Goed bestuursakkoord in Noord-Brabant

Vooraf
Bij de Provinciale Staten-verkiezing 2023 in Noord-Brabant was de BBB met 11 zetels de grote winnaar. Die mocht dus beginnen met formeren met wat getalsmatig en politiek, mede gezien het tumultueuze verloop van de voorafgaande periode, de minst onlogische combinatie was, te weten BBB-VVD-GroenLinks-PvdA (met 11-9-5-4 samen goed voor iets meer dan de helft van de 55 zetels). Dat leek goed te gaan, er lag een onderhandelaarsakkoord, de champagne stond al koud, maar toen kwam de BBB alsnog met een stel aanvullende eisen. Dat leidde tot PLOF.

Waarop de VVD het (naar het leek, niet geheel met tegenzin) het mocht proberen met de daarop volgende minst onlogische combinatie, te weten VVD, GroenLinks, PvdA, SP, D66 en Lokaal Brabant (met 9-5-4-4-4-2 ook net een meerderheid). Dat liep goed, er zat een vakantie tussen, maar op 01 september 2023 lag er een akkoord – als laatste van de provincies.
Men kan het akkoord vinden op https://www.brabant.nl/bestuur/bestuursakkoord-2023-2027 .

Een enkele keer geef ik persoonlijk commentaar. Dat zet ik er dan bij.

Het bereikte compromis binnen dit bonte gezelschap pakt naar mijn mening wonderlijk goed uit. Ik zal het bespreken voor zover het op mijn terrein ligt: klimaat, energie, milieu, landbouw en natuur. Dat is niet bedoeld als diskwalificatie van de andere onderwerpen, maar mijn mening daarover heeft geen speciale meerwaarde.
Ik moet zo hier en daar selecteren wat ik wel en niet meeneem. Hier en daar blijven onderwerpen op ‘mijn’ gebied onbesproken.

Brede welvaart
Het brede welvaart-thema wordt geopend met de passage “We zien dat grote maatschappelijke vraagstukken, zoals bijvoorbeeld de krapte op de woningmarkt en de klimaat- en energietransitie, steeds meer de directe leefomgeving en de bestaanszekerheid van de Brabander raken. We lopen tegen de grenzen aan van zowel onze economie als onze omgeving: er is schaarste. Daarmee dringt ook steeds meer en steeds breder het besef door dat we niet kunnen doorgaan op de ingeslagen weg. We moeten nieuwe wegen inslaan voor een gezonde en welvarende toekomst voor Brabant. Het oude vertrouwde verdwijnt en er komt een periode van onzekerheid voor in de plaats.” (blz9)

Waarna volgt was, naar mijn mening, het meest revolutionaire zinnetje, verstopt in een riedel over economie en innovatie, namelijk “Economische groei is geen doel op zich(blz11).

Economisch krijgt dat bijvoorbeeld vorm in een selectiever beleid t.a.v. distributiedozen (blz19) , een selectievere acquisitie van nieuwe bedrijven (blz13), en uitbreiding van het programma Grote Oogst, de provinciale bijdrage aan de verduurzaming en de opschoning van de Brabantse bedrijventerreinen (blz19). Zie voor dat laatste ook https://www.bjmgerard.nl/het-schone-lucht-akkoord-in-brabant/ .

Gezondheid
Het akkoord signaleert een aantal gezondheidsbedreigende trends, zoals hittestress in steden, slechte luchtkwaliteit, en een hoger risico op zoönosen (ziektes die van dier op mens overspringen, zoals de Q-koorts en mogelijk in de toekomst de vogelgriep). Het akkoord spreekt de ambitie uit (blz 14) dat iedere Brabander in 2030 mag genieten van drie extra gezonde levensjaren.

Daarvoor moet het Schone Lucht Akkoord met het Rijk verder in Brabant worden uitgerold (blz39) (zie ook https://www.bjmgerard.nl/schone-lucht-akkoord-een-halfvol-glas/  en eerder genoemde link), wordt onderzoek gedaan naar het terugdringen van ultrafijn stof, en moet er een expertisecentrum komen voor long Covid en long Q-koorts (blz14).

Eindhoven Airport vanaf de Spottershill

De vliegvelden en de internationale treinen
Brabant heeft vier militaire vliegvelden, één groot civiel vliegveld, en twee General Aviation-vliegvelden (Seppe en Budel). Het Akkoord spreekt over economische voordelen en diverse emissies als nadelen. Voor laatstgenoemde twee geldt het Beleidskader Milieu, met Defensie is een voortdurende dialoog gaande, en het Advies-Van Geel voor Eindhoven Airport moet volledig worden uitgevoerd (blz22).
De provincie blijft voortdurend bij Rijk, NS en Prorail aandringen op betere internationale vliegverbindingen, mede als goed alternatief voor het vliegverkeer (blz 23).

Klimaat en energie
We willen in 2030 55% minder CO2-uitstoot in Brabant realiseren ten opzichte van 1990. We streven ernaar om in 2050 klimaatneutraal te zijn (blz28).

Eerste afspraak is dat de vier Regionale Energie Akkoorden (RES) worden uitgevoerd (blz29).

Extra windenergie boven op de RES kan alleen bij lokaal eigendom en voldoende draagvlak in de omgeving (blz29).

Voor zonneparken geldt de zonneladder. Zon op land wordt alleen toegestaan als dat nodig blijkt om de energiedoelstellingen te halen (wat mijns inziens altijd zal blijken). (blz29).

Het Akkoord noemt aardwarmte en bodemenergie als mogelijk, na uitvoerige afweging van de risico’s. De provincie wil risicodragend investeren in de ondersteuning van de warmtetransitie, conform de Wet collectieve warmtevoorziening (die er nog  niet is, bg) (blz29).

Dat laatste is overigens ook een lichtelijk revolutionaire bepaling, waarmee de provincie misschien nog het dichtst in de buurt  komt van een eigen energiebedrijf.
Het Akkoord benoemt de oprichting van ‘Energie Brabant’. “‘Energie Brabant!’ is gericht op zowel het ontwikkelen, stimuleren en bundelen van nieuwe duurzame energievormen als op de huidige provinciale activiteiten. Hiermee stimuleren wij Brabanders om mee te doen waar dat nog niet voldoende gebeurt. Wij scheppen randvoorwaarden om dit mogelijk maken.” (blz28).
Energie Brabant is door dit alles geen eigen energiebedrijf (zoals bijv. de SP wil bg). Er zit geen productiecapaciteit en de instelling gaat niet functioneren als energieleverancier.

(Overigens bestaat er in Midden-Brabant al wel een publieke onderneming met eigen productiecapaciteit, zie Publiek ontwikkelbedrijf REKS  . Dat is een BV waarvan de gemeenten in de RES-regio Midden-Brabant, m.u.v. Waalwijk, aandeelhouder zijn bg).

We verkennen via de Essentgelden en Energie Brabant!  hoe wij als provincie – in aanvulling op rijksregelingen en projecten van gemeenten – kunnen bijdragen aan bijvoorbeeld grootschalige isolatie van woningen, de warmtetransitie en zonnepanelen. Daarmee kunnen wij energiearmoede tegengaan (blz30).
Om bij het isoleren verlost te zijn van het vleermuis-in-de-spouwmuurprobleem gaat de provincie bij alle gemeenten stimuleren dat er een Soorten Management Plan komt, op basis waarvan verantwoord ontheffing gegeven kan worden van de Wet natuurbeheer (blz 45)

Het Akkoord wil grootschalige opslag van energie en warmte ondersteunen, na inventarisatie van de risico’s. (blz30)

Tenslotte wordt steun aan de energiecoöperaties beloofd (blz30).

MSR
Het akkoord wil de mogelijkheden van gesmolten zout-kernreactoren (MSR) onderzoeken. In deze periode gaat dat nog niet tot besluiten leiden, eventueel wel tot voorbereidingen.
(commentaar bg: men zegt dat als zo’n MSR op thorium draait, hij weinig of geen langlevend afval heeft, en dat het systeem inherent veilig is. Ik sluit niet uit dat beide beweringen waar zijn.
Maar er bestaat nog geen werkend commercieel model en dat kan nog wel 20 jaar duren. Meestal komt de MSR-wens van partijen ter rechterzijde die geen zonneparken en windmolens willen, en zich op een fata morgana richten. Zoals bekend, bestaan fata morgana-oases werkeljk, maar liggen ze zeer veel verder weg dan het lijkt. De verzekering dat er deze periode in Brabant geen besluiten genomen kunnen worden kan dan ook makkelijk worden afgegeven.
Ik vind overigens dat een systeem, dat mogelijk over 20 jaar goed werkt, alleszins de moeite waard om na te streven. Alle klimaatprognoses lopen minstens tot 2050 en vaak tot 2100.  Ik ben dan ook vóór een dergeljk onderzoek. Het ‘komt te laat-argument’ is een drogreden zolang dat onderzoek naast en niet in plaats van hernieuwbare energie plaatsvindt.)


Landbouw, milieu en natuur
De algemene trend in het Akkoord is dat landbouwbedrijven beter moeten worden of moeten stoppen. De transitie zal ingrijpend zijn.
Stoppen moet beter georganiseerd worden en er moet meer geld bij.
Doorgaan betekent innoveren, minder bestrijdingsmiddelen, makkelijker een inkomen verdienen met een combinatie van landbouw, voedselproductie, recreatie, energietransitie, waterberging, het produceren van natuurlijke bouwmaterialen, landschapsbeheer en/of zorg. Onder andere wordt de grondpolitiek ingezet als  middel, en worden de Essentgelden ingezet voor de strategische grondbank. (blz30-31-32).
Verder kunnen vergunningen worden ingetrokken of tijdelijk stopgezet of verleend.(blz46)

Mestbewerking vindt plaats op het eigen erf of op categorie 4 en 5-bedrijventerreinen. Groen gas produceren met monovergisters mag, zolang het niet stinkt, de omgeving niet protesteert en de vergisters zichzelf niet onmisbaar maken.(blz32)

Mestvergister De Princepeel in St Odiliapeel

Stallen die ouder zijn dan 15 of 20 jaar moeten voor de z.g. ‘stallendeadline’ veel minder stikstof gaan uitstoten door of minder dieren, of een natuurinclusieve bedrijfsvoering, of emissiereducerende technieken. Die technieken doen echter vaak niet wat ze beloven en halen het niet bij de rechter. Daardoor zit heel Brabant vast (varkens verhinderen de vooruitgang bg).
Het Akkoord stelt de stallendeadline voor melkvee uit tot 01 jan 2026, en houdt hem voor ander vee op 01 juli 2024. Men wil zo snel mogelijk meetsystemen op bedrijfsniveau. (blz42)

Het Akkoord wil de Kader Richtlijn Water in 2027 gehaald hebben, mits het Rijk bijlapt. (blz37)
Het infiltreren van regenwater in de grond wordt bevorderd, het onttrekken wordt afgeremd met een hogere grondwaterheffing (blz37), en minder grondwaterverbruik wordt nagestreefd met nieuwe technieken (blz38).

Per Natura2000-gebied wordt er een juridisch houdbaar plan tot herstel opgesteld, waardoor vergunningverlening ex de Wet natuurbeheer makkelijker wordt.(blz41)
Het Natuur Netwerk Brabant wordt conform afspraken uitgevoerd, eerstens rond Natura2000-gebieden en in overgangszones (blz35).

Het loont om dit Bestuursakkoord te bestuderen!

Rechter verbiedt gifspuiten op lelies

In een vonnis, waarvan de zowel de uitkomst als de overwegingen ruim aandacht verdienen, heeft de Rechtbank Noord-Nederland aan een lelieteler in de gemeente Westerveld verboden gif te spuiten vanwege gevaar voor de gezondheid van omwonenden.
Het (geanonimiseerde) vonnis is te vinden op https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBNNE:2023:2333 .

De situatie
Lelies zijn een veeleisend product. Ze vereisen heel veel gif (elke week spuiten) en ook dan nog mogen lelies in principe niet elk jaar op hetzelfde perceel gekweekt worden.
Er bestaan geen specifieke gewasbeschermingsmiddelen voor lelies, reden waarom cocktails gebruikt worden van stoffen die eigenlijk voor voedselgewassen bedoeld zijn (met name aardappels).
De teler in kwestie bleef geheel binnen de wet. Hij gebruikte door de Ctgb (College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden) toegestane stoffen (waarvan driekwart biologisch), heeft het wettelijk bewijs van vakbekwaamheid, is aangesloten bij het Programma Duurzame Bollenteelt Drenthe, heeft een overeenkomst met de gemeente over een spuitvrije zone en over nadere spuitvoorschriften en komt die beter na dan wettelijk verplicht.
Kortom, de man (of vrouw) valt niets te verwijten behalve dat hij lelieteler is nabij woonbebouwing. De rechter twijfelt dan ook niet aan zijn goede bedoelingen.

En toch ging hij nat met die omwonenden als eisers.

Kort geding-vorm
De teler vond de kort geding-vorm niet op zijn plaats, omdat de bollen al geplant waren en het gifspuiten al begonnen was, en er dus geen spoedeisend belang was. Bovendien zou hij in 2024 geen lelies meer planten. De eisers moesten maar een bodemprocedure volgen.
Maar die bodemprocedure zou jaren duren, zei de rechter, en het gevaar was acuut. Weliswaar zou in een bodemprocedure diepgaander bewijsvoering mogelijk zijn, maar de rechter citeerde hier het voorzorg-advies van de gezondheidsraad dd juni 2020. (zie ook https://www.bjmgerard.nl/sp-stelt-vragen-over-gezondheidsraad-rapport-over-bestrijdingsmiddelen-parkinson-als-beroepsziekte/ ).
De rechter noemde in het vonnis een GGD-advies inzake teler in kwestie dat dat omwonenden  binnen moesten blijven (een aantal uren), de deuren en ramen gesloten moesten blijven en dat men geen was buiten moest laten hangen.


Overige literatuur
De rechter citeerde letterlijk uit de Europese richtlijnen die ten grondslag liggen aan de Nederlandse gifspuitwetgeving.
Verder noemde de rechter rapporten van het RIVM als https://www.rivm.nl/nieuws/beter-beeld-van-blootstelling-omwonenden-aan-bestrijdingsmiddelen dd april 2019 en https://www.rivm.nl/publicaties/gewasbeschermingsmiddelen-en-neurodegeneratieve-ziekten-mogelijkheden-om dd nov 2021 (zie hierover https://www.bjmgerard.nl/gewasbeschermingsmiddelen-en-neurodegeneratieve-ziekten-mogelijkheden-om-de-toelatingsvereisten-te-verbeteren/ ), en het grote Europese SPRINT-onderzoek van Wageningen University and Research (WUR) , algemeen op https://www.wur.nl/nl/show/de-sprint-naar-een-duurzame-toekomst.htm en specifiek in de rechtszaak genoemd https://www.wur.nl/nl/nieuws/170-verschillende-bestrijdingsmiddelen-aangetroffen-in-milieu-dieren-en-mensen-in-nederland.htm .

Zie ook een eerder optreden van de Milieudefensieafdeling Westerveld inzake het nabijgelegen Natura2000-gebied ( https://www.bjmgerard.nl/rechter-inzet-bestrijdings-middelen-zonder-vergunning-wet-natuurbescherming-voortaan-taboe/ )

Rode leliekever

De belangrijkste inhoudelijke overwegingen
Uit bovenstaande literatuur haalde de rechter enkele stellingen:

  • Concentraties van gewasbeschermingsmiddelen worden tot op honderden meters afstand aangetroffen (RIVM rapport 2019), soms gebonden aan grondgebonden deeltjes en stof. Dat raakt dus alle eisers, die vaak op enige tientallen meters van de velden wonen.
  • Binnen Europa troffen we (= SPRINT) 144 soorten residuen van bestrijdingsmiddelen aan in huisstof, waarbij het onkruidbestrijdingsmiddel glyfosaat het grootste aandeel had. Ongeveer driekwart van de gevonden middelen zijn toegelaten op de markt, een kwart is verboden
  • Binnen Ctgb vindt in het kader van de toelating van bestrijdingsmiddelen geen onderzoek plaats naar reacties en gevolgen door vermenging (cocktail) van gewasbeschermingsmiddelen (al dan niet in combinatie met bindmiddelen), zoals te doen gebruikelijk bij lelieteelt. Datzelfde geldt vooralsnog voor de Europese toezichthouder (European Food and Safety Authority, EFSA).
  • Er zijn (nog) geen multidisciplinaire wetenschappelijke studies voorhanden om te kunnen uitsluiten dat bepaalde gewasbeschermingsmiddelen (en met name ook cocktails daarvan) onaanvaardbare schadelijke effecten op mensen kunnen hebben.
  • Het RIVM komt tot de conclusie dat de relatie tussen blootstelling aan chemische stoffen, inclusief gewasbeschermingsmiddelen, en neurodegeneratieve aandoeningen plausibel is (RIVM-rapport 2021).
  • In deze procedure staat onbestreden vast, dat er inmiddels substantieel internationaal onderzoek (zowel qua aantal studies als de hoeveelheid landen) voorhanden is, waaruit blijkt dat er een causaal verband bestaat tussen bepaalde gewasbeschermingsmiddelen en bepaalde neurologische aandoeningen (zoals Parkinson, Alzheimer en ALS).

De uitspraak
Al met al vond de rechter het gifspuiten nabij woningen onrechtnatig. Hij snapte het economisch belang van de teler, maar vond de gezondheid belangrijker. De teler moest maar een gewas kiezen dat met niet of minder spuiten gerealiseerd kon worden, ook al bracht dat mogelijk minder op.
Laatste overweging is nog dat de afweging (het blijft een afweging) mogelijk anders had kunnen uitvallen als het niet om de teelt van een siergewas gegaan was, maar om gewassen die voor de voedselzekerheid van belang waren.

Waterkwaliteit wordt volgende crisis

De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) heeft in een rapport uitgesproken dat de Nederlandse waterkwaliteit zo slecht is, dat stikstofachtige blokkades kunnen gaan optreden als Nederland niet in 2027 aan de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) voldoet – en het zit er dik in dat dat het geval zal zijn.

Op https://www.rli.nl/publicaties/2023/advies/goed-water-goed-geregeld  is een setje documenten te vinden, inhoudend een briefadvies van het RLI aan minister Harbers, bijbehorend persbericht, drie eerdere essays van niet bij de RLI-studie betrokken geleerden, en een aantal perspublicaties.

Alleen de grotere waterlichamen vallen onder de KRW ( https://www.h2owaternetwerk.nl/vakartikelen/krw-doelen-voor-de-overige-wateren-in-noord-brabant-een-pragmatische-uitwerking )

De Kader Richtlijn Water
De Kader Richtlijn Water (KRW) is Europese wetgeving m.b.t. het grond- en oppervlaktewater, die in 2000 door de Nederlandse regering overgenomen is. Eigenlijk had het Nederlandse watersysteem al in 2015 aan de KRW moeten voldoen, maar dat was uitzichtsloos. Nederland heeft twee extra termijnen van elk zes jaar gekregen, welke laatste termijn dus in 2027 afloopt.
Als Nederland niet aan (inmiddels zijn eigen) wet voldoet, kunnen er boetes volgen. Bovendien kan dan iedereen procederen tegen bouw- en infraplannen als die  mogelijkerwijs tot een verslechtering van het watersysteem leiden.
De situatie lijkt erg veel op die momenteel rond stikstof speelt, met dien verstande dat de waterproblematiek lokaler is.

De KRW viel in 2000 als het ware tussen de op dat moment al bestaande wetten van eigen huize, zoals Nitraatrichtlijn, de Zwemwaterrichtlijn, de Richtlijn Milieukwaliteitseisen Gevaarlijke Stoffen Oppervlaktewateren, en de Richtlijn Behandeling Stedelijk Afvalwater.

Het beste vertrekpunt om de KRW te bestuderen is de website van het RIVM https://www.rivm.nl/kaderrichtlijn-water-krw . Deze website is voor het laatst bewerkt op 11 maart 2019, maar er is wettelijk sindsdien niets of niet veel veranderd, dus hij kan nog gehanteerd worden. Alles staat er netjes bij elkaar.
Vanuit deze site wordt onder meer verwezen naar een recentere site https://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgeving-beleid/kaderrichtlijn-water/ .


Zie het schema hierboven.

Voor de Chemische Kwaliteit is voor oppervlaktewater en grondwater een Europese norm gesteld in resp. de Richtlijn Prioritaire Stoffen en de Grondwaterrichtlijn. Op https://www.rivm.nl/kaderrichtlijn-water-krw/chemische-doelen zijn die aanklikbaar.

Als voorbeeld de start met de eerste vier prioritaire stoffen in oppervlaktewater:

Dat loopt dus zo door tot nummer 33. Daar bovenop is er nog een lijstje met 8 stoffen (waaronder bestrijdingsmiddelen) waarvoor geen MAC-EQS gedefinieerd is.

Zo ook als voorbeeld de intro van de bijlage bij de Dochterrichtlijn Grondwater:


Beide voorbeelden zijn om een idee te krijgen. De documenten zijn te groot om hier integraal te behandelen.

Dit verhaal beperkt zich verder tot het oppervlaktewater. Over het grondwater (kwantiteit en kwaliteit)  is elders op deze site het een en ander te vinden, zie rechtbank-verbiedt-extra-water-oppompen-bij-refresco-maarheeze/ .

Het doel bij de chemische kwaliteit is simpel: die voldoet wel als alle 33 stoffen aan de norm voldoen, en anders voldoet hij niet.

De Nederlandse overheid heeft aan de 33 Europese stoffen 77 eigen Nederlandse stoffen toegevoegd, die niet Europabreed een probleem zijn en soms alleen maar binnen een beperkt aantal Nederlandse stroomgebieden. Deze eigen Nederlandse stoffen heten ‘specifieke verontreinigende stoffen’ en zijn in bovenstaand stroomschema ondergebracht onder de code ‘overig relevant’ (ca 100 stoffen).
Op https://www.clo.nl/indicatoren/nl1567-kwaliteit-overig-relevante-verontreinigende-stoffen-in-oppervlaktewater-krw staat een lijst met de belangrijkste van deze stoffen.

Bij de Ecologische Kwaliteit ligt het ingewikkelder. Daar is het als het ware getrapt. Eerst moet de biologie minstens ‘goed’ zijn; daarna moeten de fysisch-chemische en overige relevante parameters elk minstens goed zijn, en ‘zeer goed’ is alleen te bereiken als de hydromorfologie goed is (hydromorfologie is hoe de rivier stroomt, oeverkenmerken en dergelijke).
Voor de fysisch-chemische toestand tellen mee fosfaat, stikstof, chloride, temperatuur, zuurgraad, zuurstofverzadiging en voor een aantal watertypen ook doorzicht.


Overall moet voor min of meer natuurlijke wateren met maatregelen een Goede Ecologische Toestand bereikt worden. Dat is de ondergrens van ‘goed’, zijnde een 0,6 op een schaal van 1.
Voor kunstmatige of sterk veranderde wateren (en dat zijn bijna alle Nederlandse wateren) moet met maatregelen een Goed Ecologisch Potentieel (GEP) bereikt worden, wat in praktijk de ondergrens van matig is, oftewel 0,4 op een schaal van 1.

In Noord-Brabant is de ondergrens voor waterlopen die niet onder de KWR vallen (90%) vastgesteld op 0,20 op de 1-schaal ( https://www.h2owaternetwerk.nl/vakartikelen/krw-doelen-voor-de-overige-wateren-in-noord-brabant-een-pragmatische-uitwerking ) .

Het is een vak apart om dit allemaal vorm te geven, temeer daar elk water anders is. Het toegankelijkste op nationaal niveau  is de Handreiking KRW-doelen ( https://www.stowa.nl/sites/default/files/assets/PUBLICATIES/Publicaties%202018/STOWA%202018-15%20handreiking%20defdefversie.pdf ) waaruit onderstaande schematische tekeningen afkomstig zijn (ESF betekent Ecologische Sleutel Factor).
Het voert te ver om dit hier te willen uitleggen.

De KWR in Noord-Brabant
Voor de provincie Noord-Brabant lag de uitwerking bij de provincie en de waterschappen samen. Die  uitwerking te vinden op www.brabant.nl/applicaties/sis/download.ashx?qvi=28574 . Dit is een bijlage bij het Provinciaal Waterplan 2010 (geschreven najaar 2009).
Deze tekst bevat een heldere beschrijving van de systematiek en de invulling daarvan, die men in Noord-Brabant toen gedefinieerd heeft. Deze uitleg en de systematiek zijn nog geldig.

Het document geeft ecologische einddoelen weer. Ten tijde va het document zouden die in 2015 bereikt moeten zijn, maar in 2010 was al sprake van uitzonderingen en van het vooruitschuiven van het bereiken van het doel naar 2021 of zelfs 2027. Beide zijn onder voorwaarden toegestaan.
In elk geval bevat het document maatregelplanningen voor de periode 2010-2015, maar ook voor de periode 2016-2027.

Het document geeft ook een uitvoerige behandeling (factsheet) van de verschillende grondwaterlichamen, maar die behandel ik hier niet.

Het document geeft voor elk KRW-oppervlaktewaterlichaam doelen. Het gaat in alle gevallen om Sterk Veranderde (SV) of Kunstmatige (K) waterlichamen. Het GEP zou dus minstens 0,4 moeten zijn. Soms streeft de provincie naar 0,6.

Ik heb uit de lange lijst een selectie gemaakt voor een aantal KRW-waterlichamen in Oost-Brabant.


Wat komt er nu van terecht?
Veel te weinig, en dat is de reden voor de opkomende paniek.

De cijfers over 2021 zijn te vinden in het Compendium voor de Leefomgeving (CLO), het naslagwerk dat door het PBL wordt bijgehouden.
Het CLO houdt een heleboel gegevens bij.

Eerst het totaaloverzicht in de vorm van een vergelijking 2015-2021, zie https://www.clo.nl/indicatoren/nl1438-kwaliteit-oppervlaktewater-krw .
Voor deelaspecten zie de rechterkantlijn van het CLO.
Met name op het vlak van chemische stoffen scoort 2021 slechter dan 2015.


De link https://www.clo.nl/indicatoren/nl0252-fysisch-chemische-waterkwaliteit-krw komt bij de fysisch-chemische gegevens uit.


Nog even terugkijken: voor min of meer natuurlijke wateren moet van de KRW de fysisch-chemische toestand minstens goed zijn (dus groen), en voor sterk veranderde en kunstmatige wateren minstens matig (geel). Alles wat daaronder zit, haalde in 2021 het doel niet.

Dezelfde grootheden zijn ook op kaart beschikbaar:


In de categorie ‘specifiek verontreinigende stoffen’ lijkt de situatie in 2021 fors verslechterd dan in 2015 ( https://www.clo.nl/indicatoren/nl1567-kwaliteit-overig-relevante-verontreinigende-stoffen-in-oppervlaktewater-krw ). Het CLO tekent hierbij aan dat tussentijdse wijzigingen in de systematiek aangebracht zijn, waardoor de twee jaren niet helemaal vergelijkbaar zijn. Ik vind dit voorbehoud niet sterk.


Het standpunt van de RLI
De RLI neemt geen blad voor de mond.

De RLI stelt klip en klaar dat ‘dat met het huidige Nederlandse beleid de KRW-doelen in 2027 redelijkerwijs niet meer kunnen worden gehaald’, dat dat zonder beleidsaanscherping ook na 2027 niet gaat lukken, en herhaalt nog eens in het kort wat daar de risico’s van zijn.

De RLI ziet drie hoofdoorzaken:

  • Een gebrek aan urgentiebesef, zowel in Den Haag als bij de lagere overheden, terwijl toch het probleem zelf alsmede de deadline van groot belang zijn
  • Teveel vrijblijvendheid. Er is van alles vastgelegd in bestuursakkoorden en beleidsbrieven, maar er is nergens iets afgesproken dat juridisch bindend is. Bovendien hebben KRW-afspraken een band met andere beleidsterreinen, zoals het mestbeleid, de omgang met bestrijdingsmiddelen en het lozen van gevaarlijke stoffen. De KRW-eisen worden niet naar die beleidsterreinen doorvertaald.
  • Taken en verantwoordelijkheden worden slecht uitgevoerd. Beekdalen worden onvoldoende aangepast, niet alle waterschappen halen fosfaat en nitraat uit het rioolwater, de wettelijk verplichte update van watervergunningen vindt niet plaats, toezicht en handhaving schieten te kort, overheden zitten elkaar in de weg bij de ruimtelijke planvorming en de wettelijke zorgplicht voor de bescherming van drinkwaterbronnen krijgt nauwelijks invulling.

Peelrijt_foto bjmgerard_04mei2023 (KRW-waterlichaam)

Daarom doet de RLI vijf aanbevelingen:

  • Aanbeveling 1. Zorg voor betere doorwerking van de KRW op alle relevante beleidsterreinen en tref hiervoor verplichtende maatregelen.
    De KRW moet het hele kabinet aangaan en niet alleen de minister van I&W. De KRW-doelen moeten expliciet en dwingend doorwerken op alle relevante terreinen. Daartoe moet de ‘Watertoets’ meer gewicht krijgen. De bestaande Watertoets moet dwingender worden en tot aanpassing va ruimtelijke plannen leiden als die de watersituatie verergeren.
    De verplichte actualisatie van watervergunningen moet beter uitgevoerd worden.
    Vergunningen voor onbepaalde tijd mogen niet meer verleend worden.
    Het geheel aan meldingen en vergunningen moet worden opgenomen in een openbaar register.
    De nieuwe Omgevingswet moet al van tevoren geprepareerd worden op het verkrijgen van een goede greep op KRW-doelen.
  • Aanbeveling 2. Maak alle onttrekkingen uit grond- en oppervlaktewater vergunning- of melding-plichtig en reserveer voldoende fysieke ruimte voor drinkwaterwinning
    Maak alle grote wateronttrekkingen vergunningplichtig en alle kleine meldings- of vergunningsplichtig , afhankelijk van de nood. De drinkwatervoorziening is prioritair
  • Aanbeveling 3. Verminder de nutriëntenconcentratie in het grond- en oppervlaktewater door aanscherping van de mestregelgeving, zet instrumenten in voor de door het kabinet beoogde vermindering van de veestapel en verbeter de zuivering in rioolwaterzuiveringsinstallaties
    Het gaat hier vooral over nitraat en fosfaat.
    De RLi wil dat de mestwetgeving ondergeschikt gemaakt moet worden aan de KRW-doelen.
    Het aantal fosfaat- en dierrechten moet stapsgewijze worden afgeroomd. Dit sluit aan bij de lopende discussie over de stikstofdepositie

Waterschappen hebben niet in al hun RWZI’s een nitraat- en fosfaatverwijderingstrap. Dat moet alsnog gebeuren en is sowieso nodig voor de Europese Richtlijn Stedelijk Afvalwater

  • Aanbeveling 4. Laat de KRW-doelen doorwerken in de wetgeving voor gewasbeschermingsmiddelen, prioritaire stoffen, opkomende stoffen, medicijnenresten enzovoort
    Het is voor de KRW-doelen nodig dat er aanpassingen komen in de Wet milieubeheer, in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 en in de regelgeving behorend bij de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
  • Aanbeveling 5. Begin direct met het doorrekenen van alle maatregelen
    Het moet snel duidelijk worden waar de resterende KRW-opgave uit bestaat. IN de berekeningen moet niet alleen bestaand beleid worden meegenomen, maar ook het afschaffen van de derogatie, het 7de Actieprogramma Nitraatrichtlijn, de gebiedsprocessen en de in dit advies voorgestelde maatregelen.
    Als uit die doorrekening blijkt dat de KRW-doelen niet gehaald worden (wat zomaar zou kunnen), moeten er extra maatregelen komen. Het PBL moet zich erop gaan storten.
De Strijper Aa op 04 sept 2022 bij de Paaldijk ten Zuiden van Leende (KRW-waterlichaam)

Tweede Kamer ontvangt CLM-rapport over resistente schimmels bij voedselproductie

Het rapport en de aanbieding
Er bestaat al langer ongerustheid over schimmels die resistent zijn tegen bestrijdingsmiddelen die erg veel lijken op geneesmiddelen die longontstekingen door diezelfde schimmels bij mensen moeten bestrijden.
In concreto gaat het vooral om de schimmel Aspergillus fumigatus, die in de land- en tuinbouw bestreden wordt met azolen. Daarnaast worden er ook een heleboel andere schimmels bestreden. Van die azolen worden er jaarlijks in Nederland 130.000 kg ingezet, met name op wintertarwe, suikerbieten en bollen.
Van verwante azolen worden er jaarlijks 400kg ingezet als geneesmiddel.
Zie:

Op verzoek van RVO heeft het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) het onderzoek uitgebracht “Verkenning naar de aanwezigheid van resistente Apergillus fumigatus in de land- en tuinbouwketen. Dat is door staatssecretaris Van Weyenberg aangeboden aan de Tweede Kamer. Het is te vinden op https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=cd3f23a4-3155-4854-9cbb-4755a2a2807a&title=Verkenning+naar+de+aanwezigheid+van+resistente+Aspergillus+fumigatus+in+de+land-+en+tuinbouwketen.pdf .

De Boerderij heeft er een toegankelijk artikel over geschreven op Extra maatregelen tegen resistente schimmel (02 dec 2021)

Ik heb zelf eerder over het probleem geschreven op Resistente schimmels op bloembollenafval en Bollenboeren boos over aanscherping regelgeving azolen  .
Dat ging over bloembollen, die onderzoek over voedsel.

Epoxiconazool (Wikipedia), zit o.a. in Allegro, Opera en Ventura

Samengevat

  • De schimmel groeit massaal in afvalhopen. CLM heeft afvalhopen van uien, aardappelen, suikerbieten en aardbeien onderzocht. Met name bij afval van uien (bijvoorbeeld rotte uien) en van aardbeien was de hoeveelheid resistente schimmel erg hoog.
  • Het CLM vindt zelf dat het te weinig monsters heeft kunnen nemen en wil vervolgonderzoek.
  • Het advies is om uien- en aardbeienafval niet op te stapelen, maar meteen te verwerken of over het land te verspreiden. Voor bloembollen bestaat al een dergelijk protocol.
  • Minder azolen, of zelfs geen meer, zou ook helpen.
  • Blijvende monitoring is gewenst.
  • Gezien de ervaringen met aardbei-afval verdient het aanbeveling ook naar andere vollegrondsgroenten te kijken als bijvoorbeeld kool. Ook daar worden azolen gebruikt.

Gewasbeschermingsmiddelen en neurodegeneratieve ziekten: mogelijkheden om de toelatingsvereisten te verbeteren

Ik heb onderstaand persbericht van het RIVM overgenomen. Elders op deze site staat ook al over dit onderwerp geschreven, zie SP stelt vragen over Gezondheidsraad-rapport over bestrijdingsmiddelen. Parkinson als beroepsziekte?

Het binnenkort in de EU verboden anti-schimmelmiddel Mancozeb, dat in verband gebracht wordt met Parkinson. Zie ook https://www.parkinson-vereniging.nl/archief/bericht/2020/11/03/Doek-valt-voor-Mancozeb-in-Europa

18 nov 2021

Gewasbeschermingsmiddelen en neurodegeneratieve ziekten: mogelijkheden om de toelatingsvereisten te verbeteren

Gewasbeschermingsmiddelen beschermen planten tegen organismen waar planten ziek van kunnen worden zoals schimmels en insecten. Om ervoor te zorgen dat deze middelen veilig zijn voor mens, dier en milieu worden ze uitgebreid getest. Er zijn aanwijzingen dat mensen die in het verleden lang met chemische stoffen hebben gewerkt, zoals telers met gewasbeschermingsmiddelen, een grotere kans hebben om ziekten te krijgen die het zenuwstelsel aantasten (neurodegeneratieve ziekten), zoals Parkinson en Alzheimer.

Deze ziekten ontstaan door een combinatie van factoren zoals ouderdom, leefstijl en langdurige blootstelling aan stoffen in het milieu of op het werk. Dit maakt het moeilijk om één stof als oorzaak aan te wijzen. Het is daarom belangrijk om al voor de goedkeuring te bepalen of een stof een aandoening kan veroorzaken.

In dat verband is in Europa de vraag ontstaan of de vereiste informatie voor de risicobeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen kan aantonen of werkzame stoffen in deze middelen schadelijk zijn voor het zenuwstelsel. Het RIVM adviseert op basis van een verkennend onderzoek om de datavereisten en testrichtlijnen te verbeteren.

In de datavereisten voor werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen wordt niet standaard informatie gevraagd over de effecten van deze stoffen op het zenuwstelsel. Ook geven de huidige testrichtlijnen onvoldoende inzicht of een stof een kleine, onopvallende veranderingen in de hersenen kan veroorzaken waardoor aandoeningen als Parkinson kunnen ontstaan.

Er zijn mogelijkheden om aan de bestaande testrichtlijnen effecten toe te voegen om aandoeningen als Parkinson te kunnen onderzoeken. Voor deze aandoeningen was het lange tijd niet duidelijk welke effecten gemeten moeten worden. Het RIVM raadt aan een werkgroep op te richten waarin alle Europese kennis over mogelijke effecten kan worden samengebracht. De resultaten van dit onderzoek kunnen gebruikt worden om de testrichtlijnen verder te ontwikkelen.

Ook beveelt het RIVM aan om testen zonder dier (in vitro) te ontwikkelen om meer informatie te krijgen of stoffen in gewasbeschermingsmiddelen eraan kunnen bijdragen dat aandoeningen als Parkinson ontstaan.

SP-vragen in Brabantse PS over gifvonnis Westerveld beantwoord

Het Holtingerzand

In deze kolommen is eerder aandacht besteed aan het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin uitgesproken werd dat de provincie Drente de effecten van de uitbreiding van de lelieteelt nabij het Natura2000-gebied Holtingerveld. De zaak was aangespannen door de afdeling Westerveld van Milieudefensie, in samenwerking met Milieudefensie landelijk. Concreet waren de bedreiging voor het Natura2000-gebied de grondwaterdaling t.b.v. de lelieteelt en het spuiten van gif. Zie Rechter: inzet bestrijdingsmiddelen zonder vergunning Wet natuurbescherming voortaan taboe .

Gladiolenteelt ten Westen van Grave (mogelijk na het, vanwege Corona, niet doorgaan van de Vierdaagse)

Kort nadien heeft de SP in Provinciale Staten vragen gesteld over het vonnis. Samengevat gaan die erover in hoeverre het op een hoog abstractieniveau gestelde vonnis ook een uitwerking had op de provincie Noord-Brabant en zo ja, hoever die invloed strekte.

De vragen (dd 09 juli 2021) zijn hieronder afgedrukt.

Vragen van de SP

  1. Is het College van GS op de hoogte van de hier beschreven uitspraak?
  2. Ligt de strenge opvatting van het ‘project-begrip’, zoals de rechtbank Noord-Nederland die hanteert, ten grondslag aan de huidige Brabantse verlening van Natuurvergunningen? Zo niet, hoe gaat uw College daar dan in de toekomst mee om?
  3. Is het College van GS het met de SP eens dat het abstractieniveau in de uitspraak zodanig is, dat feitelijk voor elk gif- of grondwatereffect van elk soort teelt op nabijgelegen Natura2000-gebieden een natuurvergunning nodig is, behalve als deze teelt plaatsvindt in een volledige steady state-context die al voor december 2004 bestond?
  4. Geldt de uitspraak, naar de mening van uw College, bijvoorbeeld ook voor het toenemend uitrijden van mest nabij Natura2000-gebieden? Kunt u uw antwoord toelichten?
  5. Mogelijk zijn er na 2004 situaties ontstaan, waarbij uw College, met de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland in de hand, achteraf oordeelt dat er een Natuurvergunning aangevraagd en verleend had moeten worden, terwijl dat niet gebeurd is.
    Heeft u er zicht op in welke mate dit het geval is, en overweegt u stappen met terugwerkende kracht?
  6. Ligt de opvatting van de Rechtbank Noord-Nederland dat de effecten van een project altijd in cumulatieve samenhang met andere plannen en projecten beoordeeld moeten worden, ten grondslag aan de huidige Brabantse verlening van Natuurvergunningen? Zo niet, hoe gaat uw College daar dan in de toekomst mee om?
  7. In hoeverre deelde u de (door de Rechtbank onderuitgehaalde) opvatting van de provincie Drente dat het enkele feit, dat er een CTGB-toelating bestaat, voldoende reden is om bestrijdingsmiddelen als irrelevant te zien voor het verlenen van een Natuurvergunning?
    Zo dit het geval is, handhaaft u dan deze mening?
    Als uw College bestrijdingsmiddelen wel relevant vindt voor een natuurvergunning, welke afstand hanteert uw College dan als berekeningsgrondslag?

Op 28 september 2021 (dus na bijna drie maand) zijn de vragen beantwoord. Mogelijk is er over nagedacht. De tekst is hier te vinden –>

.


De provincie is het met de SP eens dat de letter van de wet ook in Brabant opgaat. Uiteraard. Specifiek betreft dat de inzet van het projectbegrip, de beoordeling van een project in cumulatieve samenhang met andere plannen en projecten, en de relevantie van bestrijdingsmiddelen voor een natuurvergunning (en daarnaast ook die van geluid en grondwateronttrekking). De provincie Noord-Brabant werkt niet met een vaste afstand van 250m,

De provincie maakt een andere inschatting dan de SP waar het gaat om de algemene strekking. De provincie brengt het Noord-Nederlandse vonnis als een specifiek geval waaraan “voorshands geen vergaande conclusies voor andere teelten en/of houderijen worden getrokken”. Verder meldt het antwoord dat de provincie Drente in hoger beroep gegaan is bij de Raad van State.

Men zou dit antwoord kunnen opvatten als een aanzet tot een Noord-Brabantse verdedigingslinie. Persoonlijk denk ik dat deze poging zal falen omdat  het Drentse vonnis wel degelijk in zeer algemene bewoordingen gegoten is en daardoor het individuele geval overstijgt.
Maar ik heb geen jurist en we zullen zien wat de Raad van State ervan zegt.

Rechter: inzet bestrijdings-middelen zonder vergunning Wet natuurbescherming voortaan taboe

(Overgenomen persbericht van Milieudefensie)

Foto Milieudefensie

Amsterdam, 21 juni 2021 – Door een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland is de inzet van bestrijdingsmiddelen in de omgeving van Natura 2000 gebieden voortaan taboe zonder vergunning Wet natuurbescherming. Deze uitspraak heeft grote gevolgen voor de landbouw en alle teelten die een negatieve invloed kunnen hebben op een Natura 2000-gebied. Alleen voor lang bestaande teelten kan een uitzondering bestaan.

Telers moeten genoemde vergunning aanvragen voor drainage of het gebruiken van bestrijdingsmiddelen, zo heeft de rechter bepaald. Voorafgaand aan zulke bedrijfsactiviteiten moeten telers wetenschappelijk (laten) vaststellen dat de activiteit geen bijdrage levert aan de aantasting van het zogenoemde Natura 2000-gebied (beschermd natuurgebied). Zonder die zekerheid mag de overheid geen toestemming verlenen.

Belang van natuur
Elke vereniging of stichting die opkomt voor de belangen van de natuur kan de overheid nu dwingen om handhavend op te treden tegen telers die zonder vergunning bestrijdingsmiddelen gebruiken of verdroging veroorzaken bij beschermde natuurgebieden. De lokale afdeling van Milieudefensie in Westerveld had de provincie om handhaving gevraagd toen telers zonder vergunning Wet natuurbescherming een stuk land inrichtten voor lelieteelt. De provincie vond dat hiervoor geen vergunning nodig is en wees het verzoek af.

Rechter grijpt in
Lokale afdeling Milieudefensie Westerveld ging in beroep bij de rechtbank. Deze heeft nu bepaald dat er wel vergunningen noodzakelijk zijn. Aan deze uitspraak ligt dezelfde Europese wetgeving, de Habitatrichtlijn, ten grondslag als die bij de stikstofproblematiek. Overheden hebben jarenlang verzuimd de Europese natuurbeschermingsregels nauwgezet toe te passen, waardoor de kwaliteit van de natuur is verslechterd en de rechter zich nu genoodzaakt ziet om in te grijpen bij deze lelieteelt. De vereniging Meten=Weten en Natuurmonumenten hebben inmiddels in een rapport de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in natuurgebieden aangetoond.

Zie https://milieudefensie.nl/actueel/rechter-inzet-bestrijdingsmiddelen-zonder-vergunning-wet-natuurbescherming-voortaan-taboe?fbclid=IwAR2dT8Mj6ChzwotomCLMUBoJ7IDx-lZ1KiV8VfYFUXD2AlN-jRn_842cEr8

Holtingerzand (foto Wikipedia)

Aanvulling

In het bovenstaande heb ik een persbericht van Milieudefensie integraal overgenomen. Daarna heb ik het vonnis zelf erbij gezocht. Zie

Close reading van het vonnis leidt tot enkele toevoegingen aan het, overigens op zich adequate, persbericht van Milieudefensie.

  • De uitspraak is gebaseerd op de nabijheid van een Natura2000 – gebied, in casu het Holtingerveld. Ze is dus niet van toepassing op natuurgebieden zonder die status.
  • De uitspraak is gedaan voor een specifieke zaak in een specifieke context. De overdraagbaarheid op andere situaties (ook op andere Natura2000-gebieden) is geen automatisme.
  • Let wel dat de uitspraak de voorgenomen uitbreiding van de lelieteelt niet als zodanig verbiedt, maar slechts zegt dat deze een vergunning ex de Wet Natuurbeheer nodig heeft. De provincie Drente moet een nieuwe vergunning opstellen waarin de overwegingen in dit vonnis opgenomen zijn.
    Wat de feitelijke bepalingen zijn, staat in die nieuw op te stellen vergunning.
  • De provincie kan nog in beroep gaan bij de Raad van State.
  • Van belang is de definitie van wat een “project” is. In navolging van het Europees Hof van Justitie is elke fysieke ingreep in een natuurlijk milieu een project.
  • De toepasselijke basis van de Natura2000-wetgeving is hier de Habitatrichtlijn dd december 2004. Elk project dat al vóór december 2004 gaande was en in die tijd nationaal legaal, blijft legaal zolang het steady state is.
    Maar dit specifieke bedrijf teelde in 1990 lelies op 1 hectare, in december 2004 op een onbekend aantal hectare, en op 100 hectare nu, en wil nog steeds verder uitbreiden. De rechtbank vindt in dit geval het totale teeltareaal relevant.
  • Dat een ingenieursbureau uitgerekend heeft dat de drainage van de voorgenomen toevoeging van nog enkele hectare aan de bestaande 100 hectare slechts tot een grondwaterdaling van 2 cm leidt, vindt de Rechtbank dan ook niet van belang. Wat telt is de grondwaterdaling door het hele complex.
  • Het RIVM heeft in het OBO-onderzoek een afstand aangenomen van 250m als grens van het onderzochte gebied. Dat is echter geen reden, vindt de Rechtbank, om ook hier aan te nemen dat dat de effectstraal moet zijn. Het is in hetzelfde OBO-onderzoek aangetoond dat gifresten zich meer dan 500m door de lucht kunnen verplaatsen. Dat slechts een stukje van de voorgenomen uitbreiding binnen 250m van het Holtingerveld lag, vond de Rechtbank dan ook van geen belang.
  • De Rechtbank vindt het niet relevant dat het CTGB ( College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden ) het bestrijdingsmiddel in kwestie heeft goedgekeurd. De CTGB laat een middel toe, aldus de Rechtbank, op basis van een goede landbouwkundige praktijk, maar de discussie gaat er nou net over of dit een goede landbouwkundige praktijk is.
Ligging van het Holtingerveld

Bollenboeren boos over aanscherping regelgeving azolen

Vooraf
Azolen zijn middelen tegen schimmels. Uit RIVM-onderzoek blijkt dat die schimmels steeds resistenter worden tegen deze groep van middelen. Het probleem treedt vooral op in de bollenteelt, het vuilste landbouwproduct dat er is.
Het hoofdprobleem is dat deze schimmels ook mensen met een verzwakt immuunsysteem kan treffen en dat kan uitermate vervelend zijn.

Op 18 juni 2019 heeft het Ctgb, het College voor de toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden, er een persbericht aan gewijd. Aanleiding was een kort daarvoor verschenen rapport van het RIVM. Dit persbericht is te vinden op www.ctgb.nl/actueel/nieuws/2019/06/18/tegengaan-ontwikkeling-en-verspreiden-resistente-schimmels .

Ik heb hierover op deze site eerder geschreven op www.bjmgerard.nl/?p=9823 .

Anderhalf jaar verder heeft het Ctgb (16 dec 2020) heeft het Ctgb de noodkreet omgezet in een eerste maatregel. Kortheidshalve hieronder het persbericht.

Maatregelen om resistentie tegen schimmelmedicijn te voorkomen

Ctgb Nieuwsbericht | 16-12-2020 | 15:25

Verzwakte ziekenhuispatiënten kunnen een longinfectie krijgen die wordt veroorzaakt door de schimmel Aspergillus fumigatus. Dergelijke schimmels worden in de geneeskunde en daarbuiten bestreden met middelen op basis van zogenaamde azolen. De Aspergillus is echter in toenemende mate resistent tegen deze azolen en daardoor zijn de longinfecties moeilijk te genezen. Onderzoek van het RIVM toont aan dat plantaardig restmateriaal met azolen-residuen gunstige omstandigheden kan bieden voor het ontwikkelen van azolen-resistentie bij Aspergillus fumigatus. Dit is onder meer het geval bij de opslag van organisch restmateriaal van bloembollen en bolbloemen. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar broedplaatsen van resistente schimmel in andere sectoren. Wanneer we dergelijke broedplaatsen tegengaan kan dat infecties bij patiënten met de resistente schimmel mogelijk beperken.

De Aspergillus Fumigatus is een zeer veel voorkomende schimmel en het gebruik van azolenhoudende middelen is wijd verspreid, ook buiten de bollensector. Het Ctgb is verantwoordelijk voor het toelaten van de gewasbeschermingsmiddelen op basis van azolen. Naar aanleiding van het RIVM-rapport besloot het Ctgb tot overleg met de bollensector. Het Ctgb, het ministerie van LNV en de KAVB staan voor het veilige gebruik van azolenhoudende middelen. Samen willen deze partijen maatregelen ontwikkelen die azolen-resistentie tegengaan. Een belangrijk uitgangspunt is dat plantaardige resten niet te lang in de open lucht blijven liggen en gecontroleerd worden afgevoerd en verwerkt. Dit voorschrift wil het Ctgb gaan opnemen op het wettelijk gebruiksvoorschrift voor toegelaten azolen. Momenteel wordt de maatregel uitgewerkt in overleg met de bollentelers en producenten van relevante gewasbeschermingsmiddelen.

De bepaling dat ‘belangrijk uitgangspunt is dat plantaardige resten niet te lang in de open lucht blijven liggen en gecontroleerd worden afgevoerd en verwerkt ‘ betekent dat resten van de bollenteelt niet langer gecomposteerd mogen worden.

Directeur Bond van de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur is in De Boerderij van 16 december boos dat hem dit rauwelijks meegedeeld zou zijn. Het zou er volgens hem op neerkomen dat alleen nog gecomposteerd mag worden als de kweker geen azolen gebruikt en dat is rechtsongelijkheid, want akkerbouwers of Natuurmonumenten of Staatsbosbeheer composteren ook (maar die gebruiken geen azolen bg).
De boze Bond is te lezen op https://www.boerderij.nl/Akkerbouw/Nieuws/2020/12/Bollenteelt-furieus-over-aanpak-azolen-686803E/ .

Debat over azolen in Tweede Kamer

De Partij voor de Dieren had vragen gesteld over azolen. Minister Van Ark had het daarover met Eva van Esch van de PvdD.
De PvdD klaagde erover dat de azolen weliswaar op een Europese lijst staan om vervangen te worden, maar dat het daar steeds niet van kwam door een gebrek aan beoordelingscapaciteit – resulterend in automatische verlenging.
De minister zei dat ze eind januari met een brief over het onderwerp zou komen. Ze zou daarin ook ingaan op de Europese herbeoordeling. Aldus De Boerderij.

www.boerderij.nl/Home/Nieuws/2021/1/Van-Ark-aanpak-azolen-buitengewoon-relevant-693124E/?utm_source=Tripolis&utm_medium=email&utm_term=&utm_content=06-01-2021&utm_campaign=${dialogue.content.property.onderwerp}

SP stelt vragen over Gezondheidsraad-rapport over bestrijdingsmiddelen. Parkinson als beroepsziekte?

Persbericht dd 25 juli 2020

De Gezondheidsraad heeft een rapport uitgebracht “Vervolgadvies gewasbescherming en omwonenden”. ‘Vervolg’ , want het is een continuing story waarin steeds meer studiemateriaal beschikbaar komt. Inmiddels boekenkasten vol. De regering en de Tweede Kamer hadden om dit advies gevraagd.
Zie www.gezondheidsraad.nl/documenten/adviezen/2020/06/29/vervolgadvies-gewasbescherming-en-omwonenden .
De SP in Provinciale Staten heeft in 2017 en in 2019 ook al vragen  gesteld over dit onderwerp, maar toen kon respectievelijk wilde het College van GS geen antwoord geven – het laatste omdat een belangrijke studie toen nog niet officieel uit was. Die is nu wel uit en ligt mede onder het rapport van de Gezondheidsraad, dus de vragen nog maar eens gesteld, met wat aanpassingen vanwege het nieuwe rapport.

Alle onderzoeken samen tonen statistisch significante verbanden tussen bestrijdingsmiddelen enerzijds en Parkinson anderzijds (dat wou de Tweede Kamer weten). Het verband is niet hard genoeg om ‘oorzakelijk’ te mogen heten, maar wel hard genoeg om het Europese voorzorgsbeginsel toe te passen. Dat leidt tot het advies dat de verduurzaming van de landbouw intensiever en sneller moet.
In Frankrijk is Parkinson inmiddels officieel tot beroepsziekte onder telers verklaard. Duitsland overweegt hetzelfde.

Er is ook een statistisch significant verband tussen bestrijdingsmiddelen en neurologische problemen bij ongeboren en jonge kinderen.

RIVM_Bestrijdingsmiddelen en omwonenden

De Gezondheidsraad doet ook een paar concrete uitspraken op deelgebieden.

  • Met name in de bollenteelt (die apart onderzocht is) wordt het meest gespoten. In de, minder goed onderzochte, fruitteelt wordt minder gespoten, maar vaak wel horizontaal of omhoog. Nader onderzoek is hier nodig.
  • De boeren trekken zich te weinig van het beleid aan. Ze blijven met  het giftigste gif spuiten en ruimen zelden verpakkingen en restanten op de juiste wijze op.
    Arbeiders worden vaak onvoldoende geïnstrueerd – niet zozeer zij die spuiten, want die zijn wel beschermd en geschoold, maar zij die na het spuiten werkzaamheden verrichten. Het gevaar houdt niet gelijktijdig met het spuiten op.
  • Effecten zijn aantoonbaar tot op 250m van de bron.
  • Er wonen in Nederland 90.000 mensen binnen 50m van een bollen- of fruitperceel. 18% van de bevolking in landelijk gebied woont binnen 250m van een landbouwperceel, anders dan gras.

De provincie is niet de eerste lijn tegen gewasbeschermingsmiddelen, en heeft alleen wettelijke bevoegdheden in waterwingebieden. Desalniettemin boekt het project ‘Schoon Water voor Brabant’ op vrijwillige basis toch goede resultaten.

Er is echter meer mogelijk, zij het niet altijd wettelijk vastlegbaar.
De provincie kan bijvoorbeeld streven naar spuitvrije zones, op vrijwillige basis afspraken maken of de gemeenten stimuleren dat te doen, monitoringsprogramma’s en verder onderzoek mede financieren, en spuitvrije zones vastleggen in de Interim Omgevingsverordening.

De vragen aan GS gaan over wat er op dit gebied mogelijk is. Ze zijn te vinden op –>

Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden (OBO)

Zie ook https://www.bjmgerard.nl/?p=8817 en https://www.bjmgerard.nl/?p=1395 en https://www.bjmgerard.nl/?p=5762

Update:

GS hebben om uitstel van de beantwoording gevraagd om landelijke initiatieven af te wachten.

Update dd 22 nov 2020

De Parkinsonvereniging zegt dat zich ca 100 mensen gemeld hebben met een verband tussen pesticiden en Parkinson en slaat alarm. Er staat een groot artikel over in het Algemeen Dagblad van 21 november 2020 op www.ad.nl/home/parkinsonpatienten-noemen-pesticiden-als-oorzaak-ziekte-bijna-honderd-meldingen~aad29b73/?fbclid=IwAR1_vaHjxo1SoiBOEfGllAsbbr2mjqQfbpsrxhsZWFxUIzqzx2Chsc6AJ5M .

Update dd 24 november 2020

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant (Forum voor Demokratie, VVD, CDA en Lokaal Brabant) hebben de SP-vragen beantwoord. Zie

Ze willen zowat niks. Het is allemaal hun taak niet, maar of die van de gemeenten of die van het Rijk. Dit standpunt is formeel juist, maar dat geldt wel voor meer onderwerpen waarmee de provincie zich toch bemoeit. De provincie zou bijvoorbeeld best wel gemeenten kunnen stimuleren en faciliteren om in de Omgevingswet passages over spuiten en spuitvrije zone’s op te nemen.
Het College laat zelfs in het midden of het succesvolle programma Schoon Water voor Brabant, dat eind 2020 afloopt en nu geëvalueerd wordt, voortgezet wordt.

Het enige waartegen GS geen nee zeggen, is tegen medewerking aan onderzoeks- of demonstratieprojecten ‘weerbare teeltsystemen’, zoals strokenteelt of een biodiversiteitsmonitor. Dit samen met Wageningen.
Dit idee wordt verder niet geconcretiseerd.

CLM-risicolijst bestrijdingsmiddelen geüpdated

De lijst uit 2015 en de erop gebaseerde afspraken
Natuur&Milieu heeft aan CLM Onderzoek en Advies (Centrum voor Landbouw en Milieu, een bekend bureau) gevraagd om de toen geldende lijst met 238 bestrijdingsmiddelen te analyseren en om een systeem te ontwikkelen om ze op volgorde van schadelijkheid te zetten. Dat heeft CLM gedaan met een stoplichtsysteem op vijf aspecten: gevaar voor de mens, gevaar voor het waterleven, gevaar voor het drinkwater, gevaar voor het bodemleven en het gevaar voor nuttige organismen (zoals bijen of sluipwespen). Er sprongen 28 middelen als de meest schadelijke uit.

Vervolgens is Natuur&Milieu met Albert Heijn in overleg gegaan, en ook Greenpeace met de Jumbo. Beide detailhandelaren zijn in juli 2016 een tweejarig project overeengekomen, dat er in moest resulteren dat die slechtste 28 middelen niet meer in hun winkel te willen hebben.

Ik heb hierover op deze site geschreven op 03 sept 2016. Zie Jumbo en Albert Heijn willen 28 bestrijdingsmiddelen niet meer in hun winkel .

Het experiment van Natuur&Milieu en Albert Heijn is slechts beperkt geslaagd. De teelt van aardappelen, groente en fruit binnen de gegeven commerciële beperkingen kon wel met minder gif toe, maar niet helemaal zonder gif.  De Boerderij was er als de kippen bij met een kritisch artikel ( www.boerderij.nl/Akkerbouw/Achtergrond/2019/3/-400114E/ ). In 2018 zijn de ambities teruggeschroefd en vervangen door een aanpak samen met Natuurmonumenten, die een stuk softer was. Zie www.ah.nl/over-ah/duurzaamheid/onze-ketens/groente-fruit .

Natuur en Milieu wil nog steeds die eerste 28 stoffen kwijt, maar dat is verder uit het zicht geraakt.

De lijst uit 2018
Nadien hebben Natuur&Milieu en de Stichting Milieu Keur (SMK) aan CLM gevraagd de lijst te updaten. De nieuwe list is op 07 februari 2019 opgeleverd. Hij is te vinden door door te klikken in het nieuwsbericht op https://www.clm.nl/news/509/73/Update-van-de-risicolijst-van-bestrijdingsmiddelen-nu-beschikbaar .

Sinds 2015 zijn er 13 middelen verboden, maar zijn er ook ruim 40 bijgekomen, waarvan een aantal natuurlijke. Bij elkaar zijn er nu 271 chemische stoffen die het werkzame bestanddeel zijn van een bestrijdingsmiddel (het aantal handelsnamen is veel groter).
Bij de lijst met inmiddels verboden chemicalien zijn de nummers <=28 die welke op niet meer bij Albert Heijn naar binnen mochten. Die zijn dus nu in Europa sowieso verboden.
De EU hanteert ingewikkelder methoden dan het eenvoudige stoplichtschema van CLM, en bovendien verandert de kennis over de giftigheid soms..

Door een rood stoplicht voor 1 te tellen en een oranje stoplicht voor 0,5, ontstaat er een scoretabel. Let wel dat groen niet voor nul risico staat, maar voor gemiddeld of laag risico.

Hierna volgen de eerste 100 stoffen op die lijst. De rest valt in de publicatie na te lezen.

Als men de systematiek zou hanteren die in 2015 gebruikt werd voor het afzonderen van de 28 schadelijkste middelen (twee rode hokjes of meer), betekent dat hier alles met de score >=2 . Dat zijn er dus 33 .

CLM benadrukt dat zijn kennis dynamisch is. Aanvullend onderzoek kan leiden tot hogere of lagere inschattingen. Dat is een reden waarom de volgorde van verbieden een andere kan zijn als de eenvoudige CLM-lijst.

Een voorbeeld is nummer 25 op de lijst, mancozeb. Dat is een schimmelwerend middel in de uienteelt. De Europese Commissie is bezig om mancozeb verboden te krijgen omdat de stof giftig is een een tussenproduct, dat ontstaat bij de afbraak, nog meer. De stof en zijn afbraakproduct worden in verband gebracht met een waslijst aan ziektes. Zie www.agf.nl/article/9201468/europa-buigt-zich-over-het-verbod-op-mancozeb/ .

Mancozeb

De lijst toont evenzeer aan dat “populaire” vijanden, zoals glyfosaat (het actieve bestanddeel van het mengsel RoundUp) helemaal niet zo hoog op de lijst staan (hierboven op nr 91). Vooral de waterleidingbedrijven hebben de schurft aan de stof. Bij normaal gebruik is de stof voor de mens niet of nauwelijks schadelijk  Het enige aparte aan glyfosaat is dat het middel zo veel gebruikt is.
De preoccupatie met glyfosaat (mede doordat Monsanto de ideale vijand was) in milieukringen is geleidelijk aan tot een soort ritueel verworden. De kleine duivel verhindert het zicht op de grote duivels.

Politiek en activistisch is het veel logischer om je te richten op de eerste 33 stoffen.