Power to X – update PtoL via plasmachemie

X is hier niet “the people”, zoals de oude, maar nog steeds actuele strijdkreet luidt. X staat hier voor vormen van energie.

Inleiding
De ‘power’ is duurzame elektriciteit (eventueel overtollig), de X is een energievorm waarin die duurzame elektriciteit kan worden omgezet: warmte, gas, vloeibare brandstof, of andere chemicaliën. Als de power op dat moment overtollig was, kun je deze techniek zien als een vorm van energieopslag.

Dit alles kwam aan de orde tijdens de sessie van de Energy Days op de TU/e op 22 maart 2018.

De presentaties zijn te vinden op www.tue.nl/en/research/strategic-area-energy/about-energy/energy-events/energydays/series-5-2017-2019/day-2-renewable-fuels-and-chemicals/ .

Kramer, van der Schaaf en Eichel

Sprekers waren Eichel van het onderzoekscentrum in Jülich, Van der Schaaf van de TU/e en Kramer van het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling van de Universiteit van Utrecht. Ik volg hier vooral de betogen van Eichel (voor de techniek) en Kramer (voor prijs en kansen).

Dit artikel gaat over vooral over één route, namelijk die naar vloeibare brandstof, bijvoorbeeld diesel of kerosine (diesel is niet precies hetzelfde als kerosine, maar ze lijken genoeg op elkaar om ze in dit artikel even over één kam te scheren).
De route naar warmte is in deze kolommen al eerder aan de orde geweest, zie Energy Day TU/e bespreekt Ecovat-systeem
De route van stroom naar gas is een serieus alternatief voor opslag. Voordeel is dat er al een leidingennet ligt (van het aardgas af betekent niet noodzakelijkerwijs ook dat de gasleiding weg moet). Dit verdient in de toekomst een apart artikel (maar zie al vast CE rekent klimaatneutrale warmtevoorziening woningen door voor 2050 ).
De route van gas naar vloeistof (GTL) is al eerder aan de orde geweest, zie Roet en zwavel uit straalmotoren: dat kan veel minder! en Hinderbeperkende maatregelen op vliegveld Eindhoven (update-versie 18 jan 2018) . Die stap van gas naar diesel zetten de Shell en Sasol in Qatar. Het eindresultaat is synthetische brandstof, die (nu) voor 50% met kerosine gemengd kan worden. De technische term is FT-brandstof (Fischer-Tropsch, naar de ontwikkelaars van het procedé).

In schema:

Verschillende Power to X – routes

De techniek

Die brandstoffen bevatten als regel koolstof en die moet ergens vandaan komen. Daaraan geen nood: er is toch al teveel CO2 in de lucht en die kun  je gebruiken, liefst in geconcentreerde vorm voordat het spul de schoorsteen verlaat. Eigenlijk keer je dus de verbranding om: als je gas of kolen verbrandt krijg je CO2 en dat draai je dan om.
Eigenlijk doe je niet anders als bij een twee richting-stuwmeer: als je stroom nodig hebt gaat het water met de zwaartekracht mee van boven naar beneden, en als je stroom teveel hebt pomp je het water terug.

Het CO2-verhaal klinkt mooi en tot op zekere hoogte is het ook mooi, maar tussen droom en daad staan natuurwetten in de weg en praktische bezwaren.
Als je eerst water omhoog pompt en het dan weer door een turbine laat vallen, ben je grofweg 20% van je energie kwijt aan verliezen. In technische termen: het cyclusrendement is zo’n 80%.
Net zo kun je eerst diesel verbranden, en dan de  gevormde CO2 vervolgens weer terug’pompen’ naar de dieselvorm. Als je wilt, kan dat, maar je hebt een cyclusrendement en dat is tamelijk laag.

Cyclusrendementen van stroom naar stroom

Bovenstaande figuur van Eichel legt een vergelijkbare gedachte uit met een ander begin- en eindpunt. Het schema begint met grillige elektriciteit van (bijvoorbeeld) een windmolen en eindigt met geheel geregelde elektriciteit op een gewenst tijdstip.
Als dat via de tussenstap gas en een gasturbine gaat (bovenste regel) is het totaalrendement 15 – 35% , en als het via waterstof en een brandstofcel gaat 35 tot 60%.
Als je in de bovenste regel stopt bij hokje ‘gas grid’ en dan ‘afslaat’ om alle CH4-tjes van het gas aan elkaar te plakken tot diesel, zal er wel weer wat verlies optreden. Hoeveel weet ik niet, maar ik schat in dat het totaalrendement van windmolen-energie tot aldus vervaardigde diesel-energie ergens op 1/3de tot 1/2de uitkomt. Voor het doel van dit artikel is deze nauwkeurigheid groot genoeg.

Met andere woorden: voor elke Joule die je wint als diesel (of kerosine of benzine), onder ontwikkeling van CO2 verbrand wordt, moet je 2 tot 3* zoveel elektrische energie investeren om van die CO2 weer diesel te maken. Dit is de meest basale wet die hier geldt.

Je hebt dan wel extra’s met enig belang: de brandstof, die je zo krijgt, verbrandt schoner. Er gaat geen zwavel in en er komt dus ook geen zwavel uit, en dus ook veel minder ultrafijn stof. Er kan ook minder roet ontstaan.

Energiedichtheid van sunthetische brandstoffen en NOx- en roetontwikkeling

In dit plaatje is EN590 gewone autodiesel, FT-diesel wat hierboven beschreven is, verder biodiesel uit raapolie en OME, een stof waaraan momenteel nog veel onderzoek gedaan wordt en die mogelijk gebruikt kan worden als additief in dieselolie voor auto’s.
Het diagram toont dat de balans tussen roet en NOx een trade-off is. Maar bij een gegeven NOx-niveau geeft de FT-diesel ruim de helft minder roet.

Prijs en kansen
Waar Eichel vooral op het procédé in ging, ging Kramer vooral over wat het kost, wat de maatschappelijke kansen zijn en welke keuzes nodig zijn.

De kosten van Power to Liquid, uitgerekend op de achterkant van een enveloppe.
Hoe het uitpakt met de prijs.

Kramer komt voor synthetische (P2X) brandstof, als hij het op de achterkant van een envelop uitrekent, op zo’n 30$/GJ . Daar mag een kwart van af als de CO2 uit een geconcentreerde bron komt, bijv. een schoorsteen.
Ter vergelijking: bij een ruwe olieprijs van 50$ per barrel kost olie €8,6$/GJ. Maar die ruwe olie moet nog bewerkt worden, dus het prijsverschil ligt iets gunstiger.
Momenteel ligt de olieprijs weer wat hoger, dus P2X-brandstof zou nu grofweg 2 a 3* zo duur zijn als reguliere fossiele brandstof, als er al sprake zou zijn van grootschalige productie.

De toekomst van de energie volgens Kramer

Kramers plaatje voor de toekomst, en tegelijk zijn conclusies, met enige uitleg mijnerzijds:
(TFC is de Engelse afkorting voor Finaal Energetisch Verbruik, dat wat netto aan de klant wordt afgeleverd).

  • The remarkable progress on electric renewables have fundamentally changed the energy and climate outlook.
  • We have about a decade to sort out what we will do with (hydrocarbon) fuels.
  • Mind the development times (decades)
  • P2H2 will come in time (bedoeld wordt de fabricage van waterstof bg)
  • P2X synfuels are more questionable: the Bio / CCS / P2X split hinges on societal choices and on technical progress in P2X (electrolysis & capture)

Over dat laatste: de mensheid kan (volgens Kramer) na 2040 twee kanten op om in 2050 op een situatie uit te komen, waarin zonder netto CO2 – emissie netto 600EJ (dat is 600.000 PJ) aan de klant wordt afgeleverd. Die 600EJ bestaat voor de helft uit stroom en voor de helft uit brandstof.
In het ene scenario is alles RE = Renewable Energy, en komt dus de brandstof uit duurzame bron (Power to X). Dit vraagt vooral om verdere technische vooruitgang.
In het ander scenario wordt in 2050 nog steeds flink wat fossiele brandstof ingezet, en ook biobrandstof, en wordt de vrijkomende CO2 onder de grond gestopt (de CCS-afkorting). Dit vereist minder technische vooruitgang, maar meer maatschappelijke struikelblokken.

Hierover zal de mensheid een zeer fundamentele discussie moeten gaan voeren.

–  –  –  –  –  –

In  Mei 2018 kreeg Marleen Ramakers tot de meest beloftevolle Belgische onderzoeker van 2018 uitgeroepen. Ze kreeg een prijs van het populair-wetenschappelijke blad EOS, de EOS Pipet. Zie www.uantwerpen.be/popup/nieuwsonderdeel .

Marleen Ramakers, plasmachemie, Universiteit van Antwerpen

Ze doet onderzoek aan het vervaardigen van synthetische brandstof uit CO2 met behulp van een plasma. Ze beweert dat je daar hogere rendementen mee haalt. Voor een artikel zie www.researchgate.net/publication/320578875_Revealing_the_arc_dynamics_in_a_Gliding_Arc_Plasmatron_A_better_insight_to_improve_CO2_conversion .

Cover van het bekendste artikel

Het Manifest van BVM2 en de uitwerking daarvan

Het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2) is de overkoepelende organisatie van omwonenden en organisaties van Eindhoven Airport/ vliegbasis Eindhoven. Die mensen en organisaties steunen BVM2 vanwege geluid en openingstijden, vanwege de toxische emissies (fijn stof) en vanwege het klimaat, of vanwege een combinatie hiervan.

Op 31 december 2019 loopt de Gebruiksvergunning van Eindhoven Airport af. Daarin staat o.a. het maximale vliegbewegingen van 43000 per jaar, en de beperking van de openingstijden tot 23.30 uur ipv 24.00 uur.
De Gebruiksvergunning is een beperkende invulling binnen het Luchthavenbesluit. Dat is voor onbepaalde tijd uitgevaardigd. Het is nog niet duidelijk of de overheid (de ministeries van Defensie en I&M samen) naar een nieuw Luchthavenbesluit toewerkt.

Met het oog op deze gang van zaken bereidt BVM2 zich voor op wat komen gaat (eigenlijk wat nu al komt). Daarover is in deze kolommen al vaker gesproken.

Passagiersaantallen op Eindhoven Airport

Het BVM2-manifest
De ambities voor de toekomst zijn vastgelegd in het BVM2-manifest. De hoeksteen daarvan is dat de hinder niet verder mag toenemen (waarbij hinder èn geluid èn fijn stof èn klimaat is), en dat een toename van het aantal vliegbewegingen verdiend moet worden door eerst milieuruimte te kweken (op alle gebieden). Daarvan mag dan de helft gebruikt worden voor nieuwe vliegbewegingen, en de helft komt aan de omgeving en het klimaat ten goede. Dit heet in luchtvaartjargon de 50-50 maatregel.
De 50-50 maatregel is bekend van Schiphol, maar wordt daar alleen gebruikt voor geluid (zolang dat Schiphol uitkomt…). BVM2 wil een 50-50 regel voor èn geluid èn fijn stof èn klimaat.

Het eisenpakket ziet er zo uit:

Het Beraad Vlieghinder Moet Minder zal daarbij in aanvang richten op de volgende punten:

  • Eindhoven Airport moet zich gedragen als een nutsbedrijf ten dienste van de ontwikkeling van de regio in brede zin. Groei en economisch resultaat zijn daarbij geen doel in zichzelf, maar dienen altijd in balans te worden gebracht met de leefomgeving waarin de luchthaven opereert.
  • De hinder bij het in 2020 te bereiken aantal van 43.000 civiele vliegbewegingen en de daarbij te gebruiken geluidsruimte van 11 km2 is het maximaal aanvaardbare.
  • Indien echter de totale milieubelasting afneemt door stillere en schonere vliegtuigen of door een minder overlastgevende verdeling van vliegbewegingen over de week zal 50% van deze milieuwinst als minder vliegbewegingen aan de omwonenden ten goede komen en mag 50% voor extra vliegbewegingen worden benut.
  • Vanaf 2020 vinden er geen geplande landingen meer plaats na 23.00 uur.
    Evenzo vertrekken er dan in het weekend geen vliegtuigen voor 08.00 uur, en door de week niet voor 07.00 uur.
  • Er moet blijvend worden gestreefd naar routeoptimalisatie, die de overlast voor omwonenden minimaliseert
  • De beschikbare vliegcapaciteit moet selectiever worden benut. Er moet worden gestuurd op voorrang voor zakelijke en sociaal-maatschappelijke vluchten.
  • Er wordt naar gestreefd om de internationale vervoersvraag zoveel mogelijk per trein af te wikkelen. Daartoe moeten de kwaliteit van het railnet en de internationale verbindingen verbeterd worden.
  • Het verkeer naar en van de luchthaven vindt zoveel mogelijk per bus of taxi plaats. De omringende wijken en omwonenden worden beschermd tegen verkeers- en parkeeroverlast zonder extra lasten in welk opzicht dan ook.
  • Civiele en militaire geluids- en milieugegevens worden voor het publiek op transparante wijze toegankelijk.
  • Economisch nadeel dat door omwonenden wordt geleden als gevolg van de groei van Eindhoven Airport na 2009 moet worden gecompenseerd door de overheid of door Eindhoven Airport zelf.
  • Eindhoven Airport zet zich binnen de nationale en internationale verhoudingen zo sterk mogelijk in om luchtvervuiling en klimaateffecten door vliegtuigmotoren terug te dringen. Zuivering en fiscalisering van vliegtuigbrandstoffen zijn daarbij belangrijke aandachtspunten.
  • Defensie streeft naar stillere vliegtuigen en programmeert zijn vluchten zo vriendelijk mogelijk voor de omgeving. De ongebruikte militaire gebruiksruimte zal niet worden omgezet in ruimte voor extra civiele vliegbewegingen.

(voor de volledige tekst, met toelichting, zie  Bijlage Manifest )

Meer varianten mogelijk bij satellietgestuurde landingen

De uitwerking van het Manifest in een beschrijvend verhaal

De drievoudige 50-50 regel berust op punt 2,3 en 11. Daar staat echter alleen een beginsel, geen concrete aanpak.
Staatssecretaris Mansveld had een onafhankelijk onderzoek toegezegd naar hinderbeperkende maatregelen, maar er niet bij gezegd wie dat doen moest en wie dat moest betalen. Er kwam dus niets van terecht (en dat is dd april 2018 nog steeds zo). In arren moede ging BVM2 dan zelf maar studeren op hinderbeperkende maatregelen. Bij BVM2 zitten zeer goede tot bijna professionele amateurs, dus na enige tijd lag er een verhaal “Voorstellen van BVM2 voor hinderbeperkende maatregelen bij vliegveld Eindhoven”.

In een brief aan het Ministerie dd 23 jan 2018 vroeg BVM2 om betrokken te worden bij de vormgeving van het proces (zie www.bjmgerard.nl/?p=6202 ). Bij deze brief was het beschrijvende verhaal een bijlage.
De tekst kan zelfstandig gevonden worden BVM2-voorstellen hinderbeperkende maatregelen

Het verhaal gaat met concrete voorbeelden over stillere vliegtuigen, betere navigatie, minder en betere kerosine en hybride elektrisch vliegen. Op dat moment was er nog geen kwantitatieve onderbouwing.

Dit verhaal kan het beste gezien worden als een werkdocument. BVM2 studeert er vlijtig op los en het kan zo maar gebeuren dat we in de toekomst de tekst naar de nieuwste inzichten aanpassen.

De uitwerking is van punt 2,3 en 11, maar de overige punten blijven onverminderd in het eisenpakket staan.

De uitwerking van het Manifest in een kwantitatief verhaal
De volgende stap was om de beschrijvende lijst met maatregelen zodanig in harde getallen te vatten, dat ze als een volstrekt heldere en ondubbelzinnige eis aan de politieke omgeving gesteld konden worden.

Besloten is om niet in het glibberige traject mee te gaan om achteraf vast te stellen wat ook al weer de milieuwinst geweest is, maar om die milieuwinst al bij voorbaat te claimen. In 2030 moeten enkele essentiele milieukenmerken gekwantificeerd beter zijn dan in 2020, en wel op alle drie de gebieden.

Ook dit moet weer gezien worden als een werkdocument. Er komt voortdurend nieuwe kennis beschikbaar en die willen we als BVM2 zeker meenemen. Er staat dan ook niet voor niets een datum op het document!

Het ziet er als volgt uit:

Werkdocument     Kengetallenbenadering              dd 25 mrt 2018

  • In 2030 is op bijna alle punten rond de luchthaven de geluidsbelasting minstens 3 dB Lden minder dan die is in 2020 (of een andere technische bewering die op hetzelfde neerkomt)
    (Toelichting: dit scheelt, bij een gelijkblijvende verdeling over de dag, ongeveer één vliegtuigklasse en de eis is een verbetering van ongeveer 2 klassen)
  • Op het vliegveld en op de daarop vliegende civiele toestellen wordt de modernste navigatieapparatuur geïnstalleerd, zodat het mogelijk wordt heel precies en tot vlak bij het vliegveld volgens gekromde aan- en afvliegroutes te vliegen en bevolkingskernen zoveel mogelijk te ontzien.
    (Toelichting: dit kan met de modernste satellietcommunicatie).
    Waar de geluidshinder groot blijft, worden woningisolatie en/of een uitkoopregeling aangeboden.
  • De CO2, horend bij de in 2030 op Eindhoven Airport getankte hoeveelheid brandstof is <= 0,93 * de CO2, horend bij de in 2020 op Eindhoven Airport getankte brandstof.
    (Toelichting: de luchtvaartsector schermt zelf met een innovatiepercentage van 1,5% per jaar, dus 15% in 10 jaar en daarvan de helft.
    Voorbeeld: de vervanging van A320 door A320NEO, of een vergelijkbare vervanging bij andere merken, scheelt ongeveer 15% en daarvan de helft).
  • Het zwavel- en benzeengehalte in op EhvA getankte kerosine is in 2030 <= 0,50 * het gehalte in 2020
    (Toelichting: het is nu al mogelijk om 50% Gas To Liquid-brandstof (GTL) bij te mengen in gewone kerosine. Alternatieven zijn of worden biokerosine en Power to Liquid-technieken. De verhouding tussen GTL-brandstof en biokerosine of Power to Liquid-brandstoffen moet op een later moment nader bepaald worden.).
  • Het aantal vliegbewegingen kan slechts binnen deze randvoorwaarden groeien
  • De randvoorwaarden zijn èn èn èn
  • Er komt een stappenplan, met enkele ijkmomenten en een handhavingssysteem, om deze verandering in de tijd uit te smeren.
A320NEO (info = zelfrapportage!)

De eerste eis spreekt voor zichzelf: gemiddeld minder vliegtuigherrie.

De tweede eis maakt het mogelijk de geluidsellende zo precies mogelijk te verdelen (of eventueel juist te spreiden). Vliegtuigen kunnen preciezer een voorgeschreven route volgen.
Het kan gebeuren dat verspreide woonbebouwing daar extra last van heeft, en dus moet het mogelijk zijn woningen te isoleren of de eigenaar uit te kopen.

De derde eis dient vooral het klimaat, en in mindere mate de luchtkwaliteit. Het is tot nu toe het enige uitvoerbare krimpscenario van de gevolgen van de luchtvaart in Nederland.

De vierde eis richt zich in eerste instantie tegen toxische emissies (zie voor uitleg  www.bjmgerard.nl/?p=4534 ). Sommige soorten synthetische brandstof zijn ook goed voor het klimaat.

De laatste drie eisen spreken vanzelf.

 

BVM2 gaat zich nu richten op inwilliging  van deze

Provincie Noord-Brabant en Brainport bluffen over eigen duurzame prestaties, en moeten aan duurzaamheid denken bij de verdeling van het Brainportgeld

Inleiding
De provincie Noord-Brabant schept enorm op over de eigen duurzame prestaties. Mij kwam vandaag de Perspectiefnota onder ogen (zeg maar de Voorjaarsnota) en ook daar weer kende men zichzelf ten provinciehuize een onomstreden voorhoedepositie toe, geïllustreerd met een selectief grafiekje en een ander grafiekje dat een index met een index vergeleek. Heb je dus als bewijs geen moer aan.
Het belang, dat de lokale overheden in de Brainportregio rond Eindhoven en Helmond aan zichzelf toekent, bereikt nog kosmischer hoogtes, maar daarover is al eerder geschreven.
Het gezwets ergert me. Ik besloot om het eens te gaan controleren.

De databank van de Klimaatmonitor
Een eenvoudige schatting van hoe duurzaam de provinciale energieopwekking is, kan gemaakt worden met https://klimaatmonitor.databank.nl/dashboard . Je kijkt wat er bij alle provincies (+Flevoland) staat onder de TABs energiegebruik (inclusief hernieuwbare warmte en snelwegen) en hernieuwbare energie, je deelt het een door het ander en je weet hoeveel% duurzame energie elke provincie had in 2016. Alle provincies optellen geeft het duurzame % voor Nederland als geheel.

In 2016 zat Nederland als geheel op 5,7% duurzame energie en Brabant op 7,0%. Dus iets beter dan gemiddeld, maar geen koppositie. Vier provincies doen het beter (Groningen, Friesland, Drente en Flevoland).

Greep uit de benchmark van de Klimaatmonitor

De TAB benchmark Brabant en Nederland geeft inzicht in de oorzaken van het wat hogere Brabantse gemiddelde ( https://klimaatmonitor.databank.nl/dashboard/Benchmark/ ).
Bij de hernieuwbare elektriciteit produceert Brabant per inwoner veel minder stroom uit wind en beduidend meer stroom uit biomassa (waaronder de bijstook in de Amer-kolencentrale). Per saldo is de Brabantse stroomproductie minder duurzaam dan Nederland gemiddeld.
Per saldo produceert Brabant per inwoner beduidend meer duurzame warmte uit biomassa dan Nederland gemiddeld (waaronder ook weer uit de Amercentrale), maar vooral uit houtkachels.

Men kan daar van alles van vinden.

De QUICK SCAN DUURZAAMHEID NEDERLANDSE GEMEENTEN
Natuur & milieu heeft in februari 2018 een Quick Scan uitgebracht, waarin 42 Nederlandse gemeenten op 12 indicatoren vergeleken zijn. Per indicator worden de steden ingedeeld in een groep met koplopers (goed voor 2 punten), met volgers (goed voor 1 punt) en met achterblijvers. Het gehaalde aantal punten wordt vergeleken met wat een stad had kunnen halen en zodoende rolt er een percentage uit.

De indeling per indicator, en de totaal-indeling, wordt getoond.
De twaalf indicatoren worden niet onderling naar zwaarte gewogen. Dat is niet te doen. Natuur& Milieu relativeert het eigen werkstuk in de zin dat het geen harde ranking is.
Maar ondertussen is de lijst best wel informatief.

Het document is te downloaden op www.natuurenmilieu.nl/wp-content/uploads/2018/02/180222-Rapport-Quickscan-gemeenten.pdf .

Eerst het quasi-ranking totaalplaatje van alle 42 steden.
De brede rechterkolom is het belangrijkste dat er nog niet gebeurd is.

Men kan moeilijk volhouden, dat de Brabantse steden als groep in de voorhoede zitten. De gemiddelde quasi-ranking van de Brabantse steden is (afgerond) 21 op 42. Utrecht (gemiddeld 5,5) en Noord-Holland (gemiddeld afgerond 15) doen het beter, Zuid-Holland en Limburg doen het slechter.
Als je op deze wijze rekent, zijn de Brabantse steden als geheel gemiddeld. Niks koppositie.

Binnen Brabant bederven Eindhoven en Helmond, met respectievelijk een zwaar ondergemiddelde  27ste en de 39ste plaats, de statistiek. Anders dan de eigen duim onder de oksel-attitude over de slimste regio wil doen geloven, hoort de Brainportregio op duurzaamheidsgebied bij de achterlijkste regio’s van Nederland.

De afzonderlijke indicatoren bieden vaak extra verhelderende inzichten.

Percentage woningen in de labelklasse A-B-C

Dit is het percentage woningen dat label A, B of C is (de beste drie labels). Helmond zit hier goed, want de stad heeft erg veel nieuwbouw. Eindhoven zit om dezelfde reden, maar dan andersom, in de achterhoede.
Om dit te plaatsen: de corporatiekoepel Aedes heeft in de Woonagenda gesteld dat in 2021 het gemiddelde bestand van woningbouwverenigingen label B met hebben. Zelfs in Helmond betekent dat dat minstens 38% van de woningen, in drie jaar tijd op label B gebracht moet worden (in Eindhoven dus 57%). Een interessante klus.

Een ander verhelderend inzicht: de steden in de Automotive-regio doen het matig (Eindhoven) tot slecht (Helmond) waar het gaat om het aantal laadpalen voor elektrische auto’s per 100.000  inwoners. Alle Brabantse steden doen het beter dan Helmond.

Nog zo’n inzicht: in de regio waar Solliance opgericht is, en waar de TU/e een grote speler is in het energieonderzoek, scoren Eindhoven en Helmond zwak in het aantal kWh zonnestroom per inwoner (zie ook Ranking List zonnestroom per inwoner Nederlandse gemeenten ). Alle Brabantse steden doen het beter tot veel beter.
Nu zijn grote steden op dit punt in het nadeel, maar Helmond is niet zo groot en heeft niet zo vreselijk veel hoogbouw, en Tilburg is ongeveer even groot als Eindhoven.

Het overzicht van de PM2.5 – uitstoot binnen de bebouwde kom behoeft geen commentaar.

Brainport: het is niet onze schuld!
Nu heb ik dit soort inzichten wel eens voor de voeten gegooid van de Stichting Brainport. Tot mijn verbazing gaven ze mij gelijk (zie Brainport Development NV: overheid de grootste uitvinder! ). Zij vinden dat de lokale en regionale overheid hier falen.

Die roepen tot nu toe hard, maar hol.

Brainportgeld inzetten voor verduurzaming
Brainport gaat, verspreid over vier jaar, 130 miljoen uit Den Haag krijgen als bijdrage aan een bedrag dat moet eindigen op €370 miljoen. De rest moet uit de regio komen (van onderwijsinstellingen, het bedrijfsleven, provincie?). Ik ben benieuwd hoe dat gaat.

Men leeft zich al uit op fantasieën waar dat geld naar toe moet. Bijvoorbeeld naar noodlijdende instellingen als het Eindhovense Muziekcentrum en het Helmondse Speelhuis (beide bittere noodzaak), naar een fotonicacentrum (klinkt als een goed plan), naar het nieuwe lab Eindhoven Engine (misschien een goed plan), naar het Evoluon (?), naar een nieuw congrescentrum (??). Kortom, er worden al heel veel huiden verkocht voor de geschoten beren binnen zijn.

In al dat geweld ben ik nog geen investeringsprogramma tegen gekomen dat zich richt op het verduurzamen van de Brainportregio.
Ik zie nergens de woningbouwverenigingen in beeld die geld krijgen voor een systematisch label-beleid. Of gemeentebesturen die geld reserveren voor een grootschalig zonneparkenbeleid (op schaal van alle geschikte daken en vele vierkante kilometers park).
Of overheden, die nadenken over hun rol als actieve partner in de Brainportconstructie en zich afvragen hoe dat beter kan. Hoe kunnen wij een betere launching customer worden? Welke garanties moeten wij wel en niet afgeven? Welke politieke tegenprestaties eisen wij tegenover al dat overheidsgeld dat in de industrie gaat? Eisen wij hun afvalwarmte op? Eisen wij een meer cyclisch materiaalgebruik? Eisen wij bijvoorbeeld dat potentieel interessante massa-experimenten op het gebied van verschuiving van het tijdstip van energievraag ook in Eindhoven en Helmond en omgeving uitgevoerd gaan worden? Eisen wij stageplaatsen voor MBO-ers?

Je kunt een heleboel vragen stellen. Ik hoop dat de partijen, die nu aan het onderhandelen zijn over een nieuw coalitieakkoord, ook dit soort vragen in circulatie brengen.

Tot slot een verzameltabel van alle steden en alle criteria van Natuur en Milieu.


MER windturbineproject A16 beschikbaar

De bestuurlijke opdracht
In 2013 is afgesproken dat de gezamenlijke Nederlandse provincies plek gaan bieden aan in totaal 6000MW wind op het land. In de daarop volgende onderhandelingen heeft Brabant 470MW toegewezen gekregen. Daarvan moet minstens 100MW gerealiseerd worden in één groot project, dat door het Rijk, indien nodig, dwingend kan worden opgelegd.
De provincie heeft in de Structuurvisie 2010 (plus 2014), en daarna in de Verordening Ruimte, bepalingen opgenomen waar deze windenergie wel en niet gerealiseerd kan worden.

In Brabant hebben de provincie en de West-Brabantse gemeenten afspraken gemaakt over 200MW, waarvan het 100MW-project een deel is. Het Brabantse 100MW-project strekt zich uit in een strook van ongeveer 1km aan elke kant breed, langs de A16, van de Belgische grens tot het Hollands diep.

De A16-invulling
Er is een proces opgezet dat met veel mogelijke invullingen begon, maar dat gaandeweg teruggetrechterd werd tot er 11 varianten overbleven. Dit alles gebeurde in overleg met de bevolking. Die was er niet altijd blij mee, maar het werd ook geen opstand. Gedeputeerde van Merrienboer (PvdA) en zijn ambtenaren en ingehuurde deskundigen hebben zich af en toe de blaren op de tong moeten praten.
Wat hielp is dat er een sociale participatieregelig ingesteld is. Een deel van de exploitatiewinst zal aan de omwonenden ten goede komen.
Dit verhaal gaat echter niet over deze voorgeschiedenis.

De realisatie van het project vereist een gemeentegrensoverschrijdend bestemmingsplan, een PIP (Provinciaal Inpassings Plan). Daar hoort een MER bij die alle mogelijke aspecten van de overgebleven 11 varianten in dat PIP doorrekent. En die MER (nog een concept) is nu uit (zie https://merwindenergiea16.brabant.nl/mer/samenvatting-van-het-mer ).
In het MER zijn alle 11 varianten doorgerekend op een aantal criteria: geluid, slagschaduwen, water, externe veiligheid archeologie, cultuurhistorie, landschap en de ecologie ter plekke (deze soms meer, soms minder, kwantitatief). Alle 11 varianten scoren, maar wisselend.
Vervolgens heeft men zitten peuteren om uit al die varianten een VoorKeursAlternatief (VKA) te definieren. Dat is, wat de provincie betreft, de kant die het op moet (hieronder de laatste kolom).

Overzichtstabel alle 11 varianten en het VKA

Het VoorKeursAlternatief – energie
In het VKA worden er 26 hoge turbines geplaatst en twee middelhoge. Bij de hoge moet je denken aan een tiphoogte van ongeveer 210m en 4,2MW nominaal vermogen, bij de middelhoge aan 180m tiphoogte en 2,5MW (deze cijfers moet men zien als representatieve voorbeelden).
Bij elkaar komt men zodoende aan 114MW, waarvan men 15% in mindering brengt aan diverse verliezen (o.a. onderhoud of de turbines uitzetten als de slagschaduwen te hinderlijk zijn – kan oplopen tot 5 uur en 40 minuten per jaar). De turbines hebben 3300 vollasturen per jaar.

Dat alles brengt de jaarlijkse opbrengst op 375GWh/jaar , oftewel 1,35PJ/y . Dat valt niet tegen – tot nu toe had ik voor mijzelf ruim 0,8PJ ingeboekt. Maar nu de turbines steeds hoger worden, draaien ze steeds meer uren per jaar en dat tikt flink aan.

Ligging turbines en geluidscontouren A16-project

Het VKA lijkt het meeste op variant 11. In die variant “de knooppuntenvariant” staan de turbines in de oksels van waar snelwegen op elkaar uitkomen, zoals bij  de knooppunten Zonzeel (ten Noorden van Breda), Klaverpolder (bij Moerdijk) of Galder (ten Zuiden van Breda), of op industrieterrein Hazerldonk.

Het VoorKeursAlternatief – geluid
Het geluid is altijd het meest omstreden probleem.
De milieuwetten eisen dat een turbine aan de gevel van kwetsbare gebouwen (o.a. woningen) jaar- en etmaalgemiddeld <47 dB Lden is, en jaar- en nacht gemiddeld <41 dB. De praktijk wijst uit dat aan de nachteis voldaan wordt als aan de dag-eis voldaan wordt, zodat de nacht-eis niet meer apart vermeld wordt (behalve in de bijlagen).
Zie https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2010-749.html .

Onder het VKA voldoen op de 3016 onderzochte huizen er 18 niet aan de 47 dB Lden – eis. Daar moet dus iets op gevonden worden, bijvoorbeeld isoleren of uitkopen “saneren” stelt de toelichting op h
Onderzoek wijst uit dat binnen de groep die 47dB Lden aan de gevel heeft, 9% ernstige hinder heeft. Dat is dus van bovengenoemde 18 woningen.

Het MER bevat ook een geluidscumulatie-analyse. Die wordt gegeven in GES-taal (Gezondheids Effect Screening). Men moet het getal 198 lezen als dat van de 3016 huizen samen de GES-score 198 toeneemt (dus gemiddeld 0,066 per huis).
In de tabel eronder staat wat men zich ongeveer bij een GES-score moet voorstellen.

Het VoorKeursAlternatief – slagschaduwen
Het frequentste probleem betreft de slagschaduwen die optreden. 1973 huizen zien af en toe een schaduw over de woning flitsen en bij 306 woningen binnen die verzameling is dat meer dan 17 dagen, 20 minuten per dag. Als die woningen op minder dan 12 rotordiameters (in praktijk ongeveer 1,7km) van de turbine afliggen, wordt de turbine automatisch even stilgezet.

Het VoorKeursAlternatief – ecologie
Ecologisch (ter plekke) is er niet echt veel aan de hand. Een windturbine langs de A16 kost, afhankelijk van waar hij staat, 10 tot 15 vogels per jaar het leven die tegen de rotor aanvliegen. Het windpark als geheel kost ongeveer 365 vogels per jaar het leven. Dat is op de stand als geheel niet heel veel. De huiskat, de auto en de glazen loopbrug hebben veel meer vogellevens op hun kerfstok.
De turbines in het VKA hebben all-in lichte effecten op vogels en  vleermuizen.

Vliegbewegingen van ganzen

Het MER rekent alleen met de ecologie ter plekke. Dat is eigenlijk raar, want het beëindigen van kolen- of gasstook elders moet de ecologie van het gebied in ruime zin juist verbeteren. Deze opwaardering van de algemene achtergrond wordt niet in het MER meegenomen.

Eindoordeel
Van mij mogen ze gauw gaan bouwen.

Opnieuw restwarmte van datacenters

In een eerder artikel op deze site heb ik aandacht besteed aan het energieverbruik, eerst van de bitcoin en daarna, meer algemeen, aan de restwarmte van datacenters. Zie www.bjmgerard.nl/?p=5709 .

Sindsdien komt er regelmatig  nieuw nieuws voorbij, waarbij ik mijn waardering wil uitspreken voor de nieuwsbrief van Duurzaam Bedrijfsleven (in dit geval van 14 maart 2018, zie www.duurzaambedrijfsleven.nl/ict/27679/perfecte-combinatie-datacentra-en-restwarmte ). Ik heb het eerdere artikel al een paar keer ge-updated, maar daar kun je niet mee bezig blijven. Vandaar een apart artikel, dat men lezen kan als een vervolg op het eerdere artikel.

Eerst wat klein bier. Duurzaam Bedrijfsleven noemt ( www.duurzaambedrijfsleven.nl/ict/6343/hoe-een-datacentrum-en-viskwekerij-kunnen-samenwerken ) een herontwikkelingsproject in Cleveland (VS), waar de afvalwarmte van een datacenter gebruikt wordt voor een viskwekerij, waarvan de stront weer gebruikt wordt voor een boomgaard en een kassencomplex, waarvan de biomassa weer gebruikt wordt voor stroom voor het datacenter. Het lijkt wel alsof er over nagedacht is…. Het originele project heet het Foundry Project en dat is te vinden op www.projectfoundry.com/ .

Berenschot
Duurzaam bedrijfsleven besteedt ook aandacht aan een recente studie van Berenschot. Die studie is redelijk leesbaar en uitermate de moeite waard. De studie is geschreven voor RVO en dus openbaar. Zie hier (de link is inmiddels vervallen): restwarmte-uit-datacenters_Berenschot_mrt2018

Ik pik er wat bladzijden uit als illustratie van het belang voor het verwarmen van woningen die van het gas af zijn.

Finland heeft het beste beleid m.b.t. restwarmtegebruik. Daar is het hergebruik van restwarmte wettelijk verplicht, want het dumpen van warmte in de atmosfeer verboden. Zodoende wordt de nabijheid van een warmteafnemer een verplichte vestigingsvoorwaarde.
Bovendien is het gas er veel duurder, waardoor de business case sneller sluit. Er zijn Finse datacenters die meer verdienen aan de warmtelevering dan aan de ICT-diensten.

Het voert te ver om de hele studie hier af te drukken.
Er staat bijvoorbeeld een goede uitleg in van de APG-server die aan het Limburgse Mijnwaterproject gekoppeld is, over het Previder datacenter in Hengelo en over het lauwwaternet op de High Tech Campus in Eindhoven (dat bij vol vermogen goed zou zijn voor ca 0,08PJ per jaar).

Commentaar mijnerzijds
Er staat een schat aan aanbevelingen in de Berenschot-studie. Een kleine greep eruit.

Een belangrijke moraal is dat dit voorbeeld bewijst dat collectieve warmtelevering  in stedelijk gebied aan belang moet winnen als alternatief voor aardgas.
Dit ondanks, soms begrijpelijke, ressentimenten m.b.t. de ongunstige financiele afwikkeling en (een enkele keer) de technische staat van stadsverwarmingssystemen. Daarvoor moet een politieke oplossing komen.
Men zou zich kunnen voorstellen dat het aanbieden van warmte bij 25°C aan een woonwijk, in combinatie met een individuele warmtepomp met een relatief laag vermogen, en bij een redelijk financieel plaatje, een politiek denkbare optie zou kunnen zijn.

Een andere belangrijke les is dat overheidsbeleid nodig is, dat over lange tijd consequent wordt volgehouden. Je praat over lange terugverdientijden.

Berenschot schat in dat het totaal opgestelde vermogen in Nederland 1256MW is. Die dingen staan non stop aan, dus ze produceren ongeveer 40PJ warmte per jaar. Daarvan ongeveer 2/3 deel rond Amsterdam, blijft over voor de rest van Nederland 13PJ en als Brabant daarvan ruim 1/7 deel is, is dat in Brabant zo’n 2PJ. Redelijk in lijn met wat ik in mijn eerdere artikel schatte.

Fotonica
De SP-fractie in Provinciale Staten heeft n.a.v. mijn eerdere artikel bij de begrotingsbehandeling gevraagd of er voor Brabant kansen liggen in de restwarmte van datacentra. Warmtebeheer is een taak die typisch bij een provinciale overheid past en de provinciale warmtepolitiek is een van de meer succesvol uitgevoerde taken.
Gedeputeerde Spierings (D66) beantwoordde de vraag nogal bagatelliserend. De efficiencyverbetering en de opkomst van de fotonica zouden het probleem snel de wereld uit helpen. Fotonica-servers zouden veel minder stroom verbruiken en dus minder warmte leveren.

De door Guelbenzu ontwikkelde schakelaar, één van de meest compacte ter wereld

Aan de TU/e wordt dat onderzocht. Op hun site www.tue.nl/universiteit/nieuws-en-pers/nieuws/21-03-2018-opschakelen-naar-efficiente-datacenters-met-fotonica/ staat dat men verwacht dat fotonica het energieverbruik (en dus de warmtelevering) ongeveer kan halveren (proefschrift van Guelbenzu dd maart 2018).

Ook na een halvering van het energieverbruik is er nog steeds veel restwarmte over.
Het aantal datacenters groeit sterk (en soms zijn die heel groot), en de groei van het energieverbruik van bestaande datacenters is 4% per jaar. De fotonicahalvering is waarschijnlijk in minder dan een decennium weggecompenseerd.

Het blijft mijns inziens een interessante input voor duurzame warmte en het minste, dat de provincie zou kunnen doen, is bevorderen dat de Brabantse datacenters in de Warmteatlas worden opgenomen. De gemeente Amsterdam heeft dat al gedaan.

Landschap en/of duurzame energie?

Nieuwe natuur en zonneparken
De provincie Noord-Brabant heeft indertijd Essent verkocht en daaraan een heleboel geld overgehouden. Mede om die uit grijpgrage Haagse vingers te houden, is een deel van dat bedrag (ter grootte van €240 miljoen), alsmede ruim 2000 hectare grond, in een Groen Ontwikkel Fonds apart gezet, als een zelfstandige rechtspersoon met de provincie als enig aandeelhouder. De vroegere Eindhovense wethouder Mary Fiers (PvdA) geeft leiding aan dat fonds.
Het fonds is te vinden op www.groenontwikkelfondsbrabant.nl en de basale informatie onder de TAB “over ons”.

De taken van het fonds worden daar opgesomd:

  • De realisatie van 3100 ha. Natuurnetwerk Brabant (Provinciaal deel)
  • De realisatie van 2274 ha.Natuurnetwerk Brabant (Rijks deel)
  • De inrichting van 5648 ha. reeds verworven Natuurnetwerk Brabant (Rijks deel)
  • De realisatie van 700 kilometer Ecologische verbindingszone.

Het Natuurnetwerk Brabant is wat vroeger de Ecologische Hoofdstructuur heette.

Men ziet in het Provinciehuis het liefste, dat die fondsen revolverend zijn (hun investeringen terugverdienen), want dan kan hetzelfde startbedrag meer uitrichten. Bij een Groen Ontwikkel Fonds ligt dat uiteraard moeilijker, want een deel van de “opbrengsten” is in natura. Desalniettemin bestaat ook daar dezelfde logica dat terugverdiend geld opnieuw ingezet kan worden.

Bij het plan-Fiers

Bovendien hebben de Brabantse overheden een enorme duurzame energie-taak.

Fiers heeft op 01 februari 2018, op de Energietop van de Metropool Regio Eindhoven (MRE) een plan gelanceerd om de aanleg van nieuwe natuur te combineren met de aanleg van zonneparken.  De informatie daarover staat op een aparte site (waar sommige afbeeldingen bij deze tekst vandaan komen). Zie http://noord-brabant.maps.arcgis.com/apps/MapJournal/index.html?appid=9737c550549c4b67aa98c94167ae4e00# . Aan het plan hebben meegewerkt het adviesbureau Over Morgen en het bekende landschapsarchitectenbureau H+N+S .

Bovenstaand voorbeeld is een gebied tussen Lennisheuvel en Spoordonk, dus tegen de Kampina aan. Op de website kan men hiermee interactief omgaan.

De 475.000kWh/ha*y uit het business plan, zijnde 0,17PJ/km2*y, is tamelijk relaxed. Het geeft ruimte om wat met de inrichting te spelen.
Het provinciale Posadplan gaat uit van 0,40PJ/km2*y .

Mijn mening is (en hier houdt de mening  van Fiers dus op) dat

  • het een prima plan is
  • lang niet groot genoeg om de provinciale energiebehoefte op te vangen, maar wel een goed begin
  • het plan niet tijdelijk hoeft te zijn. Welke energetische wondertechniek verwacht men eigenlijk dat tussen nu en 15 jaar later, zonder groot oppervlakte- en volumebeslag, het duurzame energieprobleem oplost?

Jan Baan en Lars Koreman in de krant
Jan Baan is directeur van het Brabants Landschap en Lars Koreman ambassadeur van Noord-Brabant Natuurmonument. Ze hadden op 03 feb 2018 een gastopinie in  het Eindhovens Dagblad met de titel “Het Brabants Landschap moet gekoesterd worden” (zie www.ed.nl/eindhoven/het-brabants-landschap-moet-worden-gekoesterd~adbe6367/ ).

In het artikel staan een heleboel verstandige woorden, maar de passage over duurzame energie roept bij mij enige twijfel op: “De energietransitie vraagt ook om een nauwkeurige afweging bij de locatiebepaling van windmolens. We hebben die op korte en middellange termijn nodig. Maar er moet ook gekozen worden waar niet: het Brabants Natuurnetwerk en cultuurhistorisch belangrijke landschappen.
Op zich gaat dit nog, maar het standpunt maakt deel uit van een trend waarin verdergaande uitspraken gedaan worden. In september 2017 stuurden de Brabantse Milieu Federatie (BMF), Brabants Landschap, Natuurmonumenten en Brabants Particulier Grondbezit een brief aan de bij de BMF aangesloten groepen, bedoeld om in de lokale politiek in te brengen ten behoeve van de op te stellen gemeenteraadsprogramma’s, met de passage “In een duurzame energievoorziening besparen we fors op energie en is er geen (netto)  uitstoot van broeikasgassen, doordat in onze totale energiebehoefte (elektra, warmte en brandstof) wordt voorzien door hernieuwbare energiebronnen als zon, wind, biomassa en aardwarmte. Duurzaamheid betekent daarbij ook dat de energievoorziening respect heeft voor de draagkracht van natuur en landschap, de gezondheid van de mens en andere soorten, en de sociaal-economische omstandigheden van de omgeving. Ook is het gebruik van ruimte en materialen in balans gebracht met andere maatschappelijke doeleinden, doordat we zuinig met energie omgaan en verstandige keuzes maken bij de inpassing van opwektechnieken.
Het klinkt prachtig en is goedbedoeld, maar de begrippen zijn zo wazig dat de natuurorganisaties bijna een carte blanche eisen op ontwikkelingen rond duurzame energie. De passage bevat een wens in abstracto en al gauw het tegenwerken van de wens in concreto. Eenieder kan hierin lezen wat bij of zij wil, inclusief een heleboel handvatten om elk concreet voornemen in de pan te hakken. Wie wil dat windturbines onder de 75 meter blijven, zoals een medewerker van Natuurmonumenten tegen mij zei, wil in praktijk geen windenergie.  Als “respect” betekent dat je vanuit geen enkel natuurgebied in Brabant een windmolen mag zien, blijft er weinig plaatsingsruimte over.
Ik heb niet aan de verspreiding van deze oproep meegewerkt.

De titel van het verhaal van Baan en Koreman is een echo van een eerder verhaal “Landschappen om te koesteren”. Dat stond in Trouw op 25 januari 2017 (na te lezen op www.landschappen.nl/nieuwsbericht/trouw-landschappen-om-te-koesteren ). Het ging erover dat in Nederland natuurgebieden wel beschermd worden, maar landschappen niet, terwijl Nederland in 2005 toch de Europese Landschapsconventie getekend heeft. In andere landen wordt er van die bescherming op een schaal, groter dan natuurgebieden, meer werk gemaakt.
Daarom heeft Natuurmonumenten op die dag een “aanvalsplan voor het Nederlandse landschap” bij (toen nog) staatssecretaris Van Dam op tafel gelegd. Zie www.natuurmonumenten.nl/landschap/aanvalsplan , waar het plan beschreven wordt maar een foutmelding verschijnt als je het aanklikt.
Hier dezelfde dubbelzinnigheid. Aan de ene kant zijn er veel ontwikkelingen die het landschap aantasten en waartegen terecht geageerd wordt (bijvoorbeeld het volbouwen van de kust), maar aan de andere kant is het een prima ondersteuning voor de achterban om mordicus actie te voeren tegen hoogspanningsleidingen en windturbines.
En wie geen hoogspanningsleidingen en geen windturbines wil, wil geen duurzame energie.

Maar zonneparken dan? Helaas heeft Natuurmonumenten hetzelfde afhoudende verhaal over zonneparken. Wie de analyse leest ( www.natuurmonumenten.nl/standpunten/zonne-energie ), leest vooral “afhouden”:

Standpunt
Natuurmonumenten is voorstander van zonne-energie, maar pleit wel voor zorgvuldige inpassing in natuur en landschap. Wij zijn in de eerste plaats voor zonnepanelen op daken van woningen en bedrijven. Dit heeft weinig effecten op natuur en landschap en verdient maximale inzet. Volgens Zonatlas is er in Nederland nog 675 miljoen m² geschikt dakoppervlak op bestaande bebouwing om zonne-energie op te wekken.

Daarnaast zien we mogelijkheden in meervoudig ruimtegebruik, bijvoorbeeld opwekking van zonne-energie gecombineerd met andere functies (grootschalige infrastructuren of waterberging) mits natuur-, cultuurhistorische- en landschapswaarden niet in het geding komen. Verder ondersteunen wij in het algemeen altijd kleinschalige opwekking van zonne-energie.

Over grootschalige zonneparken zijn we kritisch. Die passen niet in natuurgebieden en waardevolle landschappen en kunnen leefgebieden van soorten nadelig beïnvloeden. Natuurmonumenten vindt dat bescherming van deze bijzondere gebieden voorop moet staan.”

Dat klinkt allemaal heel mooi, maar enig eenvoudig cijferwerk leert dat de opbrengst hiervan een orde van grootte te weinig is – zelfs als Nederland 30% zou besparen, waar het bepaald nog niet op lijkt. Er is gewoon te weinig dak en te weinig dijk en te weinig vuilnisbelt. Zie Duurzame energie kan zeer grote impact krijgen op het Brabants landschap .
Het moet ook op landbouwgrond en dat is des te beter, want de landbouw in Nederland is compleet dolgedraaid.

Natuurbescherming wil een doel bereiken, maar de middelen daartoe grotendeels blokkeren.
Benieuwd wat Natuurmonumenten van het plan van Fiers vindt.

Voor de goede orde: ik ben lid van Natuurmonumenten en lid van de BMF, maar ik vind hun standpunt inzake duurzame energie op zijn vriendelijkst wazig en tegenstrijdig, en op zijn slechtst schadelijk.
 

Zonnepark Bockelwitz-Polditz aan de Mulde (Dld) (foto bgerard)
(Dit park telt 14000 panelen, samen goed voor 3,15MW piek, en was daarmee in 2010 het 130ste park van Duitsland).Is de natuur er voor zichzelf of voor ons beleving?
Elke veldmuis en elke bodemschimmel en elke paardenbloem zou een gat in de lucht springen als hun leefgebied vol met windturbines en, nog beter, vol met zonnepanelen werd gezet. Minder stikstof in de lucht, geen mest meer uitrijden in het zonnepark, huizen blijven uit de buurt, geen zware landbouwmachines meer, enz. te mooi om waar te zien. Een paradijs op aarde als je een kievit bent of een wilde bij.
Je moet als vogel kijken waar je vliegt (niet tegen een windmolen aan), maar vogels zijn slim en passen sowieso al op waar ze vliegen.

Maar wij vinden het subjectief als mens niet mooi.

Tot nu toe was het zo dat de bescherming van onze natuurbeleving de bescherming van de natuur op zichzelf ondersteunde. Vaak is dat nog zo, bijvoorbeeld bij de bescherming van de kustlijn of bij de actie tegen de Ruit om Eindhoven.
Maar bij duurzame energie is het soms omgekeerd. Daar schaadt de bescherming van de subjectieve natuurbeleving het objectieve belang van de natuur waarvan men de bescherming zegt te beogen. Met als kolderiekste voorbeeld de hardnekkige strijd tegen de windturbines bij de Kabeljauwbeek, waar een leeg land uitzicht heeft op de Antwerpse haven (zie Windpark Kabeljauwbeek Ossendrecht aanvaardbaar plan – update ).

De natuurorganisaties zitten hier in een spagaat en daar gaan ze niet uitkomen, tenzij ze zich fundamenteel bezinnen op hun positie. Het is niet mogelijk duurzame energie te willen in de beoogde hoeveelheden in een landschap dat hetzelfde blijft.
En als de ijskap op Antarctica smelt, ligt een groot deel van het grondbezit van de natuurorganisaties onder water – maar dat is dan het kleinste probleem.

Veeleer dan zich vanuit een wankele positie defensief op te stellen tegen verandering, zouden de organisaties zich offensief moeten opstellen over de richting van de verandering. Niet behouden, maar herscheppen.

Fiers heeft er het beroemdste landschapsarchitectenbureau van Nederland bijgehaald, H+N+S. Dat was een zeer verstandig idee.

Persbericht: Omwonenden willen stem in ontwikkeling Eindhoven Airport

Het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2), waarin verschillende organisaties van omwonenden van Eindhoven Airport en de Brabantse Milieufederatie zijn verenigd, heeft een brief aan minister van infrastructuur Cora van Nieuwenhuizen gestuurd. Daarin verzoekt het platform om actief te worden betrokken bij het terugdringen van de vlieghinder van Eindhoven Airport.

In 2018 onderzoeken de betrokken overheden samen met Eindhoven Airport verschillende groeiscenario’s, waarna belangrijke besluiten worden genomen over de verdere ontwikkeling van de luchthaven. BVM2 wil daarover meepraten en zet in op een ontwikkelingsplan waarmee de geluidhinder en luchtverontreiniging niet opnieuw toeneemt maar wordt verminderd, en de aantasting van het klimaat wordt beperkt.

Het platform vraagt de minister om haast te maken met een onafhankelijk onderzoek naar voorstellen om de overlast in de regio terug te dringen, zoals ruim twee jaar geleden aan de Tweede Kamer en omwonenden is toegezegd. Dat kan dan worden betrokken bij het gesprek over de ontwikkeling van Eindhoven Airport. Vooruitlopend daarop heeft BVM2 zelf alvast een aantal mogelijke maatregelen op papier gezet.

De regering heeft zichzelf in het regeerakkoord de ambitie gesteld om een nieuwe luchtvaartnota te maken, waarin slim en duurzaam kernbegrippen zijn. Hinderbeperking maakt daar expliciet onderdeel van uit. BVM2 grijpt deze ambitie graag aan om na te denken over een slim en duurzaam ontwikkelingsplan voor Eindhoven Airport.

 

Bijlagen:
1. Brief aan minister
2. BVM2-Manifest
3. BVM2-voorstellen hinderbeperkende maatregelen

Hal van Eindhoven Airport

Enige aanvullende opmerkingen, specifiek voor deze site.

  • BVM2 is een federatie, waarin momenteel 26 organisaties zitten, en die gesteund wordt door duizenden omwonenden. De brief is, namens de andere organisaties, ondertekend door Wim Scheffers namens BVM2, door Klaas Kopinga namens de BOW, en Selcuk Akinci namens de BMF
  • de “voorstellen hinderbeperkende maatregelen” zijn een strakker vormgegeven versie van het artikel Hinderbeperkende maatregelen op vliegveld Eindhoven (update-versie 18 jan 2018) dat al eerder op deze site gestaan heeft. Inmiddels is deze lijst mogelijke maatregelen uitgegroeid van ene persoonlijk standpunt naar een BVM2-standpunt

 

Petitie Luchtvaart in Klimaatwet aangeboden

 De Werkgroep Toekomst Luchtvaart (WTL) is een denktank en actiegroep van omwonenden van Schiphol. Ik zit er ook bij als een soort extern lid.

In het Klimaatakkoord van Parijs zijn vliegen en scheepvaart buiten beschouwing gelaten. Men vond dat de branche zelf dat moest regelen.
Hoe het met de scheepvaart zit, weet ik niet, maar bij het vliegen komt er niet veel van terecht. De ICAO zou dat moeten doen en die heeft wel een of ander akkoord aan elkaar gepraat, maar heel veel stelt dat niet voor (zie Klimaatmaatregelen EU gaan ook de luchtvaart beïnvloeden en Vliegen en klimaat na de recente ICAO-overeenkomst (en Eindhoven Airport).
Landen of groepen landen (zoals de EU) kunnen onderling proberen strengere maatregelen af te spreken.

Er was al in de vorige parlementaire periode sprake van, dat er een klimaatwet zou komen. Vandaar dat de WTL toen een petitie opgezet heeft om de strengere maatregelen op luchtvaartgebied in die Klimaatwet te stoppen.
Die strengere maatregelen zijn nodig, omdat anders de straalmotoren op hun eentje het Klimaatakkoord van Parijs aan stukken blazen.

De petitietekst:

Een artikel over de petitie is ook te vinden op https://petities.nl/petitions/neem-luchtvaart-op-in-de-klimaatwet/ .

De petitie werd door WTL-voorzitter Buurma aangeboden aan voorzitter Isabelle Diks van de Kamercommissie voor Economische Zaken en Klimaat. De meeste partijen uit die commissie hadden iemand gestuurd.

Overhandiging petitie aan voorzitter commissie EZK, Isabelle Diks (GroenLinks)

Buurma noemde de explosieve groei van de toeristenindustrie en stelde dat de CO2-uitstoot van in Nederland gebunkerde vliegtuigkerosine toegenomen is van 4,9Megaton in 1990 naar 12,3Megaton nu. In 2050 moet dat een halvering zijn: 2,5 Megaton.

Dat kan alleen maar als er een Klimaatwet komt, en als daarin passende bepalingen m.b.t. het vliegen opgenomen zijn.

De volledige tekst van de aanbiedingsbrief is te vinden op Tekst aanbiedingsbrief  .

 

Steeds meer kerkgenootschappen vergroenen hun kerkgebouw

Het communicatieorgaan De Kanttekening wijdde op vrijdag 19 jan 2018 een artikel aan de vergroeningscampagne van de eredienstgebouwen van de verschillende geloven in Nederland. De Kanttekening is de voortzetting van de voormalige Gülenkrant Zamen Vandaag. Je krijgt het artikel helaas niet op de website van De Kanttekening gevonden, dus ik kan de link niet geven.

Er bestaat een organisatie Groene Kerken. Daar zitten momenteel 150 kerkgemeenschappen bij van de 4000 entiteiten maar ‘dat aantal groeit explosief’ zegt Atie de Vosde drijven de kracht achter Groene Kerken, in het Kanttekening-artikel ‘afgelopen jaar zijn we van 100 naar 150 gebeds-
huizen gegaan’
. En De Vos weet, zegt hij in het artikel, dat ‘er alleen al in Brabant ongeveer dertig kerken staan die genoeg doen met duurzaamheid om zich aan te sluiten bij Groene Kerken.’.

Hoe je een kerk kunt verduurzamen

Kerken kunnen hun energetisch functioneren vaak op veel manieren verbeteren. Dit voorbeeld komt van de Toolkit-tab van Groene Kerken www.groenekerken.nl/toolkit/ . Daar is ook de nodige aanvullende informatie te vinden.

De eerste stap om te vergroenen heeft vaak een financieel motief’ aldus De Vos ‘De kerk wil de energierekening naar beneden halen. Maar daarnaast worden kerkgemeenschappen gedreven vanuit de zorg voor de schepping”.

Vredeskerk in Oosterhout (PKN). Het is een Rijksmonument uit 1810, opgericht bij de kerkgebouwenpacificatie van Napoleon.
Foto door Dukker voor Dienst voor het Cultureel Erfgoed op Wikipadia

De beweging vindt zijn oorsprong vooral onder de Protestantse Kerken (PKN). ‘Het protestantisme is wat activistischer dan de Katholieke Kerk’ aldus De Vos. “Maar sinds de encycliek Laudato Si van paus Fransiscus melden zich ook steeds meer katholieke kerken aan, sinds die encycliek 20.”

Ook moskeeën doen mee. Die hebben het vaak makkelijker omdat ze vaak nieuwbouw zijn. ‘Een van de criteria bij de bouw was dat het gebouw duurzaam moest zijn’ aldus Yücel Aydemir, voorzitter van het bestuur van de Utrechtse Ulu Moskee. ‘Niet uit zuinigheid, maar vanuit het geloof. Verspillen mag bij ons niet.’ Dus zijn er sensorkranen om waterverspilling bij de rituele wassing tegen te gaan en is de koepel ingericht op maximale daglichttoetreding.
De 146 (Turkse) Diyanet-moskeeën in Nederland tekende in juli 2017, samen met Groene Kerken, een verklaring voor de verduurzaming van gebedshuizen. Dezelfde Aydemir, die ook penningmeester is van Diyanet Nederland ‘Over vijf jaar is meer dan de helft van die moskeeën een groene moskee … Vanuit het geloof gezien is het een schande dat de aandacht hiervoor er niet eerder was. Maar ook moskeebesturen denken vaak met hun portemonnee.

Ulu Moskee Utrecht, lid Groene Kerken.
İhsan Deniz Kılıçoğlu op wikipedia.

Joodse gebedshuizen zijn als regel niet verduurzaamd. Vooral de panden van het traditionele Nederlands Israelitisch Kerkgenootschap zijn vaak oude panden, waar geen verbouwingen gepland zijn. Bij liberaal-joodse gemeenschappen gebeurt wat meer, mede omdat die relatief vaak in nieuwere panden zitten.

Het zes jaar oude Boeddhistische retraitecentrum Metta Vihara is helemaal energieneutraal gebouwd en wordt zeer duurzaam geëxploiteerd. Dit weer mede vanuit het ideële gedachtengoed. Maar de verspreide Boeddhistische gebouwen in Nederland zitten vaak in oude, gehuurde panden waar deze geloofsexpressie moeilijk uitvoerbaar is.

Zie ook op deze site De acht werken van barmhartigheid .

Werkbezoek bij Woonbedrijf over duurzaamheidsbeleid

De fractie van de SP in Provinciale Staten heeft op 12 januari 2017 een werkbezoek gebracht aan de Eindhovense woningbouwvereniging Woonbedrijf. Voor de corporatie waren aanwezig directeur Vastgoed Paul Terwisscha en bestuurssecretaris Wilbert van Bakel. Het gesprek ging over de duurzaamheidsopvattingen van woonbedrijf in het algemeen, en de toepassing daarvan op energiebesparing en de productie van duurzame energie in het bijzonder.

Ik was als fractieondersteuner bij het gesprek aanwezig. Hierbij een verslag.

Woonbedrijf
Na enkele fusies in het verleden is Woonbedrijf uitgegroeid tot een corporatie met 33000 woningen, de grootste van Eindhoven. Ongeveer een op de vier huizen in die stad is van Woonbedrijf.
De organisatie heeft 400 medewerkers, verdeeld over acht districten. Dat leidt (blijkens een benchmark) tot relatief veel aandacht voor huurders en een relatief hoog personeelsbudget per woning. Woonbedrijf meent zijn huurders een beetje te kennen.

De organisatie heeft enige financiele ruimte voor investeringen.

The Natural Step
Woonbedrijf volgt, zoals wel meer organisaties in het Eindhovense, en zoals wel meer corporaties, de filosofie van The Natural Step (https://thenaturalstep.nl/) . Deze, van oorsprong Zweedse beweging, ziet vier oorzaken voor onduurzaamheid:

  • We halen sneller en meer stoffen uit de aardkorst en brengen die in de biosfeer, dan de natuur kan verwerken;
  • We brengen sneller en meer stoffen – die door de samenleving zijn bedacht – in de biosfeer dan de natuur kan afbreken;
  • We breken de natuur sneller af dan de tijd die nodig is om te herstellen;
  • We beperken mensen bij het vervullen van hun fundamentele behoeften.

Vanuit deze viervoudige probleemstelling streeft Woonbedrijf vier kernpunten na:

  • Een collectief bewustzijn bij relaties (huurders, leveranciers)
  • Gesloten kringlopen
  • Biodiversiteit (zwaluwen, vleermuizen, ontstenen, water ivm hittestress in de stad)
  • Schone energie

Een paar voorbeelden ter illustratie:

  • Woonbedrijf signaleert dat er op besparingsprojecten in het verleden een sterk rebound-effect zat. In het begin bespaarde het project, maar na verloop van tijd kroop het verbruik door laks gedrag weer omhoog richting van of zelfs tot aan het vroegere verbruik (Enexis kan het verbruik registreren per postcode).
    Daarom probeert Woonbedrijf woongedrag te beïnvloeden, bijvoorbeeld bij de nieuwbouw van de Aireywoningen in Gestel (die er overigens nog staan mede als gevolg van een SP-actie). Ze hebben huurders gezocht met een bij het project passende collectieve levensfilosofie, maar daar komt tot nu toe niet helemaal uit wat en zich voorgesteld had.
  • Huurders bepalen of er bij een door de verhuurder geïnitieerd project wel of geen zonnepanelen op het dak gelegd worden. Momenten waarop een woning van bewoners wisselt, worden daardoor soms belangrijk.
  • Woonbedrijf heeft veel aandacht voor de Life Cycle Assessment van hun woningen: niet alleen tijdens de exploitatie, maar ook bij de bouw en de sloop komt CO2 Ook financieel geeft het denken in ketens opmerkelijke resultaten: de corporatie schat in dat er in de bouwmaterialen van hun woningbestand zo’n 750 millioen Euro aan hergebruikswaarde opgeslagen zit.
  • Bij isoleren met PUR-schuim komt vijf keer zoveel CO2 vrij als bij isoleren met Isovlas. Bovendien zit leverancier Isover van Isovlas in Oisterwijk en dat is niet ver weg en dat scheelt transportkosten. Zodoende probeert Woonbedrijf zijn leveranciers te beïnvloeden.
    Er wordt geprobeerd iets van een circulaire economie van de grond te tillen.

Bouwkundig-energetische ambities
Woonbedrijf wil ‘CO2-neutraal’ werken.

Omdat echter bij Woonbedrijf de energetische ambities ingebed zijn in een grotere raamwerk-filosofie, wordt er niet geoptimaliseerd naar energiezuinigheid en duurzame energieproductie als hoofddoel.
Woninglabels worden op logische momenten opgewaardeerd, zoals bij groot onderhoud en renovatie. Er is echter geen beleid om planmatig naar bepaalde labels toe te werken (in de geest van ‘in 2021 gemiddeld B’ – dat is een valkuil volgens Woonbedrijf). De nieuwbouw in de Aireywoningen is A++ en de bestaande bouw (eenvoudige kleine naoorlogse woningen) is tot B gerenoveerd.

Meer informatie over deze wijk op www.woonbedrijf.com/nieuws/nieuwsberichten/duurzame-woningen-aireywijk-opgeleverd .

In 2018 gaat Woonbedrijf 500 woningen renoveren. Men beraadt zich nu wat men energetisch gaat aanbieden en of dat in de vorm zal zijn van een basispakket met pluspakket.
Er moeten bijvoorbeeld, over een aantal jaren samen, 18000 CV-ketels worden vervangen. De vraag is door wat? Door nieuwe CV-ketels? Door warmtepompen? Door stadsverwarming?

Woonbedrijf is geen fan van het Nul Op de Meter-concept (NOM).
Dit mede omdat het per woning (bijvoorbeeld bij de renovatie van de Frans van Mierislaan) 80 mille zou hebben gekost. Het complex van ca 200 woningen wordt nu minder vergaand opgewaardeerd.
Overigens, zegt Woonbedrijf, loopt Stroomversnelling (de organisatie die landelijk de NOM-operatie probeert te trekken) sowieso niet best. Stroomversnelling Brabant ligt al twee jaar plat.

Nul Op de Meter is een verschil-definitie: energievraag min energieaanbod. Daar kan nul uitkomen met veel vraag min veel aanbod, of weinig vraag min weinig aanbod, of iets ertussen in.
De combinatie van wèl CO2-neutraal willen werken en geen systematisch opwaarderingsplan voor de woningvoorraad betekent logischerwijs dat Woonbedrijf ervoor kiest om minder besparing te compenseren met meer zonneparken en windturbines.

Wat kan de politiek doen?

  • CO2 echt beprijzen
  • Verplicht de Natural Step-ideeën bij nieuwbouw
  • Iets doen tegen de oververhitting van de woningmarkt
  • Geef duidelijkheid over een transitieplan. Waarmee moeten wij rekenen voor de toekomstige warmte- en stroomvoorziening? All-electric? Biogas? Stadsverwarming?
  • Ruimtelijke ordening
  • Een soort geleide economie, gericht op circulariteit

De meeste van deze taken zitten bij het Rijk en niet bij de provincie (woonbedrijf heeft wel contact met de provincie).

Maar, zoals fractievoorzitter Nico Heijmans zei: de provincie kan financieel wel wat, maar is te afwachtend.

Het gesprek zal bijdragen aan een toekomstige politieke standpuntbepaling van de SP in de provincie.