Waterkwaliteit wordt volgende crisis

De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) heeft in een rapport uitgesproken dat de Nederlandse waterkwaliteit zo slecht is, dat stikstofachtige blokkades kunnen gaan optreden als Nederland niet in 2027 aan de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) voldoet – en het zit er dik in dat dat het geval zal zijn.

Op https://www.rli.nl/publicaties/2023/advies/goed-water-goed-geregeld  is een setje documenten te vinden, inhoudend een briefadvies van het RLI aan minister Harbers, bijbehorend persbericht, drie eerdere essays van niet bij de RLI-studie betrokken geleerden, en een aantal perspublicaties.

Alleen de grotere waterlichamen vallen onder de KRW ( https://www.h2owaternetwerk.nl/vakartikelen/krw-doelen-voor-de-overige-wateren-in-noord-brabant-een-pragmatische-uitwerking )

De Kader Richtlijn Water
De Kader Richtlijn Water (KRW) is Europese wetgeving m.b.t. het grond- en oppervlaktewater, die in 2000 door de Nederlandse regering overgenomen is. Eigenlijk had het Nederlandse watersysteem al in 2015 aan de KRW moeten voldoen, maar dat was uitzichtsloos. Nederland heeft twee extra termijnen van elk zes jaar gekregen, welke laatste termijn dus in 2027 afloopt.
Als Nederland niet aan (inmiddels zijn eigen) wet voldoet, kunnen er boetes volgen. Bovendien kan dan iedereen procederen tegen bouw- en infraplannen als die  mogelijkerwijs tot een verslechtering van het watersysteem leiden.
De situatie lijkt erg veel op die momenteel rond stikstof speelt, met dien verstande dat de waterproblematiek lokaler is.

De KRW viel in 2000 als het ware tussen de op dat moment al bestaande wetten van eigen huize, zoals Nitraatrichtlijn, de Zwemwaterrichtlijn, de Richtlijn Milieukwaliteitseisen Gevaarlijke Stoffen Oppervlaktewateren, en de Richtlijn Behandeling Stedelijk Afvalwater.

Het beste vertrekpunt om de KRW te bestuderen is de website van het RIVM https://www.rivm.nl/kaderrichtlijn-water-krw . Deze website is voor het laatst bewerkt op 11 maart 2019, maar er is wettelijk sindsdien niets of niet veel veranderd, dus hij kan nog gehanteerd worden. Alles staat er netjes bij elkaar.
Vanuit deze site wordt onder meer verwezen naar een recentere site https://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgeving-beleid/kaderrichtlijn-water/ .


Zie het schema hierboven.

Voor de Chemische Kwaliteit is voor oppervlaktewater en grondwater een Europese norm gesteld in resp. de Richtlijn Prioritaire Stoffen en de Grondwaterrichtlijn. Op https://www.rivm.nl/kaderrichtlijn-water-krw/chemische-doelen zijn die aanklikbaar.

Als voorbeeld de start met de eerste vier prioritaire stoffen in oppervlaktewater:

Dat loopt dus zo door tot nummer 33. Daar bovenop is er nog een lijstje met 8 stoffen (waaronder bestrijdingsmiddelen) waarvoor geen MAC-EQS gedefinieerd is.

Zo ook als voorbeeld de intro van de bijlage bij de Dochterrichtlijn Grondwater:


Beide voorbeelden zijn om een idee te krijgen. De documenten zijn te groot om hier integraal te behandelen.

Dit verhaal beperkt zich verder tot het oppervlaktewater. Over het grondwater (kwantiteit en kwaliteit)  is elders op deze site het een en ander te vinden, zie rechtbank-verbiedt-extra-water-oppompen-bij-refresco-maarheeze/ .

Het doel bij de chemische kwaliteit is simpel: die voldoet wel als alle 33 stoffen aan de norm voldoen, en anders voldoet hij niet.

De Nederlandse overheid heeft aan de 33 Europese stoffen 77 eigen Nederlandse stoffen toegevoegd, die niet Europabreed een probleem zijn en soms alleen maar binnen een beperkt aantal Nederlandse stroomgebieden. Deze eigen Nederlandse stoffen heten ‘specifieke verontreinigende stoffen’ en zijn in bovenstaand stroomschema ondergebracht onder de code ‘overig relevant’ (ca 100 stoffen).
Op https://www.clo.nl/indicatoren/nl1567-kwaliteit-overig-relevante-verontreinigende-stoffen-in-oppervlaktewater-krw staat een lijst met de belangrijkste van deze stoffen.

Bij de Ecologische Kwaliteit ligt het ingewikkelder. Daar is het als het ware getrapt. Eerst moet de biologie minstens ‘goed’ zijn; daarna moeten de fysisch-chemische en overige relevante parameters elk minstens goed zijn, en ‘zeer goed’ is alleen te bereiken als de hydromorfologie goed is (hydromorfologie is hoe de rivier stroomt, oeverkenmerken en dergelijke).
Voor de fysisch-chemische toestand tellen mee fosfaat, stikstof, chloride, temperatuur, zuurgraad, zuurstofverzadiging en voor een aantal watertypen ook doorzicht.


Overall moet voor min of meer natuurlijke wateren met maatregelen een Goede Ecologische Toestand bereikt worden. Dat is de ondergrens van ‘goed’, zijnde een 0,6 op een schaal van 1.
Voor kunstmatige of sterk veranderde wateren (en dat zijn bijna alle Nederlandse wateren) moet met maatregelen een Goed Ecologisch Potentieel (GEP) bereikt worden, wat in praktijk de ondergrens van matig is, oftewel 0,4 op een schaal van 1.

In Noord-Brabant is de ondergrens voor waterlopen die niet onder de KWR vallen (90%) vastgesteld op 0,20 op de 1-schaal ( https://www.h2owaternetwerk.nl/vakartikelen/krw-doelen-voor-de-overige-wateren-in-noord-brabant-een-pragmatische-uitwerking ) .

Het is een vak apart om dit allemaal vorm te geven, temeer daar elk water anders is. Het toegankelijkste op nationaal niveau  is de Handreiking KRW-doelen ( https://www.stowa.nl/sites/default/files/assets/PUBLICATIES/Publicaties%202018/STOWA%202018-15%20handreiking%20defdefversie.pdf ) waaruit onderstaande schematische tekeningen afkomstig zijn (ESF betekent Ecologische Sleutel Factor).
Het voert te ver om dit hier te willen uitleggen.

De KWR in Noord-Brabant
Voor de provincie Noord-Brabant lag de uitwerking bij de provincie en de waterschappen samen. Die  uitwerking te vinden op www.brabant.nl/applicaties/sis/download.ashx?qvi=28574 . Dit is een bijlage bij het Provinciaal Waterplan 2010 (geschreven najaar 2009).
Deze tekst bevat een heldere beschrijving van de systematiek en de invulling daarvan, die men in Noord-Brabant toen gedefinieerd heeft. Deze uitleg en de systematiek zijn nog geldig.

Het document geeft ecologische einddoelen weer. Ten tijde va het document zouden die in 2015 bereikt moeten zijn, maar in 2010 was al sprake van uitzonderingen en van het vooruitschuiven van het bereiken van het doel naar 2021 of zelfs 2027. Beide zijn onder voorwaarden toegestaan.
In elk geval bevat het document maatregelplanningen voor de periode 2010-2015, maar ook voor de periode 2016-2027.

Het document geeft ook een uitvoerige behandeling (factsheet) van de verschillende grondwaterlichamen, maar die behandel ik hier niet.

Het document geeft voor elk KRW-oppervlaktewaterlichaam doelen. Het gaat in alle gevallen om Sterk Veranderde (SV) of Kunstmatige (K) waterlichamen. Het GEP zou dus minstens 0,4 moeten zijn. Soms streeft de provincie naar 0,6.

Ik heb uit de lange lijst een selectie gemaakt voor een aantal KRW-waterlichamen in Oost-Brabant.


Wat komt er nu van terecht?
Veel te weinig, en dat is de reden voor de opkomende paniek.

De cijfers over 2021 zijn te vinden in het Compendium voor de Leefomgeving (CLO), het naslagwerk dat door het PBL wordt bijgehouden.
Het CLO houdt een heleboel gegevens bij.

Eerst het totaaloverzicht in de vorm van een vergelijking 2015-2021, zie https://www.clo.nl/indicatoren/nl1438-kwaliteit-oppervlaktewater-krw .
Voor deelaspecten zie de rechterkantlijn van het CLO.
Met name op het vlak van chemische stoffen scoort 2021 slechter dan 2015.


De link https://www.clo.nl/indicatoren/nl0252-fysisch-chemische-waterkwaliteit-krw komt bij de fysisch-chemische gegevens uit.


Nog even terugkijken: voor min of meer natuurlijke wateren moet van de KRW de fysisch-chemische toestand minstens goed zijn (dus groen), en voor sterk veranderde en kunstmatige wateren minstens matig (geel). Alles wat daaronder zit, haalde in 2021 het doel niet.

Dezelfde grootheden zijn ook op kaart beschikbaar:


In de categorie ‘specifiek verontreinigende stoffen’ lijkt de situatie in 2021 fors verslechterd dan in 2015 ( https://www.clo.nl/indicatoren/nl1567-kwaliteit-overig-relevante-verontreinigende-stoffen-in-oppervlaktewater-krw ). Het CLO tekent hierbij aan dat tussentijdse wijzigingen in de systematiek aangebracht zijn, waardoor de twee jaren niet helemaal vergelijkbaar zijn. Ik vind dit voorbehoud niet sterk.


Het standpunt van de RLI
De RLI neemt geen blad voor de mond.

De RLI stelt klip en klaar dat ‘dat met het huidige Nederlandse beleid de KRW-doelen in 2027 redelijkerwijs niet meer kunnen worden gehaald’, dat dat zonder beleidsaanscherping ook na 2027 niet gaat lukken, en herhaalt nog eens in het kort wat daar de risico’s van zijn.

De RLI ziet drie hoofdoorzaken:

  • Een gebrek aan urgentiebesef, zowel in Den Haag als bij de lagere overheden, terwijl toch het probleem zelf alsmede de deadline van groot belang zijn
  • Teveel vrijblijvendheid. Er is van alles vastgelegd in bestuursakkoorden en beleidsbrieven, maar er is nergens iets afgesproken dat juridisch bindend is. Bovendien hebben KRW-afspraken een band met andere beleidsterreinen, zoals het mestbeleid, de omgang met bestrijdingsmiddelen en het lozen van gevaarlijke stoffen. De KRW-eisen worden niet naar die beleidsterreinen doorvertaald.
  • Taken en verantwoordelijkheden worden slecht uitgevoerd. Beekdalen worden onvoldoende aangepast, niet alle waterschappen halen fosfaat en nitraat uit het rioolwater, de wettelijk verplichte update van watervergunningen vindt niet plaats, toezicht en handhaving schieten te kort, overheden zitten elkaar in de weg bij de ruimtelijke planvorming en de wettelijke zorgplicht voor de bescherming van drinkwaterbronnen krijgt nauwelijks invulling.

Peelrijt_foto bjmgerard_04mei2023 (KRW-waterlichaam)

Daarom doet de RLI vijf aanbevelingen:

  • Aanbeveling 1. Zorg voor betere doorwerking van de KRW op alle relevante beleidsterreinen en tref hiervoor verplichtende maatregelen.
    De KRW moet het hele kabinet aangaan en niet alleen de minister van I&W. De KRW-doelen moeten expliciet en dwingend doorwerken op alle relevante terreinen. Daartoe moet de ‘Watertoets’ meer gewicht krijgen. De bestaande Watertoets moet dwingender worden en tot aanpassing va ruimtelijke plannen leiden als die de watersituatie verergeren.
    De verplichte actualisatie van watervergunningen moet beter uitgevoerd worden.
    Vergunningen voor onbepaalde tijd mogen niet meer verleend worden.
    Het geheel aan meldingen en vergunningen moet worden opgenomen in een openbaar register.
    De nieuwe Omgevingswet moet al van tevoren geprepareerd worden op het verkrijgen van een goede greep op KRW-doelen.
  • Aanbeveling 2. Maak alle onttrekkingen uit grond- en oppervlaktewater vergunning- of melding-plichtig en reserveer voldoende fysieke ruimte voor drinkwaterwinning
    Maak alle grote wateronttrekkingen vergunningplichtig en alle kleine meldings- of vergunningsplichtig , afhankelijk van de nood. De drinkwatervoorziening is prioritair
  • Aanbeveling 3. Verminder de nutriëntenconcentratie in het grond- en oppervlaktewater door aanscherping van de mestregelgeving, zet instrumenten in voor de door het kabinet beoogde vermindering van de veestapel en verbeter de zuivering in rioolwaterzuiveringsinstallaties
    Het gaat hier vooral over nitraat en fosfaat.
    De RLi wil dat de mestwetgeving ondergeschikt gemaakt moet worden aan de KRW-doelen.
    Het aantal fosfaat- en dierrechten moet stapsgewijze worden afgeroomd. Dit sluit aan bij de lopende discussie over de stikstofdepositie

Waterschappen hebben niet in al hun RWZI’s een nitraat- en fosfaatverwijderingstrap. Dat moet alsnog gebeuren en is sowieso nodig voor de Europese Richtlijn Stedelijk Afvalwater

  • Aanbeveling 4. Laat de KRW-doelen doorwerken in de wetgeving voor gewasbeschermingsmiddelen, prioritaire stoffen, opkomende stoffen, medicijnenresten enzovoort
    Het is voor de KRW-doelen nodig dat er aanpassingen komen in de Wet milieubeheer, in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 en in de regelgeving behorend bij de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
  • Aanbeveling 5. Begin direct met het doorrekenen van alle maatregelen
    Het moet snel duidelijk worden waar de resterende KRW-opgave uit bestaat. IN de berekeningen moet niet alleen bestaand beleid worden meegenomen, maar ook het afschaffen van de derogatie, het 7de Actieprogramma Nitraatrichtlijn, de gebiedsprocessen en de in dit advies voorgestelde maatregelen.
    Als uit die doorrekening blijkt dat de KRW-doelen niet gehaald worden (wat zomaar zou kunnen), moeten er extra maatregelen komen. Het PBL moet zich erop gaan storten.
De Strijper Aa op 04 sept 2022 bij de Paaldijk ten Zuiden van Leende (KRW-waterlichaam)

Regionaal Water en Bodemprogramma – mooi plan, terugtocht wordt al voorbereid

De vraag naar voldoende en bruikbaar water en een vitale bodem wordt steeds groter en de toestand van ons milieu en ons klimaat verandert snel.
Hierdoor zal op een andere manier met ons water- én bodemsysteem moeten worden omgegaan. Daartoe een nieuw provinciaal  programma,  het Regionaal Water en Bodem Programma 2022-2027 (RWP).
Doel van het RWP is zorgdragen voor veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem in de provincie Noord-Brabant.

Het provinciale Regionaal Water en Bodem Programma 2022-2027 is in bespreking gegaan. De eerste aanzet (nu nog de Contouren) was op 29 januari 2021 aan de orde in de themavergadering Natuur en Milieu van Provinciale Staten (PS) en ontving voorafgaand geschreven bijdragen van o.a. de waterschappen en de Brabantse Milieu Federatie (BMF).
De afkorting is RWP omdat het landelijk RWP is (zonder de B van Bodem), en op de keper beschouwd staat er inderdaad weinig nieuws over de bodem in. Dus RWP.
Dit wordt meegenomen in het formele Ontwerp-RWP dat in maart 2021 door GS vastgesteld wordt en dan de inspraak in gaat. Eind 2021 wordt het definitieve programma vastgesteld en op 1 jan 2022 werkt het.
Het RWP is te vinden op www.brabant.nl/actueel/nieuws/water/2021/nieuw-programma-water-en-bodem-in-de-maak . Het maakt deel uit van een pakket met een ook een korte PlanMER, een Financieel Kader, een brochure met alleen maar mooie plaatjes en een Statenmededeling. Maar de rest van het pakket is hier niet te vinden (desgewenst verstrek ik het).

Het RWP lost het Provinciaal Milieu en Water Plan 2016 – 2021 af. Ik heb daarover toen waarderende woorden gesproken ( www.bjmgerard.nl/?p=1351 ).

Foto Bernard Gerard, 31 jan 2021, vrij over te nemen met vermelding www.bjmgerard.nl
Ondergelopen weiland in Hooijdonk, tussen Nederwetten en Breugel. Dit is een voorbeeld van wat te weinig gebeurt, namelijk water dat niet snel afgevoerd wordt en de kans krijgt om in de grond te zakken. Vooral daarom verdroogt Brabant, want op zich valt er genoeg regen.
De keerzijde zijn uiteraard beperktere mogelijkheden tot agrarisch gebruik.

De Kader Richtlijn Water (KRW)
De KRW is Europese regelgeving die door alle lidstaten wettelijk is verankerd. Het planstelsel in Nederland is daarvan afgeleid, en bestaat uit een Nationaal Water Programma op rijksniveau, Regionale Water Programma’s op provinciaal niveau en waterbeheerprogramma’s op waterschapniveau. Het doel van de KRW is dat uiterlijk in 2027 al het water in Europa schoon en gezond is. De KRW kent drie planperiodes: 2009-2015, 2016-2021 en 2022-2027. Dit planstelsel inclusief Europese regelgeving voor het waterbeleid wordt onverkort overgenomen in de nieuwe Omgevingswet. De zesjarige planperiode van het RWP volgt direct uit de KRW.

Europese milieuwetgeving is vaak goed en ook hier dwingt Europa Nederland tot het goede. Als op de deadline niet aan alle eisen voldaan is, kunnen er boetes volgen. En omdat geen enkel Brabants water momenteel aan de KWR voldoet, omdat alle laaghangend fruit al geplukt is, en omdat niet duidelijk is of Nederland zich er straks onderuit kan sjoemelen, knijpt men hem behoorlijk. Er zou in 2027 een boete kunnen komen en die  boete komt dan in eerste instantie bij de regering terecht, maar die zou hem kunnen doorschuiven naar de provincie in kwestie afhankelijk van de omstandigheden.
Brabant sorteert al voor op de schuldvraag (kan Nederland onder die boete uit, ligt het aan ons?) en dat gebeurt vooral in de Statenmededeling die het Contourendocument vergezelt. Tussen de regels door lees je dat GS (Gedeputeerde Staten, zoiets als van B&W in de gemeente zijn) eigenlijk niet gelooft dat Brabant de KRW haalt. In de commissiebespreking werd het woord ‘dossiervorming’ al gehoord.

De wijzer geeft in de stoplichtmethodiek aan hoever de provincie is met de vijf hieronder genoemde doelen.

Nu  moet gezegd worden dat enig politiek mededogen (niet te veel) op zijn plaats is. GS hebben te maken met een groot aantal  beleidsstukken en bijbehorende instanties – de vaccinatiecampagne tegen Corona is er niks bij.

En belangrijke wetgeving zit bij het Rijk, zoals de Nitraatrichtlijn en de handhaving daarvan (GS heeft in 2016 een doorwrochte juridische studie uitgebracht wat de provincie op dat moment juridisch wel en niet kon, zie www.bjmgerard.nl/?p=3336 ). Veel zit bij het Rijk en bij het Rijk zitten VVD en vooral CDA die uiterst boervriendelijk zijn.
Teveel politiek mededogen is bij het huidige rechtse College van GS ook niet op zijn plaats, want dat College wil de landbouw zelf ook niet hard aanpakken op onderdelen waar ze dat wel zelf kan.

Overigens somt ook het Financiële Kader nogal wat onzekerheden op. Het beschikbare budget, €68 miljoen voor zeven jaar, is er daar een van. Mogelijk komt daar geld bij uit cofinanciering, bijvoorbeeld Europees.

Systematiek in de KRW om de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater te beoordelen

De KRW gaat over de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater (zie schema hierboven) en over de kwantiteit (zie bijvoorbeeld www.bjmgerard.nl/?p=13951 ). Beide zijn onvoldoende.

Het Project Schoon Water, een belangrijk provinciaal middel om de waterkwaliteit te beschermen, dat in 2020 afliep en geëvalueerd moest worden, gaat door, werd in de zitting gemeld.

Het contourendocument signaleert:

“De kwaliteit van het oppervlaktewater (fysisch, chemisch en biologisch) in onze provincie is niet op orde. De diversiteit en concentraties van antropogene stoffen (PFAS, microplastics, industriële stoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, etc.) nemen daarnaast toe. Het diepe grondwater is nog steeds schoon, maar staat in toenemende mate onder druk. Klimaatverandering leidt tot een extra urgentie, omdat waterkwaliteit beïnvloed wordt door droogte, extreme neerslag, watertemperatuur en het (extra) gebruik van bestrijdingsmiddelen.

Er is inmiddels sprake van structurele droogte en verdroging in grote delen van Brabant en de huidige waterhuishouding heeft grote effecten voor landbouw en natuur. Er valt in Brabant genoeg regen om het ondiepe grondwater te voeden, maar het ont- en afwateringssysteem in landelijk en stedelijk gebied is onvoldoende ingericht op het vasthouden van water.

De watervraag voor drinkwater, landbouw en industrie neemt toe. In dit licht is het relevant dat een groot deel van het drinkwater wordt gebruikt voor laagwaardige toepassingen als toiletspoeling. Zowel in het oppervlaktewater, als in het grondwater zien we dat de voorraden afnemen.

Op korte termijn raken droogte en verdroging vooral de natuur en biodiversiteit en de landbouw. Op langere termijn ontstaan effecten op industrie, leefbaarheid en mobiliteit en is de trend dat er een structureel tekort zal ontstaan.”

De vijf doelen van een veerkrachtig watersysteem

Doelen
Als je optimistisch ingesteld bent en aanneemt dat de diverse praktische problemen opgelost worden, en als je dus gewoon kijkt naar wat de ambtenaren voorstellen die de Contourennota geschreven hebben, en wat Witteveen en Bos in de PlanMER zeggen, staat er een verhaal dat je positief kunt uitleggen.
Het is een soort kaderverhaal met vijf doelen waar niets mis mee is (voldoende water, schoon water, waterveiligheid, vitale bodem en klimaatadaptatie), maar waarvan de uitwerking schetsmatig is.
Bij bijvoorbeeld het doel ‘Voldoende grondwater’ horen zes subdoelen en zeven stuks aanpak die er als volgt uitzien:
Twee subdoelen als voorbeeld:

  • Voldoende grondwater voor de natuur
    De grondwaterstanden in en rondom de 97 natte natuurparels/N2000 gebieden zijn voldoende voor behoud en herstel van de natuurdoeltypen.
  • Voldoende grondwater voor beken en kreken
    De watervoerendheid van alle oppervlaktewaterlichamen(zoals beken en kreken) past bij het watertype.

Het eerste subdoel is goed en concreter dan gemiddeld, het tweede is bovengemiddeld abstract.

Zo ook twee stuks aanpak als voorbeeld:

  • Verminderen beregening landbouw en grondwateronttrekkingen
    Bestuurlijke afspraken beregening en onttrekkingen, indien nodig beperken vergunning ruimte.
  • Waterbesparing en terugdringen laagwaardig gebruik van drinkwater en bij industrie
    Waterbesparende maatregelen en innovatieve oplossingen
    Vergroten van bewustzijn watergebruik bij bewoners en ondernemers  

Dat is allemaal natuurlijk waar, maar de echte vraag is ‘wat ga je nu doen?’ Stapt iemand nu bij de zinkfabriek naar binnen en eist dat Trafigura niet langer hoogwaardig grondwater uit de diepte oppompt?
Zoiets zou je eigenlijk willen lezen, maar uiteraard zal het antwoord zijn dat dat nog komt. De uitwerking van de doelen bepaalt het uiteindelijke succes.

In elk geval, zeggen GS in de Statenmededeling, is het provinciale beleid om geen nieuwe grondwateronttrekkingsvergunningen meer af te geven.

Ambities
Witteveen en Bos benoemen in de PlanMER vier denkbare alternatieven, die men kan lezen als oplopende ambities.  

Op enkele belangrijke aspecten leiden die tot de volgende prestaties:

GS kiezen niet expliciet voor een alternatief/ambitie.
GS wil concreet de tweede helft van de €68 miljoen inzetten tegen de verdroging van 8700 hectare binnen en 27000 hectare buiten verdroogde natte natuurparels. Daarvan zijn er 97 in Brabant, maar onduidelijk is of genoemd aantal hectares genoeg is voor alle 97 gebieden.
De hectares zijn in elk geval concreet.
In een veel waziger formulering zeggen GS dat ze ‘in de zones rondom de 14 stikstofgevoelige N2000-gebieden en in de gebieden met forse water- en klimaatopgaven tempo willen maken in het behalen van de doelen uit de KRW, het realiseren van het Natuur Netwerk Brabant en de instandhoudingsdoelen N2000 (o.a. stikstofreductie) en tevens werken aan een klimaatrobuust Brabant.’

Het klinkt een beetje als alternatief 3 met een vaag plusje.

Voor minstens alternatief 3  lijkt overigens binnen PS breed steun te bestaan, was mijn indruk uit de reacties tijdens de bespreking.

De waterschappen
De meest uitgesproken positie is die van de waterschappen. In een gezamenlijke lobbybrief aan PS stellen ze concrete maatregelen voor (een stuk concreter dan die van de provincie) om meer water vast te houden (waardoor het kan infiltreren).

De spanning tussen de provincie en de waterschappen kwam ook al in het Refrescodossier naar voren (zie www.bjmgerard.nl/?p=12423 en  www.bjmgerard.nl/?p=13469 en www.bjmgerard.nl/?p=13887 )

Gevolg is ‘dat niet alles overal meer kan’, een onschuldig zinnetje met een omineuze strekking.

In peilgestuurde gebieden (gedraineerd) moet het grondwater 10cm hoger komen te staan en op de hoogste delen van de hellende zandgronden moet dat minstens meerdere decimeters zijn (zonder dat dit tot ‘grootschalige’ wateroverlast leidt). Op de meest kritische plekken komen klimaatbuffers. Er wordt maximaal water uit de kanalen aangevoerd en de stuwen staan als regel dicht.
Alle nieuwe verhard oppervlakte vanaf 500m2 moet vanaf 01 april 2021 worden afgekoppeld. Na een overgangssituatie mag ook bestaand verhard oppervlak niet meer versneld afvoeren.
Kleine grondwateronttrekkingen (<10m3 per uur) worden in kaart gebracht en teruggedrongen.
Diepe onttrekkingen moeten aan voorwaarden worden gebonden: laagwaardig gebruik van diep water vermijden en meer oppervlaktewater of gezuiverd water gebruiken
Water moet meer ruimte krijgen en dat moet sturend worden in de ruimtelijke ordening van de provincie en de Brabantse gemeenten.

De brief van de waterschappen is te vinden op

Uit de Atlas van de Ondergrond, https://eindhoven.nazca4u.nl/atlas/ .
Men ziet het dal van de Gender (links) en de Dommel (rechts). Men ziet het PSV-stadion (de ring midden boven), ten Zuiden daarvan het Vonderkwartier en ten Oosten het stationsgebied met de tunnels).

Grondwaterstijging in stedelijk gebied
Een decimeters hogere grondwaterstand zou in Eindhovense hoofden alarmbellen moeten doen afgaan (mogelijk ook in andere gemeenten, maar daar heb ik geen zicht op). Dat is namelijk al eens eerder gebeurd en dat leidde tot een van de grootste burgerbewegingen in de Eindhovense geschiedenis, het Grondwatercollectief.

Grote delen van Eindhoven zijn gebouwd op vroegere drassige gebieden, die door de industriële onttrekkingen zover ontwaterd waren dat erop gebouwd kon worden. Namen als Gijzenrooi, Genderdal, Genderbeemd, Jan van Eyckgracht en Vonderkwartier (‘t Vondertje over de Gender) doen daaraan herinneren.
Om de verdroging te bestrijden besloot de provincie ergens kort voor 2000 een heffing op grondwater oppompen op te leggen. Daardoor (en bijvoorbeeld ook door ontwikkelingen binnen Philips) werden de industriële onttrekkingen in Eindhoven grotendeels beëindigd. De grondwaterspiegel veerde terug en in Gijzenrooi kon je vis gaan kweken in de kruipruimtes. Voor Brabant was het beleid een zegen, maar voor delen van Eindhoven een vloek. In www.bjmgerard.nl/?p=13887 ziet men de stijging vanaf 2000 (van maar 15 cm…).
Het kostte de gemeente een hoop publieke werken om dat weer goed te krijgen. De stad lag open voor nieuwe riolen. Koudenhoven werd een semi-polder met bemaling, er kwam een reusachtige waterberging onder de Fellenoord bij het station, en we danken er de Woenselse Waterstaat Werken in Jagershoef aan ( www.bjmgerard.nl/?p=3868 ).
Grosso modo heeft het goed geholpen, maar nog steeds kent het Vonderkwartier vochtige kelders.

De zwarte streep geeft ongeveer de constructie van de Woenselse Waterstaat Werken aan

Terecht vroeg in de provinciale themavergadering van 29 januari Irma Koopman, die voor de SP debuteerde als opvolgster van Henri Swinkels, aandacht voor een mogelijke herhaling van deze gang van zaken. Nu met minstens enige decimeter grondwaterverhoging.
Het antwoord was dat er t.b.v. de provinciale Visie Klimaatadaptatie een stresstest gedaan was en/of dat gemeenten gesubsidieerd dat zelf konden (laten) doen. De uitkomst van die stresstest werd niet vermeld.
Op dezelfde pagina www.brabant.nl/actueel/nieuws/water/2021/nieuw-programma-water-en-bodem-in-de-maak waar het Contouren RWP te downloaden is, is ook deze visie te downloaden. Zoeken op ‘stresstest’ levert de passage ‘Wij stimuleren (o.a. via subsidieregelingen) het uitvoeren van klimaatstresstesten en adaptatiedialogen door gemeenten. In 2020 voeren we zelf ook een provinciale stresstest uit om inzicht te krijgen in de kwetsbaarheden voor de provinciale opgaven, taken en verantwoordelijkheden.”.

Ongetwijfeld komt men met compartimentering van de grondwaterstijging en met nieuwe publieke werken weer een heel eind. Maar de Eindhovense politiek zou er verstandig aan doen om een en ander eens goed na te vragen.

Wateropvang bij het Eindhovense Catharinaziekenhuis

Wat de provincie wel en niet kan bij landbouwvervuiling

Soms worden van de provincie dingen geëist die de provincie niet kan waarmaken, simpelweg omdat de provincie, anders dan mensen denken, er niet wat over te vertellen heeft. Mensen vinden dat de provincie moet ingrijpen als de eigen gemeenteraadsleden er een potje van gemaakt hebben (zoals bij de Gebied Ontwikkeling Langstraat), of mensen vinden dat de provincie het aantal koeien en varkens moet verminderen of soja-importen verbieden (wat een rijksbevoegdheid is).
Het antwoord is in alle gevallen weinig bevredigend, maar het is niet anders.

Mogelijk hierom hebben de provincie NBrabant en de waterschappen aan de Universiteit van Utrecht gevraagd degelijk juridisch in kaart te brengen
1) wat, tegen de achtergrond van de KRW, de aard en omvang is van de emissieproblematiek van landbouwgerelateerde stoffen als nitraat, gewasbeschermingsmiddelen en antibiotica?
2) wat de opdrachtgevers kunnen om die stoffen aan te pakken, nu dit een rijksbevoegdheid is en het Rijk er te weinig aan lijkt te doen?
3) of de kans bestaat dat “Brabant op slot gaat”, en of de opdrachtgevers daarop invloed kunnen uitoefenen
4) wat de provincie moet en mag als straks de Omgevingswet geldt.

De KRW is de KaderRichtlijn Water. Dat is een Europese wet, die geen rechtstreekse werking heeft maar die in nationale wet moet worden omgezet. Of dat in Nederland goed gebeurd is, is een belangrijk deelthema in de studie.
Zie ook http://www.clo.nl/indicatoren/nl1412-kaderrichtlijn-water .

zover het eigen instrumentarium reikt

De opdracht leidde tot een degelijke studie, geschreven door vijf doctor-s, waarvan er drie prof zijn, van het Utrecht Centre for Water, Oceans and Sustainability Law. Het bestaat uit ruim 90 kantjes geavanceerd milieurecht. Zie http://www.uu.nl/nieuws/rijksbeleid-blijft-achter-bij-verbetering-waterkwaliteit
Ik ben fysicus, geen jurist, en het is een beetje boven mijn niveau. Ik heb een beetje milieurecht gehad aan de Open Universiteit, net genoeg om te zien dat het verhaal degelijk oogt, interessant genoeg om verder te verspreiden, en van belang voor wie iets tegen de huidige landbouw heeft. Een actiegroep of zo moet er maar eens iemand op zetten die er echt verstand van heeft.

Methodiek van de KRW
Methodiek van de KRW

De ecologische toestand van het Brabantse oppervlaktewater is matig tot slecht. Het is duidelijk, aldus de studie, dat ook bij uitstel tot de uiterste KRW-datum van 2027 een goede ecologische toestand niet bereikt zal worden. Dat betekent dat art. 11 van de KRW in werking treedt. Vervolgens staat er een verhaal over de verhouding tussen Nederlands en Europees recht dat te ingewikkeld is voor deze kolommen. Dit is in elk geval duidelijk:

a) de nationale wetgever heeft beoogd alles in de Waterwet, de Meststoffenwet en de Wet Gewasbescherming en Biociden (wgb), en in de aanhangende uitvoeringsregels, uitputtend te regelen
b) voor de provincie blijven de restjes over die niet landelijk afgeregeld zijn, en/of de toepassing van de wet in specifieke situaties zoals waterwingebieden, slootkanten e.d. , en de inzet van buiten-wettelijke middelen als subsidies (bijv. het Schoon Water-initiatief), afspraken en overreding.
Hooguit zou de provincie of het waterschap nog iets verder de grenzen kunnen opzoeken, bijv. bij een aansluitverordening een verontreinigingsheffing instellen, bijv. op gewasbeschermingsmiddelen. Of de grenzen van het waterwingebied oprekken.
zover instrumentarium_KRW2015_ecol_overig
c) Volgens door “Utrecht” geraadpleegde Brabantse provinciale experts is meer dan de helft van de mest niet plaatsbaar. Dit leidt tot illegaliteit.
d) de landbouw erkent slechts de Nitraatrichtlijn als wet (maar voldoet daar nog steeds niet aan). De veel scherpere ecologische KRW-richtlijnen (volgens dezelfde geraadpleegde experts) als “maatschappelijke wens gezien, niet als verplichting die van de sector kan worden gevergd.”
e)  mest kan onder de Afvalstoffenwetgeving vallen. Daarmee voorkomt bijv. de deelstaat Nedersaksen Nederlandse mestimport, omdat in Nederland mest niet als afval gezien wordt en er dus geen Europese EVOA-papieren bij horen. Het is afwachten wat de Europese Commissie cq het Europees Hof hiervan vindt.
f)  de landbouw hoeft geen vergunning te hebben voor de normale agrarische bedrijfsvoering (deze vallen onder algemene regels). Het enige landbouwding dat een vergunning nodig heeft is een mest-
bewerker, met een omgekeerde osmose-eindtrap als (zeer goede) Best Beschikbare Techniek.
g)  antibiotica etc zijn niet genormeerd. Er gelden slechts algemene bepalingen voor (zorgplicht)
h)  het Nederlandse systeem, waarin gehandeld wordt op microniveau (maatwerk en vergunningen) werkt niet erg mee om een doel te bereiken op macroniveau (de kwaliteit van een hele waterlichaam).
Een aanscherping van de algemene maatregelen zou zinvol zijn, maar is een rijkstaak. Mogelijk kan deze aanscherping worden afgedwongen, omdat het beschermingsniveau dat met de algemene maatregelen bereikt wordt in strijd is met de KRW. Een handhavingsverzoek zou hier misschien toe kunnen leiden, aldus “Utrecht”.
De Utrechtse rechtsgeleerden noemen enkele malen het “Wezer arrest” van het Europese Hof van Justitie. ‘Achteruitgang’ van een waterlichaam is verboden en in het Wezer Arrest wordt leidt handeling al tot een “achteruitgang” als één kwaliteitsbepalend element in de totale classificatie één klasse achteruit gaat, zelfs als de totale classificatie daardoor gelijk blijft. Als een water al in de laagste kwaliteitsklasse zit, is geen enkele achteruitgang toegestaan.
i)  omdat de reguliere landbouw niet aan vergunningen gebonden is, kan er niet in directe zin een “op slot-situatie” ontstaan. De provincie kan (bijv. bij nitraatvervuiling) niet iets weigeren omdat er niets aangevraagd hoeft te worden.
Bij andere activiteiten die wel een vergunning vereisen, kan een “op slot-situatie” wel ontstaan.
j)  slechts voor de natuurlijke KRW-waterlichamen (die er in Brabant niet of nauwelijks zijn) bestaan wettelijk bindende normen. De rest wordt slechts beschermd door ‘beleid’ (dus bedoelingen).
De Utrechtse studie meent dat het zg Wezer-arrest deze soepelheid slechts in uitzonderlijke omstandigheden toestaat.
status waterlichamen
k ) op papier kan de nieuwe Omgevingswet soelaas bieden, omdat het Rijk daarin meer kan decentraliseren. Of het Rijk dat zal doen (bijv. als het Rijk de veeteelt centraal wil blijven beschermen) is een tweede.
zover het eigen instrumentarium reikt_ongevingswet

Zoals eerder gezegd, een onderwerp dat grondige studie verdient!