Milieudefensie Eindhoven becommentarieert opnieuw het CO2 – besparingsplan van KWS en ACE

De Eindhovense afdeling van Milieudefensie heeft op 01 november 2023 het bouw- en aanneemconcern KWS aangeschreven met de uitnodiging een klimaatplan te maken waarin, opgeteld over scope 1, -2 en -3 in 2030 45% minder broeikasgas wordt uitgestoten als in 2019. Zie https://www.bjmgerard.nl/betere-klimaataanpak-eindhovense-asfaltcentrale-zou-ook-het-milieu-dienen/ .

Op zich is KWS een goedwillend bedrijf. De ambities (op papier) gaan beduidend verder dan de gevraagde 45%. In de aanschrijving werd niet zozeer het ambitieniveau in twijfel getrokken, maar vooral de uitvoerbaarheid daarvan.

KWS is eigenaar van vier asfaltcentrales en nog eens mede-eigenaar van vier andere. Die centrales zijn de grote zorgenkindjes van KWS. Ze lozen samen meer CO22 dan de rest van het concern bij elkaar, en bovendien zijn die lozingen het moeilijkst terug te dringen. Alle centrales zijn ETS-inrichtingen – KWS betaalt een kapitaal aan ETS-rechten.
De verduurzaming van KWS spitst zich vooral toe op de asfaltcentrales.
Belangrijkste reden waarom Milieudefensie Eindhoven twijfelde was dat KWS zijn problemen dacht op te lossen met heel veel (groene) waterstof. De ouderwetse aardgasvlam moest vervangen worden door een, principieel, even ouderwetse waterstofvlam. Dit nu is niet uitvoerbaar en bovendien zonde van de waterstof.

De milieuproblematiek is vooral ontstaan toen tegelijk de verplichting werd opgeschroefd om oud asfalt te recyclen, en de emissie-eisen fors aangescherpt werden. Milieudefensie Eindhoven wil dat de recyclefunctie blijft bestaan (eist dus niet perse de sluiting van de fabriek), maar wil dat het proces goed verloopt.

Asfalt Centrale Eindhoven (ACE)

Een van die centrales (de Asfalt Centrale Eindhoven ACE) staat in Eindhoven. Rond die centrale spelen ook discussies op milieugebied (benzeen, PAK’s en geur). Milieudefensie is niet betrokken bij deze milieustrijd, maar sommige milieu-emissies zouden ook geholpen zijn door maatregelen die men vanwege het klimaat zou willen doorvoeren. Zo leidt de verwerking van asfalt bij lagere temperaturen (LT-asfalt) zowel tot minder klimaatlasten als tot minder emissie van benzeen. De vraag is of het werken met de ouderwetse machines met directe verhitting met een lompe gasvlam dit soort subtiel gedrag toestaat.

Op de brief van 01 nov 2023 kwam een beknopt antwoord, inhoudend een intentieverklaring alsmede de aankondiging dat het CO2 – besparingsplan 2022, zoals dat van kracht was ten tijde van de brief, in het voorjaar vervangen zou worden door het CO2 – besparingsplan 2024. Dat is inderdaad gebeurd (18 jan 2024). Tegelijk werd ook de CO2 – voortgangsrapportage 2023 uitgebracht.
Zie https://www.kws.nl/nl/duurzaam/co2-prestatieladder .

Uit de CO2-voortgangsrapportage 2023 van KWS

Sterk ingekort bleek dat alle verduurzamingsoperaties binnen KWS volgens  (een gunstig) schema verliepen, behalve bij de olifant in de kamer, de asfaltcentrales. Daar waren de CO2 – emissies in 2022 en 2023 zelfs (per ton asfalt) gestegen.

De ambities van KWS zijn onverminderd positief: de helft minder CO2 per ton asfalt in 2030, één emissieloze asfaltcentrale in 2025 (en twee in 2030). Uit de kleine lettertjes-tabel lijkt het erop dat men in 2025 de asfaltcentrale Roosendaal all-electric wil maken. Als dat lukt, zou het een grote stap vooruit zijn.
Als dat lukt. Voor zover de asfaltcentrales van KWS stroom gebruiken, is die al groen, maar het volledig vervangen van alle gas bij zou betekenen dat je dan ongeveer 18 keer zoveel groene stroom nodig hebt. En waarschijnlijk dus ook volgend jaar in Roosendaal. Dat wordt spannend, maar zou wel goed zijn.

Niet voor niets zegt KWS dat opdrachtgevers niet voor een dubbeltje op de eerste rang moeten willen zitten.

Cold Asphalt Recycling Train, pilot van Rijkswaterstaat

Er is een groeiend aantal pilots waarin bestaand asfalt op decentrale locaties gerecycled wordt (bij lage T). Dan kan betekenen dat de machine ergens tijdelijk geparkeerd wordt, waarna een nabije klus uitgevoerd wordt. Het kan zelfs rijdend (de Cold Asphalt Recycling Train, onlangs nog een pilot van Rijkswaterstaat). De vraag die KWS zich in het CO2 – besparingsplan 2024 niet stelt, is of een groei van de decentrale aanpak ertoe kan leiden dat de ouderwetse centrale aanpak afgeschaald of uitgefaseerd kan worden.

Zie ook https://www.bjmgerard.nl/heeft-de-ouderwetse-asfaltcentrale-zijn-langste-tijd-gehad/ en verder terug.

Dit soort overwegingen hebben Milieudefensie Eindhoven ertoe gebracht om opnieuw een brief naar KWS en ACE te sturen. De brief is te downloaden op

Over de verduurzaming van bedrijfssectoren


Ter intro
Er zijn mensen die roepen dat ‘eerst het bedrijfsleven aanpakt moet worden’ en dan vervolgens voldaan roepen dat er dus geen windmolens of zonneparken geplaatst hoeven te worden.

Dat is te gemakkelijk.
Het is juist dat delen van het bedrijfsleven een grote achterstand hebben, deels door onkunde, deels door reële problemen en deels door onwil. ‘Het bedrijfsleven’ is een diverse groep qua omvang van de bedrijven, qua goedwillendheid, qua sector en ook qua praktische mogelijkheden. Terecht heeft Milieudefensie er goed over nagedacht welke 29 individuele bedrijven (naast Shell) het met zijn aanschrijving aangepakt heeft (zie https://www.bjmgerard.nl/milieudefensie-schrijft-29-bedrijven-aan-voor-een-klimaatplan-de-eerste-reacties-dd-08-februari-2022/ en bijvoorbeeld https://milieudefensie.nl/actueel/wij-brengen-ing-voor-de-rechter-in-een-baanbrekende-nieuwe-klimaatzaak . Dit is een bewuste selectie. Welke selectie noodgedwongen zeer beperkt is.

Bijna alle bedrijven, geselecteerd of niet, moeten iets gaan doen. Zodoende komen die wind- en zonneparken er alsnog. Maar er zijn nog meer verduurzamingsmogelijkheden.

Om een eerste indruk te krijgen van wat er bij verduurzaming van ‘het bedrijfsleven’ komt kijken is een recente studie van ABN ANRO nuttig. Een samenvatting van de studie is te vinden op https://www.duurzaam-ondernemen.nl/onderzoek-abn-amro-klimaatdoel-voor-2030-voor-veel-sectoren-in-nederland-binnen-handbereik/ alwaar men de ABN AMRO-studie aanklikken kan. Die ook rechtstreeks te vinden op https://www.abnamro.com/nl/nieuws/klimaatdoel-voor-2030-voor-veel-sectoren-in-nederland-binnen-handbereik .

Het rapport is van Casper Burgering, Senior Econoom Sustainability Research.

 Donkerrood betekent dat de broeikasgasemissies erg ver boven de trendliujn ligt die ze zouden moeten volgen. Daarna lichtrood, oranje, donkergroen. lichtgroen Het blauwe hokje geeft aan in welk jaar een sector op papier klimaatneutraal zou kunnen zijn. De code is niet erg duidelijk.
De verzamelwoorden ‘Industrie’ en ‘transport’ tellen niet mee voor het aantal van 21, maar geven waarschijnlijk het gemiddelde van de hele bijbehorende categorie weer.

De ABN AMRO-studie
ABN AMRO heeft ten behoeve van deze studie enkele keuzes op hoofdlijnen gemaakt.

  • Het bedrijfsleven wordt per sector behandeld.
  • Er worden 21 sectoren onderscheiden. Die zijn samen goed voor 75 – 80% van de Nederlandse emissies
  • De analyse beperkt zich tot de z.g. scope 1 – emissies. Dat zijn de emissies die de gezamenlijke ondernemingen in een sector in eigen bedrijf uitstoten. Er wordt wel erkend dat het weerwaarde zo hebben om de hele waardeketen mee te nemen, maar dat gebeurt dus in dit onderzoek niet.
    Omdat men hier optelt over de totaalsom van het bedrijfsleven, zitten de scope 2 -emissies er voor een heel eind impliciet in (de scope 1-.emissies van de gasturbine zijn de acope 2-emissies van de elektriciteitsverbruiker). Vandaar die 75-80%.
  • ABN AMRO doet niet aan volumebeleid. De omvang van een sector wordt als gegeven feit meegenomen. Bij de aanbevelingen hoort bijvoorbeeld niet dat de emissies kunnen afnemen door een krimpende landbouw of door een lager aantal geproduceerde auto’s.
  • Het EU-doel voor 2030 betreft 55% minder broeikasgassen in 2030 dan in 1990. Voor latere jaren liggen er verdergaande doelen, maar daarover schrijf ik hier nu niet. Het Nederlandse doel voor 2030 is 60% eraf.
    In de openingsafbeelding staat een tijdlijn met daarin aangegeven diverse doelen en het bijbehorende tijdpad.
  • Het gaat over Nederland
  • Er is een hoog- midden- en laag scenario (resp. ‘proactief’, ‘basis’, ‘passief’)

In deze diagrammen zijn de categorieën industrie en overige iets verder opgesplitst dan in de 21 eerder genoemde sectoren. Dit wordt verderop niet gebruikt.

De afstand tot het gewenste doel verschilt sterk van sector tot sector.
In bovenstaande ‘spinnewebben’  is de gele cirkel het 45% doel (55% eraf t.o.v. 1990) in 2030 . De donkergroene punten beschrijven de situatie in 2022 t.o.v. dit doel. Elk cirkel ligt 10% verder naar buiten. De sector ‘vervoer door de lucht’ zit dus op 170% van de broeikasgasemissie van deze sector 1990.
Duidelijk is dat de situatie van sector tot sector sterk verschilt.

De studie geeft een pakket decarbonisatie-technologieën, die vervolgens ingezet kan worden in elk van de 21 sectoren.


Aan elke sector wordt volgens een vast format aandacht besteed. Het is geen doen om in dit bestek alle 21 bedrijfssectoren te bespreken. Ik heb er vier geselecteerd die  ik nader bespreek:

  • Sector 2, de voeding- en genotmiddelenindustrie. Daaronder valt bijvoorbeeld in ZO Brabant slachterij VION in Boxtel en diervoederfabriek ABZ in Eindhoven (en uiteraard zijn er meer).
  • Sector 10, de producenten van elektrische en elektronische apparaten (bijvoorbeeld in onze regio ASML en NXP)
  • Sector 12, de transportmiddelenindustrie, die alles maakt waarmee men kan rijden, vliegen en varen. In onze regio bijvoorbeeld DAF Trucks.
  • Sector 14, water en afval.

Sector 2, de voeding- en genotmiddelenindustrie
Ik gebruik deze tevens als uitleg van hoe het systeem van de studie werkt. Deze uitleg geldt op gelijke wijze voor alle andere 21 sectoren die allemaal met dezelfde structuur in beeld gebracht worden.
Je moet volgende afbeelding als volgt lezen:


In 1990 loosde de gehele Nederlandse voeding- en genotmiddelenindustrie 4663 miljoen kg CO2 -equivalenten (zijnde CO2 plus, via een omrekeningsfactor, andere broeikasgassen als methaan en lachgas).
In 2022 was dat 4352 miljoen kg.
55% eraf t.o.v. 1990 betekent dat 45% over is en die 45% van 4663 is 2098 miljoen kg.
De taak, die tussen 2022 en 2030 uitgevoerd moet worden, is dus 4352 – 2098 = 2182 miljoen kg,
Grafisch weergegeven ziet dat er zo uit. Geel is hoe het gaat en groen is wat men in de EU onderling overeengekomen is.


Voor deze taak staan 18 technologieën ter beschikking, waarvan sommige meteen te koop zijn (TRL 9). TRL8 betekent: Product/dienst is compleet en operationeel; TRL 7 betekent: Demonstratie prototype in operationele omgeving en TRL 6 betekent Demonstratie prototype in testomgeving ( https://www.rvo.nl/onderwerpen/trl ) .
De oppervlakte van een cirkel duidt veel of weinig aan, en de vertikale positie of de techniek er veel of weinig toe doet.


Sector 10, de elektrische en elektronische industrie
Hiermee ben je eigenlijk snel klaar: het grootste deel van de reductie is al achter de rug en de sector zit al bijna op zijn doel voor 2030. Procentje per jaar eraf t.o.v. 1990 en de sector is voor 2030  klaar.

Sector 12, de transportmiddelenindustrie
De emissies daarvan zijn tussen 1990 en 2022 toegenomen.  
De sector is onderverdeeld in enerzijds de auto- en aanhangwagenindustrie, en anderzijds de rest (schepen, fietsen, etc). De eerste verbruikt 60% van deze sector.

Er is in deze sector nog veel te doen.

Men kan een  individueel bedrijf niet benaderen als ware het representatief voor de sector. Maar ik wijs hier toch graag even op https://www.bjmgerard.nl/daf-trucks-antwoordt-op-brief-milieudefensie-eindhoven/ .

Sector 14, water en afval
Dit is een zeer heterogene sector: waterwinbedrijven, rioolwaterzuiveringen en afvalbeheer. Eigenlijk raar om dat in één sector te zetten, maar het is niet anders.

Het energieverbruik van de drie deelsectoren in PJ per jaar.


Het ABN AMRO-rapport speculeert over de oorzaken van de sterke groei van de broeikasgasemissies: verouderde installaties?, veel gebruik van fossiele brandstof (dan toch vooral bij de afvalverwerking)? Extra energie die nodig is om drinkwater te zuiveren? Sterke groei van de afvalberg?.
Dit rapport leent zich niet voor een goed antwoord op de waarom-vraag, maar een dergelijk antwoord zou wel wenselijk zijn. Bij elkaar is de sector goed voor ca 13PJ (om en nbij de metaalproductenindustrie en stijgend).

Een volume-argument dringt zich hier op: drastisch minder consumptie leidt tot drastisch minder afval.

De beschikbare koolstofarme technologieën voor water-afval

Appendices met literatuur
De twee appendices bij het rapport bevatten veel nuttige literatuur.

Drie Brabantse energieverhalen, van klein naar groot

Op mijn bureau liggen drie Brabantse energieverhalen. Die gaan alle drie over hoe het in de praktijk loopt.
De theatervoorstelling ‘Het appartementencomplex’ gaat over vier huizen die van het gas af moeten.
Dat is onderdeel van het grotere geheel van de Regionale Energie Strategie (RES) – er zijn in Brabant vier RES-gebieden.
En de Brabantse RES-sen zijn op hun beurt onderdeel van de provinciedoelen in 2030 en 2050.
Een verzamelverhaal dus van de kleine naar de grote schaal.

In gesprek met het publiek

Het appartementencomplex
Het onderzoekteam Live Journalism van de Amsterdamse Balie ( https://debalie.nl/live-journalism/ ) en het Eindhovense onderzoekscollectief Spot on Stories ( https://www.spotonstories.nl/ ) hebben samen onderzoek gedaan naar de energietransitie in Amsterdam en Brabant. Een uitgebreid onderzoeksverslag verscheen in het Eindhovens Dagblad van 13 jan 2024.
Het onderzoek werd op vrijdag 19 januari 2024  afgesloten met een theatervoorstelling ‘Het Appartementencomplex’ in de geheel gevulde podiumzaal van het Eindhovense NatLab.
Na afloop sprak Mattijs Smit van Spot on Stories met gedeputeerde Jos van der Horst (SP), die in de provincie het energiebeleid onder zijn hoede heeft.
Het verhaal is op de website van Spot on Stories te zien op journalistiek-theater-brengt-inwoners-en-overheid-dichter-bij-elkaar/ .

Een fictief Eindhovens appartementencomplex moet van het gas af en wel via de stadsverwarming – een actueel thema in Eindhoven. De houdingen van de vier fictieve bewoners lopen sterk uiteen. De gekozen flatvertegenwoordiger is aanvankelijk vóór, maar door de onduidelijke communicatie draait het plan in de soep. Immers, 70% moet vóór zijn en dat halen ze uiteindelijk niet.
Met een cursus ‘Inductiekoken voor beginners’, met bijbehorende gratis pannenset, krijg je geen stadsverwarming verkocht als niet eens duidelijk is of je er meer of minder geld aan kwijt bent dan vroeger.

Scène uit de voorstelling

Van der Horst en Smit in gesprek

Gedeputeerde Van der Horst maakt deel uit van middenbestuur – de gemeenten zijn verantwoordelijk in situaties als de nagespeelde. Maar er is inderdaad een groot verschil tussen de leefwereld en de systeemwereld. Maar ondertussen moeten er (van de RES) in 2030 wel 1,5 miljoen woningen van het gas af zijn (grofweg 20% van de woningvoorraad).
De provincie kan wel wat helpen met kennis en geld, en kijkt naar de oprichting van een publiek warmtebedrijf (een algemeen publiek energiebedrijf, met een veel ruimere taakopvatting, is niet mogelijk).

Wat ik er zelf van vind?
De kracht van de voorstelling is dat op goede wijze een reële situatie wordt nagespeeld.
De zwakte is dat een secundair probleem (de slechte communicatie) voorrang krijgt op het primaire probleem, namelijk dat wat gecommuniceerd moet worden. Het onderliggende beleid m.b.t. stadsverwarmingen deugt niet en dan kun je communiceren tot je een ons weegt.

Mijns inziens zijn stadsverwarmingen in bepaalde omstandigheden, zoals grote en dichtbebouwde wijken met kleine kavels en veel hoogbouw, de aangewezen oplossing. Het alternatief all electric is daar niet op grote schaal te realiseren en met hybride warmtepompen als alternatief verbruik je wel minder, maar niet helemaal geen gas meer, en je krijgt een grote extra elektriciteitsvraag.
Nog sterker, veel flatcomplexen hebben al blokverwarming en dat is familie van de stadsverwarming.
Verder is het onmogelijk om, per definitie grootschalige, geothermie, aquathermie en restwarmte (bijvoorbeeld van bijvoorbeeld rioolzuiveringsinstallaties en datacenters) te distribueren zonder een stadsverwarmingssysteem.

Omdat stadsverwarmingen nodig zijn, moet er deugdelijk beleid opgezet worden. In mijn ongeduld heb ik vanuit de zaal gesteld dat het Rijk gewoon de warmtetransitie bij wet verplicht moet stellen, er een systematische campagne van moet maken, er een smak subsidie tegen aan moet gooien en ter dekking een vermogensbelasting moet invoeren. De gedeputeerde keek verlangend en zuchtte.
Ik  realiseer mij dat dit kort door de bocht is, maar niet eens zo heel erg kort. Als je met subsidie de onrendabele top in de investering afdekt, is er minder vastrecht nodig.

Het warmtenet van de Amercentrale

De voortgang van de Brabantse RES-sen
De Regionale Energie Strategie RES) is een van de uitvoeringsprogramma’s van het Klimaatakkoord (daarnaast is er ook een programma voor wind op zee en wordt kleinschalige zon gemonitord).
De RES heeft twee hoofddoelen: bewerken dat in 2030 ca 1,5 miljoen woningen van het gas af zijn (grofweg 20% van de woningvoorraad), en bewerken dat in 2030 er landsbreed 35TWh opgewekt wordt met wind op land en grootschalige zon.
De bedoeling is dat deze inspanning regionaal en lokaal wordt ingevuld. Daartoe is Nederland verdeeld in 30 RES-gebieden, waarvan in Brabant vier: West; midden (Hart van Brabant); Noordoost; Zuidoost (MRE-gebied).
Gedeputeerde Van der Horst zit in de provinciale Stuurgroep RES.

De regio’s moesten een bod uitbrengen wat men aan duurzame stroom dacht te realiseren. Samen kwamen de 30 regio’s op ca 55TWh uit, dus op papier meer dan nodig was – ten dele ook in de verwachting dat niet alles wat gepland was, door zou gaan.

Om enig gevoel te geven voor verhoudingen: 35TWh = 126PJ is iets meer dan 30% van het totale Nederlandse elektriciteitsverbruik in 2022, elektriciteit was in 2022 goed voor 18% van alle netto energie in Nederland en huishoudens zijn goed voor ongeveer 1/7de deel van het Nederlandse energieverbruik.
Reken er voor de toekomst op dat het stroomverbruik enkele malen over de kop gaat bij een energieverbruik dat wat gaat zakken.
Een populaire misvatting is dat het energieprobleem opgelost is als het elektriciteitsprobleem opgelost is. Dat is dus allesbehalve zo.
Een ander misverstand (dat je wel eens bij bijvoorbeeld de SP ziet) is dat het energieprobleem opgelost is als dat van de huishoudens opgelost is. Dus evenmin zo.

Het Plan Bureau voor de Leefomgeving (PBL) houdt bij hoe de stand van zaken rond de RES is.
Over het vorige PBL-rapport heb ik al eerder geschreven op https://www.bjmgerard.nl/tussenrapportage-pbl-over-res-sen/ .
Onlangs kwam er weer een PBL-rapportage uit. Die is te vinden op  https://www.pbl.nl/actueel/nieuws/35-twh-doel-zon-en-wind-op-land-in-2030-goed-haalbaar-maar-groei-op-langere-termijn-stagneert .

Over warmte zegt het PBL samenvattend “De wettelijke en financiële kaders voor de warmtetransitie zijn nog grotendeels in ontwikkeling. Dit gebrek aan duidelijkheid kan het maken van concrete plannen vertragen, stellen de regio’s. Ook het conflict tussen de twee warmtesystemen, het collectieve en het individuele, kan de warmtetransitie vertragen: het nationaal beleid wil sterk inzetten op collectieve warmtevoorzieningen, zoals warmtenetten. Het maken van gemeentelijke plannen voor warmtenetten verloopt echter nog niet voorspoedig. In de tussentijd neemt het aantal individuele warmte-voorzieningen (elektrische en hybride warmtepompen) snel toe en worden nieuwe investeringen in warmtenetten hierdoor moeilijker omdat veel huizen al hun eigen warmtevoorziening hebben en geen aansluiting meer nodig hebben op zo’n warmtenet. Om de warmtetransitie op gang te houden en te versnellen, is het nodig de gebiedsge-richte aanpak van regio’s en gemeenten sneller in praktijk te brengen. ‘

Hiermee zegt het PBL eigenlijk hetzelfde als wat de theatervoorstelling impliciet zegt: duidelijke communicatie is niet mogelijk omdat er nog geen duidelijke werkelijkheid ligt. De nieuwe warmtewet zou die moeten geven en die zou in 2025 van kracht worden, maar dat staat op losse schroeven na de val van het kabinet.

Het PBL geeft geen kwantitatieve informatie over warmte in Brabant.
Dat doet het PBL wel over de verwachte realisatie van duurzame stroom uit wind en grootschalige zon in Nederland als geheel en in Brabant.


Het PBL komt landsbreed uit op 34 tot 44TWh uit wind en grootschalige zon en concludeert logischerwijze dat de oorspronkelijke RES-doelstelling in het Klimaatakkoord van 35TWh waarschijnlijk wel zal worden gehaald, maar dat de zelfopgelegde 55TWh teveel gevraagd is.
In bovenstaande tabel maken de vier biedingen (samen 6,6TWh = 24PJ) deel uit van de landelijke 55TWh. Van die 55TWh is 34TWh 62% en 44TWh 80%.
De tabel vermeldt per Brabants RES-gebied welk deel van het bod van dat RES-gebied waarschijnlijk in 2030 gehaald wordt. Dus in Zuidoost Brabant (het MRE-gebied rond Eindhoven-Helmond) gaat in 2030 waarschijnlijk 1,26TWh gerealiseerd zijn (0,56TWh staat er in 2023 al, 0,32TWh zit in de pijplijn (daarvoor is al SDE-subsidie toegekend) en 0,38TWh is als plan in de regio aanwezig. Eigenlijk heel matig.

Een actueel overzicht van alle aspecten van de RES in den lande is de ‘december 2023-foto’ van het Nationaal Programma RES. Die is te vinden op https://documenten.regionale-energiestrategie.nl/res-foto/np-res-foto-december-2023 .

Zonnepark Lungendonk 14 in Someren

Het rapport van de Zuidelijke Rekenkamer over de energie-ambities van Brabant
De Zuidelijke Rekenkamer (die werkt voor Brabant en Limburg) heeft de energie-ambities, en de realisatie daarvan, van beide provincies onderzocht. Beide onderzoeken zijn te downloaden op https://zuidelijkerekenkamer.nl/publicaties/voortgang-van-de-energietransitie/ . Op https://zuidelijkerekenkamer.nl/publicaties/voortgang-van-de-energietransitie-limburg/ is die van Limburg te vinden. Limburg loopt ver achter, maar daarover ga ik nu niet schrijven.

De eerder genoemde RES is hier op zijn beurt weer deel van een groter geheel. Veel groter zelfs.

De provincie Brabant heeft zichzelf twee energetische doelen gesteld:

  • In 2030 is ten minste sprake van 50% duurzame energie.
  • In 2050 is Noord-Brabant energieneutraal: ‘100% duurzame energie, grotendeels afkomstig uit Noord-Brabant’.

Er staat niet duidelijk of die 50% ook grotendeels uit Noord-Brabant afkomstig moet zijn, maar dat ligt voor de hand.
Ik beperk me nu tot 2030.

Het Rekenkamerrapport geeft politieke en bestuurlijke aanbevelingen die belangrijk zijn, maar die ik hier vanwege de ruimte niet bespreek. Ik licht er de gewenste en de gerealiseerde cijfers uit.


Waar praten we over?

Het totale Brabantse energieverbruik in 2021 (meest recente volledige gegevens) bedroeg volgens de Klimaatmonitor (dd 26 jan 2024) 261PJ. Daar zit een daling door Corona in. Zou die daling  doorzetten, dan zit je rond de 2030 ergens rond de 255PJ.
Laat je Corona weg, dan daalt het verbruik niet en zat de laatste pre-Coronajaren op 280PJ.
De helft hiervan zou, volgens de provinciale doelen, hernieuwbaar moeten zijn. Je kunt discussiëren de helft van wat precies, maar het Rekenkamerrapport werkt met 268PJ (dd een eerdere datum) en daarvan de helft, 134PJ. Andere aannames leiden niet tot wezenlijk andere resultaten.
Het Brabantse duurzame energiedoel in 2030 is dus 134PJ.

Van die 268PJ zou volgens de Rekenkamer in 2021 voor 29,7PJ uit duurzame energie bestaan en dat zou 11,1% van het Brabantse verbruik zijn. Dat is iets onder het Nederlands gemiddelde van 11,9%. De Brabantse voorhoedepositie bestaat meer als intentie dan als realisatie.
De nieuwste nationale doelstelling voor 2030 voor hernieuwbare energie bedraagt overigens 27% . Voor Brabant zou dat 72PJ zijn.
De ‘oude” doelstelling uit het Energieakkkoord 2013 was 16% hernieuwbare energie eind 2023. Voor Brabant zou dat ca 43PJ zijn.


Er zit echter een fout in de berekening van de Rekenkamer. Die is namelijk de Amercentrale geheel vergeten. Die fout wordt in de Klimaatmonitor zelf al gemaakt en de Rekenkamer borduurt daarop voort.
In de toelichting bij de Klimaatmonitor blijkt dat de CBS-categorie ‘Bij- en meestoken biomassa in centrales’ niet meegeteld  is. Dat is een aparte CBS-categorie. De toelichting op de Klimaatmonitor noemt slechts de decentrale categorie “Totaal biomassaketels bedrijven”.
Het weglaten van de Amercentrale is verhoudingsgewijze geen kattenpis. Deze 600MW-centrale zal binnenkort geheel op biomassa draaien, en blijft dus bestaan. De inrichting is goed voor ca 18PJ stroom en (in 2030) ca 3PJ warmte. Met andere woorden: de Amer9 produceert op zijn eentje om en nabij evenveel hernieuwbare stroom en warmte als de gezamenlijke Brabantse RES-sen.
Het bijstoken cq het alleen nog maar stoken van biomassa in centrales is omstreden. In het geval van de Amer9 verdedig ik de bijstook, mits met een goede rookgasreiniging en met gegarandeerde duurzame herkomst van de pellets. Zie https://www.bjmgerard.nl/rwe-stopt-warmtelevering-aan-amer-warmtenet-wat-nu/ en van daar af verder terug.

De gezamenlijke RES-regio’s dragen voor een nog onbekend deel van 6,6TWh (= 24PJ) aan het Brabantse doel bij, wat dus duidelijk slechts een klein deel van het grotere verhaal is. De provincie denkt zelf dat dat onbekende deel 5TWh is (18PJ).

Als ik het zelf optel, kom ik dus uit op de ca 17 PJ biogas en biobrandstoffen uit bovenstaande tabel die de Rekenkamer noemt op gezag van de Klimaatmonitor (dat is 2021, zal in 2030 wel wat meer zijn),  op de ca 18PJ (of iets meer) hernieuwbare stroom uit de RES in 2030,  plus op ca 21 PJ stroom en warmte van de Amercentrale (ook 2030).
Volgens mij haalt NBrabant in 2030 ca 55 a 60PJ hernieuwbare energie op eigen grondgebied en haalde NBrabant in 2022 ongeveer 50PJ.
Dus dd 2023 ongeveer de ‘oude’ Nederlandse norm uit het Energieakkoord 2013, minder dan de nieuwste Nederlandse norm en nog minder in vergelijking met de eigen Brabantse norm.

(De tabel gaat over NBrabant. Zon groot telt mee voor de RES, de energie is die volgt uit een vermogen van 3286MW bij 900 vollasturen ).

(Deze tabel gaat over NBrabant. Wind telt mee voor de RES. De windopbrengst over 2022 volgt uit een vermogen van 346MW bij ca 1800 vollasturen.
Voor het elektriciteitsnet is de verhouding wind : zon = ongeveer 4:1 het gunstigst. De Brabantse verhouding ligt op ongeveer 1:5. Hierdoor is extra veel opslag en een extra verzwaard elektriciteitsnet nodig. De scheve verhouding komt onder meer vanwege de vijf militaire vliegvelden in NBrabant en de bijbehorende beperkingen).

Nu zit er een systeemfout in het fundament van de berekeningen van gemeenten en provincies die energieneutraal willen zijn.
Nederland als geheel vertrouwt sterk op wind op zee ter afdekking van de energiebehoefte.
In het Klimaatakkoord werd aan wind op de Noordzee 49TWH (=176PJ) toevertrouwd.
Nadien is deze ambitie bijna verdubbeld. In de nieuwe ambitie is de Noordzee in 2030 goed voor 86TWh (=310PJ). Zie https://windopzee.nl/onderwerpen/wind-zee/wanneer-hoeveel/wind-zee-rond-2030/ .
Deze opbrengst wordt op dit moment niet over de provincies (en daarna de gemeenten) verdeeld. Dat is een politiek verhaal. De regering kan ook zeggen dat een deel van deze opbrengst al op zee verbruikt wordt (bijvoorbeeld om waterstof te maken), of dat de stroom en de waterstof aan bepaalde specifieke industrieën wordt toebedeeld.
In het theoretische geval dat de 86TWh wind op zee in 2030 gehaald wordt, en dat NBrabant daarvan 1/7de deel toegewezen zou krijgen (om en nabij evenredig aan wat NBrabant binnen Nederland voorstelt), zou dat voor NBrabant 1/7de *310 = circa 45PJ betekenen.
In dat geval zou aan de 55 a 60PJ toegevoegd worden 45PJ wind op zee. . Alleen is dat dan niet meer ‘op eigen Brabants grondgebied’.
Met een evenredig deel van wind op zee meegeteld zou NBrabant in 2030 op ongeveer 105 a 110PJ komen.
Het NBrabantse doel van 134PK  is dan nog  niet gehaald, het nieuwe Nederlandse doel van 72PJ wel.


Een paar moralen ter afsluiting.

  • Je ziet in Brabant nog veel te weinig energiebesparing
  • Zelfs als er wel een substantiële besparing zou zijn, zou je nog alle denkbare energiesoorten nodig hebben om je doel te bereiken (dus bijvoorbeeld niet alleen maar zon op dak en wind op zee). Het is èn èn, niet òf òf. Elke deskundige zal dit beamen.
  • De RES-sen moeten worden afgemaakt, maar dat is niet voldoende
  • De Amer9-centrale moet in de verduurzamingstaak meetellen
  • Het recente regeringsbeleid werkt het oprichten van nieuwe wind- en zon-installaties tegen (https://www.bjmgerard.nl/bijna-verbod-op-zonneparken-een-slechte-zaak/ ).
  • Grotendeels op eigen grondgebied energetisch zelfvoorzienend zijn is in NBrabant niet mogelijk
  • Überhaupt is het importeren van energie geen schande (doet Nederland nu ook). De vraag is echter of er in 2030 in het buitenland al voldoende aanbod van duurzame energie is (terwijl de toeleverende landen hun eigen duurzame doelen behalen).

Bijna-verbod op zonneparken een slechte zaak

Gaandeweg zijn de regels voor zonneparken (op de grond) steeds verder aangescherpt. Nu zover dat er sprake is van een bijna-verbod dat heel schadelijk is voor de energietransitie, en daarmee voor de klimaataanpak.


Hoe is dat zo gekomen?
Nederland is een klein en dichtbevolkt land, en dat er regels zijn tegen het morsen met ruimte is logisch. Dat er om die ruimte een permanente strijd woedt tussen de belangen van de landbouw, woningbouw, energievoorziening, wegen, natuur en andere belangen is onontkoombaar.

De natuurorganisaties organisaties hebben op 10 jan 2019 hun “Constructieve Zonneladder” gepresenteerd ( https://www.nmu.nl/nieuws/wij-presenteren-de-constructieve-zonneladder/ ). De natuur- en milieuorganisaties omschrijven hun doel als een afweging “De Natuur en Milieufederaties zijn voorstander van zorgvuldig ruimtegebruik en roepen gemeenten en regio’s op om steviger te sturen op locatiekeuze en randvoorwaarden bij zoninitiatieven. Maar we vinden het óók van belang dat de lokale gemeenschap kan meepraten over zo’n beleidskader en dat de energietransitie op alle fronten tegelijk versnelt. We moeten dus ook nu al op gevoelige ontwikkellocaties aan de slag, mits dat verantwoord kan en in balans is met andere ontwikkelingen.”.

Al vanaf het begin is de afweging door belangengroepen en politici die weinig op hebben met duurzame energie geïnterpreteerd als een blokkade. In deze strikte, volgtijdelijke interpretatie mag er op de grond niets, tenzij eerst het laatste dak volligt. Waarover, helaas, de politiek niet alles te vertellen heeft en bovendien zijn sommige daken en locaties ongeschikt. Dus dat moment komt nooit en dat was precies de bedoeling.

De aanleg van zonneparken bleek echter niet tegen te houden, en daarom kwam er een convenant tussen de natuur- en milieuorganisaties enerzijds (waaronder Greenpeace en Milieudefensie) en de branche anderzijds, de Gedragscode Zon op Land dd 04 maart 2020. Zie https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2020/03/04/gedragscode-zon-op-land .
Wat mij betreft is dit een aanvaardbaar compromis, dat nog slechts om wettelijke formalisering vroeg.
In het beleid ging de Zonneladder de ‘Voorkeursvolgorde’ heten.

Een eerder artikel op deze site is te vinden op https://www.bjmgerard.nl/zonneladder-eindelijk-constructief/ .

Gaandeweg echter werd het politieke klimaat steeds ongunstiger voor zonneparken, zowel bij de lagere overheden als bij de regering.
In de eerste Zonnebrief van minister Jetten dd 20 mei 2022 ( https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022D20571&did=2022D20571 ) staat nog “Een nieuwe fase voor zon-PV vraagt om aanvullend beleid. De Voorkeursvolgorde Zon, zoals opgenomen in de NOVI, blijft ook voor dit kabinet leidend bij de beleidsinzet voor zon-PV. Dat betekent dat ruimtelijk beleid of stimuleringsbeleid hier ondersteunend aan moet zijn en dat praktische en beleidsmatige belemmeringen die toepassing van de Voorkeursvolgorde in de weg staan, zoveel mogelijk moeten worden weggenomen. Op die manier wil dit kabinet zon-PV zo veel mogelijk realiseren op daken en andere objecten en op die manier landbouw- en natuurgronden zo veel mogelijk ontzien. De aard van de Voorkeursvolgorde, namelijk dat deze geen volgtijdelijkheid inhoudt, blijft daarbij behouden. Dit betekent dat de Voorkeursvolgorde leidend is bij het verkennen van de mogelijkheden voor zon-PV, maar dat in de realisatie niet eerst alle daken en objecten benut hoeven te worden voordat er gewerkt kan worden aan grondgebonden zon-PV.”.
Voorafgaand aan de brief was breed overlegd, o.a. met de natuurorganisaties en de branche.

Verbeelding van de plannen van Heijmans om zonnepanelen als geluidsscherm te gebruiken langs de A50 bij Uden

Multifunctionaliteit is een redelijke eis bij krappe ruimte, en daaraan valt op verschillende manieren tegemoet te komen die passen bij het Convenant Zon op Land. Deze formulering leidde niet tot stennis.

In de tweede Zonnebrief van Jetten dd 06 juli 2023 echter werd een veel strakkere toon aangeslagen ( https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2023D31776&did=2023D31776 ). Er staat “Het kabinet wil de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk benutten met behoud van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Ook willen we landbouw- en natuurgronden waar mogelijk ontzien. Daarom wordt voor de hernieuwbare opwek met zon-PV de Voorkeursvolgorde Zon gevolgd. In de afweging voor hernieuwbare opwek met zon-PV wordt daarbij door inititiatiefnemers samen met bevoegd gezag in volgorde gezocht naar, hernieuwbare opwek met zon-PV op:

1. daken en gevels;
2. terreinen en objecten binnen bebouwd gebied;
3. terreinen en objecten in het landelijk gebied (m.u.v. landbouw- en natuurgronden);
4. landbouw- en natuurgronden.
Pas als trede 1, 2 en 3 onvoldoende mogelijkheden bieden komen locaties op trede 4 in beeld. Daarmee ontzien we landbouw en natuur (trede 4).”.

En

Kabinet en medeoverheden zijn alle voor het beperken van zon op landbouw- en natuurgronden en werken samen toe naar regels met de strekking “nee, tenzij” om landbouw- en natuurgronden zo veel mogelijk te vrijwaren van zon-PV. Er zal een beperkt aantal uitzonderingen voor zon-PV op landbouw- en natuurgronden, “nee, tenzij”, worden geformuleerd, waarbij de voorwaarden tijdelijkheid en multifunctioneel gebruik in ieder geval zullen gelden. Deze voorwaarden worden in de komende maanden verder uitgewerkt. Bovenal geldt dat de treden 1, 2 en 3 zo veel als redelijkerwijs mogelijk is moeten zijn doorlopen, om aan de uitzonderingen voor trede 4 toe te komen”.

Hiermee wordt de volgtijdelijkheid ineens wel als eis gesteld, en geldt voor zonneparken een ‘Nee, tenzij ….” beleid. De voorwaarden voor dat ‘tenzij’ zouden later gepubliceerd worden.
Jetten geeft wel argumenten, maar die ogen niet heel solide. Nieuwe gemeentelijke bevoegdheden bijvoorbeeld zijn bijvoorbeeld gebaseerd op de nieuwe Omgevingswet, waarvan velen een uitvoeringspuinhoop verwachten, en ze zijn vaak gebaseerd op overwegingen van wat er theoretisch mogelijk is, maar in praktijk slechts na innovaties kan worden verwezenlijkt (bijvoorbeeld het integreren van PV-voorzieningen in muren, kozijnen – wat op papier wel kan, maar wat in praktijk nog zelden gebeurt). Volgens TNO kan er op dit gebied wel wat: zie https://www.tno.nl/nl/newsroom/insights/2023/08/blik-2030-zonne-energie/ .
Ook wordt verwezen naar de invoering van de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD, https://energy.ec.europa.eu/topics/energy-efficiency/energy-efficient-buildings/energy-performance-buildings-directive_en ), waarvan de verwezenlijking nog moet beginnen.

Voor de duidelijkheid: ik  vind dit op zichzelf goede ontwikkelingen.

De vraag is of die ontwikkelingen doen wat ze moeten gaan doen. Ik zie dat allemaal niet zo en de verkiezingsuitslag van 22 nov 2023 maakt het optimisme er niet groter op. Vraag is bijvoorbeeld wat er van het Klimaatfonds overblijft.

Ook bij de partners in het Convenant Zon op Land viel de tweede Zonnebrief, voor zover het over dit aspect gaat, slecht. Zie https://hollandsolar.nl/actueel/zonsector,-natuur-,-bewoners-en-milieuorganisaties-ban-op-zonnevelden-op-landbouwgrond-is-slecht-voor-boer,-natuur-en-klimaat.html , welke verklaring onder andere, naast Holland Solar, gesteund wordt door de natuurorganisaties, Milieudefensie en Greenpeace, en de energiecoöperaties.  
Met verbijstering heeft Holland Solar kennisgenomen van het kabinetsbesluit om zon op landbouwgrond vanaf juli 2024 ernstig te beperken. Holland Solar ziet dit als een onnodige maatregel die een rem zet op de energietransitie. Een dergelijke maatregel is onbegrijpelijk in een tijd waarin de vraag naar duurzame elektriciteit in rap tempo toeneemt en de ambitie is gesteld om de elektriciteitsproductie in Nederland in 2035 volledig CO2-vrij te maken. Door zon op landbouwgrond sterk te beperken haalt de Minister het tempo uit de energietransitie, terwijl deze projecten juist een oplossing zijn voor een groot aantal opgaven waar we op dit moment voor staan.”

Inmiddels bestrijden de natuurorganisaties dus hun eigen schepping, die een eigen leven is gaan leiden. Soort Frankenstein.

Op 26 oktober 2023 maakte de regering de uitzonderingen bekend, op basis waarvan het inrichten van de bodem tot zonnepark niet verboden is:

  • Als er een substantiële agrarische functie gekoppeld wordt aan het PV-park
  • Landbouwgrond die in transitie is naar een andere bestemming en/of slecht is (en dan maximaal voor 30 jaar, opbrengst te gebruiken binnen het transitieplan)
  • Als het PV-park betekenisvol bijdraagt aan het bestrijden van de netcongestie
  • Projecten die al een eind op stoom zijn in de Regionale Energie Strategie (RES)

Dit wordt juridisch bindend vastgelegd.

Dit mag nog wel (foto Energie Coöperatie Vrijstad Engie Culemborg via TNO, https://www.tno.nl/nl/newsroom/2023/11/solarmilk-zonnesystemen-landbouw/ )

Cijfers – 2030
Op basis van de Klimaat- en Energie Verkenning 2023 (KEV2023, zie de openingsafbeelding) wordt Nederland op basis van de Europese Energy Efficiency Directive geacht in 2030 netto 1609PJ ( 444TWh) aan de klant af te leveren (de zwarte stip). Dat is inclusief 134PJ voor de luchtvaart.
De lijn van het werkelijke verbruik kruipt daar besparend naar toe.
Lastig is dat er meerdere maatstaven zijn die onderling niet helemaal te vergelijken zijn. Getallen in deze EED-afbeelding hoeven dus niet precies te passen bij andere getallen.

De geel gearceerde cijfers zijn die welke meetellen voor de Regionale Energie Strategie (RES)


In dit verband is relevant dat slechts een deel van die 444TWh (1609PJ) in de vorm van elektriciteit aan de klant wordt afgeleverd.
Het is riskant om gegevens uit verschillende bron te combineren (soms andere aannames), maar het moet nu toch even. Neem cijfers met een korrel zout.

Uit een onderzoek van TNO dd 22 april 2022 (zie bovenstaande tabellen) blijkt dat als je de meest recente Europese eisen volgt (in de vraag-tabel de laatste kolom 55% en RED III), Nederland in 2030 vraagt om 206TWh elektriciteit. Het elektriciteitsgebruik stijgt extra snel omdat het aardgasgebruik etc daalt.
Hetzelfde onderzoek komt tot een stroomaanbod van 165TWh in 2030. Dit aanbod is nog voor 35TWh fossiel. Dat past nog net binnen de CO– emissielimiet in 2030. Als een nog latere aanscherping, die nog niet in deze tabel staat, meegenomen wordt past er nog maar een productie 148TWh binnen de emissielimiet.
Met andere woorden: er is sowieso een stroomtekort in 2030 van 41TWh (206-165). Als de extra aanscherping meegeteld wordt, is er een tekort van 58TWh. Dit tekort moet hernieuwbaar worden ingevuld, omdat dat wat er staat per definitie al aan de CO2 -limiet zit.

Uiteraard heeft men ook nagedacht over oplossingen.
Jetten noemt in zijn tweede zonnebrief 20TWh uit zijn nieuw, innovatieve bronnen aan dak en gevel als aanvulling op de Regionale Energie Strategieën. In hoeverre dat mogelijk is, moet blijken: de netbeheerders zeggen dat ze niet verder kunnen gaan dan de 35TWh die er staat, maar mogelijk is er sprake van lokale productie en lokaal verbruik
TNO noemt enkele importmogelijkheden:

  • 10GW elektrisch vermogen wat, als dit jaarrond ingezet zou worden, 88TWh groene stroom binnen zou brengen. Dit met heel wat mitsen en maren, zoals bijvoorbeeld welk Europees land al voor 2030 zoveel groene stroom over heeft. En of het om echte stroom gaat of om groene certificaten.
  • Import van 0,2 tot 0,4Mton groene waterstof, waarvan de productie 11 resp 23TWh groene stroom zou kosten. Dat gaat dan van de vraag van 206TWh af. Dit ook met mitsen en maren.

Een onverwoestbare optimist zou kunnen zeggen dat er tot 2030 geen nieuwe zonneparken nodig zijn als de vraag is om uitsluitend het elektriciteitsbudget in 2030 in orde te krijgen. De tekorten moeten dan grotendeels worden opgelost met import en of dat lukt, moet blijken.

Lokale politici kunnen zich het beste inzetten voor de realisatie van de RES. Dat moet en kan in elk geval, al wordt het hun wel moeilijk gemaakt doordat hen een belangrijk wapen uit handen is geslagen.

De cijfers – 2050
Maar er moet veel meer gebeuren dan alleen het elektriciteitsbudget in 2030 in orde te krijgen.

Bovenstaand diagram komt uit het recente Nationaal Plan Energiesysteem (NPE), dat minister Jetten op 03 juli 2023 ingediend heeft. Het is nog een concept. Zie https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2023D29891&did=2023D29891 .
Er wordt impliciet gesuggereerd dat het diagram inclusief de luchtvaart en scheepvaart is en inclusief non-energetisch gebruik voor materialen, zonder dat dat duidelijk wordt uitgelegd.
In een bijlage van het NPE is te vinden dat er, naast het elektriciteitsbedrag, ook nog een niet-fossiele biogrondstoffencomponent is van grofweg 1300PJ. Dat is een complex verhaal en voor het doel van dit artikel is dat niet nodig.

Er zijn twee uitdagingen, die al meteen in het oog springen als men in het diagram de cijfers van 2030 en 2050 vergelijkt.

  • We moeten van 130 TWh (165 – 35) duurzame elektriciteit in 2030 naar 556 TWh (ca 2200PJ) duurzame elektriciteit in 2050
  • De hoeveelheid zon-PV daarbinnen neemt toe van 41TWh in 2030 naar 105TWh in 2050 (NB: de 41TWh in 2030 in het NPE is hoger dan de 23TWh bij TNO, mogelijk omdat TNO met oudere cijfers gewerkt heeft)

Ook in 2050 kan Nederland proberen van de de import van duurzame stroom of waterstof te leven. Ik heb daar op zich niets op tegen, want volledige zelfvoorzienendheid hoort niet tot mijn principes. Een relevantere vraag is wat er op dit gebied in 2050 mogelijk zal blijken te zijn. Ik vind niet dat je er een vlucht naar voren van moet maken.
Zie https://www.bjmgerard.nl/vier-scenarios-voor-het-energiesysteem-van-de-toekomst/ .

Gezien de omvang van de uitdaging op de lange  termijn vind ik het onlogisch om te gaan remmen op de ontwikkeling van zonneparken op de grond. Ik begrijp dat er keuzes gemaakt moeten worden, maar dan kies ik voor verkleining van de topzware Nederlandse landbouw. Zie ook https://www.bjmgerard.nl/wat-ik-van-de-boerenacties-vind-en-van-de-nederlandse-landbouw/ .

Zonnepark Bockelwitz-Polditz aan de Mulde (Dld) (foto bgerard) (Dit park telt 14000 panelen, samen goed voor 3,15MW piek, en was daarmee in 2010 het 130ste park van Duitsland).

Aanvullende gedachten

Batterijen, regelsystemen en bedrijventerreinen op de energiebeurs in Den Bosch

De energiebeurs
Elk jaar vindt in de Brabanthallen in den Bosch de energiebeurs plaats en ik ga er elk jaar naar toe, met een badge van Milieudefensie en de SP op mijn buik.  Ik ben er op 12 oktober 2023 geweest.
De beurs duurt drie  dagen en als je alles wilt zien (inclusief Prefab en Industrial Heat and Power en Zero Emission Ecomobiel) heb je aan die drie dagen niet genoeg. Bij mij al helemaal niet, want bij elk museumbezoek en wat daar op lijkt, moet het personeel mij bij sluitingstijd aan de haren naar buiten sleuren.
Zo’n beurs werkt als een goedkope en intensieve bijscholingssessie.


Koppeling aan het Milieudefensievoorstel
Ik  heb dus dit jaar gekozen voor een koppeling aan de energieopslagcampagne, die Milieudefensie Eindhoven voorgesteld heeft voor de Brainportregio. Brainport heeft een heleboel slimme bedrijven, maar de regionale politiek gebruikt die niet om daaraan een systematische, industriepolitieke en publiek gestuurde campagne te verbinden. Bijvoorbeeld ten behoeve van het massieve woningbouwprogramma dat bij de verwachte explosieve groei van de regio hoort – of die groei zo explosief moet zijn, is een ander verhaal.
Een bijbehorend verhaal gaat over de verduurzaming van de regionale bedrijven terreinen, waarvoor opslag en organisatie vereisten zijn.
Eigenlijk is Brainport Development het tot op zekere hoogte met Milieudefensie Eindhoven eens. Er vinden gesprekken plaats met Brainport Development en bijvoorbeeld ook met het nieuwe Battery Competence Center,  en onlangs bracht directeur Pols van Milieudefensie een werkbezoek aan de regio.
Zie  https://www.bjmgerard.nl/milieudefensie-eindhoven-waarom-heeft-brainport-geen-duurzaamheidsplan/ en https://www.bjmgerard.nl/gezamenlijk-gespreksverslag-brainport-development-milieudefensie-op-21-jan-2022/  en https://www.bjmgerard.nl/directeur-milieudefensie-brengt-werkbezoek-aan-brainportregio/ en https://www.bjmgerard.nl/batterijopslag-ja-de-maatschappij-alleen-als-flappentap-nee/ .

Zelfs ‘energieopslag’ is nog een ruim begrip. Ik heb me beperkt tot de opslag van elektrische energie, de bijbehorende installatietechniek en de toepassing op bedrijventerreinen (dus bijvoorbeeld deze keer geen warmteopslag).

Landelijk is er een branche-organisatie www.energystorageNL.nl met een elektrische tak, een warmtetak en een chemische tak.

De ervaringen
Eigenlijk als overheersende ervaring dat de noodzaak van energie-opslag (in casu accu’s) een vanzelfsprekendheid geworden is, en dat er zich navenant een al een markt bij ontwikkeld heeft.

Representatief voor een deel van het veld is Big Ass Battery uit Nuenen, binnenkort Helmond ( https://bigassbattery.com/ ). De naam deed wel even de wenkbrauwen fronsen in de bestuurskamer van Van Oord (Eindhovens Dagblad 26 sept 2023) , maar Big Ass mocht dan toch de accupakketten leveren voor de elektrische machines, die 19 kilometer Waaldijk bij Tiel versterken. Plus snellaadpalen om de accu’s bij te laden, plus drie windmolens en een zonnepanelenveld om die laadpalen te voeden. De combinatie van alles is (naar eigen zeggen van Big Ass) innovatief. Het is lichtelijk de categorie lomp geweld, en dat is respectvol bedoeld.
De website drukt op https://bigassbattery.com/nieuws/cobouw-eerste-snellaadstation-voor-zwaar-materieel een artikel uit Cobouw af, dat in detail ingaat op dit project. De combinatie gebruikt veertien graafmachines, tien vrachtauto’s, vier shovels, vijf tractors, een complete asfaltset, twee draadkranen, een silent piler voor het trillen van damwanden en een schapenpootwals, allemaal elektrisch.
Big Ass gebruikt zelfgebouwde LithiumIjzerPhosfaatBatterijen (LFP-Batterijen) die brandveilig  zijn, modulair en bijna geheel recyclibaar  (lithium, fosfor en grafiet terug, er zit geen cobalt in). De website bevat een milieu- en recycleparagraaf.

Waterstof-broom flow accu (schematische aanblik)

Waterstof-broomaccu – schematisch werkingsprincipe. Met H2 en BR2 is de accu opgeladen.

Een andere stand, aan welke ik al van tevoren van plan was een bezoek te brengen, is die van Elestor ( https://elestor.com/ ). Elestor (gevestigd in Arnhem) doet in waterstof-broom batterijen. De waterstof zit als gas in een tank, het mengsel van broom en broomzuur, opgelost in water, in een andere tank. Vanwege die tanks is enerzijds de opstelling slechts geschikt voor statische toepassingen, maar is anderzijds de opslagcapaciteit willekeurig groot te kiezen. Het vermogen hangt van de omvang van het reagerend oppervlak af.
Het principe komt van de NASA en was ooit bedoeld voor gebruik in de ruimte, maar dat heeft niet doorgezet. Een tijdlang was er geen aandacht voor, maar de noodzaak om elektriciteit op te slaan bracht nieuw leven.
Het is voor materie een geheel gesloten systeem. Er gaat alleen maar stroom in en uit. In theorie zou het systeem onbepaald lang mee kunnen, maar in praktijk denkt men eerder aan bijvoorbeeld 20 jaar.
Zie ook https://en.wikipedia.org/wiki/Hydrogen%E2%80%93bromine_battery .
De grondstoffen zijn een groot voordeel: men hoeft er geen lithium of cobalt of zeldzame aarde-metalen voor uit de grond te halen en waterstof en broom zijn goedkoop en overal verkrijgbaar (desnoods uit zeewater). Het enige exclusieve dat nodig is, zijn katalysatormaterialen als platina en iridium (die dus niet verbruikt worden).

Accucontainer van POWERWATT

Van de vele andere merken nog apart aandacht voor POWERWATT, o.a. vanwege de Brabants-patriottische reden dat de backoffice in Tilburg staat (www.powerwatt.nl). Het oogt allemaal wat minder shiny dan bij BigAss.
POWERWATT gaat tot maximaal 40 voets-containers met daarin 1900kWh energie die met 2000kW geleverd kan worden. Aan de andere kant van het spectrum biedt de onderneming ook huisaccu’s
Verder reviseert POWERWATT gebruikte accu’s van elektrische auto’s.
POWERWATT werkt met Lithium-ion en met LFP-batterijen.

Nog even, vanwege dezelfde Brabants-patriottische redenen, Customized Energy Systems (CES,  www.exidegroup.com/ces , want die onderneming zit in Helmond. Kan nog eens van pas komen als het Milieudefensievoorstel voor een industriepolitieke opslagcampagne werkelijkheid wordt.
CES . CES adverteerde op de beurs met verdienmodellen: onbalanshandel (snel inkopen als de stroom goedkoop is, snel verkopen als hij duur is – dat heeft een piekdempend karakter) en meewerken aan de stabilisatie van het elektricitietsnet op zo precies mogelijk 50,0 Hz.

Deze voorbeelden zijn een greep uit een groter aantal aanbieders. Het is ondoenlijk ze allemaal te bespreken.

Hoe een middelgroot familiebedrijf met concrete vragen omgaat
Tijdens de beurs zijn er workshops waar je je voor in kunt schrijven, vaak gratis. Ik ben naar die  van Bredenoord geweest, een 85 jaar oud familiebedrijf met ruim 400 werknemers, verspreid over alle denkbare disciplines, die vooral in tijdelijke mobiele energieoplossingen doet in ruime zin ( www.bredenoord.com ). Ze komen uit Apeldoorn.
Ook hier absoluut geen exclusiviteitsclaim, want er zijn meer van dit soort bedrijven. Deze was toevallig beschikbaar.
Het onderwerp leeft: de spreker namens Bredenoord zei dat ze voor de drie dagen van de Energiebeurs 999 aanmeldingen voor hun workshop hadden ontvangen. Helaas dus. Men wil het in principe op kantoor nog eens dunnetjes over doen en de presentatie is rondgestuurd.

Walstroom voor de boten met Oekraiense vluchtelingen in de Nijmeegse Waalhaven

De basisboodschap is dat batterijen hard nodig zijn, maar tussen andere oplossingen.
Eerst nadenken wat je zelf kunt doen, dan wat je niet zelf kunt doen, en dan analyseren wat het beste werkt. Dat kan een batterij zijn, maar bijvoorbeeld ook biogas (uit rioolwaterzuiveringen, niet uit de veeteelt – had ik gevraagd). De ervaringen met waterstof waren niet goed.
Verder: niet naar de perfectie streven. De weg naar emissieloos loopt via emissiearm! Bijvoorbeeld  Stage V – dieselaggregaten om bij te laden. Stage V is vanaf 2019 de strikste emissiestandaard voor Non Road Mobile Machinery.

Energy Hubs voor bedrijventerreinen staan hoog op de strategische to do-lijst.

Bredenoord op de Zwarte Cross (2018)

De verduurzaming van bedrijventerreinen
Als afsluiting een anderhalf uur durende workshop over de verduurzaming van bedrijventerreinen met meerdere sprekers.

Eerstens Jeroen Bosma namens het Programma Verduurzaming Bedrijventerreinen (PVB), een programma binnen de Rijksorganisatie TKI Urban Energy ( https://pvbnederland.nl/ ). PVB werkt in Brabant samen met VNO-NCW Brabant – Zeeland.
PVB biedt concrete hulp, kennisdeling en een netwerk. Dat moet helpen (was mijn vraag) om kennis, opgedaan bij een pilot als bijvoorbeeld het Kempisch Bedrijvenpark te kunnen overplanten naar andere bedrijventerreinen.
De 3800 bedrijventerreinen in Nederland zijn samen goed voor 3% van de ruimte. Die terreinen hebben een enorm onbenut potentieel als het gaat over energie, ruimte en klimaat. Ze huisvesten ongeveer een derde van de banen en verbruiken een aanzienlijk deel van de energie. De verduurzaming van bedrijventerreinen levert een grote bijdrage aan het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Het Eindhovense bedrijventerrein De Hurk

In Brabant is er een ruimteprobleem. PVB streeft op de eerste plaats via gebiedsgericht werken naar een intensiever en beter gebruik van bestaande terreinen (vergroenen, andere parkeeroplossingen, überhaupt liever minder autoverkeer).

Enzo Diependaal sprak namens zijn eigen eenmans-consultancybedrijf Rethink Zero uit Udenhout. Hij is een aangenaam vrijmoedige spreker, met als belangrijkste boodschap dat netcongestie op bedrijventerreinen (slechts gedurende een zeer gering deel van de tijd een probleem) veel beter bestreden zou kunnen worden met collectieve organisatie die een ‘Groep Aansluit- en Transportovereenkomst’ heet, waarin ‘individuele bedrijven worden gebundeld zodat partijen samen kunnen én mogen werken. Op deze manier worden individuele vermogens van bedrijven samengevoegd waarbinnen kan worden gehandeld. Denk aan zonnepanelen van bedrijf A die een overproductie aan stroom hebben die het net niet op kan, maar wel aan bedrijf B op het bedrijvenpark kan worden verkocht en met netwerksturing fysiek kan worden geleverd.’. Dat is dus precies wat er op het Kempisch Bedrijvenpark gebeurt (waarschijnlijk in de coöperatievorm), maar daar mag het omdat dat een van de drie officieel door netbeheerder Enexis toegestane pilots is in Brabant. Diependaals frustratie over het spanningsveld tussen werkelijkheid en papier droop van zijn verhaal op de Energiebeurs af.  Maar ook Enexis heeft zijn schaarsteproblemen.
Bovenstaand citaat komt uit een verslag van Diependaals inzet op Bedrijvenpark Pannenweg II in Nederweert ( https://getlyv.com/2023/05/08/eerste-bedrijvenpark-in-nederland-lost-eigen-netwerkcongestie-op-met-energy-hub/ )
Diependaal stelt dat per pilot maar een handvol grote bedrijven mee mag doen, terwijl 70% van de bedrijven kleinverbruiker is. Nog meer frustratie. Diependaal maakt er onderhand een sport van in de grens met de burgerlijke ongehoorzaamheid net niet te overschrijden.

Voorbeeld dat elektriciteitscongestie op een bedrijventerrein slechts zelden voorkomt. De noodlottige pieken bepalen wat officieel de netdimensionering zou moeten zijn, maar met simpele onderlinge afspraken zouden de pieken ook onderling’gewoon’ vermeden kunnen worden.

De rest van de sessie ging over de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) en over NAL’s ‘Vliegende Brigade’ , met Suzanne Brands (RVO) en Jesper van de Velden (RVO). Zie https://www.agendalaadinfrastructuur.nl/ en daarbinnen (in deze context) het vrachtvervoer.

De vertrekgedachte is dat de Total Cost of Ownership (aanschaf plus exploitatie over de levensduur) van elektrische auto’s omlaag gaat, en dat uiteindelijk 80% van het expeditievrachtverkeer elektrisch wordt. Het omslagpunt naar elektrisch wordt verwacht ergens rond 2027 of 2028.

Een van de instrumenten binnen het NAL is het ‘Dashboard Laadprognoses op bedrijventerreinen’ ( https://www.agendalaadinfrastructuur.nl/nieuws/2487425.aspx ), onlangs nog gemoderniseerd. Dat deed Jesper van der Velden.
De pretentie is dat dit Dashboard voor elk bedrijventerrein in Nederland laat zien wat de verwachte laadbehoefte is voor bestel- en vrachtvoertuigen. Dit wordt via een kaartweergave geplot. De cijfers zijn waarschijnlijk van medio 2022, maar  dat staat er niet duidelijk bij.

Kaart met aantal bestelauto’s en trucks in het MRE-gebied . Via https://storymaps.arcgis.com/stories/8bfc266ec66f46b4ab60ea8773f60d2a is deze kaat interactief. Aanklikken geeft het geschatte aantal per afzonderlijk bedrijventerrein.

Dit materiaal kan door gemeenten en regio’s gebruikt worden om de behoefte aan laadinfrastructuur te schatten en daarop beleid te baseren.
Eventueel komt de ‘Vliegende brigade’ van de NAL hen daarbij te hulp. ‘De ‘Vliegende brigade’ is onderdeel van de NAL en zet zich samen met de NAL-regio’s in om de verwachte laadbehoefte voor elektrisch vervoer in kaart te brengen en knelpunten weg te nemen. Het team ondersteunt gemeenten en richt zich op het delen van kennis en best practices rond de realisatie van laadinfrastructuur. Voor meer informatie kun je contact opnemen met de NAL Vliegende brigade’ (tekst van de website)

Het duurzaamste DC ter wereld staat in Eindhoven – en toch …

Eindhoven Prologis Park en DC4
Prologis is een grote multinationale onderneming uit de VS, die vastgoed produceert voor logistieke toepassingen (Distributie Centra). De onderneming is miljarden waard.
Dat vastgoed wordt vervolgens verhuurd, meestal aan andere multinationals die aan mondiale expeditie doen.

Prologis besteedt (minstens naar eigen zeggen) veel aandacht aan de duurzaamheid van de door Prologis gebouwde panden. Naar eigen zeggen ( https://www.prologis.nl/over-ons/onze-historie ) was het de eerste onderneming in de vastgoedsector die een duurzaamheidsjaarverslag had. Ik beschik niet over de middelen om dit te controleren, maar het zou waar kunnen zijn dat Prologis in de voorhoede binnen zijn sector opereert.
De onderneming wil in 2030 een netto nul-uitstoot bereiken, gerekend over alle eigen activiteiten, en in 2040 over de hele waardeketen. Dit wederom naar eigen zeggen.

Er staan panden van de Prologistak Benelux in o.a. Venlo, Tilburg (voor Coolblue), nog eens in Tilburg (voor Pantos Logistics) en in Waalwijk (op bedrijventerrein Haven 8).

En er staan Prologispanden op het Goederen Distributie Centrum (GDC) in Eindhoven, DC1 t/m DC4. Onder het  gebied ligt een oude vuilstort.
In dit Prologis Park staan de DC’s 1,2,3 en 4, van welke de laatste drie in opdracht van Prologis gerealiseerd zijn.

De panden worden in de loop van de tijd beter.
Relevant zijn de WELL Building Standard, een maat voor de arbeidsomstandigheden ( https://en.wikipedia.org/wiki/WELL_Building_Standard ) en de BREEAM, een maat voor de duurzaamheid van een industrieel pand ( https://nl.wikipedia.org/wiki/BREEAM ).

DC4 voldoet aan het certificaat WELL Building Standard GOLD (de één na beste). De omschrijving is bij DC2 en DC3 niet duidelijk, maar lijkt op de ‘gewone’ WELL-standard neer te komen.
Bij DC4 wordt expliciet genoemd een constante monitoring van het werkklimaat, luchtfilters en een goede verlichting.

DC2 en DC3 voldeden aan BREEAM Very Good. Very Good is de twee na beste.
DC4 heeft de BREEAM Outstanding (de beste score).
Bij DC4 wordt expliciet genoemd dat het pand all-electric is, een oude vuilstort hergebruikt, dat duurzame bouwmaterialen gebruikt zijn met een lage CO2-footprint, dat materialen betrokken zijn bij nabijgelegen leveranciers zodat de transportemissies laag zijn, dat er cradle-to-cradle sandwichwanden gebruikt zijn, dat het dak vol ligt met zonnepanelen en dat een deel van de omgeving ecologisch is ingericht.

De onmiddellijke aanleidng voor dit artikel was de aankondiging in de vakpers (medio september 2023) dat de organisatie Living Future Europe ( https://www.living-future.eu/?s=eindhoven , trouwens een waardeloze homepage) aan Prologis Eindhoven DC4 als eerste pand ter wereld de Zero-Carbon-Certification had toegekend ( https://living-future.org/zero-carbon/ ). Dit nadat de energiegegevens van het Prologis Eindhoven DC4 een jaar getest zijn.
Het pand produceert (gemiddeld) meer elektrische energie dan het zelf gebruikt en dat teruggeleverde overschot is zo groot dat het de koolstofinhoud van de bouwmaterialen van het eigen gebouw zelf en van het bouwproces er in tien jaar uit zijn.

Enerzijds alle lof voor deze aanpak.

Fase 2 van Prologis Eindhoven DC4

En toch …..
En toch zijn er, naast dit enerzijds, ook wat anderzijdsen te noemen.

Het meest fundamentele anderzijds is dat Prologis met Eindhoven DC4 op zeer duurzame wijze het nog steeds zeer onduurzame bedrijfsmodel van de internationale goederendistributie faciliteert. Het gesleep met goederen en producten over de hele aardbol is niet op deze wijze en in deze omvang handhaafbaar. Er zal op een of andere manier een ontkoppeling moeten komen tussen een goed leven en bestaanszekerheid aan de ene kant en de vertaling daarvan in energie en materialen aan de andere kant.
Eigenlijk zou het een goede symboliek geweest zijn als Prologis, na de oprichting van zijn duurzame nieuwe expeditiehal, zijn oudste en minst duurzame expeditiehal  had afgestoten ten behoeve van een geheel andere bestemming. Dit blijft uiteraard een vrome wens.

Een tweede, fundamentele, kanttekening is dat het pand nog steeds heel groot is. Bovenstaande fase 2 van DC4, het kleinsten van de vier gebouwen in Prologis Park, heeft een magazijnoppervlak van 2,7hectare netto, plus daarnaast nog het buitenterrein. Het pand is grotendeels alleen begane grond. Prologis Park als geheel is op deze wijze ruim 18 hectare netto, en heel wat meer als ook het buitenterrein wordt meegeteld.
Nu is het GDC voor deze functie bedoeld, maar op deze wijze raakt het snel vol en dan moet er weer een nieuw GDC komen. En ruimte wordt schaars.
Grote loodsen neerzetten met maar één verdieping is een erg extensief gebruik van de ruimte.

Prologis Park en DC4

Een derde kanttekening is dat je in Nederland voor dit werk in distributiecentra geen mensen meer vindt. Huurders van Prologis als XPO, GXO en Morrison Express trekken mensen uit den vreemde aan, die vervolgens weer huisvesting nodig hebben, schoolklassen, extra ruimte voor hun auto enzovoort. Het is een extra reden om de vraag te stellen of de logistieke functie in Nederland zo groot moet zijn als hij nu is.
In het verlengde hiervan: nu Prologis een goede verlichting in zijn panden heeft aangebracht, kunnen de werknemers van zijn huurders hun arbeidscontract beter lezen. En dat stemt vaak niet vrolijk.

Dan nog een vierde opmerking, naar aanleiding, want daar kan Prologis ook niets aan doen.
In feite is de conclusie dat het duurzaamste distributiepand ter wereld, met een enorm dakoppervlak, de eerste tien jaar niet anders kan dan zijn eigen koolstofbalans (exploitatie en investering) sluitend maken.
Er zijn mensen die denken dat het duurzame energie-vraagstuk kan worden opgelost, alleen door die gróóóóte bedrijfsdaken vol te leggen met zonnepanelen. Zo werkt het dus niet. Er is meer nodig.

Kortom, het is mooi dat Prologis duurzame expeditiepanden bouwt, maar daarmee zijn niet alle problemen opgelost.

Directeur Milieudefensie brengt werkbezoek aan Brainportregio

Inleiding
Directeur Donald Pols en medewerkster klimaat- en energiezaken Kirsten Sleven hebben op 22 september 2023 een werkbezoek afgelegd aan de Brainportregio. Vier mensen van de Eindhovense Milieudefensiegroep waren bij het bezoek aanwezig.

Het werkbezoek moet gezien worden tegen de achtergrond van de bedrijvenactie van Milieudefensie. Volgens op het Shell-proces heeft de landelijke Vereniging Milieudefensie 29 bedrijven aangeschreven met een vergelijkbare eis “45% minder broeikasgasemissies in 2030 dan in 2019”.

Geen van die 29 bedrijven heeft een hoofdkantoor of belangrijke vestiging in Zuidoost Brabant (de Brainportregio), met als enige uitzondering Eindhoven Airport (met welke onderneming Milieudefensie Eindhoven al eerder afspraken gemaakt heeft).
De Brainportregio is een atypische bedrijvenregio. Er zitten geen zware energievreters als Tata of Yara, en de bedrijven die er wel zitten zijn moderner dan gemiddeld. Dat weerspiegelt zich in de opvattingen binnen enkele afzonderlijke bedrijven.

Het weerspiegelt zich niet in de staat van de verduurzaming in de Brainportregio als geheel, want die was tot voor kort niet beter dan landelijk gemiddeld. Brainport als organisatie had SDG-ambities (Sustainable Development Goals), maar geen specifiek verduurzamingsplan voor de regio. En bijvoorbeeld ook geen milieujaarverslag (komt eraan).
Milieudefensie Eindhoven heeft Brainport Development, en de Stichting Brainport, hierop twee jaar geleden aangesproken. Dat leidde tot enkele gesprekken, waarin bleek dat, redenerend vanuit verschillende uitgangsposities, de ambities van Milieudefensie Eindhoven en Brainport Development een heel eind gelijk op gingen (zie elders op deze site).
Uiteindelijk leidde deze gesprekkenreeks tot een uitnodiging aan Milieudefensiedirecteur Pols voor een werkbezoek, dat dus op 22 sept jl plaatsvond in het Atlasgebouw van de TU/e .

Het werkbezoek
Het werkbezoek bestond uit vier blokken.

In het ontvangst- en kennismakingsblok schetste directeur Van Nunen van Brainport Development de Brainportstructuur.

Mevrouw Wieczorek

Mevrouw Anna Wieczorek, Sustainability Ambassador van de TU/e, behandelde de hoofdlijnen van de duurzaamheidsaanpak van de TU/e .
De Eindhovense wethouder Rik Thijs en de Helmondse wethouder Arno Bonte (geide GroenLInks) bespraken het ‘Klimaatneutrale steden’-project waaraan beide steden meedoen. De twee steden willen, als onderdeel van een Europees project, in 2030 klimaatneutraal zijn. Er zitten nog de nodige onzekerheden aan verbonden en de bespreking was meer procedureel dan resultbescrijvend opgezet, maar bij de begroting begin oktober zou het duidelijker worden.
Donald Pols benadrukte het belang van het zg GHG-protocol om bedrijfsemissies weer te geven ( https://ghgprotocol.org/ ). Hij signaleerde een tegenstelling tussen enerzijds het internationale functioneren van grote bedrijven en anderzijds de nationale wetgeving waaraan ze gebonden zijn. Om aan Parijs te voldoen moeten bedrijven zowel de in dit protocol vastgelegde scope 1-, scope 2- en scope 3 emissies halen.

In het gebouwde omgeving-blok gingen de twee wethouders, gesteund door dhr Savenije van VDL die de zieke mevrouw Havinga van de TU/e verving, in op praktische zaken zoals op het Eindhovense publieke energiebedrijf in oprichting met vooralsnog vooral warmtefuncties (enige discussie hoe ruim ‘publiek’ moet worden opgevat), en over het ijzerpoederproject t.b.v. piek-bijstook in de Helmondse stadsverwarming (waarover meer in het volgende blok).
De TU/e bood ter plekke 1,5 miljoen aan researchcapaciteit aan t.b.v. warmteprojecten.

In het TU/e Innovation Space-blok een presentatie (Alfons Bruekers) over de onderwijsfilosofie van de TU/e, en een presentatie over de ijzerpoedertoepassingen door Joost van der Kraan van het SOLID-studententeam van de TU/e ( https://teamsolid.org/ en Energieopslag in ijzerpoeder – open dag Metalot).
Fijnverdeeld ijzerpoeder, blootgesteld aan de atmosfeer, brandt uitstekend en kan een goede warmtebron zijn voor statische toepassingen (bijvoorbeeld de ketels van Bavaria of de Helmondse stadsverwarming, https://ennatuurlijk.nl/zakelijk/blogs/wereldprimeur-ijzerbrandstof-als-bron-voor-het-warmtenet-in-helmond ) .

Proefopstelling van de waterstofgenerator uit stoom

De volgende gedachte is om het ijzerpoeder te laten reageren met hete stoom, waardoor waterstofgas vrijkomt. In die zin werkt ijzerpoeder indirect als waterstofopslag.
In alle gevallen is ijzeroxide (‘roest’) het eindproduct en dat moet (en kan) weer worden gereduceerd met waterstof tot het oorspronkelijke ijzerpoeder. Als er genoeg groene waterstof beschikbaar is, is een koolstofvrije kringloop mogelijk met weinig verlies. 
Tata Steel is er jaloers op.

In het verduurzaming bedrijven terreinen-blok ging het vooral over de belangrijkste pilot in de regio, het Kempisch Bedrijvenpark (KBp) in Hapert (gemeente Bladel). Aanwezig waren de Bladelse wethouder Hetty van der Hamsvoort en beleidsambtenaar Gijs Gooren, Guustaaf Savenije van VDL en Geri Wijnen van VNO/NCW.
Het KBp is een nieuw bedrijventerrein voor de regionale industrie. Net als alle andere 180 bedrijventerreinen in de regio zit het vanwege de netcongestie op slot, zowel voor afname als levering.
In het KBp wordt dat probleem aangepakt door een interne Energy Hub te ontwikkelen, een soort onderlinge constructie (die mogelijk geformaliseerd gaat worden in een coöperatiestructuur) met een ringleiding via welke onderling geleverd wordt en die als één aansluitpunt fungeert voor Enexis. De constructie betrekt stroom van een windturbine in de buurt, zonnestroom op eigen daken, een batterijopslag en een nog te bouwen gasturbine voor noodgevallen.
Het zit soms op het randje van wat wettelijk kan.
Zie ook https://www.firan.nl/case/kempisch-bedrijvenpark-zoekt-met-energy-hub-oplossing-voor-netcongestie/ .
Het is een mooi systeem, maar het was en is zo arbeidsintensief dat de lijn vooralsnog niet op deze wijze door te trekken is naar andere bedrijventerreinen (zoals bijvoorbeeld het Eindhovense De Hurk). Bescheidener vormen van kennisoverdracht worden al wel gepraktiseerd. Geri Wijnen van VNO/NCW houdt zich meer in de breedte met de verduurzaming van bedrijventerreinen bezig.


Het werkbezoek was een uiterst nuttige exercitie.

Volledig einde fossiele subsidies slechts Europees haalbaar

XR A12-demonstratie 28 maart 2023

Ter intro een inventarisatie van wat er allemaal volgt
Subsidies voor het gebruik van kolen, olie en gas staan momenteel sterk in de belangstelling vanwege de prijzenswaardige actie van XR op de A12. Ik heb ook een keer aan de steundemonstratie meegedaan.
De XR-pagina van de A12-actie is te vinden op https://a12blokkade.nl/ .

De kritiek op subsidies voor fossiele grondstoffen (hetzij ter verbranding, hetzij als grondstof) is echter al veel ouder en komt soms van gerenommeerde zijde.
Op deze site staan artikelen uit 2015/2016 https://www.bjmgerard.nl/5-300-000-000-000-per-jaar-subsidie-aan-fossiele-brandstoffen/ (gebaseerd op een Working Paper van het IMF uit 2015) en https://www.bjmgerard.nl/subsidie-aan-fossiele-en-hernieuwbare-brandstoffen-in-nederland/ (gebaseerd op CE Delft dd 2011) . Daarna een onderzoek in opdracht van o.a. Milieudefensie uit 2019 ( https://www.bjmgerard.nl/milieudefensie-publiceert-studie-naar-fossiele-energie-subsidies-in-eu/ ) en opinies van De IEA en de Wereldbank dd 2020 ( https://www.bjmgerard.nl/iea-wil-na-corona-afschaffing-van-fossiele-brandstof-subsidies/ ).
Het is duidelijk geen nieuw probleem.

Een paar jaar geleden meende het Rijk te weten dat het in Nederland om €4,5 miljard ging. Oud-PvdA-Europarlementariër Alman Metten hoogde dat in 2020, op basis van eigen berekening, op tot €17,3 miljard, en hoogde dat recentelijk op tot €30 miljard. Die €17,3 miljard is het cijfer dat XR aanvankelijk op zijn website gebruikte.
Die €30 miljard heeft weinig bekendheid gekregen, omdat er onmiddellijk al weer een volgende ophoging kwam.

In augustus 2023 namelijk bracht SOMO (Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen) als hoofdauteur, in samenwerking met Milieudefensie en OCI (Oil Change International) de studie ‘Rechtvaardig afbouwen van fossiele subsidies’ uit. Dit rapport is te downloaden op https://www.somo.nl/nl/fossiele-subsidies/ . SOMO e.a. kwamen op een totaal Nederlands subsidiebedrag van €37,5 miljard.

Volgend op het SOMO-rapport publiceerden een groep  vooraanstaande Nederlands economen in Economisch Statistische Berichten van 18 sept 2023 (dus net voorafgaand aan de, inmiddels gelekte, Prinsjesdagbegroting) een opinie “Fossiele subsidies ondermijnen het klimaatbeleid” ( https://esb.nu/fossiele-subsidies-ondermijnen-het-klimaatbeleid/ ). Een verkorte versie van deze opinie verscheen in het Financieel Dagblad.
Fossiele subsidies zijn de meest extreme inconsistentie in overheidsbeleid ooit”, schrijven vooraanstaande economen. “Het is alsof je de airconditioning én de verwarming aanzet: je bereikt niks en hebt alleen maar hoge kosten.”

Maar zelfs over het SOMO-bedrag  ging, of all people, de Nederlandse regering met Prinsjesdag (19 sept 2023) overheen. In de papiermaalstroom voor de begroting 2024 overheen.
Het Belastingplan 2024 noemde een range aan fossiele subsidies (zowel t.b.v. verbranding als grondstof) van €39,7 tot 46,4 miljard). Zie https://www.rijksfinancien.nl/belastingplan-2024 , en daarbinnen volstaat, voor wie het zelf na wil lezen, de Aanbiedingsbrief bij het Wetsvoorstel Belastingplan 2024 en de ‘impactanalyses fossiele subsidies’ in de inhoudsopgave van deze pagina.

De opsplitsing van de €46 miljard naar enkele categorieën, uit een tweet van minister Jetten

Wat is precies een ‘fossiele subsidie’?
Geciteerd uit het SOMO-rapport:

“De WTO (World Trade Organisation) spreekt van subsidie als:

  • er sprake is van een financiële tegemoetkoming door de Rijksoverheid of een ander overheidslichaam, die leidt tot een directe stroom van fondsen (leningen, overheidsgaranties, giften) vanuit overheden naar private partijen (dit zijn de prijssubsidies, die het IEA regelmatig onderzoekt),
  • er gemiste overheidsinkomsten zijn (bijvoorbeeld belastingteruggaven en vrijstellingen),
  • overheden goederen en diensten leveren of specifieke goederen inkopen, of
  • overheden bijdragen aan specifieke fondsen geven.”

Deze brede definitie omvat onder andere directe subsidies, belastingvoordeel, prijssteun en overheidsinvesteringen via staatsbedrijven of publieke banken. Nederland kent voornamelijk gemiste overheidsinkomsten door fiscale regelingen die fossiele brandstoffen voor specifieke sectoren of processen een belastingteruggave, vrijstelling of lager tarief rekenen. Volgens de definitie van het WTO, die het kabinet ook hanteert, kunnen subsidies zowel directe betalingen zijn, als ook kortingen of vrijstellingen. Dat is ook logisch, want economisch gezien zijn ze hetzelfde.

In zeer alledaagse termen staat er het verschil tussen wat ‘normaal’ is en wat ‘niet normaal want goedkoper’ is. Het geeft aan dat het een wat glibberig  begrip is, want zowel ‘normale’ als ‘niet-normale’ kWh-prijzen (bijvoorbeeld) kunnen op en neer gaan en dat hoeft niet in de maat te gaan.
Op 1Vandaag (17 sept 2023) legde professor Mulder van de RU Groningen uit dat de gasprijs in 2022 voor kleinverbruikers met 14 cent per kuub gestegen is, en voor grootverbruikers met 3 cent per kuub.
Marieke Stellinga wijst er in de NRC van 23 sept 2023 op, dat als de ‘normale’ prijzen sterk zouden dalen en de ‘abnormale’ prijzen minder snel, het subsidiebedrag sterk zou dalen terwijl de verbruikte hoeveelheid energie stijgt.
Neem de precisie van bedragen dus met een korrel zout, en hanteer de causale relatie tussen hoge subsidies en veel verbruik met enig voorbehoud.
Als de afgeschafte subsidie alleen gevolgen heeft voor de grootverbruikers, gaat de redenering van SOMO op. Tot op nu niet te voorspellen omvang passen de nu niet meer gesubsidieerde grootverbruikers hun gedrag aan (precies wat de bedoeling is), dus het bedrag van 37,5miljard niet geïnde belasting  kan niet een op een omgezet worden in een bedrag van €37,5 miljard begrotingsruimte.

Financieel, juridisch, politiek, het bedrijfsmodel en het klimatologisch nut
Een van de redenen waarom het probleem zelf, en ook de discussies erover, zo ingewikkeld zijn is dat men er vanuit verschillende invalshoeken tegelijk naar kan kijken.

De financiële invalshoek ligt voor de hand. €40 tot 46 miljard is heel veel geld – de regering geeft per jaar een stuk meer uit aan fossiele subsidies als eenmalig aan het Klimaatfonds. Het zal menigeen in Den Haag ook niet ontgaan zijn dat het Rijk voor 17 miljard per jaar toekomstige dekking zoekt voor zijn totale begroting.

Een juridische vraag is in hoeverre de Nederlandse regering juridische vrijheid van handelen heeft. Zowat de helft van het bedrag, aldus minister Jetten, zit vast vanwege internationale verdragen, waaronder de European Tax Directive (ETD). Dat geldt bijvoorbeeld voor de kerosinesubsidie aan vliegtuigen en stookolie aan schepen, maar ook aan de inzet van fossiele materialen die als grondstof gebruikte worden.

Het is heel politiek wat de toekomst van de industrie in een land is. Bijvoorbeeld of een land zijn eigen staalindustrie wil houden, en of bijvoorbeeld de EU de tariefmuur CBAM (Carbon Border Adjustment Mechanism) om zich heen gaat zeten tegen landen die geen hoge koolstoftax hebben. Zo ook of een land een alternatieve industriepolitiek kan ontwerpen.

Bedrijfseconomisch of, afgezien van alle goede bedoelingen, het afschaffen van een fossiele subsidie werkt. Op de internationale scheepvaart bijvoorbeeld werkt het niet, omdat de meeste oceaangaande schepen makkelijk tienduizenden mijl kunnen varen zonder te bunkeren. Ze kunnen overal stookolie inslaan . Op de binnenvaart en de visserij werkt het weer wel.

En per slot van rekening is de feitelijk bespaarde hoeveelheid broeikasgassen de maat van het succes.

Het voorbeeld van de luchtvaart
De precieze vormgeving kan dus erg veel verschil maken. Hier als voorbeeld tussendoor de “Impactanalyse fossiele subsidies” voor de luchtvaart ( zie https://www.rijksfinancien.nl/belastingplan-2024 ). CE Delft heeft die geschreven op verzoek van het Ministerie van Financiën. Dat moest snel snel, dus kijk niet te precies. Het gaat eerder om ramingen dan om berekeningen.
Gerekend is met een accijns van €0,49 per liter, zowel voor fossiel als voor Sustainable Aviation Fuel (SAF) on geen twee dingen tegelijk te doen; dat tanktoerisme in de luchtvaart voor 90% wordt afgevangen door een nieuwe Europese regel; dat bestaande capaciteitsbeperkingen van vliegvelden blijven gelden (440k op Schiphol en 40,5k op Eindhoven); en dat er vijf varianten bestaan:

  • het referentiescenario (geen vrijstelling van kerosinebelasting)
  • vrijstelling op vluchten van alleen Nederland naar de hele EU27-EFTA (Ned, EU)
  • vrijstelling op vluchten van alleen Nederland naar de hele wereld (Ned, wereld)
  • vrijstelling op vluchten van de hele EU naar de hele EU27-EFTA (EU, EU)
  • vrijstelling op vluchten van de EU naar de hele wereld  (EU, wereld)

Voor de CO2 – winst in de diverse varianten geeft dat onderstaand plaatje:


De vertikale as is in absolute Megatonnen, en het relatieve % is er apart bij gezet. En dit voor 2030 en 2040.

Voor de extra belastingopbrengst voor de Nederlandse staatskas geeft dat onderstaand plaatje:

Kortom, de eenvoudige kreet “zet accijns op kerosine”  zet voor het klimaat pas echt zoden aan de dijk als die Europees wordt opgepakt.

Het SOMO-rapport
Het SOMO-rapport is vooral goed als het om geld gaat. Het brengt op een ogenschijnlijk correcte manier (die in elk geval nergens aangevochten is en ook door de economengroep erkend wordt) in beeld welke regelingen er zijn en wat het Rijk daaraan per stuk en gezamenlijk kwijt is (en ook wat niet meegenomen is).
Gemiddeld over 2019, 2020 en 2021 levert dat de €31,5 miljard op die de Staat volgens SOMO op dit moment aan allerlei vormen van directe en indirecte subsidie kwijt is.
Overigens wil dat niet zeggen dat dat bedrag van €31,5 miljard, na afschaffing van deze regelingen, daadwerkelijk besteedbaar is. Mensen en bedrijven zullen hun gedrag gaan veranderen, waardoor er bespaard gaat worden en het Rijk minder gunstige effecten kan inboeken dan genoemde €31,5 miljard .

Ik vind het SOMO-rapport zwakker waar het om de broeikasgaswinst gaat.
Er staan enkele kanttekeningen:

  • er is een variant die de fossiele subsidies afschaft in 2025, en idem 2030
  • SOMO rekent met €23,5 miljard van de €31,5 miljard , omdat de lucht- en scheepvaart extraterritoriaal in de statistieken staan, en er een verschuiving plaats gaat vinden van elektriciteitsbelasting naar aardgasbelasting
  • Van de financiële meeropbrengst (een niet genoemd bedrag lager dan €31,5 miljard ) wordt een kwart besteed aan verduurzaming in Nederland
  • Er worden twee broeikasgasmodellen genoemd, GSI-IF en IISD, en er is geen duidelijkheid over hoe dat gebeurt. De broeikasgasuitkomsten zijn oncontroleerbaar en kunnen slechts worden geloofd.

Dit alles samen leidt hierna tot een financiële tabel waar het geld naar toe gaat, en een broeikasgasgrafiek die de niet-geloosde hoeveelheid aanduidt in de twee varianten.
Dit in een % van wat er geloosd zou zijn als de subsidies gewoon door verstrekt waren geweest. Uit de toevoeging aan de grafiek kan men opmaken dat bij het in stand laten van de grafiek de relevante lozing geweest was ca 110Mton broeikasgas, zonder dat aangeduid is wat in die 110Mton ingegrepen zou zijn geweest. Dit had beter gekund.
Hoe dan ook, hierna de tabel en de grafiek:

Het voorbeeld van Tata Steel Ijmuiden
Zoals bij het luchtvaartvoorbeeld al genoemd, heeft het Ministerie van Financiën bij zijn inventarisatie van de fossiele energie-subsidies een dozijn impactanalyses toegevoegd (te vinden op het eerder genoemde https://www.rijksfinancien.nl/belastingplan-2024 ). Een daarvan is van Kalavasta en gaat over een aantal grote basisindustrieën, waaronder de IJmuidense vestiging van Tata Steel. Die licht ik er uit.

Ook dit moest weer snel snel, maar het resultaat is goed genoeg om het denken te sturen.

Je moet de eerste regel van de tabel als volgt lezen:

  • In 2019 betaalde Tata Steel Ijmuiden €59 miljoen aan CO2-heffing en energiebelasting op stroom en aardgas. Dit zijn alle drie Nederlandse heffingen. Deze heffing wordt daadwerkelijk geïnd.
    Die betaalde 59 miljoen is deel van een groter bedrag waarvan het grootste deel niet betaald hoeft te worden, en dus fossiele subsidie is.
    Datzelfde Nederlandse beleid brengt in 2030 €198miljoen op, mede omdat momenteel vigerende vrijstellingen afgeschaft gaan worden.
    In 2019 betaalde Tata Steel IJmuiden beperkt Europese ETS-heffing (Emission Trade System) vanwege vrijstelling. Die vrijstelling (in de vorm van gratis rechten) moet ingeboekt worden als fossiele subsidie.
  • De ETS-vrijstelling zal stapsgewijze afgebouwd worden tot 0 in 2035. Dat besluit ligt er al.
    Er moet dan €792 miljoen per jaar betaald worden van wege het ETS. Dat is nog niet de volle mep van het ETS, en het restant van de volle mep geldt in 2030 als fossiele subsidie. In een, hier niet afgedrukte, tweede tabel wordt die volle mep in 2035 ingeschat op €1722 miljoen per jaar.
  • Tarief 1 (€71 miljoen per jaar) is de bestaande kolenbelasting die Tata Steel betaalt, tarief 2 is als die kolenbelasting gekoppeld zou worden aan de aardgasprijs.
  • Totaliter zou Tata Steel Ijmuiden in 203mkwijt zijn €1061 miljoen/y op basis van tarief1 of €1269 miljoen op basis van tarief 2.
    Ongeveer tweederde hiervan komt voor rekening van het Europese ETS
  • Het gemiddelde bedrijfsresultaat binnen de sector is €369 miljoen/y
    Ergo betekent het moeten betalen van Nederlandse belastingen en ETS het einde van de sector, tenzij deze grotendeels koolstofvrij wordt. Andersom geredeneerd zijn de bestaande belastingen al een doorslaggevende  stimulans in de koolstofvrije richting.
  • Het ‘publieke plan’ is Cluster Energie Strategie 2022 (CES 2022)

Aan deze tabel liggen enkele politieke vooronderstellingen ten grondslag.

  • Dat de Europese afspraken m.b.t. het ETS worden uitgevoerd
  • Dat dat in het tempo gebeurt dat nu genoemd wordt
  • Dat het mogelijk wordt om ETS-bedragen per ton CO2 te heffen als de rest van de wereld dat niet doet. Dat betekent dat er een tariefmuur om Europa heen gezet wordt, het CBAM (Carbon Border Adjustment Mechanism), dat het verschil in CO22-prijs tussen de EU en de rest van de wereld wegcompenseert met importheffingen. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Carbon_Border_Adjustment_Mechanism . Het CBAM is inmiddels van kracht (als onderdeel van de Green Deal) en politieke besluit is dat de EU inderdaad aan dit CBAM vasthoudt (de VS en China vinden het niet leuk).
  • Wat Nederland besluit aangaande zijn eigen energieheffingen
  • Welke ruimte Tata Steel Ijmuiden. Direct en indirect, van Nederland en van Europa  krijgt om zijn productieproces te hervormen
    Daarin begrepen de vraag of men voortzetting van het bedrijf wil.

XR
Het is niet aan mij om inhoudelijk diep in te gaan op de toekomst van Tata Steel in Nederland. Ik ben ervoor dat er een moderne, milieu- en klimaat-aanvaardbare fabriek in Nederland blijft bestaan. Staal blijft altijd nodig en is een strategisch goed.
Verder weet ik van dit ingewikkelde vraagstuk veel te weinig af, en bovendien verandert de situatie steeds. Ik ga er dus niet meer over Tata Steel Ijmuiden zeggen dat wat hier nu staat.

Ik wil wel iets zeggen over hoe XR de strijd nu aanpakt.

XR wil op de A12 blijven zitten tot de fossiele subsidies afgeschaft zijn. Dat impliceert dat die afschaffing een soort big bang is, waartoe één instantie opdracht kan geven. Uit de context (de bezetting van de A12 naast de Tweede Kamer) blijkt dat die instanties de nationale zijn (regering, momenteel demissionair, en parlement). Ik denk dat de Nederlandse Staat deeldoelen kan aanpakken – wat al in bescheiden mate gebeurt –  maar dat voor de hoofddoelen Europese besluitvorming nodig is.

Ik vraag me daarom af of de huidige slijtageslag productief is. Het gaat een beetje op wijlen Occupy lijken, welke beweging ook de slijtagedood stierf.  
Ik zou zelf liever op incidentele basis werken, en dan kijken of ik de acties een Europese connectie kon geven. Maar ik ben geen lid van XR (ik heb er wel sympathie voor en ik kan er vanuit onze Eindhovense Milieudefensiegroep op losse basis prima mee samenwerken), en XR moet uiteraard geheel zelf weten hoe het de zaken wenst aan te pakken.

Vier maatregelen tegen broeikasgassen door de chemische industrie

Ik heb een heleboel gratis elektronische nieuwstijdschriften – zoveel dat ik selectief moet lezen.
Onder hen de gratis nieuwsbrief van McKinsey. Daar staan best wel vaak goede dingen in.

Dd 12 april 2023 bovenstaande afbeelding uit een flink artikel https://www.mckinsey.com/industries/chemicals/our-insights/decarbonizing-the-chemical-industry .
Ajs geen zin hebt in gedoe, kun je het ook bij mij downloaden

De cijfers zijn afkomstig van onderzoek onder ruim 20 emissiereductieprojecten bij chemische industrieën uit Belgie, Finland, Frankrijk, Duitsland, Italie, Nederland, Noorwegen, Spanje en Zweden.

Er staat een klein hoofdstukje over Duitsland. Het reductiedoel voor de Duitse industrie tot 2030 bedraagt 35%.
Je kunt erover twisten of dat genoeg is, maar het percentage lijkt niet onhaalbaar.

De grootste bespaarpost zit bij het opwekken van stoom. Daarover onderstaand diagram van de eenmalige en structurele kosten.

Als je er nog meer van wil weten, lees het artikel maar.

Milieudefensie spreekt met VDL Groep

Dit artikel is overgenomen van de site van Milieudefensie Eindhoven ( https://eindhoven.milieudefensie.nl/gesprek-met-van-der-leegte-groep/ ). Het is wederzijds geaccordeerd op juistheid.
Ik neem het op deze site met toestemming over.


De Eindhovense Milieudefensiegroep heeft op 1 maart 2023 een gesprek gehad met de Van der Leegte (VDL) Groep. Aanleiding was het door beide partijen gevoelde belang van de verduurzaming van de industrie en de rol van productie en opslag van hernieuwbare energie binnen dat proces.

Hoofdkantoor VDL Groep

Namens VDL Groep waren aanwezig Guustaaf Savenije (lid hoofddirectie); Bart Rooijmans (directeur VDL Participatie); Marius Ponten (Directeur VDL Special Projects & Innovation) en Michiel Dorrepaal (Senior System Designer Mechatronics). Voor Milieudefensie waren aanwezig Andreas Thurau, Paul Teeuwen, Wen Spelbrink, Tom Edelbroek en Bernard Gerard.

De gedachtenwisseling liep erg goed.

De VDL Groep ontplooit veel technische en innovatieve activiteiten, waarvan een deel een rol heeft binnen het grotere geheel van de regionale maakindustrie. Het gesprek ging over de opslag en productie van energie, waarbij eigen productiebedrijven soms als ‘case study’ fungeren.

De toekomstige productie van energie vindt in hun visie vooral plaats uit wind en zon. Bij energie-opslag kwam warmte-opslag aan de orde (bij verschillende temperaturen en tijdschalen), elektrische opslag in accu’s, en chemische opslag in de vorm van waterstof en daarvan afgeleide stoffen als methanol.

In de getoonde ‘case study’ van VDL Parree in Sevenum kreeg men met een combinatie van wind, zon (op het eigen dak) en opslag de toekomstige energiebehoefte van de vestiging grotendeels op bijna elke afzonderlijke dag afgedekt, op een kleine tien dagen na zonder wind en zon. Aansluiting op het elektriciteitsnet blijft nodig.

VDL Parree

Ook VDL Groep richt zijn jaarrapportage op het gebied van ESG en duurzaamheid (impact op mens en klimaat) in conform Europese richtlijnen

Beide partijen benadrukten dat de energieproblematiek in grotere kaders gezien moet worden. Regionale werkgelegenheid is zo’n groter kader. Er is een relatie met het regionale woningbouwprogramma, wat voor Milieudefensie een prioritair belang is. Alle sprekers benoemden het Life Cycle-argument: het gaat niet alleen om de energie(opslag) sec, maar ook over het voortraject in de vorm van beschikbaarheid en betaalbaarheid van materialen en het natraject in de vorm van recycling. Oplossingen gebaseerd op niet-schaarse materialen hebben de voorkeur. Zo kijkt VDL bijvoorbeeld naar Natrium-ion accu’s die niet afhankelijk zijn van Lithium.

Er bestaat geen verschil van inzicht dat op termijn de regionale schaal te klein is. Zonne-energie, of van zonne-energie afgeleide producten, kunnen op termijn vaak beter elders in de wereld gemaakt worden. In ruwe termen ligt het omslagpunt rond 2030: tot die tijd vooral regionaal, daarna vaker internationaal. Samenwerkingsverbanden op bedrijventerreinen zijn zeer gewenst, maar dat loopt nog tegen diverse wettelijke problemen op zoals de privacy- en de Elektriciteitswet. Het Kempisch Bedrijvenpark heeft hier een voorbeeldfunctie.

Een, vooralsnog, lastig discussiepunt in een in een regionaal netwerk functionerende onderneming als VDL Groep betreft de scope 2- en -3-emissies. Vaak zitten die bij andere ondernemingen, waaronder veel MKB -bedrijven. Dit vraagt nadere aandacht binnen Brainport.

Tenslotte is afgesproken in contact te blijven en over een jaar nog eens met elkaar om tafel te gaan zitten om te bezien welke voortgang er op dit gebied is geboekt.