Varend ontgassen in en rond Noord-Brabant – update dd 03 febr 2023 en 24 mei 2023 en 07 juni 2023

Binnenvaarttankers lozen per jaar duizenden tonnen vluchtige organische stoffen (VOC’s) in de lucht. Dat doen ze na het lossen van een vracht, als de tanks weer schoon moeten voor de volgende vracht. Dit tikt in Nederland substantieel aan.
Langs de vaarwegen waar dat gebeurt wonen mensen en liggen natuurgebieden. De lokale en regionale overheden vinden die lozingen niet leuk en proberen, soms met succes, ze verboden te krijgen.
In dit verhaal hoe het werkt, met (vanwege de focus van deze site) wat extra aandacht voor Noord-Brabant.

Waarom ontgassen en waarom meestal in de open lucht?
Als een schipper een chemische vracht van A naar B gebracht heeft, wil hij daarna uiteraard een nieuwe vracht. Probleem is dat een tank nooit helemaal meteen geleegd wordt. Soms is die nieuwe vracht dezelfde als, of minstens compatibel met, de oude en dan kan die nieuwe vracht gewoon bij het restje oude vracht. Maar soms betekent het restant oude vracht voor de nieuwe vracht een onaanvaardbare vervuiling, en dan moet het restje oude vracht er uit door geforceerde verdamping (leeg ventileren).
Dat kan beheerst in  daartoe ontworpen inrichtingen, maar zo’n inrichting staat er in Nederland alleen maar op de ATM (Afval Terminal Moerdijk). Wie als schipper elders in den lande vaart, of er geen tijd en geld voor over heeft, ventileert de oude lading gewoon de lucht in.
In Rotterdam is een test gedaan, maar staat nog geen werkende installatie.

Het ATM-terrein (foto van hun website)

 De ATM
De ATM heeft een station om  scheepsafval in te nemen ( https://www.atm.nl/nl-nl/diensten/scheepsafvalstoffen-verwerking ) , waaronder twee units voor het ontgassen van tanks. Het Nieuwsblad TYransport meldde op 24 jan 2023 dat er ca 15 schepen per maand worden leeggeventileerd op de ATM. Dit op een totaal van ca 5000 ontgassingen per jaar in den lande. Het loopt dus geen storm.
In 2017 werden er in het hele jaar 495 tankers ontgast (BN/De Stem 27 nov 2018)
De studie van de Erasmus Universiteit (waarover hierna meer) becijfert dat een beurt €6400 kost en acht uur duurt (de geldelijke waarde van twee extra uren heen en terug varen niet meegeteld).
Een andere schipper noemt in de NRC (zie verderop) een veel hoger bedrag.

Hoeveel wordt er geloosd en is dat gevaarlijk?
Hoeveel, dat is een beetje wie je gelooft en wat je aanneemt. Het gaat, hoe dan ook, om duizenden tonnen.
De Erasmus-studie noemt all-in aan VOC’s 1430 ton in  het best-case scenario en 2400 ton in een worst-case scenario. Het best-case scenario is als alle schepen steeds maar met één stof rondvaren, en het worst-case scenario is als er na elke vaart ontgast wordt, tenzij wettelijk verboden.
De klokkenluider Ton Quist (waarover verderop meer) zit een stuk hoger, maar daartoe moet hij zoveel aannemen (bijvoorbeeld dat alle damp verzadigd is en hoe warm die damp is) dat elke bewering die verder gaat dan dat “het een stuk hoger is” eigenlijk een slag in de lucht is.

Volgens Quist valt ruwweg een kwart van wat hij denkt dat de lozing is in de categorie “Zeer Zorgwekkende Stoffen”, een EU-categorie waarvoor het minimalisatiebeginsel geldt in het Activiteitenbesluit. Driekwart is gewoon zorgwekkend.
De Erasmus-studie noemt bijvoorbeeld dat 7% van de totale Nederlandse benzeenemissie uit binnenvaarttankers komt.
Het gevaar treft niet alleen de omwonenden, maar nog meer het personeel aan boord.

De 2400 ton per jaar in de Erasmusstudie zijn samengesteld uit 281 ton benzine, 629 ton destillaten, 813 ton niet-gespecificeerde koolwaterstoffen, 372 ton MBTE, en 335 ton andere VOC’s (waaronder benzeen). Ik  zou de precisie van deze getallen met een flinke korrel zout nemen, maar eigenlijk is die precisie overbodig.

Binnenvaarttanker op de Waal bij Nijmegen

Waarom is dit nu ineens aan de orde?
Leegventilerende binnenvaarttankers bestaan al zolang de sector rondvaart, en politieke interesse (bijvoorbeeld in de Tweede Kamer) en interesse uit de milieuhoek bestaat al vele jaren.

Het onderwerp ging  ineens in een versnelling omdat schipper Ton Quist via een open brief klokkenluider werd, 16 nov 2022 in De Hofbar en 21 nov 2022 via de Omroep Flevoland. Vervolgens vroeg Omroep Flevoland aan mevrouw Arcuri van de Erasmus Universiteit (hoogleraar internationaal economisch recht) om een onderzoek, dat mevrouw Arcuri uitvoerde samen met haar promovendus Erol. Dat leverde de tekst “Floating Degassing in the Netherlands: Rights and Obligations under International Law”. Mevrouw Arcuri keek erg op van de geanalyseerde situatie.

Het onderzoek van Arcuri en Erol leidde tot een enorm artikel in  de NRC van 23 jan 2023, en tot een kamerdebat op 24 jan 2023. Enige links:

De juridische analyse van Arcuri en Erol
Het belangrijkste doel van Arcuri en Erol is te laten zien dat de internationale wetgeving geen blokkade op een eenzijdig Nederlands besluit tot een verbod op ontgassen van binnenvaartschepen uitspreekt. De achtereenvolgende Nederlandse regeringen hebben vele jaren lang volgehouden dat zo’n verbod wel bestond.

Arcuri en Erol lopen daartoe alle verdragen af die de Rijnvaart, en ook die op andere binnenwateren, reguleren. Dat zijn:

Het voert te ver om hier de juridische redenering van Arcuri en Erol  uitgebreid te bespreken. Samengevat komen de eerste vier bolletjes erop neer dat er nergens een verbod staat en dat, integendeel, individuele landen gerechtigd zijn nationale maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid. Bovendien zou het wel eens kunnen dat een ontgassingsverbod een gebod is vanuit de mensenrechtenwetgeving.

De discussie focust zich op het vijfde bolletje.
Het oude CDNI-verdrag gaat wel over milieu en afval, maar niet over emissies naar de atmosfeer. Daarom zijn er in 2017 amendementen opgesteld die, samen met de oorspronkelijke tekst de nieuwe versie van het CDNI-verdrag opleveren. De nieuwe versie ligt klaar, maar moet nog alleen door Zwitserland geratificeerd worden. Daarna wordt het bindend.
De geamendeerde tekst is te vinden op https://www.cdni-iwt.org/part-b-degassing/?lang=en . Er is een formeel wijzigingsbesluit en een effectstudie, die als toelichting gelezen kan worden.
Uit de toelichting blijkt dat als de amendementen van kracht worden inclusief de voorzieningen die daarvoor nodig zijn, de hoeveelheid naar de atmosfeer geventileerd vergif met 95% kan afnemen. Overigens kan ruim  60% van het vergif teruggedrongen worden zonder extra voorzieningen, gewoon door de logistiek van het geheel intelligenter op te zetten (bijvoorbeeld veel meer schepen die maar één stof of compatibele groep stoffen vervoeren).

Harbers, zijnde de laatste minister op dit dossier, beweert nu dat hij pas iets kan verbieden na volledige ratificatie, en dat is dus volgens Arcuri en Erol niet zo.

Harbers heeft wel andere punten om aan te dringen op spoedige ratificatie van het nieuwe CDNI.
Een belangrijk punt is dat het CDNI de resten van de lading als eigendom van de aanbieder ziet, waardoor de kosten van de beheerste ontgassing voor rekening van de verlader zijn. Het CDNI beschermt de schipper.
Een ander punt is dat er maar één inrichting in Nederland is die beheerste ontgassing mogelijk maakt (de eerder genoemde ATM). Een nationaal verbod op varend ontgassen betekent, aldus Harbers, dat zo  ongeveer de complete tankervloot komt stil te liggen. Nu is de binnenvaart, als die ontgassingen er niet zouden zijn,  op zich een milieuvriendelijke wijze van transport, dus men wil wel een eind aan de ontgassingen maar niet aan de binnenvaart. Men kan hier natuurlijk tegen in brengen dat Nederland de binnentankervaart op basis van viespeukerij zodanig uit de klauwen heeft laten lopen dat nu ruim de helft van alle binnenvaarttankers in het Rijn- en Maasgebied in Nederland geregistreerd staat.

Uiteindelijk bracht D66-kamerlid Tjeerd de Groot voor de coalitie het pragmatische voorstel in (onder weglating van de toeters en bellen) “..  verzoekt de regering om provincies op te roepen om binnen de geldende milieuregels haast te maken met de vergunningverlening van ontgas-singsinstallaties en waar nodig en mogelijk provincies hierin bij te staan; verzoekt de regering om parallel daaraan een landelijk verbod op varend ontgassen voor te bereiden dat ingaat op het moment dat een van de twee situaties zich voordoet: 1)alle nodige ontgassingsinstallaties zijn gerealiseerd; 2)Zwitserland heeft het internationale verdrag over ontgassen geratificeerd…”.   Dat is een beetje tam, maar iets wat in elk geval geen kwaad kan.

Wat wil de amendering van het CDNI?
Het bevat een aantal technische bepalingen, bijvoorbeeld over een grens waarboven een stof ‘vluchtig’ heet, en wat te doen met niet zo vluchtige stoffen, bepalingen over controle en samenhang met andere wetten, en bevat een prioriering.  Eerst Fase 1 (=tabel 1), daarna Fase 2 en Fase 3.

Ontgassen in en rond Noord-Brabant
Vanuit mijn focus op deze provincie extra aandacht voor Noord-Brabant.

Noord-Brabant grenst aan de Kreekraksluizen, het Rijn-Scheldekanaal, het Volkerak, het Hollands Diep, de Maas en de Merwede. Daarnaast lopen er nogal wat kanalen door Noord-Brabant. Ongetwijfeld is het ontgassingsdebat voor Noord-Brabant uiterst relevant.

De overwegingen, die voor het Rijk gelden om (nog) geen nationaal ontgassingsverbod in te stellen, hoeven niet voor lagere overheden te gelden. Flevoland en Zuid-Holland, alsmede bijvoorbeeld de Antwerpse haven, hebben zo’n verbod. Mede daarom gaan schepen vanuit de Antwerpse haven rondjes varend op het Hollands Diep of bij de Kreekraksluizen (bij Bergen op Zoom) ontgassen.

Onderstaand kaartje geeft een beeld van waar nooit ontgast mag worden (rood) en wel ontgast mag worden tenzij er een regionaal verbod is. De kaart is van de ILT, in april,2022 geactualiseerd, en te vinden op https://ministerieienm.maps.arcgis.com/apps/PublicInformation/index.html?appid=99bcf58c3423454a95a9bb1fd851a012 . Het wordt dus een lappendeken en schippers zoeken de gaten in die deken om varend te gaan ontgassen. Of ze trekken zich er überhaupt niets van aan.
De rechter heeft bepaald dat provincies ook toezicht mogen houden op Rijkswateren.

De Brabantse insteek heeft één belangrijke plus en een paar minnen.

Die Brabantse insteek ligt vast in de Interim Omgevings Verordening (IOV), versie 15 april 2022.
Artikel 2.38 bepaalt (lid 1) “Het is verboden om in Ontgassingsvrij gebied restladingdamp van aardolieproducten die bestaan uit meer dan 10% benzeen te emitteren” en (lid 2) “Van het verbod in het eerste lid kan ontheffing verleend worden als de belangen van het milieu zich daar niet tegen verzetten”.  
Artikel 5.2 bepaalt als dat vanwege het belang van de bescherming van het milieu nodig is, kunnen stoffen worden toegevoegd aan het eerste lid.” als toevoeging aan art. 2.38 .
Uit de toelichting blijkt dat de provincie focust op benzeen, al dan niet in mengsels.

De provincie Noord-Brabant heeft dus een verbod dat lijkt op tabel 2 in de amenderingstekst van het CDNI. Dit is zonder meer op dit moment een plus.

Het provinciale partiële ontgassingsverbod op de Brabantse wateren (uit 2015)

Dan nu enkele minnen.

e-noses in de Rotterdamse haven
  • Onduidelijk is hoe de regelgeving op de kanalen is.Het CDNI-verdrag (oude versie) geldt in Nederland op “Alle voor de binnenvaart openstaande wateren”. Daar horen ongetwijfeld kanalen als bijvoorbeeld de Zuid-Willemsvaart en het Wilhelminakanaal ook bij. Toch kent de Interim Omgevings Verordening deze kanalen niet. Het zal vast niet de bedoeling zijn dat men dieseldampen uitbrakend door Helmond vaart, of benzeen gaat liggen ontgassen in de Tilburgse Piushaven. Maar ik heb niet kunnen vinden waar staat dat dat niet mag. De  enige algemene verwijzing in de IOV is naar de waterschappen, maar die hebben niets met atmosferische emissies. Als het vergif omhoog gaat in plaats van omlaag, is het hun business niet.

Bovenstaande analyse heeft geleid tot schriftelijke vragen van de SP-fractie in Provinciale Staten. Deze is te vinden op https://noord-brabant.sp.nl/nieuws/2023/01/hoe-zit-het-met-ontgassen-in-brabant . De 02 febr 2023 zijn deze vragen nog niet beantwoord.
UPDATE dd 23 mei 2023: door een administratieve vergissing zijn deze vragen niet ingediend.

Update dd 03 febr 2023

Zonder dat dat bij mij of bij de SP bekend was, heeft ook de Partij voor de Dieren in Provinciale Staten, bij monde van mevrouw Surminski, vragen gesteld over het varend ontgassen. Het betrof technische vragen die op 02 febr beantwoord zijn.
De vragen zijn te vinden –>

De vragen gaan vooral over de handhaving.

En het gebrek daaraan, want die handhaving houdt niet over.
De samenwerkende handhavingsorganisaties in Zuidwest Nederland hebben een Handhavingsprotocol Varend Ontgassen opgesteld. Vervolgens een verhaal dat volledig leunt op de omgevingsdienst DCMR in de Rijnmond. Ik kan me niet voorstellen dat je daar in Noord-Brabant veel aan hebt.
De DCMR heeft een pagina over varend ontgassen op https://www.dcmr.nl/varend-ontgassen-van-schepen .

Dat blijkt dan ook uit het antwoord op de volgende vraag van de PvdD, namelijk hoevaak er in de afgelopen drie jaar gehandhaafd is op illegale benzeenlozingen.
Welgeteld één keer, blijkt, en wel op 16 dec 2022 (toen het dus volop hommeles was over het onderwerp, blijkbaar kon het toen ineens wel). Het dossier is aan de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant overgedragen ter strafrechterlijke afdoening. Niet beschreven wordt wat daaruit is gekomen.

Ik zal de PvdD verwijzen naar mijn artikel.

Update dd 24 mei 2023

OP 15 mei 2023 heeft minister Harbers een brief naar de Tweede Kamer gestuurd met de boodschap dat de aanpassing van de internationale verdragen grotendeels af is, dat hij de stap zet om vanaf 01 juli 2024 het aangepaste Scheepsafvalstoffenbesluit in werking te laten treden, dat dat geldt voor bovenstaande tabel I en II, en dat er een roadmap komt voor uitvoeringszaken, zoals een ontgassingsinfrastructuur.
Zie https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2023D20902&did=2023D20902 .

Update dd 06 juni 2023

Naar aanleiding van bovenstaande brief van minister Harbers heb ik voor de PS-fractie van de SP in Noord-Brabant alsnog vragen gemaakt met een wat beperktere focus, met name over de bescherming van de Brabantse kanalen.
Deze vragen zijn op 06 juni beantwoord en deze keer was het, anders dan bij de Partij voor de Dieren, geen flutantwoord.

Ik kom er mogelijk later op terug.

De vragen en antwoorden zijn te vinden op

Hoe kwantificeren ze geur?

Een heel simpel liedje over een best wel ingewikkeld onderwerp
Ik wil in dit artikel uitleggen hoe men geur kwantificeert. Dat blijkt in praktijk best wel een ingewikkeld onderwerp, vandaar dat het vaste programmaonderdeel van “Even Tot Hier” door mijn hoofd schoot. Doen ze overigens heel knap.

Directe aanleiding was dat ik, samen met de PS-fractie van de SP in gesprek ging met iemand van het Brabants Burgerplatform over de vergunning die Attero al had voor een nog te bouwen mestvergister op De Spinder in Tilburg-Noord (een bedrijventerrein waar al veel afvalverwerking zit, op een kilometer van de wijk Stokhasselt).
Nu sta ik in principe positief tegenover mestvergisting, mits het een en ander aan voorwaarden, terwijl ik tegelijk vind dat de veeteelt in Brabant kleiner moet, maar dat was de discussie niet. Wel of de milieuvergunning voor de te bouwen inrichting goed genoeg was. Ik vond dat die een te ruime range aan mogelijke geurproducties toe stond en dat vond de meneer van het Burgerplatform nog meer, dus  daarover gaan opnieuw vragen gesteld worden. In afwachting daarvan nu verder niet wat over dat onderwerp. Maar bij het doorploegen van de vergunning viel me weer op hoe ingewikkeld eigenlijk de geurwetgeving is.

Als die er überhaupt is. In het Activiteitenbesluit staat niet veel bijzonders en telt vooral de bepaling dat het bevoegd gezag het recht heeft (maar niet de plicht) om een geurbeleid op te stellen. Bij bijvoorbeeld De Spinder en het Helmondse BZOB-terrein  is de provincie bevoegd gezag, vandaar de bemoeienis van de PS-fractie. Bij bijvoorbeeld VION is de gemenete Boxtel bevoegd gezag ( zie VION heeft stank niet onder controle ).

Schma van het reukorgaan (Wikipedia)

Eerst wat geur is
Veel stoffen bestaan bij gangbare temperaturen in de gasfase of, geheel of gedeeltelijk, in de dampfase (de stof is dan vluchtig). De  moleculen bewegen dan kris kras tussen de luchtmolekulen door in een willekeurige warmtebeweging. Ze kunnen, al dan niet geforceerd, in het slijmvlies achter in de neus oplossen, waar cellen in zitten met haartjes, en op die  haartjes zitten eiwitten met een bepaalde vorm waar een molecuulgroep in past (bijvoorbeeld een thiolgroep, –S—H ). Als die thiolgroep zich aan een passend eiwit bindt, ontstaat er in de bijbehorende cel even een spanninkje en dat gaat naar de hersenen. Op dat moment ontstaat een geurgewaarwording (en bij thiolen is die heel erg – ethaanthiol geeft in heel lage concentraties een alarmgeur aan van zichzelf reukloos aardgas).
In een mensenneus liggen ongeveer 350 verschillende detectoreiwitten op ongeveer een miljoen cellen en binden verschillende chemische groepen in uiteenlopende mate. De –S—H groep kan aan meerdere eiwitten binden, en omgekeerd kan een eiwit meerdere groepen binden.  De hersenen achter die eiwitdragende cellen hebben geleerd welk patroon bij  een –S—H groep hoort, en dat noemen wij vanaf dat moment de geur van de –S—H groep.
Voor een geurgewaarwording is een minimum concentratie nodig, de geurdrempel – die in praktijk overigens nogal breed is, want je komt wisselende getallen tegen. De geurdrempel kan van stof tot stof zeer sterk uiteenlopen, bijvoorbeeld van rond de 33000 µgr/m3 voor ammoniak tot 0,5 µgr/m3 trimethylamine (ruikt heel sterk naar vis, liever gezegd, vis ruimt naar trimethylamine).

De binding van de moleculen aan de detector is zwak, want ze moeten uiteraard ook weer los. Anders blijf je de vislucht ruiken, ook als het trimethylamine er niet meer is.

Zuivere stoffen en mengsels
Er zijn stoffen die op zichzelf een krachtige geurindruk opwekken in de hersenen, zoals ammoniak (NH3 ) en zwavelwaterstof (H2S, rotte eierenlucht).

https://edepot.wur.nl/48444

Maar meestal  gaat het om mengsels. Hierboven een kleine selectie uit de verschillende gassen in een varkensdekstal. Schiffman (2001) et al. kwamen op 324 gassen en vluchtige organische stoffen in een varkensstal .

Geur hoeft niet onaangenaam te zijn. De geur van pas gezette koffie bijvoorbeeld is een mengsel met een paar honderd componenten. Idem wijn.

Mensen kunnen in een orkest een viool van een hobo onderscheiden – de bouw van het oor leent zich daarvoor.
Ongetrainde mensen kunnen als regel geen deel-geuren analyseren. De stallucht is voor hen een slechts massief pakket.
Getrainde mensen kunnen in een aangenaam pakket (bijvoorbeeld wijn) wel deelgeuren onderscheiden (op zijn minst beweren ze dat).
Hieronder bijvoorbeeld een gaschromatogram van koffie uit Guatemala en Brazilië.

https://www.jeol.co.jp/en/applications/detail/2038.html
Figure 1 shows a screenshot of the differential analysis results for the coffee samples by using msFineAnalysis. In total, 141 peaks were detected. The breakdown of the differential peaks are: Sample A: 6 peaks that are characteristic of Guatemalan coffee aroma (peak ID[006:]furfural, [007]acetic acid, etc.), Sample B: 3 peaks that are characteristic of Brazilian coffee ([001] metylfuran, etc.), and 52 peaks that did not show a difference between Sample A and B. Additionally, there were 88 peaks that were judged to have no statistical reproducibility (gray in volcano plot, “other” in classification results).
From Sample A, the Guatemalan coffee, hexanal (aroma of grass), methyl acetate (fruit-like aroma), acetic acid, linalool (citrus/floral aroma) were strongly detected. These results are consistent with the freshness and crispness that are characteristics of the coffee beans from Guatemala. From Sample B, the Brazilian coffee, methylfuran (chocolate-like aroma), dimethyl disulfide (garlic-like aroma) were detected, which is consistent with the richness that is characteristic of coffee beans from Brazil.


Analysetechnieken
Als de overheid de omwonenden van een mestvergister wettelijk wil beschermen tegen stank, moet dat op een of andere manier met een of enkele vaststelbare en reproduceerbare normgetallen.
En dan wordt de spagaat zichtbaar. Hoe doe je dat met ingewikkelde en in tijd en plaats variërende mengsels die mogelijk uit honderden stoffen bestaan? Je kunt moeilijk 300 normgetallen vaststellen die ook nog eens moeilijk optelbaar zijn.

Er zijn twee hoofdstrategieën. (I en II)

I . De ene is dat je probeert de afzonderlijke stoffen vast te stellen, liefst getalsmatig.

Een simpele is dat je een meetinstrument in de te meten lucht steekt. Je hebt goede gasdetectiemeters voor bijvoorbeeld H2S. Bijvoorbeeld (ik heb er verder niets mee, en dit moet niet gelezen worden als een recensie) van Hatech op https://www.hatechgas.com/product/gasbadge-pro/ . Je krijgt een net getal op een nette schaal, maar dan alleen voor H2S . Maar daarvoor bestaat geen buitenluchtnorm, wel een werknemersnorm van 2,3 mg/m3  (en een alarmfase als het in de buitenlucht een uur lang boven de 39 mg/m3 zit . En je hebt maar één stof op één plaats en één tijd. Eventueel monteer je het ding op een drone, maar het blijft beperkt.
Een ander detectiesysteem voor één stof is het alcoholblaaspijpje.

Een variant is de gaschromatograaf. Je hebt een buis met een actieve vulling langs de wand, je blaast een inert gas door met daarin het te onderzoeken mengsel, de vulling van de gaschromatograaf doet iets selectiefs dat voor de verschillende stoffen in het mengsel verschillend uitpakt, en de componenten verlaten de buis met een per component verschillende vertraging (de ‘retention time’) en worden op het eind gedetecteerd. Dat levert een strook papier of op de computer met (als je geluk hebt) één mooie piek per stof. Met ijken kun je proberen te achterhalen welke  stof  het is, en de omvang van de piek zegt iets over de hoeveelheid.
Op die manier komen de koffiepieken tot stand.
Aldus zeer simpel verteld, want het is een vak op zich dat nu te ver voert. Je hebt er een kast van een apparaat voor nodig en personeel wat er veel van af weet. Het is meer iets voor high brow productieprocessen dan voor metingen rond mestvergisters.
Maar dat laatste is wel eens vertoond voor wetenschappelijk onderzoek en dat krijg je onderstaand plaatje.

https://daneshyari.com/en/article/8487564
De tweede kolom geeft het molecuulgewicht en de derde de retentietijd. De lijst is naar alle waarschijnlijkheid niet compleet. Veel piekjes zijn te klein om betrouwbaar te zien (net als bij de koffie). Donkergrijze arcering is de meest gebruikte geurdrempel en lichtgrijze arcering alternatieve waarden die in omloop zijn. Bij H2S dus 0.1 tot 1µgr/m3 of meer.


Het hoofdprobleem met het weten van de samenstelling van een mengsel is dat het leuk is voor de specialist, maar dat het publiek er niet wat aan heeft. De piekjes volgen uit de geur, maar het omgekeerde is niet waar. Staan er ergens een stel piekjes op papier, al dan niet beïnvloed door een norm die per definitie beperkt is, dan valt er vanuit die verzameling piekjes geen geur te voorspellen. De stoffen in een complex mengsel kunnen elkaars werking op onvoorspelbare wijze versterken of verzwakken.
Het  openbaar bestuur heeft er voor een vergunning voor een mestvergister niets aan.

II . Vandaar dat de wetgever er in de tweede hoofdstrategie überhaupt  van af ziet om zich druk te maken over de samenstelling. Hij adresseert het complete stinkende pakket als geheel.

Daartoe heeft de EU een nieuwe eenheid ontworpen, de European Odour Unit per m3 (OUE/m3 ), per definitie de concentratie van een stof of mengsel, die 50% van de bevolking kan onderscheiden van een reukloze vergelijkstof (referentie, in de EU n-butanol, de grote broer van gewone alcohol). De ‘bevolking’ wordt in praktijk door een panel vervangen.
Men neemt, met grote voorzorgen tegen onbedoelde besmettting, een monster op de te onderzoeken plaats. Met een apparaat, een olfactometer, wordt dit monster volgens de regelen der kunst verdund totdat het panel, al snuivend, oordeelt dat het verdunde resultaat consistent door de helft van de panelleden geroken wordt. Als het oorspronkelijke monster 12* verdund is om aan de 1 OUE/m3 te komen, dan was het oorspronkelijke monster12 OUE/m3 .
Het monster wordt meestal genomen in emissie (bijvoorbeeld in en schoorsteen), omdat daar nog waarden heersen waaraan met verdunnen te meten valt (ze zitten een eind boven de 1). Dit gaat volgens  https://www.infomil.nl/onderwerpen/lucht-water/meten-en-rapporteren/meten-luchtemissies/l40-handleiding/ . In immissie (wat er in je neus komt) zijn de waarden vaak te laag voor deze methode. Meestal rekent men dan met verspreidingsmodellen (het Nieuw Nationaal Model, behalve bij boerderijen, dan V-stacks) uit wat de concentratie op bijvoorbeeld 500m noordoost zou moeten zijn.
Wat er in deze opzet precies stinkt, doet er dus niet toe.
Vervolgens wordt er een ‘hedonische factor’ aan gehangen. H = +4 als het uiterst lekker ruikt (jasmijn, mits met mate), H=0 is neutraal, en H=-4 is  vreselijk (rotte vis).
Vervolgens kan men van de OUE/m3 en de H weer een combinatie maken, maar dan wordt het te ingewikkeld. Dat doet bijvoorbeeld de “Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant” van de provincie – een relevant document, omdat de provincie voor veel stinkende inrichtingen bevoegd gezag is ( https://www.brabant.nl/actueel/regelingen/cvdr609684_1 )

En zo kon het dus gebeuren dat zes geijkte ambtenaren van de ODZOB (de Omgevingsdienst) in oktober 2015 wandelend over het Helmondse BZOB-terrein trokken, en daarna door de wijk Brouwhuis, om al snuivend vast te stellen dat Coppens (toen nog) en Den Ouden bij vlagen inderdaad stonken in de wijk.

Het is makkelijk lacherig te doen over dit systeem en inderdaad heeft het zwakten. De menselijke neus is maar beperkt gevoelig en er kan gewenning optreden, temperatuur en luchtvochtigheid hebben invloed, jong ruikt beter dan oud, en vrouwen ruiken beter dan mannen, vooral indien zwanger.  Desalniettemin is dit het beste systeem dat er nu is, en de basis van alle wetgeving.

De zwakste plek vloeit echter, zoals wel vaker, rechtstreeks voort uit de sterkste kwaliteit, namelijk dat het systeem werkt ongeacht de samenstelling van het mengsel. Bij een bestaande inrichting valt op deze wijze (min of meer) te meten, en daarna (min of meer) te berekenen wat het effect in de omgeving is.
Maar bij het opstellen van een nieuwe vergunning kan men niet terugvallen op een betrouwbare kennisbasis. Van mengsels waarvan de samenstelling niet bekend is, kan men moeilijk een bibliotheek met kengetallen opbouwen. Nog minder als de vergunning, zoals bij De Spinder, bij het terrein hoort en al opgesteld lang voor de eerste passant, die hem wil gebruiken, zich gemeld heeft.
In arren moede haalt men zijn kengetallen dan maar bij de vergunning van de veel grotere mestvergister op Chemelot (die uiteindelijk niet gebouwd is omdat de boeren op het laatste moment niet genoeg mest aanleverden), die op zijn beurt weer zijn cijfers haalde in Roosendaal (die ook niet gebouwd is) en bij Rendac (dat zijn zaken beter op orde heeft dan gemiddeld). Zo stapelt zich onzekerheid op onzekerheid en het resultaat is een wijde range van mogelijke OUE /m3 emissies. Vervolgens kiest men stoer een waarde midden in de range en eist dat de exploitant zich daaraan houdt. Het was veiliger geweest als er een extra nabehandelingstrap geëist was.
Het wordt afwachten hoe dit gaat lopen.

(Wikipedia)

Elektronische neuzen
Een veelzijdige moderne trend is die van de e-nose.

Met de e-nose keert men terug naar de oorspronkelijke architectuur van de menselijke neus, maar dan anders uitgevoerd.
De menselijke neus bevat een array aan cellen met trilhaartjes en receptoreiwitten waarop een patroon ontstaat, een afvoerende zenuw, een aan de reuk gewijd deel van de hersenen dat met natuurlijke intelligentie een veelheid aan zenuwprikkels omzet ineen geursensatie, die in het grotere geheel van de hersenen wordt opgeslagen en gekoppeld aan geheugen en handelingen.
De e-nose bevat een array aan kleine eenheden (bijvoorbeeld kleine transistors of geleidende polymeren of (nieuwste) nanomaterialen of zelfs natuurlijke eiwitten) waarop een patroon ontstaat, met een signaalafvoerend draadje, een neuraal netwerk dat met kunstmatige intelligentie een veelheid aan signalen in een herkenning omzet, en een nageschakeld systeem voor opslag en handeling (bivoorbeeld een display of een alarm).
Beide systemen moeten getraind worden (deze geur hoort hij jasmijn en dit patroon hoort bij ethanol). Waarschijnlijk kun je de e-nose ook wel trainen op varkensmest (duizend keer zeggen ‘dit is varkensmest’ en idem ‘dit is geen varkensmest’) of op trimethylamine.

De precieze uitvoering voert voor deze kolommen te ver. Zie eventueel https://en.m.wikipedia.org/wiki/Electronic_nose en https://en.m.wikipedia.org/wiki/Chemical_sensor_array  .

Het nieuwste product is de draagbare C-320 van Sensigent  (http://www.sensigent.com/products/cyranose.html ). Die werkt met bewerkte nanostructuren. Uiterst moderne techniek en de site lijkt er vooral op gespitst dat mensen hem niet lezen (rot-kleine lettertjes, veel gedreig met patenten, weinig informatie . Zal wle tegen de spionage zijn.) Iemand kon er negen soorten zieke vleermuizen mee uit elkaar houden.

Anderen hopen dat je er beginnende longkanker mee kunt ruiken of borstkanker, en het Ames Researhc Center van de NASA hoopt er een COVID-19 besmetting mee te kunnen ruiken. Zie https://www.nasa.gov/feature/ames/e-nose

Het is hele mooie techniek, maar in de context van dit artikel twee andere vragen, namelijk of de e-nose de wettelijke handhaving kan helpen, en of hij beleid en beheer kan helpen. Het antwoord op de eerste vraag is (tot nu toe) nee en op de tweede ja.

Ik heb nog geen e-noses in de literatuur gezien die absolute groottes uitbraakten (in de geest van ‘de benzeenconcentratie is 6,8µgr/m3 ). Wat wel kan is relatieve cijfers, bijvoorbeeld de verhouding benzeen-tolueen of toename of afnames van waarden.

Dit kan het beste geïllustreerd worden aan de hand van de Delftse start-up Comon Invent ( https://www.comon-invent.com/about/ ).
Comon Invent had een tijd lang 13 e-noses staan bij de waterzuivering van Den Bosch. Die is grondig vernieuwd en stonk. Een deel van die stank leek op bloemkool en dat bleek hardnekkig. Met de e-noses bleek dit deel van het stankprobleem terug te voeren op de luchtreiniging van de rioolslibvergister. Die wordt of is al aangepast.

De e-noses van Comon Invent worden massaal (254 stuks) ingezet in de Rotterdamse haven. Comon Invent heeft er een interface bijgemaakt (https://www.comon-invent.com/websuite/ ) met een stoplichtmodel. Groen is  normaal, geel een lichte verhoging van de sporengassen, oranje een duidelijke verhoging ene rood dat er echt iets aan de hand is.
Het geheel is in coöperatie met de DCMR, de milieudienst van de Rijnmond, ontwikkeld.

Wat er bijvoorbeeld mee kan is volgen waar een stankgolf beging en hoe hij verder trekt. Het systeem heeft niet in zichzelf juridische kracht, maar de DCMR kan bij de bron gaan kijken en dat kan wel juridische kracht hebben.

Ik besluit met een infographic van Port of Rotterdam.

Infograhic van het Rotterdamse havenbedrijf over de inzet en het gebruik van e-noses