Mierenzuuraggregaat vervangt dieselaggregaat – maar wat dat precies oplost?

De Omroep Brabant wijdde op 06 april 2022 een uitzending aan de startup DENS uit Helmond, die elektro-aggregaten maakt die gevoed worden met mierenzuur. Zie https://www.omroepbrabant.nl/nieuws/4067143/stroomtekort-helmond-heeft-de-oplossing-met-aggregaat-op-mierenzuur .
Het is een interessante techniek, maar nog niet rijp voor de grote schaal.

Mierenzuur, waterstof en stroom
Mierenzuur is een alledaagse stof. Mieren verdedigen zich ermee, maar het zit, samen met andere stoffen, ook in bijvoorbeeld brandnetels en wespen. Chemisch gezien is het het kleine en iets aggressievere broertje van azijn.
Heel lang geleden werd de stof gedestilleerd uit massa’s mieren, maar het gaat al lang anders. Hierover zo meteen meer. Maar hoe dan ook en mogelijk met de dierenliefhebbers in gedachten, heeft men voor mierenzuur (met een onbekend toeslagstofje) de nette fantasienaam hydrozine bedacht.
Op zijn Engels heet mierenzuur formic acid .

Trailer met ene mierenzuuropstelling achter een stadsbus vna Van de Leegte

Op de TU/e werkte het “Team FAST (Formic Acid Sustainable Technologies)” met de stof. In december 2018  was een en ander zo veelbelovend, dat het studententeam als startup verder ging als startup onder de naam DENS.
Een van de projecten van toen het nog een studententeam was, was dat ze een stadsbus van Van de Leegte aanvulden met een Range Extender (REX) in een aanhangwagen en die werkte op mierenzuur. ( https://www.tue.nl/en/news/news-overview/07-07-2017-how-to-power-a-bus-on-formic-acid/ ).

DENS zit nog steeds op de Automotive Campus.

Het cycluskarakter van  mierenzuur (idealiter)
De productie en het verbruik van mierenzuur verlopen cyclisch:

De kringloop heeft een linkerkant en een rechterkant.

Je haalt ergens CO2 vandaan (kan op allerlei manieren), je koppelt dat onder toevoer van energie op aanvaardbare wijze aan waterstof, en er ontstaat mierenzuur. Dat is een vloeistof met een energiedichtheid van ongeveer vier maal die van een batterij. Dat is overigens voor een ‘brandstof’ nog steeds laag.
Die vloeistof kun je in een tank gooien, over de juiste katalysator laten lopen en dan komt die waterstof (alsmede de oorspronkelijke CO2 ) er vanzelf weer uit, waarna die waterstof (bij DENS) gebruikt te worden in een brandstofcel. Daar  komt dan weer stroom en water uit en op die stroom draait een elektromotor.

Men kan op deze wijze bereik mierenzuur naar believen zien als een comfortabele vorm van energieopslag of van waterstofopslag. Een liter van het spul kan 52 gr waterstof opslaan.

Het cycluskarakter van  mierenzuur (in praktijk)
Het probleem is dat DENS en de TU/e vooral de voordelen  benadrukken.
Aan de rechterkant van de cyclus is het mooi weer. Inderdaad is het proces stil en schoon in het gebruik en vloeibare energiedragers werken erg handig.

Het is veel moeilijker om bij DENS of de TU/e iets over de linkerkant van de cyclus te vinden, en daar zit bij dit soort toepassingen meestal de zwakke plek.
Bij DENS vind je slechts, na enig zoeken op de website, dat DENS zijn mierenzuur inkoopt bij Fulltank ( https://fulltank.nl/nl/overige-brandstoffen/hydrozine/ ). Bij die firma vind je evenmin informatie over waar hun mierenzuur vandaan komt.

Bij de TU/e wordt slechts zeer in het algemeen duidelijk dat  het een elektrochemisch proces is. Je hebt water nodig, uiteraard CO2 , groene stroom en katalysatoren. Een cyclusrendement is niet te vinden (hoeveel %  van de oorspronkelijke  groene elektrische energie na de brandstofcel terug te vinden is. Omdat groene stroom vooralsnog schaars is, is het voor de verdelingsprioritering wel van belang dit rendement te kennen.

De TU/e heeft wel een studentengroep die met de elektrochemische productie van mierenzuur  bezig is ( https://www.teamrenewco2.com/the-technology ), maar ook daar geen getallen en publicaties.

Uit de literatuur blijkt dat er veel recente research is. Een Life Cycle Assessment uit 2018 is te vinden op https://core.ac.uk/download/pdf/158329068.pdf en roept nogal wat twijfel op. Wil men tot een Carbon Footprint komen die zin heeft (lager dan die van het gangbare fossiele alternatief), dan moet er nogal wat gebeuren. Met name de opwaardering van het in relatief lage concentraties in water gevormde mierenzuur tot commercieel bruikbare concentraties vroeg (althans t/m 2018) erg veel energie (hetgeen een laag cyclusrendement met zich mee brengt).

Dit terrein is mijn specialiteit niet. Het is mogelijk dat er sinds 2018 technische doorbraken geweest zijn. Ik zie ze niet in de literatuur, maar mijn kennis van de relevante literatuur op dit gebied is beperkt.
Vooralsnog geef ik DENS, vanuit duurzaamheidscriteria redenerend, het voordeel van de twijfel. En ik vind dat de TU/e in dit soort toepassingssituaties een reëel beeld aan de buitenwereld moet geven.

De generator
DENS heeft een verplaatsbare generator op hydrozine gemaakt die gebruikt kan worden in plaats van een dieselgenerator. Op zijn minst is dat voor de omgeving een stuk aangenamer.

Voor sommige toepassingen is de generator ideaal: op bouwplaatsen waar geen elektriciteit is, bij festivals, of als bijvoorbeeld een flat vanwege een verbouwing tijdelijk zonder netaansluiting zit.

Als ik het zelf moet inschatten (mede gezien de vooralsnog lage cyclusrendement) is de generator een nicheproduct voor vooral tijdelijk gebruik in specifieke omstandigheden.
Er is overigens niets mis met een nicheproduct als het binnen zijn beperkingen ingezet wordt.

Gemeenteraad blokkeert ten onrechte interpellatie over Eindhovense asfaltcentrale

Asfaltcentrale ACE

Voorgeschiedenis
De Eindhovense SP houdt zich al vele maanden in  de gemeenteraad bezig met de milieuaspecten van de Eindhoven asfaltcentrale ACE van KWS Infra. Het betreft vooral (in deze volgorde) PAK’s (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, waarvan sommige kankerverwekkend zijn), benzeen en stank. De SP-inzet is (anders dan de inzet van GroenLinks)  niet gericht niet gericht op de sluiting van het bedrijf of het einde van de recycling van oud asfalt (welke recycling voor de meeste problemen zorgt) maar op een betere milieuvergunning.
Ik heb hiervoor ideeën aangeleverd, zie Asfaltcentrales worden mogelijk schoner (update dd 28 dec 2021) en Asfalt Centrale Eindhoven heeft een benzeenprobleem en een groter PAK’s-Probleem .

De geweigerde interpellatie
In een motie dd 25 januari werd geëist dat er zo snel mogelijk een einde moest komen aan het overschrijden van de mileunormen, dat er sneller een adequate nieuwe vergunning moest komen, waarbij Best Beschikbare Technieken (BBT) toegepast werden. Het College nam dit over.

Het College bleef echter bezig met pappen en nathouden en toen de beloofde nieuwe milieuvergunning weer neer bleek te komen op een milieuneutrale nieuwe vergunning waarin, ondanks alle SP-bemoeienis, geen wezenlijke verbeteringen waren opgenomen, besloot de SP tot een interpellatie. Het verzoek daartoe werd gesteund door het OuderenAppel Eindhoven, 50+ en de groep-Schreurs.

Indirecte verhitting-asfaltcentrale van KWS Infra in Rotterdam met het HERA-principe

Een interpellatie is een zwaar aangezette ondervraging van B&W. In de interpellatie, indien toegewezen, zou gevraagd waarom de motie uit januari niet was uitgevoerd, of dat alsnog ging gebeuren en of het College voor de gevolgen instond als de vergunning niet op basis van BBT zou worden gebaseerd.
In de achterliggende overwegingen werd geschetst wat die BBT zouden moeten zijn. Kort samengevat: indirecte in plaats van directe verhitting van het asfaltmengsel (inclusief te recyclen oud asfalt); indirecte verhitting met elektriciteit i.p.v. gas; en voor zover dat daarna nog nodig is, rookgasreinigng met een koolfilter. De eerste en de derde eis is bestaande of onlangs ontwikkelde techniek, en elektrificatie (o.a. nodig omdat Rijkswaterstaat dat wil) is een voor deze specifieke situatie nog te ontwikkelen techniek die echter in zijn algemeenheid standaard is.

De rest van de gemeenteraad had geen zin in een interpellatie. Alleen de indieners waren voor (7 tegen 31).
Veel vertegenwoordigende organisaties hanteren de onuitgesproken gewoonte om interpellaties toe te staan, ook als de meerderheid het niet met de inhoud eens is, om ook kleine oppositiepartijen de gelegenheid te geven onderwerpen op de agenda te zetten. Dat de meerderheid dat nu niet wilde, is principieel verwerpelijk. Op deze wijze komt een constructief voorstel over een probleem, waarover in de omgeving veel onrust bestaat, niet tot ene inhoudelijke bespreking.

Schema van een asfaltcentrale met indirecte verhitting (bron branche)

Toch enig succes
Uiteindelijk besloten de indieners dan maar een gewone motie in te dienen met een beperktere tekst. Het dictum was dat het College zo snel mogelijk alsnog Best Beschikbare Technieken aan ACE moet voorschrijven via een direct op te starten procedure tot ambtshalve wijziging van de milieuvergunning.

Deze motie is uiteindelijk niet in stemming gebracht omdat de wethouder toezegde dat hij, na een gesprek met ACE, ze een deadline heeft gegeven voor een goede vergunningaanvraag (met BBT) tot 08 april.

BBT
Nu is er reden om deze toezegging met enige kritische zin te behandelen. Best Beschikbare Technieken blijken in praktijk een soort grijs gebied waarin ook woorden als ‘kostenefficientie’ en ‘redelijkheid’ een rol spelen. Vaak gaat het in praktijk om Best Betaalbare Technieken.
In elk geval staat voor de SP (en voor mij) vast wat de drie sleutelelementen zijn:

  • Indirecte in plaats van directe verhitting van het asfalt, waardoor een betere en gelijkmatiger temperatuurregeling mogelijk is. Dat maakt veel uit voor het ontstaan van emissies.
  • Indirecte verhitting met behulp van stroom i.p.v. gas. Dit vanwege het klimaat – sowieso moet dat omdat opdrachtgevers als Rijkswaterstaat erop over willen stappen
  • Reiniging van de rookgassen met een door de branche ontwikkeld koolfilter.
Ligging meetpunten bij een koolfilteropstelling bij de asfaltcentrale in Den Bosch

Provincie schiet bok bij beoogde Tilburgse mestbewerker; hoe nu verder?

Schets van de installatie op de VTTI-website

Er vinden vele nuttige energie-, milieu- en recycleactiviteiten plaats in het gebied De Spinder in Tilburg-noord. Het wordt beheerd door Deponie Zuid, een werkmaatschappij van Attero.
Op zich is een terrein als De Spinder, met al veel afvalverwerking, een geschikt industrieterrein voor een mestvergister.

Deponie Zuid heeft een koepelvergunning voor alle activiteiten op De Spinder. Daarbinnen heeft Deponie Zuid al in 2014 vergunning gekregen voor het oprichten van een mestvergister. In april 2018 heeft Deponie Zuid van Gedeputeerde Staten (GS) een aangepaste vergunning gekregen in plaats van die uit 2014.

Bij die vergunning uit 2018 hoort een geurstudie van ingenieursbureau SPA WNP.
Zo’n geurstudie schrijven valt tegen. Er bestaat niet zoiets als een breed aanvaard kengetallenbestand. In plaats daarvan wordt er gekeken van welke waardes men bij eerdere projecten uitgegaan is, of  had willen uitgaan (want die eerdere projecten gingen soms ook weer niet door). Onzekerheid stapelt op onzekerheid, zodat uiteindelijk SPA WNP een range aan mogelijke stankemissie geeft van 14000 tot 80.000 geureenheden per sec (zo’n geureenheid/sec heet officieel ouE/sec, maar dat is een onwerkbare naam). SPA WNP geven binnen die range als eindadvies 32000 geureenheden die per sec de lucht in mogen schieten.
Maar de toenmalige GS schoten een bok en schreven in de formele beschikking per ongeluk 25000 geureenheden/sec voor.

Dit alles is toen weinig of geen mensen opgevallen, mede omdat het op dat moment een vergunning ‘voor op de plank’ was. Er was toen geen gegadigde met concrete plannen.
De gemeente Tilburg had in 2018 geen serieuze vragen, evenmin als de milieuorganisaties en de omwonenden.

In  augustus 2021 meldde zich de onderneming VTTI  Bio Energy Tilburg BV, die op het papieren fundament uit 2018 echte stenen en installaties wil gaan plaatsen. Toen schrok iedereen wakker. VTTI heeft, uit eigen beweging, een second opinion laten uitvoeren door Tauw, welk consultancybureau op 39000 geureenheden per sec uitkomt (ook weer met een flinke range).
Overigens blijkt uit het rapport van Tauw dat VTTI een extra zuiveringstrap zegt toe te willen voegen om aan 80% geurverwijderingsrendement te komen: naast de gebruikelijke ontstoffer, zure en basische wasser ook een oxidatieve wasser die specifiek tegen stank gericht is. Dat kon wel eens flink schelen. Maar let wel: de 80% staat in de beschikking (voor wat dat waard is), de vierde trap niet.

De Spinder

De SP-fractie in PS heeft, samen met mij (ik ben fractieondersteuner) en met iemand van het Brabants Burgerplatform, naar de precieze teksten uit 2018 gekeken en naar Tauw. SP-woordvoerder Irma Koopman heeft er indringend vragen over gesteld. Daardoor kwam vier jaar later de blunderbok boven water.
Maar GS willen de vergunning niet intrekken en willen de blunderbok, al dan niet ambtshalve, alsnog euthanasiëren.

De SP-fractie heeft overigens geen principieel bezwaar tegen mestvergisters en dat geldt ook voor mijzelf. Er zijn goede energetische en klimatologische en circulaire argumenten voor mestvergisting, zo lang

  • men die ziet als een recyclingactiviteit voor een bestaand probleem en niet als oplossing voor de te grote dieraantallen,
  • er geen overcapaciteit is (zie verderop in dit artikel, want dat is een verhaal apart)
  • als de inrichting een adequate milieuvergunning heeft. Maar dat laatste blijkt dus makkelijker gezegd dan gedaan.

Er is nu voor de SP in PS geen zinvol politiek traject meer mogelijk.

Het is denkbaar dat er nu door omwonenden en bijvoorbeeld de BMF geprocedeerd gaat worden. Het is afwachten wat er op dat gebied gebeurt. Het is de vraag hoe kansrijk dat procederen is, gegeven de voorgeschiedenis, en eveneens hoe de rechter, vier jaar na dato, tegen de blunderbok aankijkt.

De omwonenden zouden kunnen overwegen (maar dat is hun keuze) om, parallel aan een eventueel juridisch gebeuren, ook onderhandelingsgesprekken op te starten. Immers, niemand zit er jodelend bij. De provincie heeft een stomme vergunning afgegeven die echter tot nu toe wel rechtsgeldig is, VTTI heeft een probleem als men het met die stomme vergunning moet doen, de omwonenden, de gemeente Tilburg en de milieuorganisaties hebben hun kans in 2018 laten schieten.
En dan zijn er ook nog mogelijke probleempjes met stikstof die tot nu toe niet aan de orde geweest zijn.
En de mestvergister, indien vergund, is volgens SPA maar goed voor 18% van alle emissies die de collectieve vergunning op De Spinder toestaat. Het is denkbaar dat elders op De Spinder met minder moeite meer milieuwinst te boeken valt. Dat vraagt echter om concrete detailkennis van het complex.
Het is maar een idee.

(beide grafieken uit Tauw)

Even over de al dan niet overcapaciteit van mestbewerkers.
Er is een recente studie van Wageningen (WUR) ‘Evaluatie van verwerkingsinstallaties voor mest en co-vergiste mest’, waar in staat wat kenmerken en mogelijkheden zijn van mest en vergiste mest (digestaat) als die er eenmaal is. Hierover later een apart verhaal.
De studie heeft een hulphoofdstuk waarin de fosfaat- en stikstofbalans beschreven is. Van de 157 miljoen kg P2O5 (dat met water foshaat vormt) die binnenkomt kan 108 miljoen kg geplaatst worden en 49 miljoen kg niet. Er gaat 47 miljoen kg het systeem uit (deels met bewerking als tussenstap), dus als men niet op een kilootje kijkt is de fosfaatbalans ongeveer in evenwicht. Zo ook (met andere getallen) de stikstofbalans.

Zou je denken dat je in Tilburg geen nieuwe mestbewerker meer nodig hebt.

Er zijn echter een paar mitsen en maren, zowel plus als min.

  • De balanscijfers van Wageningen zijn de officiële. Er is echter een omvangrijke illegaliteit die bij Wageningen niet aan de orde komt, en dat kan om eenderde van de mest gaan. Als daarop succesvol gehandhaafd zou worden, is er meer capaciteit nodig.
  • De buitenlandse vraag kan zowel in de min als in de plus veranderen
  • De met elkaar concurrerende maatschappelijke functies concurreren met elkaar om landbouwgrond (zie Grote energie-, klimaat- en bouwopgaven in een beperkte ruimte (PBL) ), wat zowel min als plus kan werken
  • Als het aantal dieren inderdaad met 30% oml;aag gaat (waarover het kabinet nu spreekt) is er minder capaciteit nodig
  • Als ex-landbouwminister Schouten in de door haar bepleite kringlooplandbouw (die bij nadere beschouwing overigens geen kringlooplandbouw is) haar zin krijgt, hoeft rundermest niet meer bewerkt te worden want grondgebonden (minder capaciteit nodig), maar moet alle niet-rundermest verplicht bewerkt worden (meer capaciteit nodig).

Kortom, er is, wat mij betreft, op dit moment geen peil op te trekken wat er aan toekomstige capaciteit nodig is.
Ik heb voor de provinciale SP een motie geschreven waarin een driejarig moratorium op nieuwe mestbewerkers voorgesteld wordt t/m 31 december 2024 . Die haalde het helaas niet. Zie

VION heeft stank niet onder controle (update dd 04 jan 2022)

Vion pand

Voorafgaand
VION in Boxtel mag 5,6 miljoen varkens per jaar slachten. Behalve voor de dieren, is dat voor de omwonende mensen onaangenaam. Het maakt herrie en het stinkt, de waterzuivering loopt over en heeft Legionella verspreid. Er ontstond een actiegroep die veel tamtam maakte, en met succes.

Vorig jaar vroegen actievoerders mij wat ik er van vond. Ik heb mijn mening gegeven en een gesprek begeleid tussen de actiegroep en het College van B&W van Boxtel. Zie www.bjmgerard.nl/?p=9213 en www.bjmgerard.nl/?p=9717 .

VION, de gemeente en de Omgevingsdienst hebben meegewerkt aan een onderzoek naar de geursituatie in Boxtel, uitgevoed door Witteveen en Bos. Dat is op 03 december 2020 verschenen. In het kader van dat onderzoek zijn ook al beperkte verbeteringen aangebracht. VION heeft gezegd bereid te zijn tot meer verbeteringen (in elk geval een nieuwe en hogere schoorsteen).

Varkens in een veewagen

Geurwetgeving
Je kunt “geur” op drie levels zien:  in termen van hoeveelheden uit varkens vrijgekomen stinkstoffen, in termen van emissies (wat er uit de som van alle pijpen en gaten van de fabriek komt) en in termen van immissies (wat er in de neus van omwonenden komt).
Van het geheel aan stinkstoffen wordt het grootste deel onschadelijk gemaakt  met allerlei apparatuur.
Wat niet onschadelijk gemaakt wordt, ontsnapt uit schoorstenen, ventilatoren, deuren en ramen, enz als emissies.
De emissies kunnen min of meer worden omgerekend tot immissies met ingewikkelde atmosferische verspreidingsmodellen.

In de uitbreidingsvergunning van 2013 zijn de belangrijkste beperkende getalsmatige eisen a)  dat het leven van 5,6 miljoen varkens per jaar beëindigd mag worden en b) dat ter plekke van woningen van derden de immissie slechts 2% van de tijd (175 uur per jaar) boven de 1,5OUE/m3 mag uitkomen. Dat is overigens erg ruim.

Wettelijke geurbepalingen zijn vooral te vinden in het Activiteitenbesluit. Dat bevat géén landelijk vastgestelde immissienormen. In plaats daarvan bevat het handelingsvoorschriften ten aanzien van het productieproces en de geurbeperkende inrichtingen. Dat moeten ‘Best Beschikbare Technieken (BBT)’ zijn (op zijn Engels Best Available Techniques, BAT). Die zijn per bedrijfstype  Europees vastgelegd in BREF-documenten (BBT Referentie – documenten).
Het BREF-document ‘Slachthuizen en bijproducten van dierlijke oorsprong’ dateert uit 2005 en is een document van 469 pagina’s, dat uitputtend alle denkbare aspecten van het productieproces behandelt. Wie het wil lezen, kan het vinden via www.infomil.nl/onderwerpen/duurzaamheid-energie/ippc-installaties/brefs-bbt-conclusies/virtuele_map/slacht-en/ .

IPPC (Integrated Pollution Prevention and Control) is de Europese regelgeving waaraar grote milieugevoelige inrichtingen moeten voldoen. Nederland heeft deze richtlijn ingepast in het Nederlandse milieubeleid

Tot 1 januari 2016 gold oudere wetgeving, de Nederlandse Emissie Richtlijn, met daarin opgenomen Bijzondere Regelingen, waarvan hier relevant die voor de slachterijen en de vleeswarenbedrijven, en, vanwege de afvalwaterzuivering, die van de Rioolwaterzuiveringsinstallaties. Hoewel deze Regelingen geen juridische kracht meer hebben (ze zijn als het ware in het Activiteitenbesluit opgelost) zijn ze nog steeds populair als bruikbaar naslagwerk met kengetallen.
Ze zijn te vinden op www.infomil.nl/publish/pages/64467/ner_augustus_2014.pdf en zoek in het .pdf-programma op ‘slacht’, dan kom je bij de pagina’s die ook in het rapport van W&B staan

Als een bevoegd gezag (bij VION is dat de gemeente Boxtel) de geur van alle geurveroorzakende inrichtingen (met eventuele cumulatie) aan banden wil leggen, moet het zelf bepalen wat een ‘aanvaardbaar niveau’ is en daar vervolgens beleid bij ontwerpen. Boxtel heeft dat nog niet gedaan.
De provincie Noord-Brabant heeft een voorbeeld van een dergelijke systematiek. Dat is echter niet meer dan een Beleidsregel, die alleen Gedeputeerde Staten zelf bindt en geen rechtstreekse werking heeft op anderen. Wil een gemeente de systematiek overnemen, dan moet dat dus op basis van een expliciet politiek besluit.

Het onderzoek van Witteveen en Bos (W&B)
Het ingenieursbureau beschouwt het bestaande productieproces als een gegeven en rekent met  18000 varkens per dag (hetgeen, na omrekening op jaarbasis) onder de vergunde 5,6 miljoen uitkomt. Het bureau rekent dus aan een bedrijf dat niet op volle kracht draait.

Bij een bedrijfsbezoek dd 27 september 2019 (de start van het traject) identificeerden W&B 33 mogelijke stankbronnen (23 bij VION en 10 bij de waterzuivering), waarvan er uiteindelijk 11 bij Vion en 5 bij de waterzuivering relevant bleken.

Van dat deel van die bronnen dat rechtstreeks op de buitenlucht loost is de emissie vastgesteld op basis van kengetallen, horend bij de Bijzondere Regelingen. De belangrijkste hiervan zijn de brandovens.
Een ander deel van de bronnen gaat via reinigende apparatuur de buitenlucht in (chemische wasser, luchtwasser, koud plasma-unit). Daarvan is de output gemeten en, om een schatting van het rendement te maken, ook van de input.  

Lopende het onderzoek van W&B heeft VION voor €350.000 geïnvesteerd in maatregelen. Enkele kleine bronnen lozen niet meer rechtstreeks op de buitenlucht, maar via de chemische wasser. Verder zijn stromen verplaatst van de overbelaste biologische wasser naar de chemische wasser.

Het effect van dit alles was dat de emissies naar de buitenlucht van 2,517 * 1012 OUE/jaar (dd 27 september 2019) gedaald zijn naar 1,776 * 1012 OUE/jaar (dd 18 juni 2020, het einde van het traject).

De berekende 0,5 OUE-contour op basis van 2% overschrijding op 27 sept 2019 (het jaartal 2020 is een typefout)
De berekende 0,5 OUE-contour op basis van 2% overschrijding op 18 juni 2020

W&B hebben de bijbehorende contouren geschat. Links 27 september 2019 (2020 is een typefout, moet  2019 zijn), rechts 18 juni 2020 . Buiten de contour is de immissie minder dan 175 uur/jaar groter dan 0,5OUE/m3 .

In de oude (verdwenen) Bijzondere Regelingen ging men er van uit, dat er onder de 0,55OUE/m3 geacht werd niets aan de hand te zijn, dat er boven de 1,5OUE/m3  maatregelen nodig zijn, en dat tussen beide in lokale afwegingsvrijheid mogelijk is. In de vigerende vergunning van VION is dus die afwegingsvrijheid volledig aan VION toegekend.

Enkele Best Available Techniques uit het BREF_document en van elders

  • Een hogere schoorsteen. Dat betekent een nieuwe en die wil Vion bouwen (kost ze driekwart miljoen)
  • Biofilters. Die moeten idealiter boven de 90% rendement kunnen komen. Ze vragen veel oppervlak en een continue, niet al te hard stinkende stroom (geen onregelmatige pieken, want bacterien vinden het niet lekker als ze eerst een tijd worden uitgehongerd en dan ineens overvoerd.)
    (Infomil noemt in www.infomil.nl/onderwerpen/lucht-water/lucht/digitale-ner/luchtemissie/overzicht-factsheets/  geurverwijderingsrendementen van 70-95% en de oude Bijzondere Regelingen 90%)
  • Chemische wassers met zuur en/of loog. Het BREF-document noemt geen getallen. Infomil noemt 80-99%, de oude Bijzondere Regelingen 80%.
  • Koolfilters. Zijn volgens het BREF-document kwetsbaar. Ze beginnen goed met 95-98%, maar zakken weg als ze vol raken en halen gemiddeld de 80% geurverwijderingsrendement. Ze stellen hoge eisen aan de voorbewerking van de lucht (droog, geen stof, geen vetdruppels en andere aerosolen). Desalniettemin gebruiken veel slachthuizen ze.
  • Ozon-filters (ook wel genoemd koude plasma-units – de TU/e is daar ook mee bezig). BREF noemt een geurverwijderingsrendement van boven de 90% als de lucht niet erg vochtig is, Infomil 80-99,9% , en de Noorse fabrikant SEID (van wiens voorganger APP bij VION een apparaat staat) noemt 75-99%.
    Voor SEID zie www.seid.no (en dan product Moduplasma).
    Voor een kleine stoomcursus ‘geur’ zie www.seid.no/a-brief-introduction-to-odor-and-odor-reduction/ .
Een hoogspanningsplasma en de werking daarvan (vorming ozon)

De slechte staat van de milieuzorg bij VION
Onderstaand verhaal is gebaseerd op het rapport van W&B, maar niet in deze bewoordingen door hen geschreven. De beweringen komen voor mijn rekening.

  • De afgassen van de brandovens gaan ‘om veiligheidsredenen’ ongezuiverd de lucht in (0,23* 1012 OUE/jaar) . Ik vermoed dat daar de klachten bij omwonenden over de zwavelstank vandaan komen.
  • Bij de eerste meting (29 januari 2020) bleek de chemische wasser bijna in het geheel niets te doen.  De leverancier moest eerst groot onderhoud plegen. Daarna viel er nog steeds niets te meten en bleek er een sensor kapot. Uiteindelijk eindigde de chemische wasser via 83% op de capaciteit waarop hij ontworpen is naar rendement van 63% toen hij er de taken van de biowasser bij kreeg. Klinkt als overbelasting.
  • De biologische wasser moest eerst schoongemaakt worden en deed het daarna nog steeds knudde met een rendement van een kwart tot een derde. Maar dat is niet zo erg, want hij heeft niet veel meer te doen. Probleem was dat de biowasser wel met grote pieken belast werd (en dan weer bijna niks).
  • Die rendementen zijn bij VION zeer veel lager dan ze volgens betrouwbare literatuur zouden kunnen zijn.

Volgens mij deugt er veel niet aan de milieu-infrastructuur bij VION en aan de manier, waarop men daar mee omgaat.

De waterzuivering van Hydrobusiness

De waterzuivering
Die staat op het terrein van VION en werkt alleen voor VION, maar is een aparte onderneming met een aparte vergunning. Ondanks dat is hij wel in het geuronderzoek meegenomen, maar op het grote geweld van VION blijkt het een bescheiden speler.
De waterzuivering is wel anderszins van belang. Het is een gammele constructie die in de omgeving al 14 mensen legionella bezorgd heeft en waar af en toe het water uit gulpt. Voor een beschrijving en een filmpje zie www.ad.nl/boxtel/lekkage-afvalwater-bij-slachterij-in-boxtel-wekt-onrust-het-schuim-komt-met-regelmaat-over-de-muren~a1ee84f6/ In dit artikel blijft dit verder buiten beschouwing.

Wat vind ik dat moet gebeuren bij VION?

  • Minder varkens slachten als onderdeel van een beweging om minder vlees te eten. Bronbeleid in milieukundige zin dus.
  • De milieu-installaties van VION moeten geheel opnieuw ontworpen worden. Niets werkt echt goed en het lijkt erop dat de installaties de groei van het bedrijf niet hebben kunnen bijhouden. Er is een algemene nieuwe vergunning nodig op basis van consequent Best Available Technology.
  • In het bijzonder moeten de afgassen van de brandovens nabewerkt worden, zodat Boxtel van de zwavelstank verlost raakt. Een ozon-installatie lijkt daarvoor een goede gedachte.
  • Kijk in hoeverre geurvangende apparaten naast en/of achter elkaar gezet kunnen worden, zodat de storingsvegoeligheid afneemt en hogere geurverwijderingsrendementen mogelijk worden.
  • Bouw een nieuwe schoorsteen
  • Automatiseer het aflezen van de diverse processen, zodat leerprocessen en handhaving beter mogelijk worden.
  • Neem bij het opwaarderen van de milieuzorg ook energie en waterverbruik mee
  • Er moet iets gebeuren met de afvalwaterzuivering
  • VION moet worden opgenomen in een formeel vastgelegd Boxtels geurbeleid.
  • Met daarin ook aandacht voor piekbelastingen in de omgeving

Update 1 dd 04 januari 2022

Vanuit de eerdere strijd is een Klankbordgroep voortgekomen, die met Vion overlegd heeft over nadere maatregelen ter bestrijding van stank en geluid.
Vion heeft hierover op 29 december 2021 een persbericht uitgebracht, zie

Vooralsnog ben ik niet onder de indruk. Ik druk me hier echter terughoudend uit, omdat de leden van de Klankbordgroep, naar alle waarschijnlijkheid, betere toegang tot informatie en deskundigheid hebben dan ik, van afstand. En ik weet ook niet hoe goed het persbericht de werkelijkheid beschrijft (zowel ten voordele als ten nadele).
Wat mij er in elk geval bij eerste lezing aan opvalt:

  • er komt geen nieuwe en hogere schoorsteen, terwijl die feitelijk wel tot lagere concentraties zou leiden. In hoeverre die lagere concentraties leiden tot een lagere ervaren geurbelasting, is een ander verhaal dat subjectieve elementen bevat. De nadruk op het subjectieve is een valkuil.
    Het niet bouwen van de schoorsteen bespaart Vion in elk geval driekwart miljoen.
  • meer algemeen worden er in het persbericht geen kwantificeerbare ambities genoemd, zoals een verlaging van de maximale emissie tot een waarde die een eind onder de 1,776 * 1012 OUE/jaar (dd 18 juni 2020) ligt, en tot een voorgeschreven krimp van de 0,5OUE/m3 – contour
  • het persbericht noemt vooral een heleboel kleinere zaken in de sfeer van de bedrijfsvoering. Ongetwijfeld hebben die een positief effect, maar voor een buitenstaander zonder detailkennis is de omvang van het effect niet in te schatten.
  • er staat geen aanpak van de afgassen van de brandovens, die ongezuiverd verbrandingsgassen van zwavelhoudend keratine-eiwit (haren, nagels) de lucht in blazen
  • de ‘werking van de chemische wasser’ wordt robuuster gemaakt. Dat was hard nodig, want ten tijde van het onderzoek van Witteveen en Bos werkte die knudde. In hoeverre ‘robuuster’ robuust genoeg is, blijft onduidelijk.
  • men gaat meer op koolfilters vertrouwen. Op zich werken koolfilters goed, maar dat doen ze tijdelijk. Dan moeten ze gerecycled worden en als dat niet op tijd gebeurt, keert de stank weer terug. Dat is bijvoorbeeld het probleem bij Den OUden op het BZOB-terrein in Helmond. Bij de inzet van koolfilters horen afspraken over vervanging.
  • meer algemeen bevat het persbericht weinig details over de afgasbehandeling als geheel.

Zie verder ook het latere artikel https://www.bjmgerard.nl/hoe-kwantificeren-ze-geur/ .

Van de Vion-website
Van de Vion-website

Update 2 dd 04 januari 2022

De wijzigingsoperatie van Vion is een langdurig proces. De provincie (GS) heeft een milieuvergunning afgegeven voor de eerste fase van dit proces op 21 okt 2015, en voor de 2de fase op 03 sept 2019.
Bij de milieuvergunning hadden GS in 2015 ook een vergunning ex de Natuurbeschermingswet afgegeven (30 juni 2015) . Bij de tweede fase hadden GS een vergunning afgegeven ex de nieuwe Wet Natuurbeheer, die letterlijk dezelfde tekst had als de eerdere vergunning uit 2015. De oudste vergunning heeft zeggenskracht.

Tegen de ‘nieuwe’ vergunning dd 2019 was bezwaar aangetekend door de BMF en door iemand namens het nabij gelegen appartementencomplex Stapelen. Maar omdat de ‘nieuwe’ vergunning letterlijk identiek was aan de oude, nam de Rechtbank Oost-Brabant het jaar 2015 als ijkjaar.

Welnu, oordeelde de rechtbank: naar de maatstaven van 2015 had er überhaupt geen natuurvergunning afgegeven hoeven te worden. Toen was dat alleen nodig bij een ‘significante verslechtering’ van Natura2000 gebieden (in casu Kampina & Oisterwijkse Vennen). En er was in die tijd mogelijk wel een verslechtering, maar die was niet significant genoeg. Ergo was er in 2015 helemaal geen natuurvergunning nodig geweest.
Ergo heeft de rechtbank in Oost-Brabant de vergunning van de provincie Brabant vernietigd. De gehele juridische haarkloverij is na te lezen op https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOBR:2021:6691 .
Aansluitend formuleerde de rechtbank dat zolang Vion binnen de huidige vergunde omschrijving blijft (die dus welke op papier staat), er geen stikstofvergunning nodig is.
Dat luistert heel nauw. Een voorwaarde aan het op oude voet kunnen doorgaan als bedrijf is nu dat het bedrijf gebruik moet maken van een elektrische trekker om trailers op het terrein te verplaatsen. Dus het verschil tussen een dieseltrekker en een elektrische trekker is essentiëel geworden.
De provincie werd, als formele verliezer, tot de proceskosten veroordeeld.

Men kan zich nu in gemoede afvragen of dit een pyrrhusoverwinning, vermomd als pyrrhusnederlaag, of andersom.
Men kan stellen dat de plannen van Vion door kunnen gaan omdat ze niet verboden zijn. Vion is dan koning Pyrrhos. De prijs is dat bij elke toekomstige verandering het zwaard van de stikstofvergunning alsnog kan vallen.
De verliezende provincie kon in dit geval in 2015 bljkbaar niet met de Natuurbeschermingswet omgaan, en in 2019 niet met de Wet natuurbescherming.
En de BMF en Satelen hebben zowel verloren als gewonnen.
Ik krijg er als juridische amateur een punthoofd van.

En er kan nog iets gebeuren met koning Pyrrhos.
Als ik het juist zie, heeft Vion nu überhaupt geen natuurvergunning. Daarmee staat Vion op één rijtje met bijvoorbeeld Schiphol en Eindhoven Airport. Mocht Vollenbroek er zin in hebben, dan zou hi kunnen eisen dat Vion dus rechtstreeks aan de nederlandse implementatie van de Europese Habitat- en/of Vogelrichtlijn moet voldoen, en dat is ergens rond 2007 resp 2009.
Lijkt me voor Vion een onanagenaam idee.


Hoe kwantificeren ze geur?

Een heel simpel liedje over een best wel ingewikkeld onderwerp
Ik wil in dit artikel uitleggen hoe men geur kwantificeert. Dat blijkt in praktijk best wel een ingewikkeld onderwerp, vandaar dat het vaste programmaonderdeel van “Even Tot Hier” door mijn hoofd schoot. Doen ze overigens heel knap.

Directe aanleiding was dat ik, samen met de PS-fractie van de SP in gesprek ging met iemand van het Brabants Burgerplatform over de vergunning die Attero al had voor een nog te bouwen mestvergister op De Spinder in Tilburg-Noord (een bedrijventerrein waar al veel afvalverwerking zit, op een kilometer van de wijk Stokhasselt).
Nu sta ik in principe positief tegenover mestvergisting, mits het een en ander aan voorwaarden, terwijl ik tegelijk vind dat de veeteelt in Brabant kleiner moet, maar dat was de discussie niet. Wel of de milieuvergunning voor de te bouwen inrichting goed genoeg was. Ik vond dat die een te ruime range aan mogelijke geurproducties toe stond en dat vond de meneer van het Burgerplatform nog meer, dus  daarover gaan opnieuw vragen gesteld worden. In afwachting daarvan nu verder niet wat over dat onderwerp. Maar bij het doorploegen van de vergunning viel me weer op hoe ingewikkeld eigenlijk de geurwetgeving is.

Als die er überhaupt is. In het Activiteitenbesluit staat niet veel bijzonders en telt vooral de bepaling dat het bevoegd gezag het recht heeft (maar niet de plicht) om een geurbeleid op te stellen. Bij bijvoorbeeld De Spinder en het Helmondse BZOB-terrein  is de provincie bevoegd gezag, vandaar de bemoeienis van de PS-fractie. Bij bijvoorbeeld VION is de gemenete Boxtel bevoegd gezag ( zie VION heeft stank niet onder controle ).

Schma van het reukorgaan (Wikipedia)

Eerst wat geur is
Veel stoffen bestaan bij gangbare temperaturen in de gasfase of, geheel of gedeeltelijk, in de dampfase (de stof is dan vluchtig). De  moleculen bewegen dan kris kras tussen de luchtmolekulen door in een willekeurige warmtebeweging. Ze kunnen, al dan niet geforceerd, in het slijmvlies achter in de neus oplossen, waar cellen in zitten met haartjes, en op die  haartjes zitten eiwitten met een bepaalde vorm waar een molecuulgroep in past (bijvoorbeeld een thiolgroep, –S—H ). Als die thiolgroep zich aan een passend eiwit bindt, ontstaat er in de bijbehorende cel even een spanninkje en dat gaat naar de hersenen. Op dat moment ontstaat een geurgewaarwording (en bij thiolen is die heel erg – ethaanthiol geeft in heel lage concentraties een alarmgeur aan van zichzelf reukloos aardgas).
In een mensenneus liggen ongeveer 350 verschillende detectoreiwitten op ongeveer een miljoen cellen en binden verschillende chemische groepen in uiteenlopende mate. De –S—H groep kan aan meerdere eiwitten binden, en omgekeerd kan een eiwit meerdere groepen binden.  De hersenen achter die eiwitdragende cellen hebben geleerd welk patroon bij  een –S—H groep hoort, en dat noemen wij vanaf dat moment de geur van de –S—H groep.
Voor een geurgewaarwording is een minimum concentratie nodig, de geurdrempel – die in praktijk overigens nogal breed is, want je komt wisselende getallen tegen. De geurdrempel kan van stof tot stof zeer sterk uiteenlopen, bijvoorbeeld van rond de 33000 µgr/m3 voor ammoniak tot 0,5 µgr/m3 trimethylamine (ruikt heel sterk naar vis, liever gezegd, vis ruimt naar trimethylamine).

De binding van de moleculen aan de detector is zwak, want ze moeten uiteraard ook weer los. Anders blijf je de vislucht ruiken, ook als het trimethylamine er niet meer is.

Zuivere stoffen en mengsels
Er zijn stoffen die op zichzelf een krachtige geurindruk opwekken in de hersenen, zoals ammoniak (NH3 ) en zwavelwaterstof (H2S, rotte eierenlucht).

https://edepot.wur.nl/48444

Maar meestal  gaat het om mengsels. Hierboven een kleine selectie uit de verschillende gassen in een varkensdekstal. Schiffman (2001) et al. kwamen op 324 gassen en vluchtige organische stoffen in een varkensstal .

Geur hoeft niet onaangenaam te zijn. De geur van pas gezette koffie bijvoorbeeld is een mengsel met een paar honderd componenten. Idem wijn.

Mensen kunnen in een orkest een viool van een hobo onderscheiden – de bouw van het oor leent zich daarvoor.
Ongetrainde mensen kunnen als regel geen deel-geuren analyseren. De stallucht is voor hen een slechts massief pakket.
Getrainde mensen kunnen in een aangenaam pakket (bijvoorbeeld wijn) wel deelgeuren onderscheiden (op zijn minst beweren ze dat).
Hieronder bijvoorbeeld een gaschromatogram van koffie uit Guatemala en Brazilië.

https://www.jeol.co.jp/en/applications/detail/2038.html
Figure 1 shows a screenshot of the differential analysis results for the coffee samples by using msFineAnalysis. In total, 141 peaks were detected. The breakdown of the differential peaks are: Sample A: 6 peaks that are characteristic of Guatemalan coffee aroma (peak ID[006:]furfural, [007]acetic acid, etc.), Sample B: 3 peaks that are characteristic of Brazilian coffee ([001] metylfuran, etc.), and 52 peaks that did not show a difference between Sample A and B. Additionally, there were 88 peaks that were judged to have no statistical reproducibility (gray in volcano plot, “other” in classification results).
From Sample A, the Guatemalan coffee, hexanal (aroma of grass), methyl acetate (fruit-like aroma), acetic acid, linalool (citrus/floral aroma) were strongly detected. These results are consistent with the freshness and crispness that are characteristics of the coffee beans from Guatemala. From Sample B, the Brazilian coffee, methylfuran (chocolate-like aroma), dimethyl disulfide (garlic-like aroma) were detected, which is consistent with the richness that is characteristic of coffee beans from Brazil.


Analysetechnieken
Als de overheid de omwonenden van een mestvergister wettelijk wil beschermen tegen stank, moet dat op een of andere manier met een of enkele vaststelbare en reproduceerbare normgetallen.
En dan wordt de spagaat zichtbaar. Hoe doe je dat met ingewikkelde en in tijd en plaats variërende mengsels die mogelijk uit honderden stoffen bestaan? Je kunt moeilijk 300 normgetallen vaststellen die ook nog eens moeilijk optelbaar zijn.

Er zijn twee hoofdstrategieën. (I en II)

I . De ene is dat je probeert de afzonderlijke stoffen vast te stellen, liefst getalsmatig.

Een simpele is dat je een meetinstrument in de te meten lucht steekt. Je hebt goede gasdetectiemeters voor bijvoorbeeld H2S. Bijvoorbeeld (ik heb er verder niets mee, en dit moet niet gelezen worden als een recensie) van Hatech op https://www.hatechgas.com/product/gasbadge-pro/ . Je krijgt een net getal op een nette schaal, maar dan alleen voor H2S . Maar daarvoor bestaat geen buitenluchtnorm, wel een werknemersnorm van 2,3 mg/m3  (en een alarmfase als het in de buitenlucht een uur lang boven de 39 mg/m3 zit . En je hebt maar één stof op één plaats en één tijd. Eventueel monteer je het ding op een drone, maar het blijft beperkt.
Een ander detectiesysteem voor één stof is het alcoholblaaspijpje.

Een variant is de gaschromatograaf. Je hebt een buis met een actieve vulling langs de wand, je blaast een inert gas door met daarin het te onderzoeken mengsel, de vulling van de gaschromatograaf doet iets selectiefs dat voor de verschillende stoffen in het mengsel verschillend uitpakt, en de componenten verlaten de buis met een per component verschillende vertraging (de ‘retention time’) en worden op het eind gedetecteerd. Dat levert een strook papier of op de computer met (als je geluk hebt) één mooie piek per stof. Met ijken kun je proberen te achterhalen welke  stof  het is, en de omvang van de piek zegt iets over de hoeveelheid.
Op die manier komen de koffiepieken tot stand.
Aldus zeer simpel verteld, want het is een vak op zich dat nu te ver voert. Je hebt er een kast van een apparaat voor nodig en personeel wat er veel van af weet. Het is meer iets voor high brow productieprocessen dan voor metingen rond mestvergisters.
Maar dat laatste is wel eens vertoond voor wetenschappelijk onderzoek en dat krijg je onderstaand plaatje.

https://daneshyari.com/en/article/8487564
De tweede kolom geeft het molecuulgewicht en de derde de retentietijd. De lijst is naar alle waarschijnlijkheid niet compleet. Veel piekjes zijn te klein om betrouwbaar te zien (net als bij de koffie). Donkergrijze arcering is de meest gebruikte geurdrempel en lichtgrijze arcering alternatieve waarden die in omloop zijn. Bij H2S dus 0.1 tot 1µgr/m3 of meer.


Het hoofdprobleem met het weten van de samenstelling van een mengsel is dat het leuk is voor de specialist, maar dat het publiek er niet wat aan heeft. De piekjes volgen uit de geur, maar het omgekeerde is niet waar. Staan er ergens een stel piekjes op papier, al dan niet beïnvloed door een norm die per definitie beperkt is, dan valt er vanuit die verzameling piekjes geen geur te voorspellen. De stoffen in een complex mengsel kunnen elkaars werking op onvoorspelbare wijze versterken of verzwakken.
Het  openbaar bestuur heeft er voor een vergunning voor een mestvergister niets aan.

II . Vandaar dat de wetgever er in de tweede hoofdstrategie überhaupt  van af ziet om zich druk te maken over de samenstelling. Hij adresseert het complete stinkende pakket als geheel.

Daartoe heeft de EU een nieuwe eenheid ontworpen, de European Odour Unit per m3 (OUE/m3 ), per definitie de concentratie van een stof of mengsel, die 50% van de bevolking kan onderscheiden van een reukloze vergelijkstof (referentie, in de EU n-butanol, de grote broer van gewone alcohol). De ‘bevolking’ wordt in praktijk door een panel vervangen.
Men neemt, met grote voorzorgen tegen onbedoelde besmettting, een monster op de te onderzoeken plaats. Met een apparaat, een olfactometer, wordt dit monster volgens de regelen der kunst verdund totdat het panel, al snuivend, oordeelt dat het verdunde resultaat consistent door de helft van de panelleden geroken wordt. Als het oorspronkelijke monster 12* verdund is om aan de 1 OUE/m3 te komen, dan was het oorspronkelijke monster12 OUE/m3 .
Het monster wordt meestal genomen in emissie (bijvoorbeeld in en schoorsteen), omdat daar nog waarden heersen waaraan met verdunnen te meten valt (ze zitten een eind boven de 1). Dit gaat volgens  https://www.infomil.nl/onderwerpen/lucht-water/meten-en-rapporteren/meten-luchtemissies/l40-handleiding/ . In immissie (wat er in je neus komt) zijn de waarden vaak te laag voor deze methode. Meestal rekent men dan met verspreidingsmodellen (het Nieuw Nationaal Model, behalve bij boerderijen, dan V-stacks) uit wat de concentratie op bijvoorbeeld 500m noordoost zou moeten zijn.
Wat er in deze opzet precies stinkt, doet er dus niet toe.
Vervolgens wordt er een ‘hedonische factor’ aan gehangen. H = +4 als het uiterst lekker ruikt (jasmijn, mits met mate), H=0 is neutraal, en H=-4 is  vreselijk (rotte vis).
Vervolgens kan men van de OUE/m3 en de H weer een combinatie maken, maar dan wordt het te ingewikkeld. Dat doet bijvoorbeeld de “Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant” van de provincie – een relevant document, omdat de provincie voor veel stinkende inrichtingen bevoegd gezag is ( https://www.brabant.nl/actueel/regelingen/cvdr609684_1 )

En zo kon het dus gebeuren dat zes geijkte ambtenaren van de ODZOB (de Omgevingsdienst) in oktober 2015 wandelend over het Helmondse BZOB-terrein trokken, en daarna door de wijk Brouwhuis, om al snuivend vast te stellen dat Coppens (toen nog) en Den Ouden bij vlagen inderdaad stonken in de wijk.

Het is makkelijk lacherig te doen over dit systeem en inderdaad heeft het zwakten. De menselijke neus is maar beperkt gevoelig en er kan gewenning optreden, temperatuur en luchtvochtigheid hebben invloed, jong ruikt beter dan oud, en vrouwen ruiken beter dan mannen, vooral indien zwanger.  Desalniettemin is dit het beste systeem dat er nu is, en de basis van alle wetgeving.

De zwakste plek vloeit echter, zoals wel vaker, rechtstreeks voort uit de sterkste kwaliteit, namelijk dat het systeem werkt ongeacht de samenstelling van het mengsel. Bij een bestaande inrichting valt op deze wijze (min of meer) te meten, en daarna (min of meer) te berekenen wat het effect in de omgeving is.
Maar bij het opstellen van een nieuwe vergunning kan men niet terugvallen op een betrouwbare kennisbasis. Van mengsels waarvan de samenstelling niet bekend is, kan men moeilijk een bibliotheek met kengetallen opbouwen. Nog minder als de vergunning, zoals bij De Spinder, bij het terrein hoort en al opgesteld lang voor de eerste passant, die hem wil gebruiken, zich gemeld heeft.
In arren moede haalt men zijn kengetallen dan maar bij de vergunning van de veel grotere mestvergister op Chemelot (die uiteindelijk niet gebouwd is omdat de boeren op het laatste moment niet genoeg mest aanleverden), die op zijn beurt weer zijn cijfers haalde in Roosendaal (die ook niet gebouwd is) en bij Rendac (dat zijn zaken beter op orde heeft dan gemiddeld). Zo stapelt zich onzekerheid op onzekerheid en het resultaat is een wijde range van mogelijke OUE /m3 emissies. Vervolgens kiest men stoer een waarde midden in de range en eist dat de exploitant zich daaraan houdt. Het was veiliger geweest als er een extra nabehandelingstrap geëist was.
Het wordt afwachten hoe dit gaat lopen.

(Wikipedia)

Elektronische neuzen
Een veelzijdige moderne trend is die van de e-nose.

Met de e-nose keert men terug naar de oorspronkelijke architectuur van de menselijke neus, maar dan anders uitgevoerd.
De menselijke neus bevat een array aan cellen met trilhaartjes en receptoreiwitten waarop een patroon ontstaat, een afvoerende zenuw, een aan de reuk gewijd deel van de hersenen dat met natuurlijke intelligentie een veelheid aan zenuwprikkels omzet ineen geursensatie, die in het grotere geheel van de hersenen wordt opgeslagen en gekoppeld aan geheugen en handelingen.
De e-nose bevat een array aan kleine eenheden (bijvoorbeeld kleine transistors of geleidende polymeren of (nieuwste) nanomaterialen of zelfs natuurlijke eiwitten) waarop een patroon ontstaat, met een signaalafvoerend draadje, een neuraal netwerk dat met kunstmatige intelligentie een veelheid aan signalen in een herkenning omzet, en een nageschakeld systeem voor opslag en handeling (bivoorbeeld een display of een alarm).
Beide systemen moeten getraind worden (deze geur hoort hij jasmijn en dit patroon hoort bij ethanol). Waarschijnlijk kun je de e-nose ook wel trainen op varkensmest (duizend keer zeggen ‘dit is varkensmest’ en idem ‘dit is geen varkensmest’) of op trimethylamine.

De precieze uitvoering voert voor deze kolommen te ver. Zie eventueel https://en.m.wikipedia.org/wiki/Electronic_nose en https://en.m.wikipedia.org/wiki/Chemical_sensor_array  .

Het nieuwste product is de draagbare C-320 van Sensigent  (http://www.sensigent.com/products/cyranose.html ). Die werkt met bewerkte nanostructuren. Uiterst moderne techniek en de site lijkt er vooral op gespitst dat mensen hem niet lezen (rot-kleine lettertjes, veel gedreig met patenten, weinig informatie . Zal wle tegen de spionage zijn.) Iemand kon er negen soorten zieke vleermuizen mee uit elkaar houden.

Anderen hopen dat je er beginnende longkanker mee kunt ruiken of borstkanker, en het Ames Researhc Center van de NASA hoopt er een COVID-19 besmetting mee te kunnen ruiken. Zie https://www.nasa.gov/feature/ames/e-nose

Het is hele mooie techniek, maar in de context van dit artikel twee andere vragen, namelijk of de e-nose de wettelijke handhaving kan helpen, en of hij beleid en beheer kan helpen. Het antwoord op de eerste vraag is (tot nu toe) nee en op de tweede ja.

Ik heb nog geen e-noses in de literatuur gezien die absolute groottes uitbraakten (in de geest van ‘de benzeenconcentratie is 6,8µgr/m3 ). Wat wel kan is relatieve cijfers, bijvoorbeeld de verhouding benzeen-tolueen of toename of afnames van waarden.

Dit kan het beste geïllustreerd worden aan de hand van de Delftse start-up Comon Invent ( https://www.comon-invent.com/about/ ).
Comon Invent had een tijd lang 13 e-noses staan bij de waterzuivering van Den Bosch. Die is grondig vernieuwd en stonk. Een deel van die stank leek op bloemkool en dat bleek hardnekkig. Met de e-noses bleek dit deel van het stankprobleem terug te voeren op de luchtreiniging van de rioolslibvergister. Die wordt of is al aangepast.

De e-noses van Comon Invent worden massaal (254 stuks) ingezet in de Rotterdamse haven. Comon Invent heeft er een interface bijgemaakt (https://www.comon-invent.com/websuite/ ) met een stoplichtmodel. Groen is  normaal, geel een lichte verhoging van de sporengassen, oranje een duidelijke verhoging ene rood dat er echt iets aan de hand is.
Het geheel is in coöperatie met de DCMR, de milieudienst van de Rijnmond, ontwikkeld.

Wat er bijvoorbeeld mee kan is volgen waar een stankgolf beging en hoe hij verder trekt. Het systeem heeft niet in zichzelf juridische kracht, maar de DCMR kan bij de bron gaan kijken en dat kan wel juridische kracht hebben.

Ik besluit met een infographic van Port of Rotterdam.

Infograhic van het Rotterdamse havenbedrijf over de inzet en het gebruik van e-noses

Asfaltcentrales worden mogelijk schoner (update dd 28 dec 2021)

Inleiding
Er wordt veel onderzoek gedaan naar technieken om asfaltcentrales schoner te maken. Dat is zowel in het belang van omwonenden (en werknemers) als van de bedrijven zelf. De eerste groep vanwege de gezondheid, de tweede groep omdat ze steeds meer te maken krijgen met protestacties en zeer kritische gemeentes, uitlopend in o.a. dwangsommen.

De asfaltcentrales hebben drie soorten probleememissies (in uiteenlopende mate, want de ene centrale is de andere niet): benzeen, Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK’s), en geur. Dat die nu een probleem zijn en vroeger niet of minder, terwijl het toch om dezelfde centrales gaat, komt door twee nieuwe wettelijke voorschriften, namelijk de bepaling dat centrales steeds hogere percentages gerecycled asfalt moeten verwerken, en een aanscherping (per 01 januari 2019, na een overgangsperiode) van de benzeenemissienorm van 5 naar 1 mg/Nm3 in schoorsteengassen, en de bestaande wettelijke bepaling dat de emissie- en immissienorm voor PAK’s uiterst streng is.
Het samenkomen van deze drie milieutrends heeft de meeste asfaltcentrales in den lande in de problemen gebracht.

Voor eerdere artikelen over dit onderwerp zie Asfalt Centrale Eindhoven heeft een benzeenprobleem en een groter PAK’s-Probleem en vandaar af teruglinken.

De dreiging van dwangsommen en gedeeltelijke sluiting, maar ook het eigen en het maatschappelijk belang, hebben geleid tot een kleine uitbarsting aan researchactiviteiten, waarvan ik er hier twee behandel, namelijk de studie van de brancheorganisatie VBW (Vakgroep Bitumineuze Werken) van Bouwend Nederland, en het onderzoek van AsfaltNu, een holding met acht vestigingen (waaronder in Noord-Brabant in Bergen op Zoom en Den Bosch.

Asfaltcentrale met directe verwarming (vlam in de trommel). Afbeelding Infomil.
Schema van een centrale met indirecte verwarming (vlam buiten de trommel)

Het VBW onderzoeksprogramma reductie benzeenemissie bij asfaltproductie
De VBW heeft op 29 juni 2021 bovengenoemde studie uitgebracht.
De studie is het makkelijkste te downloaden op https://omgeving-asfaltnu.nl/landelijk-onderzoek-naar-de-uitstoot-benzeen/ . Er staat daar ook een link naar een aanvullende verklaring.

De studie beperkt zich tot de stof benzeen en tot de vraag welke kenmerken van het productieproces maken dat er benzeen vrijkomt.  De studie kijkt niet naar andere stoffen (geur en PAK’s) en niet naar nabehandelingstechnieken van de rookgassen.
De belangrijkste punten:

  • De benzeen komt vrij uit de “zwarte trommel”, in het schema aangeduid als de ‘paralleltrommel’.
  • Het probleem bestaat vanwege het oude asfalt. Zonder recycling zou het probleem niet of veel minder bestaan
  • Het is onduidelijk of het benzeen al als benzeen in het oude asfalt zit (dus alleen maar vrijkomt door verdamping), of dat de zware moleculen in het bitumen door verhitting ontleden (‘kraken’).
  • Benzeenvorming begint pas significant ergens boven de 170°C
  • De piektemperatuur van asfaltgranulaatdeeltjes in de zwarte trommelis bepalend voor de benzeenemissie, zelfs al is de temperatuur gemiddeld veel lager.
  • Waardoor direct gestookte zwarte trommels de kwaaie peer zijn, omdat daar vanwege de vlam in de trommel piektemperaturen kunnen heersen van veel meer dan 300°C, terwijl de eindtemperatuur bijvoorbeeld maar 110-115°C is
  • In indirect gestookte zwarte trommels is de temperatuur veel gelijkmatiger verdeeld, waardoor zelfs bij 170°C de benzeen onder de EmissieGrensWaarde (EGW) van 1 mg/Nm3 zit.
  • De fijne fractie (40% van het geheel) in het granulaat zorgt voor onevenredig veel benzeen, want wordt onevenredig snel heet, met name bij direct gestookte centrales

  (Gemeten benzeenconcentraties in een direct en indirect verwarmde trommel. Juridisch tellen de half uur-gemiddeldes van deze grafieken).

HERA-opstelling van Volker-Wessels bij de Asfaltcentrale Rotterdam, voorbeeld van een indirect verhitte trommel. Daarvan zijn er slechts twee in Nederland.
Volker-Wessels claimt dat deze opstelling ook het energieverbruik terugdringt, minder vluchtige stoffen uitstoot en beter asfalt aflevert.

Nabehandeling van afgassen
De holding AsfaltNu (met acht centrales in den lande, waaronder de APM in Bergen op Zoom en Heijmans Den Bosch) is een samenvoeging van de asfaltcentrales van BAM en Heijmans. AsfaltNu heeft zich op een ander onderdeel van de keten toegelegd, namelijk op de behandeling van afgassen.

Op 15 julli 2021 heeft AsfaltNu een onderzoek gepresenteerd “Plan van Aanpak AsfaltNu reductie emissies”. Het is te vinden op https://omgeving-asfaltnu.nl/plan-van-aanpak-asfaltnu-voor-reductie-van-benzeen-pak-en-geur/ .

Bij een pilot in Bergen op Zoom, waarbij een deel van de afgassen door een nabehandelingsinstallatie  werd geleid, werd voor dat deel een reductie met 90% van ‘de emissies’ bereikt. De tekst noemt zowel benzeen, PAK’s en geur, maar is niet specifiek of die 90% voor elk van die categorieën bereikt is.

De bedoeling is om de eerste opgeschaalde installatie in Den Bosch te plaatsen, die daartoe eind dit jaar dicht zou gaan voor een revisie. De nieuwe installatie zou in maart 2022 moeten werken- aldus de planning dd 15 juli 2021.
UIteraard moet nog in praktijk blijken of de opschaling werkt zoals men dta bedoeld heeft.

De tekst zelf van het Plan van Aanpak specificeert niet hoe die nabehandeling er concreet uitziet. Uit een lang interview met directeur Oosting van AsfaltNu in Cobouw van 19 november 2021 gaat het om een zelf ontwikkeld actief kool-filter. Op zich een gangbaar systeem in de industrie en bijvoorbeeld ook in sommige afzuigkappen, maar tot nu toe nog niet bij asfaltcentrales.
Na verloop van tijd is het filter vol en moet het op hoge temperatuur geregenereerd worden.

Heijmans Den Bosch

Gecombineerd
Volgens de milieukundige orthodoxie verdienen bronmaatregelen (in casu ombouw op indirecte verhitting) de voorkeur boven overdrachtsmaatregelen als filters (AsfaltNu). Beide samen zou natuurlijk nog beter zijn.

Maar overgaan van directe op indirecte verwarming betekent dat men de hele inrichting moet verbouwen, en dat kost een smak geld. Waar tegenover staat dat het ook voordelen heeft in de vorm van minder energie en beter asfalt.
Afgassen behandelen is misschien een goede next best-oplossing.

De initiatieven tonen aan, dat er op dit gebied technisch nog zeer veel te winnen is.

Ligging van de Bossche asfaltcentrale t.o.v. twee meetpunten en maandcijfers over september 2021.
Zie https://www.s-hertogenbosch.nl/actueel/tijdelijke-paginas/asfaltcentrale .
Het meetpunt Haven ligt 40% van de tijd windafwaarts van de asfaltcentrale, maar dat weerspiegelt zich niet in een zichtbaar ander maandgemiddelde. De bijdrage van de asfaltcentrale aan de algemene benzeenbelasting ter plekke is gering.
Dat is te volgen als men zich realiseert dat een asfaltcentrale pakweg 100kg benzeen per jaar lost en Nederland als geheel 2 miljoen kg (beide orde van grootte).
Het aanscherpen van de benzeennorm over de volle breedte van de emissies  baat vooral het algemeen belang, maar het lokaal aanscherpen van de benzeennorm heeft weinig invloed op het lokaal belang

Update dd 28 december 2021

In een persbericht heeft Rijkswaterstaat (in het bezit van 90km2 asfalt) bekend gemaakt dat het in 2030 volledig klimaatneutraal en circulair wil werken. Die ambitie staat de komende jaren bij Rijkswaterstaat centraal. Om de transitie naar duurzame wegverharding te versnellen, zijn nu 2 voorstellen uitgewerkt: een emissieloze, circulaire asfaltcentrale en biobased bitumen.

Rijkswaterstaat wil dat nieuwe asfaltcentrales emissieloos en circulair worden. Asfaltcentrales moeten daartoe vooralsnog aangedreven gaan worden door elektriciteit. Nieuwe energiebronnen, zoals waterstof, zijn een mogelijke eindoplossing.
Daarnaast wil Rijkswaterstaat de grondstof in asfalt, bitumen, vervangen door lignine. Hierdoor ontstaat biobased bitumen. Dit draagt bij aan het terugdringen van de CO2-uitstoot en het gebruik van fossiele grondstoffen.

Een emissieloze, circulaire asfaltcentrale en biobased bitumen zijn dan ook disruptieve voorstellen, volgens projectleider Nieswaag. ‘Je bent ideeën aan het bedenken, die nog niet eerder zijn bedacht. Daarvoor moet je uit je comfortzone stappen en lef tonen.’

De voorstellen zijn ingediend bij het Nationaal Groeifonds.

Voor het persbericht zie https://www.rijkswaterstaat.nl/nieuws/archief/2021/12/over-de-transitie-naar-duurzame-wegverharding .

Commentaar mijnerzijds:
De ambitie lijkt goed, maar het is even afwachten wat dit gaat betekenen. Ook lignine zal een bindmiddel nodig hebben en er staat niet bij wat dat dan wel is. Dat soort details staan er niet bij. Dus of emissievrij alleen op de CO2 betrekking heeft of ook op de geur en meer algemeen op de Vluchtige Organische Stoffen, valt nu moeilijk te beoordelen.
In elk geval zal elektrificatie het productieproces, naar alle waarschijnlijkheid, minder primitief en daarmee beheersbaarder maken. Dat alleen al lijkt winst.

Ook onduidelijk is wat dit betekent voor asfaltcentrales die niet van Rijkswaterstaat zijn. Moeten die ook mee vanuit de aanbestedingsvoorwaarden?

Narrow escape voor uitbreiding van ABZ Diervoeders (update dd 08 juli 2021: Raad van State blokkeert uitbreiding ABZ)

In de nasleep van de klimaatdemonstratie op 14 maart is besloten, dat geprobeerd gaat worden bij elk van de 15 thema’s die in het Manifest bij deze demonstratie stonden, een werkgroep op te richten. De voorkeuren voor dergelijke werkgroepen zijn gevraagd aan de mensen die in het contactennetwerk van deze demonstratie zaten.
Hieronder de 15 eisen.

Er heeft zich een ruime handvol mensen opgegeven voor een werkgroep “Krimp Veeteelt”.
Als eerste snelle handeling is aan deze mensen het idee aan de hand gedaan om politiek lobbywerk te gaan doen tegen de verruiming van de vergunning van ABZ Diervoeders op het Eindhovense bedrijventerrein De Hurk. Dit met als hoofdargument dat als allerwegen een krimp van de veeteelt gewenst wordt, het onlogisch is een diervoederbedrijf uit te breiden, en als nevenargument dat slecht gerunde diervoederbedrijven kunnen stinken. ABZ staat overigens niet vanwege zijn stank bekend.

Een paar mensen hebben uitvoerig werk van deze suggestie gemaakt en hebben met veel lokale politici gesproken.

Op 28 april 2021 kwam de bestemmingsplanwijziging aan de orde.
De uitslag was 22 voor bestemmingsplanwijziging en 21 tegen. Een narrow escape dus in het voordeel van ABZ Diervoeders, welk bedrijf de gemeente onder druk gezet had met een procedure bij de Raad van State.

Toch opvallend dat zo’n snelle en geïmproviseerde handeling het nog zover geschopt heeft. En er is in elk geval in de (bijna veeteeltloze) gemeente Eindhoven over de veeteelt gediscussieerd.

Zie ook www.ed.nl/eindhoven/abz-diervoeding-investeert-miljoenen-in-eindhovense-fabriek~a9a122a0/ en www.ed.nl/eindhoven/door-impasse-met-woonboten-gedupeerd-diervoerbedrijf-is-er-klaar-mee-dwangsom-voor-eindhoven-dreigt~a051a983/ .

Terrein van (toen nog) Brameco Zon na de bouwwerkzaamheden in 2010

Update dd 08 juli 2021: in het Eindhovens Dagblad van 08 juli staat dat de Raad van State de uitbreiding van ABZ Diervoeders voorlopig blokkeert. De spoedzaak was aangespannen door omwonenden, met voorop de woonbootbewoners.
De Raad van State vond dat er minstens één fatale fout in de postzegel-bestemmingsplanwijziging zat. Een deel van het bedrijf valt in een hogere milieucategorie dan de bedoeling was, waardoor het wettelijk meer overlast mag veroorzaken dan de gemeente Eindhoven aan de omwonenden had toegezegd..
De rechter raadde de gemeente ten sterkste aan om een geheel nieuw reparatieplan te maken waarin alle fouten en missers geheel worden hersteld.

De bewoners van de woonboten in het Afwateringskanaal willen op fatsoenlijke wijze uitgekocht worden. Die mening heb ik al uitgesproken toen ik nog in de gemeenteraad zat (dat was tot 2010). Je praat over 10 boten a een paar ton, dus dat is te overzien. Als de gemeente toen verstandig was geweest, was haar een eindeloze hoop ellende bespaard gebleven die mogelijk inmiddels aan advocaat- en apparaatkosten meer heeft gekost als een correcte onteigening gekost zou hebben.

Sloopwerk aan elektronica bij Mirec

Ik ben overigens niet voor de opheffing van industrieterrein De Hurk, zoals o.a. Groen Links wil. De Hurk is het grote Eindhovnese categorie 5-bedrijventerrein.
Ten eerste omdat dat onteigening van zo’s driehonderd rechtsgeldige bedrijven zou betekenen, wat honderden miljoenen tot miljarden zou kosten.
En ten tweede, omdat dergelijke bedrijventerreinen nodig zijn. Een duurzame economie is kringloop en een deel van de kringloop is recycling, en dat moet ergens gebeuren. Het alternatief voor de elektronicarecycling van (vroeger) Mirec en nu Sims Recycling Solutions (die in een jaar al vier keer in de hens gevlogen is) is extra mijnbouw naar zeldzame aarde-metalen, kobalt en dergelijke. Het middel is dan op mondiale schaal erger dan de kwaal.
Als er bedrijven op De Hurk zijn die hinder of gevaar opleveren, moeten die gewoon met vergunningen en handhaving onder handen worden genomen.
Zie bijvoorbeeld https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI%3ANL%3ARVS%3A2021%3A1341 .

Vervolgvragen en voorstel door SP over emissies Eindhovense asfaltcentrale

Eerder
Er is veel te doen over te hoge benzeenemissies die vrijkomen als asfaltcentrales oud asfalt willen recyclen. Het dagblad Trouw heeft daaraan in februari 2021 onderzoeksjournalistiek gewijd die veel aandacht getrokken heeft. Niet in het minst van de kant van bezorgde omwonenden.

Ik heb op basis hiervan, en op basis van aanvullend eigen onderzoekswerk, technische vragen gemaakt voor de SP-fractie in de Eindhovense gemeenteraad over de Asfalt Centrale Eindhoven (ACE) van KWS Infra aan de rand van het Eindhovense bedrijventerrein De Hurk. De reden hiervoor is dat de resultaten bij Trouw nogal uiteen liepen, en dat de ene centrale de andere niet is. Het leek me verstandig om eerst eens gewoon te vragen hoe het precies zat. Technische vragen worden ambtelijk afgedaan en mogen daarom geen politiek karakter hebben.
De technische vragen zijn te vinden op www.bjmgerard.nl/?p=15009 .

De aanleg van asfalt

De beantwoording
De technische vragen zijn op 30 maart 2021 beantwoord door of via een adviseur van milieuwethouder Thijs (GroenLinks). De integrale tekst is hierna te vinden.

De Omgevingsdienst Midden en West-Brabant (OMWB) heeft op 14 juni 2021 metingen gedaan naar de luchtvervuiling rond ACE, waaronder die door benzeen. Dat gebeurde handmatig in de schoorsteen, want automatische benzeensensoren (werkt TNO aan) zijn nog niet goed genoeg.
Dit leverde op:

Op 14 juni 2018 zijn tijdens een worst-case bedrijfsvoering bij de asfaltcentrale, te weten tijdens het produceren van asfalt met een PR-gehalte (gerecycled asfalt) van 65% en bij een trommeltemperatuur van ca. 130 °C, metingen uitgevoerd op o.a. benzeen. Normaliter wordt bij ACE gewerkt met een verbrandingstemperatuur van 120 °C.

Op basis van de meetresultaten blijkt dat benzeen in de afgassen van de schoorsteen de normering niet overschrijdt. Echter in de rapportage is uitgegaan van de ‘oude’, maar toen nog geldende norm van 5 mg/Nm3.

  30% PR65% PR65% PRgemiddeld(oude) normNwe norm
benzeenmg/Nm30,82,22,21,751

KWS Infra bleef bij een iets hogere bedrijfstemperatuur dan normaal in alle gevallen onder de oude norm, maar bij 65% gerecycled afval  niet binnen de nieuwe norm. In feite is het de overgang van de oude op de nieuwe norm die overal in den lande het probleem op scherp gezet heeft.  
Sommige asfaltcentrales in  den lande hebben een tijdelijke ontheffing aangevraagd van de 1mg/Nm3 . Dat heeft ACE in eerste instantie ook gedaan, maar toen de OmgevingsDienst ZuidOst-Brabant (ODZOB) nadere motivering vroeg, heeft ACE zijn wens niet doorgezet. Vanaf 01 januari 2019 is ACE dus gehouden aan de nieuwe norm.
De ODZOB heeft de naleving hiervan niet opnieuw onderzocht. Problemen als geluid en trillingen vroegen urgenter om aandacht, aldus de gemeente later in de krant.

KWS Infra heeft zelf het HERA systeem (Highly Ecologic Recycling Asphalt System) uitgevonden en daar is men erg trots op. Als de beweerde specificaties inderdaad gehaald worden, is daar reden toe: beter asfalt met minder energie en minder emissies (zie https://www.kws.nl/dynamics/modules/SFIL0200/view.php?fil_Id=12167 )
Anders dan ik eerder dacht is dit systeem nog niet in Eindhoven actief, maar wel bij KWS Infra in Rotterdam. De ODZOB zegt deze, volgens hen zeer nieuwe en innovatieve techniek met belangstelling te volgen en de beschikbare informatie te betrekken in de in voorbereiding zijnde aanvraag voor actualisatie van de vergunning van ACE.
Nu blijkt dat de Rotterdamse HERA-installatie al draait vanaf september 2012, dus zo vreselijk nieuw en innovatief is HERA niet meer.

Trommel van het HERA-systeem van KWS Infra in Rotterdam

De adviseur van de wethouder, mogelijk hier de ODZOB volgend, blijft vaag over de inzet van de Best Beschikbare Technieken (mogelijk omdat de antwoorden dan op politiek terrein komen). Die mogen wel maar moeten niet, want technische en  proportioneel geachte economische mogelijkheden voor een bedrijfstak tellen ook mee.

Van de totale benzeenemissies door specifiek asfaltcentrales bestaan sinds de Emissie Registratie 2005 geen nieuwe gegevens. Die gegevens had de SP zelf ook al genoemd.
Van de benzeenemissies naar de atmosfeer van bedrijfstakken als geheel is meer bekend.

Benzeenemissies naar de atmosfeer dalen, maar de laatste jaren niet veel meer. Het beleid was succesvol, maar vlakt af.

Van de benzeenconcentraties in de atmosfeer (die dus het gevolg zijn van de emissies naar de atmosfeer) is slechts heel globaal iets bekend. Vuistregel is voor stedelijk gebied 1 µgr/m3 , voor gebieden als de Rotterdamse haven meer, en voor landelijk gebied grofweg de helft.
Een meting door de provincie op de Spottershill bij Eindhoven Airport over 2012 kwam op 1µgr/m3.
De WHO zegt dat er geen veilige concentratie is en geeft daarom geen norm,  maar zegt dat een sterfterisico van 1 op 100.000 mensen overeenkomt met 1,7 µgr/m3 . Zie www.who.int/teams/environment-climate-change-and-health/chemical-safety-and-health/health-impacts/chemicals/benzene .
Voorbeeldmetingen op twee locaties zijn gestopt na 2013.

Compendium van de Leefomgeving, benzeen in de lucht 1995-2013

Zie ook www.clo.nl/indicatoren/nl0457-benzeen .

Vervolgvragen en een voorstel en de krant
Alles overwegende heeft de SP vervolgvragen geformuleerd met een voorstel aan het College van B&W  (daarom nu politiek) om bij de aanstaande actualisatie van de vergunning van ACE het HERA-systeem, dat KWS Infra al jaren in Rotterdam runt, ook in Eindhoven als Best Beschikbare Techniek verplicht te stellen.

Eerstens zou het de benzeenemissies verminderen, de directe aanleiding voor alle commotie.

Ten tweede: benzeen is een lid van de grotere groep Vluchtige Organische Stoffen (VOC’s), en sommige daarvan stinken. Nu is niet alles wat stinkt gevaarlijk, en alles wat  niet stinkt ongevaarlijk, maar minder stank zou het leefklimaat in de omgeving sowieso verbeteren.

Tenslotte zou de voorgestelde modernisering de Eindhovense industriële broeikasgasemissies verminderen, en dat is ook dringend nodig.

Naar aanleiding van de vragen heeft Mark Wijdeven van het Eindhovens Dagblad zich op loffelijke wijze in de materie verdiept. Voor zijn rekening dat “per abuis” de gemeente in 2019 niet aan de ODZOB gevraagd heeft om opnieuw benzeen te meten.
Zie www.ed.nl/eindhoven/alle-alarmbellen-rinkelen-toch-heeft-eindhoven-geen-idee-hoeveel-gevaarlijk-benzeen-asfaltcentrale-van-kws-uitstoot~ac9ffd4e/ .

KWS Infra laat in hetzelfde artikel in het Eindhovens Dagblad weten dat er diverse opties op tafel liggen, waaronder het HERA-systeem.

Update

De Eindhovense SP heeft in de gemeenteraadsvergadering van 29 april een vrije motie ingediend (niet betrekking hebbend op de agenda van de vergadering), waarin B&W opgedragen wordt zo snel mogelijk opnieuw benzeenmetingen te doen bij ACE, en om daarover de Raad te informeren.
De motie is mede ingediend door 50+, Groen Links en D66.
De tekst is hieronder te vinden:

De wethouder heeft de motie “omarmd” en heeft opdracht gegeven tot metingen. Deze metingen zijn op 7 mei uitgevoerd. De rapportage wordt 2e helft juni opgeleverd en getoetst door Omgevingsdienst. De getoetste versie wordt voor juli verwacht.

Grootschalige mestbewerking en groen gas

Context
Nederland heeft een te grote veehouderijsector.
Alle dieren samen produceren meer mest dan men verantwoord in ons land kwijt kan. Volgens het laatste CBS-cijfer uit 2019 ( https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83983NED/table?ts=1610751197404 ) was de productie 74602  miljoen kg, waarvan in Brabant 13982 miljoen.
Omdat mest een erg variabele substantie is, kiest men als wettelijke basis meestal een beter kwantificeerbaar bestanddeel, te weten P2O5 (in de volksmond fosfaat). De wetgeving gaat feitelijk vooral over wat er met dat fosfaat gebeuren moet. Het is een heel verhaal ( www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/mest/mestverwerkingsplicht-veehouder ), maar het komt erop neer dat er binnen het systeem (grofweg reguliere toepassing op de Nederlandse resp. Brabantse landbouwgronden) beperkte mogelijkheden zijn, en dat de rest een probleem is. In Nederland als geheel kan 133,5 van de 155,5 miljoen kg fosfaat regulier toegepast worden , in Brabant is dat 15,8 miljoen van de 36,4 miljoen kg fosfaat.
Naast fosfaatregels bestaan er ook stikstofregels, maar omdat stikstof verschillende chemische vormen heeft, is stikstof lastiger voor de boekhouding.

Wat niet regulier als bodemverbeteraar toegepast kan worden, moet bewerkt worden en als gehoopt resultaat daarvan verwerkt.

Blokschema van een mestbewerker. Blauw=basiskleur, rood=reële kans op emissies, groen=weinig of geen kans op emissies


‘Bewerken’ is dat men fysische, chemische en biologische technieken op de mest los laat. Die zijn er in drie hoofdsoorten: indikken en scheiden, vergisten of superkritisch vergassen (dit laatste is nog een experimentele techniek in het pilotstadium en blijft hier verder buiten beschouwing – zie Superkritisch vergassen van natte biomassa (update dd 06 mei 2019) ). Combinaties zijn ook mogelijk.

Omdat de regering de veehouder verplicht om (een deel van) zijn mest te bewerken, heeft de regering aan de provincie en de gemeenten de plicht opgelegd installaties voor deze bewerking te faciliteren. Ter invulling van deze wettelijke plicht heeft de provincie Noord-Brabant nu een PlanMER lopen om de optimale locaties van deze installaties vast te stellen (dus: deze PlanMER gaat er niet over of de inrichtingen er komen, maar over waar ze komen).

Welke ‘bewerking’ dan ook verandert niet wat aan de aanwezigheid van de chemische elementen. Elke kg van het element koolstof, fosfor en stikstof (en andere), die een bewerking in gaan, komen er ook weer uit. Hooguit is hun chemische bindingsvorm veranderd.
Omdat mest wettelijk wordt gehanteerd via de indirecte methodiek van het fosfaat (dus van het element fosfor), draagt het bewerken van mest op zichzelf niet bij aan de oplossing van het mestprobleem. De totale hoeveelheid fosfaat blijft immers onveranderd.

‘Verwerken’ is dat de mest buiten het Nederlandse systeem terecht komt. In praktijk betekent dat in juridische zin verbranding (van pluimveemest) of export (gerekend op fosfaatbasis). Ook ‘superkritisch vergassen’ zou de mest buiten het systeem brengen.

Om wettelijk te mogen exporteren, en om economisch te kunnen exporteren, moet respectievelijk de rauwe mest een uur lang verhit worden (hygiëniseren) en ontdaan van het meeste water (wat bereikt wordt via de bewerking indikken en scheiden).
Bijna alle fosfaat gaat dan in de dikke fractie zitten.
De overblijvende dunne fractie (in essentie water met daarin opgeloste stoffen) wordt met omgekeerde osmose verder geconcentreerd. Wat dan overblijft noemt men ook  wel ‘mineralenconcentraat’.  Wateroplosbare verbindingen zoals bijna alle nitraat (een gebruikelijke stikstofverbinding) en kalium, alsmede een deel van de hormoon- en medicijnresten, alsmede van de zware metalen zit in deze dunne fractie. Deze dunne fractie wordt niet geëxporteerd en is op dit moment voor geen enkele agrarische toepassing praktisch.

Zie ook Afzetkansen voor bewerkte mest?

In 2019 exporteerde Nederland (zie www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/mest/mest-importeren-en-exporteren ) 3100 miljoen kg mest (ca 4% van de totale productie), waarvan ca 36 miljoen kg fosfaat (ca 23% van de totale fosfaatproductie). Het percentageverschil is het resultaat van scheiden en indikken.

Deze geëxporteerde hoeveelheden zijn door de laatste vijf jaar grofweg constant. Het overgrote deel van de mest gaat naar België en naar enkele nabije streken in Duitsland en Frankrijk.

Omdat voor de bewerking en verwerking van mest betaald moet worden, is er een levendig illegaal circuit.

De Princepeel bij St Odiliapeel


Mest kan ook vergist worden. Hij gaat dan in een grote tank in een zuurstofloze omgeving, bij lauwwarme temperatuur, gevuld met bacteriën. Die breken de suikers en polymeren daarvan als cellulose, eiwitten en vetten af tot biogas. Dat bestaat uit methaan (=aardgas), CO2, en bijmengsels als zwavelwaterstof, waterstof, vluchtige vetzuren en ammoniak.
Mest vergist zichzelf spontaan ook, alleen trager. De gassen komen dan gewoon in de atmosfeer. Methaan en lachgas zijn een 28 respectievelijk 265 keer zo krachtig broeikasgas dan CO2 , en zwavelwaterstof in afgesloten ruimtes is levensgevaarlijk. Er vallen regelmatig doden in mestsilo’s.
Biogas kan chemisch worden gezuiverd (‘opgewerkt’) tot nagenoeg zuivere methaan of tot aardgas (Gronings aardgas bestaat grotendeels uit methaan met wat atmosferische stikstof bijgemengd). Na opwerken heet het ‘groen gas’.

Vergisten kan zonder (tot hooguit 5%) of met (tot hooguit 50%) toevoeging van materiaal anders dan mest. Het heet dan mono- resp. co-vergisting. Covergisting brengt meer biogas op, maar is moeilijker hanteerbaar.

Het eindproduct van vergisten, niet zijnde biogas, heet digestaat. Dat is een soort koolstofverarmde mest, met minder stinkstoffen omdat die vaak vluchtig zijn en daarom eerder worden afgebroken. Digestaat bevat nog steeds de oorspronkelijke hoeveelheid stikstof, fosfor en kalium. De stikstof in digestaat is wat makkelijker toegankelijk voor planten dan in rauwe mest.

Het duurzaamheidsvoordeel van scheiden en indikken (en exporteren) van reeds aanwezige mest, ten opzichte van de vroeger gangbare praktijk van ongelimiteerd uitrijden en verder niets, is dat het fosfaatoverschot niet overdadig en voor eeuwig in de bodem en het oppervlaktewater verdwijnt, maar elders in de wereld in planten wordt opgenomen. Fosfaat is een eindige grondstof en de grens van de mijnbouw is in zicht. Verder is een voordeel dat het organisch materiaal bodems elders verbetert, indien niet te sterk verontreinigd.

Het duurzaamheidsvoordeel van vergisten, ten opzichte van de vroeger gangbare praktijk van ongelimiteerd uitrijden en verder niets, is dat men er biogas (en na opwerking methaan = aardgas) mee kan produceren en kan verhinderen dat methaan en lachgas, die anders spontaan geproduceerd zouden worden, in de atmosfeer komen. Verder kan covergisting een rol spelen bij het verwerken van organisch afval, maar dat is tevens riskant en fraudegevoelig.
Digestaat bevat per definitie minder koolstof om aan de bodem toe te voeren, maar het lange termijn-effect is beperkt omdat de vluchtige mestbestanddelen het makkelijkst afgebroken worden in de vergister, maar ook  (indien onvergist) het makkelijkste worden weggeoxideerd in de grond. Een definitief oordeel op de langere termijn is nog niet uitgesproken.

Recente biogas-ontwikkelingen.
Men noemt het product dat uit de vergister komt biogas, en het resultaat na opwerking tot aardgaskwaliteit groen gas. Het taalgebruik echter, ook in de vakliteratuur, is slordig.

In 2018 werd er 14PJ geproduceerd, waarvan 9PJ verbrand werd in een Warmte-Kracht-Koppeling installatie (WKK), en 5PJ tot groen gas opgewaardeerd werd dat ingevoerd werd op het aardgasnet. Die 14PJ kwamen voort uit onderstaande taartpuntverdeling (38% uit mest).
Op basis van lopende of binnenkort startende projecten zou er in 2022 17PJ geproduceerd worden.

Mede omdat de elektriciteitsprijs erg laag is, verschuift de inzet van biogas van stroom naar groen gas.

(NVDE Groen gas: feiten en cijfers, 2018)

In het Klimaatakkoord dd juni 2019 is overeengekomen dat de hoeveelheid biogas in 2030 zal bedragen 70PJ.
Op https://groengas.nl/programmas/hernieuwbaar-gas-uit-biomassa/ kan men nalezen hoe de brancheorganisatie Groen Gas zich de samenstelling van die toekomstige 70PJ voorstelt. Van de daar genoemde 75PJ komt minstens tweederde uit mest.

Allerlei beleidsdocumenten zitten in dezelfde denklijn. Ook bijvoorbeeld het recente SER Biomassa-advies voorziet een grote rol voor groen gas (zie SER-advies schrapt biomassa voor energiedoeleinden te snel en op te losse gronden ).

Mede vanwege het Klimaatakkoord zijn de groen gas-technieken verbeterd en is er meer studie gedaan naar de precieze balansen, bijvoorbeeld in de CO2 – groengasketens van CE Delft dd juni 2019 (zie www.ce.nl/publicaties/2308/co2-balansen-groengas-ketens-vergisting-en-vergassing ).

Men moet deze tabel met eindresultaten van de studie als volgt lezen.
Voor dit artikel is relevant de rijen ‘varkensdrijfmest’ en de kolom ‘G-gas voor distributie’, dat is groen gas dat na opwerking het regionale, lagedrukgasnet in gaat. De eerste G-gas kolom geeft absolute getallen, de tweede bijbehorende percentages.
Verondersteld wordt dat de gebruikelijke handelingen met mest uitgevoerd zijn. De mest is uitgereden met of zonder voorafgaande vergisting. De situatie met vergisting en met energie uit biogas wordt vergeleken met de traditionele situatie zonder vergisting en met energie uit fossiel aardgas. 
Het getal 72 betekent dat als men 1GJ aardgas verbrandt, daarbij over de levensloop van dat aardgas 72 kg CO2,eq vrijkomt (dat is de CO2 bij verbranding plus de methaaneffecten van productie- en transportverliezen). Die 72 is de referentie.
Als men van het G-groen gas uit varkensdrijfmest alleen de CO2 meetelt die, opgeteld over de levensloop, vrijkomt is dat 32,9 kg CO2,eq . Er is 54% bespaard ((72-32,9)/72 ).
Maar bij een snelle verwerking va de mest komt er geen methaan en lachgas in de atmosfeer en bij de traditionele aanpak wel. Beide zijn krachtige broeikasgassen. Zodoende betekent de nieuwe aanpak een negatieve emissie t.o.v. de traditionele aanpak. Het getal – 98,5 moet dus gelezen worden als +32,9 – 131,4 .
(Als ze nou een schoolmeester hadden gehad bij CE Delft die gespecialiseerd was in uitleg, hadden ze het anders opgeschreven. Dan hadden ze opgeschreven dat het uitrijden van de mest, horend bij het produceren van 1 GJ biogas 31,9 kg CO2,eq  gekost had, en het uitrijden van mest in onvergiste toestand, waarna apart 1GJ uit aardgas, 72 + 131,4 kg CO2,eq .).

Brabants Burgerplatform publiceert ‘De harde feiten over grootschalige mestbewerking’
Zie https://brabantsburgerplatform.nl/mestbewerking/de-harde-feiten-over-grootschalige-mestbewerking-2/ .


De studie van het Brabants Burgerplatform laat zich puntsgewijze samenvatten:

  • Bronaanpak is een substantiele krimp van de veestapel en dat is het enige dat deugt
  • De mestbewerkingssector is machtig en hanteert mooie verhalen
  • ‘Mestfabrieken’ draaien op miljarden aan subsidies
  • De veeteelt berust op hele lange voerketens, o.a. vanuit het Amazonegebied. Die worden niet gesloten.
  • Scheiden en indikken maakt export naar nabije landen in Europa goedkoper, maar dat is geen succesverhaal
  • Omdat mestbewerking op zich niet wat doet aan de aanwezigheid van fosfaat, lost mestbewerking het mestoverschot niet op. Het verplaatst het slechts.
  • Bij vergisting komt de invoer aan mest, coproducten en energie minus het gas negatief uit.
  • Oude mest werkt nog slechter dan verse mest.
  • Met de dunne fractie van het scheiden en indikken (met ‘mineralenconcentraat’) kun je in praktijk niets. Het bespaart ook geen stikstofkunstmest, omdat een overschot in het concentraat onverbrekelijk bij een tekort in de gebieden hoort waar het voer vandaan komt of de dikke fractie naar toe gaat.
  • Het concentraat is onzuiver en slecht voor de bodem
  • Drijfmest is ook vervuild en die vervuiling, ook bij correct gebruik van de mest, is slecht voor de bodem
  • Stankproblemen zijn in praktijk onoplosbaar
  • Er gebeuren ongelukken
  • Er wordt gefraudeerd (uit de literatuurverwijzing blijkt dat bedoeld wordt dat illegale materialen voor covergisting gebruikt worden) en ook anderszins werken er gangsters in de sector die onvoldoende worden aangepakt
  • Er is te weinig kennis en professionaliteit in deze problematische sector.
  • Als het dan toch moet, dan 500 tot 1000 meter tussen een grootschalige mestbewerker en een burgerwoning

Wat ik er van vind
Ik ben het op sommige punten met het Burgerplatform eens, maar niet op alle.

Ik ben het er mee eens dat er een substantiële krimp van de veestapel moet komen, en dat de lange voerketens vanuit het Amazonegebied (en andere gebieden) beëindigd moeten worden. Dat echter een veeteelt die zich beperkt tot Noordwest-Europa per definitie tot minder varkens in Brabant leidt is minder zeker. Het zou ook tot minder varkens elders kunnen leiden (zie Landbouwkringlopen sluiten op schaal van NW Europa (3) – update ). Wageningen heeft daaraan in het kader van de Mestdialoog gerekend.

Een overdaad aan varkens en koeien (enzovoort) leidt tot een overdaad aan mestbewerking. Wat ik niet zie is de omgekeerde werking: dat het blokkeren van de overdaad aan mestbewerkers tot het blokkeren van de overdaad aan varkens enzovoort leidt.
Laat ik dit illustreren met een voorbeeld uit een andere sector.
Men kan vinden dat de gestimuleerde consumptiedrift van huishoudens tot een overdadige productie van huisvuil leidt. Maar het opheffen van de huisvuilophaaldienst gaat niet omgekeerd leiden tot minder consumptie, maar vooral tot al dan niet legale rotzooi.

De omgekeerde werking zou beter uit de verf komen als het Burgerplatform een betere nationale strategie had. Nu klaagt het Burgerplatform vooral over de gevolgen, maar is niet aanwezig bij de oorzaken.
Bij de groengas-discussies in het kader van het Klimaatakkoord bijvoorbeeld heeft het Burgerplatform de voorttrekkende groen gas-karavaan gemist. Het Klimaatakkoord is bijvoorbeeld ook ondertekend door  Coalitie Vitale Varkenshouderij, Natuur en Milieu, Natuur en Milieufederaties en Natuurmonumenten.
In de werkgroepen van het SER-akkoord ‘Biomassa in Balans’ van juli 2020, waarin de inzet van groen gas als vaststaande ontwikkeling gezien wordt, zaten Jorien de Lege namens Milieudefensie en Jelmer Vierstra namens Natuur en Milieu. (zie SER-advies schrapt biomassa voor energiedoeleinden te snel en op te losse gronden )
Het Burgerplatform heeft een proces lopen tegen de staat over het recht op geen stank (dus op een gevolg), maar verder heeft het vooral een strategie die zich op de provincie en de gemeenten richt. Dat is op zijn plaats als het om vergunningen en handhaving gaat, en om locatiebeleid, maar niet als het er om gaat het principe van de mestbewerking als zodanig aan te vallen.

Ik ben het met het Burgerplatform eens dat de mestbewerking een onvolwassen sector is waarin dringend behoefte is aan meer kennis en professionaliteit, en ook aan bereidwilligheid van de sector zelf. Een van de sterkere literatuurverwijzingen (nr 18) in het  rapport van het Burgerplatform is die naar het NCM-rapport ‘Knelpunten in mestverwaarding’ dd juli 2019 (zie www.mestverwaarding.nl/kenniscentrum/541/rapport-knelpunten-in-mestverwaarding ).

Ik ben het grosso modo ook eens met het Burgerplatform in hun analyse van de scheiden en indikken-methode. Het duurzaamheidsaspect hiervan (het hergebruiken elders in Europa van fosfaat en organisch materiaal in de dikke fractie in dat deel van de mest dat in Nederland niet legaal op het land kan) wordt door de bewerking niet op een hoger niveau getild, maar slechts minder duur gemaakt. Bovendien is de export geen succesverhaal.

(Meestal neemt men voor biogas ongeveer 20MJ/m3 en voor opgewerkt groen gas 32MJ/m3 . Afkomstig van de website van Groengas Nederland. Deze grafiek gaat over monovergisting.
Verse varkensdrijfmest produceert (Wageningen, https://edepot.wur.nl/300272 ) ongeveer 48m3 per ton drijfmest, maar dat is variabel. Dit is bruto. Het eigen verbruik van de inrichting moet er nog van af. De broeikasgascijfers van CE Delft zijn netto. )

Ik ben het niet met het Burgerplatform eens waar het om vergisten gaat. Ik vind de onderbouwing van het standpunt over vergisten zwak. Puntsgewijze de plussen en de minnen van vergisten:

  • Het is wel degelijk zo (anders dan het Burgerplatform suggereert) dat groen gas uit mest, over zijn levensloop, minder CO2 uitstoot dan aardgas. En, wat nog meer zoden aan de dijk zet, de uitstoot van de krachtige broeikasgassen methaan en lachgas tegengaat, vooral bij korte afhandelingstijden. Het Burgerplatform mist deze niet-CO2 emissies.
  • Mijns inziens is het grootste vraagstuk wat te doen met het eindproduct van de vergisting, het digestaat. Het Burgerplatform zegt hier weinig over.
  • De veiligheidrisico’s van vergisting bestaan, maar zijn te overzien. De lange lijst met literatuur van Burgerplatform noemt in Nederland slechts twee dodelijke ongevallen, een persoon die op het terrein aangereden is door een shovel, en iemand die in 2011 bij werkzaamheden door het dak van een vergister gevallen is. De  meeste doden vallen niet bij verwerkers, maar in opslagruimten met rauwe mest.
    Mijns inziens kan de veiligheid van vergisters, mits deze met voldoende deskundigheid en zorg geëxploiteerd worden, te vergelijken met een grote propaantank of LNG-opslag. Normaliter worden die in Nederland vergund op basis van afstandseisen en vergunningen. Dit kan met mestvergisters ook. ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG (zie https://vng.nl/publicaties/handreiking-bedrijven-en-milieuzonering ) noemt als afstand vanwege geur 100m en vanwege veiligheid 30m. Gegeven de onvolwassenheid van de sector vind ik een grotere afstand op zijn plaats. Dezelfde zoneringsbrochure noemt vanwege het gevaar bij  een groot LPG-tankstation  een afstand van 200m . Dat zou voor de nabije toekomst een gedachte kunnen zijn.
  • Ook fraude bij covergisting is een risico waartegen moet worden opgetreden.
Groen gas – opties (CE Delft 2011)
  • Verwerkers stinken soms. Maar ik  heb er zelf een handvol  bezocht en die stonken toen niet, wat mij tot de gedachte brengt dat het, minstens in principe, mogelijk is stank sterk terug te dringen. Stank is geen wetmatigheid.
    Er zijn grote industriële inrichtingen waarbij dat geheel of grotendeels gelukt is, zoals de destructor Ecoson en Coppens Diervoeders op het BZOB-terrein. (zie Wijkraad Brouwhuis (Helmond) sluit convenant af met Coppens Diervoeding (update 19 feb 2016) ). Ik ben nu op afstand betrokken bij pogingen om de VION in Boxtel geurvrij te krijgen (zie VION heeft stank niet onder controle ).
    Er kunnen technieken worden voorgeschreven die, bij een goede bedrijfsvoering, veel kunnen presteren als de handhaving adequaat is. Ongetwijfeld is dat op dit moment niet overal het geval.
Biomassasubsidies staan in hetzelfde rijtje als andere hernieuwbare energie-subsidies en zijn niet onevenredig hoog. Over de jaren opgeteld is biomassa goed voor ruim 60% van de hernieuwbare energie en ca 40% van de subsidie.
  • Iets over de subsidies.
    Het burgerplatform doet ten onrechte voorkomen alsof alle mestbewerking  gesubsidieerd wordt. De eigen literatuurverwijzing 1 zegt het op zich correct, namelijk dat alleen de energieproductie gesubsidieerd wordt vanuit de SDE+ subsidie, dus alleen stroom of groen gas na vergisting.
    Subsidies zijn een dankbaar onderwerp voor wat demagogie. Men doet dan alsof de eigen ongewenste sector de enige is die subsidie krijgt. Maar de hele hernieuwbare energiesector (behalve wind op zee) drijft op subsidies. De subsidie op groen gas per kWh staat in hetzelfde rijtje als die op zonneparken en windturbines  en is grofweg even groot als die op zon en wind een paar jaar geleden was. Bij zon en wind hebben de schaal- en leercurve hun werk gedaan, bij vergisters nog niet.
  • Een voordeel van groen gas is dat het uit moleculen bestaat. Die zijn beter te transporteren dan kiloWatt-en (via het bestaande gasnet) en lenen zich beter voor groene chemie.
  • Ik doe geen uitspraak over locaties. Er loopt niet voor niets een PlanMER.
    Op deze site staan twee extreme voorbeelden: enerzijds de bestaande zuivelboerderij Den Eelder met een grote monovergister in real time (zie Op werkbezoek bij zuivelboerderij Den Eelder ), en dat aan huis op het platteland, en anderzijds een zeer grote vergister die men had willen bouwen op industrieterrein Chemelot, maar die op het laatste moment toch niet doorging ( zie OCI Nitrogen gaat grote mestvergister bouwen op Chemelot-terrein (update dd 29 juni 2018, 21 jan 2019 en 07 nov 2019) ) . Ik vind beide locaties aanvaardbaar.

Tenslotte

  • De veestapel moet worden ingekrompen, zodat er geen mestoverschot meer is. Dit is ook om andere redenen van belang.
  • Nieuwe vergunningen op basis van uitsluitend het scheiden en indikken-principe zouden niet meer moeten worden afgegeven. Dat vereist dat de regering deze techniek op termijn niet langer als oplossing beschouwt.
  • Ongeacht of er wel of geen mestoverschot is moet, vanwege het klimaat, een nader te bepalen deel van de mest vergist worden. Dit kan door vergisten op termijn als Best Beschikbare Techniek te betitelen.
  • Dit kan niet op basis van de vrije markt (zie OCI Nitrogen) en moet op basis van dirigistisch overheidsbeleid.
  • Bij de afweging van welk deel te vergisten, moeten meerdere factoren worden meegenomen, waaronder in elk geval de bodem.
  • Het functioneren van alle mestbewerkers moet worden gebonden aan strikte Best Beschikbare Technieken. Hierbij hoort een navenante handhaving.

Boxtelse gemeenteraad eist maximale inzet Vion om overlast te verminderen

De aanleiding
De  Vion runt in Boxtel veruit de grootste slachterij van Nederland. Er worden dagelijks 20.000 varkens gedood.
Sinds jaar en dag domineert de milieuoverlast van dit proces Boxtel. Het stinkt naar kadavers en wat daarbij hoort, en er komt herrie uit het complex, en omwonenden werden ziek van de legionellabesmetting. Het bekende Groene Boekje van de VNG adviseert bij slachterijen een afstand van 100m van de poort tot de dichtstbijzijnde woonbebouwing, maar in Boxtel is dat maar 60m tot het appartementencomplex Stapelen.

Nu is de Vion met een, op zichzelf beperkte, reorganisatie bezig. Nu rijden er vrachtauto’s met halve varkens naar Scherpenzeel in de Gelderse Vallei, alwaar deze halve varkens verder uitgebeend worden. Vion wil dat uitbenen naar Boxtel halen. Voor het concern als geheel betekent dat een licht milieuvoordeel omdat er veel vrachtauto-bewegingen wegvallen, maar voor Boxtel betekent het een uitbreiding. Er komen onder andere 250 mensen meer te werken en daar horen, behalve meer vloeroppervlak, auto’s en Polenbusjes bij. Daar staan ook weer extra maatregelen tegenover, zodat de reorganisatie per saldo in Boxtel betrekkelijk weinig effect op de leefomgeving heeft.

Deze aanloop is in deze blog al eerder aan de orde geweest, zie www.bjmgerard.nl/?p=9213 .

Een kleine volksopstand
De kleine aanleiding leidde tot veel grotere ophef. Al de opgekropte boosheid over de sinds jaar en dag bestaande situatie kwam eruit: de milieuoverlast, de onwil van Vion om daar wat aan te doen, de legionella en de volgzaamheid van het gemeentebestuur, zijnde bevoegd gezag voor Vion.

Het pand van Vion

Het verzet bundelde zich in de actiegroep La Vie en Rose. Dat leidde tot een door ca duizend mensen ondertekend manifest en tot zo’n 40 a 50 zienswijzen.
De zienswijzen zeggen allemaal in uiteenlopende bewoordingen weinig over de feitelijke aanleiding, en veel over de bestaande situatie. Idem het manifest. Beide zijn juridisch  kansloos, omdat de beperkte uitbreiding per saldo weinig of geen effect heeft op de klachten. Politiek echter had het verzet veel kracht. Boxtel had er gewoon genoeg van.

Stankwetgeving over industriële inrichtingen
De stank, veroorzaakt door industriële inrichtingen (en dus niet van veehouderijen, dat is andere wetgeving)  wordt in eerste instantie gereguleerd met het Aktiviteitenbesluit en de bijbehorende Ministeriele Regeling. De Vion is daarnaast ook vergunningplichtig.

Nadien aangepaste tekst: VION moet voldoen aan een vergunning uit 2013, welke op zijn beurt weer teruggrijpt op een vergunning uit 2009.

(Eerder in deze blog is geschreven over Coppens Diervoeders in Helmond, waar maatschappelijk verzet uiteindelijk bovenwettelijke maatregelen afgedwongen heeft die het stankprobleem grotendeels of geheel opgelost hebben. Daar was nog sprake van een binnen de branche afgesproken Bijzondere Regelgeving, waarin o.a. de Best Beschikbare Technieken benoemd werden. Die bestond toen ook voor de vleesindustrie, waaronder slachterijen. Per 1 jan 2016 zijn deze Bijzondere Regelingen opgeheven en opgegaan in het Activiteitenbesluit – ‘opgegaan’ kan hier gelezen worden als ‘verdwenen’. Wat er op deze site over het onderwerp geschreven is over Coppens was toen waar, maar is nu achterhaald.)

Opstelplaats van de veewagens. De werkzaamheden dienen de bouw van een overkapping

Het Activiteitenbesluit krijgt pas werkingskracht als de geurhinder onaanvaardbaar is, en die is pas onaanvaardbaar als het bevoegd gezag zegt dat het onaanvaardbaar is. Daarvoor bestaan geen landelijk vastgestelde, vaste normen, al kan het bevoegd gezag natuurlijk niet zomaar elk wissewasje onaanvaardbaar noemen.
Onder een dergelijk oordeel moet een zekere mate van objectivering liggen, want anders valt er niet te handhaven. Dat betekent een vorm van beleid, maar Boxtel heeft geen geurbeleid, zoals de provincie Noord-Brabant en de gemeente Helmond dat wel hebben.

Het politieke proces
Vandaar dat de Boxtelse actie zich erop richtte om het bevoegd gezag (dus B&W van Boxtel) het ‘onaanvaardbaar’ te laten uitspreken. Dat is voortreffelijk gelukt. Na overleg tussen Vion en B&W stemde Vion in met een onderzoek naar de Best Beschikbare Technieken en aangescherpte procedures. Deze toezegging is in het eerdere artikel www.bjmgerard.nl/?p=9213 verwerkt. “We willen een Vion die niet meer stinkt” is, kort samengevat, de politieke wens.

Naar aanleiding van de commotie, het manifest met zijn duizend ondertekeningen en de tientallen zienswijzen nodigde interim-burgemeester Naterop van Boxtel de actiegroep La Vie en Rose uit voor een gesprek (op 1 juli). De actiegroep nodigde mij uit om mee te gaan als adviseur.

Het was een goed gesprek. Naterop werd vergezeld door een juridische engel aan zijn linkerzij en idem aan zijn rechterzij, maar dat werkte wel goed.
De gang van zaken werd gesplitst in een beperkte juridische proces rond de lopende vergunningaanvraag, waarin de gemeente nauwelijks speelruimte had, en een ruime politiek-bestuurlijk proces waarmee veel bereikt kon worden. Aldus Naterop.
Naterop zei dat B&W er bij Vion aan de tafel redelijk stevig in zaten, en dat Vion oprecht bereid zou zijn de stank en de andere maatschappelijke problemen aan te pakken (van het bromgeluid van de machinekamer via de verkeersbewegingen en via het dierenwelzijn tot de migrantenbelangen). Dat zou verder gaan dan alleen wat juridisch afdwingbaar was: ook “een dringend moreel appel”, aldus Naterop. Er was nu ‘momentum’ en de beperkte aanleiding werkte nu als een soort hefboom om het grotere probleem in beweging te krijgen.
De Vion heeft ingenieursbureau Witteveen en Bos opdracht gegeven tot een geuronderzoek. Naterop deed voorzichtig over de termijn, maar dacht zelf aan iets van een half jaar.
Vion gaat een klankbordgroep opzetten. Mijn advies aan La Vie en Rose was om daar in te gaan zitten, als aan basale voorwaarden voldaan was.

Er heeft zich in de loop der jaren nogal wat wantrouwen opgebouwd, en dat is niet meteen weg.
De gemeenteraad zag graag een duidelijke stok achter de deur. Dat leidde tot een motie waarin, na een aantal logische overwegingen, uitgesproken werd:

            Verzoekt het college:

Als huidige onderhandelingen niet tot resultaat leiden, die maatregelen binnen haar juridische mogelijkheden te nemen die nodig zijn om overlast te beëindigen en VION te sommeren de best beschikbare technieken te gebruiken om de overlast aan te pakken.

De motie is op 02 juli 2019 raadsbreed aangenomen. Zie:

Hydrobusiness BV en de Legionella
Bij de Vion komt veel afvalwater vrij met biologische restanten. Vroeger probeerde de Vion dat zelf te behandelen, maar dat ging alsmaar fout. In 2015 heeft een consortium, dat opereert als Hydrobusiness BV, de zuivering op biologische basis gezet (meer info bijvoorbeeld op https://www.unica.nl/referenties/%E2%80%9CDe-beste-oplossing-is-steeds-weer-anders%E2%80%9D

De afvalwaterbehandelaar van Hydrobusiness

Hydrobusiness BV is onderneming, die op het terrein van de Vion staat en werkt met afvalwater van Vion, maar desalniettemin geheel zelfstandig is. Het bedrijf heeft zijn eigen vergunning en is bijvoorbeeld geen mede-opdrachtgever van Witteveen en Bos.
De vraag in het gesprek met de burgemeester was dan ook in hoeverre deze toezeggingen kon doen over Hydrobusiness. Wat als Hydrobusiness ook een stankbron was?
De burgemeester deed geruststellende uitspraken, maar geheel duidelijk werd het niet.

Op 6 september 2018 stond er een klein bericht in het Eindhovens Dagblad (https://krant.ed.nl/titles/eindhovensdagblad/7156/publications/6480/pages/32 ) , en daarna op 22 september een groot  bericht ( https://krant.ed.nl/titles/eindhovensdagblad/7156/publications/6565/articles/782127/2/1 en https://krant.ed.nl/titles/eindhovensdagblad/7156/publications/6565/pages/52 ), over de toename van de Legionella in Brabant. In 2017 waren er 123 zieken, waarvan er 11 overleden waren.
Nieuw was dat biologische zuiveringsinstallaties besmettingsbronnen waren. Dat verbaasde iedereen, want tot dan toe was het niet bekend dat dat kon. Dat er Legionella in de prut zat was wel bekend, maar die prut werd niet verneveld en hoe kon die Legionella dan in de omgeving terecht komen? Toch kon het en er zijn 209 van dit soort inrichtingen in Nederland. Het RIVM doet sinds november 2018 onderzoek, looptijd onbekend.

Hydrobusiness BV was een van de bronnen. In 2016 en 2017 (dus eigenlijk vanaf de start van de onderneming) zijn er in Boxtel 14 mensen ziek geworden, waarvan vijf dezelfde bacterie hadden als die in de prut van Hydrobusiness BV. Het bedrijf schrok zich lam en reageerde vervolgens adequaat door de bassins af te dekken. Vooralsnog provisorisch met een soort partytent. Het is geen porem, maar het lijkt te werken. Er zijn geen nieuwe gevallen meer gerapporteerd.

De provisorisch afgedekte bassins (een partytent-achtige constructie met spanbanden).. Het is geen porem, maar tot nu toe lijkt het te werken.

Ook de biologische waterzuivering van Rendac in Son (de voormalige ‘destructor’) bleek legionella te verspreiden. Dat bleek bij een onderzoek naar aanleiding van Boxtel. In de regio Son-Eindhoven Noord zijn vanaf 2013 acht mensen ziek geworden van hetzelfde type legionella-besmetting en die komt, volgens GGD en RIVM,  waarschijnlijk uit het bassin van Rendac. Een van de acht is overleden. Ook hier hebben maatregelen nieuwe besmettingen voorkomen.

Er is geen verwijtbaarheid. Het was onbekend dat het probleem bij biologische waterzuiveringen bestond, er zijn geen regels overtreden en bij ontdekking is adequaat opgetreden.

Soms heb je gewoon pech.