Actie tegen aansluitvoorwaarden Stadsverwarming Meerhoven wint hoger beroep – update

De Stichting Stadsverwarming Meerhoven heeft zijn zaak tegen stadsverwarmings-exploitant Ennatuurlijk in hoger beroep gewonnen. Op 04 april 2017 bepaalde het Gerechtshof in Den Bosch, dat de jaarlijkse aansluitbijdrage niet met de bewoners overeengekomen is, en ergo dat deze terugbetaald moet worden.
De bewoners betaalden hun aansluiting op de stadsverwarming langs twee routes. Ze hadden bij de koop van de woning een bedrag ineens betaald, en daarnaast bleken ze ook een bijdrage te betalen in het vastrecht (via een soort hypotheek-achtige constructie). Dat bleek pas jaren later.
Het Gerechtshof oordeelde dat de tweede route niet op deze manier georganiseerd had mogen worden. In het vaste taalgebruik van de sector mogen er slechts drie met name genoemde posten in het vastrecht zitten – en daaronder geen afbetalingshypotheek. Ook vond het Gerechtshof dat het in redelijkheid niet van de bewoners verwacht had kunnen worden dat ze in de gaten hadden hoe de structuur in elkaar zat.
Als het langs twee routes op te bouwen eindbedrag in deugdelijke constructies gegoten zou zijn geweest, had Ennatuurlijk het misschien wel mogen vragen. Het Gerechtshof heeft de vraag naar de rechtmatigheid van het bedrag onbeantwoord gelaten en het gelaten bij de onrechtmatigheid van de procedure. Wat dat bedrag ook moge zijn, Ennatuurlijk kan het niet meer vragen. Ennatuurlijk heeft dus een strop.

Overigens is Ennatuurlijk niet zelf de dader, maar de rechtspersoon die de dader Essent opvolgt.

De biomassacentrale in Meerhoven

Op 7 april bleek dat Ennatuurlijk cassatie gaat aangetekenen. Ennatuurlijk meent blijkbaar dat er een principiele rechtsvraag mee gemoeid is.
In zijn persbericht hierover zegt Ennatuurlijk, dat het Gerechtshof een uitspraak gedaan heeft in een zaak van drie bewoners die hun eigen huis gebouwd hebben (daarvoor lag de zaak juridisch het eenvoudigst en daarom had de Stichting deze drie als eerste laten proef-procederen), maar ‘dat het Gerechtshof zich niet uitgesproken heeft over situaties waarin de warmteaansluiting in bijvoorbeeld projectbouw is gerealiseerd.’ En dat zijn er veel meer.
Voor het persbericht van Ennatuurlijk zie www.ennatuurlijk.nl/particulier/nieuws/actueel/ennatuurlijk-gaat-in-beroep-cassatie-tegen-de-uitspraak-van-het-gerechtshof/ .
Voor de Stichting, zie www.stadsverwarming-eindhoven.nl/ .

Ik heb op deze site vaker over de stadsverwarming in Meerhoven geschreven. Zie bijv. Een informatieavond over de stadsverwarming in Meerhoven en Stadsverwarming Meerhoven: gefeliciteerd en toch gemengde gevoelens en De biomassacentrale Meerhoven en het overige Eindhovense biomassaprogramma .

Twee van de drie proefproces-personen krijgen €807 terug, een derde €1440 met wettelijke rente.
Ennatuurlijk runt in Eindhoven ruim 4000 huizen. Maar omdat de huizen in Meerhoven nieuw of nog nieuwer zijn, en omdat er het nodige verhuisd is en omdat een deel al op een schikkingsvoorstel ingegaan is, is het niet bij voorbaat duidelijk in hoeverre andere huishoudens in dezelfde positie zitten en wat uiteindelijk de financiele consequenties voor Ennatuurlijk zijn.

Ik had er een hard hoofd in dat de Stichting het hoger beroep zou winnen, maar dat viel dus mee. Ik ben er wel blij mee.
Ik ben een overtuigd aanhanger van de gedachte dat een toekomstige duurzame warmtelevering sterk zal leunen op collectieve arrangementen. De bestaande WKK’s zullen nog een tijd door functioneren en er zal, meer dan tot nu toe, een beroep worden gedaan op restwarmte, geothermie en warmteopslag. Ik ben dus voor stadsverwarmingen.
Tegelijk ben ik mij zeer wel bewust van het verzet ertegen. Dat is vooral gebaseerd op financiele gronden. De lijst “wantoestanden” die de Stichting op zijn site publiceert, bestaat bijna uitsluitend uit financiele wantoestanden.
Die kunnen reëel zijn. Onlangs is de Warmtewet geëvalueerd (zie De Warmtewet moet anders! ) en daarin staan met evenzovele woorden situaties beschreven, zoals die inMeerhoven tot ongenoegen leiden.
Als acties zoals in Meerhoven tot gevolg hebben dat de rechtspositie van aangesloten huishoudens verbetert, verzwakt dat tegelijk het contraproductieve ressentiment tegen de stadsverwarming als principe.

Schema van de stadsverwarming in Meerhoven

Zie verder Overwinning bij gerechtshof_04APRIL2017 .

Ik heb de actievoerders de volgende felicitatie gestuurd:

“Heren

    gaarne feliciteer ik de actievoerders in Meerhoven met hun overwinning bij het Gerechtshof. Ik vind het prima dat bewoners niet met zich laten sollen en daarbij gelijk krijgen. Ik moet er eerlijk bij zeggen dat deze overwinning mij niet bij voorbaat een gelopen race leek.

Ik hoop dat Ennatuurlijk geen cassatie aantekent.

Naar mijn mening zal een toekomstige duurzame warmtevoorziening sterk rusten op collectieve arrangementen. De bestaande stadsverwarmingen zullen hun rol als WKK-systeem nog geruime tijd vervullen en nieuwe collectieve arrangementen, op uiteenlopende schaalgroottes, zijn nodig voor grotere WKO-systemen, inzet van restwarmte en geothermievoeding. Ik heb er het nodige over op mijn site staan.
Mede hierom ben ik blij met deze overwinning. De acceptatie van collectieve vormen van warmtelevering zal verbeteren als de financiele condities beter worden. Daaraan draagt deze overwinning mogelijk  bij, hoewel een eerste blik op het vonnis erop wijst dat er vooral situatiespecifieke overwegingen aan ten grondslag liggen die niet overal hoeven te gelden.

Ik vind dat deze betere rechtspositie geborgd moet worden door een aanpassing van de Warmtewet in het voordeel van bewoners, eventueel met vormen van subsidiering zoals die ook bij andere vormen van duurzame energie gebruikelijk zijn.

Met vriendelijke groeten

Bernard Gerard”

 

Geothermie op de TU/e

Tijdens het programma Energy Days van de TU/e komen er vaak interessante informatiemiddagen voorbij. Op 23 maart 2017 ging het over geothermie.
De sprekers waren

  • Brice Lecampion van de Universiteit van Lausanne, die vooral over de geothermische productie van elektriciteit sprak
  • Lydia Dijkshoord van RVO.nl (een agentschap van het Ministerie van economische Zaken) over het overheidsbeleid inzake warmte
  • Martijn van Aarssen van de onderneming IF Technology over de praktijk in Nederland
    Ik maak gebruik van enkele van hun afbeeldingen.

Onderverdeling
Er bestaan nogal wat misverstanden over dit onderwerp. Vandaar eerst een indeling:

Geothermie_indeling naar diepte en techniek
  • Storage versus productie. Bij Storage stopt de mens de hoofdmoot van de warmte in het systeem (wat niet uitsluit dat er van onderaf ook wat warmte uit de aarde zelf bij komt).
    Een Ground Source Heat Pump wordt bij ons aangeduid als Warmte-Koude Opslag (WKO) (zie bijvoorbeeld https://en.wikipedia.org/wiki/Geothermal_heat_pump )
    Bij BTES wordt warmte opgeslagen in een boorgat, bij ATES in een aquifer (een watervoerende laag)
    Bij alle “Storage” geldt de basiswet dat wat je er ’s winters uit haalt evenveel moet zijn als je er zomers instopt (afgezien van natuurlijke aanvullingen en verliezen).
    Bij de andere categorieën komt de warmte uit de aarde zelf (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Aardwarmte ).
  • Productie van alleen warmte versus productie van warmte en elektriciteit.

Het is een kwestie van definitie of je Storage-technieken onder het trefwoord “geothermie” laat vallen. Ik zou het zelf niet doen, maar de ondernemingen die zich ermee bezig houden gebruiken dezelfde graafmachines en boren voor beide categorieën, dus laat maar zitten.

De TU/e heeft een ATES:

Het ATES-systeem van de TU/e

De techniek
De indeling is in open en gesloten systemen.

Bestaande systemen in Nederland

Een gesloten systeem is een grote WKO-inrichting. De vloeistof blijft in de buis.
Een klein open systeem (midden) is ook een WKO-inrichting. De warmte komt in hoofdzaak van de mens. De TUe-inrichting zit in deze categorie.
De rechtse inrichting is een geothermische bron in strikte zin.

Merk op dat in alle gevallen er sprake is van collectieve warmtelevering aan een middelgroot tot groot aantal woningen, of aan een grote commerciele of diensten-afnemer.
Mijns inziens is de toekomst aan de collectieve warmtelevering (en niet alleen vanwege de geothermie).

Een combinatie van een buis waarin het koude water omlaag gaat, en een waarin het warme water omhoog gaat, heet een doublet (dus midden en rechts). Het water wordt uit de koude buis geperst en verspreidt zich in de ondergrond, waarbij het de temperatuur van die ondergrond aanneemt en die ondergrond afkoelt. Een deel van het water bereikt de andere warme buis en stijgt daarin op om boven de grond zijn warmte als nuttige buit af te geven.

Horizontale dwarsdoorsnede van de bodem bij een doublet

Water kan alleen maar door steen kruipen als die steen van zichzelf doorlatend is (bijv. zandsteen), of met fraccen doorlatend gemaakt wordt. Die doorlatendheid is in Nederland de belangrijkste bepalende voorwaarde.
Fraccen bij geothermie is minder erg dan bij schaliegas.

Potentieel
Er bestaat geen duidelijke geofysische bovengrens aan de hoeveelheid opslag, wel praktische (het warme water kan wegstromen of komt in de boorpijp van de buurman).

Er bestaat in principe wel een geofysische grens aan aardwarmte. De warmtestroom vanuit de diepte is in Nederland gemiddeld 63mW/m2 (in goede gebieden 10 a 20 meer). Als de geothermische inrichtingen in strikte zin steady state zouden functioneren, zou dat 2,0TJ/jaar*km2 opleveren, opgeteld over het hele Nederlandse landoppervlak 68PJ/jaar.
Maar in praktijk functioneren ze niet steady state. Een inrichting haalt de aardwarmte sneller uit de grond dan de dieptes die terug aan kunnen vullen. Macro redenerend kun je daar een tijd mee bezig blijven. Met de kletsnatte vinger schattend, heeft zich onder elke vierkante meter in Nederland tot 4 km diepte een voorraad opgebouwd van 0,5TJ, dus onder het hele Nederlandse landoppervlak van 17*10^21 J. Als je, zoals TNO, meent dat je technisch/economisch in heel Nederland 850PJ/y kunt winnen, zou je op papier 20000 jaar vooruit kunnen. De tijd die de aarde nodig heeft om die hoeveelheid warmte aan te vullen is ongeveer 12* zo lang. Strikt genomen is geothermie, indien vormgegeven volgens TNO, dus een eindige bron.
In praktijk is geothermie nog veel eindiger dan hier aangegeven, omdat steen een slechte warmtegeleider is. Daardoor koelt een beperkt gebied rond de winlocatie veel sneller af dan het gemiddelde, waarop bovenstaande schatting gebaseerd is. Een praktische levensduur van de doublet is bijvoorbeeld 30 tot 50 jaar. Daarna moet je ergens anders boren en enkele eeuwen wachten tot de vorige bron weer opgewarmd is.

(Groei van geothermie in Nederland; 100GWh = 0,36PJ; dus in 2015 2,4PJ).
Concessiegebieden voor geothermie in Nederland

Voor welk probleem een oplossing?
In praktijk is geothermie in Nederland vooral een warmtebron.
Er is in Nederland een forse warmtevraag. Eenieder, die zich er voor inzet om woningen van het aardgas af te halen, zou eigenlijk ook een idee moeten hebben waar de nodige warmte dan wel vandaan moet komen. Het is in deze makkelijker om ergens tegen te zijn dan ergens voor te zijn.

De Nederlandse energiebalans ziet er uit als hieronder (dd 2015, RVO). Reken hier Brabant in goede benadering als 1/7 deel van Nederland.

Energiebalans van Nederland in 2015

Het warmtedeel binnen die energiebalans ziet er na uitvergroten zo uit:

Warmtevraag in Nederland dd 2015

Voor de duidelijkheid: wat in de energiebalans ‘conversion losses’ heet, is ook warmte, maar dan onbedoeld. In de volksmond afvalwarmte, bijvoorbeeld van elektriciteitscentrales. Het zou goed zijn daarvan een groter deel te gebruiken om aan de warmtevraag te voldoen, maar dit terzijde want het is geen geothermie.
De post ‘heat’ van 1255PJ is bedoelde warmte. Een massaal woningisolatieprogramma zal dit getal wel kleiner maken (met name de post onder de 100°C), maar zeker niet tot nul.
Geothermie kan een bijdrage leveren aan de warmtevraag. Onderstaand schema is een voorbeeld:

Mogelijke organisatie van een lage-T warmteleveringssysteem


Elektriciteit maken
In die delen van de wereld waar vulkanische verschijnselen voorkomen, wordt al decennia stroom opgewekt met geothermie, zij het dat dat nog steeds maar een klein deel van alle opgewekte elektriciteit is.
In Nederland zit je dan al gauw dieper dan 4 km en moet je fraccen.
Een schema dat tegenwoordig sterk in de belangstelling staat is de “binary cycle plant”. Het hete water wordt niet zelf stoom, maar staat via een warmtewisselaar de warmte af aan een gesloten secundair circuit dat gevuld is met een vloeistof met een laag kookpunt. De turbine zit op dat secundaire circuit.
De restwarmte wordt geleverd aan een stadsverwarming (zonder welke het project geen kans maakt en onverantwoord is, volgens Lecampion).

Een geothermische binary cycle-plant voor de productie van elektriciteit en warmte

 

TNO ontwikkelt warmtebatterij op basis van het hydrateren van zouten (update)

Er is behoefte aan opslagsystemen die een overschot aan warmte zomer kunnen opslaan en in de winter kunnen vrijmaken.
Die bestaan al. Warmte-Koude Opslag in de bodem is een voorbeeld, Ecovat in Uden doet het met grote watertanks en ook het Mijnwater-project in Heerlen is op dit gebied actief (zie ook Warmte in Brabant en het Mijnwaterproject )

“TNO is er, met Europese wetenschappelijke partners en bedrijven, als eerste in geslaagd een batterij te ontwikkelen die zonnewarmte in de zomer opslaat door middel van het hydrateren en dehydrateren van zouten. Het prototype is ontwikkeld en daarmee is een grote stap voor commerciële ontwikkeling gezet.” Zo begint een bericht van TNO (maart 2017) op zijn website ( de oorspronkelijke link bestaat niet meer . Nieuwe links zie onderaan dit artikel in de update).

Ook op de website van TNO, maar gedateerd 16 sept 2016, staat een interview met Huub Keizers, programmamanager Energie in de bebouwde omgeving. Dit is te vinden op https://time.tno.nl/nl/artikelen/zomerwarmte-voor-in-de-winter/ . Dit interview legt aan leken in begrijpelijke taal uit hoe het systeem werkt.

— – – –
Zomerwarmte voor in de winter

1. Wat is een warmtebatterij?
“Zoals een gewone batterij stroom opslaat, zo slaat de warmtebatterij warmte op. Zo kan zomerwarmte worden opgeslagen om er winterkou mee te verdrijven. TNO werkt in het internationaal consortium MERITS aan de ontwikkeling van een prototype van een warmtebatterij, die geschikt is voor woningen.”

2. Hoe werkt het?
“Het hart van de warmtebatterij is een groot vat gevuld met zout. Voor de liefhebbers: bij het systeem van TNO gaat het om natriumsulfide, een materiaal dat goedkoop is en ruim voorradig. Laden en ontladen van de batterij gebeurt op basis van hydratatie. De warmte die de batterij inkomt, droogt het zout. Wanneer later water wordt toegevoegd, komt de warmte weer vrij. Dit heet thermochemische opslag. Het invangen van de warmte kan bijvoorbeeld met zonnecollectoren, zoals mensen ze nu al op hun huis hebben liggen. De warmte die weer uit de batterij komt, is te gebruiken om water in een boiler op te warmen. Het warme water kan dan worden gebruikt voor de centrale verwarming of als warm water.”

“Het hart van de warmtebatterij is een groot vat gevuld met zout. Voor de liefhebbers: bij het systeem van TNO gaat het om natriumsulfide, een materiaal dat goedkoop is en ruim voorradig. Laden en ontladen van de batterij gebeurt op basis van hydratatie. De warmte die de batterij inkomt, droogt het zout. Wanneer later water wordt toegevoegd, komt de warmte weer vrij. Dit heet thermochemische opslag. Het invangen van de warmte kan bijvoorbeeld met zonnecollectoren, zoals mensen ze nu al op hun huis hebben liggen. De warmte die weer uit de batterij komt, is te gebruiken om water in een boiler op te warmen. Het warme water kan dan worden gebruikt voor de centrale verwarming of als warm water.”

3. Waar is een warmtebatterij voor nodig?
“We werken aan een toekomst waarin huizen geen energie meer verbruiken, maar zelfs energie opleveren. Het gaat dan om goed geïsoleerde, prettig leefbare en gezonde huizen, die beschikken over systemen om energie op te wekken. Dat zijn bijvoorbeeld zonnepanelen voor stroom en zonnecollectoren voor warmte. Om een huis echt energieneutraal te maken, is de opslag van energie essentieel – ook over de seizoenen heen. Bij duurzame energie zijn vraag en aanbod namelijk niet goed op elkaar afgesteld: op zonnige zomerdagen is de productie hoog en het verbruik laag, op donkere winterdagen is dat omgekeerd. Met een warmtebatterij is het overschot van de zomer ’s winters in te zetten.”

4. Wat doet TNO?
“TNO is een van de deelnemers aan het Europese samenwerkingsproject MERITS. Doel van het project is het aantonen van de technische haalbaarheid van de warmtebatterij. Behalve wetenschappers en onderzoekers van instellingen als TNO werken er ook industriële partners en het MKB mee. Het projectteam heeft een prototype gebouwd, dat nu naar Nederland komt. De technologie werkt, nu gaat het om het marktrijp maken. De komende jaren werken TNO-onderzoekers aan de verfijning van het ontwerp. Er is nog een belangrijke slag te maken om het systeem compacter te maken. Bijvoorbeeld door de energiedichtheid van het zout te verhogen en de toe- en afvoer van warmte en vocht te verfijnen. Hoe beter je dat doet, hoe kleiner het systeem wordt. Ook de levensduur en stabiliteit zijn belangrijk: de module moet probleemloos honderden keren kunnen laden en ontladen. Het belangrijkste doel is nu om de warmtebatterij kleiner te maken, liefst tien keer zo compact. Met de huidige efficiëntie zou de warmtebatterij namelijk nog te groot zijn voor in huis. We willen toe naar maximaal drie kubieke meter, zodat de batterij bijvoorbeeld in een kelder of kruipruimte past.”

5. Hoe verhoudt de warmtebatterij zich tot andere vormen van energieopslag?
“De compactheid is een voordeel; het zout kan veel energie bevatten. Nu gebruiken tuinders waterbassins om restwarmte in op te slaan. Dat werkt ook, maar dan heb je grote volumes nodig. Een ander voordeel van de warmtebatterij is dat eenmaal opgeslagen warmte niet ‘weglekt’, wat bijvoorbeeld bij de opslag van warmte in warmwaterbassins en stroom in gewone batterijen wel gebeurt. Dat betekent dat de warmte maanden opgeslagen kan blijven. Er is markt voor allerlei vormen van energieopslag, de warmtebatterij is een van de kleuren op het palet. Energieopslag zal altijd maatwerk zijn: wat in het ene huis werkt, kan niet in een ander huis, of werkt alleen goed bij opschaling naar wijkniveau.  (…)

6. Wanneer is de warmtebatterij te koop?
“We hopen over zes jaar een product op de markt te hebben voor ‘early adopters’. Het is echter nog te vroeg om te praten over de terugverdientijd van de warmtebatterij. Dat hangt van zoveel factoren af. Maar het is duidelijk dat de prijs dusdanig moet zijn, dat het voor huiseigenaren interessant is. De verdere ontwikkeling van de warmtebatterij van TNO gebeurt onder andere binnen het Meerjarenplan Compacte Conversie en Opslag en het Europese project CREATE. TNO stopt dus veel energie in de warmtebatterij, om die – geheel in stijl – later terug te zien in een vernieuwende technologie voor de bouw- en energiemarkt.”

– – – – – –

Warmtebatterij TNO

Enkele punten van commentaar van mijn kant. (zie ook Warmte in Brabant en het Mijnwaterproject )

Zoals Keizers terecht zegt, zijn er verschillende vormen van seizoenoverstijgende vormen van warmteopslag, en is maatwerk nodig. Ik doe dan ook geen uitspraak over de kansen en bedreigingen van de ene opslagvorm versus de andere.

TNO streeft er naar het systeem onder de 3m3 te krijgen (maar dat is het nog niet), maar zelfs 3 kuub is voor een individuele woning al veel. Bovendien komen er waarschijnlijk extra voorzieningen bij, bijvoorbeeld aanvullende verwarming voor tapwater.
In een nieuwbouwwoning kan men misschien nog om een tank van 3 kuub  heen bouwen (plus toebehoren), maar ik zie in een bestaande woning nog niet zo’n tank geïnstalleerd. Bovendien is het de vraag hoeveel dat allemaal kost.
Keizers zegt dan ook terecht dat het systeem mogelijk alleen werkt bij opschaling tot wijkniveau. Het zou dan een rol kunnen spelen bij een stadsverwarmingssysteem.
Ik zie dit verhaal als de zoveelste aanwijzing dat de verduurzaming van de bestaande woningbouw om nieuwe vormen van centrale warmtelevering zal gaan vragen.

De container op de afbeelding, waarin TNO zijn opslagtanks ondergebracht heeft, wordt verwarmd met een zonnecollector. Die wijze van verwarming is echter niet essentieel voor het project. Elke warmtebron kan ingezet worden, bijv. ook geothermie, restwarmte van bedrijven, overtollige elektriciteit uit PV-systemen, enz. Dat maakt de bruikbaarheid van het systeem groter.

Thermochemische opslag van warmte (TNO), gebaseerd op CaCl2 . De afbeelding is downloadbaar op de eerste van bovenstaande websites (onderaan).

Update dd 09 mrt 2021

Sinds de publicatiedatum maart 2017 is TNO een eind verder. De webpagina’s www.tno.nl/nl/tno-insights/artikelen/een-warmtebatterij-voor-in-huis-compact-stabiel-en-betaalbaar/ en www.tno.nl/nl/over-tno/nieuws/2020/9/doorbraak-in-ontwikkeling-warmtebatterij-voor-woningen/ geven de nieuwere informatie.
TNO is erg tevreden over de ontwikkelingen. TNO is er, naar eigen zeggen, nu in geslaagd de opslagdichtheid te verdrievoudigen naar 0,35 GJ/m3, en dat is een primeur en wereldrecord.

Een woning-exemplaar zou de grootte hebben van ongeveer een koelkast.

Bij deze reactie komt warmte vrij. Het prototype dat TNO binnen het Europese OPZuid-project SSUSG (Sustainable Selfsupporting Urban Smart Grid) met partners heeft ontwikkeld, bestaat uit twee thermisch geïsoleerde modules met compartimenten voor het zout en voor het te verdampen of condenseren water. Het laden en ontladen van de warmte kan op deze manier in een compact apparaat dat makkelijk in een woning past. 
De door TNO ontwikkelde batterij kan warmte zowel voor korte periodes als voor een heel seizoen opslaan. Zo kan in de zomer opgewekte energie worden opgeslagen en gebouwen in de winter verwarmen en van warm water voorzien. Bovendien kan de batterij tevens elektrische energie in de vorm van warmte opslaan.
” aldus TNO op bovenstaande webpagina dd 09 september 2020 .

Het product van TNO is interessant, maar ik waag mij op deze site niet aan technische adviezen. Of een warmtebatterij in een concrete woning mogelijk en zinvol is, hangt van meer af dan alleen maar de batterij zelf. Zoals isolatie, leidingen, woningtype, warmteanabod en dergelijke. De warmtebatterij moet passen in een groter geheel.

Welwillend, maar afhoudend antwoord op brief over warmteplan Kempervennen – update 20feb2017

De energiemanager, Wilbert Hermans, van de landelijke organisatie Centerparcs heeft Milieudefensie geantwoord op de brief over een warmteplan voor zijn vestiging Kempervennen in Bergeijk. De afvalwarmte van skihal Montana (een zelfstandige onderneming) zou ingezet moeten worden in de naastgelegen Kempervennen-faciliteiten. Zie het eerdere artikel Milieudefensie in Open Brief aan Kempervennen: maak een warmteplan!

Montana Snowcenter op het Kempervennenterrein in Westerhoven (Bergeijk)

Een dergelijk plan is al eens besproken in november 2015, zegt Hermans. Er zijn echter nogal wat mitsen en maren, zoals de onderlinge
afstand, de benodigde temperaturen, de kosten van een backup-voorziening en de kosten van verbouwing in een draaiend park.
Daardoor is het nog niet tot realisatie gekomen, maar wat niet is, kan in gewijzigde omstandigheden nog komen.

Centerparcs wil in 2020 20% energie bespaard hebben t.o.v. 2010, en zat eind 2016 op een tussenstand van 12,5% (dus ongeveer op koers).
De vergelijking met Landal (een klein prikje) gaat men graag aan.

Voor de volledige brief zie brief kempervennen-antwoord 09 jan 2017

Luchtfoto Kempervennen

Commentaar.
Wat Hermans zegt, is niet absurd. Het zijn de gebruikelijke problemen bij warmte-investeringen.
Technisch zijn de problemen oplosbaar. Met warmtepompen zijn temperaturen van elk niveau naar elk niveau op te fokken. Er worden met warmteleidingen veel grotere afstanden overbrugd dan van de skihal naar de Kempervennen, hoewel dat op een gegeven moment onpraktisch wordt.
Het is vooral een financieel verhaal. Daarmee geldt voor Centerparcs wat voor veel andere ondernemingen ook geldt, nl dat in praktijk alleen hele korte terugverdientijden tot investeringen leiden.

Overigens bestaan er voor het bedrijfsleven de verplichtingen van het Aktiviteitenbesluit en het systeem van MJA-subsidies. Ik ga daar voor Milieudefensie, samen met iemand anders, daar eens rustig op zitten studeren.

Het resultaat van dat rustig nadenken is dat ik voor MilDef een nieuwe brief aan Center Parcs geschreven heb met waardering voor de positieve grondtoon van het antwoord, maar met een aantal kritische vragen. De brief is hier Montana_brief aan Hermans (CPE) met vragen_16 febr2017 te vinden.
Aangedrongen wordt op een Energie Prestatie Keuring, zoals die  elders in het bedrijfsleven ook gepraktiseerd wordt. Verder wordt gemeld dat de relatief lage impact, die het gebruiken van restwarmte op het landschap heeft (vergeleken met all electric)in het belang van Center Parcs is.
de vraag over de vijf jaar-termijn staat erin omdat de Wet Milieubeheer eist dat investeringen met een kortere terugverdientijd dan 5 jaar verplicht zijn. Overigens hebben restwarmteprojecten vaak ene langere terugverdientermijn.

Duurzame energie kan zeer grote impact krijgen op het Brabants landschap

Inleiding over grootschalig en kleinschalig
Mensen houden zich vooral bezig met kleine, individuele energieprojecten in de eigen omgeving. Zo  hoort het, vinden ze en daarbij hoort logischerwijs de opvatting dat duurzame energieprojecten bottom-up
ontwikkeld horen te worden en dat energiecoöperaties en vergelijkbare stichtingen de maat der dingen zijn.

Dat kan tot draagvlak leiden, maar niet tot grote getallen. Het PBL heeft becijferd dat de gezamenlijke Nederlandse energiecoöperaties tot 2020 enkele PJ toe zullen voegen aan het duurzame energiepakket, terwijl het totale Nederlandse energiebudget ca 3200PJ is. Die paar PJ is misschien een onderschatting, maar dan nog halen wij de Klimaatovereenkomst van Parijs er niet mee.

Wie het Parijse klimaatakkoord als uitgangspunt neemt, praat over getallen die minstens enkele honderden maal de gezamenlijke energiecoöperaties zijn, en denkt dus macro. Ik denk zelf meestal macro. ‘Macro’ is alleen te behappen voor kapitaalkrachtige, professionele organisaties die sinds de (door mij betreurde) privatisering van de op NUTS-basis geschoeide energiemaatschappijen allemaal in particuliere handen zijn. Ik zou willen dat er weer een grote publieke energie-
maatschappij kwam.
Mede omdat ze particulier zijn, worden die grote organisaties als NUON of Raedthuys als boemannen gezien die, dwars tegen de bevolking in, hun grote projecten willen doordrukken (zie bijv. het 100MW- windproject langs de A16).

De twee invalshoeken moeten op een of andere manier in elkaar gaan grijpen. Goede participatieregelingen en idem afspraken zijn essentieel.

De ruimtelijke effecten van windturbines en grote zonneparken laten dezelfde tweedeling zien.
Eén turbine in de onmiddellijke leefomgeving is vooral een leefbaar-
heidsprobleem.
Van de ruimtelijke effecten van duizenden turbines en honderden hectares zonnepark, kunnen slechts weinigen zich een voorstelling vormen, zelfs niet bij Brabantse natuur- en milieuorganisaties. Men heeft geen idee van de maat en de schaal van de installaties, die nodig is om Nederland in 2050 voor 80 tot 95% minder CO2 te laten produceren dan in (bijv.) 2014.

De provincie begint er over na te denken
Beleid begint logischerwijs bij Rijk en provincie. De provincie Brabant (waarover ik van nu af spreek) is begonnen de kennisleemte te vullen met de publicatie van bureau Posad “Gebiedsstrategie Duurzame Energieopgave provincie Noord-Brabant” (sept 2016). Eventueel bereikbaar via https://metropoolregioeindhoven.nl/thema-s/ruimte-voor-energie en dan doorklikken.
Brabant Kennis heeft een interactief publieksdocument van gemaakt waar op een wat levendiger manier hetzelfde in staat http://brabantkennis.nl/energie-in-zicht/ .

Van nu af bespreek ik het werkstuk van Posad.

De Brabantse energievraag

Finaal Energetisch Verbruik Brabant 2050

Na de goedbedoelende, maar technisch zwakke documenten “Brabantse Energie Akkoord” en “Provinciale Uitvoeringsagenda Energie” ligt er nu voor het eerst een document dat probeert te starten vanuit een kwantitatieve analyse die te volgen is (hoewel niet vlekkeloos). Aangegeven is het Finaal Energetisch Verbruik van heel Noord-Brabant.
Aangenomen wordt dat in de autonome ontwikkeling de energievraag van 290,5PJ in 2014 zou stijgen naar 319,9PJ in 2050. Maar er wordt een besparingsprogramma opgezet, waardoor de energievraag in 2050 244,5PJ is (denkt men). De  besparing, en alle deelbesparingen, worden gegeven als (2050 zonder) minus (2050 met besparing). Totaliter dus 319,9-244,5PJ = 75,3PJ.

Aan die besparing (die ik nogal laag ingeschat vind) liggen aannames ten grondslag.
Vervolgens worden scenario’s bedacht die, bij elkaar opgeteld, tot die 244,5PJ aan duurzame energie komen. Ook daaraan liggen aannames ten grondslag. Ik kom op beide terug.

Dat lukt net als men in alle scenario’s de maximale variant neemt (conclusies blz 43). Je komt dan uit op:

Maximale opbrengst windturbines 7,58MW Brabant

Windenergie 142,4PJ, opgewekt door 2270 turbines van 7,58MW per stuk (ter vergelijking: Brabant moet 470MW uitvoeren van het landelijke 6000MW – programma, en dat gaat na voltooiing 3,6PJ per jaar opleveren)
Zonne-energie 70,9PJ, waarvan 9,1PJ opgewekt op het 37km2 dak (effectief wordt geacht te zijn 18% van alle dak), 4,4PJ op stortplaatsen, en 57,3PJ in parken van samen 143km2 groot (ter vergelijking: in 2015 wekte de zon aan stroom en warmte in Brabant 0,9PJ op)
Geothermie en restwarmte 17,9PJ , opgewekt als 7,8PJ bij woningen en 10,2PJ bij kassen, en wat industrie)
Biomassa 24,8PJ, opgewekt uit 6,6PJ covergisting en 18,2PJ monovergisting van mest (9.3 miljoen ton rundermest, 10,6 miljoen ton varkensmest, en nog zo het een en ander)

Totaal geeft dit (142,4+70,9+17,9+24,8) = 256PJ (en niet 253PJ, zoals Posad zegt).

Maximaal potentieel biomassa

Biomassa naar bronnenhoeveelheid

Behoorlijk heftig, maar wat waren de gebruikte aannames?
Dit op te splitsen in technische aannames enerzijds en afbakenende keuzes anderzijds.

Er zijn technische aannames t.a.v. de omrekening van een oorzaak in een opbrengst (bijv. wind in PJ), en t.a.v. het besparingsprogramma.
Aan de eerste heb ik niet echt gerekend. Op het oog klopt het allemaal redelijk en de kengetallen komen ongeveer overeen met wat ik zelf ook gebruikt heb bij eigen schattingen (zie Hoe 14% duurzame energie in Brabant in 2020 haalbaar is ).
In het besparingsprogramma worden enkele merkwaardige keuzen gemaakt.
Zo waardeert Posad de bestaande Brabantse woningen slechts tot label B op en beweert dat label A-woningen minder besparen dan label B-woningen (minder gas, maar onevenredig meer stroom). Dat laatste
lijkt me sterk. Maar het is typisch dat de provincie al jaren op het Nul Op de Meter-scenario tamboereert, terwijl er nu een zeer relevant document ligt namens diezelfde provincie, dat geen woord wijdt aan diezelfde Nul Op De Meter-woningen.
Het bespaartempo bij de industrie wordt op 1% per jaar gezet (dus t.o.v. het autonome groei-scenario), wat naar mijn smaak laag is, maar bovendien onjuist uitgerekend wordt. 36 jaar lang 1% eraf betekent *0,696, maar doe ik dat met het autonome ontwikkeling-gebruik in 2050, dan kom ik nog op een lager getal uit dan Posad geeft. Volgens de eigen systematiek zou de industrie in 2050, na besparing, nog 68PJ nodig hebben en geen 77PJ.
Verder rijdt bij Posad in 2050 alleen personenauto’s elektrisch. Over bussen en vrachtauto’s wordt niets gezegd.
Volgens mij onderschat Posad de mogelijke besparing met zeker 10 a 20PJ (dus van 244,5 moet 10 a 20PJ af).

Maar de grootste impact hebben de afbakenende keuzes.
Dat zijn er twee.
– op de eerste plaats dat Nederland als geheel autarkisch moet zijn op energiegebied. Dat heeft zich gaandeweg tot een soort dogma ont-
wikkeld, maar waarom eigenlijk? Nederland importeert nu ook grofweg de helft van zijn energie. Waarom zouden we geen zonneenergie importeren uit Marokko of Spanje of Griekenland? Is de EU ook nog eens ergens goed voor.
– dat Brabant binnen Nederland autarkisch moet zijn. Alle Posad-scenario’s spelen zich geheel binnen Brabants grondgebied af.
Biomassastromen kunnen alleen binnen de provincie benut worden, hetgeen, gegeven de hoeveelheden veevoer uit verweggistan, nogal vreemd klinkt. Mag van Posad ook het veevoer niet meer van buiten Brabant komen? Klinkt te mooi om waar te zijn.

Maar het kwantitatief belangrijkste effect is dat wind op zee niet meegenomen wordt. “Brabant energieneutraal” is geen doel op zich, maar een middel. Het doel is “Nederland energieneutraal”. Dus mag men, naar mijn smaak, zo’n 15% van de geschatte opbrengst van het nu lopende 4450MW-programma op zee (binnenkort goed voor zo’n 50PJ) aan Brabant toerekenen. Scheelt weer 7 tot 8PJ.
Nog veel meer zoden aan de dijk zet het revolutionaire Energetic Odyssey-voorstel (nog niet meer dan een voorstel) om met de gezamenlijke Noordzeelanden 25000 windturbines op de Noordzee te bouwen (zie www.hnsland.nl/nl/projects/2050-energetic-odyssey en www.bjmgerard.nl/?p=4244 ). Die zouden samen goed moeten zijn voor ca 90% van de elektriciteitsproductie van de deelnemende landen, zijnde ongeveer 1/3 deel van de totale energiebehoefte.
De Provincie zou zich er met kracht voor moeten inzetten dat dit project zo snel mogelijk gerealiseerd wordt. Dat zou het totale Brabantse plaatje van de elektriciteitsopwekking veel beter te behappen maken. De gezamenlijke milieuorganisaties en de progressieve politieke partijen zouden zich achter dit Odyssee-plan moeten scharen.

Warmte en biomassa en de resterende elektriciteitstaak
Zelfs als de elektriciteitsproductie, zoals in het Odyssee-project, grotendeels op zee zou plaatsvinden, dan blijft er nog steeds een formidabele taak over.

Aan elektriciteit moet er nog steeds 20 a 25PJ op het Brabantse land opgewekt worden. Zelfs dat is nog een forse nieuwe taak.

127,2PJ van het totale Brabantse 290,5PJ-budget (44%) bestaat uit warmte, meestal afkomstig uit aardgas dat er straks niet meer is. Daar zal iets mee moeten gebeuren.
Dat Posad inzet op biomassa, waarvan het meeste in de vorm van mestvergisting, is dan ook principieel te volgen. Ik heb er zelf ook voor gepleit. Wat niet meteen te beoordelen is, is op hoeveel dieren de schattingen gebaseerd zijn. Als dat de huidige veestapel is, is er een probleem want die is veel te groot. Als dat (bijvoorbeeld) driekwart van de huidige veestapel is, kan daar, wat mij betreft, over nagedacht worden. Hier passen geen reflexmatige afwijzingen.
Het biomassadossier is ingewikkeld en veel hangt met veel samen. Iemand die er verstand van heeft, zou eens vanuit dat vertrekpunt naar de Posad-studie moeten kijken.

Verder verdient de toekomst van de collectieve warmtelevering veel meer aandacht van milieuorganisaties en progressieve partijen. In de toekomst zal collectieve warmtelevering (WKO, groen of hydrolysegas, en restwarmte en geothermie) een veel belangrijker rol spelen dan nu. Zie onder andere CE rekent klimaatneutrale warmtevoorziening woningen door voor 2050

Biomassaprojecten en collectieve warmteprojecten zijn visueel veel minder overheersend dan elektriciteitsprojecten als wind en zon. Het is in het belang van het landschap om die hoger te waarderen.

Nieuw verhaal nodig rond energietransitie en een prijsvraag

Wetenschappers weten heel goed uit te leggen waarom klimaatverandering een probleem is, en de energietransitie nodig. Daarover geen kwaad woord.

Alleen, op zichzelf helpt dat niet. Het wordt tijd voor verhalen waarin creatieve mensen met een missie verhalen gaan bedenken hoe de energietransitie wel kan.

Binnen mijn zeer geringe mogelijkheden probeer ik dat ook, maar dat blijft teveel wetenschap en bijgeloofbestrijding, en teveel industriële veeteelt en achterlopende overheden. Wat ik maak is in elk geval geen kunst. Helaas.

Maarten Hajer, hoogleraar Urban Futures en oud-directeur van het Plan Bureau voor de Leefomgeving (PBL) pakt het grootser aan. In de NRC van 07 jan 2016 stond een groot interview rond twee thema’s (zie www.nrc.nl/nieuws/2017/01/06/er-is-een-nieuw-verhaal-nodig-om-mensen-te-prikkelen ):

  • De toekomst van de Rotterdamse haven als Duitsland straks geen fossiele brandstof meer via Nederland invoer,
  • Een prijsvraag over de postfossiele stad in de toekomst

Hajer in het interview geciteerd:”We zijn in een nieuwe fase van de klimaatpolitiek gekomen. Je hebt een nieuw klimaatverhaal nodig, waarbij iedereen in de samenleving weer perspectief krijgt. Voor zijn bedrijf, voor zijn huishouden, voor zijn benzinestation. Voor die verbeeldingskracht ben je bij de huidige wetenschap aan het verkeerde adres, die doet daar niet aan. De verbeelding is het domein van de kunst, van de creatieven, van de sciencefiction fictionschrijvers.” . De opsomming is niet limitatief bedoeld, eigenlijk mag iedereen.

Het eerste thema, dat van Rotterdam en de Noordzee, heet de Energetic Odyssey. Over enerzijds wegvallende fossiele handel en anderzijds nieuwe activiteiten, die geld en arbeidsplaatsen opleveren. Alle grote jongens doen mee.

– hergebruik van warmte – “De haven bulkt van de warmte, die moet naar de stad toe worden geleid

– De bouw en plaatsing van alle windturbines op zee, waarin het plan voorziet.

2050 – An Energetic Odyssey verbeeldt een systeemsprong die het mogelijk maakt dit gat te dichten door op zeer grote schaal windenergie voor de omringende landen te oogsten op de relatief ondiepe Noordzee.
De website zelf vermeldt overigens niet welk gat precies gedicht wordt. Het simulatiefilmpje doet dat wel, maar dat moet je dan afluisteren.
Dan blijkt dat het Noordzee-plan 90% van de elektriciteitsvraag van de gezamenlijke Noordzeelanden afdekt. Van de totale energiebehoefte (die groter is dan de post elektriciteit) maakt diezelfde hoeveelheid 1/3 deel uit.
Daarnaast worden de landen geacht ongeveer 1/3de deel van hun energieuitgaven te besparen.
Op het eind wordt een link naar een artikel in De Ingenieur aangegeven ( www.elinea.nl/artikel/25-000-windturbines-in-noordzee?t=source&pl=203 ) . Daar gaat het om 90% van de elektriciteitsbehoefte.

Omdat ik in deze kolommen focus op Brabant, ga ik niet meer over dit Noordzee-onderwerp schrijven. Ik weet er te weinig van dan dat mijn geschrijf iets toevoegt. Ik adviseer echter zeker om te gaan kijken op www.hnsland.nl/nl/projects/2050-energetic-odyssey

Ik wil mij voor Brabant focussen op het andere verhaal, de prijsvraag. Zie postfossil.city/  .Dat aanbod geldt overal en voor iedereen, dus ook voor hier. De kernvraag uit het achterliggende manifest:“Hoe wonen, werken en verplaatsen we soms in een stad die niet langer verslaafd is aan olie, gas en kolen?”. Ik hoop dat er ook Brabantse inspiratie is.

In de twintigste eeuw heeft de auto, meer dan welke technologie ook, onze leefomgeving bepaald. Planners en architecten als Cornelis van Eesteren, Robert Moses en Le Corbusier ontwierpen steden die geschikt waren voor autoverkeer, volledig gericht op efficiëntie. Vandaag de dag worden hun plannen grotendeels beschouwd als achterhaalde utopieën, maar tegelijkertijd bepalen ze nog steeds in grote mate hoe we nadenken over stedelijke ontwikkeling. Wat gebeurt er als we (aspecten van) de nieuwe stad in het post-fossiele tijdperk ontwerpen? Is deze stad een utopie, of juist een dystopie?

  • De prijsvraag ligt bij Urban Futures Studies.
  • De termijn is van 11 januari t/m 23 februari
  • De vorm is volledig vrij.
  • De hoofdprijs is €10.000 en er zijn 10 prijzen van €1000

Het Deense en Zweedse model voor de stadsverwarming – update na reactie

Inleiding
Ik volg in deze kolommen het wedervaren van de stadsverwarming.
Enerzijds wijst alles erop dat het streven naar duurzame energie de stadsverwarming een zeer veel grotere rol zal bezorgen dan deze nu heeft. Ik een vorig artikel ( CE rekent klimaatneutrale warmtevoorziening woningen door voor 2050 ) kwam ik, op gezag van CE, op zo’n 80%.
Anderzijds bestaat er in een aantal wijken in Nederland (zoals de Tilburgse Reeshof en de Eindhovense wijk Meerhoven, zie Een informatieavond over de stadsverwarming in Meerhoven ) hardnekkig en fel verzet tegen de concrete stadsverwarming die daar ligt. Ik kan de bevolking, voor zover ik dat beoordelen kan, niet eens helemaal ongelijk geven. Of ze dat gelijk ook krijgen, is een tweede.

Belanghebbenden en hun machtsverdeling

Het is een van de vele voorbeelden waarbij de Nederlandse bevolking in abstracto voor duurzame energie is, maar in concreto tegen. Want, voor alle duidelijkheid: stadsverwarming is een duurzame wijze van energie- en warmteopwekking. De traditionele Warmte-Kracht Koppeling (WKK), die stroom en warmte levert, is al duurzaam vanwege het hoge systeemrendement dat je er bij een goede uitvoering mee kunt bereiken (je verspilt veel minder afvalwarmte). Als de warmtebron in bijv. in de juiste soort biomassa ligt, wordt het systeem nog duurzamer.

De biomassacentrale in Meerhoven

Een tweede reden die aan gewicht zal winnen, is dat het aardgas opraakt. Veel WKK-installaties zijn gasgestookt, en bovendien is in Nederland aardgas de maat der dingen. Er zit een prijscap op de warmtetarieven in de vorm van het Niet Meer Dan Anders-beginsel (NMDA), maar over een tijd bestaat dat anders niet meer (of op zijn minst veel minder).
Door die prijscap draaien stadsverwarmingssystemen, anders dan vaak gedacht wordt, economisch marginaal. Over 2013 scoorden de stadsverwarmingen gemiddeld 7,8%, over 2014 3,1% (aldus de Authoriteit Consument en Markt ACM), en diens voorganger, de Nederlandse Mededingings Authoriteit NMA over 2008 op meestal tiende van % plus of min (alleen de Helmondse zat fors in de plus, mogelijk is er een oorzakelijk verband met dat het nu zo’n wrak is). Zie hier ook ‘Analyse van de Warmtewet door BGerard’.
Wat ik nu denk dat er soms gebeurd is, is dat men met bijkomende kosten als al dan niet verborgen hypotheken en extra vastrecht de cap omzeilt. Het idee van de bewoners, dat men Wel Meer Dan Anders betaalt, zou waar kunnen zijn.

Stadsverwarmingen hebben een lange terugverdientijd

Naarmate ik meer van het probleem zie en lees, ben ik er steeds meer van overtuigd dat er een politieke oplossing voor de gevechten moet komen, een nationale schikking die aan de energiefondsen gehangen wordt en die structurele financiele weeffouten wegneemt, die bij de aanvang van sommige systemen erin geslopen zijn. In Meerhoven bijv. de te hoge onrendabele top en de EPC-problematiek bij de start rond 2000.

Studie TU Delft naar stadsverwarmingen elders
Het komt zo uit dat Alexander Hong Gie Oei in nov 2016 afstudeerde op de thesis “Nieuw marktmodel voor stadsverwarming nodig”. Zie

Het is vooral een bedrijfseconomisch verhaal dat vanzelf politiek wordt als men keuzes moet maken. Voor dat verhaal zocht hij stadsverwarmingen in min of meer met Nederland te vergelijken landen, die het probleem van de centrale warmtelevering op een andere manier opgelost hebben. In aanmerking kwamen Denemarken, Zweden, Finland en Polen. Al die landen hebben al heel lang heel veel stadsverwarming. De soms gehoorde gedachte dat de stadsverwarming in strijd is met het Europese mededingingsrecht is dus onzin.
Door tijdgebrek heeft Oei alleen Denemarken en Zweden onderzocht. De andere twee landen blijven liggen voor een opvolger.

Denemarken en Zweden
Dat zijn beide landen waar aardgas geen of een veel kleinere rol speelt dan in Nederland. In beide landen is de stadsverwarming in vele decennia uitgegroeid van niks naar heel veel. In beide landen is stadsverwarming ene gewaardeerd systeem.
In Zweden zorgt de stadsverwarming voor ongeveer de helft van de warmtevraag in woningen en utiliteitsgebouwen. In 270 van de 290 gemeenten is een vorm van stadsverwarming. 93% van de appartementen en altijd nog 12% van de vrijstaande huizen hangt aam de stadsverwarming.
In Denemarken zat in 2014 63% van de woningen op de stadsverwarming.

De wegen van niks naar veel waren in de twee landen echter zeer verschillend. Als men een complexe werkelijkheid zeer kort door de bocht aansnijdt, heeft Zweden de weg van de liberalisering genomen en Denemarken de weg van de geleide economie. Of, zoals Oei zegt,  ‘private carte blanche’ versus ‘public push’.

Reguleringsverschillen NL-SW-DK

Zweden vertrouwt op concurrentie tussen drie aanbiedingssystemen om de tarieven te drukken: de stadsverwarming, elektrische warmtepompen en houtkachels (er is in Zweden heel veel bos). De concurrentie vindt dus tijdens de exploitatie plaats. Er is een benchmark-cap die in verschillende steden anders kan uitvallen. Zweden kent omvangrijke milieubelastingen. Er is geen aansluitplicht.

Bronnen voor de stadsverwarmingen n Zweden

Ik ga wat uitgebreider op Denemarken in, omdat het verhaal mij politiek meer aanstaat en bovendien ook interessanter is en een bredere strekking heeft. Bovendien vind ik dat in het dichtbevolkte Nederland in stedelijk gebied houtstook bij relatief lage temperatuur door amateurs verboden zou moeten worden vanwege de luchtverontreiniging. Daarmee vervalt een van de concurrentiemechanismes.

Denemarken ontwikkelt de warmtelevering op basis van publieke bottom up-planning, met een sterke rol voor de gemeenten. Warmteproducenten (in Denemarken zijn dat soms coöperaties en de ervaringen daarmee zijn goed) kunnen een plan indienen bij de gemeente, die dat plan moet goedkeuren. Dat gebeurt  na een sociale kosten-baten analyse op basis van centraal vastgestelde knoppen waaraan gedraaid kan worden.
De gemeente ‘zoneert’: kan vaststellen dat een bepaalde warmteleverancier een bepaald gebied krijgt onder uitsluiting van andere technieken. Aansluiting is verplicht, waarbij een ontheffingsperiode van 9 jaar geldt om de bestaande installatie af te schrijven. Verschillende aanbieders kunnen porberen hetzelfde gebied te verwerven, als dat open gaat. De concurrentie vindt dus vóór de exploitatie plaats. Ook Denemarken heeft milieubelastingen tegen fossiele brandstof.

Deense bronnen voor de stadsverwarming

Denemarken denkt in 2030 van zijn kolen af te zijn, en denkt in 2035 al zijn elektriciteit en stadsverwarmingswarmte duurzaam op te wekken.

Ook Denemarken heeft of krijgt zijn problemen. Als het klimaat opwarmt en er steeds beter geïsoleerd wordt, wordt het economisch draagvlak onder de stadsverwarming dunner. Net als in Nederland krijgen de WKK’s het moeilijker, omdat de stroom goedkoop is. De Denen hebben dat allemaal in 2014 uitgeanalyseerd, en de conclusie is dat ook in de toekomst de stadsverwarming zijn relatieve positie grofweg behoudt in een dalende warmtelevering.
Naast problemen komen er namelijk ook kansen via Power to Heat-technieken. Warmtebuffering is een goede en betaalbare manier om windoverschotten op te slaan, en windstroom kan ook direct in warmte worden omgezet.

Bijdrage van diverse Deense opwekkingstechnieken in de toekomst

Uiteindelijk heeft Oei de overeenkomsten en verschillen tussen Nederland, Denemarken en Zweden in één tabel bij elkaar gezet. Het +je achter marktmodel 1 en -2 betekent dat de Deense resp Zweedse situatie naar de Nederlandse verhoudingen vertaald is.
Blauw is als de drie landen elk nu een verschillend insteek heeft, geel is als Denemarken en Zweden onderling gelijk en anders dan Nederland zijn (vooral subsidies en belastingen).
‘Unbundling’ betekent dat de warmteproductie en het netwerk gescheiden zijn, zoals dat moest bij de Nederlandse elektriciteitsmaatschappijen. Bij warmtenetten mag dat wel, maar hoeft het niet.
Congestion is dat het warme water er niet langs kan. Dat gebeurt in praktijk zo zelden dat het niet loont om daar wetgeving voor te maken. Bovendien helpt warmteopslag goed.

Het Deensen en Zweedse marktmodel, vertaald naar Nederland

Oei heeft zich onthouden van een politiek eindoordeel. Dat was niet de bedoeling van zijn scriptie.
Maar verder doorredenerend kom je al wel snel tot een politiek oordeel. Ik ben fan van het Deense systeem.
————————
Ik ben sinds kort actief op Facebook. Het is mijn gewoonte om na elk nieuw artikel op deze site een kort stuk van een of twee alinea’s op Facebook te zetten om het nieuwe artikel bekend te maken. Dat heb ik ook met dit artikel gedaan.
Hieronder eerst mijn oorspronkelijke tekst, daarna een reactie van Peter van den Baar, en mijn reactie erop terug.
Peter van den Baar was tot 1990 wethouder voor de PvdA in Eindhoven.

(Bernard Gerard)
Ik vind dat de strijd tegen de stadsverwarming, die in sommige wijken met grote felheid gevoerd wordt, zou moeten eindigen met een politieke oplossing. Er moet een oplossing komen die met terugwerkende kracht enkele weeffouten herstelt.
Bovendien raakt het aardgas te zijner tijd op, en veel WKK’s draaien daarop.
Het kwam zo uit dat een student in Delft afgestudeerd is op het onderwerp. Ik heb zijn thesis gebruikt voor een nieuw artikel op mijn site over de stadsverwarmingen in Denemarken en Zweden. Zie (deze site) .In beide landen dekt de stadsverwarming de helft of meer van de nationale warmtevraag af. Ze hebben het dan ook anders aangepakt dan in Nederland.
Met name de Deense aanpak is interessant en m.i. goed bruikbaar als basis voor nieuwe wetgeving in Nederland.

Peter van den Baar
Eens, Bernard. De gemeente heeft indertijd de zaak verkocht en had toen de door bewoners al betaalde aanlegkosten in de grondprijs, moeten verrekenen . Dus de ,” koper ” betaalde opnieuw en rekent dat dus door in het tarief..
Ik heb geen enkele verwachtingen dat de gemeente dit zal herstellen.

 

 

Bernard Gerard
Goed dit te weten.
Ik heb er ook niet veel hoop op dat de gemeente Eindhoven dit met terugwerkende kracht zal doen. Maar misschien komt er nog eens een soort landelijke afkoopregeling, bijvoorbeeld in het kader van de SDE of iets in die geest.
Het Rijk zou zich veel ellende besparen, en veel sneller vooruit kunnen, als het dit soort slepende conflicten gewoon af kocht en toekomstige stadsverwarmingsprojecten in het subsidiesysteem meenam.

 

 

De 10 grootste stadsverwarmingen in Nederland

CE rekent klimaatneutrale warmtevoorziening woningen door voor 2050

Inleiding
CE Delft heeft op verzoek van GasTerra (groothandel in gas) en de Gasunie (de leidingen) scenario’s doorgerekend om de warmtevraag van alle Nederlandse woningen in 2050 geheel klimaatneutraal te verzorgen. Er is een hoofdscenario, waaruit ik de resultaten (en de afbeeldingen) put, en er zijn nevenscenario’s waarin steeds één variabele veranderd wordt (waaronder een scenario waarin 2050 in 2040 veranderd wordt). Ik ga niet op deze nevenscenario’s in.
De in juli 2016 gepubliceerde studie is te vinden op http://www.ce.nl/publicatie/een_klimaatneutrale_warmtevoorziening_voor_de_gebouwde_omgeving_%E2%80%93_update_2016/1838 . Het is een uiterst interessant, zij het voor leken niet makkelijk leesbaar, werkstuk.

De studie is gebaseerd op het CEGOIA-model van CE ( http://www.ce.nl/ce/cegoia_-_warmte_gebouwde_omgeving/957 ). Daar valt te lezen dat behalve het openbare rapport, CE ook diensten aanbiedt aan gemeenten, instanties etc. Daarvoor gelden tarieven en dat deel van het verhaal is dus niet openbaar. Maat niet uit, want het zou toch te ver voeren. Een voorbeeld van wat er kan:

Opdracht van GasTerra en Gasunie, is dat wel te vertrouwen?
Ja. Het verzoek is gewoon rechttoe, rechtaan gedaan en staat netjes genoemd. Bovendien is CE Delft een zeer gerespecteerd en op dit terrein een van de meest gerespecteerde bureau’s in Nederland.
Bovendien is er een reden voor het verzoek.

Gasloos of gasarm en zo dat laatste, welk gas?
Elk model wordt per definitie gebaseerd op keuzes.

CE gaat er van uit dat het aardgas in 2050 tot nul is afgebouwd. In 2012 was de warmtevraag van de Nederlandse woningvoorraad 386PJ, waarvan 373PJ uit aardgas (wordt dus 0) en de rest uit de stadsverwarming.
CE gaat er van uit dat er geleidelijk aan alternatief gas komt uit twee bronnen:
– groen gas (methaan) uit biomassa, waarvan ca 51PJ aan woningen ten goede komt en ca 21PJ aan de utiliteitsbouw. Dit kan gewoon in het bestaande gasnet en heet in de diagrammen “gas”.
– hernieuwbaar gas uit overtollige elektrische energie, die bijv in waterstof wordt omgezet. Dit kan niet onbeperkt in het bestaande gasnet en wordt op meer centrale locaties opgestookt tbv collectieve warmtevoorziening. Voor woningen, utilitair en andere behoeften samen wordt ca 180PJ ingeschat, waarvan 41PJ voor woningen. In de diagrammen heet dit “bijstook”.

GasTerra en Gasunie menen dat de toekomst gasarm zal zijn en niet gasloos (waar ze waarschijnlijk gelijk in hebben), en hebben dus belang bij deze studie.

Welke andere gegevens of aannames?

  • de studie moet sturen op de laagste systeemprijs (variabele plus systeemkosten)
  • gegevens van alle 12000 buurten in Nederland
  • data van de aanwezige en toekomstige restwarmte en de verdeling over Nederland (alleen >0,4PJ/y)
  • gegevens van geothermiemogelijkheden
  • data van enkele standaard-hybride en all-electric warmtepompen. Een warmtepomp werkt als een koelkast. Hij produceert weinig warmte, maar verplaatst veel warmte in de gewenste richting. Hij kan bijv. 4GJ binnen afleveren door 1GJ stroom in warmte om te zetten, en 3 GJ warmte uit bodem of atmosfeer of ventilatielucht te halen. Warmtepompen werken op elektriciteit. Een hybride warmtepomp kan bij heel koud weer daarnaast ook gas verstoken en is dus wat flexibeler.
  • groen en hernieuwbaar gas en elektriciteit worden CO2 – loos opgewekt
  • warmtenetten hebben geen hele grote warmtebuffers
  • heel veel technische en financiele gegevens

Waar kom je met dit alles op uit?
De studie bevat een stortvloed aan uitkomsten, maar ik beperk mij tot de hoofdvariant en dan tot die, waarvan het politieke belang het grootste is.
Enkele diagrammen.

Verdeling van het aantal woningen per techniek in 2050

Hierin zijn restwarmte, geothermie en WKO collectieve opties en HR-ketel en warmtepompen individuele opties (WKO = Warmte Koude Opslag).

Warmtevraag en finaal energieverbruik per techniek in 2012 en 2050

Voor de jaren 2012 en 2050 wordt links de warmtevraag weergegeven en rechts energiehoeveelheid, waarmee aan deze vraag tegemoet kan worden gekomen. Zoals gezegd wordt de verwarmingstechniek veel efficienter.
Als het goed is, hoort bij 2050 geen CO2 – emissie meer.

Verloop van de finale energievraag tussen 2016 en 2050

Hierboven het tijdpad van 2016 tot 2050. (Als 2050 2040 wordt, ziet het plaatje er in essentie niet veel anders uit, alleen gaat alles sneller. En moeilijker!)

Conclusies, waaronder politieke

  • De hoofdmoot van de toekomstige warmtevoorziening in Nederland zal gebaseerd zijn op collectieve systemen, dus stadsverwarmingen. 83% van de woningen (goed voor 80% van de warmtevraag) zal gebruik maken van een van de collectieve opties restwarmte, geothermie of WKO. Het is dus van groot belang dat de Warmtewet anders wordt ingericht en dat bewoners betere aansluitvoorwaarden en een betere rechtspositie krijgen. Zie Een informatieavond over de stadsverwarming in Meerhoven en De Warmtewet moet anders!
    Gangbare HR-ketels zijn een uitzondering geworden.
  • In de studie komen geen grote warmtebuffers voor, waarmee bijv, een seizoen overbrugd kan worden (zie Warmte in Brabant ). Het zou een gunstige invloed kunnen hebben om die er, gekoppeld aan een warmtenetwerk, in te brengen in een vervolgstudie.
  • De drijvende kracht achter de studie was de laagste prijs–randvoorwaarde. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de relatief bescheiden daling van de warmtevraag tussen 2012 en 2050. Dat komt omdat isolatie niet altijd de financieel voordeligste techniek is.
    Een andere onderzoeksvraag (bijv. of het sneller kan of dat de besparingen optimaal moeten zijn), zou tot een andere studie geleid hebben.
  • De studie veronderstelt een belangrijke bijdrage van biomassa. In milieukringen bestaat de neiging om op politiek correcte, maar intellectueel losse gronden de neiging om met de grootste argwaan naar biomassa als energiebron te kijken. Dat zie je bijv. als het om mestvergisting gaat.

    Mestvergister

    Biomassa moet zakelijker en met meer goodwill beoordeeld worden.

  • het wordt in de studie allemaal droog opgeschreven, maar de uitvoering van dit project is een gigantische operatie die slechts kan plaatsvinden middels een jaren lang consequent volgehouden overheidsbeleid.
  • De studie vermeldt geen totaal eindbedrag, want dat was niet gevraagd. Maar er worden wel schattingen gedaan van wat het zou kosten om een woning vanuit het D-label Nul op de Meter te maken (€20 mille per grondgebonden woning, €29 mille per gestapelde woning bij huidige prijzen. Dat zou dan (in zeer ruwe schatting) neerkomen op ca €170 miljard voor de totale woningvoorraad.

    Maar er zit een leercurve op, die een gemiddeld over de periode 2016-2050 grofweg op 80% uitkomt, dus zou je voor ergens tussen de €100 miljard en €150 miljard de Nederlandse woningvoorraad energieneutraal moeten kunnen maken. Dat is alleen bouwfysica, exclusief BTW, exclusief algemene kosten en exclusief inflatie. Het programma loopt 34 jaar, dus je komt gemiddeld rond de 4 miljard per jaar uit. Zou moeten kunnen.

Milieudefensie in Open Brief aan Kempervennen: maak een warmteplan!

Ik heb op 27 december 2016 namens Milieudefensie Eindhoven een persbericht weggestuurd naar de directies van de skihal Montana Snowcenter en van de Kempervennen, beide in Westerhoven (gemeente Bergeijk), en van het moederbedrijf van de Kempervennen Center Parcs Netherlands BV. De skihal produceert een grote hoeveelheid afvalwarmte (ik schat in ergens rond de 15TJ, genoeg om 400 a 500 huizen mee te verwarmen of een heleboel attracties op het terrein van de Kempervennen).
Er staat een eerder artikel op deze site onder Is Montana Snowcenter duurzaam?  Daarin meer gegevens.
Hieronder in kleur de tekst van het persbericht.
De volledige tekst van de open brief is Open brief aan Montana Snowcentre en aan Center Parcs De Kempervennen over hergebruik van warmte_19 december 2016 te vinden.
———————————————
Milieudefensie Eindhoven plaatst er vraagtekens bij hoe duurzaam het is om hartje zomer te kunnen skiën in Montana Snowcenter, zoals men ook kan twisten over de gepastheid van de locatie Qatar voor het wereldkampioenschap voetbal.

Wat men daar echter ook van vindt, het is in elk geval een grote stap vooruit dat het forse stroomverbruik van deze hele grote koelkast voor ruim de helft met zonne-energie gedekt wordt.
Milieudefensie Eindhoven vindt echter die stap niet groot genoeg. Een veelvoud van het stroomverbruik komt vrij als afvalwarmte, en daar wordt nu nauwelijks iets mee gedaan. Dat terwijl de Kempervennen als geheel, waarbinnen Montana Snowcenter een onafhankelijke onderneming is, veel objecten heeft waaraan die afvalwarmte geleverd zou kunnen worden.

Montana Snowcenter op het Kempervennenterrein in Westerhoven (Bergeijk)

Milieudefensie Eindhoven heeft daarom een Open Brief aan de directies van Montana Snowcenter en aan de lokale en Nederlandse directie van de Kempervennen en het moederbedrijf daarvan gestuurd, waarin aangedrongen wordt op een warmteplan voor het hele park Kempervennen. De Open Brief is bijgevoegd.

Update:

Het Eindhovens dagblad heeft de Open Brief op vrijdag 6 januari op mooie wijze afgedrukt!

Een informatieavond over de stadsverwarming in Meerhoven

De voorgeschiedenis
Er bestaat al heel lang groot ongenoegen over de bedragen, die door Ennatuurlijk in rekening gebracht worden voor warmtelevering aan de bewoners van Grasrijk en Zandrijk. Dit zijn de oudste deel-wijken van het grote Eindhovense Vinex-uitbreidingsgebied Meerhoven.
De stadsverwarming is daar nog aangelegd ten tijde van Essent. Na de verkoop en demontage van Essent is de stadsverwarmingstak ergens eind 2013 terecht gekomen bij de onderneming Ennatuurlijk, waarvan pensioenuitvoerder PGGM (80%) en netwerkbeheerder Dalkia de aandeelhouders zijn. Ennatuurlijk treedt dus in de verplichtingen, die Essent ooit aangegaan is. Zie www.ennatuurlijk.nl/meerhoven ).
(In de jongere deel-wijken van Meerhoven Waterrijk en Meerrijk, die rechtstreeks aangelegd zijn door de gemeente Eindhoven tegelijk met de biomassacentrale, bestaat het financiele probleem niet of niet in die mate. Daarover gaat het verdere verhaal niet.)

Schema van de stadsverwarming in Meerhoven

De mening en de organisatie van de bewoners
De bewoners van Grasrijk en Zandrijk vinden dat ze teveel betalen. De belangrijkste grief is dat zij menen ten onrechte €144 per jaar te betalen (30 jaar lang).
Daarnaast vinden ze dat er bij de bouw bezuinigd is op de isolatie-
kwaliteit van hun woningen (het “EPC-probleem”) , vinden ze dat hun ten onrechte een korting op de gasprijs onthouden is en vinden ze het onterecht €85 voor de warmtewisselaar betalen (het apparaat waarlangs de warmte het huis binnenkomt).

Om voor rechtvaardige aansluitcondities te strijden, is eerst (binnen Meerhoven) de Werkgroep Stadsverwarming opgericht. Later heeft die zich omgevormd tot een zelfstandige Stichting, die ook met andere Eindhovense stadsverwarmingswijken contact heeft (bijv. Strijp S). Zie www.stadsverwarming-eindhoven.nl .
De Stichting heeft nu drie proefprocessen lopen. Bij de kantonrechter heeft de Stichting in hoofdzaak verloren en in bijzaken gewonnen. In januari staat het pleidooi van hun advocaat van de Stichting in hoger beroep ingepland. Intussen heeft Ennatuurlijk een schikkingsvoorstel gedaan (waarover hierna meer). De bewoners moeten voor 1 januari 2017 zeggen wat ze daarvan vinden. Daarom heeft de Stichting vier informatieavonden belegd (waarvan één voor expats). Daarop zijn zo’n 1100 mensen geweest. Dat maakt deze actie tot veruit de grootste nu lopende buurtactie van Eindhoven.

Ik heb de laatste avond (die op 12 december) bijgewoond. Het gaat mij niet direct aan, want ik woon niet in Meerhoven, maar wel indirect, omdat ik interesse heb in energiepolitiek in het algemeen en stadsverwarming in het bijzonder. De algemene reputatie van de stadsverwarming
lijdt onder dit soort conflicten en dat schaadt de kansen om via deze techniek zuiniger met energie om te gaan.

Er zaten zo’n 200 mensen in de zaal. De stichting doet zijn werk goed.  De avond was professioneel georganiseerd. Ik kreeg heimwee naar de tijd dat ik zelf nog buurtacties hielp organiseren.
De Warmtewet is een moeilijke wet. Er is onlangs een evaluatie door Ecorys van verschenen, waarover ik op deze site een verhaal geschreven heb (zie https://www.bjmgerard.nl/?p=2562 ). Ook Ecorys ziet misstanden bij stadsverwarmingen. Waaronder misstanden die als twee druppels water lijken op die in Meerhoven.
Er moet dus een behoorlijk ingewikkeld verhaal worden uitgelegd, en dat lukte redelijk. De leiding van de Stichting bestaat uit techneuten waarvan er minstens één onderwijservaring heeft (de voorzitter nodigde mij uit om naar zijn nieuwe warmtepomp te komen op zonne-energie, want hij heeft zich laten afkoppelen. Dat ga ik zeker doen).

Zoals ik het snap
Voordat ik een opinie geef, probeer ik, waar mogelijk, eerst het probleem te snappen. Als ik alle puzzelstukjes op zijn plaats leg, en gebruik maak van de cijfers die in het vonnis van de kantonrechter staan, kom ik voor de (quasi)eenmalige startkosten op het volgende plaatje.

Men moet weten dat de theorie van de Warmtewet berust op het uitgangspunt dat een huishouden op de stadsverwarming geacht wordt evenveel aan warmte kwijt te zijn als een vergelijkbaar huishouden dat in een vergelijkbare woning op gas aangesloten is. Dat heet het NMDA-beginsel (Niet Meer Dan Anders).

Ik ga uit van een bewoner van Zandrijk die rechtstreeks zaken gedaan heeft ten tijde van de bouw, zodat allerlei ingewikkelde tussensituaties niet bestaan, en die in 2002 begonnen is te betalen en in 2032 terugblikt op wat hij all-in over 30 jaar betaald heeft.
Volgens mij heeft die persoon aan startkosten het volgende betaald:
€    445 (de kosten die men anders had moeten betalen voor de aardgasaansluiting)
€  1756 (de ‘rentabiliteitsbijdrage’, zie hierna)
€  2007 (de kosten die men anders had moeten betalen voor het verschil CV-stadsverwarming)
€  2323 (de kosten van de hypotheekconstructie waarmee die €2007 betaald is, zie hierna)
———–
€   6531 met en €4208 zonder hypotheekconstructie.

Het primaire ongenoegen richt zich op de post €2007 + €2323 = €4330.
De post €2007 is niet rechtstreeks aan de bewoners opgelegd, maar via een annuitaire hypotheek over 30 jaar met een rente van 5% en indexering. Ik kom aan de getallen van de kantonrechter als ik de rente en de indexering bij elkaar tel tot 6,0%. Zou kunnen. Wie het controleren wil, op internet staan makkelijke rekenmodellen, bijvoorbeeld www.hypotheeklastencalculator.nl/berekenen/annuiteiten/ .
Die hypotheek is niet openlijk aan de toekomstige afnemer getoond, maar was aanvankelijk verborgen in het vastrecht. Dat werd pas duidelijk toen Essent dat in 2011 per brief vertelde, en daarna expliciet maakte. Vanaf dat moment ontstond de stennis.
De buurt denkt sindsdien dat ze “dubbel betalen”. Ik denk dat dat niet zo is.
De kantonrechter overwoog (maar zette dat niet om in een formele uitspraak) dat het beter ware geweest als mensen meteen al hadden kunnen kiezen om het bedrag van €2007 in een keer zelf te betalen. Mogelijk hadden ze dan een gunstiger financiering kunnen kiezen. Ik denk dat de kantonrechter hierin gelijk heeft en dat hij dat formeel had moeten uitspreken.

Het tweede ongenoegen richt zich op de €1756.
De ‘rentabiliteitsbijdrage’ hangt samen met het EPC-verhaal. Een nieuwbouwhuis moet een wettelijk vastgelegde Energie Prestatie Coefficient (EPC) halen. Dat is een ingewikkeld bouwkundeverhaal, maar sterk versimpeld komt het neer op een soort puntensysteem. Je kunt met verschillende bouwkundige ingrepen punten scoren en daarmee moet je boven een drempel komen. Het aangesloten zijn op een stadsverwarming levert punten op die extra zwaar tellen. Daardoor kan een projectontwikkelaar bezuinigen op andere ingrepen (bijvoorbeeld isolatie). De ontwikkelaar is daardoor per woning goedkoper uit dan wanneer die woning op gas aangesloten was geweest en het verschil heet de ‘rentabiliteitsbijdrage’. Dus de Zandrijkse woning is voor (minstens een deel van) €1756 slechter geïsoleerd als wanneer diezelfde woning aardgas had gehad.
Het bedrag €1756 mag de projectontwikkelaar in zijn zak steken om de stadsverwarming mee te betalen. De bewoners zijn de klos, want zij verspillen meer warmte, terwijl de energiebesparing buiten hun woning gerealiseerd wordt.

Dat had allemaal gemogen, als vervolgens de bewoners korting gehad hadden op hun warmtetarief perGJ (de Stichting meent te weten dat dat tot 30% kan oplopen). Dat is het derde ongenoegen.
Ennatuurlijk beweerde bij de kantonrechter een korting toegepast te hebben van 1998 t/m 2002 – waar Meerhoven dus weinig van meegekregen heeft, want de eerste huizen in Meerhoven zijn pas opgeleverd in 1999.

Het schikkingsvoorstel van Ennatuurlijk komt erop neer dat de hypotheekconstructie over de €2007 in drie jaar tijd wordt afgebouwd tot nul, mits men afziet van alle andere vorderingen. Hierbij wordt de rentabiliteitsbijdrage expliciet genoemd, en het erop gebaseerde vermeende recht op korting niet. Met name de (vermeende) korting zo wel eens een hoger bedrag kunnen zijn dan de bespaarde rest-hypotheek.
De Stichting beperkt zich tot een zo objectief mogelijke voorlichting, maar laat de keuze aan de bewoners. Het belang kan verschillen, afhankelijk van hoe lang men er woont. Wie er pas woont heeft nog geen (al dan niet vermeende) oude rechten en wel voordeel, wie er al lang woont levert misschien oude rechten in.

Het vierde ongenoegen bestaat in enkele bijkomende kosten, zoals de huur van de warmtewisselaar.

Al met al vinden de bewoners dat voor hen het WMDA-beginsel telt (Wel Meer Dan Anders).

Mijn opinie specifiek over Meerhoven
Als  ik mijn hart laat spreken, vind ik dat de bewoners van Meerhoven een punt hebben. Overal waar beleidsvrijheid was, is in hun nadeel gekozen. Het zou best wel eens waar kunnen zijn dat ze inderdaad WMDA betalen. Ik gun het ze dat ze er wat uitslepen.

Als ik mijn hoofd laat spreken, ben ik terughoudender. De Warmtewet is bedoeld om bewoners te beschermen tegen warmtemonopolisten, maar heeft in praktijk lang niet alles afgedekt. Met name bij het aansluiten van nieuwe woningen is veel toegestaan. Nieuwe bewoners worden geacht een sterke onderhandelingspositie te hebben (niet goed? Koop elders maar een huis!), maar dat valt in praktijk tegen. Zeker als je een forse hypotheek in het vastrecht verstopt.
In de evaluatie van de Warmtewet noemt Ecorys ( www.bjmgerard.nl/?p=2562 ) in Nederland gevraagde aansluitbedragen tot €7000.

Ik ben heel benieuwd wat er uit het hoger beroep komt.

Mijn opinie over het politieke vervolg
Het probleem is dat de concrete ellende een sterke kracht wordt tegen een potentieel algemeen voordeel van warmtenetten. Naar mijn mening zijn warmtenetten, mits aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt, een onmisbaar onderdeel in een toekomstige duurzame energievoorziening. Ik betreur de afkeer van het beginsel warmtenet, die veroorzaakt wordt door twijfelachtige financiele praktijken er rond om heen.

Ik vind daarom dat de overheid, als onderdeel van zijn lange termijn energiebeleid, geld moet investeren om de financiele en bouwtechnische problematiek van warmtenetten met terugwerkende kracht op te lossen. Ik heb dat voorgesteld in het verkiezingsprogramma van de SP dat binnenkort vastgesteld wordt.
Alle vormen van duurzame energie krijgen exploitatiesubsidie, behalve warmtenetten. Het zou het nodige kosten om ze financieel gezond te maken, maar uiteindelijk gaat het om een incidentele uitgave.
Misschien helpen acties, zoals die in Meerhoven, mee om een betere wettelijke regeling te bereiken.

“Maar ons warmtenet is niet duurzaam!” zeggen tegenstanders “wij draaien helemaal niet op restwarmte”. En op dit moment zou dat nog wel eens waar kunnen zijn ook.
De logica van klassieke stadsverwarmingen is dat het WKK-installaties zijn. Van de toegevoerde brandstof zetten ze bijvoorbeeld 35% om in stroom en bijvoorbeeld 50% in nuttig gebruikte warmte. Stroom brengt het meeste op – tot voor kort, want de elektriciteitsprijs is zover ingezakt dat geen enkele techniek op dit moment in staat is voor de huidige groothandelsprijs elektrische energie op te wekken.

De biomassacentrale in Meerhoven

De biomassacentrale in Meerhoven bijvoorbeeld (zie www.bjmgerard.nl/?p=3256 ) is in 2009 ontworpen om voor €0,88 miljoen per jaar warmte te verkopen, en voor €1,17 miljoen stroom. Ik denk dat men die stroomopbrengst nu bij lange na niet meer haalt. En dat ding heeft dan nog SDE+ – subsidie vanwege de biomassa.
Financiele ratio dicteert om met de gasgestookte productie van stroom te stoppen, maar dat kan niet want vanwege de warmteleveringscontracten moet het ding doordraaien.
Zo wordt inderdaad de bijzaak tot hoofdzaak en kun je erover twisten in hoeverre een zuiver gasgestookte stadsverwarming nog duurzaam is. Je zou nu misschien geen nieuwe gasgestookte centrale meer moeten bouwen, maar wat te doen met de oude?

Het zou een zegen voor de mensheid zijn als de groothandelsprijs voor elektriciteit in Europa omhoog ging naar een reele, maar toch betaalbare prijs, bijvoorbeeld naar 8 of 10 cent/kWh. Wie weet, komt het nog eens zover.

Warmtebronnen voor stadsverwarmingsnetten