie dieper in de materie wil duiken zonder het hele rapport te lezen, kan bij RTV Drente terecht op rtvdrenthe_fors-minder-landbouwgif-mogelijk .

Inmiddels speelt het probleem ook  flink op in andere provincies, waaronder Noord-Brabant.

Gladiolenteelt bij Grave (foto bjmgerard@gmail.com)

Het proces in de provincie Noord-Brabant.
Men (niet ik) kan een heel boek schrijven over het onderwerp, maar nu de aandacht beperkt tot de focus van deze website, namelijk Noord-Brabant.

De provincie wil het bestaande, beperkte beleid optoppen met een geheel nieuw beleid tegen gewasbeschermingsmiddelen (GBM).

De eerste stap in die richting Actieplan Gewasbeschermingsmiddelen is een zogenaamde 80%-versie: de bedoeling staat erin, de compositie van de tekst is behoorlijk rommelig, maar je kunt er al wel, wederzijds tot niets verplichtend, op reageren. De ZLTO heeft dat gedaan ( inbreng ZLTO ).
Het Actieplan is te vinden op Actieplan gewasbescherming 80%-versie . Het is nog niet duidelijk wanneer dit plan politiek behandeld gaat worden.

SP-woordvoerder Irma Koopman heeft zich sterk gemaakt voor het voorgestelde nieuwe beleid. Ze heeft erover in de regionale kranten  gestaan ( https://www.ed.nl/den-bosch/landbouwgif-gaat-verder-in-de-ban-in-brabant-spul-zakt-zelfs-richting-drinkwaterbron~ad43fdf2/ ).
In dat artikel wordt trouwens ook gemeld dat een ladinkje landbouwgif op weg is naar een diepe drinkwaterbron in Lith, wat Brabant Water tot een extra zuiveringsstap dwingt. Helmond en Vessem gingen Lith al voor.

Wat erg helpt, is dat de partij BBB zich door eigen onkunde buiten het provinciebestuur gemanoevreerd heeft. Dat werk in het landbouwdossier een stuk makkelijker.

De structuur  van het voorgestelde Actieplan
Het (concept)-Actieplan bestaat uit een relatief korte hoofdtekst (bestaande uit een Inleiding en hfdst 2) en een relatief lange lijst van zeven bijlagen. De structuur is helaas nog rommelig, het zou veel beter kunnen.

Het verhaal wordt inhoudelijk opgehangen aan vijf (in hfdst 2 gedefinieerde) hoofdlijnen:

  • Hoofdlijn 1: Beter in beeld brengen wat het huidig gebruik van chemische GBM is en wat de negatieve gevolgen zijn van het gebruik. Dit draagt bij aan het verbeteren van de aangrijpingspunten van onze beleidsmaatregelen.
  • Hoofdlijn 2: Sturen op duurzaam grondgebruik in overgangsgebieden rondom Natura2000-gebieden en in grondwaterbeschermingsgebieden door middel van regulerende en stimulerende maatregelen. In de uit- en afspoelingsgevoelige gebieden, waaronder de beekdalen, zetten we in op stimulerende maatregelen.
  • Hoofdlijn 3: Proactief samenwerken met gemeenten aan het verminderen van gezondheidsrisico’s nabij kwetsbare gebieden/functies zoals woonwijken, speeltuinen en zorgvoorzieningen.
  • Hoofdlijn 4: Extra inzet op verduurzaming in gebieden met ruimte voor hoogproductieve, duurzame landbouw
  • Hoofdlijn 5: Duurzamer agrarisch grondgebruik van provinciale pachtgronden.

De bijlagen bevatten uitleg, en dat is soms erg fijn. Het helpt om tussen de vele bomen het bos weer een beetje te zien.

  • Bijlage 1 geeft een begrippenlijst naar juridische categorieën, zoals de onderverdeling van pesticiden in GBM en toevoegingsstoffen enerzijds en biociden anderzijds (waaraan verder geen aandacht wordt geschonken). Begrippen horen meestal bij specifiek genoemde EU-regels.
    Genoemd worden chemisch synthetische pesticiden (die niet perse gevaarlijker zijn dan ‘natuurlijke’ middelen), laag-risico stoffen en daarbinnen groene laag risico-stoffen, microbiële middelen en biostimulanten. De uitleg rammelt een beetje t.a.v. natuurlijke middelen.
  • Bijlage 2 onderscheidt naar meer praktijkgerichte criteria:
    * waartegen ze zich richten: insecten; schimmels; onkruid; mijten en teken; bodemaaltjes
    * emissieroutes: uitwaaien door de lucht (drif, 10%); afspoeling (bovengronds) of uitspoeling (ondergronds) van het landbouwperceel (35%); en erfafspoeling (55%)
    * gebruikscijfers per ‘doelgroep’ (lichte daling  2012-2020)
    * naar ambitie (EU vooralsnog die uit 2009, poging van de EC om deze aan te scherpen is mislukt).
    De Nederlandse ambitie is halvering t.o.v. 2015-2017 van de verkoop  van chemisch werkzame stoffen, en specifiek van de gevaarlijkste stoffen daarbinnen. In 2022 zaten die percentages op 55 resp 80%.
    * Naar de rol die de diverse overheden spelen in de vergunningvrlening en handhaving: EU (richtlijnen en voorzorgbeginsel); nationale overheid (toelating en vrijstelling via CTGB = College voor Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden), arbeidstechnische eisen; milieubeleid); provincie (uitwerking van hogere wetgeving); gemeenten (Omgevingswet binnen de hoger vastgestelde kaders, met name in nieuwe situaties)en de waterschappen (monitoring en een extra trap in de rioolwaterzuiveringsinstallatie
  • Bijlage 3, die sterk dubbelt met bijlage 7, gaat jurisprudentie en voorzorgsbeginsel. De recente jurisprudentie focust op de meest vervuilende teelt, die van lelies, en kent in praktijk twee gebiedem:
    * Met nabije Natura2000 – gebieden als argument. Het moet aannemelijk gemaakt worden dat de teelt niet tot significante schade leidt (‘passende beoordeling’) en dat de teelt, als dat niet lukt; vergunningsplichtig is (Raad van State). Deze uitspraak geldt ook voor andere gewassen dan alleen lelies.
    * Met gezondheidseffecten van omwonenden als argument. De rechter mag het Europese voorzorgbeginsel hanteren om in bepaalde situaties het gebruik van GBM te verbieden, ook als het CTGB die toegelaten heeft. Belangrijkste overweging is dat GBM niet getoetst worden  op neurotoxiciteit (met name vanwege Parkinsonrisico’s). Overigens erkent het CTGB dit manco en wijt het aan het ontbreken van een goed onderzoeksprotocol.
    Het voorzorgbeginsel speelt een steeds belangrijker rol.
  • Bijlage 4 bespreekt trends en ontwikkelingen:
    * Algemeen vanwege de klimaatverandering en het negatieve effect daarvan op de voedselproductie
    * Bij de overheden: nationaal de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 (annex Uitvoeringsprogramma) en provinciaal dossiers als Sturen op grondgebruik; de Kader Richtlijn Water; de Overgangsgebieden en de Aanpak landelijk gebied
    * In de land- en tuinbouwsector: een verschuiving naar milieuvriendelijk bestrijdingsmiddelen; Integrated Crop Management (ICM); de (nog te ontwikkelen) Milieu-indicator Gewasbescherming; robotisering en precisielandbouw; en verschuiving van teelten van de volle grond naar onder glas
  • Bijlage 5 geeft (overigens op rommelige wijze) de verdeling in NBrabant van de 234156 hectare cultuurgrond naar gewas : 41,3% gras, 18,8% snijmais, 8,9% aardappels, 7,0% granen en de rest is verdeeld over een groot aantal afzonderlijke akkerbouw- en tuinbouwgewassen
  • Bijlage 6 beschrijft wat de provincie nu doet om het gebruik en de verspreiding  van GBM tegen te gaan.
    Het is een beetje typisch om wat er nu gebeurt achteraan in een Actieplan te zetten. Ik ben dus zo vrij om de inhoudelijke bespreking te beginnen met wat nu gebeurt.

Wat de provincie NBrabant nu doet of al wil doen
Dit is geordend op de eerder genoemde vijf hoofdlijnen.

Hoofdlijn 1: om een beter beeld krijgen van het huidige gebruik, en gevolgen,

  • heeft de provincie biodiversiteitsmonitoren voor de melkveehouderij, de graasdierhouderij en de akkerbouw. GBM zijn daarin een factor. De monitoren kunnen eventueel tot financiële beloning leiden
  • wil de provincie btere bedrijfsadministratiesystemen helpen ontwikkelen voor GBM

Hoofdlijn 2::

  • er ligt een Actieplan Biologische Landbouw 2024-2027. Dat wil dat in 2030 op 15% van het Brabantse landbouwareaal biologisch gewerkt wordt. Daartoe bestaan concrete uitvoerende regelingen.  Toegestaan worden alleen GBM van natuurliike oorsprong, die CTGB- en Skal-goedgekeurd zijn
  • stimulering van en hulp bij de omschakeling op  natuurinclusieve landbouw. Daarin zijn GBM niet verboden, maar worden wel zo weinig mogelijk gebruikt
  • ondersteuning van Agroforestry door steun aan Brabantse en Nederlandse netwerken op dit gebied. De agroforestry gebruikt minder GBM dan monocultuurteelten
  • het al sinds 2001 bestaande initiatief Schoon Water, aanvankelijk gericht op grondwaterbeschermingsgebieden en in 2012, wegens succes, uitgebreid naar heel Brabant. Soort scholings- en ondersteuningstraject waaraan momenteel 110 grote en ongeveer 500 kleine boerenbedrijven meedoen
  • inzet van de Europese Gemeenschappelijk Landbouw Beleid-subsidie (die via de provincie lopen) voor productieve investeringen, waaronder die welke  gericht zijn op minder GBM (bijvoorbeeld zoals die in bijlage 4 genoemd staan)
  • het praktijkproject BodemUP. Een betere bodem heeft minder behoefte aan kunstmest en GBM.

Hoofdlijn 3:

  • er bestaan nu geen provinciale activiteiten, gericht op het beperken van gezondheidseffecten van GBM

Hoofdlijn 4:

  • de provincie werkt al 25 jaar met de ZLTO samen in Landbouw Innovatie Brabant (LIB). Daarin concrete maatregelen in de geest van bijlage 4.
  • In het studieproject Boerderij van de Toekomst Zuidoostelijk zand worden nieuwe bedrijfssystemen onderzocht, waarbi minder GBM een van de uitdagingen is
  • Het eerder genoemde Actieplan biologische landbouw 2024 – 2027
  • In het kader van de Financiering van Start-ups en Scale-ups worden rpojecten gesteund op het gebied van onkruidrobotica , smart farming en precisielandbouw

Hoofdlijn 5: provinciale grond wordt duurzamer verpacht

  • Met de Grondregeling natuurinclusieve landbouw. Voorwaarde is geen chemische GBM
  • Met de Beleidsregel Grond voor graasdierhouderij. Grond nabij waardevolle natuur kan aan de provincie verkocht en teruggehuurd worden, mits dat grasland blijft (wat een waarde in zichzelf is). Op grasland worden bijna geen GBM gebruikt.
  • Op verpachte grond nabij Natura2000-gebieden  mogen geen kunstmest en chemische GWB worden gebruikt

Wat de provincie aan het bestaande beleid wil toevoegen
Opnieuw geordend op de vijf hoofdlijnen.

Hoofdlijn 1: de volumecijfers van GBM zijn op nationaal niveau bekend, maar de kennis op provinciaal niveau van volumes en gevolgen is onvolledig.

  • De provincie gaat zijn invloed aanwenden bij het Rijk en bij het InterProvinciaal Overleg (IPO) om tot een centrale registratie van de cijfers te komen die nu alleen binnen afzonderlijke bedrijven bekend zijn. Daarmee zou het Rijk eindelijk de Uitvoeringsverordening 2023 van de EU vorm geven. Nu lijkt dit op de lange baan geschoven.
    De provincie kan op deze kennis beleid baseren en ondernemers kunnen onderling benchmarken.
  • Op rijksniveau zijn ook andere zaken te verhapstukken, zoals betere toelatingsprotocollen van GWB en van het gebruik van GWB en biociden door particulieren.
  • Het Landelijk Meetnet GWB Land- en Tuinbouw produceert voor het ministerie van I&W cijfers over oppervlakte- en grondwater, maar deze cijfers komen nauwelijk decentraal bij de boeren terecht. Toch zouden die er veel baat bij kunnen hebben, bijvoorbeeld voor Integrated Crop Management.
    De waterschappen zouden fijnmaziger kunnen gaan meten in gebieden met risicoteelten, ook zeer om nuttige kennis terug te leveren.
  • Er zijn kennisleemtes die moeten worden onderzocht, zoals
    * welke groepen GBM voor welke toepassingen omgewenst zijn (bijvoorbeeld vanwege kinderen of weidevogels)
    * hoe het voorzorgbeginsel in algemene zin en in specifieke zin wat betreft GBM breder toegepast kan worden
    * idem de vormgeving van de zorgplicht, zoals aan de orde gesteld in het RLI-advies ‘Greep op gevaarlijke stoffen’ (2020).
    * Samen met de waterschappen gaan kijken wat de negatiefste risicoteelten zijn
    * Kijken of er een financiële beloning kan komen voor gewenst gedragGBM, en combinaties en afbraakproducten daarvan, opnemen in beheerplannen van Natura2000-gebieden
    * Hioe enerzijds de vergunningverlening, en anderzijds de handhaving, verbeterd kan worden. Dit mede gezien het te verwachten grotere aantal juridische procedures. Dit zal versterking van de Omgevingsdiensten  vereisen, die tot nu toe op dit onderwerp weinig in beeld zijn 9het werk zit nu vooral bij de NVWA en de waterschappen).

Hoofdlijn 2:  de provincie wil sturen op duurzaam grondgebruik in grondwaterbeschermingsgebieden en in Overgangsgebieden naar Natura2000-gebieden.

  • De provincie wil een combinatie van verplichtende en stimulerende maatregelen in grondwaterbeschermingsgebieden. De provincie heeft daar dwingende bevoegdheden. Beide sets van maatregelen zijn in de geest zoals al eerder aangegeven. Ook de Kader Richtlijn Water (KRW) speelt hier een rol.
  • T.a.v. Overgangsgebieden is een nieuw  Ontwerp-Programma Overgangsgebieden aangeboden, dat (als het goed is) eind 2025 politiek vastgesteld wordt, en dat begin 2026 definitief wordt.  
    Door duurzaam grondgebruik en herstel van het watersysteem moet het aangrenzende Natura2000-gebied verbeterd worden. Landbouw blijft in deze zones toegestaan, maar moet zich schillen in beperkte emissies van nutriënten, van GBM en van een natuurgestuurd waterpeil. Dit regime moet over een periode van een aantal jaren va kracht worden. In die tijd zijn er steunmaatregelen.
    Het Rijk stemt in met het beginsel, maar beperkt zijn steun voorlopig tot randzones rond de Veluwe en de Peel.
  • Er wordt een kaart gemaakt voor gebieden met risico op af- en uitspoeling van GBM (hellingen, zandgronden, beekdalen). Dit mede vanwege de Jader Richtlijn Water. De mogelijkheden om hieraan maatregelen te koppelen worden verkend.

Hoofdlijn 3: in de Omgevingswet zijn de gemeenten primair verantwoordelijk voor gezondheidsbelangen. De provincie heeft als doelstelling ‘drie gezonde levensjaren erbij’ en heeft hier daarom belang bij.
Voor gemeenten is dit vaak een moeilijk onderwerp. De porvincie gaat daarom samenwerken met gemeenten  inzake chemische GBM om kennis te ontwikkelen en bijvoorbeeld voorbeeld-beleid te schrijven. Er liggen handreikingen van Natuur en Milieu en Urgenda en het ministerie van LNV.

Hoofdlijn 4: in hoogproductieve (‘gewone’)  landbouwgebieden moet van rijkswege omgeschakeld worden van middelvoorschriften naar doelvoorschriften. Op papier moet dat, via meer flexibiliteit en maatwerk, tot een meer dynamische en innovatieve sector leiden, maar er is nog geen praktijk ontwikkeld. In deze gebieden kan minder verplicht worden en het resultaat is mogelijk onvoldoende.
De provincie wil onderzoeken of een breed gesteund programma voor Integrated Crop Management opgezet kan worden, in samenhang met het lopende programma’s BodemUP en Schoon Water.

Hoofdlijn 5: vanaf 2026 worden alle ruilgronden (1400 hectare) uitgegeven met een erop rustend verbod op kunstmest en chemische GBM, met voorrang voor boerenbedrijven met een Duurzaamheidscertificaat.

Wat er niet in staat
De provincie biedt met zijn Actieplan een ruim assortiment aan maatregelen. De vraag naar wat er niet in staat ligt niet meteen voor de hand, maar moet volledigheidshalve toch gesteld worden.
Ik zie dit niet meteen zelf, maar als lezers dezes daarover wat kwijt willen, kan dat als commentaar bij dit artikel.

Onderstaand overzicht is voor heel veel gewassen te vinden op https://www.milieumeetlat.nl/nl/milieubelastingkaarten/language/nl.html .