Energiecoöperaties willen rol bij warmtenetten

Inleiding
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat er op termijn een eind komt aan de inzet van aardgas. Om van dat gas, voor zover dat gebruikt wordt in de gebouwde omgeving, af te komen moesten alle gemeenten een TransitieVisie Warmte (TVW) maken. Een klus, waarmee veel gemeenten moeite hadden en die nog lang  niet definitief af is. Voor Eindhoven zie bijvoorbeeld https://www.bjmgerard.nl/krijgt-mijn-oude-buurt-een-warmtenet/ en https://www.bjmgerard.nl/provincie-ontwerpt-tvw-viewer/ .

In de TVW zal, met name voor dichtbebouwde oudere wijken, soms een systeem voor centrale warmtelevering van een blok of wijk noodzakelijk blijken. Bijvoorbeeld omdat anders geen seizoenopslag mogelijk is, geothermie niet uitvoerbaar is of restwarmte niet nuttig kan worden gebruikt. Grote systemen voor centrale warmtelevering worden vaak ‘stadsverwarming’ genoemd.

Aanleg coöperatief warmtenet Terheijden (nij Breda)


Minister Jetten is bezig om de wettelijke grondslag van centrale warmteleveringssystemen te vernieuwen in de “warmtewet 2.0”. Die moet de beoogde groei van het aantal warmtenetten en de verduurzaming van deze netten gaan aanjagen.

De nieuwe Warmtewet kent op dit moment maar twee smaken: een warmteleverancier is publiek (een overheid is de baas) of is een grote marktpartij (vaak een grote jongen als Essent of Nuon). Of Ennatuurlijk, dat voor 80% van het Nederlandse pensioenfonds PGGM is, waarbij de vraag rijst in hoeverre je dit nog als een typische marktpartij moet zien.
De minister wil dat warmtenetten minstens 51% publiek (= gemeentelijk) worden, wat tot kont tegen de krib-reacties bij de marktpartijen leidt.

De gezamenlijke energiecoöperaties echter (verenigd in de koepel Energie Samen) willen ook in beeld zijn in de centrale warmtelevering, en menen daarvoor goede papieren op tafel te kunnen leggen. Ze baseren zich daarbij vooral op het voorbeeld Denemarken, waar stadsverwarming de norm is, en waar coöperatieve stadsverwarming de norm binnen de norm is.
Energie Samen heeft in zeer recente tijden drie publicaties afgescheiden;

Het wordt een ingewikkelde oefening in de politieke economie om in een concrete situatie concrete keuzes te maken. De theorie en de praktijk liggen niet altijd op één lijn. Ik ga proberen om dat in een vervolgartikel onder te brengen. In dit artikel beperk ik mij tot een samenvattende beschrijving van de drie genoemde publicaties zonder waardeoordeel.

Siward Zomer in De Correspondent
Siward Zomer is een aparte gozer. Hij heeft American Studies en daarna sociale en politieke filosofie gestudeerd in de VS met Marx en Derrida op zijn leeslijst, en is uiteindelijk afgestudeerd op “Connecting the Sun: A Critical Analysis of Karl Marx’s and Herbert Marcuse’s Theories of Technologies Through the Post-Modernist Philosophies of Bruno Latour – A Case Study on Solar Panels
Zijn opvatting van revolutie is dat je geen absolute goed-slecht tegenstellingen moet formuleren, om binnen het huidige systeem lokale autonome systemen te bouwen die democratisch georganiseerd zijn. Zodoende kwam hij bij De Windvogel terecht, werd voorzitter en bleef dat zeven jaar, in welk tijdsbestek De Windvogel van 1000 naar 3000 leden groeide, en verschillende windparken realiseerde.
‘Hou het simpel’ is het motto. Gewoon radicaal democratisch, one man one vote, bescheiden entreegeld, niet rijk willen worden.
De Lehman-crisis van 2008 bleek een recept voort groei. ‘Hoogopgeleide mensen verloren hun baan en kregen een gevoel van onbehagen. Het was een internationale crisis waar ze niks mee te maken hadden, maar ze verloren wel hun baan. Ze verloren hun grip. Ze wilden weer zeggenschap hebben over hun basisvoorzieningen. Rond diezelfde tijd werden zonnepanelen rendabel. Toen zijn er tussen 2008 en nu zo’n 673 energiecoöperaties gekomen.’ Aldus Zomer. Inmiddels heeft de coöperatieve beweging 110.000 leden, nu nog vooral ideologisch gemotiveerd.

De  energiemarkt kan niet uitgeschakeld worden. Als je in een beperkt gebied gelijktijdigheid van vraag en productie kon organiseren, kon je een vaste prijs afspreken. Maar dat lukt niet, dus moet er -in en verkocht worden en zodoende de markt, Op zich werkt die goed. Het probleem is niet de liberalisering, want zonder liberalisering bestonden de coöperaties niet. Het probleem is privatisering.
Ook coöperaties blijven functioneren in een Europabrede markt. Je moet als coöperatie wel competitief functioneren.

Het systeem is opgebouwd zodanig dat transparantie bij grote ondernemingen volledig ontbreekt. Zowel over de, nu grote, baten als over de onbekende kosten. Dit systeem heeft Nederland zo gewild.
In een nog niet zo heel grijs verleden overigens was de productie van hernieuwbare energie zonder subsidie verliesgevend (kostprijs groter dan opbrengstprijs op de stroommarkt).

Er is een ruimtelijke ordening-probleem. RO is in Nederland gedecentraliseerd en ligt bij de gemeenten. Daarom moeten gemeenten in hun ruimtelijke ordening-beleid voorwaarden stellen in de zin van samenwerking met de lokale omgeving.

Bij de nieuwe Warmtewet 2.0 kan men de eerder gemaakte fouten vermijden. “Zorg dat de assets (productiemiddelen) in handen zijn van de bewoners in een coöperatie, óf van een publieke partij, netbeheerder of gemeente.”. De markt ontstaat dan bij uitbesteding van bestektekeningen, communicatie, levering etc. Een coöperatie hoeft niet alles zelf te doen.
De regulering werkt dan intern bij de vereniging, via bijvoorbeeld zoiets prozaïsch als een kascommissie. Dat werkt het beste. Het spaart een acht keer grotere Authoriteit C onsument en Markt uit.
Heel Denemarken staat vol met warmtecoöperaties, en er is er in de afgelopen honderd jaar nog nooit een failliet gegaan, terwijl ze op non profit-basis werken.

Zomer: “We gaan niet naar een coöperatieve heilsstaat. Je krijgt een samenvoegsel van grote bedrijven die grote productie doen, wind op zee, de internationale markt blijft bestaan, er is plek voor die bedrijven. Sommige zullen zich omturnen naar een dienstenbedrijf voor coöperaties. Maar als je honderd procent eigendom wil hebben over zonneparken bijvoorbeeld, dan kom je in conflict met de bewoners van een land, en dat is altijd een verliezende strategie.’

Maak ruimte voor warmtenetten in handen van bewoners
Tot nu toe is de coöperatieve sector geen partij bij het ontwikkelen van de nieuwe Warmtewet.

De politiek geformuleerde inzet is: ‘Energie Samen roept de minister van EZK en de Tweede Kamer om warmteschappen op te nemen in de nieuwe Warmtewet, met dezelfde rechten (en plichten) als de publieke partijen. Europese richtlijnen verplichten nationale overheden, dus ook Nederland, om een definitie voor energiegemeenschappen in wetgeving op te nemen. Op basis van de Europese richtlijnen definiëren wij een warmteschap, of energiegemeenschap op het gebied van warmte, met drie specifieke kenmerken: Coöperatieve netten van warmteschappen zijn (1) democratisch georganiseerd met zeggenschap van de gebruikers, met (2) als doel het realiseren van energie als een basisbehoefte voor de gemeenschap en (3) zonder winstoogmerk.’

Siward Zomer: “In tegenstelling tot bepaalde energiebedrijven die dreigen de energietransitie te vertragen door niet meer te willen investeren in warmtenetten als ze in publieke handen komen, zijn energiecoöperaties op volle snelheid bezig om van de warmtetransitie op lokaal niveau een succes te maken.”

Voorbeeld is het lokale coöperatieve warmtebedrijf Thermo Bello in Culemborg, dat al meer dan vijftien jaar in bedrijf is ( http://www.thermobello.nl/ ). Dat haalt de meeste warmte uit drinkwater van het waterleidingbedrijf. Het drinkwater gaat van 12°C naar 10°C. De consument ontvangt water van 40°C a 50°C. Er is een aparte tapwatervoorziening nodig.
Thermo Bello is die ene (kleine) operationele coöperatie die in de eerste tabel vermeld staat.

De vergelijking Nederland-Denemarken
Nederland en Denemarken zijn landen die enerzijds op elkaar lijken (met dien verstande dat er in Denemarken drie keer zo weinig mensen wonen op een grotere oppervlakte dan Nederland), maar hun energiegeschiedenis loopt sterk uiteen.  Dat komt omdat Nederland heel aardgas had en Denemarken in het geheel geen fossiele brandstoffen in de eigen bodem heeft zitten.

Dat gaf een forse schok bij de oliecrisis van 1973. Dat leidde tot een energetische heroriëntatie, waarvan een grote uitbreiding van het warmtenetsysteem deel uitmaakte. Passend bij de Deense traditie van onderlinge zelfhulp op het platteland, leidde dat in de kleinere steden tot coöperatieve vormen en in de grote steden tot gemeentelijke warmtebedrijven. Anders dan in Nederland, is en blijft de rol van commerciële leveranciers zeer gering. De Denen zijn heel tevreden over de situatie en het systeem groeit nog steeds. Het is democratisch, controleerbaar, goedkoop en stabiel.

In de decennia dat het systeem draait, heeft het zich, naast maatschappelijk, ook wettelijk en organisatorische gesetteld. Er bestaat bijvoorbeeld een structureel ingebedde relatie met gemeenten en woningbouwverenigingen, en het Kommunekredit zorgt voor leningen.

De voorgeschiedenis werkt door in het klimaatbeleid, dat in Denemarken ambitieuzer is, en bovendien die ambities beter waarmaakt, dan in Nederand.

Zoals gezegd verwarmt 65% van de Denen zijn huis met een warmtenet (grofweg 4 miljoen mensen). Van het bij die 4 miljoen horende aantal huishoudens wordt links het aantal warmteleveranciers aangegeven in een categorie (absoluut en als %), en rechts de door die categorie verstrekte hoeveelheid warmte (als %).
De categorieën zijn gemeente-eigendom (donkerblauw), coöperatief eigendom (lichtblauw), en commercieel (grijs). De uiteenlopende kleurverdelingen komt omdat er veel coöperaties zijn in kleine steden (323), en weinig grote gemeentelijke bedrijven in grote steden (49).

De Nederlandse coöperatieve beweging kijkt jaloers naar het Deense voorbeeld en zou daar graag het een en ander van overnemen. Daarom hebben Energie Samen en het Deense EBO Consult de studie opgesteld “Cooperative district heating in the making”. EBO Consult is de serviceorganisatie van de warmtenetten in de regio Kopenhagen.
Deze studie is te vinden via https://energiesamen.nu/nieuws/3334/cooperatieve-warmtenetten-in-de-maak . Het is geen lichte kost en bovendien Engelstalig. Daarom is op dezelfde pagina een Nederlandstalige samenvatting bereikbaar, die ik gemakshalve hieronder heb weggezet.

Verder blijkt uit het rapport dat er gesprekken zijn (geweest?) tussen Samen Energie en Ennatuurlijk. Op beider sites is daarvan niets terug te vinden.

Bovenstaande URL is zoiets als de samenvatting van de samenvatting. Ik kopieer hem hieronder en daar laat ik het in dit site-artikel bij.

Coöperatieve warmtenetten in de maak 24-10-2022

In Denemarken zijn ze gemeengoed: coöperatieve warmtenetten. In Nederland komen coöperaties ook veel voor in de energiesector. Sinds de jaren 80 zijn er windcoöperaties opgericht, maar de warmtevoorziening werd georganiseerd met goedkoop aardgas uit de grote Nederlandse gasbel in de provincie Groningen.

In 2008 is de eerste stadsverwarmingscoöperatie opgericht. In de periode 2010 tot 2015 mislukten enkele coöperatieve pogingen om stadsverwarming te realiseren. Sinds 2015 is het aantal stadsverwarmingsinitiatieven gegroeid naar 80 in 2021. De vooruitzichten voor coöperatieve warmtenetten zijn groot omdat voor een belangrijk deel van wijken, waarvoor (voorlopig) geen centrale en grootschalige warmteoplossing beschikbaar is, een kleinschaligere en collectieve warmte-oplossing mogelijk is. Dit zou een oplossing kunnen zijn voor 45% van de 13.000 wijken in Nederland. De open coalitie heeft de ambitie gepubliceerd minimaal 1000 warmtecoöperaties te hebben opgericht in 2030. 

Waarom warmtecoöperaties?

De reden waarom warmtecoöperaties wijdverbreid zijn in Denemarken, is omdat ze:

– Eén van de meest effectieve manieren zijn om consumenten te beschermen door zich te richten op het zo laag mogelijk houden van de warmtetarieven.
– Lokaal geworteld zijn met een hoge betrokkenheid en steun van de lokale samenleving, wat cruciaal is bij het veranderen van de energie-infrastructuur.
– Belangrijke spelers in de groene transitie zijn vanwege hun focus op langetermijnplanning. De focus ligt niet op het maken van winst op korte termijn.
– Belangrijk zijn om een goed functionerende regelgeving in stand te houden. De Deense regelgeving is effectief omdat ze gebaseerd is op transparantie in de warmtetarieven en op de werkelijke kosten van de warmte coöperatie. De enige bedrijven met prikkels om hun werkelijke kosten met de regelgever te delen, zijn de warmtecoöperaties.
– Belangrijk zijn voor burgers: 70% van de Denen die deelnamen aan een onderzoek van Voxmeter voor de Deense Vereniging van Stadsverwarming vindt het belangrijk om coöperaties en het non-profitprincipe in de stadsverwarmingssector te behouden.

Coöperatieve warmtenetten hebben ook in Nederland veel voordelen:

– Als burgers zelf hun warmtevoorziening regisseren, voelen ze daar een grote verantwoordelijkheid voor en dat leidt tot meer draagvlak en snellere realisatie. Dat blijkt ook uit de evaluatie van de Proeftuinen Aardgasvrije Wijken.
– Burgers die zich organiseren voor het ontwikkelen van een coöperatief warmtenet zijn meer gericht op lage warmtetarieven dan de op winst gerichte warmtebedrijven.
– Beter gebruik van lokaal beschikbare lage temperatuur warmtebronnen.
– En warmtecoöperaties zijn goed gepositioneerd om de pieken en dalen in de levering van (groene) stroom te dekken met warmtelevering en warmteopslag, zeker als de coöperaties ook de productiemiddelen voor duurzame elektriciteit bezitten. Coöperaties die stadsverwarmingssystemen van de 4e of 5e generatie exploiteren, kunnen vraag en aanbod van hernieuwbare energie in de wijk in evenwicht brengen en netcongestie voorkomen. Congestie van elektriciteit in het net is in snel tempo een groot probleem geworden in het Nederlandse energiesysteem.

Take aways uit Denemarken voor coöperatieve warmtenetten in Nederland 

Het succes van warmtecoöperaties in Denemarken is het resultaat van een reeks voorwaarden die sinds de jaren 70 zijn gecreëerd en geoptimaliseerd. De bouwstenen voor het Deense succes kunnen naar Nederland worden overgebracht en de uitbreiding van coöperatieve warmtenetten in Nederland versnellen. Vertaald naar de Nederlandse context bestaan de bouwstenen die nodig zijn uit:

– Markttoegang met regulering die warmtecoöperaties aanmoedigt
– Toegang tot goedkope financieringsbronnen voor ontwikkelingsuitgaven en kapitaaluitgaven
– Bestuursmodellen van gemeenten en warmtecoöperaties
– Toegang tot kennis voor coöperaties en gemeenten.


Voor meer artikelen op deze site zie Het Deense en Zweedse model voor de stadsverwarming – update na reactie (al weer vijf jaar oud!) en Moderne warmtenetten .

Het Deense en Zweedse model voor de stadsverwarming – update na reactie

Inleiding
Ik volg in deze kolommen het wedervaren van de stadsverwarming.
Enerzijds wijst alles erop dat het streven naar duurzame energie de stadsverwarming een zeer veel grotere rol zal bezorgen dan deze nu heeft. Ik een vorig artikel ( CE rekent klimaatneutrale warmtevoorziening woningen door voor 2050 ) kwam ik, op gezag van CE, op zo’n 80%.
Anderzijds bestaat er in een aantal wijken in Nederland (zoals de Tilburgse Reeshof en de Eindhovense wijk Meerhoven, zie Een informatieavond over de stadsverwarming in Meerhoven ) hardnekkig en fel verzet tegen de concrete stadsverwarming die daar ligt. Ik kan de bevolking, voor zover ik dat beoordelen kan, niet eens helemaal ongelijk geven. Of ze dat gelijk ook krijgen, is een tweede.

Belanghebbenden en hun machtsverdeling

Het is een van de vele voorbeelden waarbij de Nederlandse bevolking in abstracto voor duurzame energie is, maar in concreto tegen. Want, voor alle duidelijkheid: stadsverwarming is een duurzame wijze van energie- en warmteopwekking. De traditionele Warmte-Kracht Koppeling (WKK), die stroom en warmte levert, is al duurzaam vanwege het hoge systeemrendement dat je er bij een goede uitvoering mee kunt bereiken (je verspilt veel minder afvalwarmte). Als de warmtebron in bijv. in de juiste soort biomassa ligt, wordt het systeem nog duurzamer.

De biomassacentrale in Meerhoven

Een tweede reden die aan gewicht zal winnen, is dat het aardgas opraakt. Veel WKK-installaties zijn gasgestookt, en bovendien is in Nederland aardgas de maat der dingen. Er zit een prijscap op de warmtetarieven in de vorm van het Niet Meer Dan Anders-beginsel (NMDA), maar over een tijd bestaat dat anders niet meer (of op zijn minst veel minder).
Door die prijscap draaien stadsverwarmingssystemen, anders dan vaak gedacht wordt, economisch marginaal. Over 2013 scoorden de stadsverwarmingen gemiddeld 7,8%, over 2014 3,1% (aldus de Authoriteit Consument en Markt ACM), en diens voorganger, de Nederlandse Mededingings Authoriteit NMA over 2008 op meestal tiende van % plus of min (alleen de Helmondse zat fors in de plus, mogelijk is er een oorzakelijk verband met dat het nu zo’n wrak is). Zie hier ook ‘Analyse van de Warmtewet door BGerard’.
Wat ik nu denk dat er soms gebeurd is, is dat men met bijkomende kosten als al dan niet verborgen hypotheken en extra vastrecht de cap omzeilt. Het idee van de bewoners, dat men Wel Meer Dan Anders betaalt, zou waar kunnen zijn.

Stadsverwarmingen hebben een lange terugverdientijd

Naarmate ik meer van het probleem zie en lees, ben ik er steeds meer van overtuigd dat er een politieke oplossing voor de gevechten moet komen, een nationale schikking die aan de energiefondsen gehangen wordt en die structurele financiele weeffouten wegneemt, die bij de aanvang van sommige systemen erin geslopen zijn. In Meerhoven bijv. de te hoge onrendabele top en de EPC-problematiek bij de start rond 2000.

Studie TU Delft naar stadsverwarmingen elders
Het komt zo uit dat Alexander Hong Gie Oei in nov 2016 afstudeerde op de thesis “Nieuw marktmodel voor stadsverwarming nodig”. Zie

Het is vooral een bedrijfseconomisch verhaal dat vanzelf politiek wordt als men keuzes moet maken. Voor dat verhaal zocht hij stadsverwarmingen in min of meer met Nederland te vergelijken landen, die het probleem van de centrale warmtelevering op een andere manier opgelost hebben. In aanmerking kwamen Denemarken, Zweden, Finland en Polen. Al die landen hebben al heel lang heel veel stadsverwarming. De soms gehoorde gedachte dat de stadsverwarming in strijd is met het Europese mededingingsrecht is dus onzin.
Door tijdgebrek heeft Oei alleen Denemarken en Zweden onderzocht. De andere twee landen blijven liggen voor een opvolger.

Denemarken en Zweden
Dat zijn beide landen waar aardgas geen of een veel kleinere rol speelt dan in Nederland. In beide landen is de stadsverwarming in vele decennia uitgegroeid van niks naar heel veel. In beide landen is stadsverwarming ene gewaardeerd systeem.
In Zweden zorgt de stadsverwarming voor ongeveer de helft van de warmtevraag in woningen en utiliteitsgebouwen. In 270 van de 290 gemeenten is een vorm van stadsverwarming. 93% van de appartementen en altijd nog 12% van de vrijstaande huizen hangt aam de stadsverwarming.
In Denemarken zat in 2014 63% van de woningen op de stadsverwarming.

De wegen van niks naar veel waren in de twee landen echter zeer verschillend. Als men een complexe werkelijkheid zeer kort door de bocht aansnijdt, heeft Zweden de weg van de liberalisering genomen en Denemarken de weg van de geleide economie. Of, zoals Oei zegt,  ‘private carte blanche’ versus ‘public push’.

Reguleringsverschillen NL-SW-DK

Zweden vertrouwt op concurrentie tussen drie aanbiedingssystemen om de tarieven te drukken: de stadsverwarming, elektrische warmtepompen en houtkachels (er is in Zweden heel veel bos). De concurrentie vindt dus tijdens de exploitatie plaats. Er is een benchmark-cap die in verschillende steden anders kan uitvallen. Zweden kent omvangrijke milieubelastingen. Er is geen aansluitplicht.

Bronnen voor de stadsverwarmingen n Zweden

Ik ga wat uitgebreider op Denemarken in, omdat het verhaal mij politiek meer aanstaat en bovendien ook interessanter is en een bredere strekking heeft. Bovendien vind ik dat in het dichtbevolkte Nederland in stedelijk gebied houtstook bij relatief lage temperatuur door amateurs verboden zou moeten worden vanwege de luchtverontreiniging. Daarmee vervalt een van de concurrentiemechanismes.

Denemarken ontwikkelt de warmtelevering op basis van publieke bottom up-planning, met een sterke rol voor de gemeenten. Warmteproducenten (in Denemarken zijn dat soms coöperaties en de ervaringen daarmee zijn goed) kunnen een plan indienen bij de gemeente, die dat plan moet goedkeuren. Dat gebeurt  na een sociale kosten-baten analyse op basis van centraal vastgestelde knoppen waaraan gedraaid kan worden.
De gemeente ‘zoneert’: kan vaststellen dat een bepaalde warmteleverancier een bepaald gebied krijgt onder uitsluiting van andere technieken. Aansluiting is verplicht, waarbij een ontheffingsperiode van 9 jaar geldt om de bestaande installatie af te schrijven. Verschillende aanbieders kunnen porberen hetzelfde gebied te verwerven, als dat open gaat. De concurrentie vindt dus vóór de exploitatie plaats. Ook Denemarken heeft milieubelastingen tegen fossiele brandstof.

Deense bronnen voor de stadsverwarming

Denemarken denkt in 2030 van zijn kolen af te zijn, en denkt in 2035 al zijn elektriciteit en stadsverwarmingswarmte duurzaam op te wekken.

Ook Denemarken heeft of krijgt zijn problemen. Als het klimaat opwarmt en er steeds beter geïsoleerd wordt, wordt het economisch draagvlak onder de stadsverwarming dunner. Net als in Nederland krijgen de WKK’s het moeilijker, omdat de stroom goedkoop is. De Denen hebben dat allemaal in 2014 uitgeanalyseerd, en de conclusie is dat ook in de toekomst de stadsverwarming zijn relatieve positie grofweg behoudt in een dalende warmtelevering.
Naast problemen komen er namelijk ook kansen via Power to Heat-technieken. Warmtebuffering is een goede en betaalbare manier om windoverschotten op te slaan, en windstroom kan ook direct in warmte worden omgezet.

Bijdrage van diverse Deense opwekkingstechnieken in de toekomst

Uiteindelijk heeft Oei de overeenkomsten en verschillen tussen Nederland, Denemarken en Zweden in één tabel bij elkaar gezet. Het +je achter marktmodel 1 en -2 betekent dat de Deense resp Zweedse situatie naar de Nederlandse verhoudingen vertaald is.
Blauw is als de drie landen elk nu een verschillend insteek heeft, geel is als Denemarken en Zweden onderling gelijk en anders dan Nederland zijn (vooral subsidies en belastingen).
‘Unbundling’ betekent dat de warmteproductie en het netwerk gescheiden zijn, zoals dat moest bij de Nederlandse elektriciteitsmaatschappijen. Bij warmtenetten mag dat wel, maar hoeft het niet.
Congestion is dat het warme water er niet langs kan. Dat gebeurt in praktijk zo zelden dat het niet loont om daar wetgeving voor te maken. Bovendien helpt warmteopslag goed.

Het Deensen en Zweedse marktmodel, vertaald naar Nederland

Oei heeft zich onthouden van een politiek eindoordeel. Dat was niet de bedoeling van zijn scriptie.
Maar verder doorredenerend kom je al wel snel tot een politiek oordeel. Ik ben fan van het Deense systeem.
————————
Ik ben sinds kort actief op Facebook. Het is mijn gewoonte om na elk nieuw artikel op deze site een kort stuk van een of twee alinea’s op Facebook te zetten om het nieuwe artikel bekend te maken. Dat heb ik ook met dit artikel gedaan.
Hieronder eerst mijn oorspronkelijke tekst, daarna een reactie van Peter van den Baar, en mijn reactie erop terug.
Peter van den Baar was tot 1990 wethouder voor de PvdA in Eindhoven.

(Bernard Gerard)
Ik vind dat de strijd tegen de stadsverwarming, die in sommige wijken met grote felheid gevoerd wordt, zou moeten eindigen met een politieke oplossing. Er moet een oplossing komen die met terugwerkende kracht enkele weeffouten herstelt.
Bovendien raakt het aardgas te zijner tijd op, en veel WKK’s draaien daarop.
Het kwam zo uit dat een student in Delft afgestudeerd is op het onderwerp. Ik heb zijn thesis gebruikt voor een nieuw artikel op mijn site over de stadsverwarmingen in Denemarken en Zweden. Zie (deze site) .In beide landen dekt de stadsverwarming de helft of meer van de nationale warmtevraag af. Ze hebben het dan ook anders aangepakt dan in Nederland.
Met name de Deense aanpak is interessant en m.i. goed bruikbaar als basis voor nieuwe wetgeving in Nederland.

Peter van den Baar
Eens, Bernard. De gemeente heeft indertijd de zaak verkocht en had toen de door bewoners al betaalde aanlegkosten in de grondprijs, moeten verrekenen . Dus de ,” koper ” betaalde opnieuw en rekent dat dus door in het tarief..
Ik heb geen enkele verwachtingen dat de gemeente dit zal herstellen.

 

 

Bernard Gerard
Goed dit te weten.
Ik heb er ook niet veel hoop op dat de gemeente Eindhoven dit met terugwerkende kracht zal doen. Maar misschien komt er nog eens een soort landelijke afkoopregeling, bijvoorbeeld in het kader van de SDE of iets in die geest.
Het Rijk zou zich veel ellende besparen, en veel sneller vooruit kunnen, als het dit soort slepende conflicten gewoon af kocht en toekomstige stadsverwarmingsprojecten in het subsidiesysteem meenam.

 

 

De 10 grootste stadsverwarmingen in Nederland