Kabinet rekent zich ook bij de nieuwe stikstofaanpak te rijk

Ik zou eigenlijk over het nieuwe stikstofbeleid van de regering moeten schrijven, maar ik zit op dit moment vol. Daarom pak ik een tekst die ongeveer hetzelfde betoogt als ik zelf zou doen. Hij is van Henri Swinkels, woordvoerder Natuur&Milieu in Provinciale Staten van Brabant voor de SP.
Het enige dat ik gedaan heb, is er een paar plaatjes aan toevoegen.

Zie ook Wageningen en WNF: stikstofprobleem te groot voor alleen maar lokaal maatwerk .

Feitelijke deposities in 2014 en (berekend) in 2020 in de Kampina en de Oisterwijkse vennen

Vorig jaar sneuvelde de Problematisch Aanpak Stikstof (PAS) bij de Raad van State. Het grootste probleem van de PAS was een schromelijke overschatting van het effect van alle voorgenomen maatregelen, in combinatie met het op voorhand maximaal vergunnen van alle theoretische stikstofruimte. We rekenden ons dus rijker dan we waren, ten koste van de natuur. Daar zouden we een les uit kunnen trekken. Maar vooralsnog ziet het daar, ook in de meest recente brief van het kabinet, nog niet naar uit.

 Hoewel het corona-virus de stikstofproblematiek wat naar de achtergrond heeft verdrongen, is deze niet van tafel. Rijk en provincies werken nog volop aan plannen die de stikstofdepositie in Natura2000-gebieden moeten reduceren, ruimte maken voor economische ontwikkelingen én juridisch stand zullen houden. Afgelopen vrijdag 24 april maakt het kabinet een nieuwe reeks stikstofmaatregelen bekend

 Het kabinet investeert extra in maatregelen ten behoeve van natuurbehoud en -herstel, start een verkenning naar een meer natuurinclusieve ruimtelijke inrichting, neemt extra bronmaatregelen gericht op stikstofreductie en werkt de komende maanden een monitoring- en bijsturingssysteem en de gebiedsgerichte aanpak met de provincies verder uit. Meest opvallende onderdeel vormt de introductie van een nieuwe streefwaarde: in 2030 dient ten minste 50% van de hectares met stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarden (KDW) te zijn gebracht.

 Nieuwe streefwaarde?

Die nieuwe streefwaarde is eigenlijk iets geks. Formeel beschikken we al over streefwaarden, namelijk de KDW-en. Dat snapt het kabinet natuurlijk ook. In de brief staat: “Het kabinet streeft ernaar tot een volledige gunstige staat van instandhouding te komen..”. Omdat de KDW de grens is waarboven het risico bestaat dat de kwaliteit van het habitat significant wordt aangetast, hoort bij “een volledig gunstige staat van instandhouding” dat 100% van de hectares met stikstofgevoelige natuur onder de KDW gebracht moeten worden.

Dat roept vragen op. Waarom zouden we nu dan genoegen nemen met 50% van de hectares? En wat betekent die streefwaarde precies in de praktijk? Maken we kans in dezelfde fout te stappen als bij de PAS?

 Waarom zouden we genoegen nemen met 50% van de hectares?

Hoewel de stikstofdeposities in al onze natuurgebieden dus uiteindelijk onder de KDW moeten worden gebracht, is dat in de huidige praktijk vrijwel onmogelijk. De belangrijkste oorzaak is dat een groot deel van de depositie (32%) zijn oorsprong vindt in het buitenland. Met een gemiddelde stikstofdepositie per hectare per jaar van 1730 mol (of 24 kg), komt dus gemiddeld zo’n 612 mol (of 8 kg) N uit het buitenland. Zonder verdere reductie in het buitenland komen we dus nooit lager uit. En dat is bij zeer stikstofgevoelige natuurgebieden (KDW 5 tot 7) bij voorbaat ontoereikend. We kunnen dus stellen dat met uitsluitend nationaal beleid, 100% niet mogelijk is.

 Onderstaande kaart laat zien dat voor het overgrote deel van de hectares in de Natura2000-gebieden een forse overschrijding van de KDW geldt (meer dan 350 mol N/ha/jr). Dat schetst vooral hoe groot de opgave in werkelijkheid is. Zonder rigoureuze ingrepen in de vorm van stevige volumemaatregelen, is het dan ook onmogelijk overal onder de KDW te komen. Bij de geleidelijke aanpak waarvoor het kabinet kiest, is een belangrijke taak weggelegd voor de gebiedsgerichte aanpak. En nu de specifieke regeling daarvoor nog in de maak is, lijkt de streefwaarde van 50% behoorlijk ambitieus.

Wat betekent die streefwaarde precies in de praktijk?

Op zichzelf getuigt een voornemen om over tien jaar 50% van de hectares onder de geldende KDW te hebben gebracht, dus van enige realiteitszin. Het gevaar zit er wel in dat deze nieuwe streefwaarde de focus richt op het “laaghangend fruit”, waarmee allereerst die hectares in beeld komen waarbij de overschrijding van de KDW relatief gering is en dus met beperkte inspanningen de depositie verder teruggebracht kan worden. Dit zijn doorgaans juist niet de natuurgebieden waar de nood het grootst is.

 Hoewel een toelichting op de cijfers ontbreekt, stelt het kabinet dat om de streefwaarde te realiseren, een stikstofdepositiereductie van gemiddeld 255 (ca 3,5 kg) per hectare per jaar in 2030 nodig is. De landelijke gemiddelde stikstofdepositie per hectare per jaar is op dit moment (2019) ca 1730 mol N (ofwel ca 24 kg N). Het zou dus gaan om een reductie van 15% van het huidige depositieniveau over een periode van 10 jaar.

 Een gemiddelde depositiereductie van 15% over 10 jaar oogt niet erg ambitieus, maar dat valt nog te bezien. De nationale bijdragen aan de N depositie op N-2000 gebieden bedraagt immers zo’n 68% (ca 46% vanuit veehouderij en ca 22% vanuit verkeer, industrie en consumenten). De overige depositie (32%) vindt zijn oorsprong in het buitenland. De depositiedoelstelling van gemiddeld 1475 mol (of 20 kg) N/ha/jr, moeten we dus realiseren vanuit de ca 1118 mol (of 16 kg) N/ha/jr waarvan de bron in Nederland ligt. In feite gaat het dus om een gemiddelde emissiereductie van ca 25% (van 1118 naar 863 mol, of 16 kg naar 12,5 kg). Om dat in 2030 te realiseren praat je dus over een gemiddelde emissiereductie van 2,5% per jaar.

 Hoe het ministerie deze doelstelling precies wenst te realiseren en met name waar en ten behoeve van welke Natura2000-gebieden de reductie gerealiseerd wordt, is vooralsnog onduidelijk. De nog uit te werken gebiedsgerichte aanpak en met name de regeling voor de opkoop van piekbelasters, zal meer helderheid moeten verstrekken.

Brabant per N2000-gebied

Maken we kans in dezelfde fout te stappen als bij de PAS?

In een enkele alinea rekent het kabinet voor dat van de reductiedoelstelling van 255 mol/ha/jr slechts 110 mol/ha/jr als opgave resteert. Zo wordt volgens het kabinet reeds een aanzienlijk deel, circa 120 mol/ha/jr in 2030 bereikt als gevolg van onder andere eerder vastgesteld beleid gericht op stikstofreductie in de landbouw, mobiliteit, industrie en energie (basispad). En dragen de maatregelen uit het Klimaatakkoord voor circa 25 mol/ha/jr bij aan de realisatie van de streefwaarde.

 Daarmee wordt realisatie van de reductie al grotendeels toegeschreven aan eerdere maatregelen, die inderdaad zijn doorgerekend maar allemaal een bepaalde mate van onzekerheid hebben. Voorspellen is moeilijk, maar zeker als het de toekomst betreft. Ook de nu aangekondigde aanvullende maatregelen zijn geanalyseerd door PBL in samenwerking met TNO, CE Delft, RIVM:
www.omgevingsweb.nl/wp-content/uploads/po-assets/319663.pdf

 De onderzoekers waarschuwen uitgebreid dat er een forse onzekerheidsmarge zit in de gepresenteerde schattingen. Maar wij mensen, en zo ook het kabinet, zijn daar doorgaans blind en doof voor. Daarmee dreigen we wederom het effect van de maatregelen te overschatten en de uitgifte voor economische ontwikkeling te baseren op een veel te optimistische inschatting van de beschikbare stikstofruimte. Het kabinet maakt zeker 3 denkfouten:

 De illusie van exacte informatie

We hebben een voorkeur voor exacte, cijfermatige informatie. Deze geven ons de illusie dat we de materie beheersen. Dat we het kunnen meten en dus weten hoe het zit. In de analyse trekken daarom de cijfers onze aandacht. Maar het is moeilijker om alle mitsen en maren, twijfels over de betrouwbaarheid, achterliggende aannames en te maken voorbehouden op een juiste manier te interpreteren. Het kabinet rekent wel met de cijfers in het rapport, maar niet met de vele onzekerheden die worden genoemd.

 We overschatten ons succes

Dit kent u zelf van loterijen. Je overschat de kans dat je zult winnen en onderschat de kans op verlies. Zo hebben we doorgaans ook een te optimistische kijk op de slagingskansen van onze plannen, en bagatelliseren we de mogelijkheid dat ons plan mislukt. Zo ook het kabinet. Het slaat eigenlijk zo wat alle waarschuwingen uit de analyse in de wind. Het meest duidelijk is dat bij de opmerking van de onderzoekers dat – omdat de maatregelen onafhankelijk van elkaar, dus niet als samenhangend pakket, zijn geanalyseerd en op elkaar inwerken – de effecten van de maatregelen niet opgeteld mogen worden. In de brief stelt het kabinet echter: “Om deze resterende opgave te realiseren, neemt het kabinet een omvangrijk en breed pakket aan bronmaatregelen, waarvan de afzonderlijke maatregelen bij elkaar optellen tot circa 103-180 mol/ha/jr in 2030”.

uit de Fact sheet van TNO

 Het verankeringseffect

Een bekend fenomeen uit de psychologie waarin de volgorde waarin we informatie krijgen bepaalt op welke manier we deze bij onze besluitvorming betrekken. Zo veronderstellen we waarschijnlijk – nu de (dus onterecht) opgetelde effecten van bronmaatregelen is gesteld op ca 103-180 mol/ha/jr – dat een doelstelling van bijvoorbeeld ca 140 mol/ha/jr best realistisch klinkt. Ook het kabinet schiet in deze overschatting. Zij concluderen immers dat “dit pakket aan maatregelen de resterende reductieopgave dekt”. In werkelijkheid is die conclusie helemaal niet te trekken. Op zijn best zou je kunnen zeggen dat de analyse laat zien dat de gekozen maatregelen, mits de omstandigheden gunstig zijn en alle betrokkenen meewerken, afdoende kunnen zijn om de benodigde reductie te realiseren.

 De werkelijkheid is dus eignelijk te complex. En dan is bij deze analyse nog op geen enkele manier rekening gehouden met zogenaamde gedragseffecten, want voor veel van de maatregelen is de medewerking nodig van betrokkenen en de sector. Ook zijn er nog onzekerheden in de precieze vormgeving van het beleid en staan veel innovatieve ontwikkelingen nog maar in de kinderschoenen. Om maar niet te spreken van de mogelijke doorwerking van de corona-crisis.

 Dit zou het kabinet tot enige voorzichtigheid moeten manen. Beter is het immers om de mogelijke valkuilen in beeld te hebben, waarschuwing uiterst serieus te nemen en scenario’s te ontwikkelen om bij tegenvallers toch de doelstelling overeind te kunnen houden. Anders dreigt een herhaling van de gebeurtenissen die uiteindelijk de PAS de kop koste: een te optimistische inschatting van het effect van de genomen maatregelen, terwijl ondertussen kwistig gebruik wordt gemaakt van de in theorie beschikbare stikstofontwikkelruimte.

 Het lijkt verstandig, op basis van ervaringen uit het PAS-verleden, een flinke veiligheidsmarge in te bouwen en er rekening mee te houden dat een deel (bv 30%) van de ingeschatte effecten uiteindelijk niet, of niet in het gewenste tempo, gerealiseerd zullen worden. Dat is wat ons betreft ook het uitgangspunt bij de toekomstscenario’s die in Brabant worden uitgewerkt.

Hoever de ammoniak wegwaait

.

Visualisatie stikstofproblematiek in DtE leuk, maar niet correct

In het december 2019-nummer van het blad Down to Earth, dat met een onafhankelijke redactie bij Milieudefensie hoort, stond een aardig uitziende visualisatie van de Nederlandse stikstofproblematiek.

Aan de ene kant is een goede visualisatie van een complex verhaal goede wetenschapsvoorlichting. Ik waardeer zulke pogingen. Het stikstofverhaal is een van die zaken, waar je niet alleen maar moreel iets moet voelen, maar waar je ook wat van moet snappen. Maar het is een heel complex verhaal.
Aan de andere kant echter bevat deze specifieke visualisatie fouten, waardoor je het toch weer verkeerd snapt. Ik  moest er zelf over nadenken en meestal is dat geen goed teken.

Ik neem de visualisatie als idee over, maar ik vertel er een verhaal bij. Daarin opgenomen een verhaal over de scheikunde van stikstof.

Stikstof kan op zeven verschillende wijzen voorkomen.
Onze atmosfeer bevat al aeonen 79% stikstofgas. De stikstofatomen zijn daarin niet aan andere atomen gebonden (intimi noemen dat de 0-vorm). Dit gas is niet erg reactief en heeft daarom weinig directe effecten op het leven.
Stikstof kan wel aan andere atomen gebonden worden, maar dat kost moeite. Die moeite kan natuurlijk zijn (bliksems of stikstofbindende bacterien), of door de mens gemaakt (de ammoniaksynthese of de dieselmotor).
Enerzijds kan stikstof gebonden worden tot ammoniak, oftewel NH3 (voor intimi de -3-kengetal). Het 14/17de deel van een ammoniakmolecuul bestaat uit stikstof (de rest dus waterstof).
Anderzijds kan stikstof gekoppeld worden aan zuurstof in vijf verschillende verhoudingen (voor intimi de +1- t/m +5-vorm). Deze stoffen noemt men als groep de stikstofoxiden (NOx) . Daarvan komen er drie in de atmosfeer in de gastoestand voor, waarvan er voor de rol van stikstof in de natuurdiscussie twee relevant zijn, namelijk NO (kengetal +2), NO2 (+4) .
De derde is N2O (lachgas, maar daar hoort een andere discussie bij).
In praktijk rekent men meestal met NO2 .
Een molecuul NO2 bestaat voor het 7/23ste deel van het gewicht uit stikstof.

Men noemt het geheel aan ammoniak en stikstofoxides ook wel eens ‘reactieve stikstof’ (die verzamelnaam omvat dus de kengetallen -3 en +1 t/m +5).

Sommige wetgeving hanteert het totale gewicht van een molecuul, andere alleen de stikstofcomponent daarin.

Door allerlei oorzaken kunnen stikstofverbindingen van het ene kengetal in het andere overgaan. Een bekende is de -3 –> +5 overgang , die door bacterien in de bodem uitgevoerd wordt en voor verzuring en vermesting zorgt. De +5-vorm heet in de omgangstaal nitraat en dat is een meststof.

Bij vervuiling heb je altijd een bron, een overdrachtsmedium en een eindopslag.

  • Wat uit de bron komt heet een emissie.
    Bij gasvormige stikstofverbindingen kan die bron zijn een koeienkont zijn of een auto-uitlaat of de pijp van een elektriciteitscentrale of een teveel aan kunstmest in de grond.
    Emissies van stikstofverbindingen worden gelimiteerd in de National Emission Ceilings (NEC’s).  
    De NEC werkt met het totale gewicht van een molecuul.
  • Bij gasvormige stikstofverbindingen is het overdrachtsmedium de atmosfeer.
    De hoeveelheid stikstofverbindingen per m3 heet de concentratie. De concentratie op neushoogte heet luchtvervuiling. Daar bestaat aparte wetgeving voor (zie elders op deze site) , maar de huidige stikstofdiscussie vanwege de natuur gaat hier niet over.
  • Als stikstofverbindingen (ook vloeibare of vaste) op of in de grond komen is dat als regel de eindopslag. In deze context heet dat depositie.
    Binnen een specifieke groep natuurgebieden (de Natura2000-gebieden) is de depositie aan limieten gebonden. Omdat men de boel al decennia heeft laten verzieken, staat er nu de noodrem op en daarom is de limiet voor een toename van de stikstofdepositie, uit welke bron dan ook, in principe momenteel nul.  
    De depositie werkt met de zuivere stikstof-component van moleculen (ammoniak telt dus voor 14/17de deel mee). De eenheid is kg per hectare per jaar (of een chemische aanduiding die op hetzelfde neerkomt als kg).

Terug naar de visualisatie.

De passage “378 miljoen kg stikstof daalt jaarlijks neer in Nederland’ is om enkele redenen onjuist.
Het getal komt uit de NEC-verslaggeving, zie http://www.emissieregistratie.nl/erpubliek/erpub/international/nec.aspx

  • Het gaat hier niet om stikstof, maar om reactieve stikstof. Uit de kleine lettertjes ter hoogte van Oost-Groningen blijkt dat. Men kan dit als een concessie aan de leesbaarheid t.b.v. de leesbaarheid voor het publiek opvatten.
  • Het gaat hier niet om deposities, maar om emissies. Om precies te zijn behelst het getal de som van alle bronnen, die op Nederlandse grondgebied reactieve stikstof de lucht in blazen. Dat hier werkelijk Nederlands grondgebied bedoeld wordt, is o.a. omdat de NEC’s dienen als input voor Europees verzamelbeleid. Elk EU-land heeft zijn eigen limiet en levert zijn eigen praktijkwaarden aan.
  • Uit de bron-website blijkt dat er uit Nederlandse bronnen 132,4 miljoen kg ammoniak en 245,9 miljoen kg NOx de lucht ingaat (gerekend op basis van het hele molecuul). Die bedragen worden opgeteld en daar komt het getal 378 ter hoogte van de Waddeneilanden vandaan.
    Maar eigenlijk mag dat niet, twee verschillende stoffen optellen (ook al verzin je daar de verzamelnaam ‘reactieve stikstof’ voor). Die twee stoffen gedragen zich geheel anders. NOx waait verder weg dan ammoniak, heeft in verhouding een kleinere stikstofcomponent en gedraagt zich chemisch heel anders.
    Omwille van de eenvoud kan men er voor kiezen om ze toch op te tellen. Men is tot op zekere hoogte in goed gezelschap: TNO doet het ook in zijn publicatie “Factsheet Emissies en Depositie van Stikstof in Nederland”. Daaruit onderstaande figuur (Nr = reactieve stikstof = som van beide).
    Let wel dat het hier om een emissie-overzicht gaat (en niet om een depositie-overzicht). Dit overzicht kan dus naast de NEC-cijfers gezet worden.

Maar eigenlijk zou je dus minstens twee pijlenschema’s moeten maken in de geest van de visualisatie, een plaatje voor ammoniak en een plaatje voor NOx . De twee plaatjes zouden erop het oog hetzelfde uitzien, maar de bijbehorende getallen zouden heel anders zijn.
In genoemde publicatie heeft TNO dat, in een andere vormgeving, wel gedaan. Dat leidt tot (rood is NOx , groen is ammoniak):

Let wel dat dit plaatje een depositie-overzicht is in de eenheid kg stikstof per hectare per jaar (en dus geen emissie-overzicht in kg/jaar).

Er wordt steeds gedeeld door 4154300 hectare, zijnde de oppervlakte van Nederland inclusief water. Alle hierna volgende hectares zijn “Nederlandse hectares”.
TNO vertaalt de NEC-cijfers voor ammoniak en NOx tot een emissie van 109 resp. 74 miljoen kg op zuivere N-basis, dus samen op 183 miljoen kg. Bij TNO bestaat dus het geheel aan ammoniak en stikstofoxides voor zowat de helft uit zuivere stikstof.
In het theoretische geval dat alle emissie op Nederlandse grondgebied neer zou komen (quod non) zou dat een depositie zijn van 44 kg zuivere N per hectare per jaar. Daarvan waait 33,9 kg zuivere N per hectare per jaar de grens over en blijft dus 10,1 in Nederland achter.
Daar bovenop wordt er vanuit het buitenland 10,4 kg zuivere N per hectare per jaar in Nederland gedeponeerd.
Netto exporteert Nederland bij TNO dus 33,9 (uit) – 10,4 (in) = 23,5 kg per Nederlandse hectare per jaar op basis van zuivere stikstof.
Een vies land, moeten ze in Europa wel denken.

De TNO-factsheet is te vinden op https://www.tno.nl/nl/over-tno/nieuws/2019/10/factsheet-stikstofemissie/ .

Altijd goed om even waakzaam te zijn bij percentages.
In de visualisatie van Down to Earth kom je op 100% als je de import van gasvormige reactieve stikstof als ‘bron buitenland’ meetelt. Die is goed voor 35% .
Zoals het er staat, zou de totale emissie binnen Nederland 100/65*378 miljoen kg/jaar zijn = 582 miljoen kg reactieve stikstof per jaar, wat in TNO-verhoudingen neer zou komen op een depositie van 68 kg zuivere N per ha per jaar (door de inheemse productie plus door wat aan komt waaien). Dat lijkt te hoog (de equivalente waarde van TNO is hier 44 + 10,4 = 54,4).
Waarschijnlijk is hier een fout gemaakt en moet de inheemse emissie van 378 miljoen kg op 100% gesteld worden, waar bovenop 35% uit het buitenland komt. De totale emissie aan reactieve stikstof is dan 510 miljoen kg reactieve stikstof per jaar, wat in TNO-verhoudingen neer zou komen op 59 kg zuivere N per ha per jaar (door de inheemse productie plus door wat aan komt waaien). Dat lijkt beter te kloppen (de equivalente waarde van TNO is hier 44 + 10,4 = 54,4). Er zit wat speling in de modellen.

Overigens moet het in beide scenario’s mogelijk zijn om een getal bij de uitgaande pijl in de visualisatie te tekenen.

Op zich heeft Down To Earth een verdienstelijke visualisatie ontwikkeld, maar de getallen zouden aangepast moeten worden.

Zie voor meer stikstofuitleg ook Wageningen en WNF: stikstofprobleem te groot voor alleen maar lokaal maatwerk

De Peel (van de website van Werkgroep Behoud de Peel)

De grootste misvattingen rondom de stikstofcrisis

Greenpeace heeft, bij monde van Herman van Bekkem, een analyse uitgebracht over de huidige stikstofcrisis en de landbouw.
Nu ben ik het niet bij voorbaat altijd eens met standpunten van Greenpeace (van welke organisatie ik overigens wel donateur ben), maar dit overzicht vind ik wel goed. Ik heb het afgedrukt.

Greenpeace    door Herman van Bekkem     17 oktober, 2019

In de Tweede Kamer wordt de afgelopen weken flink gedebatteerd over de aanpak van de stikstofcrisis. Hoog tijd om de balans op te maken van wat er de laatste weken is gezegd over hoe we uit deze crisis moeten komen.

De ontwikkelingen in dit ingewikkelde dossier volgen elkaar in razend tempo op. Er komen dan ook veel argumenten langs die om uitleg vragen. Bovendien passeren veel halve waarheden de revue. Wij zetten deze op een rij om het debat beter te begrijpen want je duizelt vast ook van termen als externe en interne saldering, de stikstofoxiden, ammoniak, Natuurbeschermingswetgeving en de modellering van stikstofdepositie.

Stelling 1: ‘De boeren krijgen nu alle schuld’

Wat duidelijk wordt uit de protesten van de boeren is dat ze het beu zijn om als schuldige van natuur- en milieuproblemen te worden gezien. Net als veel andere Nederlanders hebben we diep respect voor de boeren die keihard werken om borden van consumenten te vullen. We begrijpen dan ook goed dat de voortdurend veranderende regels en de storm aan maatschappelijke kritiek niet te verteren is.

Ook Greenpeace is kritisch. Maar onze kritiek is nooit gericht op individuele boeren. Wij zijn het niet eens met de industriële werkwijze van de sector; het klimaat en de natuur kunnen simpelweg geen veestapel van 114 miljoen dieren aan. En de lobby van partijen als LTO, de Rabobank en FrieslandCampina heeft boeren de afgelopen jaren op het doodlopende spoor van schaalvergroting en intensivering gezet. Als daar geen verandering in komt is de boerenstand in 2030 opnieuw gehalveerd. 

We moeten de feiten rond de stikstofcrisis onder ogen zien. Uiteraard zijn alle sectoren aan zet om het probleem op te lossen, dus ook de luchtvaart en de industrie, maar 46% van de stikstofneerslag komt uit de Nederlandse landbouw, en dan met name de veehouderij. Laten we de uitstoot vanuit het buitenland buiten beschouwing, dan gaat het zelfs om 65% van de totale neerslag. Voor dit deel van de oplossing houden we de veehouderij verantwoordelijk. Nederland heeft de grootste stikstofneerslag in Europa als het gaat over neerslag van deze meststof. Ook heeft Nederland de grootste dichtheid van vee per hectare landbouwgrond. 

Al sinds de jaren ‘70 is de ammoniakuitstoot door veeindustrie problematisch. In tussentijd is de uitstoot – door technieken (en een kleine krimp van de veestapel) verminderd. Maar de rek is eruit. Het potentieel van deze technieken valt tegen – krimp van de veestapel is nu de meest logische oplossing. 

Krimp van de veestapel is bovendien een oplossing voor veel verschillende problemen. Zo wordt tegelijk een grote stap gezet in het terugdringen van broeikasgasuitstoot, krijgt de natuur ruimte om te herstellen en verbetert de leefbaarheid en gezondheid van mensen op het platteland. 

 Stelling 2: ‘Metingen en modellen kloppen niet’

Omdat het praktisch onmogelijk is om overal in Nederland de stikstofuitstoot en neerslag te meten, wordt modellen gebruikt – maar ook getoetst door metingen in de praktijk. De uitkomst van deze onderzoeken is dat de ammoniakuitstoot uit de landbouw heel groot en problematisch is, en een verstikkende deken over onze natuurgebieden legt. Dit is een ongemakkelijke waarheid. Ondanks dat deze rekenmodellen op steun van wetenschappers in binnen- en buitenland kan rekenen, wordt er veel misinformatie over verspreid. Metingen zouden niet deugen en het gebruikte model klopt niet. Allemaal argumenten die gebruikt worden om de werkelijkheid te verdoezelen en zand in de ogen van politiek en maatschappij te strooien.

Stelling 3: De natuur in Nederland wordt te streng beschermd

De ‘te strikte normen’ van stikstofvervuiling is een veelgehoord argument. ‘Uitstootnormen in Duitsland zijn lager, waarom mogen wij dan niet meer uitstoten?’ De natuur moet uiteindelijk kunnen herstellen – stellen juridisch experts in een hoorzitting in de tweede kamer. Dit werd duidelijk uit de uitspraken van de Raad van State. Natuurgebieden in Duitsland zijn gezonder en groter dan die in Nederland en kunnen daarom beter tegen stikstof.

Stelling 4: ‘Techniek is de oplossing’

De politiek heeft, onder invloed van de lobby van industrie, decennialang ingezet op technieken die de stikstofuitstoot moesten verminderen. Voorbeelden zijn luchtwassers en emissiearme stalvloeren. Deze technieken zijn veelal – letterlijk – end-of-pipe maatregelen die het onderliggende probleem onopgelost laten en geen oplossing voor bijvoorbeeld het klimaat bieden. Het gevolg? Meer megastallen met dure luchtwassers. Ook zorgen ze voor een hogere kostprijs voor boeren. Daarnaast blijken deze technieken een stuk minder effectief dan ze op papier moeten zijn. 

Recent onderzoek van Wageningen laat zien dat techniek ons ook niet uit de stikstofcrisis gaat halen. Bovendien is krimp van de veestapel onvermijdelijk. Lees in dit factsheet waarom de enige echte oplossing om ons klimaat, onze natuur en uiteindelijk ook onze boeren te beschermen, minder dieren is.

Stelling 5: ‘Wie gaat Nederland dan voeden?’

Ongeveer 2/3e van de vlees- en zuivelproductie van Nederland gaat direct de grens over. Halvering van de veestapel zou onze vlees- en zuivelconsumptie dan ook niet raken. Bovendien is krimp van de veestapel onvermijdelijk om klimaatdoelstellingen te halen en dat betekent zelfs dat wij in Nederland flink onze consumptie moeten verminderen. In 2050 is het passend om 300 gram vlees per persoon per week en 630 gram zuivel per persoon per week te consumeren. 

Stelling 6: ‘Natuur verstikt de economie’

Boerenbelangenbehartiger LTO liet al snel weten de natuur onbelangrijk te vinden en pleitte voor het afschaffen van natuurgebieden om uit de stikstofcrisis te komen. Terwijl vorig jaar nog bleek dat 80 procent van de Nederlandse boeren juist met de natuur samen wil werken. Onze natuurgebieden lijden al veel te lang onder de verstikkende deken van stikstof. In plaats van een onhoudbaar landbouwsysteem in het zadel te houden en natuur simpelweg af schaffen wanneer economische belangen in het geding komen, is het nu tijd om ons systeem drastisch te hervormen. Daar heeft ook de individuele boer veel meer baat bij.

Onze stelling: ‘Zie de crisis als kans!’

Experts kraakten het voorstel dat de regering deed. Zij vinden het geen passend en effectief antwoord op de uitspraak van de Raad van State over de aanpak van het stikstofprobleem. Door de grote mate van vrijwilligheid wordt niet eerst de natuur op orde gebracht, maar weer direct ruimte uitgedeeld die er waarschijnlijk helemaal niet is. De uitstoot van stikstof is simpelweg veel te hoog. Daarom moet er gewerkt worden aan een echte oplossing voor de lange termijn.

Greenpeace vindt dat het kabinet dit moment moet aangrijpen om onze natuur te herstellen. En om boeren na jaren van pappen en nathouden en ingewikkelde regels nu eindelijk een eerlijke en heldere toekomst te bieden. Weg van het industriële systeem met megastallen en monoculturen, naar een diverser voedselsysteem dat werkt volgens ecologische principes met minder dieren. Dat is uiteindelijk ook beter voor de boer. 

over de auteur

Herman van Bekkem

Campagneleider Landbouw Twitter – @Hermanvb_GP

Een chemische luchtwasser

EenVandaag over het stikstofrapport rond Eindhoven Airport

EenVandaag zond op 20 september 2018 een uitzending uit over het stikstofrapport van Haskoning over het vliegveld, waar eigenlijk in stond dat de situatie op sommige Natura2000 – gebieden zo slecht was, dat er geen vlucht meer bij kon op Eindhoven Airport.

Dat rapport was er eerst wel en toen weer niet en toen weer wel. Duidelijk is het nog steeds niet en het lijkt er sterk op dat men een onwelgevallig rapport achter heeft willen houden.

Wie de uitzending van EenVandaag terug wil zien, kan terecht op https://eenvandaag.avrotros.nl/item/werd-een-kritisch-rapport-over-de-groei-van-vliegveld-eindhoven-verzwegen/ .

Een inhoudelijk verhaal over hoe het probleem in elkaar zit en hoe de PAS werkt op Stikstof-problematiek blokkeert groei vliegveld  .

  

Behandeling nieuwe maatregelen tegen door landbouw veroorzaakte problemen

Koolmees met twee door de verzuring gebroken pootjes (juni 2017)

Waarom maatregelen keihard nodig zijn
Het College van GS van Brabant heeft een set maatregelen uitgebracht, die de vele problemen, die door de landbouw veroorzaakt worden, moeten helpen terugdringen. Het is voor het eerst dat er een pakket aangeboden wordt dat echt helpt. Althans, als eerste stap.

De landbouw als geheel heeft het Brabantse land tot ver buiten het
natuurlijke draagvlak overwoekerd. De Q-koorts heeft minstens 74 mensen het leven gekost en vele overlevenden groot blijvend leed bezorgd. De bodem gaat dood, het grond- en oppervlaktewater aangetast en de natuurgebieden vermoord door de stikstof. De koolmees (de foto komt uit vergelijkbare zandgronden op de Veluwe) lijdt indirect aan de verzuring van het milieu, veroorzaakt door ammoniakdepositie.

De ammoniakconcentraties zijn een tijd gedaald, maar sinds ongeveer 2008 dalen ze niet verder of stijgen zelfs weer. Zie Brabant stikt in de stikstof, en dus heeft Johan van den Hout groot gelijk.

Gemeten verloop ammoniakconcentraties Mariapeel

Het voorgestelde pakket
De mogelijkheden van GS zijn beperkt.
De juridische bevoegdheid bijvoorbeeld om het aantal dieren rechtstreeks vast te stellen ontbreekt. Dat vraagt om landelijke wetgeving.
Zo zit bijv. de handhaving van de Nitraatrichtlijn bij het Rijk, en dat schuift het probleem al jaren door.
De Programmatische Aanpak Stikstof is landelijke wetgeving.
De provincie kan dus alleen indirect sturen, bijvoorbeeld op basis van haar ruimtelijke bevoegdheden en de Natuurbeschermingswet.

Een kort beschrijving van het pakket:

  • De technische eisen aan bestaande stallen worden aangescherpt en gaan ook voor geiten en koeien gelden
  • De emissie-eisen gaan gelden voor elk bedrijfsonderdeel afzonderlijk, en niet meer voor het bedrijf als geheel. Er kan niet meer intern worden “gesaldeerd”.
  • Stallen moeten versneld worden aangepast. Boeren die nog niets gedaan hebben, moeten hun zaakjes in 2020 rond hebben. Boeren, die door eerdere investeringen al wel voldoen aan het Besluit Emissiearme Huisvesting krijgen, krijgen de tijd tot 2022. Tot nu toe was dat jaartal 2028.
    Stallen die ouder zijn dan 15 jaar (koeien 20 jaar) worden bij de handhaving automatisch beoordeeld op de vraag of ze aan de eisen voldoen.
  • Er mag in Brabant evenveel mest bewerkt worden als Brabant zelf produceert.
    Dat gebeurt op bedrijventerreinen, tenzij melkveehouders samenwerken tot 25000 ton of als de mest per pijplijn naar een centraal punt gestuurd wordt. Alle op- en overslag en verwerking van producten vindt inpandig plaats.
  • Wie in Midden- en Oost-Brabant 100m2  nieuwe stal wil bouwen, moet elders 110m2 in gebruik zijnde stal inleveren. Er komt een Stalderings-
    loket (met een bestuurlijk monopolie) dat dit begeleidt en dat geld krijgt. Voorlopig geldt deze regeling niet voor koeien en schapen.
  • De Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV), waarmee bovenwettelijke verplichtingen beloond worden, wordt op onderdelen gewijzigd en iets aangescherpt.
  • In uitzonderlijke situaties mag een nieuw bouwblok 2,5 hectare worden als dat elders een probleem oplost, of 2,0 hectare als een boer het op de BZV heel  goed doet. Dit alles na stalderen.

Publieke tribune op 23 juni 2017, landbouwdebat

Aan beide kanten pijn
Omdat het pakket echt iets voorstelt, doet het aan beide kanten pijn. De publieke tribune in het Provinciehuis zat dan ook bomvol op 23 juni met insprekers, en de grote Bois le duc-zaal met een kleine 250 boze boeren.

Voor de milieubeweging en de Minder Beesten-burgers zit de pijn in het accepteren van mestbewerking en van kavels, die in uitzonderlijke gevallen groter dan 1,5ha kunnen worden. Ik moet er overigens bij zeggen dat ik zelf deze pijn niet zo voel.

Voor de boeren ligt het pijnlijker en die willen dan ook het plan van tafel. Het bedreigt de toekomst van velen. Zonder de provinciale plannen zouden er 2660 boeren stoppen, met de plannen 3440. En bij bijvoorbeeld varkenshouders neemt het percentage onder de armoedegrens tot van 57%, als de plannen niet worden uitgevoerd, naar 67% als dat wel gebeurt. Dat heeft het bureau Agri & Food becijferd.
Er is veel tragiek in boerenhuishoudens.

En toch is het pakket onvermijdelijk, en gaat zelfs nog niet ver genoeg. De sector kan in zijn huidige vorm niet verder bestaan. Hij fraudeert grootschalig met mest, vermoordt de omgeving en blokkeert, via de PAS, ook nieuwe andere economische activiteiten. En de sector kan zijn leden ook nu al vaak geen goed bestaan bieden.
Net zoals Nederland in het verleden afscheid genomen heeft van de kolenmijnen, en er van de scheepsbouw en de textiel alleen nog gespecialiseerde niches over zijn, zo zal het ook gaan met de (nu al zwaar gesubsidieerde) landbouw. De goedkope bulk verdwijnt naar elders of hopelijk helemaal, de gespecialiseerde niches blijven.

Boerendemonstratie bij Provinciehuis dd 23 juni 2017

De vele inspraakreacties van de boeren vertoonden een vast patroon, dat het probleem pijnlijk duidelijk maakt. “Wij hebben een mooi bedrijf opgebouwd met een keuze voor kenmerk A en B, wij zijn nodig voor het voedsel en zo goed bezig met de omgeving, wij willen gaan werken aan een betere inpassing met innovatie die nog bedacht moet worden. Die investeringen moeten we terugverdienen en daarom moeten we groeien.” Je kunt daar een mooi verhaal van maken en dat ging de boeren goed af.
Het probleem is dat het verhaal al decennia wordt afgedraaid, en dat de som van al die individuele groei tot iets geleid heeft dat zo groot is, dat het als een moloch op zijn omgeving drukt en van Nederland de tweede agrarisch exporteur ter wereld gemaakt heeft. Voor zo’n klein land absurd.
En het probleem is dat teveel boeren stilzitten. Ze weten al sinds het Convenant Stikstof dd 2009 dat ze of moeten stoppen of in 2020 aan het Besluit Emissiearme Huisvesting moeten voldoen, en daar is bij velen nog niets aan gedaan. In de hoop dat het overwaaide, maar het CDA zit niet meer in GS.

De sector moet fors inkrimpen en zich op sommige gebieden opnieuw uitvinden. De vraag is niet of, maar wanneer en hoe dat gebeurt.
Ik vind dat daar een sociaal programma bij hoort, zoals dat er was bij de mijnen en zoals dat er had moeten zijn bij de textiel en de scheepsbouw.

Geen koude, maar een warme sanering. Ik was het in deze eens met de insteek van Maarten Everling, de woordvoerder van de SP.
Het is voor de sector jammer dat ze traditioneel haar heil gezocht heeft bij de VVD en het CDA, partijen die niet zoveel met sociale programma’s hebben.

Een kleine 250 boze boeren in de Bois-le-Duc zaal van het Provinciehuis (23 juni 2017)

Besluitvorming komt nog
Op 23 juni ging het om een themabijeenkomst die informerend en oordeelsvormend bedoeld was. Er komt nog zo’n bijeenkomst.

Op 7 juli 2017 komt het pakket in stemming.

PAS bewijst zijn nut – update

PAS-header-1
Ongeveer een jaar geleden heeft de provincie Noord-Brabant ingestemd met de PAS, de Programmatische Aanpak Stikstof. Het programma is op 1 juli 2015 in werking getreden.
De PAS is een uiterst ingewikkeld compromis tussen de belangen van de natuur enerzijds (vooral van de Natura 2000 – gebieden) en van de mogelijkheden tot verdere economische groei anderzijds. Het verband tussen beide is dat de eerste geschaad wordt door stikstofemissies van de tweede. De door de landbouw, de auto’s, de industriële processen uitgestoten ammoniak en oxides werken verwoestend op kwetsbare natuur zoals de Peel, de Kampina, etc. Met de PAS dalen die emissies een klein beetje sneller dan zonder de PAS. Een klein beetje maar, want de verbeteringsmaatregelen zijn maar beperkt en het grootste deel van de te behalen winst had de provincie al eerder via een aparte Verordening binnengehaald.
Ik heb er op deze site op 31 jan 2015 een verhaal over geschreven, zie –> PAS

(Natura2000 – gebieden in Brabant)
(Natura2000 – gebieden in Brabant)

Een passage in dat verhaal was “Er zitten nu knoppen aan het systeem die je in de toekomst verder kunt dicht draaien”. Dat is precies wat nu nuttig blijkt.

De eerste knoppendraai was dat Gedeputeerde Staten (GS) besloten om de zes jaar dat het programma duurt in zes gelijke jaarschijven op te knippen en de geplande ontwikkelruimte ook (dus 16% per jaar). Dat voorkwam de ontwikkeling dat alle ontwikkelruimte al in het eerste jaar werd uitgegeven en dat je dan nog maar moest afwachten wat er van de maatregelen terecht kwam. Deze knop is verwoord in een aanvullende Brabantse Beleidsregel, die ook op 1 juli 2015 in ging.

OP 23 februari 2016 maakten GS (bij monde van SP-gedeputeerde Van den Hout) bekend dat er een tweede ingreep plaats zou gaan vinden.

Zoals te verwachten was, was de eerste jaarschijf in bijna heel Brabant in een mum van tijd overtekend. 95% van de aanvragen betreft veehouderijen, het grootste deel daarvan het opvullen van nog niet volle stallen met koeien, en het grootste deel daar weer van aan boeren die
nog niets extra’s doen voor een zorgvuldige veehouderij.
Omdat die zorgvuldige veehouderij een provinciale speerpunt van beleid is, wordt de aanvullende Brabantse beleidsregel afgeschaft en wordt de uitgifte in plaats daarvan beperkt tot enkele voorkeurscategorieën:
– veehouderijen die zich in de richting van een Zorgvuldige Veehouderij ontwikkelen (die dus extra investeringen doen om de omgeving te sparen)|
– overige bedrijven die energiebesparingsmaatregelen nemen die zich binnen 6 jaar terugverdienen. (Dat zo neerkomen op een provinciale variant van de landelijke MJA-regeling – die overigens vaak ontdoken wordt, dus controle nodig bg)
– wegprojecten (bijvoorbeeld: in Boxtel ligt een legale weg, waaraan door de PAS geen legale op- en afritten toegevoegd zouden kunnen worden. Dat laat zien hoezeer de uit zijn krachten gegroeide veehouderij andere economische sectoren in de weg begint te zitten)
– initiatieven waarvoor al een salderingsbesluit is uitgegeven (dat zijn boeren die al eerder lozingbeperkende maatregelen genomen hadden).

In feite is dus de ene knop vervangen door de andere knop.

De Brabantse Verordening Stikstof eist dat alle Brabantse veehouderijen in 2028 aan de vereisten van een zorgvuldige veehouderij voldoen. De gekozen vorm van rantsoenering ondersteunt dus het beleid op de lange termijn.

Op het provinciale besluit zijn verschillende reacties gekomen.
De Brabantse Milieu Federatie (BMF) klaagt (in mijn bewoordingen weergegeven) dat de 6*16% regel afgeschaft is, waardoor de ontwikkelingsruimte op de pof kan worden uitgegeven. De huid wordt verkocht voor de beer geschoten is (in casu voordat de extra maatregelen effect hebben). Dat is op zich waar, maar het zegt niet zoveel want de PAS is in Brabant maar een heel klein beertje. Ik schat in dat de nieuwe categorieënknop beter regelt dan de oude faseringsknop.
De boerenbelangenorganisatie ZLTO klaagt andersom over de te strenge eisen, die nu aan het invullen van de ontwikkelingsruimte gesteld worden “GS spreekt met twee monden”.

PAS-header-3