Boswetenschapper: ‘Bouwers kunnen het bos juist redden’

Ik heb in deze blog veelvuldig geschreven over de met elkaar samenhangende onderwerpen bosbeheer – gebruik van hout – houtbouw – gebruik van houtige biomassa. Mijn centrale stelling is dat houtige biomassa bijzaak is in de bosexploitatie en regulier gebruik van hout voor gangbare doelen hoofdzaak – timmerhout, plaatmateriaal, papier, groene chemie.
Bossen op de noordelijke breedtes worden niet gekapt met biomassa als hoofddoel. Op deze foutieve aanname worden allerlei redeneringen gebaseerd (vaak emotioneel) die niet kloppen omdat de onderliggende basis niet klopt. Voorbeeld is de bekende koolstofschuldtheorie, die als leidend principe heeft dat hout slechts gekapt wordt om te verbranden.
Evenmin worden landen op Noordelijke breedtes kaalgekapt. Integendeel, het bos wordt elk jaar groter. Estland wordt hier vaak als afschrikwekkend voorbeeld genoemd, maar zelfs daar van met officiele FAO-statistiek eenvoudig te bewijzen dat de bossen groeien en dat brandhout in de export van ondergechikt belang is. Zie Slecht Investico-onderzoek over Estlandse bomen .

FAO-data van de bosoppervlakte in Estland

Een en ander wil niet zeggen dat de werkelijkheid probleemloos is, maar het probleem zit anders in elkaar dan in milieukringen vaak gezegd wordt. De discussie moet geframed worden als wat zij in hoofdzaak is, namelijk een bosbeheerdiscussie.
Een desolaat ogende kapvlakte is geen bewijs voor de oogst van biomassa, maar is een voorbeeld van ouderwetse bosbouwtechniek.

Omdat het verhaal achterstevoren geframed wordt, komen er ook achterstevoren resultaten uit de discussie. Want wie denkt dat biomassa de dominante factor is en dat dat fout is, denkt logischerwijs dat er dus helemaal niet gekapt mag worden en verbiedt dus in essentie de gangbare, reguliere traditionele bosbouw. Dus geen hout meer, en dus logischerwijs meer steen, beton en staal.
De gedachte die bedoeld is als klimaatverbetering eindigt via een achterstevoren framing dus in klimaatschade.

Inderdaad zijn er mensen die de consequentie expliciet trekken en elke menselijke ingreep in bossen verbieden. Productiebossen mogen niet, elk bos natuurbos.
Ik deel deze mening nadrukkelijk niet en vind hem schadelijk voor het klimaat.

Als autodidactische niet-meer-helemaal-leek op bosbouwgebied volg ik mensen die verstand hebben van bossen. De bekendste in Nederland is Gert-Jan Nabuurs. Die is hoogleraar Europees bos aan de Universiteit van Wageningen ( www.wur.nl/nl/Personen/Gert-Jan-prof.dr.ir.-GJMM-Gert-Jan-Nabuurs.htm en www.wur.nl/nl/Personen/Gert-Jan-prof.dr.ir.-GJMM-Gert-Jan-Nabuurs.htm?subpage=projects en www.gfbinitiative.org/nabuurs ). Hij is Coördinerend hoofdauteur bij het IPCC in het Sixth Assessment Report for Agriculture and Forestry. Hij is mede-auteur van de EASAC-studie naar de staat van de Europese bossen ( Over het EASAC-rapport “Multi-functionality and sustainability in the EU’s forests” ).
Ik heb enkele publicaties van Nabuurs gelezen en presentaties bijgewoond.

Nu stond er een interview met Nabuurs in Cobouw van 03 februari 2021. Cobouw is het blad van de bouwsector en het artikel had dan ook als vertrekpunt het gebruik van hout in de bouw. Houtbouw is momenteel “hot”.
De link is www.cobouw.nl/duurzaamheid/nieuws/2021/02/boswetenschapper-bouwers-kunnen-het-bos-juist-redden-101292521?utm_source=Vakmedianet_red&utm_medium=email&utm_campaign=20210208-cobouw-std&tid=TIDP4623216XB5E0D75FB3A64F789BF8B9ABCB27146DYI4&utm_content= .

Cobouw stond mij toe om het artikel gratis over te nemen, onder bronvermelding (zie bovenstaande link als je Cobouw hebt, of de tekst hieronder). Hiervoor dank.



Professor Nabuurs

Boswetenschapper: ‘Bouwers kunnen het bos juist redden’

Meer bouwen met hout is niet alleen goed voor het klimaat, maar ook voor de toekomst van het bos. Dat zegt hoogleraar Europese bossen Gert-Jan Nabuurs. “Of er genoeg is? Zat. Maar er zal een sterke tegenlobby zijn. En die komt niet alleen uit de beton- en staalhoek.”

Misschien te eentonig en de grond nog wat te zuur, maar anno 2021 gaat het best goed met de bossen in Europa, zegt boswetenschapper Gert Jan Nabuurs op een doordeweekse januaridag. De hoogleraar Europese bossen in Wageningen baseert zich op nieuwe bosstatistieken uit december. “Het is weleens anders geweest”, zegt hij er direct bij.

Wat dat betreft is de actuele toestand van het bos als een angstaanjagende bergrit in de Tour de France: het gaat met pieken en dalen. “Begin 1900 was er weinig bos en net toen het bos weer begon te floreren, brak de Tweede Wereldoorlog uit en werd er weer ontzettend veel gekapt. Nu is de groeisnelheid juist weer heel hoog.” Interview met een bomenliefhebber die het bos maar wat graag ‘opoffert’ voor de nieuwe stad. Een houten stad, het liefst. “Ermee bouwen is beter dan het opstoken voor eigen gebruik.”

Hoe zit dat? Het Europese bos groeit als een malle, maar de grond baart zorgen…
“Dat verbaast ons ook. De vruchtbaarheid is inderdaad niet zoals het moet zijn. Veel gebieden zijn te droog. Bossen zijn vaak aangeplant op uitgemergelde gronden. Dat heeft gevolgen voor de biodiversiteit. Aan de andere kant is het groeiseizoen door de klimaatverandering langer.”

Wat moet er gebeuren?
“De stikstofdepositie moet naar beneden. Dat kun je bereiken door boomsoorten met elkaar te mengen. Veel bossen bestaan nu uit één soort, zoals naaldbomen die de neiging hebben om de grond te verzuren. Combineer je die met linden, esdoorns, beuken of eiken dan kun je je boomsoortenkeuze afstemmen op de toekomstige klimaatverandering.”

In de bouwsector is hout hot. Bent u daar blij mee als bosliefhebber?
“Absoluut. Door meer hout in de bouw toe te passen, houd je het CO2 langer vast. Bij goed bosbeheer staat er in de tijd dat een houten woning of gebouw is afgeschreven alweer een nieuw bos te groeien. Daarnaast is de houtketen nu erg gericht op de papierindustrie en de private houtkachel. Door meer te bouwen met hout duw je die keten naar hogere kwaliteiten.”

Circulair appartementencomplex in Monnickendam volledig opgetrokken uit hout

Hoe dan?
“Als er meer wordt gebouwd met hout neemt de financiële waarde van het bos toe. Dat kan de miljoenen particuliere boseigenaren ertoe aansporen te investeren in een hogere kwaliteit hout. Nu is hun financiële positie vaak heel marginaal.”

Opmerkelijk. Ik kan me de tijd nog herinneren dat er stammenstrijden waren tussen keurmerken van duurzaam hout…
“Er is een tijd geweest, zeker in Nederland, dat men zei: hout vereist zoveel onderhoud en daarom is hout niet duurzaam. Mede door de opkomst van CLT en de klimaatdiscussie ziet men steeds meer in dat je door te bouwen met hout de uitstoot wel degelijk kunt beperken, het bos kunt beheren en de levensduur in de houtketen kunt verlengen. Ik vind dat een goede trend. Je vervangt daarmee beton en staal en gebruikt hernieuwbare grondstoffen.”

CLT (Cross Laminated Timber), hier van sparren (vurehout)

Is daarmee de cirkel rond? Moeten we bijvoorbeeld niet stoppen met hout in de kachel te verbranden?
“Ik ben niet tegen inzet van hout voor de bio-energie. Je zult namelijk altijd een stroom matige en slechte kwaliteit resthout houden. En als je meer wilt bouwen in hout, worden die reststromen zelfs groter.”

Er is niet genoeg hout zeggen criticasters. Invest NL stelt echter dat maar liefst 80 procent van de nieuwbouw in hout haalbaar is. Dat zijn 64.000 woningen. Kan dat inderdaad?
“Ja. In Europa groeit er elk jaar 800 miljoen kuub meter hout bij, waarvan we jaarlijks ongeveer 500 miljoen kuub oogsten. Natuurlijk zitten daar ontoegankelijke plekken bij, zoals berggebieden, maar wij hebben berekend dat je de oogst met 60 tot 70 miljoen kuub kunt opkrikken. In Europa worden er elk jaar 1 miljoen woningen gebouwd. Een niet al te fancy woning vereist 50 kuub CLT en trek je die lijn door dan kun je dus een miljoen woningen bouwen voor 50 miljoen kuub. Dus die 60.000 woningen per jaar in Nederland is eigenlijk marginaal.”

Omhakken die bomen!
“Zo eenvoudig is het niet. Dit vereist namelijk een hele logistieke verandering, daar zit het grootste probleem. De capaciteit van de CLT-fabrieken is op dit moment niet groot genoeg voor dat soort aantallen. Ook het oogsten van die 60 tot 70 miljoen extra bos is een enorme opgave en vereist investeringen in jong en nieuw bos.”

Wat moet er nu gebeuren?
“Stap één is gezet: bouwen met hout zit al meer tussen de oren bij architecten en projectontwikkelaars. De rol van Centrum Hout is daar belangrijk bij geweest. In de bosstrategie van de minister staat ook dat we een beetje meer moeten bouwen met hout. Er moeten echter nog wel wat misverstanden worden weggenomen en oplossingen worden gevonden om bijvoorbeeld brandgevaar tegen te gaan. Hout vliegt niet zomaar in de brand, maar als het fikt, fikt het hard. Die massieve zware balken hebben juist voordelen. Daarom worden ze ook veel bij zwembaden toegepast. CLT stort niet zomaar in, terwijl een stalen balk gelijk inzakt als het heet wordt.”

Op de norm voor duurzaam bouwen is kritiek. Tijdelijke opslag van CO2 wordt als het ware niet meegeteld. Zou je dat wel doen, dan is hout ineens het klimaatvriendelijke goud. Hoe kijkt u tegen die discussie aan?
 “Ik ben geen deskundige, maar krijg daar wel zijdelings iets van mee. Hoe dan ook moet je duurzaam bosbeheer toepassen. In Europa, de VS, Canada, China in Nieuw Zeeland en in delen van Rusland is dat al het geval. Onder aan de streep vind ik dat je hout wél moet belonen als opslagplaats van CO2. Collega’s van mij bekijken nu ook of de normen voor papier kunnen worden aangepast.”

Maar papier heeft toch een veel kortere levensduur dan houtskeletbouw of CLT?
“De papierindustrie verschuift sterk richting karton (voor internet-aankopen) en allerlei andere biobased producten. Daarnaast is het energiegebruik om papier te maken verminderd en is de recycling van papier verbeterd. Maar het klopt dat de cyclus van papier korter is.”

Heeft hout daar in de norm voor duurzaam bouwen last van?
“Niet echt last. In principe zit het in dezelfde cyclus als de bio-energie. Dat is het lastige aan deze discussie: je zult altijd bomen moeten kappen als je er iets mee wilt doen. Voor je het weet staat de Tweede Kamer op scherp. Daar zou houtbouw ook mee te maken kunnen krijgen.”

U voorspelt een zware tegenlobby. Ik neem aan uit de beton- en staalhoek.
“Die liften erop mee, maar het komt ook uit andere hoek. Als je tienduizenden extra woningen van hout wilt bouwen, gaan de Ngo’s­­ problemen maken. Neem alleen al FERN, dat is een lobby in Brussel die sterk is gericht op het beschermen van de bossen. Het Wereld Natuurfonds en Birdlife zeggen ook dat je het bos moet laten staan. Ik vind dat kortzichtig met bijna 9 miljard mensen op deze wereld.”

De vogelliefhebber vreest voor boskap, terwijl de boswetenschapper juist zegt dat het goed is voor het bos. Hoe zit dat? “Ik heb geen relaties met de industrie of wat dan ook. Maar het is gewoon moeilijk uit te leggen dat je een deel van het bos duurzaam kunt beheren en dat je daar producten van kunt maken. In dit soort discussies ben je of voor of tegen. Daarom zijn de Groenen in Duitsland ook al jaren tegen de biomassa-energie.”

Dus bouwers, in Europa is er hout zat, u moet alleen misschien iets verder de bergen inrijden?
“Zo ongeveer. Er is hout genoeg, ook in niet kwetsbare gebieden. Nu ligt er echter te veel nadruk op het einde van de omloop – hoe krijg ik dat hout het bos uit – , terwijl we juist aan de voorkant moeten investeren. De afgelopen twintig jaar heeft Nederland dat veel te weinig gedaan.”

Nu komt er toch 37.000 hectare bij…
“Ja, een klein stukje, een tiende van wat we nu hebben, maar we zijn er blij mee. Dertig jaar lang hebben we geen bosbeleid gehad.”

Blijft een opmerkelijke constatering: de bouwer als ultieme redder van het bos?
“Haha, maar zo zie ik het echt. In volumes kappen we op dit moment niet te veel, maar we kappen wel te mooie kwaliteit voor allerlei mindere doeleinden. Als je nogmaals kijkt naar de totale jaarlijkse oogst van 500 miljoen kubieke meter in Europa, dan gaat ruim 100 miljoen op aan particuliere eigenaren die op een zaterdag bomen omkappen om in de kachel te verbranden.”

Laat maar komen die houten wereld…
“Een houten wereld zal nooit helemaal kunnen. Allereerst kan hout nooit alle grote volumes in de beton- en staalwereld vervangen. Daarnaast wil je het oerbos in grote delen van de wereld behouden. Slechts in een paar regio’s, waaronder Europa, wordt duurzaam hout geproduceerd. Daar zul je het van moeten hebben.”

Nederland zou iets ‘houteriger’ moeten worden?
Glunderend: “Dat zou mooi zijn.”

Want bouwen met hout is goed voor de bossen, aldus de wetenschapper…
“Juist.”

Stavkyrke uit Urnes, Noorwegen, gebouwd in 1132, geheel uit hout


‘Help, de bouwgrondstoffen raken op’ 

Onderzoeksjournalist Thomas van Belzen volgt de ontwikkelingen op het gebied van biobased en circulair bouwen op de voet. In 2013 schreef hij het boek Duurzaamheidsoorlog en sindsdien kan hij dit belangrijke thema niet meer loslaten. De norm voor duurzaam bouwen (MPG) is nog altijd voer voor discussie. Bouwens komen in opstand tegen ‘oneerlijke’ regels en ondertekenden een manifest.

Lees ook het interview dat hij had met Ronald Rovers of zijn artikel over duurzaam inkopen, waarmee inkopers worstelen. Actueel is ook de discussie over de stichting Nationale Milieudatabase en houtvoordelen die niet worden meegeteld in de MPG.



Zie op deze site ook Circulair appartementencomplex in Monnickendam volledig opgetrokken uit hout en Waugh Thistleton architects beroemd om houtbouw .

Dalston Works is the world’s largest CLT building, and a landmark project in our ambition to roll out the use of timber construction in high-density urban housing, across London and beyond.
The ten-storey, 121-unit development is made entirely of CLT, from the external, party and core walls, through to the floors and stairs, weighing a fifth of a concrete building of this size, and reducing the number of deliveries during construction by 80 per cent.

Slecht Investico-onderzoek over Estlandse bomen

Vooraf
Het platform Investico voor onderzoeksjournalistiek publiceerde op 09 december 2020 een aanval op enerzijds het biomassa- en bosbeheerbeleid van de Estse overheid en bedrijfsleven als dader, en anderzijds de Nederlandse overheid en energiesector als belangrijke medeplichtige. Het onderzoek is te vinden op www.platform-investico.nl/artikel/hoe-estse-bomen-worden-opgestookt-in-onze-centrales-geannoteerd-verhaal/  .
Dit verhaal is onderdeel van het project Money to Burn – een internationaal onderzoek door een team van zestien Europese journalisten en acht redacties, geleid door het Nederlandse onderzoeksjournalistieke platform Argos en gefinancierd door Investigative Journalism for Europe.

Ondanks de imponerende aftiteling vind ik het een zwak onderzoek. Ik vind het meer een opinie-artikel dat naar een al vaststaande uitkomst toe werkt (inderdaad, die bestond drie jaar geleden al, stelt het artikel).
Het grootste probleem is dat het de houtproductie en de biomassaproductie niet uit elkaar houdt. Verder zit de studie te veel op de emotietoer, hanteert de studie selectieve statistiek en gebruikt hij slordige definities.  Het citeert andersgezinden vooral voor de vorm, nauwelijks ingaand op hun kant van de zaak, presenteert gegevens eenzijdig en doet onware beweringen (‘Tussen 2014 en 2019 verdubbelde de jaarlijkse afname van bosoppervlak in Estland, blijkt uit onze analyse van gegevens46 van dataplatform Global Forest Watch en de Universiteit van Maryland, Google en NASA.’). Meteen maar een voorbeeld dat op deze bewering ingaat.

  • Er is in Estland geen grote systematische ontbossing en het bosareaal groeit licht
    Eerst de definitie van ontbossing ‘deforestation’.
    Om aan onafhankelijk en systematisch statistisch materiaal te komen, heb ik er de FAO-cijfers bij gepakt (de Food and Agriculture Organisation van de VN).
    De FAO-definitie (Global Forest Resources Assessment 2015 en 2020, FRA, www.fao.org/3/ca9989en/ca9989en.pdf ) voor deforestation is ‘The conversion of forest to other land use or the longterm reduction of the tree canopy cover below the minimum 10% threshold’. Die 10% is de ondergrens voor wat de FAO als ‘forest’ definieert. Het heet dus ontbossing als er een blijvende functieverandering optreedt van bos naar niet-bos, zoals infrastructuur en bebouwing. De cijfers daarover zijn warrig en als ‘ontbossing’ in deze zin bedoeld is, is de bewering onwaar. Het is in Estland een ondergeschikt fenomeen (FRA 2020 blz 15).

Er wordt in Estland wel flink gekapt, maar ook flink herplant (zowel machinematig als langs de natuurlijke weg). Omdat de functie niet verandert, moet dit geen ‘ontbossing’ genoemd worden. Per saldo groeit het Estlandse bos licht.


De feitelijk beschikbare FAO-cijfers lopen t/m 2017. Latere jaren zijn gemakshalve gelijk gesteld aan 2017 (FRA 2020 blz 8)
De biomassa en koolstofopslag boven, op en in de grond groeide eerst licht en blijft nu ongeveer gelijk (FRA 2020 blz 25 en 28).


In het onderzoek staat een ‘deforestation’-grafiek (zonder definitie van ‘deforestation’) in Natura2000-gebieden. In de context lijkt dit te betekenen kap waar opnieuw bos komt, en dus is het in de reguliere betekenis geen ontbossing. Op het Natura2000 – aspect kom ik later terug.

Een andere manier om mijn punt te maken is het staafdiagram van het landgebruik in Estland. Die komt van de website van Graanul en daarom heb ik hem geijkt op de FAO, en dat klopt precies.

Even weer terug naar het lopende verhaal.

Nu heb ik zelf ook al drie jaar een opinie die andersom is.  Maar om mijn gelijk te beargumenteren vond ik dat ik het beter moest doen dan het Investico-artikel, en omdat zo hier en daar iemand mij dat gevraagd had, heb ik enige tijd geïnvesteerd in dit artikel.
Ik wil deugdelijke en systematische statistiek gebruiken (zoals de al genoemde FAO-statistiek en internationale im- en exportstatistieken) en ik lees ook wat de Estse regering ervan vindt en wat het bedrijf Graanul ervan vindt. Dat bedrijf  functioneert in dit soort verhalen altijd als een soort opper-Beëlzebub. Mijn studie leidt tot wat Investico ongetwijfeld niet beoogd heeft, namelijk dat mijn Sympathy for deze Devil is toegenomen.

Ik gebruik in het volgende regelmatig de Sustainability Report 2019 van Graanul Invest. Dat is te vinden op www.graanulinvest.com/eng/environment/environment (evenals eerdere versies).

Twee caveats:
* ik ga er niet bij voorbaat van uit dat commerciele  ondernemingen de waarheid spreken. Ook niet dat ze bij voorbaat liegen. Ik probeer uitspraken te controleren, door Estlandse statistiek te vergelijken met andere.
* Ik  beweer niet dat er geen problemen zijn. Die zijn er wel, zelfs grote, maar ze zitten anders in elkaar dan Investico beweert.

Ik ga mijn antwoord geven in een aantal statements waarvan hierboven de eerste staat (met een . ervoor)

  • Graanul is Estland niet – even een stukje gevoel voor verhoudingen
    Zoals alle Scandinavische landen, kent Estland al eeuwen een bosexploitatie waarin hout in huizen, gereedschappen, meubels etc verwerkt wordt, en restanten opgestookt.
    Estland kent dan ook een gevarieerde houtbewerkende sector. De branche-organisatie Estonian Timber heeft er een pagina vol mee ( https://estoniantimber.ee/companies/ ) en alleen Graanul maakt pellets. De rest zaagt of maakt fineer of triplex.
    En Graanul is alleen in relatieve zin een reus. Het bedrijf bezit in Estland 53.687 hectare en dat is op 2.438.400ha bos in Estland. Goed voor 2,2%  van een bos ter grootte van een half klein land – eerder een middelgrote onderneming.
    Daarnaast heet Graanul nog wat grond in Letland.
    Graanuls pelletproductie is veel groter dan wat Graanul in Estland zelf aan hout oogst, omdat Graanul diensten verleent aan andere boseigenaren, houtresten van houtverwerkende bedrijven overneemt en importeert uit landen als Letland en Wit-Rusland.
  • Houtige biomassa is niet de hoofdzaak
    Om eerst weer even een gevoel voor getallen te krijgen:
    In 2018 werd er in Estland 14 miljoen m3 hout geoogst (op een totale voorraad van ca 494 miljoen m3 ). Die 14 miljoen kuub is goed voor ongeveer 10 miljoen ton.
    Van die 14 miljoen kuub kwam 0,66 miljoen kuub van de eigen productie van Graanul (2019), goed voor 0,46 miljoen ton.

Er bestaat geen makkelijke statistiek over hoeveel van die jaarlijkse 14 miljoen kuub afgesplitst wordt voor binnenlandse energiedoeleinden.
De FRA 2015 (blz 34-35) geeft van 2000 tot 2011 ‘removal for fuel wood’-waardes die tussen de 1,2 en 2,3 miljoen kuub schommelen en dat is inclusief de export. De FRA 2020 geeft hier geen statistiek.
De site http://www.europeanbioenergyday.eu/wood-fit-for-purpose-in-estonia2/ stelt dat 89% van de hernieuwbare energie in Estland op hout gebaseerd is, wat goed zou zijn voor 2,1 miljoen kuub, goed voor grofweg 25PJ, rechtstreeks in de kachel of via warmte-kracht installaties en dan de stadsverwarming (waar een groot deel van Estland op zit).
De IEA ( www.iea.org/countries/estonia )stelt dat biomassa goed is voor ca 1/9de deel van de 12,3TWh stroom in Estland, welke 1,35TWh na enig ruw cijferwerk ongeveer op ca 700 miljoen kg hout uitkomt. Graanul levert 170 miljoen kg wood chips (583.000 kuub) voor 0,34TWh. Waarschijnlijk dubbelt de restwarmte van die stroomopwekking  grotendeels met die van de 2,1 miljoen m3 vanwege de stadsverwarming.
Op basis van de IEA-cijfers is Graanul, volgens het eigen duurzaamheidsverslag, goed voor grofweg een kwart tot een derde van de huidige hernieuwbare energie in Estland.

Ik maak de binnenlandse vraag af naar energiehout af op rond de 2,5 miljoen m3 . Op 14 miljoen m3 houtoogst vind ik dat een bijzaak, zij het een belangrijke bijzaak.

In de export hetzelfde beeld.
De site TrendEconomy stelt je in staat om van elk land over elk jaar op elke denkbare wijze de im- en export binnen te halen . Mijn selectie is https://trendeconomy.com/data/h2?commodity=44,4401,4402,4403,4404,4405,4406,4407,4408,4409,4410,4411,4412,4413,4414,4415,4416,4417,4418,4419,4420,4421&reporter=Estonia&trade_flow=Export&partner=World&indicator=NW,TQ,TV&time_period=2019 (categorieën houtproducten, papierproducten en pulp).
De waarde van deze drie categorieën samen was in 2014 $1683 miljoen en in 2019 $1958 miljoen. Daarvan maakte de categorie Fuel wood in ruime zin in 2014 10,8% uit en in 2019 13,5%, en daarvan bestaat waarschijnlijk het merendeel uit pellets van Graanul.
In kilogram uitgedrukt stijgt de export van Fuel wood in ruime zin van 1231 miljoen kg in 2014 naar 2140 miljoen kg in 2019. Dit meest in  de vorm van pellets van Graanul (waarvan Graanul 2492 miljoen kg produceert, die dus grotendeels aan de export opgaan). Wie het gemakkelik wil, zie onderstaande file.

Zelfde idee: Fuel wood is in de export een bijzaak, zij het een belangrijke bijzaak.

Ik hou het erop dat all-in ongeveer een kwart tot een derde van de houtoogst in Estland, direct of indirect, eindigt als energiehout. Preciezer dan dit lukt me niet.

De besluitvorming over de bosexploitatie in Estland wordt dus overheerst door de klassieke houtproductie – zoals al eeuwen. Er worden als regel geen bossen gekapt, enkel om ze te vermalen.

Er is nog een tweede reden waarom houtige biomassa een bijzaak blijft, namelijk het simpele gegeven dat het per kuub minder opbrengt.
Houtprijzen schommelen sterk, maar de onderlinge prijsverhouding tussen de categorieën heat logs, pulpwood logs, naaldhout (softwood) sawlogs en loofhout (hard wood) saw logs blijft ongeveer hetzelfde. In 2019 zit fuel wood op 24€/m3 , pulpwood op 40€/m3 (hier getoond), naaldhout op 55€/m3 , en hardhout op 170€/m3 (de laatste twee hier niet getoond). Dit alles met een flinke toevalsmarge. Dus 1 : 1,5 a 2 : 2 a 2,5 : 5 a 7.

Het grote geld in de bosbouw zit niet in het energiehout, maar in het gewone hout.

  • De koolstofschuldtheorie van Investico klopt niet en Graanul zegt een koolstofsink te zijn
    Het is een populair narratief.
    Er is een bos; bos kan van zichzelf onbeperkt veel onbeperkt lang koolstof opslaan; op t=0 wordt het bos gekapt; het wordt geheel opgestookt in verderfelijke biomassacentrales; het duurt tot t = vele decennia voor de koolstof weer in bomen terug gevangen is; we hebben nu een probleem en alleen korte termijnoplossingen zijn aanvaardbaar, korte termijnschade niet.
    Ook Investico volgt dit narratief met enthousiasme.

Er klopt alleen niet veel van het narratief.

Op de eerste plaats wordt het meeste gekapte hout niet opgestookt. Voor het kwart tot derde deel dat wel verbrand wordt, geldt het narratief met de kanttekeningen dat de generatieduur van sommige bomen maar enkele decennia is (daarom noemt de Nederlandse SDE+subsidie in zijn reglementen 40 jaar), terwijl de tijdshorizon van klimaatstudies soms het jaar 2100 is.

Van het hout dat niet opgestookt wordt (ten tweede) komt de koolstof met vertraging vrij en die vertraging kan lang duren. Bij een goede organisatie van de houtbouw bijvoorbeeld (standaardisatie en recycling) kan de vertraging langer dan 100 jaar zijn (zie NEN-norm benadeelt bouwen in hout ), en in uitzonderlijke gevallen nog veel langer (zie Houtbouw voor het klimaat – terug naar de toekomst ).
Ook kunnen belangrijke korte termijn-voordelen bereikt worden als bijvoorbeeld hout vervanger wordt voor beton en staal.
Zo ontstaat er geen koolstofschuld, maar zoiets als een koolstoftegoed. Maar dat is niet in een makkelijk populair narratief weer te geven.

Op de derde plaats veronderstelt het narratief een ideaal bos. In feitelijke bossen gaat van alles mis door toenemende droogte, bosbranden, ziektes en beestjes. Zodoende kan de gemiddelde bewaartijd van koolstof in een houten huis best wel langer zijn dan in een boom in het bos, ook als die niet gekapt wordt.

Tenslotte (vier): in de bosbouw is er niet één groot moment t=0. Dat is een model dat door actievoerende buitenstaanders bedacht is zonder kennis van de bosbouw. Er zijn elk jaar een heleboel momenten t=0 en die waren er 30 en 50 jaar geleden ook al, en idem over 30 en 50 jaar (als alles goed gaat met het bos).
In de bosbouw middelt zich dat gewoon in de jaarlijkse bedrijfsvoering statistisch uit. Er ontstaat een gemiddelde balans van plus en min-koolstof.

En Graanul beweert in zijn Duurzaamheidsverslag 2019 dat zijn gemiddelde balans koolstofnegatief is.
Op zich is dat niet verbazingwekkend. Ook het IPCC stelt dat de bossen op de Noordelijke gematigde breedtes een koolstofsink zijn (netto koolstof opnemen omdat ze netto groeien). Als je dus niet teveel verprutst met CO2 lozen in je dagelijkse bedrijfsvoering, moet het lukken om koolstofnegatief te zijn.

Het Duurzaamheidsverslag echter presenteert zijn cijfers tamelijk chaotisch. Het is meer wervend en van de mooie plaatjes dan van het boekhouden. Je snakt naar een echt jaarverslag met gortdroge tabellen en leesbare Sankeydiagrammen met massa- en energiestromen. De beweringen vallen nu moeilijk te controleren.
De bewering kan waar zijn als hij als koolstoflozers omvat de gehele pelletproductie, alle door Graanul uitgevoerde werkzaamheden in het bos, en van de Combined Heat and Power inrichtingen alleen de energetische randkosten, en als als koolstofabsorbeerders alle eigen land van Graanul in Estland en Letland geteld wordt bij een koolstofvastlegging van 10,46 ton CO2,eq per hectare per jaar.
Het functioneren van de CHP-inrichtingen in eigenlijke zin moet dan worden afgedekt door de productie (in 2019) van 583.000 m3 (170 miljoen kg) houtchips als een aparte post, die buiten bovenstaande balans gehouden wordt.
Alleen op die manier kan ik er chocola van maken.
Als ik de CO2-effecten van die 583000 m3 als lozing meetel (wat je m.i. moet doen), speelt Graanul bij mij ongeveer quitte (mogelijk nog een klein beetje klimaatnegatief). Zo redenerend gebruikt Graanul de koolstofabsorbtie van zijn bosportefeuille om in eigen land enkele CHP-inrichtingen klimaatneutraal te laten draaien, en om een flinke hoeveelheid klimaatneutrale pellets de wereld in te sturen. Niet slecht voor een middelgrote onderneming.

Nou was het leuk geweest, zelfs fatsoenlijk, als het onderzoeksteam van Investico hier iets over gemeld had. Maar Investico noemt uit de rapportage alleen maar dat 84% van de houtoogst uit kaalkap kwam, en uit niets blijkt dat het document verder gelezen is.

  • Uitdunnen en versnipperde bomen
    Keer op keer wreekt zich dat dat men (ook Investico) de bosbouw niet afmeet aan de wetmatigheden van de sector zelf, maar aan die van geïdealiseerde opvattingen over energie en biodiversiteit.

Voor een commerciële bosbouwer bestaat het ideaalbeeld uit een bos vol  met dikke, lange, rechte en gezonde bomen waar je bij voorkeur goed planken van kunt zagen, en waar je anders pulp van kunt maken, bijvoorbeeld als de vezels zich lenen voor de papierindustrie of voor celstof. Daar werkt hij (of zij), en zijn opvolgers, decennia naar toe (de rotatietijd van een Noorse spar is bijvoorbeeld 60 tot 90 jaar, afhankelijk van de kwaliteit). Daarna wordt de plant geoogst en verkocht. Zo gaat het al eeuwen.
Om aan de gewenste bomen te komen, wordt er een- of meermalen doorgeselecteerd om de beste bomen meer ruimte te geven. Een kennis van mij, die als ecoloog  bij Staatsbosbeheer gewerkt heeft, vertelde me dat ze bij een bebossingsproject met coniferen met 6000 per hectare begonnen en met 300 eindigden. Er is een enorm verschil tussen netto en bruto.
Zie ook Hout als energiebron is niet perse van de duivel en Biomassa veel beter voor het klimaat dan aardgas .

Omdat er bij grootschalige bosbouw meer leeftijdsklassen tegelijk geoogst of weggeselecteerd worden, bestaat dus de oogst uit bomen in allerlei soorten en maten, waaronder inderdaad heel veel stammen die te slecht zijn voor het hoogste doel. Die worden als stam versnipperd. Het versnipperde hout kan allerlei bestemmingen hebben anders dan brandhout. Zo exporteert Estland ook 59 miljoen kg papierproducten, 94 miljoen kg plaatmateriaal, 277 miljoen kg houtpulp. Dat ‘alles wat niet perfect is de pelletmolen ingaat’ zoals Investico een Estse activist citeert, is niet waar. Zelfs niet bij Graanul, waar wel veel de pelletmolen in gaat.
De verwerking van hout dat niet aan de zaagbaarheidseisen voldoet op andere wijze verwerkt wordt is de normale gang van zaken in de bosbouw. Investico onthult hier geen diep geheim.

De oogst van Graanul bestaat voor 35% uit stammen om te zagen (wat heel redelijk is, en het bedrijf wil in 2050 op 50% zitten, wat heel ambitieus is), zit op 10% pulphout (wat weinig is ) en op 55% brandhout (wat verhoudingsgewijze veel is, maar het bedrijf heeft zich hierop gespecialiseerd).
Het verhaal in Estland is dat er ten rijde van het Sowjet-regime veel landbouwgrond herbebost is, maar zonder zorg, waardoor de kwaliteit slecht is. Zegt Graanul en gebruikt dat mede om zijn percentages te rechtvaardigen.

Commerciele bosbouw sluit andere functies niet uit. Er is ook gewoon biodiversiteit mogelijk en natuurbeleving en wandelen en fietsen en bosbessen plukken.

  • Kapmethodes en Natura2000 – gebieden
    Eerst een verhaal over de niet-Natura2000 – gebieden.
    De standaardmethode in de Scandinavische bosbouw is van oudsher de perceelsgewijze kap. Daarvoor bestaan uitgebreide reglementen (voor de Estse Boswet en Regels voor Bosmanagement zie www.envir.ee/en/forestry . Het is inderdaad, zoals Wiebes zegt, een oogstwijze.

Ongetwijfeld is een verse kapvlakte een onaangename beleving. Het ziet er heel erg uit als de TV-camera aan de rand gezet wordt. De menselijke beleving is echter slechts één aspect van de zaak.
In hoeverre het werken met elkaar afwisselende kapvlaktes van minder dan een hectare, afgezien van de menselijke beleving daarvan, feitelijk op de langere termijn schade aanricht aan bijvoorbeeld de biodiversiteit, is een andere vraag. De werkwijze bestaat al eeuwen en heeft bossen opgeleverd die nu, of anders tot voor kort, goede ecologische kenmerken hadden.
Ook Investico suggereert van alles, maar ontloopt een feitelijke behandeling.

Of dit zo moet blijven is een andere zaak. Nu het leefmilieu zwaar onder druk staat door klimaatgerelateerde problemen, stikstofemissies, versnippering en andere problemen, is een discussie op zijn plaats over subtielere vormen van houtoogst. Nabuurs spreekt bijvoorbeeld over Climate Smart Forestry, en ook in een EASAC-studie ‘Multi-functionality and sustainability in the European Union’s forests’ uit 2017 geeft denkrichtingen aan (zie Over het EASAC-rapport “Multi-functionality and sustainability in the EU’s forests” ) . Hierover meer onder het slothoofdstuk ‘Afwegingen’

Ik vind dat in Natura2000-gebieden de natuurwaarde voorop moet staan. Daar kan kap en herontwikkeling bij passen, als een verbetering van de natuurwaarde het doel is. In mijn persoonlijke omgeving heeft bijvoorbeeld Staatsbosbeheer veel gekapt, en kapt nog steeds, in het Leenderbos. Dat was ooit een monotoon, in de crisisjaren aangelegd, dennen- en sparrenbos en nu een Natura2000 – gebied – wat echter steeds weer nieuwe uitdagingen ondervindt, zoals de droogte en de stikstof en de noodzaak om ook andere biotopen te beschermen dan alleen maar bos. En daarom wordt er nog steeds gekapt.
In hoeverre de kap in Estse Natura2000-gebieden bedoeld is om die gebieden te verbeteren, kan ik van hieraf niet beoordelen. Ook hier suggereert Investico veel, maar komt niet tot feitelijke uitspraken.

Weer terug naar het lopende verhaal.

Afwegingen
In de kamer staan een olifant en een grote hond.
De olifant is de algemene productie van hout voor gebouwen, meubels, verpakkingen, papier, spaanplaat, groene chemie enzovoort. De grote hond is de houtige biomassa.
Met een grote hond in de kamer kun je omgaan als het beest zich gedraagt en daar kun je afspraken over maken. Binnen zekere grenzen kun je plezier hebben van het beest (bijvoorbeeld dat Nederland zijn klimaatdoelen haalt met iets minder schade voor het Nederlandse landschap). En als de hond zich niet goed genoeg gedraagt, richt je hem beter af. Dus, als de regulering van biomassa niet goed genoeg is (wat ik overigens betwijfel), maak je hem strenger.
Olifanten in woonkamers zijn een veel groter probleem.
Wat nu Investico voortdurend doet is de problemen van de olifant aan de hond toeschrijven omdat men het niet over de olifant wil hebben.
Door voortdurend de bijzaak te framen als hoofdzaak, blijft die hoofdzaak buiten beschouwing.

Houtige biomassa is een afgeleid probleem. Het Estlandse beleid wordt vooral bepaald door de houtproductie. De kapvlaktes zijn er niet omdat men biomassa wil , maar omdat men hout wil (wat, het zij nog eens herhaald, veel meer opbrengt). Bij die houtproductie blijft biomassa over.
Die mooie grote boom van 70 jaar oud waar activist Kuresoo bij Investico op wijst, werd gekapt vanwege zijn planken. Vanuit het perspectief van een bosbouwer gezien is dat een normale zaak. 70 jaar is een gangbare rotatietijd voor bijvoorbeeld een Noorse spar.

In Estland is ongeveer 1/8ste deel van het bos zwaar beschermd, ongeveer 1/8ste beperkt beschermd, en de rest in principe productiebos.
Productiebossen kunnen heel mooi zijn en men kan zich goed voorstellen dat zo’n bos voor veel Estlanders een soort spirituele functie heeft. Net zoals wijde open polderlandschappen dat voor Nederlanders hebben. Ik doe hier niet geringschattend over.
Maar een energietransitie met alleen maar aangename kanten bestaat  niet. In Nederland verandert het aanzien van polders door windturbines en zonneparken, en in Estland blijft een productiebos uiteindelijk nog steeds een productiebos. Men zal daarmee politiek moeten dealen, en wel door het zo goed mogelijk te doen en daarbij de bevolking mee te nemen.
Daarbij zijn bosbeschermers in Estland een maatschappelijke kracht maar niet de enige, net zoals wind – en zonneparkbestrijder Natuurmonumenten in Nederland een maatschappelijke kracht is, maar niet de enige.

Circulaire houten school Het Epos in Rotterdam (De Groot Vroomshoop houtbouw)

Hout als bouwmateriaal kan staal en beton en baksteen vervangen, kan erg goed circulair georganiseerd worden, en dat werkt op korte en lange termijn goed voor het klimaat en goed voor het grondstofgebruik. Bovendien is het mooi.
Afzien van houtgebruik zal klimaat en circulariteit ernstig schaden.

Tegelijk is glashelder dat de mogelijkheden beperkt zijn. Van hout als gebruiksmateriaal, en daarmee ook van houtige biomassa als afgeleide grootheid.
De Estlandse oogststatistiek is de laatste jaren sterk gegroeid en nadert zijn maximum (zie het tweede staafdiagram). Die groei kan zo niet doorgaan.
Als ik het goed zie, heeft Graanul de koolstofopslag in zijn eigen bossen opgebruikt om zijn huidige pelletproductie en CH PO-inrichtingen klimaatneutraal te maken, en is dat ongeveer de limiet.
En ook Estland (dat nu grotendeels op schalie-olie draait) moet vroeg of laat klimaatneutraal worden. Goed kans dat de pellets van Graanul voor een deel binnenlands ingezet moeten gaan worden.
Ongetwijfeld zullen er vroeg of laat in vergelijkbare landen vergelijkbare trends optreden. Estland is wat dat betreft een beetje een voorloper.

Er is, mijns inziens, in onze milieukringen dringend behoefte aan een serieus maatschappelijk debat over het hoe, waar en hoeveel van de bosbouw op de Noordelijke gematigde breedtes. Niet op zo’n tranentrekkende manier als Investico dat aanpakt, maar goed georganiseerd en wetenschappelijk onderbouwd.

Over houtprijzen en productievolumes van diverse houttoepassingen

Inleiding
Op deze site, en ook tijdens mijn vele discussies op Facebook, bestrijd ik allerlei complottheorieën en andere waanideeën, die stellen dat massale ontbossing op de gematigde breedtes plaatsvindt, slechts ten behoeve van biomassacentrales. Naast andere argumenten gebruik ik ook dat het voor een bosexploitant economisch uiterst stom zou zijn om zijn houtoogst geheel te versnipperen. Dit in weerwil van larmoyante en misleidende TV-uitzendingen. Zaaghout brengt namelijk veel meer op dan snipperhout.
Bovendien kan de exploitant voor zijn houtresten kiezen tussen (versimpeld) de bestemmingen papier, spaanplaat, groene chemie en verbranding. Zelfs als de TV of YouTube ergens een houtversnipperaar in actie toont, is het nog maar de vraag met welk doel de versnippering plaatsvindt.

Bestemmingen van hout dat vrijkomt bij Staatsbosbeheer (eigen site)

Omdat versnippering ten behoeve van verbranding relatief weinig geld oplevert, zou je verwachten dat in het totale productiepakket energiehout slechts een relatief bescheiden plaats inneemt. Dat is precies wat de statistiek uitwijst.

Als de camera aan de rand van een kapvlakte staat (en dat ziet inderdaad desolaat uit), zie je niet de zuigkracht van de biomassacentrales in de EU, maar zie je als regel gewoon de commerciele bosbouw in actie. Het gekapte veld levert een pakket aan producten, waarin energiehout een relatief bescheiden plaats inneemt.
Wat je ook niet ziet, is dat een dergelijk kapveld een stukje van een groter geheel is. Als de generatieduur van een productiebos 50 jaar is, wordt dus in een groot bos jaarlijks 2% gekapt. Het beeld toont die 2% .

Er bestaan grofweg twee soorten bosexploitanten: ideële zoals Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer (en vergelijkbare organisaties elders), en commerciële. In praktijk bezetten die posities op een continue schaal.
Voor de ideële zijn natuur en beheer hoofdzaak en is de commercie bijzaak. Voor commerciele bosondernemingen is de opbrengst van de productie hoofdzaak, maar vaak hebben ze een ideële bijzaak. De scheiding is niet zwart-wit.
Ik ben sowieso geen aanhanger van de ongebreidelde vrije ondernemingsgewijze productie, maar ik heb bij de commerciële bosbouw in principe niet meer bedenkingen dan bij vele andere vormen van economische bedrijvigheid, zolang die zich fatsoenlijk gedragen en ecologische grenzen respecteren. Deze samenleving accepteert de vrije ondernemingsgewijze productie van boerenkool (die heeft ook ecologische consequenties), en zou dus ook de vrije ondernemingsgewijze productie van fijnsparren moeten accepteren (met voorbehoud idem).

Ik heb in mijn vele discussies beloofd dat ik de cijfers over de verkoopprijzen en de diverse productievolumes zou bewijzen. Dat ga ik nu doen, met de kanttekening dat economie niet mijn vak is. Ik ben niet goed genoeg vertrouwd met de diverse databestanden om het bewijs wetenschappelijke kwaliteiten te geven, maar wel goed genoeg om het binnen redelijke grenzen aannemelijk te maken.

Verder nog de algemene disclaimer dat de houtmarkt in de tijd, in de locatie, in de vraag en in de aard van het product zeer variabel is. Alle hierna volgende uitlatingen zijn indicatief bedoeld.

Boomstammen in het Leenderbos, opgewaardeerd van monotoon productiebos tot Natura2000-gebied.

Houtprijzen
Ik begin met te verwijzen naar een eerder artikel over een werkbezoek met de SP-fractie in de provincie aan Staatsbosbeheer in het Leenderbos (zie www.bjmgerard.nl/?p=11185 ).
De medewerkers van Staatsbosbeheer vertelden dat ze voor zaagbaar hout x-honderd Euro per kuub kregen (afhankelijk van de kwaliteit), en voor snippers in de orde van grootte van een tientje.

Dat vraagt om een tweede bron.
Er is elk jaar een rondhoutveiling van de Bosgroepen en die van 2019 was in Velp. Zie https://bosgroepen.nl/mooie-prijzen-voor-iep-zwarte-noot-en-peervormige-lijsterbes-op-23e-rondhoutveiling/ . Een Bosgroep is een soort koepel van boseigenaren. De Bosgroep Zuid gaat over Limburg, Brabant en Zeeland, is een coöperatieve vereniging zonder winstoogmerk met ca 400 leden die allemaal bos beheren (zowel natuurorganisaties als gemeenten als commerciele exploitanten als kloosterorden).

Hollandse iep, die op de Bosgroepenveiling van 2019 opbracht €750/kubieke meter

Kampioen was een Hollandse iep met €750/kuub. Het gemiddelde over ca 400 kavels was €171 per kuub, iets minder dan in 2018.
Elders op dezelfde site ( https://bosgroepen.nl/de-rondhoutveiling-bijzonder-hout-gekoppeld-aan-bijzondere-kopers/ ) staat dat als een eik van 19,3kuub voor brandhout verkocht was, hij €300 had opgebracht. Dus orde van grootte van €15 per kuub. Uiteindelijk werd hij als hogere kwaliteit verkocht en bracht hij €200 per kuub op.

Nou ga je als consument naar de Gamma, met je rekenmachientje in de hand, en je vraagt haardhout, pellets en timmerhout (de Gamma is zomaar als voorbeeld genomen, er is niets speciaals mee).

Pellets van de Gamma
Balk van de Gamma

Een pallet met haardhout (77 zakken van 22 liter), dus 1,69 kuub, kost je online €307,23 , dus €181/kuub . Omdat er lucht tussen de blokken zit, kost het, omgerekend naar zuiver hout, meer maar dat is lastig schatten. Doe eens pakweg €250/kuub op zuiver hout-basis.

Een pallet ECO-pellets van 65 zakken a 15 kg (dus 975kg) kost in de aanbieding €272,35 . Op zuivere materiaalbasis is de dichtheid van pellets (als het goed is) 1100kg/kuub, dus je hebt 0,89 kuub pelletmateriaal. Pellets kosten dus €307 per kuub.

Een forse balk van 6,9*19,4*330cm (dus 0,0442 kuub geschaafd vurenhout, merkloos, FSC  kost kost €36,72 . Dus €831 per kuub. Bij kleinere balken wordt de prijs per kuub hoger tot ergens rond de €1300.

Het verhaal heeft twee moralen:

  1. De tussenhandel verdient verrekte veel, zelfs na aftrek van BTW
  2. Ook op consumentniveau brengt timmerhout beduidend meer op dan brandhout

Kortom, als je bosbouwer bent en je hebt een mooie grote boom, dan ben je gek als je die tot brandhout versnippert.

Statistieken
Het opbrengstverhaal zie je terug in de statistieken.

Ik heb in www.bjmgerard.nl/?p=11315 al wat Estlandse en Zweedse statistiek gegeven. Ik kom daar niet op terug.

Het is vergeven van de statistieken, ik zal hier wat voorbeeldstatistieken plaatsen.

De eerste is een statistiek van de houtproductie in het Zuidoosten van de VS. Dat gebied is van belang omdat wat er aan pellets uit de VS naar Nederland komt of kwam, meestal uit dit gebied komt.
De statistiek staat in een studie van de Wageningse bosbouwexpert, professor Nabuurs , en is te vinden op www.wur.nl/en/Research-Results/Research-Institutes/Environmental-Research/show-wenr/Insight-in-sustainable-export-of-pellets-from-Southeast-US.htm .

Bossen in het Zuidoosten van de VS, naar locatie en soort boom
(Een green short ton betekent 907kg versgekapt materiaal, veneer = fineer, pulpwood wordt gebruikt voor de cellulosevezels en dient meestal voor papier, composite is hout, gemengd met iets anders, meestal voor plaatmateriaal, timber – zaagbaar hout voor het zagen en lumber is hout na het zagen).

Het diagram toont de productie en niet noodzakelijk de export (het zou kunnen dat een deel van de pellets in eigen land gebruikt wordt).

Het staafdiagram kun je, waar het om de omstreden pellets gaat, op twee manieren lezen die beide waar zijn:

  1. In 2017 maakten pellets ruim 6% van de totale houtopbrengst uit, dus het is nog steeds een bescheiden deel
  2. In 2007 was dat 0%, dus het groeit.

Nabuurs zegt in de begeleidende tekst dat de opkomst van de pellets mede veroorzaakt is door het verval van de papierindustrie. Hij meent dat je op basis van de duurzaamheidseisen (oa wat betreft biodiversiteit) die in dit gebied gelden, de pelletproductie ongeveer te verdubbelen moet zijn (van ca 16 naar ca 35 millioen green short ton) – waarmee het nog steeds een bescheiden deel van de totale houtopbrengst is.

In de VS als geheel blijven het bosareaal en het bosvolume door de jaren heen ongeveer gelijk. Onderstaande grafieken zijn van het Forest Inventory and Analysis (FIA) Program of the U.S. Forest Service .
Het oppervlak zit sinds 1900 rond de 745 miljoen acres en zat in 2017 iets hoger op 765 miljoen acres (dat is ongeveer 3,1 miljoen km2 )
Het bosvolume blijft ongeveer gelijk, omdat de groei ongeveer even groot is als de oogst en de natuurlijke sterfte samen.

Wie overigens dieper in deze materie wil duiken, kan ongeremd zijn of haar gang gaan in de mondiale statistieken van de FAO (de landbouw- en voedselorganisatie van de UN) op http://www.fao.org/forestry/statistics/80938@180724/en/ .

In 2018 maakten de mondiale pelletproductie 0.6% uit van de mondiale productie van alle houtachtige producten.
In 2018 maakten de mondiale pelletexport 3,7% uit van de mondiale export van alle houtachtige producten.
24 miljoen ton pellets klinkt veel, maar de energieinhoud ervan is ongeveer 456PJ . De mondiale handel in pellets is dus ongeveer even groot als de elektriciteitsbehoefte van alleen Nederland.

Alle gegevens samen roepen een nogal relativerend beeld op. Er is geen reden voor een pelletpaniek.

Nog wat gegevens van Canada, in dit geval exportgegevens. Wat opvalt:

  • De EU was in 2017 goed voor 3% van de Canadese exportwaarde
  • Het overgrote deel van de Canadese export bestaat niet uit wood chips
De Canadese exportmarkten voor houtproducten

De RED II-richtlijn van de EU
In alle overzichten in de VS komt terug dat de EU steeds kritischer wordt in zijn milieueisen. Andere landen doen dat overigens niet, dus voor de totale omvang van de productie van de export maakt de EU-houding niet veel uit. De handelsstromen verschuiven gewoon.

De belangrijkste nieuwe regulering op biomassa-gebied is de RED II – richtlijn (Renewable Energy Directive, de tweede versie die in de EU van kracht geworden is in december 2018). Deze regelgeving zet belangrijke nieuwe stappen op het gebied van duurzaamheid van biomassa (maar het blijft een compromis).

Drie belangrijke artikelen, die van toepassing zijn op houtachtige biomassa voor energiedoeleinden:

Artikel 6 en 10 geven eisen, waaraan biobrandstof (dus ook houtige biomassa) moet voldoen.

Artikel 7 is een probleem voor de VS, omdat dat land zich teruggetrokken heeft uit het Klimaatakkoord van Parijs. Dat zou betekenen dat landen van de EU na 4 november 2020 überhaupt geen pellets meer kunnen betrekken uit de VS.
Leuk cadeautje van Trump voor zijn eigen  bosbouwers.