Handreiking RES 2.0

Nu alle Regionale Energie Strategie – regio’s (RES-regio’s) hun eerste opzet RES1.0 af hebben, en de lagere overheden deze goedgekeurd hebben, en alle gemeenten hun Transitie Visie Warmte ingeleverd hebben, gaat het vervolg vorm krijgen. Dat gaat uitlopen in de RES2.0 die op 1 juli 2023 afgerond moet zijn.
De Handreiking RES 2.0 (uitgebracht oktober 2021) is een beleidsdocument dat gidsend wil optreden in de periode van 01 januari 2022 tot 01 juli 2023. Beleidsdocument betekent dat het niet zelf juridische kracht heeft. Wel hebben de in de handreiking beschreven bestaande en toekomstige wetten juridische kracht, waarbij uiteraard de nieuwe (en al vaak uitgestelde) Omgevingswet genoemd moet worden.
De Handreiking RES 2.0 is te vinden op
https://www.regionale-energiestrategie.nl/ondersteuning/handreiking2/2049228.aspx .

Tevens op deze pagina, als toegevoegde bijlagen, een set werkbladen. Deze gaan gedetailleerd op onderwerpen in en worden regelmatig ververst.

Per 1 januari  2025 moeten alle omgevingsvergunningen voor de noodzakelijke windturbines, zonneparken etc rond zijn.

Tijdlijn RES

Wat was ook al weer de bedoeling?
In het Klimaatakkoord (juni 2019), dat t.o.v. 1990 49% minder CO2  wil in 2030 en 95% minder in 2050, zijn afspraken gemaakt over projecten ter praktische vormgeving.

Een van die projecten betreft de vorming van dertig regio’s die elk een Regionale Energie Strategie moeten definiëren. Die dertig regio’s moeten in 2030 samen twee hoofddoelen gerealiseerd hebben: de opwekking van 35TWh hernieuwbare elektriciteit en het afkoppelen van 1,5 miljoen woningen van het aardgasnet.

Op deze site staat een verhaal over elk van de RES-sen in Brabant en Zeeland. Het verhaal van mijn regio Zuidoost Brabant (het MRE-gebied) is te vinden op https://www.bjmgerard.nl/de-regionale-energiestrategie-zuidoost-brabant-mre/  en https://www.bjmgerard.nl/het-planmer-res-mre-beschouwd/ . De verhalen over de andere RES-sen zijn met wat zoekwerk ook wel te vnden.

Die 1,5 miljoen woningen vormen ongeveer 20% van de woningvoorraad.
De regio’s hebben daartoe elk een Regionale Structuur Warmte opgesteld voor gemeentegrens-overschrijdende warmtezaken, en vervolgens hebben alle gemeenten een Transitie Visie Warmte opgesteld.
Mijn verhaal over de Transitie Visie Warmte van de gemeente Eindhoven zit verwerkt in https://www.bjmgerard.nl/de-haasheat-financieringswijze-van-hybride-warmtepompen/

Aan de 35TWh ligt een schema ten grondslag.
Het Nederlandse elektriciteitsbudget ten tijde van het Klimaatakkoord bedroeg ongeveer 120TWH (430PJ). (Let wel dat het totale Nederlandse energiebudget ongeveer 7* zo groot is – vaak wordt de fout gemaakt om elektriciteit en energie te verwarren. Als gemeentes zeggen dat ze energieneutraal willen zijn, gaat het over het totale energiebudget).
Die 120TWh wordt opgesplitst in drieën:

  • Een portie van 49TWh komt van wind op zee
  • Een portie van 35TWh komt van grootschalige wind en zon op het land (grootschalige zon betekent >15kWpiek . Hierover gaat de RES.
  • Een portie van 36TWh is nog niet verduurzaamd in 2030, of wordt verduurzaamd met projecten die niet voor de RES meetellen (zoals kleinschalige zon op dak, elektriciteit uit biomassa of water, etc).

De Handreiking RES2.0 voegt, wat betreft warmte, geen wezenlijke nieuwe elementen toe aan wat er al ligt. Het verdere verhaal gaat daarom nu over de hernieuwbare elektriciteit.

Elke regio heeft een “bod” uitgebracht (Zuidoost-Brabant 2TWh), met bijbehorende gradaties van waarschijnlijke haalbaarheid. Het PBL heeft al die biedingen opgeteld en komt tot 31 – 46TWh in 2030.
Een flink deel van deze projecten bestond al of zal al in de pijplijn.
Een ander deel bestaat nog slechts als zoekgebied op het papier. Het is geen gelopen race dat al die projecten het ook inderdaad halen – überhaupt of vertraagd, want ook het elektriciteitsnet is een probleem. Een bepaalde overprogrammering is dus gewenst.

Nieuwe bedoelingen
De werkelijkheid staat niet stil en in maart 2021 meldde de daartoe opgerichte ‘Stuurgroep extra opgave’ dat de verduurzaming van de industrie 15 tot 45TWh aan eerdergenoemde 120TWh elektrische energie zal toevoegen. Zie https://www.klimaatakkoord.nl/documenten/publicaties/2021/04/13/stuurgroep-extra-opgave .
Dat is een van de consequenties van het “aanpakken van de grote bedrijven”.
Voor de verhoging van de te dekken stroomvraag (dus van 120TWh naar 135 a 165TWh) denkt de Stuurgroep aan extra wind op zee. Dat mag van het Klimaatakkoord.

De grootste post overigens wordt nog niet in de Handreiking RES2.0 genoemd, namelijk de productie van synthetische brandstoffen voor het grensoverschrijdende zware vrachtverkeer, en voor de internationale scheepvaart en luchtvaart  (de ‘bunkers’). Een theoretische exercitie van TNO, aannemende dat de omvang van dit verkeer niet vermindert en aannemende dat Nederland de bunkers gaat verduurzamen die officieel geen deel uitmaken van het Nederlandse energiebudget,  komt ergens rond de 550TWh. Zie https://www.bjmgerard.nl/tno-onderzoek-naar-e-fuels-technisch-en-politiek-besproken/ .

De Handreiking verwijst dan ook naar nationale programma’s als het Programma Energie Hoofdstructuur (PEH, zie https://www.bjmgerard.nl/vier-scenarios-voor-het-energiesysteem-van-de-toekomst/ ) en Programma Energie Systeem (PES), waarin internationale componenten aan de orde komen.

Schema van het energiesysteem

Uitwerkingsvragen
De focus ligt in de Handreiking RES2.0 logischerwijs op de uitvoering van wat afgesproken is.

Daarbij hanteert de Handreiking vijf ‘werksporen’:

  1. Borgen van het gezamenlijk uitvoeren in en tussen regio’s in een uitvoeringsagenda;
  2. Bijdragen aan het gezamenlijk programmeren van duurzame energieopwek in samenhang met het regionale energiesysteem;
  3. Verankeren van RES 1.0 en RES 2.0 in het omgevingsbeleid, inclusief lokaal eigendom;
  4. Gedragen besluiten en uitvoering: permanente dialoog in een democratisch proces;
  5. Inzicht in de voortgang en bereikte resultaten via monitoring en verantwoording.
  6. Nationale randvoorwaarden.

Het is bestuurlijk jargon, dat interessanter is dan het lijkt.

  1. Betekent, voor de hand liggend, dat vastgelegd wordt wie wat doet (een Uitvoeringsagenda)
  2. Gaat over de feitelijke programmering, rekening houdend met van alles en nog wat. Het is ruimtelijke ordening die prioriteert tussen de locaties en faseert in de tijd. Zoekgebieden worden concreter, projecten worden gerealiseerd en aangesloten.
    Er is een afwegingskader om de vele verschillende functies onder te brengen: naast de energiefunctie ook zaken als de woningbouw, de stikstof, de waterberging, natuur en landschap, en liefst ook maatschappelijke acceptatie – waarvoor betaalbaarheid van de energie essentieel is. En dat alles terwijl de doelstelling, uitgedrukt in CO2 , gehaald moet worden.
    Een van de werkbladen is aan het afwegingskader gewijd.
  3. De uitkomsten van het proces moeten vastgelegd worden in (nu nog) de milieuwetten en de Wet Ruimtelijke Ordening en (straks) in de al vaak uitgestelde Omgevingswet annex Omgevingsvisies. Uiterlijk 01 januari 2025 moet dit rond zijn.
    Ook moet de uitkomst van het lokale participatieproces wettelijk worden vastgelegd, bijvoorbeeld wat er precies bedoeld wordt met lokaal eigendom .
  4. Er moet veel en gestructureerde aandacht zijn voor het proces. De procesparticipatie moet mede leiden tot een financiele participatie in enigerlei vorm (daarin kunnen keuzes gemaakt worden). Het Klimaatakkoord beveelt 50% lokaal eigendom aan, maar dat is niet wettelijk vastgelegd.
    Er is hierover een apart werkblad gemaakt, waarover ik verderop iets zal zeggen. Zie ook https://www.bjmgerard.nl/uitwerking-van-de-participatie-afspraken-in-het-klimaatakkoord/ .
    Het is mogelijk burgerberaden en burgerforums in te zetten (dat zijn twee verschillende dingen).
  5. De verantwoording en de daarvoor nodige monitoring moet geregeld worden.
    Het Plan Bureau voor de Leefomgeving (PBL) speelt daarin een hoofdrol. Dat maakt kwalitatieve en kwantitatieve analyses en helpt mee met het opstellen van een gemeenschappelijke set kernindicatoren en het inrichten van een digitale kaart.
  6. Het Rijk moet zijn zaakjes op orde hebben, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat tussen droom en daad geen wettelijke bezwaren in de weg zitten.
    Het Rijk is ook in beeld van wege zijn eigen grond en heeft voor hernieuwbare energie op rijksgronden het programma  OER lopen. Niet onbelangrijk voor Brabant, met zijn vijf militaire vliegvelden.
    Daarnaast moet het Rijk voor communicatie, regie en sturing zorgen.  
    Opmerkelijk genoeg staat er niet bij dat het Rijk ervoor moet zorgen dat het elektriciteitsnet afdoende werkt. Die taak legt men bij ‘de netbeheerders’ die gewoon zelfstandig opererende overheden zijn. Zegt iets over politieke concepties.

Werkbladen
Zoals gezegd, hoort bij de Handreiking een set werkbladen die regelmatig geactualiseerd wordt. Ik pik er drie uit voor een korte bespreking, het Werkblad  Juridische tips voor gemeentelijke regulering van “zon op dak” , het Werkblad participatie en het Werkblad Lokaal Eigendom. Op de website van de Handreiking zijn die te vinden.
Let wel dat hier de versie van jan 2022 besproken wordt. Mogelijk komen er nieuwere versies.

  • Het Werkblad  Juridische tips voor gemeentelijke regulering van “zon op dak”
    Let wel: het werkblad gaat over wat de titel zegt: juridische zaken. Het gaat dus niet over gemeentepolitieke aanpak als goedkope leningen, ontzorgingsconstructies  en dergelijke.

    In de wet is een Voorkeursvolgorde zon-PV vastgelegd, in de volksmond de ‘zonneladder’. Deze is juridisch zelfbindend voor het Rijk, maar heeft sterke invloed op lagere overheden.
    In de zonneladder worden natuur- en landbouwgebieden niet volledig worden uitgesloten, maar ligt de voorkeur bij gronden met een andere primaire functie dan landbouw of natuur, zoals waterzuiveringsinstallaties, vuilnisbelten, binnenwateren of areaal in beheer van het Rijk (en provincies), waaronder bijvoorbeeld bermen van spoor- en autowegen. (Later ook zand/-grindputten).
    De voorkeursvolgorde houdt expliciet geen “volgtijdelijkheid” in. De volgorde is in het denken, niet in het handelen. Wie iets nieuws wil met veel zonnepanelen, moet  dus in zijn plannen langs beleidsmatige voorkeurslocaties lopen, maar hoeft met een park op de grond niet te wachten tot elk dak in de wijde omgeving bezet is.

En dat is maar goed ook, want met alleen pijnloze PV haalt men het doel niet.

De beleidsnota ‘Zonneparken en windturbines in Eindhoven’ uit 2020 bijvoorbeeld heeft becijferd dat je met alleen maar zon op dak in de stad Eindhoven idealiter 1,7 PJ kon halen van de huidige vraag ter grootte van 4,7PJ (1TWh = 3,6PJ).
Betere techniek zal meer aanbod opleveren, maar de vraag groeit nog veel harder. Meer woningen, elektrisch verwarmde woningen en elektrische auto’s brengen de geraamde vraag naar stroom in 2050 op ca 15PJ (waarin de verduurzaming van de industrie en de productie van waterstof nog niet meegerekend is).

Zon op dak heeft wel zin, maar telt voor de RES pas mee als het om meer dan ca 60 panelen tegelijk gaat  (>15kWpiek ). Zon op het dak telt wel mee voor het ruimere doel van de 49% minder CO2 in 2030 . Eindhoven wil 55% minder in 2030 en des te vreemder is het dat Eindhoven, als het puntje bij het paaltje komt, weinig of geen zonneparken op eigen grondgebied wil.

In de huidige  wetgeving is de plaatsing van zonnepanelen op een woningdak als regel vergunningvrij, uitzonderingen daargelaten als monumenten etc. Er is uitputtende rijksregelgeving voor woningen en de gemeente kan daar juridisch niet op inbreken, ook niet via bestemmingsplannen.
Voor niet-woningdaken, geluidsschermen, stortplaatsen etc geldt de bouwregelgeving niet en kan de gemeente wel ruimtelijk sturen.
De nieuwe Omgevingswet biedt meer rechtstechnisch gereedschap, maar uiteindelijk lijkt er voor bestaande situaties weinig te veranderen.
Dit is specialistische materie. Wie een juridische vraag op dit vlek heeft, moet zelf het Werkblad gaan lezen.

  • Het Werkblad participatie
    Ook dit Werkblad is vooral bestuurlijk en juridisch.
    Het verhaal gaat vooral over allerlei participatietechnieken in het beleidstraject (beleidsparticipatie) en in het uitvoeringstraject (projectparticipatie). Projectparticipatie kan tot financiële participatie leiden.

    Er bestaan risicodragende en risicovrije vormen van financiele participatie. De risicodragende komen in het volgende Werkblad aan de orde. Risicovrije participatie (bijvoorbeeld van belang voor sociale minima die in het betreffende gebied wonen en die geen risico kunnen lopen) zijn bijvoorbeeld de grondvergoedingen, omwonendenregelingen, en het gebiedsfonds.De bulk van de tekst gaat op aan een lijst met participatiemiddelen. Een greep daaruit als voorbeeld. De website https://www.energieparticipatie.nl/aan-de-slag/werkvormen gaat dieper op de technieken in.
  • Het Werkblad Lokaal Eigendom
    Het Klimaatakkoord bepleit (maar heeft dat niet juridisch vastgelegd) 50% lokaal eigendom. Bedoeld wordt risicodragend eigendom (je deelt ook mee in de verliezen) door rechtspersonen.
    Overigens is een combinatie mogelijk van risicodragende en niet-risicodragende participatie.

    ‘50%’ betekent 50% van het eigen ingebrachte vermogen. Als bijvoorbeeld een windturbine voor 80% met geleend geld gerealiseerd wordt, betalen de lokale eigenaren samen 10% van de investeringskosten(en bijvoorbeeld Raedthuis de andere 10%).

De lokale participatie kan ook 100% zijn, bijvoorbeeld als een groep gemeenten besluit een eigen energiebedrijf op te richten in eigen beheer, of een coöperatie besluit zelf een windpark te ontwikkelen.  Dat mag. Zie oa https://www.bjmgerard.nl/een-eigen-energiebedrijf-in-de-meierij/

Windpark De Krammer

Windpark De Krammer bijvoorbeeld is volledig gerealiseerd, en wordt beheerd, door de energiecoöperaties Zeeuwind en Deltawind. Het nominale vermogen is 102MW en de stroom wordt rechtstreeks afgenomen door DSM, Google, Nouryon en Philips.
Momenteel zit 60% van de aandelen bij de twee coöperaties en 40% bij de Franse duurzame energieproducent Kallista Energy, waarvan het ABP een van de aandeelhouders is.

Er bestaan allerlei vormen van (deels) maatschappelijk eigendom en dit werkblad geeft een grondig overzicht, met veel voorbeelden, van wat allemaal kan. Hieronder een zoekboom voor lagere overheden die met dergelijke initiatieven te maken krijgen.