Fluorhoudende organische molekulen in het milieu, GenX en fipronil

Naar aanleiding van een artikel in de Scientific American van april 2017, en commotie over het GenX-schandaal bij Chemours in Dordrecht en ook vanwege de fipronil-eieren had ik er behoefte aan om een uitleggend artikel te schrijven over verbindingen met veel fluoratomen. Aan die gemeenschappelijke noemer voldoen alle drie de (overigens onderling zeer verschillende) situaties.

Het Scientific American-artikel
De SciAm van april 2017 beschrijft hoe een onderzoek in 2013 op een oude luchtmachtbasis, nu hergebruikt als bedrijventerrein en voor twee zorginstellingen, uitwees dat drinkwater “Perfluorochemicals (PFC’s)” bevatte in een concentratie tot 35* de concentratie die de EPA aanvaardbaar vond (70 nanogram per liter). De EPA is de Environmental Protection Agency, zeg maar de nationale milieudienst van de VS.
Het bleek dat daar vroeger routinematig oude vliegtuigen in de hens waren gestoken, waarmee de brandweer oefende met blusschuim. Dat  bevatte organische fluorverbindingen en die waren de grond ingelekt.

(Overigens bevatten sommige soorten blusschuim nog steeds fluor-
verbindingen. Tot 2015 bestond er niets anders dan fluorhoudend blusschuim. Daarna zijn er ook schuimsoorten ontwikkeld zonder fluor, maar de branche beweert dat die minder goed zijn en weer andere milieunadelen hebben. En de brand zelf, indien niet geblust, heeft ook milieunadelen. Voor zover ik de branche begrijp, wordt er nu geblust met fluorhoudend schuim bij het zware werk en fluorvrij schuim in andere situaties.

Ik weet er te weinig van voor een oordeel. )

Hotspots voor perfluorverbindingen in drinkwater in de VS

De EPA is vervolgens systematisch gaan zoeken en dat leverde heftige resultaten op, zoals bovenstaand plaatje, afgedrukt in de SciAm, laat zien. 66 waterleidingbedrijven, samen goed voor 6 miljoen kanten, zaten minstens één keer boven de norm. Alleen al in delen van Pennsylvania werd de watervoorziening van 600.000 mensen afgesloten. En mogelijk is dat nog maar het topje van de ijsberg.
De site van de EPA bevat inmiddels een schat aan informatie. Zie www.epa.gov/chemical-research/research-and-polyfluoroalkyl-substances-pfas .

PFC’s (de afkorting PFAS in de EPA-URL betekent ongeveer hetzelfde) vormen een grote familie van stoffen. Sommige ervan doen niks met de gezondheid, andere alleen op de lange termijn, en enkele zijn acuut giftig. Er is bijna geen peil op te trekken: de giftigheid varieert van stof tot stof en van diersoort tot diersoort.
Er zwerven nu ruim 3000 PFC-varianten op aarde rond en dat komt omdat ze overal voor gebruikt zijn: de anti-aanbaklaag in pannen, Goretex, het vlekvrij maken van meubilair, voedselverpakkingen (het voedsel plakt dan niet aan het zakje), schoenen waterdicht maken, en dus blus-
schuim. Onder andere.

Omdat de band tussen een koolstof- en een fluoratoom ( -C-F) heel sterk is, en omdat deze band in de natuur niet voorkomt, kan die band niet of nauwelijks verbroken worden, tenzij met lomp geweld dat de natuur niet kan opbrengen. PFC’s zijn in praktijk onverwoestbaar. Het is nauwelijks overdreven om te zeggen dat elke nieuwgevormde koolstof-fluorband het eeuwige leven heeft. Ze zwerven over de aarde en worden gemeten tot in het bloed van ijsberen.

Mijn huishouden koopt geen Teflonpannen meer, maar alleen nog keramische bakpannen. Die werken bovendien fijner en slijten niet.

In de veelheid aan chemische vormen springt er één kenmerk uit, nl hoe lang de koolstofketen is. Vroeger gebruikte men vooral een keten met acht C-atomen en die deel-groep heette dan ook C8. In de afkorting PFOA (PerFluoroOctaneAcid) slaat die 8 op oktaan. Daar maakten ze tot 2010 Teflon mee. De industrie zag het leed op afstand aankomen en ging over op kortere ketens, bijvoorbeeld C6. Voor de afbreekbaarheid in de natuur maakt dat weinig of niets uit, maar het menselijk lichaam scheidt kortere ketens makkelijker uit. En inderdaad, je vindt PFOA in praktisch iedereens bloed (althans, in de VS), maar sinds de kortere ketens is de concentratie gedaald. Gemiddeld – maar er blijven hoge uitschieters als je (in de VS) op de verkeerde plaats woont.

Het RIVM en de PFC’s
Het RIVM is zich ten volle bewust van de gevaren “voor zover die be-
kend zijn”, want een van de conclusies is dat we veel meer niet weten dan wel weten. Op de homepage leveren de zoektermen PFOA en PFOS heel wat treffers op, bijvoorbeeld www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2011/augustus/Advies_risicogrenzen_grond_en_grondwater_voor_PFOS .
Bijvoorbeeld de publicatie “Zeer Zorgwekkende Stoffen: prioriteringsopties voor beleid” uit 2016 maakt melding van de categorie. NERC betekent New Emerging Risk of Chemicals.

GenX
De Chemoursfabriek in Dordrecht is een prototypische case study van een PFC-vraagstuk. Ik hoop echter met dit artikel duidelijk te maken dat Chemours zoiets is als het topje van een ijsberg.

Nadat de fabrikanten onderling afgesproken hadden om van C8 af te stappen, waren er nieuwe productietechnieken nodig. GenX is zo’n techniek en die werkt met de stof FRD-903 en het daarvan afgeleide stoffen FRD-902 en E1. (NB: er zit dus geen GenX in water en lucht, zoals sommige journalisten schrijven, maar de stoffen waar GenX mee werkt zitten in water en lucht).

Ik zal de lezer de lange chemische naam besparen (zoek gewoon op Wikipedia op FRD-903 of op Pubchem 114481 . Het plaatje ziet er zo uit:

FRD-903 tbv Teflon

Via een tussenstap tot FRD-902 plakken ze heel veel van die molekulen aan elkaar en uiteindelijk wordt dat Teflon. Tijdens het productieproces komen twee stoffen vrij, een onuitsprekelijke naam met de afkorting E1 (waarvan men denkt dat hij niet erg gevaarljjk is), en perfluor-
isobutyleen dat zeer gevaarlijk is (de gevaarsbeschrijving op de PubChem beslaat 17 dichtgetypte kantjes A4). FRD-903 en E1 gaan als gas de schoorsteen uit, en FRD-902 en ook FRD-903 gaan het afvalwater in.
Medio augustus was er perfluorisobutyleen ontsnapt en dat had nooit mogen gebeuren.

Zie ook http://www.rivm.nl/Onderwerpen/G/GenX , waarvan onderstaand plaatje afkomstig is. Het plaatje hoort bij een eerder onderzoek, dat op 21 juni 2016 gepubliceerd is. Het gaat over de gevolgen van lozingen uit de schoorsteen.

Concentraties FRD-903 via de schoorsteen bij Chemours Dordrecht

Bij het inschatten van de risico’s via de afvalwaterroute (of via lucht en water samen) houdt het RIVM nogal wat slagen om de arm. Paniek spreekt er niet uit, maar blijdschap ook niet.

Fipronil
De kippenboeren zetten enorme monocultures kippen op een kluitje en zijn dan verbaasd dat daar parasieten op af komen. Vervolgens komen er snelle jongens met een wondermiddel, en al die boeren kunnen niet raden wat een klein kind wel kan raden, nl dat er iets niet klopt. De NVWA is de schuld want die had de boeren sneller tegen zichzelf moeten beschermen – vinden de boeren. De schuld ligt altijd bij iemand anders.

Nu is er veel mis met de NVWA, maar hun inschatting dat fipronil in de gegeven omstandigheden niet gevaarlijk was voor de volksgezondheid, en dat een strafrechterlijk onderzoek op zijn plaats was, is op zichzelf juist. Fipronil richt zich tegen een biochemisch neurologisch mechanisme dat bij insecten wel, en bij de mens niet belangrijk is. Het echte probleem is dat fipronil te goed werkt alle insecten, dus ook bij insecten die we graag om ons heen hebben zoals bijen. Het is geen neonicotinoide, maar werkt wel vergelijkbaar.
Door de oplaaiende emoties spraken pers en politiek (bij wijze van spreken) 90% van de tijd over 10% van het belang en 10% van de tijd over 90% van het belang.

Fipronil (PubChem)

In het kader van dit artikel is van belang dat een Fipronil-molekuul zes fluoratomen bevat. Het is niet ‘per’, maar wel ‘poly’. En inderdaad, de stof is erg moeilijk biologisch afbreekbaar. Zonder toetreding van UV-straling meet je de levensduur van Fipronil in normaal oppervlakte-
water in weken tot maanden. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Fipronil .

Bij Fipronil is ook de activiteit van de eerste generatie-afbraakproducten bestudeerd. PubChem noemt er drie, waarvan het afbraakproduct fipronil sulfone minstens zo gevaarlijk is als fipronil zelf. Goede berekeningen nemen dan ook de afbraakproducten mee.
Kijk je echter naar de molekuulformules van de afbraakproducten (die ik de lezer zal besparen, maar google eventueel op fipronil en PubChem en je ziet ze), dan overleeft de koolstof-fluorbinding pontificaal.  Fipronil heeft twee -CF3 groepen en elk afbraakproduct ook. De afbraak richt zich op andere chemische bindingen dan de -C-F binding want die is te sterk.
Dat roept de vraag op hoe het verder gaat. Zijn de afbraakproducten wel biologisch afbreekbaar en zo ja (en zo nee), welke tweede generatie afbraakproducten krijg je dan?

De Boerderij van 31 aug 2017 raadt de boeren aan een met Fipronil besmette stal af te soppen met een 5% soda-oplossing (twee uur intrekken, mogelijk omdat in een basische omgeving Fipronil wat beter in water oplost), en om dan de stal te lijf te gaan met 15% of 30%-waterstofperoxide – oplossing. Dit paardenmiddel zonder dieren in de buurt.
Mogelijk helpt het in die zin, dat de restanten geen Fipronil meer heten. Maar als ze fipronil sulfone heten (of nog onbekende namen uit dit geforceerde oxidatie-festijn), wat heb je dan feitelijk bereikt? En waar blijven die restanten? En hoeveel ton -C-F binding voegt fipronil per jaar aan de wereld toe?

Interessante vragen.

Provinciale SP stelt vragen over verband geboorteafwijkingen – pesticidenblootstelling

De fractie van de SP in Provinciale Staten heeft vragen gesteld over de blootstelling aan het totaal aan pesticiden enerzijds en beïnvloeding van de zwangerschap anderzijds.

In een onlangs in Nature Communications gepubliceerde studie van de hand van onderzoekers van de Universiteit van California, Santa Barbara, werd voor de San Joaquin Valley (een groot landbouwgebied in Californië) in kaart gebracht hoe de duur van de zwangerschap, het geboortegewicht en het aantal aangeboren afwijkingen samenhing met de zwaarte van de pesticidenblootstelling. Dat gebeurde door de Valley in mijl-hokken op te delen en de afloop van de zwangerschap van vrouwen, die in zo’n mijl-hol woonden in verband te brengen met de in dat mijl-hok jaarlijks opgebrachte hoeveelheid pesticiden.
De studie had betrekking op bijna 700.000 levendgeborenen.
Daaruit is een focusgroep samengesteld (ruim 137000 geboortes), bestaand uit de meest blootgestelde hokken. Binnen die focusgroep is een verdere onderverdeling aangebracht.

Mijl-hokken in San Joaquin Valley (Californie). Let wel dat de getallen per hok, dus per 260hectare, zijn. Om de gift per hectare te vinden, de cijfers door 260 delen.

25% van de vrouwen woonde in een mijl-hok waarin jaarlijks meer dan 1 kg/hectare aan pesticiden was toegediend, 5% van de vrouwen woonde in een mijl-hok waarin meer dan 15 kg/hectare was opgebracht, 1% in een mijl-hok waarin meer dan 42kg/hectare was opgebracht.

In de 25%-groep waren nauwelijks effecten aantoonbaar.
In de 5% – groep deden zich 9% meer aangeboren afwijkingen voor (bij 5,8% in plaats van 5,3% van de baby’s). Daarnaast waren er negatieve effecten op de duur van de zwangerschap en het geboortegewicht.
In de 1%-groep waren deze effecten grofweg het dubbele.

De Nederlandse Gezondheidsraad heeft in een advies over Bestrijdingsmiddelen en Volksgezondheid in kaart gebracht welke pesticidengiften in de Nederlandse landbouwpraktijk gebruikelijk zijn. Daaruit blijkt dat bij de bollenteelt (73kg per hectare per jaar), de fruitteelt (40 idem) en de boomteelt (17 idem) gemiddelde pesticidengiften gebruikelijk zijn die in de risicorange van het Californische onderzoek zitten. Deze landbouwvormen worden ook in Brabant gepractiseerd.

Zie www.nature.com/articles/s41467-017-00349-2#Tab3 en www.gezondheidsraad.nl/nl/taak-werkwijze/werkterrein/gezonde-leefomgeving/gewasbescherming-en-omwonenden ).

Amandelboom (Wikipedia)

De SP-fractie vraagt aan GS
– informatie over de relevantie van het onderzoek voor Brabant en de omvang en locatie van genoemde drie bedrijfscategorieen in Brabant
– welke mogelijkheden tot regulering van de pesticidetoediening er zijn
– of GS gemeenten kan en wil ondersteunen
– of de provincie de bloembollenteelt in Brabant kan en wil tegengaan of ontmoedigen

De volledige tekst van de vragen is hier te vinden.

ChickFriend deed het ook met kalveren

In een brief aan de Tweede Kamer dd 23 aug 2017 over de fipronil-eieren, schreven de bewindslieden Schippers en Van Dam, dat ChickFriend ook een tweede verboden stof ingezet heeft, in dit geval bij kalveren. De stof zou de vliegen bij die beesten moeten weghouden. Zie www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2017Z11048&did=2017D22986 . In de brief gaat het over twee (niet genoemde) bedrijven. Op 24 augustus is er een debat in de Tweede Kamer over de fipronil-kwestie.

Amitraz
Die tweede verboden stof is Amitraz. Dat is een biocide dat vooral tegen mijten en teken werkt, en tegen insecten. De stof wordt zowel in de tuinbouw en in boomgaarden gebruikt, als voor vee (niet zijnde paarden).
De stof is niet oplosbaar in water, dus moet worden aangebracht door er een emulsie van te maken en die op de huid te sprayen.

amitraz

Uit de Engelse Wikipedia (https://en.wikipedia.org/wiki/Amitraz ) blijkt dat Amitraz geen onschuldig goedje is. Je kunt er dood aan gaan. In 1989 overleden er in Turkije 41 mensen aan Amitraz. Die mensen hadden 0.3 tot 2gr van de stof binnengekregen via neus of mond.
Anders dan de brief van Schippers aangeeft, werkt de stof wel in hoofdzaak, maar niet alleen op het centrale zenuwstelsel (en daarmee op de ademhaling). Amitraz heeft meer werkingsmechanismes, waaronder ook via een interactie met de als een hormoon werkende stof prostaglandine, die veel verschillende effecten binnen het lichaam heeft. Verder doet de stof bijvoorbeeld ook de gladde spieren samentrekken en beïnvloedt daarmee bijv. de bloeddruk.

De bekende website pubchem geeft veel informatie op  https://pubchem.ncbi.nlm.nih.gov/compound/amitraz#section=NIOSH-Toxicity-Data&fullscreen=true . Daaronder 53 onderzoeken, waarvan er een aantal ook effecten op de reproductie laten zien.
Ook het REACH-systeem van de EU is niet vrolijk over de stof. De Annex III-inventory omschrijft Amitraz als “Harmonised classification for acute toxicity#Harmonised classification for aquatic toxicity#Harmonised classification for skin sensitisation#Harmonised classification for specific target organ toxicity#Suspected bioaccumulative#Suspected hazardous to the aquatic environment#Suspected mutagen#Suspected persistent in the environment#Suspected toxic for reproduction “.
De Europese Summary on Classification and Labeling geeft aan dat Amitraz in klasse E1 van de Seveso-richtlijn valt en geeft op https://echa.europa.eu/information-on-chemicals/cl-inventory-database/-/discli/details/123775 een overzicht van de gevaren.

Naast schade voor de mens noemen deze bronnen ook schade voor het ecosysteem.

Amitraz

Het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB) staat het gebruik van Amitraz in Nederland niet toe.
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen staat een diergeneesmiddel op basis van deze stof wel toe. De Diergeneesmiddeleninformatiebank noemt Amitraz onder de merknaam Taktic voor luizen en schurft bij koeien en varkens, maar slechts op recept van een dierenarts bij een apotheek of erkende leverancier. De stof kan dus niet door een beunhaas toegepast worden tegen vliegen.

Inmiddels heeft landbouwwoordvoerder in Provinciale Staten van Brabant Maarten Everling vragen gesteld. Hetgata erom of de eventuele besmetting van kalverenmest gevolgen heeft voor het Brabantse mestbeleid. Zie https://noord-brabant.sp.nl/nieuws/2017/08/amitraz-en-fipronil-in-mest .

Legbatterij

De WHO
De WHO beschouwde in 1998 Amitraz als “licht gevaarlijk” en vindt dat een mens er langdurig per dag 0,01mg/kg lichaamsgewicht van binnen mag krijgen (dat heet de ADI, de Acceptable Daily Intake).
Ter vergelijking, om een beetje een gevoel te krijgen:

  • de WHO beschouwde in 2000 fipronil als “matig toxisch” en vindt dat een mens er langdurig hooguit 0,0002mg/kg lichaamsgewicht van mag binnenkrijgen.
  • Idem dimethoaat (de stof die vanuit de Gelderse glastuinbouw de Afgedamde Maas was binnengestroomd) 0,002mg/kg lichaamsgewicht
  • en parathion 0,004 mg/kg lichaamsgewicht, malathion 0,3 mg/kg lichaamsgewicht en glyfosaat 1 mg/kg lichaamsgewicht.
    Een van de twee ruimtelijke vormen van fipronil

    Let wel dat de giftigheid van substanties door veel zaken beïnvloed wordt, bijvoorbeeld door de snelheid waarmee de giftige stof uitgescheiden wordt (Amitraz wordt bijvoorbeeld snel uitgescheiden en fipronil langzaam). Bovenstaande voorbeelden zijn dus niet meer dan een ruwe indicatie.

Let er ook op dat de cijfers betrekking hebben op giftigheid voor de mens, en bijvoorbeeld niet op giftigheid voor het ecosysteem.

Hazard en Risk
Het ogenschijnlijke verschil in alarmerendheid berust op het verschil tussen ‘risk’ en ‘hazard’. Een ‘hazard’ is een stofeigenschap en niet meer dan dat. Pubchem en REACH spreken over een hazard. De stof Amitraz kan potentieel een mens doden (hazard) en in extreme situaties in praktijk ook (risk).
Een ‘risk’ bestaat uit de combinatie van een ‘hazard’ en een situatie. Een eenvoudig voorbeeld: de ‘hazard’ van cyaankali is zeer gevaarlijk, maar de ‘risk’ van cyaankali is praktisch nul omdat je de stof in het dagelijks leven niet tegenkomt (tenzij opzettelijk klaargezet).
De ‘hazard’ van fipronil is dus best wel groot, maar de ‘risk’ is in de nu voorliggende eiersituatie veel minder, omdat je normaliter niet zoveel eieren kunt eten dat je aan de incidentele of chronische limieten komt.

Om deze zelfde reden praten voor- en tegenstanders van glyfosaat langs elkaar heen. De hazard van glyfosaat is vooral dat je er misschien kanker van krijgt, de risk daarop is in de praktijk nauwelijks aanwezig. En andere vergiften zijn veel gevaarlijker.
Ik pleit ervoor om minder emotioneel en ideologisch over bestrijdingsmiddelen te praten, en meer op wetenschappelijke basis.
Zie Van chemische naar ecologische bestrijding – 1 en Van chemische naar ecologische bestrijding – 2 en Jumbo en Albert Heijn willen 28 bestrijdingsmiddelen niet meer in hun winkel .

Alle risico’s zijn altijd relatief en nul-risico’s bestaan niet. Dat neemt niet weg dat het goed is om hazard, en nog meer risk, zo klein mogelijk te maken als dat niet elders tot snel omhoog schietende hazards en risks leidt.
Wie minder kippen op een kluitje zet heeft minder last van bloedluis, en wie minder kalveren in een stal zet haalt minder vliegen binnen. Daar tegenover staat dat de boer dan ook minder verdient, en dat leidt ook tot risico’s.
Ergens ligt het optimum, en mijns inziens ligt dat niet bij de huidige concentraties.

Volksgezondheid en veehouderij: alles op een rij

Onder deze titel publiceerde de Brabantse Milieu Federatie (BMF) op 3 februari 2017 de studie “Volksgezondheid en veehouderij: alles op een rij”. De studie is in opdracht van de BMF geschreven door (als hoofdauteur) Mariken Ruiter, een arts uit Nistelrode, en voor het hoofdstuk ‘Milieudruk’  door Carin Rougoor van het CLM (Centrum voor Landbouw en Milieu). De illustraties zijn van Sandra de Haan, dee foto’s van Kees de Bruijn en Geert Verstegen.

Het is een literatuurstudie. De auteurs hebben zelf geen epidemiologisch onderzoek gedaan, maar geïnventariseerd wat er al bestond en dat voor een breed publiek op een rij gezet. Dat is als regel goed gebeurd. Aan wie een snel en breed overzicht van de gezondheids- en milieuaspecten van de veehouderij wenst, kan lezing van deze studie worden  aangeraden. De volledige tekst kan gevonden worden op www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/rapport-volksgezondheid-en-veehouderij-aangeboden-aan-provincie/  .

De studie is betaald door de BMF, die op zijn beurt de kosten afgedekt heeft met crowd support. Ik heb zelf ook meebetaald.

Commentaar mijnerzijds – algemeen
Ik deel de eindconclusie van de studie (blz 49)en die samengevat kunnen worden in de eerste zin “De veehouderij brengt aanmerkelijke risico’s voor de volksgezondheid met zich mee. Deze risico’s reiken verder dan de omgeving van de stal.”

Zoönosen

Ik heb van de medische hoofdstukken te weinig verstand om mij aan een commentaar te wagen. Voor zover mijn bescheiden kennis reikt, zijn de hoofdstukken over zoönosen en resistentie goed.

Ik heb wel wat kanttekeningen bij het hoofdstuk over fijn stof en ammoniak.

Fijn stof en ammoniak
Luchtverontreiniging is een  complex verhaal, en daarbinnen de component fijn stof ook.

Het probleemveld op verschillende manieren worden onderverdeeld.
Normaliter komt men twee onderverdelingen tegen: naar grootte of naar samenstelling.
Die naar grootte leidt tot begrippen als PM10 (kort door de bocht korreltjes met een diameter <10µm), PM2.5 of PM0.1 (ultrafijn stof).
Die naar samenstelling leidt tot namen als roet, metaalslijpsel, of secundaire aerosolen.

Ruiter hanteert een eigen indeling, nl in primair en secundair fijn stof. Primair is wat direct uit de stal komt, en secundair is wat in de atmosfeer ontstaat als enerzijds ammoniak uit de stallen en anderzijds stikstofoxides NOx (vooral verkeer) of zwaveloxide (SOx) (tegenwoordig vooral vuile brandstof en dus vliegtuigen) met elkaar reageren. In het vakjargon noemt met deze reactieresultaten Secondary Inorganic Aerosols (SIA’s).
Overigens zijn ammoniak en stikstofoxides op zichzelf ook giftige gassen, dus als die gassen niet reageren tot SIA’s, is er ook een probleem.
Het is mij niet a priori duidelijk wat het ergste probleem van beide is.

Ruiter verdeelt verder dit primair en secundair fijn stof in wat wel of niet uit of door de stal komt. Haar onderverdeling stal-niet stal klopt grofweg qua orde van grootte.

Door aan primair en secundair vast stof beide een even grote halve cirkel toe te kennen, en die aan elkaar te plakken, wordt de indruk gewekt dat er evenveel primair als secundair fijn stof is. Dat is niet zo. De linker halve cirkel moet per definitie groter zijn.

De SIA’s vormen een flink deel van wat normaliter PM2.5 heet, maar niet alles. Het RIVM gaf in 2013 (Dossier fijn stof_1_stof: hoe en wat) als samenstelling voor PM2.5 (waarbij in praktijk in Brabant bijna altijd de linkerkolom geldt) :

Samenstelling PM2.5 RIVM jan 2013

De categorie “secundair” van Ruiter komt overeen met de donkerblauwe kleur in bovenstaande kolom.

Het probleem is nu dat, voor zover er recente wetenschappelijk onderbouwde medische dosis-effect relaties bestaan, gaan die vooral over PM2.5 (de totale kolom) of bijv. over roet (een deel van de lichtblauwe
bijdrage).
Er zijn geen kwantitatieve dosis-effect relaties bekend tussen alleen SIA’s (het donkerblauwe deel) en medische effecten. Ook kwalitatief is het verband niet ondubbelzinnig, ook niet in de door Ruiter aangehaalde literatuur.
Proefdieren die in  een laboratorium alleen maar ammoniumnitraat of -sulfaat in de neus gesprayed krijgen, ondervinden daar als regel geen hinder van. Tegelijk wijzen andere studies erop, dat in het werkelijke leven die SIA-stoffen wel met gezondheidsschade geassocieerd zijn. Het is daarbij niet duidelijk, of het verband causaal is, of dat het indirect is (bijv.omdat SIA’s hygroscopisch zijn). In elk geval lossen deze stoffen goed op in water, dus in het lichaam kunnen het geen korreltjes blijven.
Geleerden wagen zich op dit moment niet aan een onderverdeling naar gevaar van de verschillende bestanddelen van PM2.5 en doen alsof alle componenten even gevaarlijk zijn. Dat is een wetenschappelijk zwaktebod dat ongetwijfeld niet het eeuwige leven heeft.

Ruiter zit met het probleem dat de meeste kennis opgebouwd is door studie van het verkeer in stedelijk gebied, maar dat er weinig rechtstreeks bekend is van de landbouw. Wel staat vast dat de landbouw op zijn eentje goed is voor bijna de hele ammoniakuitstoot, en dat een deel van de ammoniak eindigt als SIA. Haar belangstelling voor SIA’s valt dus te volgen.

Bij gebrek aan beter moet Ruiter zich op genoemd wetenschappelijke zwaktebod baseren. Ze zegt terecht dat niet precies bekend is welke gezondheidseffecten in welke mate optreden door welke componenten, maar daarna (met een naar mijn smaak te grote stelligheid) dat ammoniak uit de veehouderij goed is voor de helft van de vroegtijdige sterfte van alle Nederlanders door luchtvervuiling (die is ongeveer een  jaar).
Omdat echter van de totale “PM2.5-kolom” goede epidemiologische dosis-effect relaties bestaan, is het voor al die Nederlanders een schrale troost als de SIA-component relatief minder belangrijk zou blijken. Als de totale lengte van de kolom een gegeven waarde is (bijvoorbeeld 16µgr/m3 ), dan moet er iets anders zijn wat extra belangrijk is (bijv. koolstofhoudend materiaal of metalen of ongespecificeerd). Het probleem verschuift maar wordt daarmee niet opgelost.

Hoe dan ook, alle deskundigen vinden dat de ammoniakuitstoot omlaag moet en dat is geheel terecht. De totale PM2.5 – kolom krijgt dan een lagere absolute waarde (bijv 14µgr/m3 ). Met, hoe dan ook, enige vermindering van de voortijdige sterfte.
Brunekreef e.a. zeggen in The Lancet Respiratory Medicine (07 okt 2015) dat de EU tussen 2005 en 2020 de zwaveloxides met 59% terug wil brengen, de stikstofoxides met 42%, en ammoniak met maar 6%.
Overigens zeggen Brunekreef ea in dit artikel ook dat de stikstofbelasting de EU jaarlijks €75-485 miljard per jaar kost, en dat technische anti-ammoniakmaatregelen en handhaving daarvan zeer veel minder kosten.

Nog een laatste kleine opmerking, nl dat Ruiter de EU-fijnstofnorm noemt van 40µgr/m3  bij een WHO-aanbeveling van 20µgr/m3 . Dat is voor PM10.
Voor PM2.5 zijn dezelfde getallen respectievelijk 25 en 10µgr/m3 .

Milieudruk: gezondheidsschade in binnen- en buitenland, en overige risico’s
Hier enkele kleinere opmerkingen.

Anders dan gezegd, is de landbouw in de Brabantse Kempen waarschijnlijk niet de voornaamste bron van zink en cadmium in het grondwater. Er staat in de aangehaalde referentie dan ook dat er voor De Kempen een apart grondwaterplan is.
De hoofdschuldige daar is de non ferro-industrie in de tijd dat die nog met thermische processen werkte, bijvoorbeeld de zinkfabriek in Budel. De dampen waaiden als een deken over de omgeving en elke onderwaterbodem in dit deel van de wereld is chemisch afval zolang het tegendeel niet bewezen is.

Luchtfoto Nyrstar Budel. Men zou zich hier een zonnepark kunnen voorstellen. De bekkens zijn 0,43km2 groot.

Ten aanzien van het bestrijdingsmiddelenverhaal focust ook Ruiter zich weer op Roundup. Het is zeer wel mogelijk dat in de hoeveelheden Roundup, die op de Argentijnse soja-monoculturen uitgestort zijn, daar medische effecten hebben.
In Brabant echter blijkt uit metingen, dat Roundup/glyfosaat een relatief klein probleem is te midden van andere bestrijdingsmiddelen, die gevaarlijker zijn en meer voorkomen.
Het Brabantse milieu zou er baat bij hebben als milieumensen zich op basis van wetenschap met bestrijdingsmiddelen gingen bezig houden, en niet op basis van gemakzuchtige vooroordelen.
Zie Bestrijdingsmiddelen in Brabants grond- en oppervlaktewater

Het H2S-probleem in Deurne is in hoofdzaak niet antropogeen, wat de maatschappelijke discussie hierover ook beweert. Hetzelfde verschijnsel heeft zich ook voorgedaan midden in Eindhoven en in Utrecht.
Er zijn echter mechanismes voorstelbaar die maken dat het wel in bijzaak antropogeen is, waaronder gebonden aan de landbouw. Of dat werkelijk zo is, is niet goed uitgezocht.
Zie Zwavelwaterstof in Deurne (en in de rest van Brabant)

Ik heb in deze kolommen mijn mening over het bewerken van mest in extenso gegeven en ga dat niet herhalen.


Mijns inziens is het vergisten en hygieniseren van mest verstandig, niet omdat het iets aan het mestprobleem verandert, maar omdat het andere problemen helpt oplossen (klimaat, energie, volksgezondheid). Denkbare problemen zijn met een goede ruimtelijke ordening en een goede vergunningverlening op te vangen.
Het scheiden en indikken van mest is een methode om fosfaat toegankelijker te houden en daarmee in principe goed, maar niet als methode om de veestapel in stand te houden of zelfs te laten groeien.
De 25% van de ‘mest’ die zoek is, is in praktijk de 25% van het nitraat dat zoek is. Fosfaat raakt niet zoek en dikke fractie ook niet, want heeft waarde. Nitraat heeft nauwelijks waarde.

“Inerte’ hulpstof pesticide zelf ook giftig

De Scientific American Online publiceerde dat recent onderzoek uitgewezen had dat veel pesticiden ‘inerte’ hulpstoffen bevatten, die bij nader onderzoek helemaal niet inert blijken te zijn. Het verhaal komt van de amandelboomgaarden in Californie.

Pesticiden bevatten niet alleen de giftige stof zelf, maar ook een cocktail hulpstoffen die de actieve stof ondersteunen. Als regel neemt men aan dat die stoffen zelf niks doen (‘inert zijn’).
Zo’n ‘inert’ veronderstelde stof is ‘OrganoSilicone Surfactant (OSS). Het molekuul ziet er zo uit:

molekuul Organo Silicone Surfactant

Surfactanten bevorderen dat een oppervlak natgemaakt kan worden. Zeep is de bekendste surfactant. Daardoor kleeft het vloeibare gif beter aan de amandelbloem.

Nu heeft Julia Fine et al. onderzoecht wat deze hulpstof zelf doet (zie www.nature.com/articles/srep40499#f5 ). Dat heeft ze gedaan door een gezonde controlegroep te definieren, een groep die alleen aan OSS is blootgesteld, een groep die aan enkele veel voorkomende bijenvirussen blootgesteld is, en een groep die zowel aan de OSS als aan de virussen was blootgesteld. De OSS en de virussen blijken negatief synergistisch te werken en de symptomen waren precies die welke bijenhouders constateerden.
Het werkt in op de larven.

Sterftestatistiek van de vier groepen
Sterfte in verschillende larve-stadia

Let wel dat de bijen dus niet aan de actieve gifstof zelf zijn blootgesteld! Alleen aan de hulpstof, al dan niet in combinatie met virussen.

De moraal van het verhaal is dat men niet te gauw moet denken dat men de wijsheid in pacht heeft en dat de door ‘men’ begrepen eenvoudige waarheid niet meteen rondgetetterd moet worden als de enige unieke en blijvende waarheid. Wetenschappelijk onderzoek naar de waarheid
blijft altijd nodig.

Maar wie toch al een onderbuikgevoel had tegen welke pesticide dan ook, heeft er nu een extra argument bij.

Breed akkoord Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater

De Intentieverklaring
Overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstituten hebben op 16 november 2016 een Intentieverklaring getekend over de verbetering van de waterkwaliteit. De Intentieverklaring is de eerste stap op weg naar een nieuw Bestuurs Akkoord Water. Men hoopt dat eind 2017, onder het nieuwe kabinet, te kunnen sluiten. Naast beschrijvingen van diverse deelproblemen bevat het ook een actietabel.
geneesmiddelen-en-waterkwaliteit_rivm_omslag
De Intentieverklaring is een lezenswaardig document dat ik iedereen met interesse in waterkwaliteitszaken ter lezing aanbeveel. Men kan het vinden op intentieverklaring-delta-aanpak-waterkwaliteit-en-zoetwater.pdf .

De bijbehorende brief van de minister aan de Tweede Kamer dd 7 nov 2016 is te vinden op www.tweedekamer.nl/wateronderwerpen 07 nov 2016.pdf .
Naar een brief van de minister aan de Kamer dd 8 juni 2016 wordt in de Intentieverklaring verwezen, zie www.rijksoverheid.nl/kamerstukken/2016/06/08/waterbeleid .

Onder de ondertekenaars o.a. de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg, uiteraard namens hun achterban.

De actietabel is opgebouwd rond veertien prioriteiten:
–  Programma Delta-aanpak waterkwaliteit en zoetwaterbeheer. Dat gaat vooral over de bestuurlijke coördinatie
–  Mest en nutriënten
–  Gewasbeschermingsmiddelen
–  Medicijnresten
–  Grote wateren
–  Bescherming bronnen voor drinkwater
–  Kennisimpuls
–  Stroomgebiedbeheerplannen (waaronder de Maas en de Schelde)
–  Deltaprogramma’s zoetwater (waaronder dat van de Hoge Zandgronden Zuid en de Zuidwestelijke Delta en het Rivierengebied)
–  Deltaprogramma Agrarisch Waterbeheer (een initiatief van de Land- en Tuinbouw Organisatie LTO)
–  Microplastics
–  Duurzame Financiering Waterbeheer
–  Circulaire Economie
–  Waterkwaliteit breed

Het is dus een heel breed document, te breed voor deze weblog. De prioriteiten zijn dat niet voor niets, maar ik pik er nu Gewasbeschermingsmiddelen en Medicijnresten uit, met bijbehorende passages uit de Kennisimpuls. En dat, waar zinvol, met een focus op Brabant.
“Mest en Nutriënten” komt elders in deze weblog al ruimschoots aan de orde, en ook het Deltaprogramma Hoge Zandgronden is al besproken (zie Klimaateffecten in Brabant – 1 Het Deltaplan hoge zandgronden ).

Het inlaatpunt aan de Afgedamde Maas
Het inlaatpunt aan de Afgedamde Maas

Gewasbeschermingsmiddelen
Enige waarnemingen uit de praktijk:
–  in zeker de helft van de meetpunten in kleine oppervlaktewateren komen overschrijdingen voor, met name in glastuinbouwgebieden (zie het verhaal over het dimethoaat in de Afgedamde Maas, Drinkwaterinname uit Afgedamde Maas na bijna drie maand weer open )
–  in 80% van de winningen van drinkwater uit oppervlaktewater worden de normen voor een of meer gewasbeschermingsmiddelen overschreden

Uit de 'Brede screening', zie
Uit de ‘Brede screening’, zie https://www.bjmgerard.nl/?p=1608

–  bij ca 50 drinkwaterwinningen uit grondwater (dat is ongeveer een kwart van alle) bestaat een probleem of een dreigend probleem)

De prioriteit Gewasbeschermingsmiddelen telt 20 actiepunten, waaronder nadenken en onderzoek (o.a. het up to date houden van de Bestrijdingsmiddelenatlas).
Daarnaast veel actiepunten richting de landbouw, zowel educatieve als stimulerende als controlerende. Het Brabantse programma “Schoon Water” wordt als voorbeeld genoemd (wat terecht is).
Glyfosaat (Roundup) speelt in dit verhaal een zeer bescheiden rol (alleen vegetatiebeheer door Rijkswaterstaat op strekdammen).

Medicijnresten
Naar schatting wordt in Nederland per jaar minstens 140 ton geneesmiddelresten via de rioolwaterzuivering op het oppervlaktewater geloosd. Dit zijn biologisch actieve stoffen. In Nederland wordt de veilige concentratie in oppervlaktewater voor een aantal geneesmiddelen overschreden. Naar verwachting groeit het probleem van medicijnresten in water in de toekomst door vergrijzing en klimaatverandering (er zit zomers minder water in de Maas). De bronaanpak blijft belangrijk in de aanpak van medicijnresten uit water, maar ook zuivering zal een onderdeel van de aanpak zijn .

Deze prioriteit telt 18 actiepunten, waaronder weer nadenken en onderzoek (oa beter afbreekbare geneesmiddelen, meer en openbaar gedeelde kennis over de effecten in water, ook van de nog slecht onderzochte diergeneesmiddelen).
Daarnaast bronmaatregelen in verpleeg- en ziekenhuizen als plaszakjes, medicijninzameling of minder milieubelastende medicijnen voorschrijven (ibuprofen is beter afbreekbaar dan diclofenac, dat in 2008 99,9% van alle gieren in India uitgeroeid heeft, met onvoorziene ecologische gevolgen).
Tenslotte wordt gestudeerd op methoden om medicijnresten in Riool Water Zuiverings Installaties (RWZI’s) uit rioolwater te halen.

RWZI De Groote Luchte Vlaardingen
RWZI De Groote Luchte Vlaardingen

Bubbelen met ozon
Een van die methodes wordt uitgeprobeerd in een pilot bij RWZI De Groote Lucht bij Vlaardingen van het Hoogheemraadschap Delfland, genaamd de Zoetwaterfabriek. De Zoetwaterfabriek is een innovatie waarin Delfland een nieuwe manier van afvalwater zuiveren test. Zo wordt onderzocht hoe medicijnresten, bestrijdingsmiddelen, hormoonverstorende stoffen en andere verontreinigingen effectief uit afvalwater kunnen worden gehaald. Dat probeert men in eerste instantie te doen met een combinatie van ozonisatie en een zandfilter (ozonisatie is dat er ozon doorheen bubbelt, een techniek die ook in zwembaden gebruikt kan worden ter vervanging van chloor. Het is alleen wat duurder.). Ozon kan geneesmiddelen, bestrijdingsmiddelen en micro-organismen kapot oxideren.
Om de potentie van de combinatie ozon-zandfiltratie te testen zal een demonstratie installatie gerealiseerd worden op AWZI De Groote Lucht. Hierin zal gedurende ca. 2 jaar onderzoek gedaan worden.
Een goede beschrijving van het proces is te vinden op http://www.stowa.nl/projecten/Waterfabriek_de_Groote_Lucht (de STOWA is het wetenschappelijk bureau van de waterleidingbedrijven).

Het verband met het Deltaplan Hoge Zandgronden
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft in de winter teveel water en in de zomer te weinig water (dat moet dan worden ingelaten uit het Brielse meer).
In feite is het in Brabant, ondanks de grote verschillen in bodemopbouw, niet anders. Het Programma Hoge zandgronden gaat in essentie dan ook over “peek shaving” en anti-verspilling van zoetwatervoorraden: overschotten ’s winters ergens opslaan ten behoeve van droge zomers.
In zo’n context kan grondig gezuiverd rioolwater een belangrijk verschil maken, als men bijvoorbeeld weet dat bij een typische zomerafvoer van de Maas de bijdrage van RWZI effluent aan de afvoer

bij Luik reeds 13% in een normaal jaar is, en tot 32% in een zeer droog jaar. De vervuilende concentraties stijgen navenant. In bepaalde klimaatscenario’s komt de Maas ‘s zomers nog lager te staan dan nu.
Nu laten de Waterschappen in een droge zomer Maaswater binnen. Als ze dan extreem gezuiverd rioolwater binnen kunnen laten, kan dat een grote vooruitgang zijn.

Misschien een idee om ook in de Brabantse omstandigheden een ozon-pilot te doen?

 

 

Medicijnenresten in het grond- en oppervlaktewater en onderzoek naar mengseleffecten

In de “Brede screening bestrijdingsmiddelen en nieuwe stoffen Maasstroomgebied 2011-1012” en in de bijbehorende bronnenanalyse is al eerder zorg uitgesproken over allerlei nieuwe stoffen in grond- en oppervlaktewater. De vracht aan bestrijdingsmiddelen daalt, maar die aan medicijnen, contrastmiddelen, weekmakers, vlamvertragers stijgt. De links naar de publicaties, waar dat in staat, zijn op deze site te vinden op www.bjmgerard.nl/?p=1608 .

Voorpagina Brede Screening Maasstroomgebied
Voorpagina Brede Screening Maasstroomgebied

Een herbicide als Roundup claimt een hoop energie van de milieubeweging en dat is in Brabant ten onrechte. Daar staat tegenover dat veel relevantere ontwikkelingen te weinig aandacht krijgen.
Recentelijk zijn er twee studies verschenen naar medicijnresten in het oppervlaktewater, een deelgebied van deze grotere groep nieuwe stoffen. De ene is van het RIVM, de andere van in Science Advances van de AAAS.
Omdat vanwege het klimaat de waterafvoer van de Maas vaker langdurig laag zal zijn, en omdat de bevolking vergrijst, zullen de concentraties in de Maas toenemen.

RIVM “Geneesmiddelen en waterkwaliteit” (okt. 2016)
Het RIVM heeft in oktober 2016 een rapport uitgebracht “Geneesmiddelen en waterkwaliteit”. Daarbij hoort een publieksbrochure. Beide zijn te vinden op www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2016/oktober/Geneesmiddelen_en_waterkwaliteit .

De mensheid gebruikt in Nederland ca 3500 ton geneesmiddelen per jaar, verdeeld over ruim 2000 aktieve stoffen. Een deel daarvan komt, al dan niet chemisch veranderd, in het riool. Het scheidingsrendement van rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI) voor dit soort stoffen is beperkt en varieert sterk. Uiteindelijk komt, volgens het RIVM, jaarlijks minstens ongeveer 140 ton werkzame stof in de riolering. Dat is een voorzichtige schatting.
De Nederlandse veeteelt gebruikt ca 200 ton geneesmiddelen per jaar, grotendeels antibiotica. Die komen na uitscheiding via uiteenlopende routes ook in het grond- of oppervlaktewater. Het RIVM neemt deze post niet mee in het rapport.
(Ter vergelijking: de emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater is ongeveer 17 ton/jaar en van overige industriele chemicalien ongeveer 1600 ton/jaar.)

In het oppervlaktewater zit (wijd verbreid) rond de 1µgr/liter, met uitschieters naar 10 µgr/liter.
In het grondwater zitten de concentraties in de range van 0,01 – 0,1 µgr/liter.

Drinkwaterbedrijven krijgen de medicijnen niet volledig weggezuiverd, maar dringen ze meestal terug tot onder de 0,05 µgr/liter . In die concentraties zijn ze voor de mens niet gevaarlijk. Een mens kan niet zoveel water drinken dat het zoden aan de dijk zet.

De vlokreeft Gammarus
De vlokreeft Gammarus

In het waterecosysteem echter zijn de concentraties 20 tot 200 maal zo groot als in het drinkwater. Voor het waterecosysteem gelden ook maxima. De vlokreeft Gammarus bijvoorbeeld heeft last van antidepressiva.
Van de ruim 2000 actieve stoffen wordt slechts een klein deel gemonitord, en van dat kleine aantal leiden er vijf tot een normoverschrijding.
Carbamazepine is een anti-epilepticum en de andere vier zijn antibiotica.

Ecologische risicocoefficienten van geneesmiddelen in het oppervlaktewater (>1 is overschrijding)
Ecologische risicocoefficienten van geneesmiddelen in het oppervlaktewater (>1 is overschrijding)

Tot nu toe zijn de verschillende wetten rond geneesmiddelen slecht op elkaar afgestemd.

Het RIVM noemt het woord “mengseltoxiciteit”. Een combinatie van stoffen kan anders werken dan verwacht.

 

Science Advances (AAAS) over pharmaceutical pollutant mixtures
Een publicatie in Science Advances (07 sept 2016) gaat verder waar de RIVM-brochure stopt. Zie http://advances.sciencemag.org/content/2/9/e1601272.full voor de volledige tekst van het artikel. Het is mooi, Spaans onderzoek dat gebruik maakt van pas ontwikkelde techniek.

Cyanobacterie Anabaena spiroides
Cyanobacterie Anabaena spiroides

De gedachte is: neem 16 verschillende actieve stoffen, neem per stof drie relevante concentraties, belicht die met twee lichtsterktes en kijk hoe een proeforganisme daarop reageert. Dat proeforganisme is een cyanobacterie (in de volksmond ten onrechte een blauwalg geheten), die genetisch gemodificeerd is dat hij licht geeft als een vuurvliegje. Hoe meer licht, hoe meer senang het wezentje zich voelt (tot een maximum, senanger dan senang kan niet).

De lichtsterkte wordt eerst geregistreerd per afzonderlijke stof. Dat geeft een dosis-effectrelatie (eigenlijk alleen voor de drie belangrijkste stoffen). Dat ziet er ongeveer zo uit:

Dosis-effectrelatie voor drie stoffen
Dosis-effectrelatie voor drie stoffen

C10 is het antibioticum erythromycine. Als je daarvan veel in zijn kweekbakje stopt, vindt de cyanobacterie dat niet leuk.
Op deze manier is een controlegroep gemaakt.

Vervolgens maakten de onderzoekers mengsels. Met de genoemde uitgangspunten kun je heel veel mengsels maken, maar ze beperkten zich tot 180 chemische mengsels, die alle met twee lichtsterktes belicht werden. Dit schema:
gsa-qhts_fig1

Dit zou een hels pokkewerk zijn dat normaliter jaren geduurd zou hebben, maar tegenwoordig kan dat geautomatiseerd. Je hebt platen met kleine putjes erin (bijv. 192), en een robot doet daarop de verschillende bewerkingen.

QHTS-platen (zo hete de techniek officieel)
QHTS-platen (zo heet de techniek officieel)

Tot nu toe wordt het effect van een medicijnmengsel bij de zeer lage concentraties, die in het oppervlaktewater voorkomen, geschat door alles op te tellen en dan evenredig af te delen vanaf hoge doses, waar de effecten min of meer bekend zijn. Het geheel is dan gelijk aan de som der delen.
Het vermoeden bestaat al langer dat het zo niet werkt. In het Spaanse onderzoek wordt bewust de grijze zone van de zeer lage concentraties opgezocht, waar de evenredige afdeling twijfelachtig is, en wordt bewust geprobeerd interacties te laten plaatsvinden waardoor het geheel niet gelijk is aan de som der delen. Het uiteindelijke meetresultaat is dit:
gsa-qhts_fig3-plaatje_meetresultaat
Elk verticaal streepje is een van de 180 mengsels. De lengte van het streepje geeft de 95% betrouwbaarheidsgrens aan (waarvoor dus heel veel metingen gedaan moeten zijn!). De rode balk is de controlegroep, die op 1,0 gezet is (dan zou het geheel gelijk zijn aan de som der delen).

Bijna altijd wijkt het geheel af van de som der delen, en bij 67 van de 180 gebeurt dat statistisch significant (het verticale streepje schiet dan niet over de 1,0 heen).
Bij enkele mengsels doet de bacterie het een beetje beter, maar bij het overgrote deel doet de bacterie het in het mengsel slechter als wanneer de componenten ieder voor zich gewerkt zouden hebben. Anders gezegd, de gangbare methode onderschat de effecten van mengsels op de microbiologie van het oppervlaktewater (althans, op deze cyanobacterie).

De onderzoekers hebben nog geprobeerd wat er gebeurde als je mengsel 16 (waar de bacterie zich het rottigst bij voelt) in enkele varianten losliet op vrij in de natuur voorkomende micro-organismen (uit de naburige, onvervuilde LLemenárivier bij Girona. Dat leidde inderdaad tot meetbare stresseffecten van die natuurlijke bacterien. Het laboratoriumresultaat lijkt dus (op zijn minst enige) relevantie te hebben voor het echte leven.
De vier, voor de bacterie, hinderlijkste componenten bleken in deze proef het anti-epilepsiemiddel carbamazepine, de diuretica furosemide en hydrochlorothiazide, en het antibioticum erythromycine.

Monsters nemen uit de Llemenárivier en analyseren op stressfactoren
Monsters nemen uit de Llemenárivier en analyseren op stressfactoren

De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt door meer bepaald dan door alleen bestrijdingsmiddelen.

Jumbo en Albert Heijn willen 28 bestrijdingsmiddelen niet meer in hun winkel (update)

Jumbo is in juli 2016 met Greenpeace, en Albert Heijn met Natuur&Milieu, overeengekomen dat Nederlandse levensmiddelen in hun winkel vanaf 2019 aan de Milieukeur moeten gaan voldoen. Concreet betekent dat, dat beide detailhandelketens dan 28 bestrijdingsmiddelen niet meer binnen willen hebben (hierna meer).
Jumbo gaat twee tot drie keer zoveel biologische producten verkopen en belooft de boeren eerlijk te gaan betalen. Albert Heijn gaat zijn producten dichter bij huis zoeken om op transportkosten te besparen. Beide ketens beloven lange termijn-inkoopcontracten.

En toch schuren er een paar dingen
Het akkoord is een belangrijke stap vooruit, maar toch schuren er dingen.

Nog in september 2012 kwam AH met de mededeling dat alle toeleveranciers 2% goedkoper moesten worden. Dat werd later weer wat soepeler uitgelegd, maar ondertussen! (zie Trouw-artikel/2012/09/15/Albert-Heijn-komt-terug-van-eenzijdige-korting-leveranciers.dhtml ). De boeren zijn, hoewel belanghebbend, niet bij de recente milieuovereenkomst betrokken geweest, maar krijgen wel met hogere productiekosten te maken. Een eerlijke prijs betekent dus een hogere prijs en de contracten moeten niet alleen lange termijn zijn, maar ook goed.

Het schuurt, wat mij betreft, ook bij Greenpeace. Greenpeace schmiert mij teveel met emoties en daarbij gaat campagneleider Herman van Bekkem misleiding niet uit de weg. Zoals toen een actie tegen glyfosaat (Roundup) in de tuincentra opgezet moest worden met lieve bijtjes op de achtergrond, terwijl die niets met Roundup te maken hebben want dat werkt alleen tegen planten. Ik heb er een boze mail over gestuurd, maar uiteraard niets teruggehoord.
Greenpeace is een Stichting waarvan je donateur kunt worden (wat ik overigens nog steeds ben), maar is geen vereniging. Mijn organisatie Milieudefensie is dat wel. Daar kan ik tenminste invloed op uitoefenen.

En: Greenpeace maakt voor de milieuactie gebruik van door anderen geleverd voorwerk, zonder die te noemen. Nu lijkt het in de juichende berichten net of de eenzame held alles alleen gedaan heeft, terwijl de
lijst van 28 bestrijdingsmiddelen toch echt tot stand gebracht is door toedoen van Natuur&Milieu.

De 28 chemicalien
Natuur&Milieu heeft aan CLM Onderzoek en Advies (Centrum voor Landbouw en Milieu) gevraagd om de 238 bestrijdingsmiddelen, die in Nederland toegestaan zijn, op volgorde van gevaar te zetten en in een stoplichtsysteem onder te brengen. 89 zijn er ‘rood’  en 41 ‘oranje’. 108 zijn er ‘groen’ (laag of beperkt risico). De inschattingen kunnen overigens met de jaren omhoog of omlaag bijgesteld worden. De lijst moet regelmatig geupdated worden.
Hij is hier te vinden: CLM-rapport-Risicolijst-bestrijdingsmiddelen-feb2016

CLM is een hele rits bestaande lijsten langsgelopen en heeft daaruit per saldo één lijst gedestilleerd. Voor zo ver mijn kennis reikt, heeft CLM dat navolgbaar en zorgvuldig gedaan. Uiteindelijk onderscheid CLM vijf gevaarcategorieën: humaan (voor de mens), voor het waterleven, voor het drinkwater, voor het bodemleven en voor nuttige organismen. De uiteindelijke lijst is in volgorde van aflopend gevaar.
Een tabel van 238 regels is teveel voor deze rubriek. Ik druk het rode deel af.

clm-lijst-1
clm-lijst-2
clm-lijst-3
———————————— eerste 28 geselecteerd ———————
clm-lijst-4
clm-lijst-5
De keuze is nu eenvoudig en rationeel: de eerste 28 stoffen hebben twee of meer rode hokjes en dat is nu de selectie  voor de Milieukeur.

Glyfosaat in Brabant
Ik heb in deze kolommen al vaker gezegd: glyfosaat (Roundup) is vergiftig, maar niet de baarlijke oppersatan die velen er in zien. Glyfosaat staat op een met veel stoffen gedeelde laatste plaats.
De opwinding rond glyfosaat is een soort ritueel geworden dat met religieuze ijver uitgevoerd wordt, maar zakelijk gezien was het milieu in Brabant er meer bij gebaat als milieumensen zich een ander doelwit uitzochten. De de hormoonontregelende insecticide dimethoaat, die in de Afgedamde Maas gelopen was (zie Drinkwaterinname uit Afgedamde Maas na bijna drie maand weer open) en waar niemand uit de milieubeweging op gereageerd heeft, staat op een gedeelde 6de plaats. Die mag dus straks bij Albert Heijn niet meer naar binnen.

Ten overvloede: deze lijst is landsbreed samengesteld en het kan dus zeer wel zo zijn, dat bepaalde stoffen in Brabant meer of minder voorkomen dan elders. Voor glyfosaat is dat zo. Zie bijgevoegde kaart uit de Atlas Bestrijdingsmiddelen. Daarin wordt geen glyfosaatvondst in Brabant gemeld.
verspreiding glyfosaatnederland 2014_atlas
Kijk je daarentegen naar de functioneel vergelijkbare stof bentazon, die wat gevaarlijker is dan glyfosaat, dan vindt men dat wel in Brabant.
verspreiding bentazon nederland 2014_atlas

Mijns inziens is glyfosaat hooguit een klein probleem in Brabant. Ik heb dit op andere manieren op deze site al eerder onderbouwd. Zie Glyfosaat heeft nadelen, maar de campagne ertegen ook .
Nu gaat het mij er niet om vóór glyfosaat te pleiten, want het is en blijft een vergif. Ik pleit ervoor dat Brabantse milieumensen en politici rationeel en op basis van kennis van zaken hun doelen kiezen.

Wat te doen?
Een paar doelen en middelen liggen voor de hand, die echter soms landelijk overleg vereisen:
–  andere supermarktketens zover krijgen
–  de bloembollenteelt en de bodemontsmetters
–  vervangers promoten
–  het project Schoon Water steunen
–  blok 29 t/m 34 aan de orde stellen
–  ijveren voor een jaarlijkse updating van de lijst
–  overleggen met Brabant Water

Het CLM heeft een handzaam instrument gratis ter beschikking gesteld, namelijk hun Milieumeetlat. De ruimte ontbreekt om daar diep op in te gaan, zie http://www.milieumeetlat.nl/  of http://www.milieumeetlat.nl/nl/milieubelastingkaarten/language/nl.html  of http://www.clm.nl/news/385/73/Milieubelastingskaart-gewasbeschermingsmiddelen-lelieteelt-beschikbaar .
Probeer je die laatste, dan krijg je zoiets, met metamitron als oranje lijst-stof die aandacht verdient):
clm-leliekaart-1
(deel weggelaten)
clm-leliekaart-2

Het komt mij voor dat milieumensen en andere geïnteresseerden er goed aan zouden doen hun strategie te baseren op een systematisch doorploegen van de Milieumeetlat.

Update:
Een tijd na dit artikel is de situatie rond dit initiatief veranderd (afgezwakt). Ik heb daarover een nieuw artikel geschreven op www.bjmgerard.nl/?p=12045 .

Toch wat onbevooroordeelder denken over genetische modificatie -1?

Bovenop alle ellende, die Brabant al heeft vanwege het hagelnoodweer en de verzopen velden, komt er bij aardappels nog een beruchte plaag bij: de aardappelschimmel Phytophthora Infestans.

Ik heb hierover al vaker geschreven, o.a. met als aanleiding het Wageningse DURPH-project en de Ierse hongersnood. Zie De Ierse hongersnood, aardappelen, phytophthora en DURPH  en Genetische Modificatie is normale techniek  .

phytophthora
In niet- Phytophthoravriendelijke weersomstandigheden houden
reguliere telers zich de (water)schimmel van het lijf door bij het minste voorteken te spuiten. De schimmel is in normale tijden goed voor ongeveer de helft van alle bestrijdingsmiddel in Nederland.

Biologische boeren mogen niet spuiten en moeten dus op genade hopen of op resistente gewassen. Daartoe hebben ze, volgens de vakhandel, een beperkte keus uit zes rassen. De ontwikkeling van die rassen duurt lang: om bijvoorbeeld een paradepaardje, de Carolus-aardappel, te ontwikkelen heeft men 60 jaar nodig gehad, volgens de ontwikkelaar Agrico.
Dan nog is de resistentie vaak beperkt tot één afweermechanisme. Er zijn van de Phytophthora duizenden varianten in  omloop (de schimmel heeft iets van 2500 ziekmakende genen). Nederland is zelfs een kraamkamer van nieuwe klonen. Een recente nieuwe kloon heet EU_36_A2. Het lijkt een beetje op griep-codes en die gelijkenis is inderdaad niet absurd. Ook van de griep heb je elk jaar nieuwe varianten.
Door die verscheidenheid is een enkelvoudige resistentie vaak snel doorbroken.

In de voortdurende nattigheid van de afgelopen periode is de (water)schimmel feitelijk bijna onbestrijdbaar geworden. Spuiten werkt niet. Ook de niet-resistente biologische aardappels gaan op grote schaal voor de bijl. Er worden dan ook op grote schaal percelen weggebrand (biologisch of niet), waardoor de knollen, voor zover die er zijn, niet meer verder groeien. Of wegrotten, als ze zelf al geïnfecteerd zijn.
De biologische boeren zijn van ellende zelfs gaan spuiten met koperoxichloride. Biologische boeren mogen dat in heel lage concentraties als bladmest (een vreemd verhaal, want aardappels hebben geen extra koper nodig.). In veel hogere concentraties zou het als bestrijdingsmiddel werken, maar in die toepassing heeft de CTGB het al in 2000 verboden vanwege de schadelijkheid voor het bodem- en waterleven en voor de plant. In lage concentraties helpt het niet tegen de Phytophthora. Wettelijk kan er niet tegen worden opgetreden (ook het keurmerk Skal niet), omdat dit soort giften van sporenelementen niet geregistreerd hoeft te worden.
De biologische sector is hier gevaarlijk bezig.

Boeren branden loof van biologische aardappels in de Flevopolder (juli 2016)
Boeren branden loof van biologische aardappels in de Flevopolder (juli 2016)

Wel-resistente biologische aardappels houden het tot nu toe nog, maar de basis daarvan is smal. “Hoe anders zou de situatie zijn als de via genetische modificatie phytophthoraresistente aardappel op de markt was?” aldus Leo Tholhuijsen, chef akkerbouw, in de Boerderij van 6 juli 2016 “Het is hoog tijd dat gentechnologie met soorteigen genen in Europa wordt toegestaan.”

Dat is een pleidooi waar ik mij graag bij aansluit. En het is precies wat het Wageningse DURPH-project gedaan heeft. Door genetische modificatie van onze aardappel met een heleboel genen tegelijk uit Zuid-Amerika is er als het ware in korte tijd een cassette aan genetische afweersystemen in de aardappel gebouwd – een cassette die desgewenst van jaar tot jaar aangepast kan worden, net als bij de griepprik.

Het Famine Memorial in Dunlin
Het Famine Memorial in Dunlin

Ik zou mijn vrienden van de linkse politieke partijen en de milieu-
beweging, die mijn rubriek regelmatig lezen, willen oproepen om hun vastgeroeste meningen over nieuwe ontwikkelingen in de landbouw in het algemeen, en van genetische modificatie in het bijzonder eens een scheut smeerolie te geven.
Ik zou de ideologie eens een keer systematisch langslopen. Welke ideologische elementen hebben eeuwigheidswaarde (zoals niet spuiten en aandacht voor de bodem), en welke zijn in feite overbodig of zelfs schadelijk (zoals een verbod op genetische modificatie)?

Wat de provincie wel en niet kan bij landbouwvervuiling

Soms worden van de provincie dingen geëist die de provincie niet kan waarmaken, simpelweg omdat de provincie, anders dan mensen denken, er niet wat over te vertellen heeft. Mensen vinden dat de provincie moet ingrijpen als de eigen gemeenteraadsleden er een potje van gemaakt hebben (zoals bij de Gebied Ontwikkeling Langstraat), of mensen vinden dat de provincie het aantal koeien en varkens moet verminderen of soja-importen verbieden (wat een rijksbevoegdheid is).
Het antwoord is in alle gevallen weinig bevredigend, maar het is niet anders.

Mogelijk hierom hebben de provincie NBrabant en de waterschappen aan de Universiteit van Utrecht gevraagd degelijk juridisch in kaart te brengen
1) wat, tegen de achtergrond van de KRW, de aard en omvang is van de emissieproblematiek van landbouwgerelateerde stoffen als nitraat, gewasbeschermingsmiddelen en antibiotica?
2) wat de opdrachtgevers kunnen om die stoffen aan te pakken, nu dit een rijksbevoegdheid is en het Rijk er te weinig aan lijkt te doen?
3) of de kans bestaat dat “Brabant op slot gaat”, en of de opdrachtgevers daarop invloed kunnen uitoefenen
4) wat de provincie moet en mag als straks de Omgevingswet geldt.

De KRW is de KaderRichtlijn Water. Dat is een Europese wet, die geen rechtstreekse werking heeft maar die in nationale wet moet worden omgezet. Of dat in Nederland goed gebeurd is, is een belangrijk deelthema in de studie.
Zie ook http://www.clo.nl/indicatoren/nl1412-kaderrichtlijn-water .

zover het eigen instrumentarium reikt

De opdracht leidde tot een degelijke studie, geschreven door vijf doctor-s, waarvan er drie prof zijn, van het Utrecht Centre for Water, Oceans and Sustainability Law. Het bestaat uit ruim 90 kantjes geavanceerd milieurecht. Zie http://www.uu.nl/nieuws/rijksbeleid-blijft-achter-bij-verbetering-waterkwaliteit
Ik ben fysicus, geen jurist, en het is een beetje boven mijn niveau. Ik heb een beetje milieurecht gehad aan de Open Universiteit, net genoeg om te zien dat het verhaal degelijk oogt, interessant genoeg om verder te verspreiden, en van belang voor wie iets tegen de huidige landbouw heeft. Een actiegroep of zo moet er maar eens iemand op zetten die er echt verstand van heeft.

Methodiek van de KRW
Methodiek van de KRW

De ecologische toestand van het Brabantse oppervlaktewater is matig tot slecht. Het is duidelijk, aldus de studie, dat ook bij uitstel tot de uiterste KRW-datum van 2027 een goede ecologische toestand niet bereikt zal worden. Dat betekent dat art. 11 van de KRW in werking treedt. Vervolgens staat er een verhaal over de verhouding tussen Nederlands en Europees recht dat te ingewikkeld is voor deze kolommen. Dit is in elk geval duidelijk:

a) de nationale wetgever heeft beoogd alles in de Waterwet, de Meststoffenwet en de Wet Gewasbescherming en Biociden (wgb), en in de aanhangende uitvoeringsregels, uitputtend te regelen
b) voor de provincie blijven de restjes over die niet landelijk afgeregeld zijn, en/of de toepassing van de wet in specifieke situaties zoals waterwingebieden, slootkanten e.d. , en de inzet van buiten-wettelijke middelen als subsidies (bijv. het Schoon Water-initiatief), afspraken en overreding.
Hooguit zou de provincie of het waterschap nog iets verder de grenzen kunnen opzoeken, bijv. bij een aansluitverordening een verontreinigingsheffing instellen, bijv. op gewasbeschermingsmiddelen. Of de grenzen van het waterwingebied oprekken.
zover instrumentarium_KRW2015_ecol_overig
c) Volgens door “Utrecht” geraadpleegde Brabantse provinciale experts is meer dan de helft van de mest niet plaatsbaar. Dit leidt tot illegaliteit.
d) de landbouw erkent slechts de Nitraatrichtlijn als wet (maar voldoet daar nog steeds niet aan). De veel scherpere ecologische KRW-richtlijnen (volgens dezelfde geraadpleegde experts) als “maatschappelijke wens gezien, niet als verplichting die van de sector kan worden gevergd.”
e)  mest kan onder de Afvalstoffenwetgeving vallen. Daarmee voorkomt bijv. de deelstaat Nedersaksen Nederlandse mestimport, omdat in Nederland mest niet als afval gezien wordt en er dus geen Europese EVOA-papieren bij horen. Het is afwachten wat de Europese Commissie cq het Europees Hof hiervan vindt.
f)  de landbouw hoeft geen vergunning te hebben voor de normale agrarische bedrijfsvoering (deze vallen onder algemene regels). Het enige landbouwding dat een vergunning nodig heeft is een mest-
bewerker, met een omgekeerde osmose-eindtrap als (zeer goede) Best Beschikbare Techniek.
g)  antibiotica etc zijn niet genormeerd. Er gelden slechts algemene bepalingen voor (zorgplicht)
h)  het Nederlandse systeem, waarin gehandeld wordt op microniveau (maatwerk en vergunningen) werkt niet erg mee om een doel te bereiken op macroniveau (de kwaliteit van een hele waterlichaam).
Een aanscherping van de algemene maatregelen zou zinvol zijn, maar is een rijkstaak. Mogelijk kan deze aanscherping worden afgedwongen, omdat het beschermingsniveau dat met de algemene maatregelen bereikt wordt in strijd is met de KRW. Een handhavingsverzoek zou hier misschien toe kunnen leiden, aldus “Utrecht”.
De Utrechtse rechtsgeleerden noemen enkele malen het “Wezer arrest” van het Europese Hof van Justitie. ‘Achteruitgang’ van een waterlichaam is verboden en in het Wezer Arrest wordt leidt handeling al tot een “achteruitgang” als één kwaliteitsbepalend element in de totale classificatie één klasse achteruit gaat, zelfs als de totale classificatie daardoor gelijk blijft. Als een water al in de laagste kwaliteitsklasse zit, is geen enkele achteruitgang toegestaan.
i)  omdat de reguliere landbouw niet aan vergunningen gebonden is, kan er niet in directe zin een “op slot-situatie” ontstaan. De provincie kan (bijv. bij nitraatvervuiling) niet iets weigeren omdat er niets aangevraagd hoeft te worden.
Bij andere activiteiten die wel een vergunning vereisen, kan een “op slot-situatie” wel ontstaan.
j)  slechts voor de natuurlijke KRW-waterlichamen (die er in Brabant niet of nauwelijks zijn) bestaan wettelijk bindende normen. De rest wordt slechts beschermd door ‘beleid’ (dus bedoelingen).
De Utrechtse studie meent dat het zg Wezer-arrest deze soepelheid slechts in uitzonderlijke omstandigheden toestaat.
status waterlichamen
k ) op papier kan de nieuwe Omgevingswet soelaas bieden, omdat het Rijk daarin meer kan decentraliseren. Of het Rijk dat zal doen (bijv. als het Rijk de veeteelt centraal wil blijven beschermen) is een tweede.
zover het eigen instrumentarium reikt_ongevingswet

Zoals eerder gezegd, een onderwerp dat grondige studie verdient!