De Eindhovense Milieudefensiegroep heeft op 1 maart 2023 een gesprek gehad met de Van der Leegte (VDL) Groep. Aanleiding was het door beide partijen gevoelde belang van de verduurzaming van de industrie en de rol van productie en opslag van hernieuwbare energie binnen dat proces.
Hoofdkantoor VDL Groep
Namens VDL Groep waren aanwezig Guustaaf Savenije (lid hoofddirectie); Bart Rooijmans (directeur VDL Participatie); Marius Ponten (Directeur VDL Special Projects & Innovation) en Michiel Dorrepaal (Senior System Designer Mechatronics). Voor Milieudefensie waren aanwezig Andreas Thurau, Paul Teeuwen, Wen Spelbrink, Tom Edelbroek en Bernard Gerard.
De gedachtenwisseling liep erg goed.
De VDL Groep ontplooit veel technische en innovatieve activiteiten, waarvan een deel een rol heeft binnen het grotere geheel van de regionale maakindustrie. Het gesprek ging over de opslag en productie van energie, waarbij eigen productiebedrijven soms als ‘case study’ fungeren.
De toekomstige productie van energie vindt in hun visie vooral plaats uit wind en zon. Bij energie-opslag kwam warmte-opslag aan de orde (bij verschillende temperaturen en tijdschalen), elektrische opslag in accu’s, en chemische opslag in de vorm van waterstof en daarvan afgeleide stoffen als methanol.
In de getoonde ‘case study’ van VDL Parree in Sevenum kreeg men met een combinatie van wind, zon (op het eigen dak) en opslag de toekomstige energiebehoefte van de vestiging grotendeels op bijna elke afzonderlijke dag afgedekt, op een kleine tien dagen na zonder wind en zon. Aansluiting op het elektriciteitsnet blijft nodig.
VDL Parree
Ook VDL Groep richt zijn jaarrapportage op het gebied van ESG en duurzaamheid (impact op mens en klimaat) in conform Europese richtlijnen
Beide partijen benadrukten dat de energieproblematiek in grotere kaders gezien moet worden. Regionale werkgelegenheid is zo’n groter kader. Er is een relatie met het regionale woningbouwprogramma, wat voor Milieudefensie een prioritair belang is. Alle sprekers benoemden het Life Cycle-argument: het gaat niet alleen om de energie(opslag) sec, maar ook over het voortraject in de vorm van beschikbaarheid en betaalbaarheid van materialen en het natraject in de vorm van recycling. Oplossingen gebaseerd op niet-schaarse materialen hebben de voorkeur. Zo kijkt VDL bijvoorbeeld naar Natrium-ion accu’s die niet afhankelijk zijn van Lithium.
Er bestaat geen verschil van inzicht dat op termijn de regionale schaal te klein is. Zonne-energie, of van zonne-energie afgeleide producten, kunnen op termijn vaak beter elders in de wereld gemaakt worden. In ruwe termen ligt het omslagpunt rond 2030: tot die tijd vooral regionaal, daarna vaker internationaal. Samenwerkingsverbanden op bedrijventerreinen zijn zeer gewenst, maar dat loopt nog tegen diverse wettelijke problemen op zoals de privacy- en de Elektriciteitswet. Het Kempisch Bedrijvenpark heeft hier een voorbeeldfunctie.
Een, vooralsnog, lastig discussiepunt in een in een regionaal netwerk functionerende onderneming als VDL Groep betreft de scope 2- en -3-emissies. Vaak zitten die bij andere ondernemingen, waaronder veel MKB -bedrijven. Dit vraagt nadere aandacht binnen Brainport.
Tenslotte is afgesproken in contact te blijven en over een jaar nog eens met elkaar om tafel te gaan zitten om te bezien welke voortgang er op dit gebied is geboekt.
Waarom dit verhaal? Ongetwijfeld lopen er in Nederland al heel lang heel veel procedures over de aanleg van zonneparken op de grond. Ik erger me aan mensen die om opportunistische redenen de aanleg van hernieuwbare energie willen tegenhouden, en aan de (meestal fake-)argumenten die daarbij over de taf el vliegen, met het argument dat alleen zon op daken toegestaan mag worden als belangrijkste.
Toevallig kwam er een geschikt voorbeeld langs dat zich leent op uit te diepen, namelijk dat van het voorgenomen zonnepark Achterste Groes in Bernheze . Het kwam langs op een goed moment, er ligt een helder beargumenteerd Raad van State-vonnis, de gemeente Bernheze heeft zijn beleid vindbaar en helder op de site staan, en het park ligt in het primaire werkgebied van deze site, de provincie Noord-Brabant.
Bernheze Bernheze is vooral een woongemeente met ruim 31000 inwoners. De gemeente ligt ten oosten van Den Bosch, ten Zuiden van Oss en in de oksel van de A59 en de A50. Er zijn enkele dorpskernen, waarvan Heesch, met een kleine 14000 inwoners, de grootste is.
Ik gebruik cijfers over 2019 uit de Klimaatmonitor ( https://klimaatmonitor.databank.nl/dashboard/dashboard/energieverbruik ) met als thema 1 energieverbruik en thema 2 hernieuwbare energie. Mijn cijfers zijn over 2019 (het laatste volledige pre-Coronajaar) en in TJ (TeraJoule, dat is 278.000 kWh). In de systematiek van de Klimaatmonitor worden snelwegen administratief toegerekend aan de gemeente waarbinnen het betreffende tracé van de snelweg ligt. De gemeente heeft daar geen bevoegdheid.
De totale energievraag van Bernheze in 2019 bedraagt 3071TJ, bestaande uit
1628TJ voertuigbrandstoffen, waarvan 1529TJ aan wegen (de rest is een beetje kanaal en mobiele werktuigen), waarvan 935TJ van de snelweg en 594TJ aan het onderliggend wegennet (binnen en buiten bebouwde kom samen).
Gebouwde omgeving 1034TJ
Land- en bosbouw 180TJ
Het geringe restant is de som van industrie, bouw en water-afval.
Van de totale energievraag van 3071TJ is 476TJ in de vorm van elektriciteit ( het elektriciteitsbudget is dus slechts 15% van het totale energiebudget).
Van de totale energievraag wordt 244TJ hernieuwbaar afgedekt (dat is inclusief 81TJ biobrandstof in het verkeer). Van de 244TJ was in 2019 51TJ in de vorm van hernieuwbare elektriciteit uit grote en kleine installaties samen. Dit getal is sterk groeiende (95TJ in 2020). Die 244TJ was in 2019 goed voor 8% van de totale energievraag.
De gemeente wil in 2050 energieneutraal zijn met zon op dak, zon op land en mogelijk in de toekomst wind. Getalsmatig zijn zonnevelden ten duidelijkste nodig.
De gemeente wil zijn aandeel leveren in de regionale Energie Strategie (RES Brabant Noordoost). De gemeente (en ook de Raad van State) baseren zich op een studie van rapport van de Warmtetransitiemakers en Pondera in opdracht van genoemde RES. Voor zover Pondera cijfers geeft die naast die van de Klimaatmonitor gelegd kunnen worden, zijn deze onderling nagenoeg dezelfde (bijv. 3041 versus 3071TJ). De RES-documenten, voor zover Bernheze, zijn te vinden op https://ibabsonline.eu/Agenda.aspx?site=bernheze&agendaid=bb0ad274-003a-4827-82fc-091c4a27aa26&FoundIDs=&year=2020 . Uiteindelijk heeft de gemeente Bernheze in de RES een taakstelling van 0,06TWh (ongeveer 220TJ) hernieuwbare stroom op zich genomen, welk getal volledig gerealiseerd moet zijn in 2030. Deze stroom kan komen uit grootschalige zon op dak, zon op veld en wind. Deze RES-taakstelling is op korte termijn de meest bepalende. Voor die 220TJ mag worden meegenomen wat er in deze categorie al staat, en wat er in de pijplijn zit (waaronder het plan-Achterste Groes).
De Energieagenda 2021-2025 wil dat in 2025 15% van de energie hernieuwbaar wordt opgewekt
Nieuwe bedrijven op bedrijventerrein Retsel moeten zonnepanelen op hun dak leggen
Als de Omgevingswet is ingevoerd, mogen alle bedrijven verplicht worden om zonnepanelen op daken te leggen als dat technisch kan
Er is een energiescan voor de Samenwerkende Ondernemers Belangen
Het landschap moet zich lenen voor zonnevelden. Bepaalde gebieden met natuurwaarden zijn uitgesloten. Gezocht wordt naar ene politieke balans tussen landschap, natuur, agrarische doelen en energie
Zonnepanelen op land liggen er tijdelijk (20 of 25 jaar)
Bernheze kan hooguit twee grote zonprojecten per jaar behappen
Zonnepanelen zijn circulair
Er is voldoende procesparticipatie in de omgeving
Het streven is dat 50% van de opbrengst ten goede komt aan ene omgevingsfonds en/of participatie via een coöperatie.
De gemeente becijfert in zijn Beleidsnota zonne-energie gemeente Bernheze (jan 2021) dat realisatie van het maximale potentieel grootschalige opwek op daken 195TJ per jaar kan opleveren, en kleinschalig op woningen 76TJ. Grens tussen groot- en kleinschalig is 100m2. Het eerste getal wordt ingeboekt als opwek (en zou meetellen voor de RES) en het tweede getal als besparing. Die 195 en 76TJ samen (op een toekomstig moment) zijn ca 9% van de totale energiebudget van 3071TJ (op dit moment), waarvan dus (in 2019) 476TJ in de vorm van elektriciteit. Ergo, zegt de gemeente, met alleen zon op dak krijgen wij bij lange na onze energieneutraliteit niet gerealiseerd.
Hierbij moet bedacht worden, dat de elektriciteitsvraag sterk zal stijgen (zegt ook de gemeente). Een fictief voorbeeld dat van mij komt en niet van de gemeente, is dat in 2050 de totale energievraag 2500TJ is, waarvan 1500TJ in de vorm van elektriciteit. In dit fictieve voorbeeld zou dan de 195+76TJ moeten worden afgezet tegen die 1500TJ, wat de noodzaak van zonneparken in het veld, en eventueel een windpark, nog eens extra onderstreept.
De gemeente heeft te maken met landelijk beleid in de vorm van de Zonneladder, en de uitwerking daarvan in subsidiemogelijkheden. Die promoten de beleidsvolgorde (niet op te vatten als een strikt chronologische volgorde), van sterke naar zwakkere voorkeur, zon op dak – onbenutte terreinen in bebouwd gebied – meervoudig ruimtegebruik in landelijk gebied – (Rioolwaterzuiveringsinstallaties, vuilstortplaatsen, binnenwater, bermen van wegen en spoor, areaal in beheer van overheidsinstanties) – overig landelijk gebied. Het College stelt dat men met de Zonneladder niet in de buurt komt van wat er voor het klimaat nodig is. Overigens is de Zonneladder door de natuurorganisaties uitgevonden in jan 2019, en is die pas later op de politieke agenda gezet (motie Tweede Kamer mei 2019 en advies College van Rijksadviseurs dd okt 2019). Er ligt de recente Zonnebrief van minister Jetten, maar dat is slechts een kabinetsmening. De Zonneladder is opgenomen in de Nationale Omgevings Visie (NOVI) die hoort bij de Omgevingswet die nog niet aangenomen is. Ondertussen wordt er met de visie al wel gewerkt. In hoeverre de Zonneladder dus al als vaststaand politiek beleid gezien mag worden, is me niet duidelijk. De voorbereidingen voor het (hierna volgend) plan op Heesch-West dateren al van of van voor juli 2018. De gemeente hoefde dus genoemde voorkeursvolgorde niet te hanteren – die werd pas van kracht toen het plan al in procedure was.
De plannen op Heesch-West Het bedrijventerein Heesch-West wordt gezamenlijk ontwikkeld door de gemeenten Den Bosch, Oss en Bernheze. Het Bernhezense deel (waaraan het terrein zijn naam dankt) ligt ten westen van de grootste woonkern van Bernheze, Heesch. Het ligt in de uiterste Noordwestpunt van Bernheze.
Het bedrijventerrein was aanvankelijk groter gepland dan het uiteindelijke plan dat er nu ligt. Daardoor kwamen er gronden vrij. Om aan de klimaatambities vorm te geven, is besloten om twee locaties in te richten voor zonnepanelen, één drijvend in een waterbergingsgebied en de tweede gewoon op de grond. Dit verhaal gaat over de tweede.
Besloten is om een afwijkingsprocedure te starten van de geldende agrarische bestemming naar de bestemming Energieopwek via de juridischetechniek van een door B&W van Bernheze aan zichzelf gegeven Omgevingsvergunning (onder de Wabo). De documenten van deze vergunning zijn te vinden op https://www.bernheze.org/inwoners-en-ondernemers/bouwen-en-verbouwen/bestemmingsplannen/detail/NL.IMRO.1721.OVZonneparkHSC . De eerste opzet werd door de rechtbank vanwege enkele ondergeschikte fouten afgewezen, met de opdracht een herstelversie te maken. Die werd in juni 2019 de basis voor de goedkeuring door de gemeenteraad en B&W.
Het gaat om een plangebied van ongeveer 10 hectare, waarbinnen 3,3 hectare feitelijk zonnepark gerealiseerd zal worden met rondom een afschermende bomen- en struikensingel. Het plan heeft een vergunning voor 20 jaar. Het zonnepark heeft een nominaal vermogen van ca 6MWp , hetgeen in de Brabantse omstandigheden betekent dat het ongeveer 20TJ per jaar produceert. Men kan dit getal het beste plaatsen door het af te zetten tegen de RES-taakstelling voor hernieuwbare elektriciteit in Bernheze van ongeveer 220TJ, waarvan er in 2019 al het grootschalige deel van 51TJ gerealiseerd is (en in 2020 idem het grootschalige deel van 95TJ). Ambitie blijft nodig.
Aanvankelijk hadden zich van de bijna 14000 mensen in de dorpskerm Heesch 44 mensen bezwaar gemaakt, alsmede de ZLTO. Bij de Raad van State waren er daarvan nog vier over.
Wat zei de Raad van State? De Raad van State volgde B&W van Bernheze geheel. Getalsmatig gebeurt dat via twee redeneerlijnen. Zie www.raadvanstate.nl/@134471/202100324-1-r2/ .
In de ene gaat de Raad van State mee in de rekenmethode in het document “Visie en afwegingskader zonne-energie gemeente Bernheze” van 22 februari 2018. De gemeente schat daarin in dat er in 2030 1 miljoen zonnepanelen nodig zijn, waarvan er bijna 272000 op daken geplaatst kunnen worden, bijna 110.000 op ‘gronden’ (waarschijnlijk restgronden), en dat er dus nog ruim 618.000 panelen nodig zijn in het veld. Dat is nog van vóór de RES.
In de andere lijn gaat de Raad van State in op de RES-eisen (Bernheze is goed voor 3,8% van de RES-ambities). De Raad van State maakt hier overigens de fout om het totale stroom-potentieel van Bernheze (zijnde 819TJ) als uitgangspunt te gebruiken in plaats van de feitelijke RES-opdracht van ca 220TJ. Uiteindelijk maakt dat niet uit, omdat de feitelijke RES-opdracht ook niet op alleen maar daken te realiseren is, zelfs als alle daken in 2030 maximaal benut zouden zijn (wat nog te bezien staat).
De gemeente hoefde geen rekening te houden met de initiatieven met de Zonneladder, omdat die ten tijde van de vergunningverlening nog niet in beleid geresulteerd hadden. Onduidelijk is of de zonneladder nu al wel formeel door de Tweede Kamer vastgesteld beleid is. Bij toekomstige Raad van State-procedures wordt dit waarschijnlijk wel een punt van overweging.
De Raad van State meent dat het meervoudig ruimtegebruik in dit geval in voldoende mate gerealiseerd is. Het zonnepark krijgt een bufferfunctie tussen de woonbebouwing en het toekomstige bedrijventerrein, Er worden waterlopen gegraven, die het oorsprponkelijke slagenlandschap terug doen keren en die tevens voor de beveiliging van het park dienen, en inheemse ecologische functies worden hersteld.
Tenslotte gaat de Raad van State uitgebreid in concrete bezwaren. Het gaat dan om de zichtbaarheid voor bezwaarmakers die honderden meters van het park af wonen, om schittering, en daarmee om de bomen- en struikensingel, en fijnstofafvang die er anders ook niet geweest zou zijn Niet elke opzet van een zonnepark krijgt automatisch goedkeuring.
Contractvormen De huidige discussie over energiecontracten kent twee smaken: vaste (met een looptijd van een vooraf overeengekomen aantal jaren) en variabele (met een onbeperkte looptijd en wederzijdse mogelijkheid tot maandelijkse opzegging). Tot niet heel lang geleden waren variabele contracten op de langere termijn iets goedkoper, maar dat pakt in de huidige tijd, waarin de energieprijzen in korte tijd drastisch gestegen zijn, nu erg slecht uit.
ANWB, NextEnergy, Tibber, FrankEnergy, EasyEnergy en EnergyZero garanderen groene energie op basis van Garanties van Oorsprong, al dan niet uit Nederland. NewEnergy levert groene stroom op aanvraag van de klant, en bij Zonneplan, NieuwStroom en OpenSourceEnergy is geen of geen duidelijke verwijzing naar groene stroom te vinden.
Ik vind de uitleg van de ANWB uitgebreid en publieksvriendelijk. Ook een aantal bovengenoemde organisaties hebben samen een uitlegsite ontworpen op https://www.dynamische-energieprijzen.nl/ .
Ik heb verder niets met welk van de genoemde leveranciers dan ook, en mijn opsomming moet niet als aanbeveling gezien worden.
Met de implementatie van Europese regelgeving in de komende Energiewet moeten leveranciers met meer dan 200.000 klanten verplicht zo’n leveringsovereenkomst met dynamische prijzen aanbieden.
EPEX-grafiek. Deze grafiek is te vinden op Naar de EPEX Day Ahead pagina en links in de afbeelding bij ‘View’ type ‘Graph’.
Wat is een dynamisch tarief? De stroomprijs loopt sterk uiteen binnen een etmaal. Bovenstaande grafiek is van de EPEX-beurs en geeft de DayAhead-cijfers weer, die op 15 nov 2022 vastgezet zijn voor 16 nov 2022. Elke punt staat voor een gemiddelde over één uur. Voor gas bestaat iets dergelijks, maar dan wordt gemiddeld over een etmaal.
Bij een variabel tarief moet een leverancier middelen over (momenteel) een maand, en bij een vast tarief over de looptijd van het contract. Hij moet dus bij het inkopen elke maand of jaar inschatten wat de energieprijs zal zijn om zijn leverantie veilig te stellen, zonder zeker te weten of de inkoop onder de verkoop ligt. Het risico ligt bij de leverancier. In feite speelt die voor bank. Om dat risico af te dekken, zet de leverancier een risico-opslag op zijn tarief.
(Met dank aan de ANWB)
Bij dynamische energietarieven rekenen de leveranciers de markttarieven direct aan de klant door. De klant betaalt voor sec de stroom om 08.00 uur (nauwkeurig gezegd, in het interval van 07.30 – 08.30 uur) €288/MWh (zijnde 28,8 cent per kWh) , en betaalt rond 22.00 uur €99/MWh, zijnde 9,9 cent per kWh. Het risico ligt dus nu bij de klant. Daarom zit er op de tarieven geen risico-opslag en geen winstmarge. Het enige risico is dat de klant niet betaalt, maar dat is een algemeen probleem bij het handelen in wat dan ook. De aanbieder leeft van een abonnementsbedrag, dat aan de klant in rekening wordt gebracht. Bij bijvoorbeeld NextEnergy is dat €4,50 voor stroom en €4,50 voor gas, en bij de ANWB idem 7-7.
Het teruglevertarief voor zelf opgewekte energie is gelijk aan het aanlevertarief op dat moment (op zijn minst bij de ANWB, ik heb het bij de anderen niet gecontroleerd).
De klant krijgt deze DayAhead-tarieven op een app te zien. De getoonde app is van NextEnergy.
Let wel dat voor zowel de vaste, variabele als dynamische energiecontracten geldt dat de energiebelastingen en netbeheerkosten hetzelfde zijn. Met een dynamisch energiecontract zijn alleen de leveringskosten (de stroom sec) dynamisch.
Met dank aan NextEnergy
De leverancier kan ervoor kiezen om als een soort betalingsregeling over bijvoorbeeld een maand te sommeren (en dus te middelen). De rekening over januari bestaat dus uit de opgetelde uurverbruiken in januari. De maandbedragen kunnen dan sterk wisselen. Hij kan er ook voor kiezen om over een jaar te sommeren en dat door 12 te delen, waardoor voorspelbare voorschotbedragen op een onvoorspelbare werkelijkheid ontstaan.
Wat is het voordeel van een dynamisch tarief? Een dynamisch tarief heeft drie of vier soorten voordeel, een of twee voor de klant en twee voor het elektriciteitsnet. Die gelden vooral voor stroom en niet zo voor gas, omdat gas moeilijker verschuifbaar over de dag is.
Het eerste voordeel is simpelweg dat er zonder winst- en risico-opslag doorberekend wordt. Dat voordeel bestaat ook zonder gedragsverandering.
Het tweede voordeel ontstaat als men zijn gedrag aanpast aan de prijscurve. Dat loont vooral bij stroomvretende activiteiten, zoals de elektrische auto opladen (zo rolde de ANWB erin) of de wasmachine aanzetten. Of de wasdroger, maar je kunt de was natuurlijk ook gewoon aan de lijn hangen, nog goedkoper. Bij de getoonde EPEX-curve moet je dus je auto diep in de nacht laden (en dat weet je dus een dag van tevoren).
De ANWB-website noemt als een typerend voorbeeld (maar dat is uiteraard sterk van van alles afhankelijk en Ohne Gewähr) een haalbaar jaarlijks voordeel voor een huishouden met een elektrische auto ruim €300, en zonder elektrische auto ruim €160. In het Eindhovens Dagblad van 10 okt 2022, waaraan iemand van de ANWB geïnterviewd werd, werden hogere bedragen genoemd (en duizenden nieuwe klanten). Let wel dat dit een verwachting is en geen garantie.
Zonneplan stelt dat over de periode juli-september 2022 een inactieve consument die alleen op dure momenten stroom pakte €0,59 per kWh betaalde, een consument die er een beetje op let €0,49 en een consument die er echt op let en een elektrische auto heeft €0,30 per kWh betaald heeft. Ook dit Ohne Gewähr.
Het derde voordeel is maatschappelijk: de daluren opzoeken vermindert de piekbelastingen van het elektriciteitsnet. In theorie is het zelfs denkbaar dat het systeem aan zichzelf ten onder gaat, omdat de piekwerking zo goed bestreden wordt dat de prijs gedurende een etmaal min of meer constant wordt.
Het vierde voordeel is dat stroomprijzen per uur de financiële basis leveren voor een verdienmodel van energieopslag. Je vult de opslag als de stroom goedkoop is, en je leegt hem als de stroom duur is. Elektrische auto’s worden zelfs al als opslag gebruikt.
Wat zijn de nadelen van een dynamisch tarief? Als je weet wat je doet en daarnaar handelt, en als je voldoende financiële marge hebt, zijn er eigenlijk geen risico’s. In Scandinavië is (zegt de ANWB) een dynamisch energiecontract inmiddels de norm. En je moet een slimme meter hebben.
Slimme meter van Kamstrup (dit model hangt in veel meterkasten, maar is inmiddels vervangen door een modernere versie)
De slimme meter Voor een dynamisch energietarief is een slimme meter verplicht. De energieleverancier moet tot op het uur jouw gedrag kennen om verantwoorde inschattingen te maken van jouw energiepatroon.
Bij de invoering van de slimme meter waren er privacy-bezwaren, zowel na een hack maar ook zonder een hack, in regulier bedrijf. Gas- en elektriciteitsverbruik, mits frequent genoeg gemonitord, geven een scherp inzicht in het persoonlijke levenspatroon van je huishouden.
Op https://www.slimmemeterportal.nl/user_session is een goede indruk te krijgen van wat een slimme meter kan. Onderstaand een fictieve demo die op deze site toegankelijk is. Je kunt ook je eigen gegevens invoeren.
Demo-scherm vna slimmemeterportal.nl
Bij de invoering zijn beperkingen afgedwongen zoals encryptie en grofmazig uitlezen, maar blijkbaar kan er veel meer. En wat vaststaat is bijvoorbeeld dat de sociale recherche tot op de dag en kWh nauwkeurig kan aangeven wat een van uitkeringsfraude verdachte gebruikt heeft. Onduidelijk is of dat kan op basis van gegevens die sowieso al beschikbaar zijn, of dat daar een doelgerichte monitoring op last van justitie aan vooraf moet gaan.
Uitzondering op het grofmazig uitlezen is als je er zelf toestemming voor geeft. Maar het een dynamisch tarief moet je wel.
Het zou zeer onaangenaam zijn (behalve voor inbrekers) als dit systeem gehackt werd.
Op deze website wordt doorgelinkt naar een andere webpagina van Energie-Nederland ( https://www.energie-nederland.nl/gedragscode-consument-en-energieleverancier/ ) waarin de gedragscode voor energieleveranciers staat (die geldig is voor alle contractvormen). Op het einde van deze pagina staan alle leveranciers die aan deze gedragscode meewerken. Van de 11 in de aanhef van dit artikel genoemde leveranciers staan de NextEnergy, Zonneplan en New-Energy niet op deze lijst. De ANWB werkt via EnergyZero en staat daarom indirect op de lijst. Verder wordt op eerstgenoemde website (die samen met de ACM) doorgelinkt naar een verklaring die speciaal over dynamische contracten gaat.
(Met dank aan Tibber)
Kassa, Radar en de Consumentenbond BNNVara heeft via het programma Kassa op 24 okt 2022 aandacht besteed aan dynamische energietarieven op https://www.bnnvara.nl/kassa/artikelen/dynamisch-energiecontract-een-goed-alternatief-voor-vast-of-variabel . Daar wordt Tjitte Mastenbroek, van de Autoriteit Consument & Markt, geciteerd. Het is nieuw en we hebben er nog geen cijfers over, aldus Mastenbroek, en verder zei hij ongeveer wat er in dit artikel ook al gezegd is. Hij merkte nog iets van belang op over dynamische tarieven en het huidige prijsplafond: “Het prijsplafond is ook voor mensen met een flexibel contract positief. Met het prijsplafond heb je minder last van de piekmomenten waarop energie duurder is. Tot het vastgestelde verbruik van 1200m3 gas en 2400 kWh elektriciteit, betaal je namelijk nooit meer dan 40 eurocent voor stroom en 1,45 euro voor gas. Ook niet als de inkoopprijs daar eigenlijk wel boven ligt. Op de momenten dat de inkoopprijs voor energie laag is en onder de waarden van het energieplafond uitkomt, ga je daarvan profiteren. Je betaalt dan namelijk de prijs die geldt op de handelsmarkt.”.
De Consumentenbond heeft een algemene pagina over het kiezen van een energieleverancier https://www.consumentenbond.nl/energie-vergelijken/kiezen . Veel nieuws biedt die niet. Het algemene standpunt van de Consumentenbond is dat een dynamisch contract zinvol kan zijn, als je weet wat je doet en er boven op zit.
Na elke duizendste bezoeker aan mijn home page een artikel met een wat ongewone strekking. Na de 33000ste een artikel op basis van een tekst van, voorwaar, het IMF
Inleiding Klimaatbeleid gaat tot nu toe vooral over wat het kost, niet wat het oplevert. Het wordt teveel als een onaangename plicht gezien in plaats van als een zinvolle investering.
De geleerden Tobias Adrian van het International Monetary Fund (IMF), Patrick Bolton van Columbia Business School en Imperial College, en Alissa M. Kleinnijenhuis (Stanford Institute for Economic Policy Research and Institute for New Economic Thinking at University of Oxford ) – niet de geringste instituten – hebben voor kolen een volledige kosten-batenanalyse berekend van het afschaffen van kolen, en het invullen van de daardoor ontstane energiebehoefte met hernieuwbare energie.
Alleen voor kolen, omdat het ondoenlijk is om alle mogelijke brandstoffen in één studie mee te nemen, omdat kolen per GJ onevenredig veel CO2 uitstoten (het dubbele van gas en anderhalf maal olie), en goed zijn voor 42% van de mondiale uitstoot van fossiele brandstoffen.
Het IMF heeft de studie uitgebracht als “Working paper”. Dat betekent dat het documenten zijn van de auteurs om wetenschappelijke discussie over hun werk aan te gaan, maar dat het IMF er niet per definitie achter staat. Desalniettemin bewijst de tekst dat het denken bij het IMF behoorlijk veranderd is.
De studie handelt alsof maatregelen in 2024 ingaan en rekent tot 2100, met tussentijdse stappen in 2050 en 2070.
De studie is in eerste instantie mondiaal, maar verbijzondert soms naar landencategorieën en werelddelen. Iets daarover op het eind.
NGFS staat voor Network for Greening the Financial System
De methode – ter voorbereiding De studie bevat nogal wat economisch vakjargon, gebruikt databases die niet bij het grote publiek bekend zijn en de wiskunde van de studie is op zich niet moeilijk in de diepte, maar wel ingewikkeld in de breedte . Ik raad lezers dezes af om zich erin te verdiepen, maar een paar dingen moeten toch even uitgelegd worden.
Een Amerikaans triljoen dollar is 1000 miljard dollar. (In continentaal Europa zouden we dit een biljoen noemen). Ik hanteer echter, in navolging van de studie, consequent de VS-eenheid triljoen.
Het GNP is in het Engels wat het Bruto Nationaal Product (BNP) is in het Nederlands. Het is (Wikipedia) totale toegevoegde waarde van alle goederen en diensten die in een jaar door een bepaald land wordt geproduceerd. Per hoofd van bevolking is het een primitieve welvaartsmaat. Het BNP van Nederland bedroeg in 2020 0,91 triljoen.
‘Present Value’ (PV) is in het Engels wat Netto Contante Waarde (NCW) in het Nederlands is. Dat is een standaardtechniek om een jaarlijkse stroom bedragen in de toekomst terug te rekenen naar het heden. Je benoemt een klein getal, bijvoorbeeld 2,0% = 0,020 (dat heet het disconto). Als je met ingang van 2024 t/m 2099 elk jaar een bedrag ontvangt van €100, telt het bedrag van 2024 voor 1 mee, van 2025 voor 0,98, van 2026 voor 0,982, voor 2027 voor 0,983 , enz t/m voor 0,9875 in 2099. Opgeteld geeft dat €3900 . Idem bij uitgaven. Als je het systeem naar het verleden gebruikt in plaats van naar de toekomst, beantwoord je eigenlijk de vraag welk vast bedrag je vanaf 76 jaar geleden op de bank had moeten zetten om nu aan € te komen in ene rente op rente -systeem met 2% rente.
De Social Cost of Carbon (SCC). Dat is een abstract begrip waarin geprobeerd wordt de extra economische schade te vangen die een geloosde extra ton CO2 aanricht (‘marginale kosten’). Het gaat dus alleen om klimaatschade (dus niet om bijvoorbeeld luchtkwaliteitschade, dat is een ander verhaal). Het elektriciteitstarief van een kolencentrale is, zonder nadere wettelijke maatregelen, geheel opgebouwd uit voor de centrale direct relevante input zoals de kolenprijs, de kapitaalslasten, de lonen en een winstmarge. Daarnaast richt de centrale ‘collateral damage’ aan. De zee stijgt er een beetje door, de Povlakte wordt nog wat droger, mensen worden door de tijgermug ziek gemaakt en werken minder hard in een hittegolf. Dergelijke zaken kun je met veel mitsen en maren in een getal vangen en dat heet de SCC. Men kan zich afvragen of in een land iedereen hetzelfde denkt over mitsen en maren, maar dan verzeil je in sferen van de dagelijkse politiek en dat voert hier te ver. Economenlogica is nu om belastingen op te leggen ter grootte van de SCC zodat de vervuiler opdraait voor zijn vervuiling. Als het stroomtarief met SCC-belasting boven de alternatieven uitkomt, is het dan exit kolencentrale. Dat zou nu al het geval zijn (of binnen afzienbare tijd worden) als die belasting bestond, want kolen met vervuilingsopslag zijn duurder dan zon en wind. Helaas bestaat die belasting mondiaal niet. Alleen de EU heeft met het Emission Trade System (ETS) iets wat er redelijk op lijkt (maar dan voor alle fossiele brandstoffen).
In dit schema stelt de blauwe lijn het kolengebruik voor als er niets verandert (Business As Usual, BAU). De groene lijn is wat de gezamenlijke landen hebben afgesproken in het Klimaatakkoord van Parijs. De oranje lijn het Net Zero Scenario 2050 van het Network for Greening the Financial System (NGFS) en dient in deze studie als referentie, en de rode lijn is het onuitvoerbare scenario dat in 2024 alle productie van kolen verboden wordt.
De methode in zijn basisvariant Ontdaan van alle ingewikkeldheden is de methode simpel.
De auteurs willen de mondiale afschaffing van kolen als een transactie zien.
‘De wereld’ koopt af wat de kolenmaatschappijen van 2024 t/m 2099 hadden kunnen verdienen. In bovenstaand schema betekent dat elk jaar het verschil tussen de blauwe en de oranje lijn. Dat is de kolen-kostenpost. Vervolgens betaal je wat er daarvoor aan hernieuwbare energie in de plaats moet komen. Dat is hernieuwbare energie-kostenpost. Beide samen zijn de kosten van de operatie als geheel.
Vervolgens vermenigvuldig je de SCC met aantal ton CO2 en dat is dan de batenpost.
Gerekend wordt met een disconto van 2,8%.
Voor kolen (kostenpost) is behoorlijk betrouwbare kennis beschikbaar tot op het niveau van de individuele mijn, inclusief individuele kenmerken als het soort kolen, de productie, de tijdlijn etc. De enige aanname is dat het beschikbare databestand volledig is en blijft, dus weinig of geen nieuwe mijnen.
Voor hernieuwbare energie (kostenpost) moet je wel zaken aannemen. In het basisscenario wordt verondersteld dat die voor 50% uit zon bestaat, 25% uit wind op land en 25% voor wind op zee. Verondersteld wordt verder dat die respectievelijk voor 16,1% , 36% en 40% van het jaar vollast draaien, dat de levensduur 30 jaar is, en dat investeringskosten een experimenteel bevestigde schaal- en leercurve blijven volgen, de wet van Wright (die steeds vlakker daalt).
In een SCC-waarde kun je een veelheid aan aannames stoppen, wat er voor zorgt dat er een hele range aan SCC-waardes is (die ook nog eens in variërend tempo kunnen oplopen richting 2100). De IMF-studie kiest voor $75 per ton CO2 . Ter vergelijking: Het ETS schommelt in 2022 rond de €80/ton CO2 .
Dit alles gezegd zijnde, komt er het volgende opmerkelijke plaatje uit:
Hierbij een toelichting:
De eerste dat het uitvoeren van deze operatie sec de temperatuurstijging van de aarde ten opzichte van nu 2,14°C kleiner doet zijn. Dus als nietsdoen (een irreële aanname) op 5,14°C zou zijn uitgekomen, dan met alleen deze operatie op 3,0°C . Dit als fictief uitlegvoorbeeld.
De operatie spaart 1426 Gton CO2 uit.
De kosten van de operatie zijn 29 triljoen $ en de baten van de operatie zijn 117 triljoen dollar (dus Netto Contante Waarde). Per saldo is dat 78 triljoen $ netto.
Binnen de kosten van 29,03 triljoen $ gaat 0,05 triljoen naar het uitkopen van de kolenindustrie (de ‘opportunity costs’) en 28,98 triljoen naar investeringen in hernieuwbare energie. Het uitkopen van de kolenindustrie is dus verhoudingsgewijze peanuts.
De methode en er mee spelen In essentie hebben de auteurs een computerprogramma gebouwd waarin men allerlei waarden kan stoppen. Je kunt er ook andere waarden instoppen, en dat hebben de auteurs dan ook gedaan. Dat heet een gevoeligheidsanalyse.
Wat onmiddellijk opvalt is dat elke Spielerei met uitkoopkosten van de mondiale kolenindustrie (0,05 triljoen$ = 50 miljard $) voor het grote geheel irrelevant is. Vanwege het systeem zitten bijvoorbeeld personeelskosten alleen maar in de basisvariant zolang deze mensen nog voor de kolenmijn werken, en zit er bijvoorbeeld geen omscholing en een sociaal plan in, maar dat valt eenvoudig in te voeren en is niet in de afronding terug te zien, zelfs als het om 10% van de uitkoopwaarde gaat.
Uit een rits controlevragen blijkt dat sommige dingen er wel toe doen en andere niet of nauwelijks. Steeds verander je één ding en de rest niet.
De hoogte van de SCC doet er heel erg toe. Bij een SCC van 61$/ton CO2 bedraagt het netto saldo 58,5 triljoen$, bij een SCC van 75$/ton CO2 bedraagt het netto saldo de 78 triljoen$ uit het basisscenario, en bij een SCC van 168$/ton CO2 bedraagt het netto saldo 211 triljoen$. Maar pas onder de 20$/ton CO2 verdwijnt het netto saldo.
Alle kolenmijnen per 2024 meteen dichtgooien heeft t.o.v. het basisscenario een bescheiden meerwaarde: 87 i.p.v. 78 triljoen $
Schuiven binnen de verhouding zon-wind (50-50 of 56-44) maakt niet veel uit
Een deel van de energie uit aardgas blijven halen verslechtert de uitkomst dramatisch: bij 45% zon, 45% wind en 10% gas blijft er van het netto saldo 23 triljoen$ over (van de 78). Reden is dat gas duurder is dan kolen (de uitkoopkosten nemen toe) en dat de baten minder worden want meer CO2 .
Wat flink scheelt is de leer- en schaalcurve. Met die curve eindigt het saldo op de 78 trillioen$ van de basisvariant, zonder die curve op 62 trillioen$
Wat een heel forse invloed is, is de levensduur van de hernieuwbare installaties. De 30 jaar van het basismodel leidt tot 78 trillioen$, een levensduur van 50 jaar tot 98 trillioen$ en een levensduur tot ze zo ongeveer omvallen tot 214 trillioen$
Redelijke alternatieve discontoaannames hebben betrekkelijk weinig invloed.
De studie neemt geen andere vormen van hernieuwbare energie mee als geothermie, biomassa en waterkracht, omdat zon en wind mondiaal domineren en dat vanwege de leer- en schaalcurve nog meer gaan doen (voor genoemde alternatieven bestaat nog geen leer- en schaalcurve). De uitsluiting is niet principieel.
Mijn mening (even in aanvulling op de bespreking van het rapport) is dat in Nederland, waar het hernieuwbare energieprobleem gedomineerd wordt door ruimtegebrek, ook energievormen een kans moeten krijgen die economisch minder ver gevorderd zijn, maar wel minder ruimte vragen.
De Bear Run Mine van Peabody in de VS (van de Peabody-website)
Hoe kom je aan die 29 triljoen ? Het is en blijft een IMF-document en dus zoekt met zijn heil in internationale financiele constructies tussen landen en grote actors. Betrekkingen tussen het IMF en landen hebben een lange geschiedenis, met wortels in het kolonialisme en in onrechtvaardige handelsverhoudingen, en hebben bijvoorbeeld ook te maken met grote bezuinigingsoperaties. Ik weet hier te weinig van om er een verhaal over te kunnen schrijven. Daarom beschrijf ik hier sec hoe het IMF deze 29 triljoen-operatie denkt uit te voeren.
Het IMF bepleit publiek-private constructies met vier partijen: een private partij die een concessie beheert en een overheidsorgaan (met alleen die twee heb je zoiets als de NAM in Groningen), en daarnaast een ontwikkelingsbank en institutionele beleggers (bijvoorbeeld verzekeraars en pensioenfondsen). De ontwikkelingsbank zou dan de daadwerkelijke uitrol van hernieuwbare energie organiseren. Een bestaande aanpak, die van IFC-Amundi, levert een rekenvoorbeeld. De IFC is een zusterorganisatie van de Wereldbank en Amundi (een Franse onderneming) is een grote investeringsbeheerder. Met de samenwerking is een Maatschappelijk Verantwoord Investeringsorgaan opgericht (alles naar eigen zeggen, er staat het een en ander op https://en.wikipedia.org/wiki/Amundi , kopje social responsible investment). Bij elkaar was de totale deal 2 miljard , waarvan de 10% meest riskante voor rekening van de overheid kwam. De moraal is dat weinig publiek geld (bijvoorbeeld 10% van 29 trijoen) veel privaatgeld in beweging kan brengen (te weten 90% van 29 triljoen). Een en ander wisselt sterk van land tot land, maar in de context van deze site voert het te ver om daarop door te gaan.
Wat zou helpen, zeggen de auteurs, is als de $100 miljard per jaar, die in het Klimaatakkoord aan de ontwikkelingslanden beloofd is, aan de voorwaarde gekoppeld worden dat kolen vervangen moeten worden door hernieuwbare energie – waarbij de beloofde $100 miljard per jaar wel uitbetaald wordt.
De IMF-tekst is primair mondiaal. Zo heb ik hem behandeld. Maar de gedachte is op te splitsen per werelddeel of landencategorie. Dit diagram geeft daarvan een indruk. De grote linkse balk boven ‘world’ is genoemde 29 triljoen, die vervolgens op verschillende wijze opgesplitst is. Bedenk opnieuw dat het gaat om vervanging van kolen door hernieuwbaar. Als er nauwelijks kolen verbruikt worden (Latijns Amerika), wordt er nauwelijks hernieuwbaar voor teruggeplaatst. Dit kolen-verhaal gaat over een deel van een groter geheel.
Ik heb voor de Statenfractie van de SP op 23 september 2022 een werkbezoek georganiseerd aan het Kempisch Bedrijvenpark (KBp) in Hapert (gemeente Bladel). Het gesprek ging over hoe de tijdens de aanleg de duurzaamheidsaspecten van het KBp vorm hadden gekregen, hoe dat bestuurlijk georganiseerd is, en in hoeverre de aanpak overdraagbaar is op andere bedrijventerreinen. De website van het KBp is https://www.kempischbedrijvenpark.com/ .
Werkbezoek SP-fractie in Provinciale Staten aan Kempisch Bedrijvenpark dd 23 sept 2022Werkbezoek SP-fractie in Provinciale Staten aan Kempisch Bedrijvenpark dd 23 sept 2022
Het KBp is een bedrijventerrein in de zware milieucategorie t/m 4.2. Het bestemmingsplan is 170 hectare bruto, waarvan 69 hectare netto voor de industrie. Daarnaast zijn er wegen en is er nieuwe natuur en waterberging en (buiten het eigenlijke industriële gedeelte) 1,5 hectare woningbouw.
Het plan verscheen ongeveer 15 jaar geleden op de tekentafel als gemeenschappelijke WGR-constructie van de gemeenten Bladel, Bergeijk, Reusel- de Mierden en Eersel (gelegen in de deelregio De Kempen van de RES-regio Zuidoost-Brabant). Nu onlangs het laatste industriële perceel verkocht is, gaat het beheer over naar de gemeente Bladel. Het terrein is nadrukkelijk opgezet ten behoeve van de regionale maakindustrie, vaak bestaande bedrijven die (zoals Diffutherm) op de bestaande locatie niet meer te handhaven waren. Men heeft distributiedozen buiten het gebied weten te houden.
Bij de aankoop van een kavel verplicht een onderneming zich om toe te treden tot een beheerstichting. Het belang van een gezamenlijke aanpak van energie-, klimaat- en circulariteitszaken werd tijdens het werkbezoek met nadruk benoemd.
Netwerkcongestie in De Kempen
Het KBp ligt bijvoorbeeld in een rampgebied van het elektriciteitsnetwerk. Het is een van de gebieden in Nederland waar geen nieuwe aansluitingen meer mogelijk zijn, hooguit kleinere tussentijdse aanpassingen. Pas in 2030 is een verzwaring van het trafostation in Hapert voorzien. Daardoor liggen er op veel bedrijfsdaken zonnepanelen die nu niet kunnen worden aangesloten. Bij andere panden staat de constructie het gewicht van zonnepanelen niet toe. Daar valt soms wel wat aan te doen, maar die investering loont niet als je als bedrijf zelf weinig stroom nodig hebt, en je het niet naar buiten toe kunt afzetten.
Het KBp heeft ingenieursbureau Tebodin om een plan gevraagd hoe men het elektriciteitsprobleem in eigen beheer kan oplossen of op zijn minst verbeteren. Er is veel dak, maar ook veel industriële- en transportvraag. Het zou een hub kunnen worden in het Energielandschap de Kempen, georganiseerd rond een nog vast te stellen juridische constructie waarin de bedrijven, de gemeente en de provincie. In een discussie hierover vroeg de SP-fractie of die rechtsvorm bijvoorbeeld ook een overheids-NV zou kunnen zijn. Een interessante gedachte om mee te nemen, vond men.
Een dergelijke aanpak zou tot op zekere hoogte standaardiseerbaar (en dus overdraagbaar) zijn. De aanpak van het energiesysteem is breder toepasbaar, maar de meer specifieke kenmerken zijn vaak te individueel om naar elders te transplanteren.
Een deel van de kaders voor een nieuw bedrijventerrein ligt wettelijk vast, bijvoorbeeld in het Bouwbesluit. Dat verplicht tot Aardgasvrij bouwen (Gaswet sinds juli 2018), -Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG) en Milieuprestatie Gebouw (MPG). De Wet Milieubeheer definieert een Energiebesparingsplicht en CO2 reductiemaatregelen voor industrie.
watersysteem op Kempisch Bedrijvenpark
Andere onderwerpen kennen een grotere beleidsvrijheid. Er is bijvoorbeeld gekozen voor een gesloten grondbalans (voor elke bult op het terrein ligt elders op het terrein een kuil) en voor waterbeheer (elke druppel water wordt opgevangen en blijft op het terrein) en ecologische inpassing die aansluit op recente opvattingen (bijvoorbeeld een brede ecozone aan de westkant, waar woonbebouwing ligt).
Men probeert ook de bereikbaarheid te verduurzamen in de geest van zoals dat bij de provincie bedoeld wordt. Er liggen plannen voor een snelfietsroute naar Eindhoven (duurt alleen lang) en het KBp heeft op eigen kosten een bushalte aangelegd – maar helaas is inmiddels de bus wegbezuinigd.
Al met al een goed en informatief werkbezoek.
Er blijft overigens het nodige te wensen over. De KBp-presentatie beschrijft een methode, maar geen eindambitie. Je vindt niet terug dat het bedrijventerrein in bijvoorbeeld 2040 klimaatneutraal wil zijn (de huisvestende gemeente Bladel wil dat in 2040 bereikt hebben). Mogelijk hebben de afzonderlijke bedrijven voor zichzelf een dergelijke ambitie, maar als je dat steekproefsgewijze opzoekt vind je die niet bij bijvoorbeeld VDL, Diffutherm, CoTrans transport, maar je vindt een goed verhaal bij het grafische bedrijf Moeskops Wat je verder ook mist (maar dat lijkt me wel moeilijk) is een verhaal over scope 1-2-3 ambities.
De meeste afbeeldingen hierboven komen uit de getoonde presentatie. Die is hier te vinden.
Men kan het geloven of niet, maar soms staat er iets goeds in de Wall Street Journal.
Amrith Ramkumar schrijft over klimaat en geld en had op 05 sept 2022 een razende reportage over het schaap tussen de zonnepanelen. Schapen zijn volgzaam, vraatzuchtig en hebben precies de juiste hoogte om prairiegras en ander onkruid tussen en onder de PV-panelen weg te happen. Ze zijn handiger dan motormaaiers. Geiten passen ook en zijn ook vraatzuchtig (mogelijk minder volgzaam), maar hebben de onhebbelijke gewoonte om ook op kabels te knagen en dat komt minder goed uit.
Herders vangen er momenteel tot $500 per hectare per jaar mee, en er zijn heel veel hectares.
Het werkt verrassend traditioneel: hekken, watertanks, verzorging zoals al eeuwen en zo ook een paar grote honden tegen de coyotes. Het is booming business en de vraag naar herders is op dit moment groter dan het aanbod. Vóór de PV-redding was het schaap, als producent van wol en vlees, grotendeels weggeconcurreerd door Australiën en Nieuw-Zeeland.
Wie een mooi artikel wil over bloemen, bijen en zonneparken kan in Wageningen terecht op https://weblog.wur.nl/uitgelicht/bloemen-bijen-en-zonnepanelen/ . Onder voorwaarden (goed beheer en een verschraalde bodem) valt het schaap ook nog wel te verenigen met bloemetjes en bijtjes als dat het primaire belang is.
Men meent te weten dat zonnevelden de meest verschrikkelijke invloed op de onderliggende bodem hebben, maar dat hoeft helemaal niet waar te zijn. Zonneparken zijn er in allerlei soorten en maten, zie voor een onderzoeksporject bijvoorbeeld https://www.bjmgerard.nl/solarecoplus/ .
De nieuwste trend (SOLAR noemde het op 27 aug 2022 het project van de week) is gerealiseerd door de coöperatie Vrijstad Energie uit Culemborg in samenwerking met en op het land van de familie De Raad (melkvee en schapen). Het project bestaat uit verticale bifaciële panelen op landbouwgrond, die grotendeels in noord-zuid lopende rijen opgesteld zijn, en waar dus de zon vooral ’s morgens van de ene kant en ’s middags van de andere kant op schijnt (dat geeft meteen een opbrengst die gelijkmatiger over de dag verdeeld is).
Het geheel bestaat uit 958 verticale panelen op ca 1 hectare, en 1056 panelen op het dak van de stal. Men verwacht dat het geheel 740.000 kWh per jaar opwekt (2,7TJ)
De rijen staan 6 tot 8 m uit elkaar, zodat er landbouwwerktuigen tussen door kunnen (niet vermeld wordt of er ook mest kan worden uitgereden). Uiteraard wordt door deze extensieve opzet de stroomopbrengst per hectare kleiner. Het is een compromis tussen functies.
De totale investeringskosten van Zonneproject Den Heuvel bedragen ca €935.000. Dat bedrag wordt voor circa 30% gefinancierd vanuit de Zoncertificaten, voor circa 15% vanuit een subsidie van de Provincie Gelderland en voor circa 55% door een hypothecaire banklening van het Realisatiefonds, dat eind 2021 door Energie Samen en SVn met Triodos Bank, Rabobank en ASN Groenprojectenfonds is gelanceerd. De zoncertificaten zijn in de verkoop gegaan voor €250 per stuk en inmiddels uitverkocht. De provinciale subsidie hoeft niet te worden terugbetaald, de andere posten wel. De familie stelt de grond beschikbaar om niet, in ruil waarvoor de kosten van asbestsanering in de projectkosten worden opgenomen.
Inkomsten komen uit de verkoop van stroom en van Garanties van Oorsprong (maar dat is bijna niets). RVO draagt jaarlijks bij aan de exploitatie bij via de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE, de nieuwe Postcoderoosregeling). Dat is een garantiesubsidie die bijpast als de kWh-verkoopprijs onder de 12 cent per kWh zakt. In de op hol geslagen elektriciteitsmarkt dd dit artikel hoeft deze subsidie dus niet verleend te worden.
De contracten onder het geheel zijn aangegaan voor 16 jaar. Daarna heeft de familie het recht om te zeggen wat ze willen. Men verwacht dat de panelen ca 25 jaar meegaan. De eigenaar op dat moment draagt zorg voor een eventuele verwijdering.
Het beoogde rendement is 4 tot 6%.
De panelen worden in het gebied ingepast met een aantal fruitbomen en er is een halve hectare natuur voorzien, waarin men graag zag dat patrijzen zich vestigen.
Afbeelding uit het SolarEcoPlus-onderzoek aan verschillende opstellingen met bifaciële panelen
De familie Rovers bezit al ruim 350 jaar grond in het gebied rond de Kleine Dommel. Een deel ligt aan de Eindhovense (west-)kant van de Kleine Dommel, aan weerszijden van de Loostraat. Een deel van dat deel grenst aan de Eindhovense woonwijk ’t Hofke (met een afstand ertussen), en aan de spoorlijn Eindhoven-Helmond. Het tweede deel ligt aan de Nuenense (oost-)kant van het riviertje, tussen het riviertje en de straat Mulakkers. Een beperkt deel daarvan grenst aan een kleine Nuenense wijk (waarbij ook weer afstand in te bouwen is). In beide delen betreft het vooral landbouwgrond. Net buiten het gebied ligt het hoogspanningsverdeelstation aan de Daalakkersweg. Door het Eindhovense gebied lopen hoogspanningsleidingen waaronder in praktijk geen PV-panelen aangelegd kunnen worden.
Uitzicht vanaf de Nuenense Mulakkersweg. Achter de bomen de Kleine Dommel (foto www.bjmgerard.nl )
De familie wil enerzijds rendement van de grond, maar anderzijds niet het onderste uit de kan en heeft daarom aanbiedingen van projectontwikkelaars afgewezen, die er alleen maar zoveel mogelijk panelen wilden dumpen. In plaats daarvan is gekozen voor een opzet met 18 hectare nieuwe natuur en 18 hectare zonnepark. Men kon op met dit uitgangspunt op pachtbasis tot overeenstemming komen met Vattenfall. De Nuenense energiecoöperatie Morgen Groene Energie (MGE) is gevraagd voor het participatiedeel.
Tegen het plan ontstond meteen aan beide kanten een handtekeningenactie en dat in een gemeente die nog geen beleid heeft (Nuenen) of geen enthousiast beleid (Eindhoven).
Het leek Milieudefensie Eindhoven zonde dat een dergelijk plan geen reële kans zou krijgen en er is in de Eindhovense Milieudefensiegroep over gesproken. Maar op dat moment was het plan alleen nog via de pers bekend, en het verdient geen aanbeveling om alleen op basis van artikelen uit de tweede hand een oordeel klaar te hebben.
Vandaar dat Milieudefensie Eindhoven kennismakingsgesprekken aangevraagd heeft om zich nader te laten informeren. Het gesprek met Vattenfall heeft inmiddels plaatsgevonden tussen twee mensen van Vattenfall enerzijds en Bernard Gerard namens Mlieudefensie Eindhoven en Linda van Driel van Trefpunt Groen Eindhoven (TGE) anderzijds. Op het moment dat dit artikel geschreven wordt heeft het gesprek met Morgen Groene Energie nog niet plaatsgevonden (afspraak staat op de rol). Evenmin hebben ten tijde van dit artikel de Eindhovense Milieudefensiegroep en het TGE al een eindoordeel geveld. Ook Vattenfall zelf is nog met de omgeving in gesprek. Er is een klankbordgroep gevormd (met best veel aanmeldingen en in den beginne Coronaproblemen en nu twee keer geraadpleegd), er is een eerste opzet van het visiedocument, maar het loopt allemaal nog. Dat geldt ook voor het participatietraject. Wat in elk geval vaststaat is dat de aansluiting op het middenspanningsnet in het nabijgelegen verdeelstation geregeld is.
Dus nog geen ronkende steunverklaringen, maar vooralsnog ter informatie twee schetsen uit de eerste versie van het plan (zie de website).
Ligging van de zonnevelden
Update dd 02 december 2022
De stand van zaken dd december 2022 is dat voor de gemeente Eindhoven het plan bespreekbaar lijkt (zonder dat er al vastigheid is), en dat de gemeente Nuenen in zijn coalitieprogramma de oprichting van grondgebonden zonneparken in deze coalitieperiode afwijst. Het Nuenense coalitieprogramma bevat echter ook wat kapstokhaakjes, waardoor het mogelijk lijkt dit specifieke plan als uitzondering op de politieke agenda te zetten. Het betreft bijvoorbeeld omgang met een gestopte landbouwfunctie, en ene verwijzing naar nieuw provinciale en landelijk beleid dat van kracht geworden is na het opstellen van het huidige coalitieakkoord (zoals het provinciale Beleidskader Natuur 2030 en de recente Water en Bodem sturend-brief van de regering.
Ik heb daarom namens Milieudefensie Eindhoven een brief gestuurd aan B&W en de gemeenteraadsleden van Nuenen met een argumentatie waarom het Kleine Dommelplan een serieuze kans verdient in de Nuenense gemeentepolitiek. Deze brief is te vinden op
Gebiedsblik aan de Eindhovense kant, met in de verte het verdeelstation aan de Daalakkersweg, waarop al een middenspanningsaansluiting voor het plan gereserveerd is (foto www.bjmgerard.nl )
Inleiding Mensen willen graag dat daken van grote utiliteitsgebouwen vol gelegd worden met zonnepanelen. Ze hopen daarmee van de noodzaak tot andere vormen van opwekking van hernieuwbare energie af te zijn. Dat is te optimistisch, maar daarover later. Deze inschatting even latend voor wat zij is, is de vraag wat er wel en niet kan op daken van grote utiliteitsgebouwen interessant. Zo ook hoe de mogelijkheden zich ontwikkelen.
Onderzoeken Dit verhaal begint met een onderzoek van RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) wat eigenlijk de reden is waarom grote dakprojecten, waarvoor al SDE++subsidie afgegeven is, toch niet doorgaan (‘vrijval’ in onderstaande afbeelding). In verband met PV-projecten en de RES en de SDE++ betekent ‘groot’ minstens 15kWpiek (tegenwoordig grofweg 75m2 paneel).
De belangrijkste reden waarom een groot PV-dakproject niet doorgaat, is simpelweg dat het dak het niet kan dragen. Daar komt men dan blijkbaar pas na de subsidieverlening achter.
Enkele bevindingen uit de samenvatting van Systemiq:
Circa 40% van het zon-op-dak potentieel in utiliteitsbouw heeft ‘geen’ constructieve beperking; circa 45% heeft een ‘lichte’ beperking. De resterende circa 15% is ‘zwaar beperkt’ en vereist meerdere interventies.
Er zijn ‘4 gebouwtypen’ geselecteerd voor een doorrekening van een globaal constructief ontwerp: distributiecentra, agrarische bijgebouwen, (niet zware) industriepanden en oude panden.
Gemiddeld kost een interventie de categorie ‘licht beperkte daken’ 15 EUR per m2 en voor ‘zwaar-beperkte daken’ 75 EUR per m2; dit is respectievelijk ±15% en ±75% van de totale investeringskosten. Daken met ‘geen’ beperking hebben soms ook kleine interventies nodig die 1€/m2 kosten.
Het ontsluiten van het potentieel van ‘geen en licht beperkte’ daken kost tussen de €120 en 180 miljoen per jaar extra. Eventuele prijsontwikkelingen zijn niet meegenomen, zoals prijsdaling van lichtgewicht panelen.
Agrarische bijgebouwen hebben zowel een hoog potentieel (±25 TWh/jr) als lage verwachte interventiekosten (±10€/m2 ). Oude panden hebben hoge verwachte interventiekosten (±35 €/m2) en een hoog oppervlakte potentieel (±15 TWh/jr), waarbij distributiecentra & (niet zware) industriepanden een lager potentieel hebben (±5 TWh/jr) en lagere verwachte interventiekosten (±10 €/m2).
Er lag in 2020 al 2,8TWH aan grootschalige zon-PV op daken. In de gezamenlijke RESsen zit daar bovenop tot 2030 9.8TWH aan grootschalige PV in de pijplijn. De ervaring leert dat daarvan ca 60% doorgaat (5,9TWh). Door de niet- of licht beperkte daken vol te leggen, komt daar 1,1TWh bovenop. De rest gaat niet door om andere redenen dan constructietechnische. Let wel dat het hier om projecten gaat die al in de pijplijn zitten, en waarvan de SDE++subsidie dus al toegekend is.
(NB: het gaat hier om projecten die al in de pijplijn zitten en dus SDE++subsidie hebben. Dit is slechts een deel van de taakstelling)
Het advies aan de minister Vervolgens heeft TKI Urban Energy de resultaten van Systemiq ingebracht in het grotere geheel “Bouwstenen versnellingsprogramma zon op dak”. Dat adviesrapport is meegeleverd als bijlage bij de recente zonnebrief van minister Jetten en daar te downloaden ( https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022Z10098&did=2022D20571 ).
Het adviesrapport geeft een enorme veelheid aan informatie, waaruit hier alleen wat met constructietechniek van daken te maken heeft (blz 56 adviesrapport). Duidelijk is dat de belangrijkste subsidieregeling, de SDE++, niet alles betaalt en daarom niet in alle opzichten goed werkt. De regeling is ontworpen om de goedkoopste projecten het eerste aan de beurt te laten komen. De regeling neemt wel de aanschafkosten van zonnepanelen en omvormers mee, de mechanische en elektrische installatie en de exploitatiekosten, maar bijvoorbeeld niet de kosten van het versterken van de dakconstructie en van het vervangen dakbedekking en enkele andere kosten. Daardoor hebben grote projecten het bijvoorbeeld makkelijker dan middelgrote projecten.
TKI Urban Energy stelt nu voor, in samenspraak met de branche, om een subsidie te definiëren die zich specifiek richt op lichtbeperkte daken, zodat daardoor ca 5000 projecten gerealiseerd kunnen worden die samen goed zijn voor 3,8GWpiek (wat in Nederland goed is voor ca 3,4TWh. Onduidelijk is of dat inclusief of exclusief de 1,1TWh in de pijplijn is). In de categorie ‘lichtbeperkt’ kost het 15€/m2 om de dakhandicap financieel op te vangen/ Het voorstel is om dat voor 10€/m2 in de vorm van subsidie te doen, en voor 5€/m2 als eigen bijdrage. Het voorstel is om de technische vormgeving van de ingreep open te laten. Het zou kunnen dat lichtgewicht PV-panelen (die nu nog duurder zijn) concurrerend worden.
Het idee is uitgebracht als bijlage bij een voorstel van minister Jetten. Dus kans dat het realiteit wordt,
Het is, ter ontnuchtering, goed om even af te zetten tegenover welke behoefte bovenstaande stroomhoeveelheden geplaatst zijn. Zie bovenstaande link. In 2030 eist de Regionale Energie Strategie (RES) in den lande minimaal 35TWh op het land (welk aantal door de gezamenlijke regio’s vrijwillige verhoogd is tot 50TWh) en 49TWh op zee. Dat is in het Klimaatakkoord vastgelegd. Daarnaast verwacht het Klimaatakkoord 7TWh kleinschalig op daken en is er nadien aan toegevoegd ca 45TWh wind op zee ten behoeve van de verduurzaming van de industrie.
Een vaker gehoorde ambitie voor 2050 is ongeveer 200TWh zonnestroom, maar dat is met de natte vinger.
Bovenstaande getallen 3,4TWh (of eventueel 4,5TWh) zijn dus waardevol, maar PV op daken is bij lange na niet genoeg om de ambities waar te maken.
Vooraf Lang voordat ik met deze blog begon (dat was januari 2015) hield ik me onder meer bezig met milieukwesties rondom de non ferro-bedrijvigheid in Maarheeze en Budel, die men kan zien als een uitloper van een veel groter geheel in Belgisch Limburg. Toen ik in 1990 voor de SP in de Eindhovense gemeenteraad kwam, is de aandacht verwaterd, maar ik heb er archieven over bijgehouden.
Het onderwerp kwam weer op de agenda omdat de KU Leuven, in opdracht van de Europese brancheorganisatie voor de non ferro-sector Eurometaux, in april 2022 een studie uitbracht naar de noodzaak van diverse metalen om vorm te geven aan de zich ontplooiende hernieuwbare energie-opwekking, de beschikbaarheid van de ertsen en de daaruit na raffinage te winnen metalen, en de rol van recycling daarbinnen. Dit is een belangwekkende studie. Het onderwerp heeft een directe band met de regionale non ferro, die in feite al met dit onderwerp bezig was voor toepassingen die ook al vóór de energietransitie van belang waren. Ik ga over het Leuvense rapport zeer binnenkort een apart vervolgartikel schrijven. UPDATE: dat is te vinden op https://www.bjmgerard.nl/metalen-nodig-voor-energietransitie-_-recycling-nodig-maar-winning-voorlopig-ook-nog-en-over-lithiumaccus-en-afvalbranden/ .
Geschiedenis De metalenraffinage in Belgisch Limburg en in Budel (zink) heeft een ruige geschiedenis.
De nijverheid ontstond omdat België de Kongo (tegenwoordig de Demokratische Republiek Zaïre) als kolonie had. Het optreden van België aldaar heeft een nog ruigere geschiedenis, maar dat is een ander verhaal. In dit verband is van belang dat de Kongo (om kortheidshalve de oude naam te blijven gebruiken) een enorm rijk delfstoffengebied was en is. Het uranium bijvoorbeeld voor de kernwapens op Japan komt uit de Kongo. De Belgen hadden een gebied nodig om alle Kongolese ertsen te verwerken (‘raffineren’) en kozen daarvoor de arme zandgronden van Belgisch Limburg, waar verder toch niet veel aan te verdienen was en waar maar weinig mensen woonden. We spreken over eind 19de eeuw.
Zo ontstonden de zinkfabriek in Neerpelt en Overpelt, die de bodem in de omgeving dermate vervuilden met zink en cadmium (verhouding ca 200:1) dat de Dommel die er doorheen stroomt niet schoon te krijgen was. Inmiddels is het Nederlandse deel van de Dommel gesaneerd, maar om herbesmetting te voorkomen ligt er bij de Eindhovense wijk De Hanevoet nog steeds een zandvang die met regelmaat uitgebaggerd moet worden.
August De Winne: De arbeiders! Ziet ge, na ’t dagelijksch werk, op den steenweg voorbijgaan, mager, bleek, ontvleeschd, met hoofden als van dooden! Het zijn als zwervende lijken. Men telt er geen ouderlingen onder. Na tien of twaalf jaren in de fabriek gewroet te hebben is hun organisme geknakt. Op veertigjarigen ouderdom zijn het afgeleefde wezens, onbekwaam tot den minst vermoeiende arbeid. Zij zijn versleten, ten einde, en hunne mannelijke kracht zowel als hun geestvermogen verwelken.
Nyrstar_foto bgerard, ook wel de zinkfabriek in Budel
Gezondheidsonderzoeken in de Nederlandse grensstreek In de jaren ’80 van de vorige eeuw was er in de grensstreek veel zorg over gezondheidseffecten van de non ferro-industrie van eigen Budelse bodem, en van over de grens waaiende effecten.
In Budel is in 1979 bloed onderzocht bij kinderen op lood (loodvergiftiging was in de beginjaren een beroepsziekte onder arbeiders). Kinderen zijn gevoeliger voor lood. De provincie heeft in 1984 in Luyksgestel bevolkingsonderzoek laten doen op cadmium (een giftig en kankerverwekkend materiaal dat nieren en botten aantast). In alle gevallen was de conclusie dat er beginnende medische effecten te zien waren, maar niet in die mate dat je er ziek van werd. Er kwamen wel eetadviezen en beperkingen aan de landbouw.
Winsemius en Braks stuurden op 09 mei 1984 de notitie “Cadmium in het milieu” naar de Tweede Kamer.
Belgische taferelen In België, waar, zoals iemand het uitdrukte, het halve periodiek systeem door de lucht vloog, was de situatie veel erger. De eet- en drinkadviezen (uit eigen put, niet overal was waterleiding) waren veel indringender .
De Belgische Partij van de Arbeid (PvdA) runde een huisartsenpraktijk in Lommel, die zich sterk met deze materie bezig hield. Ik heb in 1984, vanuit de Eindhovense SP, een openbare avond in Weert belegd waar ik een van de huisartsen van die praktijk, Staf Hendrickx, te spreken had gevraagd. Ik heb er voor het blad van de SP, de Tribune (van 13 april 1984) een artikel over geschreven “Over de grens begint de Sahara” dat men hieronder kan vinden. Het heette ‘De Sahara’ omdat er door de vervuiling geen planten meer konden groeien en het zand begon te stuiven.
De Tribune 13 april 1984
Saneringsoperatie Uiteindelijk was er zowel in België als in Nederland een grote saneringsoperatie nodig.
In Nederland is die uitgevoerd door Actief Bodembeheer De Kempen, een organisatie van de provincie Noord-Brabant (samen met de provincie Limburg). De sanering van tuinen, assenwegen en dergelijke heeft geduurd van 1997 t/m 2015. Toen was het af en is de organisatie opgeheven. Het heeft minstens tientallen miljoenen gekost.
Een voorbeeld: Waterschap De Dommel heeft, samen met de gemeenten Eindhoven, Nuenen en Son en Breugel, van 2010 tot en met 2013 besteed aan het schoonmaken en herinrichten van de ernstig vervuilde Dommel.
Let wel dat deze kaarten alleen over de atmosferische depositie gaan (dus niet over oppervlaktewater en assenwegen), en dat de lagere concentratie voor een deel veroorzaakt is door uitspoeling.
Philips Maarheeze
In Maarheeze ging het om een vestiging van Philips (sinds 1954) waar coatings voor op de binnenkant van TL-buizen gemaakt werden (De T staat voor Tube en de L voor Luminiscentie). Ik werd erbij gehaald door iemand uit de omgeving omdat de sneeuw roze was. Monsters genomen, laten analyseren, de kleur kwam van cadmiumsulfide en/of -selenide en en passant bleken er ook zeldzame aarde-metalen in het poeder te zitten. De vergunning stond emissie naar de lucht toe van 600kg per jaar (maar de emissie was in praktijk veel minder). Na stennis werd de cadmiumemissie gestopt. Nadien kwam de LED-verlichting op en stopte (inmiddels) Signify de productie en kreeg het terrein een andere bestemming (bodemvervuiling nalatend, zie https://bodemnieuws.nl/cms/23019-ingrijpende-sanering-maakt-oude-philips-terrein-maarheeze-bouwrijp.html ).
Het heden Zoals uit bovenstaande bron al blijkt (die niet volledig is), wordt er in België nog steeds op grote schaal metallurgie gepraktiseerd. De grote naam is Umicore, de opvolger van de Vieille Montagne en de roemruchte Union Minière de Haut Katanga). Anders dan de bron meldt, valt Nyrstar dus niet meer onder Umicore maar onder Trafigura. Verder heeft Nyrstar meer vestigingen dan alleen in Balen (o.a. ook Overpelt). En Umicore maakt deel uit van de grotere organisatie GBL ( https://www.gbl.be/nl/portfolio/umicore ), maar hoe dat allemaal precies gelopen is, weet ik niet.
Ik ben niet a priori tegen de non ferro. Nog sterker, mijns inziens is de non ferro-industrie, met alle aanhangende problemen, onmisbaar, zowel voor traditionele producten als voor de energietransitie. Het moet alleen heel anders dan vroeger, met vergunningen die deugen en gehandhaafd worden en periodiek aangescherpt.
Er zijn succesverhalen.
Helemaal op de achtergrond het zonnepark van Nyrstar
Vroeger werkte (bijvoorbeeld) Nyrstar Budel traditioneel thermisch, met een soort hoogovensysteem waarin zinkerts opgesloten werd met steenkool. Het systeem werd aangestoken en (omdat zink een veel lager kookunt heeft dan staal) kwam het zink in de dampfase vrij en moest op een koud oppervlak condenseren. Als dan de ovens open gingen kwam een walm verbrandingsgassen en zink- (en cadmium- en looddamp) in de atmosfeer. Dat is in de wijde omgeving neergeslagen en ook de slakken zijn nog eens in de wijde regio gebruikt als verharding. Toen de ovens in 1973 afgeschaft werden ten gunste van een elektrolytisch systeem, ging er een zucht van verlichting door de regio. Er kwam geen nieuwe atmosferische vervuiling meer bij, maar de oude vervuiling lag over een uitgestrekt gebied. De nieuwe vervuiling bestond uit een waterhoudende slurrie, het jarosiet, dat vooral ontstond doordat het zinkerts met onverwerkbaar ijzer bijgemengd was. De slurrie ging in bekkens waarvan de eerste lekte. Voor de huidige vergunning is ook dit probleem opgelost door speciaal ijzerarm zinkerts uit Australië te importeren waarvoor, naar men zegt, eerst een overeenkomst met de Aboriginalbevolking moest worden gesloten. Sindsdien komen er geen nieuwe jarosietbekken meer bij en op de bestaande staat een zonnepark van ruim 40 hectare, met uitbreidingsambities tot 90 hectare. Ook na uitbreiding levert dat nog steeds lang niet genoeg op om de gevraagde 4,3PJ per jaar te dekken. De rest wordt met groene certificaten ingekocht. Inmiddels draait Nyrstar Budel voor 94% op stroom, en is die stroom 100% duurzaam. Nu hopen dat dat allemaal onder Trafigura zo blijft. Een nuttig artikel is https://www.vno-ncw.nl/forum/hoe-nyrstar-budel-een-pionier-werd-de-zink-industrie en https://www.bjmgerard.nl/co2-prijs-onder-het-eu-ets-schiet-door-de-e50-per-ton/ .
Ertsverwerking bij de Union Minière de Haut Katanga, bij Elisabethville in de Kongo
Een ander succesverhaal is Umicore, maar dit zeg ik op gezag van Thalia Verkade van de Correspondent, die er een werkbezoek gebracht heeft voor recycling van batterijen. Zie https://decorrespondent.nl/6516/hoe-een-groot-vervuilend-bedrijf-een-groene-schone-voorloper-werd/715600067292-034862bf . Het bedrijf heeft een omslag gemaakt (o.a. steeds meer recycling) en stond in 1999 lp de tweede plaats van de Dow Jones Sustainability Index , en in 2013 zelfs op de eerste plaats bij de Corporate Knights met een score van 74% (dus toch nog het nodige te doen). Zie https://www.corporateknights.com/issues/2013-01-billionaire-superheroes-issue/2013-global-100-results/ , geeft overigens ene interessant lijstje. Het bedrijf doet niet zelf meer aan mijnbouw, en ook niet meer aan zinkraffinage (verkocht). In de praktijk houdt Umicore zich bezig met het inkopen, recyclen en ‘klaarmaken’ van grondstoffen in vormen die nodig zijn voor duurzame technologie als katalysators, zonnepanelen en batterijen. De verandering was afgedwongen a) omdat president Mobutu Sese Seko van Congo de mijnen van Union Minière nationaliseerde, b) omdat in de jaren zeventig Europese regelgeving het bedrijf vervolgens tot veel schonere productietechnieken in de eigen regio dwong en c) vanwege de eeuwige conjunctuurgevoeligheid van grondstoffen: als je alleen daarin handelt, kun je maar weinig doen tegen crises en slapte op de wereldmarkt.
Er moet veel, maar er kan blijkbaar ook veel. Maar te verwachten is dat er ellende overblijft, bijvoorbeeld in de mijnbouw. Daar moet nog meer en de vraag is wat er kan. Ik weet daar te weinig van en laat de vraag nu open.