CO2-uitstootrechten tegenover CO2-uitstootverminderingsplicht – gastbijdrage_2

Jos Klomp heeft mij aangeboden zijn visie weer te geven op enkele aspecten van de politieke regulering van CO2 – emissies en energiesubsidies.
Jos Klomp heeft een HBO-opleiding microbiologie  en houdt zich bezig met gas(mengsels) in cylinders voor analytische doeleinden. Hij heeft tevens te maken met de productie van biomethaan en de inzet daarvan om diesel door vloeibare biomethaan te vervangen.
gasworks bv
Hij is directeur van Gasworks BV ( www.gasworks.nl/ ) en woont in Eindhoven.

Klomp heeft andere dan de nu officieel geldende opvattingen over het tegengaan van CO2-emissies en het subsidieren van energieprojecten. Hij heeft gevraagd om zijn mening in deze kolommen te mogen weergeven. Het gaat om een serieus betoog over onderwerpen die voor deze website relevant zijn, en waarin ik mij een heel eind herken.
Desalniettemin blijft het een gastopinie – de meningen zijn die van Klomp.

Dit artikel is het tweede in een serie van drie.

Het “huidige Europese systeem” hieronder is het Emission Trade System (ETS) van de EU. Dat kent inderdaad de nodige problemen.

——————————————

CO2-uitstootrechten tegenover CO2-uitstoot verminderingsplicht

De titel kan ook gelezen worden als: vervuilingsrechten tegenover niet-vervuilingsplicht. Als de titel zo gelezen wordt dan kan er geen groter verschil tussen beiden bestaan. Echter beide hebben hetzelfde doel, namelijk een prikkel te geven tot minder CO2-uitstoot.

Het huidige Europese systeem waarmee voor een bepaalde prijs 1.000kg CO2 in de lucht mag worden gepompt heeft daadwerkelijk ertoe geleid dat naar CO2-uitstoot is gekeken en er effectief maatregelen zijn getroffen om die uitstoot te verminderen.
Tevens heeft men de zwakte van dit systeem benut om z’n werking op bestaande CO2-uitstootbronnen te verminderen. Die zwakte bestaat er hierin dat het systeem uitsluitend administratief is. De uitstootrechten zijn in ruime hoeveelheden en in eerste instantie zonder kosten toegekend. Toen de omvang van de overmatige toekenningen duidelijk werd, is de prijs voor een uitstootrecht in een glijvlucht van €30,- naar €6,- gegaan. Dat de market overspoeld is met uitstootrechten maakt het verschil tussen de boete en de huidige marktprijs overduidelijk. Om de boete van €100,- per ton te ontlopen zijn de kosten nu slecht €6,- per uitstootrecht. Bij een krappe market zou je verwachten dat de marktprijs eerder richting het boetebedrag zou gaan. Niemand ligt wakker van die lage kosten.
Als dat op zich al nog geen grond voor zorgen zou zijn, dan is het wel dat de marktprijs voor een uitstootrecht alleen maar een administratieve handeling is. Dat heeft enkel een effect op de kostprijs van een product of dienst, die daarmee omhoog gaat. Er wordt niets tastbaars tot stand gebracht. De CO2 gaat gewoon de lucht in, de uitstoters investeren niet in toekomstige vermindering van de CO2-uitstoot omdat  in de financiële afwegingen het niet-vervuilen op een te lage rendement staat.
Het publiek wordt eigenlijk niet op de hoogte gebracht over hoe slecht dit systeem werkt.

Een alternatief zou de CO2-uitstoot verminderingsplicht (decarbonisatie) kunnen heette. Het recht om te vervuilen wordt dan tevens gekoppeld aan een plicht om per geproduceerde energie-eenheid een vermindering op de CO2-uitstoot te bewerkstelligen. Het maakt dat de fossiele energie-producenten investeren in CO2-arme productieprocessen, terwijl ze nog steeds hun bestaande productiemiddelen kunnen blijven benutten totdat ze afgeschreven zijn.
Omdat het percentage decarbonisatie steeds verder toeneemt zal opnieuw investeren in fossiele productiemiddelen niet aantrekkelijk zijn. Het opleggen van een decarbonisatie maakt het speelveld tussen bestaande fossiele energieproductie en nieuw te investeren duurzame energieproductie weer enigszins gelijk. De bruinkool-, steenkool- en gascentrales kunnen de ruimschoots aanwezige prestatie in CO2-uitstoot vermindering door de duurzame productie-installaties overkopen om op die manier niet allerlei onwenselijke en onrendabele bijstookproducten te moeten gebruiken. Maar dat alles in gewisse zekerheid dat aan hun manier van produceren een eind gaat komen.

De waarde van een ton CO2-uitstootvermindering volgt als vanzelf uit de hoeveelheid die er op de markt te koop is. De overheid kan administratief geen extra hoeveelheid creëren, het is immers een reëel product. Het enige wat de overheid kan doen is het percentage decarbonisatie onder de beschikbare markthoeveelheid houden, maar meer dan dat kunnen ze niet doen.
Wanneer het percentage decarbonisatie aansluit bij de hoeveelheid die op de markt beschikbaar is zal de prijs zich in de buurt van het boetebedrag voor niet gehaald CO2-uitstoot vermindering begeven. In Duitsland is die voor het decarbonisatie-systeem, geldig voor wegtransportbrandstoffen, gesteld op €470,- per gemiste ton CO2. De markt aldaar schikt zich naar ongeveer de helft van dit bedrag. Een soortgelijk boetebedrag voor de energiemarkt zou de productie van duurzame en decarboniserende energie uit de rode cijfers halen, en daarmee een waarde toekennen aan dit uniek facet van deze vorm van energie, waarvoor al die tijd geen ene cent is worden betaald.

In een volgende bijdrage wordt op de manier van subsidiering van
duurzame energie (SDE) ingegaan en vergeleken met de opbrengsten-
kant van decarbonisatie (CO2-uitstoot verminderingsplicht)om te laten zien  dat decarbonisatie nu netto de burger niets meer kost dan dat het nu al het geval is terwijl het daarvoor terdege blijvend duurzaam wordt geproduceerd.