Landbouwkringlopen sluiten op schaal van NW Europa

Voorgeschiedenis en het proces
De provincie Noord-Brabant wil mineralenkringlopen sluiten binnen Noordwest-Europa en voorkomen dat de gassen ammoniak, methaan en lachgas worden uitgestoten. Dat is een onderdeel van het nieuwe mestbeleid, dat in die vorm terug gaat tot op de roemruchte Ruwenbergconferentie in februari 2013.

Om de mestketen op de schop te nemen loopt nu een ‘mest-dialoog’. Aan een rits tafels (slagveldjes, zo men wil) wordt al maanden gediscussieerd en touwgetrokken over diverse aspecten van dat nieuwe beleid.

Aan een van die tafels moet nader bepaald worden wat men eigenlijk bedoeld heeft met “kringlopen sluiten” en “Noordwest-Europa”, en wat de mogelijke gevolgen daarvan zouden zijn. Daartoe zaten op donderdag 15 september, in het kantoor van de ZLTO in Den Bosch, bij elkaar (onder onafhankelijke leiding) de BMF, de ZLTO en Wageningen University Research (WUR). Ik zat erbij voor de BMF.
Dit was niet het eerste gesprek en zal ook niet het laatste zijn. Het proces is nog niet af. Ik zal dan ook nu beperken tot zaken die niet gevoelig liggen en/of mij beperken tot hoe ik er zelf in sta.

Wat is “Noordwest-Europa” en waarom?
Dat vroeg WUR zich ook af. De EU als geheel was veel makkelijker, daar konden ze zo de gegevens over oplepelen. Hierom dus:

Fosfaatbalans in Europa
Fosfaatbalans in Europa

De idee is dat het doelgebied voor de mest en het herkomstgebied van het veevoer hetzelfde zijn. Er zit een economische grens op hoever je met fosfaat kunt rijden. Je kunt Italie wel meetellen, maar het transport is in praktijk onbetaalbaar duur.
Dus Noordwest-Europa = Nederland, Belgie, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittanie.

Overigens heeft WUR in dit verband veel interessant materiaal, ook al is dat voor de EU als geheel, waaronder:

Zelfvoorzieningsgraad EU
Zelfvoorzieningsgraad EU

Voor veevoer (dus de importkant) is ‘schroot van oliezaden’ van belang, waaronder soja. Soja is een (mede)determinant van het aantal dieren.

Wat is een kringloop en hoe sluit je die?
Interessant onderwerp. Ik heb een stukje huisvlijt gemaakt:

De CNP-kringloop
De CNP-kringloop

Met een beetje fantasie en veel vereenvoudiging lees je dit als een systeem dat in eerste instantie de zes landen weergeeft. Het enige, dat dan van buiten het systeem komt, is de soja-pijl (lees ook tapioca etc) tbv het vee, en de voedselimport tbv de mens..
De actie “Allemaal Lokaal” van mijn club Milieudefensie richt zich tegen soja-importen. MilDef argumenteert dit vooral met de wantoestanden in het land van herkomst (de gewone man in Argentinie heeft minder baat en meer schade bij het systeem dan soms gedacht), dus met de linker-
kant van de vee-pijl. Ik argumenteer het met de rechterkant van diezelfde vee-pijl, omdat soja een belangrijk middel is om veel te veel dieren in Brabant op de been te houden. Vanuit beide gezichtspunten is de  X  op zijn plaats.

WUR gebruikt een ander plaatje van de kringloop:

WUR Kringlooptoets
WUR Kringlooptoets

Het merkwaardige is dat WUR de fotosynthese niet opvoert. Die moet je er bij de post “Gewassen” bij denken. Uiteraard weet WUR dat ook wel. Waarschijnlijk heeft WUR dat zo vanzelfsprekend gevonden, dat het niet genoemd hoefde te worden.
Maar het resultaat is dat een jaarlijkse input van inheemse koolstof ontbreekt. Zoals het er letterlijk staat, komt alle koolstof van buiten of van vroeger.
Waarschijnlijk heeft WUR toegewerkt naar de provinciale vraag “het sluiten van mineralenkringlopen” (=stikstof, fosfor, kalium en nog wat grut), en zich van de koolstofkant afgemaakt met de verzamelnaam “organisch materiaal”.
Er zijn echter goede redenen om de koolstofkringloop niet weg te frommelen. Het maakt uit voor het organisch stofgehalte van de bodem, het maakt misschien uit voor de export van melk, eieren, vlees etc naar buiten het systeem (waarom zou je daar a priori tegen zijn?).
En tenslotte, naast de voedselkringloop staat het (niet getekende) ener-
gieschema van de provincie Brabant, waarin veruit het grootste aandeel uit biomassa bestaat.

Prognose samenstelling energiepakket uit het Brabantse Energie Akkoord
Prognose samenstelling energiepakket uit het Brabantse Energie Akkoord

Ik vind een grondig onderzochte koolstofbalans van Brabant onmisbaar voor de toekomst.

Misschien inderdaad beter niet in dit proces, want WUR gaat nu een very quick scan opstellen waarin alle discussiebijdragen meegenomen worden. Binnenkort wordt verder gepraat. Je krijgt een koolstofbalans niet afgeraffeld, want dat zou wel eens akelig complex kunnen zijn. Eerder een uitdaging voor een aparte studie.

Nitraat en fosfaat
Het WUR-plaatje is vooral adequaat voor fosfaat. Dat is een waardevolle, tot zekere afstand economisch transporteerbare en op termijn schaarse grondstof. Fosfaatverliezen zijn onbedoeld en ongewenst.
Zie Afzetkansen voor bewerkte mest?  en Wat de provincie wel en niet kan bij landbouwvervuiling
Voor nitraat ligt dat heel anders. Dat is niet schaars, hoewel de productie veel energie vraagt, en in praktijk slechts zeer beperkt economisch transporteerbaar. Een academisch model dat er vanuit gaat dat nitraatverliezen geminimaliseerd worden, is wereldvreemd. Gezien de permanent veel te hoge concentraties worden die verliezen eerder gemaximaliseerd dan geminimaliseerd.

Ik hoop dat WUR hier niet teveel van sociaal gewenste aannames uitgaat.

Toch wat onbevooroordeelder denken over genetische modificatie – 2?

SciAmer juli 2016
Scientific American juli 2016

Met dit lichtelijk provocerende plaatje opent de Scientific American van juli 2016 een artikel, getiteld The Saltwater Solution. Het gaat over rijst die door genetische modificatie geschikt gemaakt wordt voor landbouwgronden die te ver verzilt zijn voor verder agrarisch gebruik.

Dat probleem is heel oud. Het bestond al in het oude Sumerie.
Het probleem is ook heel groot. Volgens de FAO (zie www.fao.org/soils-portal/soil-management/management-of-some-problem-soils/salt-affected-soils/more-information-on-salt-affected-soils/en/ ) gaat het om honderden miljoen hectare (cijfers over 1970-1980) , waarvan 45 miljoen in geïrrigeerde gebieden – eenvijfde deel van alle geirrigeerde landbouwgrond. Daar komt grofweg een miljoen hectare per jaar bij.
Het probleem kan met een mix aan maatregelen worden aangepakt. Het voert te ver om daar op in te gaan en bovendien is het mijn expertise niet.

Verzilte grond in Iran
Verzilte grond in Iran

In de FAO-verhalen is de ontwikkeling van zoutresistente gewassen een van de middelen om met verzilte landbouwgrond om te gaan. Het SciAm-artikel beschrijft pogingen om rijst zouttoleranter te maken door er een transporteiwit uit halofyten in te bouwen (halofyten als mangroves of quinoa kunnen tegen relatief hoge zoutconcentraties in het omringende water).  Dat eiwit verplaatst natrium- en chloorionen (die samen keukenzout vormen) naar aparte geïsoleerde blaasjes in of op de plant.. Daardoor houdt deze zijn binnenmilieu constant als die plant op bijvoorbeeld verdund zeewater groeit.
In elk geval zo goed dat de rijst normaal smaakt.

Drie manieren waarop een plant met zout om kan gaan (SciAm juli 2016)
Drie manieren waarop een plant met zout om kan gaan (SciAm juli 2016)

Vooralsnog groeit deze rijst alleen nog in de kas. Er moet meer gebeuren om een plant aan het volle leven te wennen als alleen maar één transporteiwit vervangen. Daar wordt aan gewerkt.

Ik hoop dat de  overgang van de kas naar de volle grond niet de bij velen levende instinctieve afkeer oproept tegen genetisch gemodificeerde gewassen, maar dat men zich rationeel opstelt tegenover een ontwikkeling, die helpt om in grote delen van de wereld mensen van een basis-
voedsel te voorzien.

Indiase rijst die voor tolerant is tegen zout
Indiase rijst die voor tolerant is tegen zout

Jumbo en Albert Heijn willen 28 bestrijdingsmiddelen niet meer in hun winkel (update)

Jumbo is in juli 2016 met Greenpeace, en Albert Heijn met Natuur&Milieu, overeengekomen dat Nederlandse levensmiddelen in hun winkel vanaf 2019 aan de Milieukeur moeten gaan voldoen. Concreet betekent dat, dat beide detailhandelketens dan 28 bestrijdingsmiddelen niet meer binnen willen hebben (hierna meer).
Jumbo gaat twee tot drie keer zoveel biologische producten verkopen en belooft de boeren eerlijk te gaan betalen. Albert Heijn gaat zijn producten dichter bij huis zoeken om op transportkosten te besparen. Beide ketens beloven lange termijn-inkoopcontracten.

En toch schuren er een paar dingen
Het akkoord is een belangrijke stap vooruit, maar toch schuren er dingen.

Nog in september 2012 kwam AH met de mededeling dat alle toeleveranciers 2% goedkoper moesten worden. Dat werd later weer wat soepeler uitgelegd, maar ondertussen! (zie Trouw-artikel/2012/09/15/Albert-Heijn-komt-terug-van-eenzijdige-korting-leveranciers.dhtml ). De boeren zijn, hoewel belanghebbend, niet bij de recente milieuovereenkomst betrokken geweest, maar krijgen wel met hogere productiekosten te maken. Een eerlijke prijs betekent dus een hogere prijs en de contracten moeten niet alleen lange termijn zijn, maar ook goed.

Het schuurt, wat mij betreft, ook bij Greenpeace. Greenpeace schmiert mij teveel met emoties en daarbij gaat campagneleider Herman van Bekkem misleiding niet uit de weg. Zoals toen een actie tegen glyfosaat (Roundup) in de tuincentra opgezet moest worden met lieve bijtjes op de achtergrond, terwijl die niets met Roundup te maken hebben want dat werkt alleen tegen planten. Ik heb er een boze mail over gestuurd, maar uiteraard niets teruggehoord.
Greenpeace is een Stichting waarvan je donateur kunt worden (wat ik overigens nog steeds ben), maar is geen vereniging. Mijn organisatie Milieudefensie is dat wel. Daar kan ik tenminste invloed op uitoefenen.

En: Greenpeace maakt voor de milieuactie gebruik van door anderen geleverd voorwerk, zonder die te noemen. Nu lijkt het in de juichende berichten net of de eenzame held alles alleen gedaan heeft, terwijl de
lijst van 28 bestrijdingsmiddelen toch echt tot stand gebracht is door toedoen van Natuur&Milieu.

De 28 chemicalien
Natuur&Milieu heeft aan CLM Onderzoek en Advies (Centrum voor Landbouw en Milieu) gevraagd om de 238 bestrijdingsmiddelen, die in Nederland toegestaan zijn, op volgorde van gevaar te zetten en in een stoplichtsysteem onder te brengen. 89 zijn er ‘rood’  en 41 ‘oranje’. 108 zijn er ‘groen’ (laag of beperkt risico). De inschattingen kunnen overigens met de jaren omhoog of omlaag bijgesteld worden. De lijst moet regelmatig geupdated worden.
Hij is hier te vinden: CLM-rapport-Risicolijst-bestrijdingsmiddelen-feb2016

CLM is een hele rits bestaande lijsten langsgelopen en heeft daaruit per saldo één lijst gedestilleerd. Voor zo ver mijn kennis reikt, heeft CLM dat navolgbaar en zorgvuldig gedaan. Uiteindelijk onderscheid CLM vijf gevaarcategorieën: humaan (voor de mens), voor het waterleven, voor het drinkwater, voor het bodemleven en voor nuttige organismen. De uiteindelijke lijst is in volgorde van aflopend gevaar.
Een tabel van 238 regels is teveel voor deze rubriek. Ik druk het rode deel af.

clm-lijst-1
clm-lijst-2
clm-lijst-3
———————————— eerste 28 geselecteerd ———————
clm-lijst-4
clm-lijst-5
De keuze is nu eenvoudig en rationeel: de eerste 28 stoffen hebben twee of meer rode hokjes en dat is nu de selectie  voor de Milieukeur.

Glyfosaat in Brabant
Ik heb in deze kolommen al vaker gezegd: glyfosaat (Roundup) is vergiftig, maar niet de baarlijke oppersatan die velen er in zien. Glyfosaat staat op een met veel stoffen gedeelde laatste plaats.
De opwinding rond glyfosaat is een soort ritueel geworden dat met religieuze ijver uitgevoerd wordt, maar zakelijk gezien was het milieu in Brabant er meer bij gebaat als milieumensen zich een ander doelwit uitzochten. De de hormoonontregelende insecticide dimethoaat, die in de Afgedamde Maas gelopen was (zie Drinkwaterinname uit Afgedamde Maas na bijna drie maand weer open) en waar niemand uit de milieubeweging op gereageerd heeft, staat op een gedeelde 6de plaats. Die mag dus straks bij Albert Heijn niet meer naar binnen.

Ten overvloede: deze lijst is landsbreed samengesteld en het kan dus zeer wel zo zijn, dat bepaalde stoffen in Brabant meer of minder voorkomen dan elders. Voor glyfosaat is dat zo. Zie bijgevoegde kaart uit de Atlas Bestrijdingsmiddelen. Daarin wordt geen glyfosaatvondst in Brabant gemeld.
verspreiding glyfosaatnederland 2014_atlas
Kijk je daarentegen naar de functioneel vergelijkbare stof bentazon, die wat gevaarlijker is dan glyfosaat, dan vindt men dat wel in Brabant.
verspreiding bentazon nederland 2014_atlas

Mijns inziens is glyfosaat hooguit een klein probleem in Brabant. Ik heb dit op andere manieren op deze site al eerder onderbouwd. Zie Glyfosaat heeft nadelen, maar de campagne ertegen ook .
Nu gaat het mij er niet om vóór glyfosaat te pleiten, want het is en blijft een vergif. Ik pleit ervoor dat Brabantse milieumensen en politici rationeel en op basis van kennis van zaken hun doelen kiezen.

Wat te doen?
Een paar doelen en middelen liggen voor de hand, die echter soms landelijk overleg vereisen:
–  andere supermarktketens zover krijgen
–  de bloembollenteelt en de bodemontsmetters
–  vervangers promoten
–  het project Schoon Water steunen
–  blok 29 t/m 34 aan de orde stellen
–  ijveren voor een jaarlijkse updating van de lijst
–  overleggen met Brabant Water

Het CLM heeft een handzaam instrument gratis ter beschikking gesteld, namelijk hun Milieumeetlat. De ruimte ontbreekt om daar diep op in te gaan, zie http://www.milieumeetlat.nl/  of http://www.milieumeetlat.nl/nl/milieubelastingkaarten/language/nl.html  of http://www.clm.nl/news/385/73/Milieubelastingskaart-gewasbeschermingsmiddelen-lelieteelt-beschikbaar .
Probeer je die laatste, dan krijg je zoiets, met metamitron als oranje lijst-stof die aandacht verdient):
clm-leliekaart-1
(deel weggelaten)
clm-leliekaart-2

Het komt mij voor dat milieumensen en andere geïnteresseerden er goed aan zouden doen hun strategie te baseren op een systematisch doorploegen van de Milieumeetlat.

Update:
Een tijd na dit artikel is de situatie rond dit initiatief veranderd (afgezwakt). Ik heb daarover een nieuw artikel geschreven op www.bjmgerard.nl/?p=12045 .

H2S in grondwater waterspeelplaats Eindhovense Bonifaciuslaan

In de Eindhovense wijk Stratum is een gloednieuwe waterspeelplaats voor kinderen aangelegd. Helaas was de vreugde van korte duur, want het water werd bruin van het ijzer (overigens op zich onschadelijk), en er kwam zwavelwaterstofgas vrij (H2S). En H2S is bepaald niet ongevaarlijk als je pech hebt. In de open lucht, aan de rand van een open park, en zeker als het waait, blijft de concentratie als regel binnen veilige perken. Maar het stinkt wel goor.

Waterspeelplaats St Bonifaciuslaan Eindhoven op 7 juli 2016
Waterspeelplaats St Bonifaciuslaan Eindhoven op 7 juli 2016

Praktisch dezelfde situatie heeft zich in Deurne voorgedaan, op een waterspeelplaats in een dennenbos. Omdat Deurne al een van de epicentra is van de veeteeltproblematiek, en omdat er gelijktijdig ook nog andere slechte zaken in de natuur plaatsvonden, leidde het H2S daar tot grote opwinding. Mede in de hand gewerkt omdat, zoals sommige mensen in Deurne zeggen, er toen twee wethouders van de ZLTO zaten en een van de VVD.
Er kwam uiteindelijk deskundig onderzoek.

In een notedop: de vorming van H2S vindt plaats als resultante van een chemisch evenwicht waarbij sulfaat, fijnverdeelde koolstof (DOC), bacterien, ijzer en waterstofionen betrokken zijn. Aan dat evenwicht zitten als het ware knoppen waaraan gedraaid kan worden.
Normaliter bedient de natuur die knoppen. Dat lijkt zo te zijn aan de Bonifaciuslaan. De omgeving staat niet bekend vanwege de intensieve veehouderij.
Een andere vraag is of de landbouw mede aan de knoppen kan zitten als er wel intensieve veehouderij in de buurt is. Dat denken sommige mensen in Deurne. Mijns inziens kan dat niet helemaal worden uitge-
sloten. Dat zou dan moeten omdat het grondwater op pakweg 15m diepte, mede door toedoen van de landbouw, sulfaatrijker geworden is, zuurder geworden is en/of doordat er vanuit de bouwvoor fijn verdeelde koolstof met het grondwater mee omlaag gespoeld is. Het eerste is waarschijnlijk (maar niet alleen door de landbouw), voor het tweede zijn aanwijzingen dat dat in bescheiden mate zo is, van het derde valt momenteel niets te zeggen.
Om de zuurgraad van de grond bij te houden hoeft de provincie eigenlijk niks anders te doen als bestaande peilbuizen te volgen, en in Deurne
lijkt mij aanvullend onderzoek vanwege die fijn verdeelde koolstof niet verkeerd.

Zie ook mijn eerdere verhaal Zwavelwaterstof in Deurne (en in de rest van Brabant)  .

Inmiddels is de waterspeelplaats bij de St Bonifaciuslaan op de waterleiding aangesloten. De kindertjes kunnen weer poedelen.

Toch wat onbevooroordeelder denken over genetische modificatie -1?

Bovenop alle ellende, die Brabant al heeft vanwege het hagelnoodweer en de verzopen velden, komt er bij aardappels nog een beruchte plaag bij: de aardappelschimmel Phytophthora Infestans.

Ik heb hierover al vaker geschreven, o.a. met als aanleiding het Wageningse DURPH-project en de Ierse hongersnood. Zie De Ierse hongersnood, aardappelen, phytophthora en DURPH  en Genetische Modificatie is normale techniek  .

phytophthora
In niet- Phytophthoravriendelijke weersomstandigheden houden
reguliere telers zich de (water)schimmel van het lijf door bij het minste voorteken te spuiten. De schimmel is in normale tijden goed voor ongeveer de helft van alle bestrijdingsmiddel in Nederland.

Biologische boeren mogen niet spuiten en moeten dus op genade hopen of op resistente gewassen. Daartoe hebben ze, volgens de vakhandel, een beperkte keus uit zes rassen. De ontwikkeling van die rassen duurt lang: om bijvoorbeeld een paradepaardje, de Carolus-aardappel, te ontwikkelen heeft men 60 jaar nodig gehad, volgens de ontwikkelaar Agrico.
Dan nog is de resistentie vaak beperkt tot één afweermechanisme. Er zijn van de Phytophthora duizenden varianten in  omloop (de schimmel heeft iets van 2500 ziekmakende genen). Nederland is zelfs een kraamkamer van nieuwe klonen. Een recente nieuwe kloon heet EU_36_A2. Het lijkt een beetje op griep-codes en die gelijkenis is inderdaad niet absurd. Ook van de griep heb je elk jaar nieuwe varianten.
Door die verscheidenheid is een enkelvoudige resistentie vaak snel doorbroken.

In de voortdurende nattigheid van de afgelopen periode is de (water)schimmel feitelijk bijna onbestrijdbaar geworden. Spuiten werkt niet. Ook de niet-resistente biologische aardappels gaan op grote schaal voor de bijl. Er worden dan ook op grote schaal percelen weggebrand (biologisch of niet), waardoor de knollen, voor zover die er zijn, niet meer verder groeien. Of wegrotten, als ze zelf al geïnfecteerd zijn.
De biologische boeren zijn van ellende zelfs gaan spuiten met koperoxichloride. Biologische boeren mogen dat in heel lage concentraties als bladmest (een vreemd verhaal, want aardappels hebben geen extra koper nodig.). In veel hogere concentraties zou het als bestrijdingsmiddel werken, maar in die toepassing heeft de CTGB het al in 2000 verboden vanwege de schadelijkheid voor het bodem- en waterleven en voor de plant. In lage concentraties helpt het niet tegen de Phytophthora. Wettelijk kan er niet tegen worden opgetreden (ook het keurmerk Skal niet), omdat dit soort giften van sporenelementen niet geregistreerd hoeft te worden.
De biologische sector is hier gevaarlijk bezig.

Boeren branden loof van biologische aardappels in de Flevopolder (juli 2016)
Boeren branden loof van biologische aardappels in de Flevopolder (juli 2016)

Wel-resistente biologische aardappels houden het tot nu toe nog, maar de basis daarvan is smal. “Hoe anders zou de situatie zijn als de via genetische modificatie phytophthoraresistente aardappel op de markt was?” aldus Leo Tholhuijsen, chef akkerbouw, in de Boerderij van 6 juli 2016 “Het is hoog tijd dat gentechnologie met soorteigen genen in Europa wordt toegestaan.”

Dat is een pleidooi waar ik mij graag bij aansluit. En het is precies wat het Wageningse DURPH-project gedaan heeft. Door genetische modificatie van onze aardappel met een heleboel genen tegelijk uit Zuid-Amerika is er als het ware in korte tijd een cassette aan genetische afweersystemen in de aardappel gebouwd – een cassette die desgewenst van jaar tot jaar aangepast kan worden, net als bij de griepprik.

Het Famine Memorial in Dunlin
Het Famine Memorial in Dunlin

Ik zou mijn vrienden van de linkse politieke partijen en de milieu-
beweging, die mijn rubriek regelmatig lezen, willen oproepen om hun vastgeroeste meningen over nieuwe ontwikkelingen in de landbouw in het algemeen, en van genetische modificatie in het bijzonder eens een scheut smeerolie te geven.
Ik zou de ideologie eens een keer systematisch langslopen. Welke ideologische elementen hebben eeuwigheidswaarde (zoals niet spuiten en aandacht voor de bodem), en welke zijn in feite overbodig of zelfs schadelijk (zoals een verbod op genetische modificatie)?

Wat de provincie wel en niet kan bij landbouwvervuiling

Soms worden van de provincie dingen geëist die de provincie niet kan waarmaken, simpelweg omdat de provincie, anders dan mensen denken, er niet wat over te vertellen heeft. Mensen vinden dat de provincie moet ingrijpen als de eigen gemeenteraadsleden er een potje van gemaakt hebben (zoals bij de Gebied Ontwikkeling Langstraat), of mensen vinden dat de provincie het aantal koeien en varkens moet verminderen of soja-importen verbieden (wat een rijksbevoegdheid is).
Het antwoord is in alle gevallen weinig bevredigend, maar het is niet anders.

Mogelijk hierom hebben de provincie NBrabant en de waterschappen aan de Universiteit van Utrecht gevraagd degelijk juridisch in kaart te brengen
1) wat, tegen de achtergrond van de KRW, de aard en omvang is van de emissieproblematiek van landbouwgerelateerde stoffen als nitraat, gewasbeschermingsmiddelen en antibiotica?
2) wat de opdrachtgevers kunnen om die stoffen aan te pakken, nu dit een rijksbevoegdheid is en het Rijk er te weinig aan lijkt te doen?
3) of de kans bestaat dat “Brabant op slot gaat”, en of de opdrachtgevers daarop invloed kunnen uitoefenen
4) wat de provincie moet en mag als straks de Omgevingswet geldt.

De KRW is de KaderRichtlijn Water. Dat is een Europese wet, die geen rechtstreekse werking heeft maar die in nationale wet moet worden omgezet. Of dat in Nederland goed gebeurd is, is een belangrijk deelthema in de studie.
Zie ook http://www.clo.nl/indicatoren/nl1412-kaderrichtlijn-water .

zover het eigen instrumentarium reikt

De opdracht leidde tot een degelijke studie, geschreven door vijf doctor-s, waarvan er drie prof zijn, van het Utrecht Centre for Water, Oceans and Sustainability Law. Het bestaat uit ruim 90 kantjes geavanceerd milieurecht. Zie http://www.uu.nl/nieuws/rijksbeleid-blijft-achter-bij-verbetering-waterkwaliteit
Ik ben fysicus, geen jurist, en het is een beetje boven mijn niveau. Ik heb een beetje milieurecht gehad aan de Open Universiteit, net genoeg om te zien dat het verhaal degelijk oogt, interessant genoeg om verder te verspreiden, en van belang voor wie iets tegen de huidige landbouw heeft. Een actiegroep of zo moet er maar eens iemand op zetten die er echt verstand van heeft.

Methodiek van de KRW
Methodiek van de KRW

De ecologische toestand van het Brabantse oppervlaktewater is matig tot slecht. Het is duidelijk, aldus de studie, dat ook bij uitstel tot de uiterste KRW-datum van 2027 een goede ecologische toestand niet bereikt zal worden. Dat betekent dat art. 11 van de KRW in werking treedt. Vervolgens staat er een verhaal over de verhouding tussen Nederlands en Europees recht dat te ingewikkeld is voor deze kolommen. Dit is in elk geval duidelijk:

a) de nationale wetgever heeft beoogd alles in de Waterwet, de Meststoffenwet en de Wet Gewasbescherming en Biociden (wgb), en in de aanhangende uitvoeringsregels, uitputtend te regelen
b) voor de provincie blijven de restjes over die niet landelijk afgeregeld zijn, en/of de toepassing van de wet in specifieke situaties zoals waterwingebieden, slootkanten e.d. , en de inzet van buiten-wettelijke middelen als subsidies (bijv. het Schoon Water-initiatief), afspraken en overreding.
Hooguit zou de provincie of het waterschap nog iets verder de grenzen kunnen opzoeken, bijv. bij een aansluitverordening een verontreinigingsheffing instellen, bijv. op gewasbeschermingsmiddelen. Of de grenzen van het waterwingebied oprekken.
zover instrumentarium_KRW2015_ecol_overig
c) Volgens door “Utrecht” geraadpleegde Brabantse provinciale experts is meer dan de helft van de mest niet plaatsbaar. Dit leidt tot illegaliteit.
d) de landbouw erkent slechts de Nitraatrichtlijn als wet (maar voldoet daar nog steeds niet aan). De veel scherpere ecologische KRW-richtlijnen (volgens dezelfde geraadpleegde experts) als “maatschappelijke wens gezien, niet als verplichting die van de sector kan worden gevergd.”
e)  mest kan onder de Afvalstoffenwetgeving vallen. Daarmee voorkomt bijv. de deelstaat Nedersaksen Nederlandse mestimport, omdat in Nederland mest niet als afval gezien wordt en er dus geen Europese EVOA-papieren bij horen. Het is afwachten wat de Europese Commissie cq het Europees Hof hiervan vindt.
f)  de landbouw hoeft geen vergunning te hebben voor de normale agrarische bedrijfsvoering (deze vallen onder algemene regels). Het enige landbouwding dat een vergunning nodig heeft is een mest-
bewerker, met een omgekeerde osmose-eindtrap als (zeer goede) Best Beschikbare Techniek.
g)  antibiotica etc zijn niet genormeerd. Er gelden slechts algemene bepalingen voor (zorgplicht)
h)  het Nederlandse systeem, waarin gehandeld wordt op microniveau (maatwerk en vergunningen) werkt niet erg mee om een doel te bereiken op macroniveau (de kwaliteit van een hele waterlichaam).
Een aanscherping van de algemene maatregelen zou zinvol zijn, maar is een rijkstaak. Mogelijk kan deze aanscherping worden afgedwongen, omdat het beschermingsniveau dat met de algemene maatregelen bereikt wordt in strijd is met de KRW. Een handhavingsverzoek zou hier misschien toe kunnen leiden, aldus “Utrecht”.
De Utrechtse rechtsgeleerden noemen enkele malen het “Wezer arrest” van het Europese Hof van Justitie. ‘Achteruitgang’ van een waterlichaam is verboden en in het Wezer Arrest wordt leidt handeling al tot een “achteruitgang” als één kwaliteitsbepalend element in de totale classificatie één klasse achteruit gaat, zelfs als de totale classificatie daardoor gelijk blijft. Als een water al in de laagste kwaliteitsklasse zit, is geen enkele achteruitgang toegestaan.
i)  omdat de reguliere landbouw niet aan vergunningen gebonden is, kan er niet in directe zin een “op slot-situatie” ontstaan. De provincie kan (bijv. bij nitraatvervuiling) niet iets weigeren omdat er niets aangevraagd hoeft te worden.
Bij andere activiteiten die wel een vergunning vereisen, kan een “op slot-situatie” wel ontstaan.
j)  slechts voor de natuurlijke KRW-waterlichamen (die er in Brabant niet of nauwelijks zijn) bestaan wettelijk bindende normen. De rest wordt slechts beschermd door ‘beleid’ (dus bedoelingen).
De Utrechtse studie meent dat het zg Wezer-arrest deze soepelheid slechts in uitzonderlijke omstandigheden toestaat.
status waterlichamen
k ) op papier kan de nieuwe Omgevingswet soelaas bieden, omdat het Rijk daarin meer kan decentraliseren. Of het Rijk dat zal doen (bijv. als het Rijk de veeteelt centraal wil blijven beschermen) is een tweede.
zover het eigen instrumentarium reikt_ongevingswet

Zoals eerder gezegd, een onderwerp dat grondige studie verdient!

 

 

Klimaateffecten in Brabant 7 – Met je voeten in te veel modder

Het systeem voldoet aan de norm, maar de norm voldoet niet meer. Dat is een notedop de inhoud van de Statenmededeling over wateroverlast in Noord-Brabant (4 juli 2016). nn

Wateroverlast in juni 2016
Wateroverlast in juni 2016

Op basis van een eerder ingediende motie van CU-SGP en CDA had het College van Gedeputeerde Staten (GS) bekeken in hoeverre akkerland en grasbouw nog adequaat beschermd waren tegen overvloedige neerslag. Provinciale Staten gaan daarover.

Wat komt er uit dat ‘bekijken’?
De uitkomst van dat bekijken is een soort drietrapsraket.

De eerste trap is dat de situatie nagenoeg overal voldoet aan de nu geldende wettelijke norm. Die luidt:
beschermingsnormen wateroverlast
(Lees: de spoorwegen mogen gemiddeld maar eens in de 100 jaar onder lopen enzovoort.)

De waterschappen hebben een systeem ontworpen dat nagenoeg overal aan deze norm voldoet, als uitgegaan wordt van het Klimaatscenario van 2006 van het KNMI en de bijbehorende neerslagtabellen.

De tweede trap is dat het KNMI in 2014 een nieuw scenario gemaakt heeft, waarbij door STOWA (dat is zoiets als het wetenschappelijk bureau van de waterschappen) nieuwe neerslagreeksen berekend zijn. De uitkomst in een notedop:
neerslagwaarschijnlijkheden oud en nieuw_STOWA
(Lees: als er in 2006 eens per 10 jaar 80mm regen in vier dagen viel, viel er in 2014 eens per 10 jaar 89mm in vier dagen, enz.)

De volledige STOWA-tekst is te vinden op http://www.stowa.nl/publicaties/publicaties/nieuwe_neerslagstatistieken_voor_het_waterbeheer__extreme_neerslaggebeurtenissen_nemen_toe_en_komen_vaker_voor .

Let wel: deze cijfers zijn gemiddeld over een groter gebied.

De  derde trap is dat er in een klein gebied “boven-normatief veel” regen kan vallen. Bijv. in 2015 in het land va Heusden en Altena viel er lokaal in korte tijd meer dan twee keer zoveel regen als waar het systeem op berekend is.

 

Wat gaan GS nu doen?
In 2018 (dat is een jaar vroeger dan eigenlijk moest) gaan de waterschappen een nieuwe voortgangsrapportage schrijven. Die zal formeel getoetst worden aan het nieuwe klimaatscenario annex de nieuwe STOWA-cijfers. Op verzoek van GS maken de waterschappen een indicatieve tussenrapportage in 2016.

Verder gaan GS met de waterschappen in overleg over maatregelen om de gevolgen van “boven-normatieve” lokale hoosbuien te verlichten. Die krijgen een plaats in de uitvoeringsagenda van het Provinciaal Milieu- en Water Plan. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een eerdere studie van het (Gelderse) waterschap Rivierenland.

Tenslotte gaan GS in overleg met gemeenten over de, soms ernstige, wateroverlast in stedelijk gebied (zie Tilburg en het noodweer van 28 juli 2014)

 

Maar denk ook aan droogte!
De bevolking heeft, niet onbegrijpelijk, de sterke neiging zich het meest bezig te houden met de meest verse ellende. En dat is nu teveel water.
Maar het meer extreme weer, dat het klimaat ons brengt, kan ook betekenen dat er meer extreme droogtes komen. Een boer koopt er weinig voor als voorkomen wordt dat zijn oogst in het ene jaar verzuipt en in het andere jaar verdroogt. Er is dus een totaalplaatje nodig. Daartoe is het Deltaplan Hoge Zandgronden ontworpen ( Het Deltaplan hoge zandgronden)

Namens de bij bedankt voor het hoge gras! (update)

Er is in Eindhoven iemand of iets met een vreselijk leuke actie bezig om ecologisch maaibeheer van bermen langs Eindhovens stedelijke wegen te stimuleren. Ik weet helaas niet wie, want anders bracht ik mijn complimenten over. Ik wou dat ik dit zelf bedacht had.
(Update dd 21 juli 2016: die iets of iemand is de gemeente Eindhoven. Helaas worden de bijen in grote getale gejat.)

Namens de bij bedankt voor het hoge gras!
Namens de bij bedankt voor het hoge gras!

Er zijn twee uitersten in het maaibeheer van bermen.
In het ene wordt het gras 25 keer per jaar of zo gemaaid. Je krijgt een berm met Wimbledonkwaliteit, maar behalve gras groeit en bloeit er zowat niks anders. Het is een ecologische woestijn en dit beheer is heel erg duur.
In het andere geval wordt het gras niet gemaaid. Dan gebeurt het omgekeerde. Dat kost niks.

In praktijk betekent ecologisch maaibeheer dat er op bijv. twee keer per jaar, op goedgekozen momenten, maait en dat je alleen kritische locaties (bijv. bij onoverzichtelijke kruispunten) vaker doet. En je laat bij het maaien 10% staan. Je bezuinigt, je krijgt de prachtigste bermen en honingbijen en heel veel soorten wilde bijen  maken meer kans. Zeker als je ook nog een beetje op je beplantingsbeleid let.
Een aanrader.

Helaas is er nogal wat onwetendheid en cultureel conservatisme in de bevolking, waardoor zo her en der de groene gazon-woestijn als maat der dingen wordt gezien. Daar wil deze actie iets aan doen.

Zie ook
Plantjes kijken met de voormalige stadsecoloog of: Tongelre is mooi als je weet waar je kijken moet
Bijenvoorstel Milieudefensie politiek overgenomen

De kool en de geit – en het Nederlandse mestbeleid

Leo Lamers heeft een boek geschreven met bovenstaande titel.
Lamers is adviseur Landelijk Gebied bij Arcadis en heeft als vrijwilliger contact met de BMF.

Ter introductie wordt ex-minister Veerman van Landbouw, onder Falend Mestbeleid, geciteerd met  “we importeren het voer, exporteren het vlees en de rommel blijft hier.” Het boek gaat vooral over die ‘rommel’.

Al een halve eeuw kampt Nederland met een mestoverschot en veel andere milieuproblemen als gevolg van veel te veel vee. Dat was natuurlijk te vermijden geweest als Nederland, net als Denemarken en Duitsland, de groei van de veestapel tijdig had gestopt. Een andere logische oplossing zou zijn krimp van de veestapel. Maar ook dat doet Nederland niet, integendeel, de veehouderijsector en de veehouderijgezinde politieke partijen dromen zelfs nog over verdere groei van de veestapel. Hun oplossing is het verwerken van mest. Immers als je de mest laat verdwijnen, wat is dan nog het probleem?” aldus Lamers in zijn inleiding.
Dit is de hoofdlijn van het boek. Daarnaast kleven er volgens Lamers nog andere milieuproblemen aan de veeteelt, zoals de stikstofdepositie, de stank, de gezondheidsrisico’s en de broeikasgassen.

De omvang van de veestapel van 1870-2015
De omvang van de veestapel van 1870-2015

In Denemarken en delen van Duitsland mocht de veehouderij slechts uitbreiden, als ze de mest op eigen grond kwijt konden. Een melkveebedrijf in Oostenrijk mag slechts 1,5 koe per hectare hebben (in Nederland is twee al weinig bg). In Nederland echter ging en gaat de politiek steeds weer opnieuw mee in de sectorbeloften van innovatie en eigen verantwoordelijkheid. Het loslaten van de melkquota is een laatste voorbeeld van dit voortdurende wensdenken. De Tweede Kamer trapt keer op keer in dezelfde val. Maar de landbouwsector beloofde veel, maar leverde weinig, aldus Lamers.
Slechts dankzij de EU is het probleem niet nog groter geworden. Toen in 2013 de varkens- en kippenrechten dreigden te worden afgeschaft, dreigde de EU succesvol met de intrekking van de z.g. ‘derogatie’ van de Nitraatrichtlijn. De illegaliteit rondom de productie en het wegtoveren van nitraat zou dan nog groter geweest zijn.

Over de nitraatconcentraties schrijft Lamers in een hoofdstuk ‘Een kwart van de mest is zoek’ en ‘Nederlandse waterkwaliteit nog lang niet op orde’. Hij baseert zich op een bericht in De Boerderij van 14 januari 2014, hij beroept zich op de Unie van Waterschappen dat de dat de mestwet-
geving zo complex is dat de pakkans op niet naleven klein is, en hij citeert prof. Oenema, Nederlands mestgoeroe, (De Boerderij 1 febr 2016) ‘Vergeet de stikstof niet! Daarvoor moet ook en oplossing komen!’.
En die is er niet – het concentraat, dat de sector uit de dunne fractie van drijfmest wil maken, moet minstens 15* zo geconcentreerd zijn als nu, relatief minder kalium bevatten en niet besmet zijn met organisch materiaal, wil het aan de relevante Europese richtlijn voldoen. Dat blijkt al jaren te hoog gegrepen.
Het gevolg:

 Balans van de Leefomgeving 2014
Balans van de Leefomgeving 2014

 Balans van de Leefomgeving 2014
Balans van de Leefomgeving 2014

Verder wijdt Lamers een belangwekkend hoofdstuk aan de mogelijkheden om de veeteelt cyclisch te maken op diverse schalen, van het eigen bedrijf t/m Noordwest Europa (over welke laatste schaal hij geen harde informatie geeft). Lamers’voorkeur heeft de nationale schaal, zelf houd ik het vooralsnog bij de Noordwest-Europese. Beide alternatieven zouden verder moeten worden uitgewerkt. Beide vereisen minder dieren.

Tot zover de passages in het boek van Lamers waar ik het mee eens ben. Mijns inziens zijn deze passages voldoende om zijn punt te scoren dat er minder dieren moeten zijn.

 

Lamers schrijft ook dingen waarmee ik het (deels) niet eens ben of waaraan ik twijfel, en die niet nodig zijn om zijn punt te maken:

  • Waarschijnlijk is er te weinig markt is voor producten uit mestverwerking, maar Lamers maakt dat slechts aannemelijk voor nitraat en geeft (vooral op losse uitspraken gebaseerde) indrukken, geen harde cijfers. Voor stikstof ziet het Europese plaatje er uit als hieronder:
    stikstofoverschot in de bodem door bemesting in Europa in 2005

Voor fosfaat heeft het plaatje minder directe bewijskracht:

Fosfaatbalans in Europa
Fosfaatbalans in Europa

  • Lamers uit kritiek op de winning van biogas uit mest, en beroept zich daarbij op de hoogleraren Lucas Reijnders en Cees Buisman. Ik verschil met beiden van inzicht.

Reijnders zegt dat mestvergisting ‘energetisch niet rendabel’ is en ‘ecologische waanzin’. Nu zat ik erbij op de publieksavond in Deurne dat hij dat laatste zei, en er hoort een context bij die Reijnders erkende toen ik er tijdens diezelfde avond een vervolgvraag over stelde.
Reijnders maakt Life Cycle Assessments (LCA’s). Je meet een productieproces integraal vanaf het allereerste begin t/m het finale eind af aan een maat en een criterium. Het huidige veeteeltsysteem, slechts beschouwd als een proces dat erop gericht is uiteindelijk energie te produceren, is inderdaad ecologische waanzin.
Maar in de huidige realiteit is er een heleboel mest, alsmede een heleboel ander organisch afval, en dan kan het mogelijk en verstandig zijn een deel van die afvalstoffen in te zetten voor de energieproductie. Dat vraagt om een normale zakelijke discussie. Mijn antwoord is vooralsnog dat hiervoor, binnen nader vast te leggen begrenzingen, ruimte bestaat.

Energetisch rendabele monovergisters van rundermest bestaan (zie mijn verhaal over Den Eelder ( Op werkbezoek bij zuivelboerderij Den Eelder ). Een covergister zou meer opbrengen, maar ook een grotere afhankelijkheid van de prijs van covergistingsmateriaal betekenen. Men kan daar wel of niet voor kiezen. De exploitant van Den Eelder koos voor mono.
Mogelijk is monovergisting van varkensmest energetisch niet rendabel, zoals Reijnders zegt, maar covergisting kan wel energetisch rendabel zijn.

Op de keper beschouwd gaat de discussie erover waar het nulpunt van je redenering ligt: bij ‘from scratch’ of bij de huidige realiteit.

Cees Buisman (hoogleraar Wageningen) zegt dat het ‘zo goed als onmogelijk is een biogasinstallatie (financieel) rendabel te laten draaien. De missie is zuiver subsidiegedreven.’ Op zich klopt dat, maar die bewering geldt (nu en waarschijnlijk nog lang) voor de volledige duurzame energiesector. Ons land heeft er terecht voor gekozen duurzame energie een tijd lang financieel te beschermen.
Bij de huidige elektriciteitsprijs van 4 cent/kWh is op dit moment geen enkele energieopwekking financieel rendabel. In de SDE+ -tabellen is biogas met covergisting goedkoper als zonnepanelen. Ik neem aan dat Buisman niet alle zonnepanelen wil verbieden als zijnde ‘subsidiegedreven”.

Het zou helpen als hoogleraren zich niet met halve waarheden van hun analysetaak af zouden maken.

 

Brabant heeft meer dan alleen een veeteeltprobleem.
In de veeteelt-verhaallijn heeft Lamers gelijk. De landbouw zelf is het probleem, want die produceert goederen met daarnaast veel afval. Bewerking van het afval verandert niets aan het hoofdprobleem.

Maar Brabant heeft ook een energieprobleem, een methaanprobleem, een microbiologieprobleem en een bodemprobleem. In deze andere verhaallijnen kan het bewerken van mest zeer zinvol zijn.

  • Reijnders (en daarmee Lamers) vindt een biogasinstallatie veel methaan, CO2 en H2S bevat en daarom gevaarlijk is en als een chemische fabriek behandeld moet worden. Daar kun je over discussieren. In elk geval kent de Vereniging Nederlandse Gemeenten in ‘Bedrijven en Milieuzonering’ aan een mestvergister een veiligheidsafstand toe van 30m en aan een klein LPG-station van 50m. Vergisters zijn niet zo gevaarlijk en vergiste mest is een stuk minder gevaarlijk dan rauwe mest.
    Stinken? Dat hebben ze in de begintijd wel gedaan, maar de situatie is verbeterd. Ik heb nu zelf drie mestbewerkers bezocht en ze waren, in elk geval op dat moment, nauwelijks te ruiken.

Zie verder
Geen mestverwerking —-> minder dieren? Bepaald geen automatisme!
Afzetkansen voor bewerkte mest?
Brabantse mestdialoog: doorbraakclaim verdient vraagteken

Het boek is uitgegeven door uitgeverij Landwerk, waarvan de website is http://landwerk.nl/de-kool-de-geit-en-het-nederlandse-mestbeleid/ .

Veehouderij, gezondheid en omwonenden

Sinds naoorlogse decennia heeft de veehouderij een steeds zwaarder stempel gezet op het de oostelijke helft van Noord-Brabant en Noord-Limburg, daarbij geholpen door de machtige lobby van de ZLTO en par-
tijen als VVD en CDA. Het is inmiddels de meest fosfaatbelaste regio van Europa.

Fosfaatbalans in Europa
Fosfaatbalans in Europa

Steeds duidelijker werd ook dat de veeteelt tot gezondheidseffecten voor mens en dier leidde. De op elkaar gepakte dieren bleken elkaar gemakkelijk te besmetten en soms sprong een medisch probleem op de mens over, zoals bij de Q-koorts (die inmiddels minstens 74 mensen het leven heeft gekost) en de resistente bacterien die de oorlog verklaren aan de ziekenhuizen.

Er viel niet aan te ontkomen dat hier onderzoek aan gedaan moest worden. In 2011 werd het IVG-onderzoek gepubliceerd, in 2012 het advies van de gezondheidsraad, en op 7 juli 2016 het onderzoek Veehouderij en  Gezondheid Omwonenden (VGO-onderzoek). In alle gevallen met professor Heederik van het Utrechtse IRAS aan boord. Zie Volledige tekst VGO-onderzoek  .

In dat laatste onderzoek werden voor het eerst concreet man en paard genoemd of beter, man, kip en varken. Dat leidde tot veel politieke reacties en als het goed is, tot concrete maatregelen. De Wet Dierenaantallen  zal worden losgetrokken uit zijn al twee jaar durende verstarring, en de provincie wil gaan sturen op dieraantallen, waarbij die wet het belangrijkste instrument is.
pluimvee per km2

varkens per km2
Wat staat er in het rapport?
Voor wie het zelf na wil lezen: bij het rapport hoort een populariserende brochure, die te vinden is op VGO resultaten-brochure

Het onderzoek rust op twee poten: een gezondheidsonderzoek van een grote populatie via huisartsenpraktijken, en nader onderzoek met bloedprikken, poepmonsters en bloedprikken bij een deel van de populatie; en uit metingen in het onderzoeksgebied en metingen in een (eenvoudiger) controlegebied elders.

Schema VGO
Schema VGO

  • Wie dicht op een veeteeltbedrijf woont, heeft minder gauw asthma, COPD en allergieën
  • Bij wie er toch COPD heeft nabij een intensieve veehouderij, wordt de ziekte erger
  • Veel veehouderijen kort bij de woning leiden tot een slechtere longfunctie, vooral als het er meer dan 15 binnen 1 km zijn
  • De longfunctie gaat op en neer met de ammoniakpieken in de lucht. Of die ammoniak rechtstreeks op de longen werkt of via de omweg van gevormde secundaire aerosolen (bijv. ammoniumnitraat) is onduidelijk. Heederik denkt het laatste.
  • Geitenbedrijven en kippenboerderijen (deze laatste tot op ruim een kilometer afstand) leiden tot extra longontsteking
  • Nertsen houden is een gevaar voor de volksgezondheid
  • Alle gevaren zijn voor de boer zelf en zijn gezin het grootst
  • Er zijn op 61 locaties PM10- en endotoxine-metingen. Dichtbij een intensieve veehouderij zijn die hoger dan verder weg. Dit alles moet nog verder geïnterpreteerd worden.
    PM10_endotoxinen
    Met de kanttekening dat ‘leiden tot’ opgevat moet worden als een correlatie is dit ongeveer de ondergrens van wat zeker is.

Daarnaast noemt de studie een aantal mogelijke omstandigheden die zouden kunnen bestaan, maar te zeldzaam zijn om het tot statistische significantie te schoppen, of die stuiten op technische problemen (zoals dat er nog geen goede bloedbepaling voor is), of waarvan nog veel onduidelijk is.
–      endotoxinen zijn restanten va de celwand van bepaalde bacterien. Er zitten endotoxinen in de lucht in stallen (in hoeveelheden die ver boven de advieswaarde van 30EU/m3 voor de bevolking), en ook in de lucht buiten stallen (dichtbij de stal soms boven de advieswaarde). Wat de betekenis daarvan is, is nog niet helemaal duidelijk.
–      mogelijk worden omwonenden af en toe besmet met de MRSA-bacterie. Verder kon er geen antibioticaresistentie gemeten worden.
–      1,9% van de bloedgeprikten heeft ooit de vogelgriep gehad
–      voor sommige ziektes, zoals de papegaaienziekte, bestaat nog geen goed bloedprikonderzoek

Heederik cs zeggen terecht dat er nog veel nader onderzoek nodig is. Een deel van het materiaal van dit onderzoek is nog niet uitgewerkt en verschijnt later dit jaar. Dit alles kan dus tot extra kennis van schadelijke effecten leiden.

Wat ik van het onderzoek vind
Ik heb niet veel verstand van medische kwesties, dus ik ga daar geen uitgebreid verhaal aan wijden. Voor zover ik dat beoordelen kan, is het binnen zijn beperkingen in plaats, middelen en tijd goed gedaan. Heederik zegt dat vervolgonderzoek nodig is, en dat lijkt mij ook. Wat misschien nog het meeste zin heeft, is om de trends over een langere tijd waar te nemen, zodat ook meer zeldzame effecten boven water komen.

Waar ik aan twijfel, is Heederiks verhaal over ammoniak die niet rechtstreeks werkt, maar via de omweg van fijn stof (secundaire aerosolen, wat dan in praktijk ammoniumnitraat is). Zuiver ammoniumnitraat zelf is niet giftig en roept, bij kleinschalige proeven met muizen die op Internet beschreven worden, geen biologische effecten in de longen op. Ik zou zelf verwachten dat op zijn minst een deel van de ammoniak rechtstreeks op de longen werkt.
Heederik brengt dit verhaal zelf ook speculatief en met de nodige terughoudendheid.

Waar ik ook een beetje aan twijfel is om effecten dichtbij een boerderij (bijv. <250m) te vergelijken met die verder weg in het VGO-gebied (bijv. >1000m). Het zou wel eens kunnen dat het cumulatieve effect van alles de algemene achtergrond zo verziekt  heeft, dat die niet meer als onaantastbare referentie gezien kan worden.

Het is in elk geval goed dat het onderzoek er is.

Wat ik vind dat nu wel en niet gedaan moet worden
Mijns inziens moet de reactie van de overheid niet beperkt blijven tot alleen verdergaande technische maatregelen. Die werken alleen maar als de dieren binnen zijn (maar dierenwelzijn vereist dat koe, kip of varken af en toe de snuit buiten de deur kan steken), en bovendien worden die maatregelen in praktijk soms door nalatigheid of slecht onderhoud ontdoken.

Verder moet het heil niet verwacht worden van alleen maar spreiden van de ellende. Als secundaire aerosolen inderdaad, zoals Heederik suggereert, schuldig  zijn aan de effecten en inderdaad over grote afstanden wegwaaien, dan heeft het misschien weinig nut om een intensieve
geitenboerderij tien kilometer verderop te zetten.

Ik volg de aanbeveling van de GGD’s dat men minstens 250m afstand zou moeten ouden tussen een intensieve veeteelt-onderneming en burger-
woningen. Zo legt de GGD dat uit (Milieu, mei 2015) in : “Gezondheid gebaat bij 250 meter afstand tussen intensieve veehouderij en burgerwoning”.

Tijdschrift Milieu, mei 2015, Jaap de Wolf
Tijdschrift Milieu, mei 2015, Jaap de Wolf

SP-Tweede Kamerlid Henk van Gerven heeft ook al eens voorgesteld om deze 250m – afstand wettelijk vast te leggen, maar dat was toen vergeefs (zie https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33792-2.html ).

Maar de allerurgentste taak in Brabant is minder dieren.

Zie verder ook op deze site:
MRSA-bacterie via de lucht in boerenneuzen
Ziektekiemen als functie van de afstand tot een intensief melkveebedrijf