Mestbewerken is schaken op vijf borden

Weinig onderwerpen roepen zo algemeen in Brabant emoties op als het aantal dieren en wat te doen de mest die ze produceren. Daarnaast leven in kleinere kring ook sterke meningen over bodembeleid, biomassa en energieproductie.

In het Brabants Bestuursakkoord zijn een aantal goede passages gewijd aan deze onderwerpen. Het gaat daarbij over nog uit te werken intenties.
Daarnaast liggen er enkele, door veel bezorgde burgers gesteunde, maatschappelijke uitspraken over mestbewerking, die een onderbouwd politiek standpunt verdienen.
Vandaar dat ik voor de SP-fractie in PS een eerste aanzet heb geschreven voor beide doelen. Hierover ontstond een interessante discussie.
In het (als bijlage meegeleverde) volledige verhaal staan dus steeds verwijzingen naar passages uit het Bestuursakkoord.

Uitgangspunten
Mijn verhaal heeft enkele basale uitgangspunten.
a) Er zijn in Brabant meer problemen dan alleen het aantal dieren
b) mestbewerking, biomassa, bodemkwaliteit, kringlopen en duurzame energie kunnen alleen als een geïntegreerd pakket geanalyseerd worden. Meningen op het ene vlak hebben consequenties op het andere vlak. Vandaar de titel.
c) er zijn in Brabant teveel dieren, en in sommige delen van Brabant veel te veel. Niet alleen vanwege de mest, maar ook om andere redenen
d) uitspraken moeten zo wetenschappelijk mogelijk gefundeerd zijn. Die wetenschappelijke analyse is mogelijk en bestaat soms al. Er zit nu te veel ideologie en te weinig scheikunde en microbiologie in de verhalen.
e) er is in Brabant geen goed duurzame energie-verhaal, geen bodem-
kwaliteitsverhaal en geen expliciet biomassa-beleid

Bord 1: het aantal dieren en hun mest
Ik gebruik met opzet het neutrale woord ‘bewerken’ omdat als regel mest na de bewerking nog steeds mest is. Dat komt omdat de meet-
eenheid van mest het aantal kilo’s fosfaat is, en dat verandert niet door welke bewerking dan ook. Wel verandert de fysische en chemische gedaante van de mest.
Omdat vooral de fosfaathoeveelheden de wettelijke limiet zijn, leidt het bewerken van mest dus op zichzelf niet tot meer dieren. Daartoe zou mestbewerking mest uit het systeem moeten halen en dat doet het niet. Wat wel in significante hoeveelheden mest uit het systeem kan halen is de export. De bewerkingsdrempel, die mest moet ondergaan om geëxporteerd te mogen worden, oogt lager dan de diverse bewerkingsvormen. De bewerkingsvorm heeft dus geen grote invloed op de exportmogelijkheden.

Bord 2: de kringlopen
De one-way belt vanuit Zuid-Amerika naar hier zou moeten worden beëindigd, ten faveure van een landbouw met kringlopen die gesloten zijn binnen een straal van pakweg 500km (dat is ongeveer wat op de Ruwenbergconferentie gezegd is)

Bord 3: duurzame energie en klimaat
Mestvergisting (let wel: ik bedoel hier deze specifieke techniek) is onmisbaar om de duurzame energiedoelen te halen. Als men van 60% van het huidige aantal dieren de helft van de mest zou vergisten, en als daarvoor voldoende covergistingsmateriaal beschikbaar zou zijn, levert dat op nationaal niveau meer op dan de nu geplande windenergieparken op zee.

Bovendien gaat het vergisten van mest de methaanemissies naar de atmosfeer tegen. Methaan is een krachtig broeikasgas.

Zie Nut en risico’s van covergisting

Bord 4: de beschikbaarheid van biomassa en organisch afval
De beschikbaarheid van biomassa is beperkt en er wordt op allerlei manieren aan getrokken, maar het is niet zo dat er niets kan. Dat moet gereguleerd worden. Er is dringend behoefte aan een provinciaal biomassabeleid.

Bord 5: de vitaliteit van de bodem
Het verminderd toevoeren van organisch materiaal aan de bodem zou, naar sommigen zeggen, kunnen leiden tot een verminderde bodemkwaliteit. De onderbouwing van deze bewering is vooralsnog meer ideologisch dan natuurwetenschappelijk.

Het organisch stofgehalte van de bodem door de jaren heen, gemiddeld over een groot aantal meetpunten
Het organisch stofgehalte van de bodem door de jaren heen, gemiddeld over een groot aantal meetpunten (30 vragen en antwoorden over bodemvruchtbaarheid – Alterra 2012)

Dat neemt niet weg dat er reden tot zorg is over de bodem, maar het is zeer wel denkbaar dat andere oorzaken een grotere rol spelen dan de hoeveelheid organische stof (dalende pH, dichtrijden van de grond door zware machines waardoor de grond minder zuurstof bevat, zware
metalen, besmetting met bestrijdingsmiddelen.

Verloop van de pH tussen een periode rond 1995 en rond 2008 (RIVM resultaten Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit 2012)
Verloop van de bodem-pH tussen een periode rond 1995 en rond 2008 (RIVM resultaten Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit 2012). I t/m V is zand, I = melkvee lage dichtheid, II = melkvee hoge dichtheid, III = melkvee en intensieve veehouderij, IV = bos en V = bouwland

Mijn voornaamste pleidooi: zoek de dingen wetenschappelijk goed uit voor er vèrgaande beweringen op tafel komen.

Het volledige verhaal vindt u –> mestverwerking is schaken op vijf borden

Milieudefensie haalt handtekeningen op voor landbouwactie

Milieudefensie Eindhoven helpt mee aan de landelijke actie Allemaal Lokaal. De actie wil bewerken dat de Nederlandse landbouw op circulaire basis georganiseerd wordt.
Er moet een eind komen aan het gesleep van met name soja vanuit de andere kant van de wereld. In Brazilie en Argentinie wordt de savanne omgeploegd en het tropisch regenwoud gekapt, de bodem uitgeput en de indianen van de grond gejaagd. In Nederland blijven gigantische
hoeveelheden stront achter.
Milieudefensie wil dat de landbouw weer cyclisch wordt, zodat het veevoer van binnen (pakweg) een paar honderd kilometer komt en de stront binnen diezelfde straal afgezet kan worden. De aantallen dieren moeten aangepast worden aan wat binnen dat raamwerk mogelijk is.
Meer informatie op http://www.allemaal-lokaal.nl/ .

Milieudefensie Eindhoven heeft onlangs bij drie gelegenheden handtekeningen voor deze actie opgehaald, namelijk met een kraam op de Biologische markt op het Eindhovense Wilhelminaplein, bij het Pure Foodfestival op ‘t Wasven in Eindhoven, en op de Andere Mèrt in Geldrop (bij dat laatste samen met de Geldropse afdeling van Milieudefensie). Ik heb zelf bij alle drie meegeholpen.

In actie op resp. de Andere Mèrt en de biologische markt
In actie op resp. de Andere Mèrt en de biologische markt

De gezamenlijke oogst bedroeg 500 handtekeningen.
Samen met eerder opgehaalde handtekeningen is de Eindhovense stand nu 660 handtekeningen.

Gemeente Eindhoven laat wilde bijen – kaart maken

De Eindhovense gemeenteraad heeft op 22 september ingestemd met een raadsvoorstel, dat aanvullend is op eerder beleidsmatig vastgelegde goede bedoelingen met betrekking tot bijen. Zie Bijenvoorstel Milieudefensie politiek overgenomen – tweede update 22 mei 2015

bij-op-bloem-rr

In het recente voorstel wil het College een kaart maken van het voorkomen van alle soorten ‘wilde’ (solitaire) bijen in Eindhoven. Dat blijken zo’n 100 soorten te zijn.
Door hun voortreffelijke organisatiegraad concurreren honingbijen solitaire bijen soms weg. Dat is jammer, èn vanwege de biodiversiteit èn vanwege het belang dat ook solitaire bijen hebben voor de bestuiving.

De gemeente gaat dus kijken waar de solitaire bijen zitten en gaat daar rekening mee houden bij het uitgeven van plaatsen voor kasten van honingbijen.
Adviesbureau Ecologica is inmiddels met het onderzoek begonnen.

Namens Milieudefensie vind ik dit een mooi succes.

Bestrijdingsmiddelen in Brabants grond- en oppervlaktewater met bijen als aanleiding

Met enkele mensen van Milieudefensie hadden we een gesprek met mensen van de Stadslandbouw Proeftuin040 over het project Beeware. Dat is een initiatief om samen met Food4Bees uit Oirschot een lang bijenlint te maken van Eindhoven naar Oirschot. Voor meer info zie Beeware040 .

Wij hebben met Milieudefensie een Eindhovens bijenbeleid op de politieke agenda gezet (zie Bijenvoorstel Milieudefensie politiek overgenomen – tweede update 22 mei 2015 )
Wij zijn echter een actiegroep die de politieke agenda wil veranderen, niet een uitvoeringsorganisatie die met subsidies omgaat. Die taak past beter bij ons gesprekspartners. We hebben een paar praktische afspraken gemaakt over informatieuitwisseling en assistentie.

Een van de afspraken was dat we bij ons beschikbare kennis over
bestrijdingsmiddelen in grond- en oppervlaktewater in Brabant beschikbaar zouden stellen. Zij zouden in dit verband hun connecties in
Wageningen etc benaderen.
feitenrapport brede screening_voorjaar 2013-r
Bij mij is een beetje kennis aanwezig van bestrijdingsmiddelen in grond- en oppervlaktewater, want het is aan de orde geweest in de PS-fractie van de SP, waarvan ik medewerker ben. Dat was naar aanleiding van het verschijnen van twee onderzoeken in het voorjaar van 2013, met gegevens over 2011 en 2012. Ik heb daar toen voor de SP-fractie concept-
vragen over geschreven die redelijk diep op die rapporten in gingen. Uiteindelijk is een vereenvoudigde versie ingediend.

Algemeen beeld nieuwe stoffen
Algemeen beeld nieuwe stoffen

De concept-versie is informatief. Ik heb daar een verhaal over geschreven dat ik, in lijn met het systeem van deze weblog, chronologisch gedateerd heb dd juni 2013. Zie Bestrijdingsmiddelen in Brabants grond- en oppervlaktewater . Aan geïnteresseerden raad ik lezing aan.

Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik om linkse mensen en milieugroepen te adviseren om een wat ruimer repertoire (gebaseerd op bijbehorende kennis) te adviseren m.b.t. bestrijdingsmiddelen. Neo-
nicotinoiden en Roundup zijn zeker van belang, maar het aantal van bestrijdingsmiddelen afkomstige chemische verbindingen in het grond- en oppervlaktewater zit ergens rond de 150 a 200. Ter illustratie zomaar nog een plaatje uit de brede screening.

Tabel aangetoonde stoffen boven de detectiegrens
Tabel aangetoonde stoffen boven de detectiegrens

Het geeft misschien een voldaan gevoel om de duivelse neonicotinoiden en Roundup (glyfosaat) te stenigen, maar als het blijft bij dit soort vaste rituelen kom je nooit toe aan studie van die vele andere stoffen die ook aandacht verdienen.
Een warm gevoel is mooi, maar het moet niet te lang duren. Daarna graag zakelijkheid en wetenschap.

Invloed van Brabantse beleidsregel toedeling PAS op Eindhoven Airport? – update

Update dd 8 sept 2015:
Op 28 juli 2015 zijn de vragen beantwoord door te zeggen dat inderdaad de wetgeving van vóór de PAS gold (dus de Natuurbeschermingswet Nbw van 1998), en dat de stikstofuitstoot door het vliegveld de omgeving niet significant verslechtert. Het probleem is dat deze bewering moeilijk controleerbaar is.

De redeneerlijn in de MER bij het Luchthavenbesluit (welke MER zelf gedateerd is juni 2013) zit als volgt in elkaar.
Als er geen verandering zou optreden in het aantal vliegbewegingen zal het vliegveld (vliegtuigen, bijbehorende auto’s en grondactiviteiten) in 2014 maximaal 18,4 molN/ha*y op Kempenland-West dumpen en in 2024 maximaal 9,7 molN/ha*y.
De eerste fase van het Aldersadvies brengt deze getallen in 2014 op 18,4+0,46 = 18,9 molN/ha*y. De tweede fase idem op 9,7+0,57=10,3 molN/ha*y. De eerste fase van Alders verhoogt dus de stikstofdepositie op een al veel te zwaar belast gebied. De tweede fase soupeert een deel van de milieuwinst op, die anders in 2024 behaald zou zijn.
De gemiddelde depositiecijfers zijn lager dan de maximale.

De reden voor de vragen was dat de waarde maximaal 0,46 (en gemiddeld 0,16) hoger is dan de provinciale verordening, die 0,05 voorschrijft. Er is dan een ‘passende beoordeling’ nodig in de zin van de Nbw. De MER schrijft een aantal concrete passages op over Kempenland-West (kalkrijk kwelwater, vegetatietypes, concept-beheerplan voor als straks de PAS er is) en concludeert daaruit dat de toename ‘niet significant’ is.
Het is specialistenwerk om deze beweringen te controleren, en dus om te beoordelen of deze ‘beoordeling’ inderdaad ‘passend’ is. Deze controle heeft niet plaatsgevonden omdat het niet mogelijk was om tegen het Luchthavenbesluit in beroep te gaan. De controle-exercitie zou puur theoretisch gebleven zijn.

Vervolgvragen in PS zouden vooral leiden tot interpretatiediscussies over de Nbw 1998 en nauwelijks tot discussies over het vliegveld. De Nbw is sinds de invoering van de PAS al weer gewijzigd. De indruk is dat de PAS zijn schaduw vooruitgeworpen heeft.

Omdat de middelen ontbreken om te controleren of de ‘beoordeling’ inderdaad ‘passend’ geweest is, omdat het niet mogelijk is uitkomsten van deze controle juridisch in te zetten, omdat het Luchthavenbesluit inmiddels aangenomen is en de strijd rond het vliegveld inmiddels verder geëvolueerd is, heeft het geen zin om vervolgvragen te stellen.
Tevreden ben ik er niet mee.

 

Persbericht                                                 Eindhoven, 2 juli 2014

Op 1 juli 2015 is landelijk de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) van kracht geworden. Tegelijk is ook de aanvullende “Brabantse beleidsregel toedeling ontwikkelingsruimte segment 2 Noord-Brabant” van kracht geworden.

De SP-fractie in Provinciale Staten van Noord-Brabant vraagt aan Gedeputeerde Staten (GS) of deze nieuwe beleidsregel, in samenhang met de PAS zelf, consequenties heeft voor de voorgestelde toename van het aantal vliegbewegingen op Eindhoven Airport.

Op vrijdag 3 juli vergadert de Alderstafel over de evaluatie van de Eerste fase van het Aldersadvies.

Volgens de SP-fractie is de toename van het aantal vliegbewegingen in de Eerste fase al zo fors, dat in de oude situatie al compensatie nodig geweest zou zijn. Als de Tweede fase doorgaat, stijgt het aantal vlieg-
bewegingen nog verder. Het totaal van beide zit voor een kwetsbaar
vegetatietype als zwak gebufferde vennen al boven de provinciale
limiet.

De fractie wil van GS weten hoe dit precies zit, en of er vanuit Den Bosch maatregelen genomen gaan worden.

Voor meer info

Willemieke Arts
040-2454879
warts@brabant.nl

Bijlage: de vragen van de SP-fractie SP-vragen EhvA en stikstofdepositie

Voor meer uitleg over de PAS (dd 6 febr 2015) zie PAS

Voorbeelden van de SDE+ regeling voor duurzame energie (update 2016)

Ik had op maandag 31 augustus 2015 een verhaal voorbereid voor de fractievergadering van de SP-fractie in PS, waarvan ik onbezoldigd medewerker ben.
Eigenlijk ging het verhaal over mestverwerking. Mijn mening daarover is dat mestverwerking (behalve voor kippen) geen gevolgen heeft voor het aantal dieren wat maximaal gehouden kan worden, en dat specifiek mestvergisting een onmisbare  bron van duurzame energie kan zijn als je in Brabant de doelstellingen van het Energieakkoord wil halen. Ik heb mijn opvattingen daarover in deze kolommen neergelegd in de bespreking van het Tweede Kamerstuk ‘Nut en risico’s van covergisting‘.

De discussie waaierde al gauw uit naar het veronderstelde gebrek aan rentabiliteit van mestvergisting. Daar strijden verouderde opvattingen soms met geloofsartikelen, en dat niet alleen bij mijn SP-fractie. Maar ik had niet de vraag voorgelegd gekregen om een en ander financieel te
onderbouwen.
Dat vond ik eigenlijk wel jammer en ik heb het verzuim vandaag (dinsdag 1 september 2015) goedgemaakt. Dat is niet heel moeilijk, want we hebben de SDE+ regeling en daartoe zijn heel veel dingen goed uitgezocht. IK heb zitten grasduinen in de cijfers van 2015 en kom tot het volgende verhaal.

Ik heb drie basale opvattingen over het onderwerp energie, nl:
1)  de nood is zo hoog is dat je basisreflex moet zijn om te kijken of iets wel kan, en niet of iets niet kan
2)  niet op losse gronden energetische mogelijkheden tot taboe te ver-
klaren

3)  de feiten te laten spreken.

Ik heb daarom uitgezocht hoe het feitelijk zit met het financiele aspect van enkele vormen van duurzame energie. Dat is niet heel moeilijk, want de SDE+ subsidieregeling geeft uitgebreide informatie. Ik stel aan geïnteresseerden op aanvraag gaarne nadere informatie beschikbaar.

De systematiek van de SDE+ werkt als volgt:
1)  het is een exploitatiesubsidie, geen investeringssubsidie. De regeling past per geproduceerde kWh geld bij
2)  de regeling gaat van een soort fictieve grijze stroom-prijs uit, die momenteel (afhankelijk van de categorie) ergens op de 2 tot 4 cent/kWh gesteld wordt. Aangenomen wordt dat de duurzame exploitant dit bedrag voor zijn stroom, gas of warmte vangt.
De werkelijke groothandelsprijs voor elektriciteit in Noord-Europa was in 2014 feitelijk 4,4 tot 4,9 cent/kWh. Deze gemiddelde prijs wordt onder andere mogelijk gemaakt door kolen en atoom en omdat sommige indirecte maatschappelijke kosten niet worden meegeteld.  Elke andere energiebron is op deze basis jaargemiddeld onrendabel.
3)  er wordt door ECN en DNV GL jaarlijks een basisprijs vastgesteld, die gelijk is aan de kostprijs per kWh waarvoor een bepaalde duurzame techniek door een grote meerderheid van de exploitanten geleverd kan worden.
4)  het verschil wordt uitgekeerd als subsidie op basis van feitelijk gerealiseerde kWh
5)  De subsidie heeft een eindige looptijd
6)  De mogelijkheid om subsidie aan te vragen wordt stapsgewijze ge-
opend met oplopende
drempelbedragen. Op 31 maart 2014 kon bijvoorbeeld iedereen een aanvraag voor een WKK-covergister indienen die dacht voor 7 cent/kWh duurzame stroom en warmte te kunnen maken. Op 20 april 2014 idem voor 8 cent/kWh, enz.
Hiermee is een zekere zakelijkheid in de systematiek ingebouwd.
7)  Het totaal te vergeven bedrag is 3,5 miljard.
Update dd febr 2016: vanaf 1 jan 2016 is het bedrag 8,0 miljard, verdeeld over een tranche in het voorjaar en in het najaar.

Nu wat voorbeelden:

Een WKK-covergister (WKK = WarmteKrachtKoppeling: zowel de stroom als de warmte worden gebruikt)
Looptijd van de subsidie 12 jaar, geschat aantal vollasturen 5732 (=65% van de capaciteit)
Geschatte kostprijs (basisprijs) = 11,3 cent/kWh
Grijze prijs = 3,4 cent/kWh
SDE+ subsidie = 11,3 – 3,4 = 7,9 cent/kWh

Windenergie in Westbrabant, gemiddelde windsnelheid 7 – 7,5 m/sec
Looptijd van de subsidie 15 jaar, geschat aantal vollasturen onduidelijk (ergens rond de 2000)

Geschatte kostprijs (basisprijs) = 8,6 cent/kWh
Grijze prijs = 3,9 cent/kWh
SDE+ subsidie = 8,6 – 3,9 = 4,7 cent/kWh

Windenergie in Westbrabant, gemiddelde windsnelheid 6,5 – 7 m/sec
Looptijd van de subsidie 15 jaar, geschat aantal vollasturen onduidelijk (ergens rond de 2000)

Geschatte kostprijs (basisprijs) = 9,8 cent/kWh
Grijze prijs = 3,9 cent/kWh
SDE+ subsidie = 9,8 – 3,9 = 5,8 cent/kWh

Zonnepanelen (PV) > 15 kWpiek
Looptijd van de subsidie 15 jaar, geschat aantal vollasturen 1000

Geschatte kostprijs (basisprijs) = 14,1 cent/kWh
Grijze prijs = 4,5 cent/kWh
SDE+ subsidie = 14,1 – 4,5 = 9,6 cent/kWh

Zonneboiler > 100 m2
Looptijd van de subsidie 15 jaar, geschat aantal vollasturen 700

Geschatte kostprijs (basisprijs) = 13,7 cent/kWh
Grijze prijs = 5,5 cent/kWh
SDE+ subsidie = 13,7 – 5,5 = 8,2 cent/kWh

Diepe geothermie tbv warmte (diep is meer dan 3500 m onder het maaiveld)
Looptijd van de subsidie 15 jaar, geschat aantal vollasturen 7000
Geschatte kostprijs (basisprijs) = 5,5 cent/kWh
Grijze prijs = 1,9 cent/kWh
SDE+ subsidie = 5,5 – 1,9 = 3,6 cent/kWh

Ik ben er een groot voorstander van om discussies over duurzame
energie op kwantitatieve basis te voeren. Het onderwerp is belangrijk genoeg om het niveau van de goede bedoeling en het warme gevoel te overstijgen.

Als je naar de prijs in 2015 kijkt, is  mestvergisting bijvoorbeeld goedkoper dan zonne-energie (wat waarschijnlijk niet lang zo blijft).
Zo bekeken is op dit moment is geen enkele energievorm buiten kolen en misschien atoom rendabel, omdat de prijs van grijze stroom zo idioot laag is. Zelfs de meeste gasgestookte centrales staan momenteel stil.
Dat komt mede, maar niet alleen, omdat kolen, atoom en (in mindere mate) gascentrales hun externe kosten niet in de prijs hoeven te ver-
werken. Als dat wel moest, zag het plaatje er heel anders uit.

En qua leveringsvorm: mestvergisting kan energie opleveren in de vorm van materie (zoals methaan). Voor sommige toepassingen is dat onmisbaar, zoals voor vliegtuigen, voor de chemische industrie, en voor heel veel Nederlandse huishoudens die niet in de komende vijf jaar gasloos worden.

En toen ik toch bezig was, heb ik meteen maar twee plaatje van het effect van schaal- en leercurves opgezocht om te laten zien dat kostprijzen van duurzame energie door de jaren heen dalen.

De daling van de kostprijs van windenergie door de jaren heen (NWEA). De NWEA is iets te propagandistisch over de blauwe lijn (de prijs van grijze stroom). Die blijft al een paar jaar steken rond de 4 a 5 cent/kWh.
De daling van de kostprijs van windenergie door de jaren heen (NWEA). De NWEA is iets te propagandistisch over de blauwe lijn (de prijs van grijze stroom). Die blijft al een paar jaar steken rond de 4 a 5 cent/kWh.

De ontwikkeling van de kWh-prijs van zonnestroom door de jaren heen. De gele lijn is inmiddels al weer verder gedaald.

De ontwikkeling van de kWh-prijs van zonnestroom door de jaren heen. De gele lijn is inmiddels al weer verder gedaald.
Hieronder een prognose tot 2025. Reken voor Nederland ongeveer 900 kWh/kWpiek, dus iets boven de blauwe lijn.

Prognose kostprijs kWh uit PV-panelen. Bron http://www.itrpv.net/.cm4all/iproc.php/Reports%20downloads/ITRPV_Roadmap_2015_Rev1_July_150722.pdf?cdp=a
Prognose kostprijs kWh uit PV-panelen. Bron http://www.itrpv.net/.cm4all/iproc.php/Reports%20downloads/ITRPV_Roadmap_2015_Rev1_July_150722.pdf?cdp=a

Voor vergisters bestaat nog geen serieproductie, en dus nog geen schaal- en leercurves.
Diepe geothermie bestaat in Brabant nog überhaupt niet.

 

In GMO-discussies heet iets te gauw een feit en is er te gauw paniek – een case study

Een case study
Ik heb een discussie lopen met mijn gewaardeerde kennis Alexander over Genetisch geModificeerde Organismen (GMO’s). Dat heeft op deze website al tot een omvangrijk artikel geleid (Genetische Modificatie is normale techniek). Alexander is anti-GMO activist, ik niet.
Ik vind dat het genetisch modificeren van organismen een normale
zakelijke beoordeling verdient, die erin kan uitmonden dat deze technieken in de vaste toolbox van de genetica worden opgenomen. De noden in deze wereld zijn zo groot dat iemand een heel goed verhaal moet hebben om nieuwe ideeën al bij voorbaat categorisch uit te sluiten. Zo’n goed verhaal ben ik tot nu toe niet over GMO’s tegengekomen. Als je de originele bronnen (onvervormd door talloze versterkingsloops over het Internet) analyseert, is het algemene patroon dat deelaspecten te vaak worden opgeblazen tot algemeen geldende waarheden. Met sommige van die deelaspecten ben ik ook niet blij, zoals het rondspuiten met Roundup, het patentrecht op levende organismen en de bedrijfspolitiek van Monsanto en verwante ondernemingen.

In de discussie legt Alexander mij met enige regelmaat nieuwe studies voor. Zo kreeg ik van hem toegestuurd het artikel Do GMOs Accumulate Formaldehyde and Disrupt Molecular Systems Equilibria? Systems Biology May Provide Answers. Dat staat in Agricultural Sciences van juli 2015 (zie http://www.scirp.org/journal/PaperInformation.aspx?PaperID=57871#.VaQQsbX4fQR ). Daarmee zou vast staan dat in GMO-
sojabonen accumulatie van het giftige formaldehyde optreedt en dat de plant bijna geen glutathion meer maakt. En dit ‘feit’ gaat het rondzingcircuit op Internet in.
sojaplant_3
Ik wou dat wel eens zien, dus het artikel gedownload. Het leek me een goede case study.
Waar het echt biochemisch wordt, kan ik het niet meer beoordelen, maar het verhaal begint met enkele belangrijke methodologische kenmerken.
1) De studie baseert zich op biologische pathway’s die specifiek Roundup onschadelijk maken in specifiek soja. Daarbuiten heeft de studie geen bewijskracht.
2) De auteur zet zich af tegen een reductionistische aanpak. Ik ben er als fysicus juist een groot voorstander van dat je zo goed mogelijk alle
omstandigheden gelijk of minstens onder controle houdt die je niet wilt variëren, zodat je op het eind een duidelijk beeld hebt van wat oorzaak is en wat gevolg. Afzien van een reductionistische aanpak is voor mij een zwaktebod. Je kunt er soms niet onderuit en met degelijke statistiek, toegepast op een hele grote set proefresultaten, kun je soms nog iets zinvols zeggen.
Juist bij voedingsonderzoek loopt dit vaak mis. Voedselbeweringen worden dan ook met regelmaat ingetrokken of bijgesteld.
3) Op dit wankele uitgangspunt laat de auteur modelberekeningen los. De boodschap van het artikel is slechts de uitkomst van die modelberekening. Er heeft geen verificatie plaatsgevonden, bijv. door met een vloeistofchromatograaf te kijken of je inderdaad wel formaldehyde en geen gluthation in de betreffende sojaplanten vindt. Ik zie de uitkomst als een interessante hypothese die pas een feit wordt na meting.

Voor alle duidelijkheid, ik doe dus geen uitspraak of het onderzoek goed of slecht is.

Hoe erg is die uitkomst als hij waar zou zijn?
Het klinkt heel dreigend dat er in soja geen gluthation zou zitten en wel formaldehyde, maar hoe erg is dat nou feitelijk? Is paniek geboden?
gluthation
Gluthation is een tripeptide, dat bestaat uit drie gangbare aminozuren. De stof is voor het lichaam niet essentieel, omdat het lichaam de stof zelf kan aanmaken uit bouwstenen, die in een normaal voedselpatroon zitten. De stof is ook als voedselsupplement te krijgen. Het maakt dus
feitelijk weinig uit of er wel of geen gluthation in GMO-soja zit. Wie een begrijpelijke uitleg wil, kan o.a. bij Wikipedia terecht.

Word je ziek van de formaldehyde in soja?
Op de eerste plaats blijkt uit het model dat de formaldehyde-concentratie in de plant na ruim een half jaar uitgegroeid zou zijn tot pakweg 20 nmol/liter plantenvocht, zijnde 600 ngr/liter.
Omdat formaldehyde een kookpunt heeft van -19⁰C en in de gasvorm instabiel is, bestaat het in alledaagse omstandigheden slechts als gasvormige oplossing in water. Daarin lost het bij kamertemperatuur goed op, omdat de stof met water doorreageert.
De gangbare recepten raden aan om sojabonen even in ruim water te koken. In de literatuur is niet te vinden wat een zeer sterk verdunde formaldehydeoplossing in water doet bij 100 graad C. Als je een hoeveelheid sojabonen kookt waar 1 liter plantenvocht in zit,  gaat de formaldehyde waarschijnlijk deels in de ruimere hoeveelheid kookwater zitten (die afgegoten wordt), deels in de atmosfeer en deels wordt het afgebroken. Als alle formaldehyde uit een liter vocht in sojabonen in de lucht in een keuken van 24m3 bleef hangen, zou dat een concentratie geven van 25 ngr/m3. De Nederlandse MAC-waarde ligt ongeveer 10000* zo hoog en er bestaan afzuigkappen.
afzuigkap
De mensheid eet al eeuwen planten die zeer veel giftiger zijn als formaldehyde-soja, zoals bijvoorbeeld de aardappel en de cassave. Daar moet je zeker wel oppassen.
Aardappelplanten bevatten forse hoeveelheden solanine, een krachtig gif met een darmbeschadigende en neurotoxische werking, en cassave kan tot
solanine
1000mg/kg blauwzuur bevatten. Dat de mensheid de consumptie van deze gewassen al evenzovele eeuwen overleeft, komt omdat a) de vergiften niet of weinig in dat deel van de plant zitten wat je eet (dat wordt bij het formaldehyde-verhaal trouwens niet gespecificeerd) en b) omdat de eetbare delen geprepareerd worden en gekookt (bij aardappels snij je de groene stukken en de schil en de uitlopers weg en gaat de solanine in oplossing bij het koken of frituren).

De moraal
Kortom, dat er geen gluthation en wel formaldehyde in GMO-soja zit is een hypothese die verder onderzoek verdient, en ook als dat zo zou zijn, is nog niet duidelijk wat het probleem is.
Ik zie wel een probleem in het rondspuiten van kilotonnen Roundup, maar dat is vanwege de effecten van de Roundup zelf en vooralsnog niet vanwege het genetisch materiaal in planten die er resistent tegen gemaakt zijn.

Nut en risico’s van covergisting

Staatssecretaris Sharon Dijksma heeft een evaluatie laten opstellen over het vergisten van mest onder gebruikmaking van toegevoegd materiaal (covergisting). Dit werkstuk, met de hierboven vermelde titel, heeft ze op 17april 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd (zie –> nut-en-risico-s-van-covergisting_2015_kamerbrief de aanbiedingsbrief). De tekst is opgesteld door topmensen uit Wageningen, in afstemming met een projectgroep met daarin relevante overheidsinstanties. Het rapport is uiterst relevant voor Brabant. Voor het rapport zie http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2015/02/01/nut-en-risico-s-van-covergisting.html

Een samenvatting met toegevoegd commentaar mijnerzijds.
mestvergister-r

Er zijn in Brabant veel te veel dieren….
De veeteelt in het algemeen en de mestproductie in het bijzonder roepen in Brabant emoties op. Deze grote emoties gaan niet altijd gepaard aan een even grote kennis. Voor die kennis komt bovengenoemd rapport goed van pas.

De veeteelt in Brabant is volledig uit zijn krachten gegroeid en dat bedreigt de leefbaarheid van het platteland en de gezondheid van omwonenden. Bovendien is een dergelijke landbouw niet mogelijk op basis van gesloten kringlopen. Ik zie de emoties, die de Brabantse landbouw oproept, als een positieve kracht richting verandering.
Het aantal dieren moet fors omlaag. Ik hou me vooralsnog aan de vuistregel van SP-Tweede Kamerlid Eric Smaling ‘een volledig grondgebonden rundveehouderij en een kwart minder varkens’.

… maar dat heeft niets met mestbewerking te maken
Ik vind de emoties rond de bewerking van mest eerder een negatieve kracht.

De veeteelt in Europa wordt niet door de totale hoeveelheid mest ingeperkt, maar door twee bestanddelen daarvan, nitraat en met name fosfaat. Geen enkele vorm van mestbewerking haalt fosfor uit de mest en stikstof meestal ook niet. Het enige dat mestbewerking doet (welke dan ook) is dezelfde hoeveelheden stikstof en de fosfor chemisch en natuurkundig anders verpakken.
Alleen een maatregel die stikstof en fosfor uit het Brabantse systeem haalt, leidt (vanuit het perspectief van een boer) tot een “oplossing”. Export zou zo’n “oplossing” zijn. In essentie betekent dat dat de one way-transportband van Argentinië en Brazilië naar Brabant een verlengstuk krijgt naar Groningen, Noord-Frankrijk of Duitsland. Ik ben tegen een dergelijke oplossing omdat die de kringlopen niet sluit, maar verlengt. Het maakt echter voor de discussie “wel of niet vergisten” niet uit want ook niet-vergiste mest kan geëxporteerd worden. De export hangt (als aan zekere kwaliteitseisen voldaan wordt) niet af van de chemische of natuurkundige verpakking.
Ik heb overigens geen zicht op de (mogelijke) getallen van de export.

Covergisting kan bijdragen aan duurzame energie
Mestvergisting met hulpstoffen kan wel gunstig werken op twee samenhangende andere problemen, nl broeikasgassen en duurzame energie. Hier geeft het rapport goede informatie.
duurzame energie in 2012

In 2012 werd er uit covergisting-biogas 4,15PJ opgewekt (1PJ=1000TJ). Dat was op een totaal van 97,8PJ aan duurzame energie. Het binnenlands verbruik was in dat jaar 3255PJ, waarvan na aftrek van omzettingsverliezen en in chemicalien opgeslagen energie ca 2820PJ netto overbleef.
Het getal 4,15PJ is op basis van 8 miljoen van de 403 miljoen kg in de stal uitgescheiden mest (kg betekent kg P2O5). Op papier zou de energieproductie uit mest dus ongeveer 50 maal zo hoog kunnen zijn, dus grofweg (op nationale schaal) 200PJ. Dat zal in praktijk bij lange na niet gehaald worden, maar covergisting kan toch wel flink aantikken. Stel voor het gemak 60% van het huidige aantal dieren en stel dat van de mest van die dieren de helft vergist zou worden en stel dat je daarvoor genoeg covergistingsmateriaal had, dan zou dat 60PJ per jaar leveren. Dat is meer dan de jaaropbrengst van de drie geplande windparken op zee.
Hier staat erg vaak ‘stel’. Een belangrijke beperking is de beschikbaarheid van voldoende covergistingsmateriaal. Daar raakt deze discussie verweven met de algemene afval- en biomassa-discussie. Biomassa is tamelijk schaars en al gauw duur. Ook afval kan soms ver-
werkt worden (waarmee een negatieve waarde positief kan worden), maar daaraan zitten haken en ogen.

Let wel: ik pleit er niet voor pleit om dieren te gaan fokken om mest te gaan maken om biogas te maken. Die route is verschrikkelijk inefficiënt – dan kun je beter van het veevoer rechtstreeks biogas maken. Het gaat me om de energie, die in de reeds aanwezige mest zit.

Covergisting kan bijdragen aan het klimaat
Het rapport zegt dat in 2012 covergisting 0,21% in mindering bracht van de Nederlandse CO2 – equivalenten. Dat is op dezelfde 8 miljoen kilo mest van de 403 miljoen gebaseerd. Naast het CO2-gevolg van het
duurzame energie-verhaal brengt mestvergisting zeer veel minder methaan in de atmosfeer en ongeveer evenveel of iets meer lachgas – beide krachtige broeikasgassen.

Een nog onvolwassen techniek en handhaving
Uit het rapport rijst het beeld op van een nog jonge techniek, armlastig, fraudegevoelig, met soms slecht geschoolde bedieners, onvoldoende technische voorschriften (bijvoorbeeld een verplichte af-fakkel) en een tekortschietende handhaving. Maar sommige van de 102 mest-covergisters in Nederland doen het wel goed.
Als de sector zich verder wil ontwikkelen, moet er dus het nodige gebeuren. Het rapport geeft hiertoe een flink aantal conclusies en aanbevelingen.

Goed geëxploiteerde mestvergisters zijn niet vreselijk gevaarlijk. De VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering noemt als gevaar-afstand 30 m (ter vergelijking: voor een klein LPG-station is dat 50 m). Dit in de VNG-editie 2009, toen de vergisters nog niet zo groot waren. Mogelijk is het nu iets meer. Een BEVI-achtige simulatie kwam op 50m.
De Raad van State trekt 500 m als grens van de belanghebbendheid.
Hele grote vergisters vallen vanwege het explosiegevaar onder het BRZO (Besluit Rampen en Zware Ongevallen). Ik heb zelf al eens gesuggereerd om de middelgrote vergisters tot categorie in het BEVI te maken (Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen).
De giftigheid van CO2 en H2S gelden vooral de exploitant en horen eerder onder de ARBO-wet thuis.
De microbiële gevaren van vergiste mest zijn gelijk of kleiner dan die van onbehandelde mest.

Het enige bekende dodelijke arbeidsongeval is dat in 2011 iemand door het rotte dak van een vergister is gezakt. Verder hebben mensen substantiële hinder (maar geen gevaar) ondervonden van storingen bij een slecht geëxploiteerde vergister in Coevorden.
Incidenten met dodelijke afloop, zoals in Makkinga of bij Reiling, vinden plaats met onbewerkte mest of slib. Die is een stuk gevaarlijker dan vergiste mest.

Nauwelijks of geen gevolg voor de bodem
Het rapport zegt dat mestvergisting op de langere termijn niet veel effecten op het organisch stofgehalte van de bodem heeft. De vergister breekt vooral het makkelijke organische materiaal af, maar dat doet de bodem in korte tijd ook met onbewerkte mest. Lignine bijvoorbeeld wordt in de vergister niet afgebroken en in de bodem langzaam.

Ruimtelijke ordening – aspecten
Het rapport besteedt met reden veel aandacht aan de ruimtelijke
ordening – aspecten. Waar zet je een vergister neer en hoe regel je het transport naar en van?
Er bestaat in den lande geen eenduidige mening. Zowel een industrieterrein als een agrarisch perceel kunnen voor- en nadelen met zich meebrengen wat betreft afstanden, transportbewegingen en omgevingshinder. Het rapport suggereert, zonder dat met zoveel woorden te zeggen, een gezond verstand – oplossing. Ik neem die suggestie graag over.

Zie verder Gedachten bij het opstappen van de voorzitter van Mestac

Honderd handtekeningen voor Allemaal Lokaal opgehaald op Strijp S

Drie mensen van Milieudefensie Eindhoven (Dorry, Hannie en ikzelf) hebben op 12 juli 2015 handtekeningen opgehaald voor de actie Allemaal Lokaal. Dat gebeurde op Strijp S, waar op dat moment de Feelgoodmarkt en De Wijvenkraam veel publiek trokken.
We hebben 100 handtekeningen opgehaald in zeer matig weer.

Dorry aan het werk
Dorry aan het werk
Hannie
Hannie

In totaal zijn er t/m 12 juli in Eindhoven ruim 160 handtekeningen opgehaald bij in totaal twee gelegenheden.

Zie hier een samenvatting van de inhoud van de actie: flyer Eindhoven allemaal lokaal

Als een van de lezers van deze rubriek een goede gelegenheid weet, waar wij na de vakantie met onze actie kunnen gaan staan, hou ik mij aanbevolen.

Commentaar op de ontwerp-milieubeschikking Coppens Diervoeding

De vele beesten in Zuid-Oost Brabant moeten eten. Daarom zijn veevoederbedrijven een essentiëel onderdeel van het agrarisch-
industriele complex. Coppens Diervoeding op het BZOB-terrein in Helmond is een van die bedrijven.

Coppens Diervoeding
Coppens Diervoeding

Dit tot diep verdriet van de omwonenden in de Helmondse wijk Brouwhuis, want Coppens stinkt regelmatig. Daarover ligt het bedrijf momenteel in de clinch met het bevoegd gezag, de provincie. Dwangsommen en procedures halen de krantenkoppen. De ervaringen met Coppens hebben een soort trauma opgebouwd in de buurt.
Namens de buurt spreekt de Wijkraad en er is ook een actiegroep Stop de Stank Brouwhuis, die het allemaal niet radicaal genoeg gaat en die er met het nodige verbaal geweld, zij het helaas anoniem, op los timmert. De actiegroep eist ‘365/0’ , waarmee gezegd wil zijn dat het 365 dagen per jaar 0 mag stinken.

Terwijl de clinch-gesprekken lopen, ligt er ook een aanvraag om de productie uit te breiden van 180.000 naar 400.000 ton (400kton) per jaar. Een oude visvoerlijn wordt afgebroken en vervangen door een grote lijn voor gewoon diervoer (waarvan er al drie waren). In de nieuwe situatie mogen de drie oude lijnen samen 252kton/y draaien en de nieuwe 148kton/y.
Voor de nieuwe lijn en voor de productieverhoging is een omgevings-
vergunning aangevraagd. De ontwerp-beschikking ligt van 26 juni t/m 6 augustus 2015 ter inzage (dus voor een deel in de zomervakantie). Ik heb die ontwerp-beschikking bestudeerd.
coppens_diervoeding-1
Het is verstandig hier wat relativerende voorbehouden te maken. De vele bijlagen zijn niet digitaal toegankelijk. De berekeningen zijn niet te controleren, ik ken het bedrijf niet van binnen en heb geen ervaring in de branche. De werkelijkheid kan dus straks blijken af te wijken van het papieren model – overigens ook de goede kant op.

Voor diervoedingbedrijven geldt op de eerste plaats landelijke regel-
geving, de Bijzondere Regeling A3 Diervoeding, die is opgenomen in de Nederlandse Emissie Richtlijn (NeR/BRD). Daarnaast geldt er een provinciale verordening (dd 3 nov 2011) ‘Beoordeling geurhinder omgevings-
vergunningen industriële bedrijven’. (voor alle duidelijkheid: voor bedrijven geldt dus een ander wettelijk kader als voor veehouderijen).

Coppens wil de afzuiging van de vier productielijnen samenvoegen en laten uitkomen op een schoorsteen, die verhoogd wordt tot 65m. De nieuwe lijn (waarvoor de strengere criteria voor een nieuwe situatie gelden) krijgt een koude oxidatie-inrichting die 80% of meer van de stinkende stoffen wegvangt. Als extra is afgesproken dat die inrichting overcapaciteit heeft, waardoor er tegelijk ook één van de oude lijnen op aangesloten kan worden. Dat gaat gebeuren als er varkensvoer doorheen gaat met zowat een kwart eiwit of meer. Dergelijk voer mag dan ook alleen maar op die ene lijn verwerkt worden.

Waarmee je in de discussie over de BBT’s komt. Officieel betekent dat de Best Beschikare Technieken, maar in praktijk betekent dat voor een deel ook Best Betaalbare Technieken. Bovengenoemde 80% kan best hoger. Die technieken zijn bekend en zeker in combinatie is het best mogelijk boven de 90% afvangen uit te komen. Maar met de branche is afgesproken dat dat normaal gesproken niet hoeft.
coppens_diervoeding-2
Nu kan men zich afvragen in hoeverre de situatie op het BZOB onder ‘normaal gesproken’ valt. Er staat meer op het BZOB-terrein dat stinkt en de buurt zou het in alle redelijkheid op een cumulatie van problemen kunnen gooien.
En omdat het bevoegd gezag (de provincie) wettelijk een zekere beleids-
vrijheid heeft, zou de provincie eisen kunnen stellen die de NeR/BRD te boven gaan. In zekere zin is het aanbod van Coppens om een van de bestaande lijnen aansluitbaar op de koude oxidatie-inrichting te maken een voorbeeld van zo’n bovenminimale voorziening.

Al met al verwacht de provincie dat door de hogere schoorsteen en de wettelijke en bovenwettelijke maatregelen de stank flink achteruit zal gaan, ondanks de productieverhoging. 365/0 zal het niet worden.

Hoewel ik de voorliggende vergunning zeer redelijk vind, kan ik mij voorstellen dat de omgeving probeert er extra bepalingen bij aan te duwen en te trekken, bijvoorbeeld 90% ipv 80% afvang en/of een nog hogere schoorsteen.
Maar niet alles valt te vangen in wetten. De stank is bijvoorbeeld afhankelijk van weer en windrichting, en van een professionale be-
drijfsvoering. Sommige dingen vallen alleen te verwoorden als een soort algemene achtervang-intentie, eventueel neergelegd in een convenant met omwonenden. Gezien de ervaringen in het verleden is dat een gevoelig onderwerp. Misschien moeten de omwonenden hier toch over hun eigen schaduw heen springen.

Ik heb mijn commentaar aan de Wijkraad ter beschikking gesteld.

Zie ook: Geurregelgeving rond industriële bedrijven in Brabant
en Geur Coppens