Bestrijdingsmiddel in Afgedamde Maas dwong tot innamestop drinkwater

Op 11 januari 2016 stroomde er vanaf de Gelderse kant polderwater, verontreinigd met het insecticide dimethoaat, in de Afgedamde Maas ter hoogte van het Gelderse Poederoijen. De Afgedamde Maas is hier grens-
rivier tussen Gelderland en Brabant. Aan de Brabantse kant liggen Andel en Veen.
afgedamde maas

Dimethoaat is een organofosforverbinding, een familie van stoffen waartoe ook het (veel giftiger) parathion behoort. De stof werkt op het centraal zenuwstelsel en heeft een hormoonontregelende werking.
(zie ook Van chemische naar ecologische bestrijding – 1 )

In de Afgedamde Maas bevindt zich een inlaat van de drinkwatermaatschappij Dunea (het voormalige Duinwaterbedrijf Zuid-Holland). Dunea moest door de verontreiniging switchen naar een drinkwaterinlaat op de Lek. Op 3 maart 2016 was de inlaat op de Afgedamde Maas nog steeds buiten gebruik. De gifconcentraties dalen, meldt Dunea op zijn site, maar nog niet ver genoeg.

Het inlaatpunt aan de Afgedamde Maas
Het inlaatpunt aan de Afgedamde Maas

Drie partijen in de Tweede Kamer hebben vragen gesteld over de gang van zaken (SP, Groen Links, D66). Uit de beantwoording blijkt o.a.
– dat de volksgezondheid geen gevaar gelopen heeft omdat de water-
kwaliteit voortdurend gemonitord wordt en de waterleidingbedrijven hun vak verstaan.
– dat de concentratie in het water tijdelijk vier keer de ecologische maximum piekconcentratie was
– dat in de afgelopen vijf jaar in het hele Maasstroomgebied (locaties Afgedamde Maas, Grensmaas en Heel, Lateraalkanaal) bestrijdingsmiddelen bijna jaarlijks tot een innamestop of –beperking leiden die enkele dagen tot een maand duurt (die van 11 januari dus nu al twee maand). Ook het innamepunt aan de Lek ligt er bijna jaarlijks uit. Genoemd worden tien chemicalien (waarvan glyfosaat er overigens slechts één is).
Verder meldt de minister dat “op meer dan de helft van de meetlocaties de ecologische norm in oppervlaktewater voor een of meer gewasbeschermingsmiddelen wordt overschreden. Dit beeld is gebaseerd op de meest recente meetgegevens en is de laatste jaren onveranderd.” Ze verwijst naar www.bestrijdingsmiddelenatlas.nl .
– In de nota “Gezonde Groei, Duurzame Oogst” uit 2013 zijn nadere
maatregelen benoemd die de schade van gewasbeschermingsmiddelen voor de omgeving moeten verminderen (www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2013/05/14/gezonde-groei-duurzame-oogst-tweede-nota-duurzame-gewasbescherming ).

Het Waterschap Rivierenland is een onderzoek naar de oorzaak gestart. Dd 16 maart 2016 was hiervan nog geen uitslag bekend.
Wel meldde Ad de Waal Malefijt, sectormanager Water van Dunea, na het incident op de site van Waterforum (http://waterforum.net/nieuws/9851/dimethoaat-incident-vraagt-om-duurzame-oplossing ) dat hij na drie incidenten bij de Afgedamde Maas in vier jaar “hoopt dat er meer draagvlak komt voor een nieuw aan te leggen afvoersysteem in de glas-
tuinbouw. Het is tijd voor een duurzamere oplossing vanuit de glastuinbouw
”. De branche-organisatie LRO Glaskracht zegt dit idee te onder-
steunen.

Meer nieuws over dit onderwerp als het er is.

dimethoaat structuurformule

Zie ook Bestrijdingsmiddelen in Brabants grond- en oppervlaktewater

Mestbewerking vermindert soms hoeveelheid micro-organismen (en soms niet)

Er wordt veel beweerd (en tot nu toe weinig bewezen) over het effect is van de mestbewerking op de hoeveelheid micro-organismen in die mest.

Dit is nu onderzocht. Het blad H2O van de waterleidingbedrijven publiceerde op 3 maart 2016 de uitkomsten van een onderzoek door mensen van het RIVM en uit Wageningen. (zie www.vakbladh2o.nl/index.php/h2o-online/recente-artikelen/entry/overleving-van-pathogenen-bij-mestverwerking ).

De inrichtingen
Het onderzoek vond plaats bij
– zes inrichtingen voor varkensdrijfmest die indikken en scheiden en filtratie door omgekeerde osmose (RO = Reversed Osmosis).
processchema voor mineralenconcentraat
Er zijn drie eindproducten: de vaste fractie, een geconcentreerde vloeibare fractie en schoon water. Het tweede product heet mineralenconcentraat, het derde het effluent. Men hoopt dat met het mineralenconcentraat kunstmest kan worden vervangen. Dat mag nu niet.
– één inrichting voor varkensdrijfmest, dikke rundermest en covergistingsmateriaal die lauw vergistte en daarna hygieniseerde (= minstens een uur verhitten op 70⁰C.
Het covergistingsmateriaal bestond uit een reststroom uit supermarkten, glycerine, gerstsubstraat en cacaodoppen.
processchema dig-Hyg
Het product is de vergiste mest (digestaat). Deze werd gehygieniseerd. Het digestaat is technisch en juridisch nog steeds mest.
– één inrichting die rundveedrijfmest indikte en scheidde en de vaste fractie ongeveer een etmaal hygieniseerde.
processchema rundveemest_scheiding-Hyg
Het product heet in het onderzoek gecomposteerde mest.
Wat er met de (na scheiding) dunne fractie gebeurt, vermeldt het verhaal niet.

De micro-organismen
Het onderzoek werd verricht aan zes bacterien en twee virussen:
– de gewone E. Coli (normale darmbacterie, meestal niet ziekteverwekkend, flinke hoeveelheid, goed te meten)
– De ESBL-E. coli (ziekteverwekkend, hoeveelheid veel kleiner maar wel te meten)
– Enterococcen (normale darmbacterie, meestal niet ziekteverwekkend, flinke hoeveelheid , goed te meten)
– Salmonella (ziekteverwekkend, hoeveelheid veel kleiner maar wel te meten)
– Clostridium difficile (sporevormend, ziekteverwekkend, hoeveelheid detecteerbaar maar te klein voor kwantitatieve bepaling)
– MRSA (ziekteverwekkend, hoeveelheid op de rand van het detecteerbare)
– somatische colifagen (virus dat darmbacteriën aanvalt, normaal in de darm aanwezig, niet ziekteverwekkend, flinke hoeveelheid, goed te meten, vooral relevant als meetinstrument)
– Hepatitis E (virus, ziekteverwekkend, hoeveelheid detecteerbaar maar te klein voor kwantitatieve bepaling)
twee bacterien

De uitkomsten
– Bij het eerste proces verandert het aantal micro-organismen niet of nauwelijks. Alleen de verdeling verandert: de bacteriën zitten wat meer in de vaste fase, de virussen wat meer in het concentraat, en het effluent is schoon en kan op het riool geloosd worden, zolang het RO-filter heel blijft (wat het niet altijd doet).
– Bij het tweede proces worden de gewone E. coli, de Salmonellen en de somatische colifagen door de vergisting en hygienisatie volledig ver-
wijderd, en de enterococcen gedeeltelijk.
In het ingaande materiaal werd geen MRSA of E. coli-ESBL en hepatitis E gevonden, en dus valt niet te beoordelen wat het proces ermee gedaan zou hebben. Aannemelijk is dat dat de E. coli-ESBL en het Hepatitis-E virus verwijderd zouden zijn, en de MRSA-bacterie gedeeltelijk.
resultaten van vergisting+hyg
– Bij het derde proces werden er in het ingaande materiaal E.coli-bacterien gevonden, enterococcen en somatische colifagen. In het uitgaande materiaal werd niets gevonden.

Mijn meningen en conclusies
– Er is veel te veel mest in Nederland en speciaal in Brabant, want er zijn veel te veel dieren
– Onbewerkte mest is een gevaarlijk materiaal. Bewerkte mest kan veel minder gevaarlijk zijn, afhankelijk van de bewerkingsmethode. Hoe gevaarlijk het bewerken zelf is, hangt van de vormgeving af, van de locatie, van de vergunningverlening en van de handhaving daarvan. Er zijn veel gevaarlijke productieprocessen in Nederland waar dit voor geldt. Er is niet meteen reden voor paniek.
– Het vergisten en hygiëniseren van mest levert energie op en heeft een behoorlijk ontsmettende werking op het eindproduct, dat nog steeds als mest bruikbaar is. Ook bij veel minder dieren is dit procedé nog steeds een te overwegen traject. Hoeveel mest eventueel vergist zou moeten worden, hangt van allerlei factoren af.
– Het onderzoek richt zich maar op zes inrichtingen volgens procedé 1, één volgens procedé 2 en één volgens procedé 3. Enige relativering lijkt op zijn plaats.
– Wat er gebeurt met medicijnresten en hormonen is niet onderzocht. Het ligt niet voor de hand dat alleen maar scheiden en indikken daar wat aan doet. Vast staat dat een intact RO-filter die tegenhoudt, maar daarmee zijn ze niet verdwenen.
– Het bewerken van mest, volgens welk procedé dan ook, leidt niet tot minder mest omdat die hoeveelheid gemeten wordt aan het aantal kilo fosfaat en dat neemt bij geen enkel procedé af. Mestbewerken wordt dus pas mestverwerken als de mest uit het Brabantse systeem verdwijnt, en in praktijk ook uit het Nederlandse. Dus export.
– Mij lijkt dat ongehygiëniseerd mineralenconcentraat niet als kunst-
mestvervanger aangemerkt mag worden. Dat staat in andere bewoor-
dingen ook in de conclusies van het rapport.
Mij lijkt eveneens dat het niet exporteerbaar is. Dat staat niet met zoveel woorden in het rapport.

PAS bewijst zijn nut – update

PAS-header-1
Ongeveer een jaar geleden heeft de provincie Noord-Brabant ingestemd met de PAS, de Programmatische Aanpak Stikstof. Het programma is op 1 juli 2015 in werking getreden.
De PAS is een uiterst ingewikkeld compromis tussen de belangen van de natuur enerzijds (vooral van de Natura 2000 – gebieden) en van de mogelijkheden tot verdere economische groei anderzijds. Het verband tussen beide is dat de eerste geschaad wordt door stikstofemissies van de tweede. De door de landbouw, de auto’s, de industriële processen uitgestoten ammoniak en oxides werken verwoestend op kwetsbare natuur zoals de Peel, de Kampina, etc. Met de PAS dalen die emissies een klein beetje sneller dan zonder de PAS. Een klein beetje maar, want de verbeteringsmaatregelen zijn maar beperkt en het grootste deel van de te behalen winst had de provincie al eerder via een aparte Verordening binnengehaald.
Ik heb er op deze site op 31 jan 2015 een verhaal over geschreven, zie –> PAS

(Natura2000 – gebieden in Brabant)
(Natura2000 – gebieden in Brabant)

Een passage in dat verhaal was “Er zitten nu knoppen aan het systeem die je in de toekomst verder kunt dicht draaien”. Dat is precies wat nu nuttig blijkt.

De eerste knoppendraai was dat Gedeputeerde Staten (GS) besloten om de zes jaar dat het programma duurt in zes gelijke jaarschijven op te knippen en de geplande ontwikkelruimte ook (dus 16% per jaar). Dat voorkwam de ontwikkeling dat alle ontwikkelruimte al in het eerste jaar werd uitgegeven en dat je dan nog maar moest afwachten wat er van de maatregelen terecht kwam. Deze knop is verwoord in een aanvullende Brabantse Beleidsregel, die ook op 1 juli 2015 in ging.

OP 23 februari 2016 maakten GS (bij monde van SP-gedeputeerde Van den Hout) bekend dat er een tweede ingreep plaats zou gaan vinden.

Zoals te verwachten was, was de eerste jaarschijf in bijna heel Brabant in een mum van tijd overtekend. 95% van de aanvragen betreft veehouderijen, het grootste deel daarvan het opvullen van nog niet volle stallen met koeien, en het grootste deel daar weer van aan boeren die
nog niets extra’s doen voor een zorgvuldige veehouderij.
Omdat die zorgvuldige veehouderij een provinciale speerpunt van beleid is, wordt de aanvullende Brabantse beleidsregel afgeschaft en wordt de uitgifte in plaats daarvan beperkt tot enkele voorkeurscategorieën:
– veehouderijen die zich in de richting van een Zorgvuldige Veehouderij ontwikkelen (die dus extra investeringen doen om de omgeving te sparen)|
– overige bedrijven die energiebesparingsmaatregelen nemen die zich binnen 6 jaar terugverdienen. (Dat zo neerkomen op een provinciale variant van de landelijke MJA-regeling – die overigens vaak ontdoken wordt, dus controle nodig bg)
– wegprojecten (bijvoorbeeld: in Boxtel ligt een legale weg, waaraan door de PAS geen legale op- en afritten toegevoegd zouden kunnen worden. Dat laat zien hoezeer de uit zijn krachten gegroeide veehouderij andere economische sectoren in de weg begint te zitten)
– initiatieven waarvoor al een salderingsbesluit is uitgegeven (dat zijn boeren die al eerder lozingbeperkende maatregelen genomen hadden).

In feite is dus de ene knop vervangen door de andere knop.

De Brabantse Verordening Stikstof eist dat alle Brabantse veehouderijen in 2028 aan de vereisten van een zorgvuldige veehouderij voldoen. De gekozen vorm van rantsoenering ondersteunt dus het beleid op de lange termijn.

Op het provinciale besluit zijn verschillende reacties gekomen.
De Brabantse Milieu Federatie (BMF) klaagt (in mijn bewoordingen weergegeven) dat de 6*16% regel afgeschaft is, waardoor de ontwikkelingsruimte op de pof kan worden uitgegeven. De huid wordt verkocht voor de beer geschoten is (in casu voordat de extra maatregelen effect hebben). Dat is op zich waar, maar het zegt niet zoveel want de PAS is in Brabant maar een heel klein beertje. Ik schat in dat de nieuwe categorieënknop beter regelt dan de oude faseringsknop.
De boerenbelangenorganisatie ZLTO klaagt andersom over de te strenge eisen, die nu aan het invullen van de ontwikkelingsruimte gesteld worden “GS spreekt met twee monden”.

PAS-header-3

Van chemische naar ecologische bestrijding – 2

Ik was bij het KNAW-symposium “Van chemie naar ecologie – perspectieven voor ecologische gewasbescherming” op 19 februari 2016. Het was heel druk. Veel professoren, maar ook mensen uit het bedrijfsleven en andere geïnteresseerden.
Ik ga er in twee verhalen over vertellen. Dit verhaal gaat over risico’s en baten van biociden voor de mens, het andere over risico’s voor het ecosysteem.

Ecologische risico’s
Daarover spraken Frank Berendse, Wageningen, Hoogleraar natuurbeheer en plantenecologie; Nico van Straalen, VU, hoogleraar dierecologie; en Louise Vet, NIOO-KNAW en hoogleraar evolutionaire ecologie, Wageningen. Die vertelden samen veel meer dan ik hier kan opschrijven. Hun verhalen kunnen gelezen worden als verschillende aspecten van één werkelijkheid.

Van Straalen
ecology goes underground
Ik leg het zwaartepunt bij Van Straalen, omdat in mijn politieke omge-
ving de bodemkwaliteit een belangrijke rol speelt en ook simpelweg omdat het voor mij de meeste nieuwe kennis bevatte.

De bodem biedt onderdak aan een onwaarschijnlijk aantal microbiële soorten, waarvan hooguit 20% bekend is (maar waarschijnlijk minder). Het is een soort tropisch regenwoud onder de grond. In 100kg goede bodem zitten alleen al zo’n vier miljoen soorten bacteriën. Daarnaast ook Archaea die stikstof blijken te kunnen binden, schimmels, en hogere planten en dieren.
Veel van die soorten hebben we nog nooit gezien, maar kennen we alleen omdat we hun DNA opgevist hebben. Vaak weten we ook nog niet waar al die soorten goed voor (kunnen) zijn.

De diensten die het ecosysteem biedt kunnen in algemene zin als volgt worden weergegeven:
belang bodem voor ecosysteemdiensten
Bij ‘ziekten’kan het ook om ziekten voor de mens en dier gaan, zoals bijv. de anthraxbacterie (miltvuur), een bacterie die van nature in de bodem voorkomt, of een parasitair wormpje.

Wat is goed voor een goede bodem? Erosie tegengaan, bijv. door afdekgewassen; berscherming van de infiltratriecapaciteit (tegengaan verslemping en te veel afdekking); niet teveel mest geven; voorkomen van zich opbouwende vervuiling met bestrijdingsmiddelen, zware metalen en PAK’s; stimuleren van organische stof (gewasrotatie, beperkte grondbewerking, gewasresten niet weghalen).
Een goede bodem helpt bij de bestrijding van plaaginsecten.
land use management
Men zou verwachten dat bestrijdingsmiddelen, die boven de grond giftig zijn, dat onder de grond ook zijn. Dat blijkt bij onderzoek inderdaad zo te zijn. Van wat neonicotinoiden onder grond doen, is nog weinig bekend. Vast staat dat met name de bollenteelt een uitdaging is.

Berendse
Waarmee het verhaal op het terrein van de anders sprekers komt. Berendse moet de neonicotinoiden niet. Die leken aanvankelijk een goede greep, maar toen ze die middelen preventief gingen toepassen,
bijvoorbeeld door zaden te coaten, kwam 80% in de bodem terecht zonder ooit de plant van binnen gezien te hebben. In de bodem bleken ze soms een veel langere halfwaardetijd te hebben dan gedacht (van een maand tot 2,5 jaar).

Berendse had vooral onderzoek gedaan naar men boven de grond kon zien, zoals planten, loopkevers, vogels en bladluizen. Bij vatte dat samen in dit staatje:
effecten intensivering biodiversiteit
(AES = agri-environment schemes, experimenten om de soortenrijkdom langs slootranden te vergroten).

Neonicotinoidenonderzoek (dat nog niet zo eenvoudig is, elke onderzoeksvorm heeft zijn eigen voor- en nadelen) bleek overigens juist bij honingbijen tegenstrijdige resultaten op te leveren. Bij minder tot de verbeelding sprekende dieren als solitaire bijen en aardhommels bleken de effecten veel rampzaliger.
aardhommelkolonies
Berendse vindt dat de Europese Sustainable Pesticides Directive nieuw leven moet worden ingeblazen:
– alleen chemicaliën als het niet anders kan, dan sterk gelokaliseerd en met een zeer korte levensduur
– nieuwe investeringen in de ontwikkeling van biologische bestrijding in open systemen
– accepteer lagere productieniveau’s en biedt de boer een prijs waarbij dat kan

Vet
Waarna Louise Vet fungeerde als dagsluiter. Dat was een gloedvol betoog over biologische bestrijding (waarover overigens in de wandelgangen wel enige scepsis te horen was). Wij kunnen ons de luxe permitteren om bijvoorbeeld 20% van de oogst kwijt te raken, was het idee, maar wat moeten ze in Afrika als ze zonder spuiten maar 20% overhouden?
Een plaatje over het verband tussen oorwormen en wolluizen op een appelboom:
oorworm en wolluis
Haar uiteindelijke aanbevelingen:

aanbevelingen-2aanbevelingen-1

Wat vind ik er zelf van?
Ik lever graag concrete kennis aan ten behoeve van de milieudiscussies in mijn omgeving, maar ik ben geen gelovige. Ik heb sympathie voor ideeën voor een meer duurzame wijze van gewasbescherming en bodembeheer en ik denk dat er een flink stuk gelijk in zit, maar ik durf niet goed te zeggen hoe ver dat gelijk gaat. Ik ben terughoudend met een eindoordeel over onderwerpen waarvan ik niet echt verstand heb.

Van chemische naar ecologische bestrijding – 1

Ik was bij het KNAW-symposium “Van chemie naar ecologie – perspectieven voor ecologische gewasbescherming” op 19 februari 2016. Het was heel druk. Veel professoren, maar ook mensen uit het bedrijfsleven en andere geïnteresseerden.
Ik ga er in twee verhalen over vertellen. Dit verhaal gaat over risico’s en baten van biociden voor de mens, het andere over risico’s voor het ecosysteem.
Veel van wat hier gezegd gaat worden is in de professionele wereld een open deur. Deze site wil vooral natuurwetenschappelijke kennis vertalen en verspreiden naar politieke contexten, en daarvoor is deze kennisoverdracht zinvol.

Baten en risico’s voor de mens
Hierover sprak Martin van den Berg, hoogleraar toxicologie bij het IRAS van de Universiteit van Utrecht (zie http://www.dub.uu.nl/gebruiker/martin-den-berg ). Hij is tevens adviseur van de Gezondheidsraad, de WHO en het UN Environmental Program.

Er is verschil tussen “hazard” en “risk”. “Hazard” is een pure stofeigenschap (cyaankali is zeer giftig), maar de “risk” ervan is zeer gering omdat de kans dat je de stof onbedoeld binnenkrijgt nagenoeg nul is. “Risk” wordt bepaald door de intrinsieke giftigheid en de blootstelling samen. Het niet maken van dit onderscheid leidt tot veel discussies.

(Alles in Italic komt niet van Van den Berg, maar van mij. Ik wil een paar opmerkingen aan het verhaal toevoegen.
De nu lopende felle discussie over het verlengen van de toelating van glyphosaat binnen de EU vertoont kenmerken van deze verwarring – glyphosaat is het actieve bestanddeel van de onkruidverdelger Roundup. Het WHO-onderdeel IARC plaatst glyphosaat in de categorie ‘waarschijnlijk kankerverwekkend’ – een hazard -, terwijl de producerende bedrijven met man en macht lobbyen bij de Europese Commissie ‘dat de mens van glyphosaat geen kanker krijgt’. Het Bundesinstitut für Risicobewerbung formuleert het als “
no carcinogenic risk to humans is to be expected from glyphosate if it is used in the proper manner for the intended purpose”. Dat klinkt als een risk.
Het helpt niet dat de bedrijven (waaronder een door Monsanto geleide coalitie) zich beroepen op drie interne rapporten die vanwege bedrijfsgeheimen niet onthuld zouden mogen worden.
Wat aan de andere kant ook niet helpt is dat glyphosaat bij de bestrijders ervan een soort duivelse icoonfunctie heeft, terwijl op bijvoorbeeld de FAO-pesticidenlijst
ACCEPTABLE DAILY INTAKES, PROPOSED MRLs AND ESTIMATED GLs je van alle pesticiden van glyphosaat het meeste binnen mag krijgen. Zoek maar op http://www.fao.org/fileadmin/templates/agphome/documents/Pests_Pesticides/JMPR/Evaluation94/annexi.pdf .
Dit is geen pleidooi voor glyphosaat, maar wel een pleidooi om wat minder ritueel en wat meer analytisch naar landbouwgiften te kijken. Een stof als bentazon komt in het Brabantse grondwater en in de Maas ongeveer even veel voor als glyphosaat, maar je mag er drie keer zo weinig van binnen krijgen. Bentazon is dus eigenlijk gevaarlijker, maar daarover hoor je nooit iemand.

De IARC-classificatie
De IARC-classificatie

Het is verder van belang, aldus weer Van den Berg, je te realiseren dat chemici tegenwoordig hoeveelheden van 10-15 gram kunnen aantonen. (Dat is zo vreselijk weinig, dat je zo ongeveer elke stof in elk willekeurig monster kunt aantonen.) Ergens onder de 10-6 de gram (een microgram, μg) is het toxicologisch niet meer van belang.

Als er dus in Duits bier 30μg/liter glyphosaat zit (NRC, 26 feb 2016), is er dus een blootstellingsroute die toxicologisch nog van belang kan zijn. De Acceptable Daily Intake voor glyphosaat is 300 μg per kg lichaamsgewicht per dag, dus een volwassene van 70kg “mag” 700 liter bier per dag drinken.
Er zijn, zoals gezegd, ergere vergiften dan glyphosaat.

Voor alle giftige stoffen geldt een dosis-effectrelatie. Hieronder een voorbeeld van een niet-genoemd vergif. Let op de logarithmische horizontale as (elke streep is *10).
dosis-effectrelaties humane toxicologie

Van den Berg wees erop dat voor zwangere vrouwen en kinderen de dosis veel kritischer komt! In dit voorbeeld zit er tussen de dosis van een zwangere en een niet-zwangere vrouw zowat een factor 100 verschil.
De meeste vergiften hebben een NOAEL, een drempel waaronder ze geen uitwerking meer hebben. Dat geldt niet voor genotoxische stoffen. Daarvan worden er geen nieuwe meer gemaakt.

Hormoon-verstorende stoffen (Endocrine Disrupting Chemicals) hebben bijna altijd een drempelwaarde, maar geven toch reden tot zorg. Ze zijn niet in een Petrischaal te onderzoeken en hebben, mede omdat ze in een functionerend hormoonsysteem terecht kunnen komen, een complexe werking.
Ook diermodellen hebben hier maar een beperkte waarde, omdat de ontwikkeling van de menselijke hersenen in de vroege kinderjaren er niet meer getest kan worden. Van den Berg noemde in dit verband een onderzoek, waaraan hij meegewerkt had, en dat de daling van de IQ bij kinderen onderzocht had in reactie op blootstelling aan organofosfaten.

lost IQ-points and OP

En ook
maatschappelijke kosten EDC-bestrijdingsmiddelen
(ED = Endocrine Disruptors – waaronder biociden, maar ook andere stoffen)

Van den Berg sloot af met een statement over de Derde Wereld.
Wij zitten in zoverre in een luxe positie dat wij ons hier wat kunnen permitteren. Kort door de bocht:
Er zijn in ons deel van de wereld nauwelijks ziekten die door insecten worden overgedragen, en als wij niet spuiten verliezen wij bijvoorbeeld 20% van de oogst.
In Afrika is dat heel anders. Daar is het vergeven van de door insecten overgedragen ziekten en als ze daar niet spuiten, houden ze maar 20% over. Bestrijdingsmiddelen daar zijn (in elk geval in de huidige omstandigheden) een kwestie van leven of dood.
ziekteverwekkende insecten

Tenslotte: Van den Berg benadrukte dat zijn verhaal vooral over toxische effecten op de mens ging, omdat dat zijn leerstoel is.
Hij deelde de zorgen over de toxische effecten op het ecosysteem. Daarover het tweede verhaal.

Wijkraad Brouwhuis (Helmond) sluit convenant af met Coppens Diervoeding (update 19 feb 2016)

Ik heb nu een klein jaar, met tussenpozen, contact met de Wijkraad Brouwhuis (Helmond) over het BZOB-terrein in het algemeen en over enkele daar gevestigde fabrieken in het bijzonder, waaronder Coppens Diervoeding. Minstens drie van drie fabrieken stinken en niet zo zuinig. De inwoners van Brouwhuis worden er al jaren gek van.
deel zienswijze_coppens_klacht_okt2015

Na een brandbrief van de Wijkraad aan de provinciale politiek zijn SP-fractievoorzitter Heijmans en ik er gaan praten (zie In gesprek over het BZOB-terrein in Helmond ). Daarna is contact blijven bestaan.
coppens_diervoeding-1
Dat ging vooral over Coppens omdat dat bedrijf meer produceerde dan de vergunning en toch fors wilde uitbreiden. Daarvoor is een omge-
vingsvergunning nodig, die de provincie als bevoegd gezag moest afgeven. Ik heb in juli 2015 de concept-vergunning bestudeerd en de
Wijkraad verteld wat mij er aan opviel en wat ze in hun zienswijze zouden kunnen opnemen.
In algemene zin vond ik dat uit de concept-vergunning een zekere mate van goede wil sprak. Coppens bood en/of de ODZOB (Omgevings Dienst ZO Brabant) eiste bovenwettelijke maatregelen. De schoorsteen gaat naar 65m en op de nieuwe productielijn komt een koude oxidatiestap (die de stank afbreekt) die ruimte biedt om desgewenst één andere productielijn ook aan te kunnen.
Coppens bood een convenant aan. Het leek mij bespreekbaar om daar op in te gaan. Maar het leek mij desalniettemin gewenst om er nog wat extra’s aan te salami-eren. (zie Commentaar op de ontwerp-beschikking Coppens Diervoeding)

Op 21 oktober 2015 bracht GS de definitieve beschikking uit, met o.a. de vele zienswijzen en het antwoord daarop. Bovenstaande jammerklacht komt uit een van de vele uiterst kleurrijk verwoorde zienswijzen. Helaas worden deze in uiterst droogkloterig juridisch proza beantwoord met “het geldende bestemmingsplan voorziet in de vestiging van Coppens op deze locatie”. De kloof tussen burger en politiek verschijnt treffend in beeld.

De wijkraad krijgt op een paar inhoudelijke punten gelijk. De “koude oxidatie”-stap om stinkend gas af te breken moet een rendement hebben van minstens 80% en niet hoogstens 80%. Betere afbraakpercentages zijn overigens haalbaar, maar kosten teveel geld. Als alle vier de productielijnen tegelijk door de koude oxidatie-inrichting moesten kunnen gaan, zou dat Coppens €150.000 per jaar extra kosten. Ik vind dat meevallen, maar de ODZOB vond het teveel. BBT betekent vaak Best Betaalbare Technieken in plaats van Best Beschikbare Technieken.
Verder krijgt de Wijkraad gelijk dat de maximum geluidssterktes op woningen van derden met 5dB te verlagen.
coppens_diervoeding-2

Uiteindelijk hebben Coppens en de Wijkraad een convenant gesloten. Daar staat in
convenant-passage_dec2015
waarna de Wijkraad en de gemeente Helmond afzien van beroep.
Een aantal individuele bewoners van Brouwhuis hebben wel beroep aangetekend. Ik ken slechts één passage van hun standpunt, als die tenminste het standpunt goed weergeeft, nl ‘dat Coppens jaarlijks 0,2% van de omzet moet reserveren voor stankverminderende maatregelen’. In elk geval deze passage lijkt mij juridisch kansloos.

Maar de praktijk moet leren hoe dit verder gaat.
Update dd 19 feb 2016: de bestuursrechter in Den Bosch heeft de voorlopige voorziening, zijnde een schorsing van de vergunning, afgewezen. Dat was de eis van bovengenoemde bezwaarmakers. De rechter redeneerde dat de nieuwe vergunning, hoe dan ook, verbeteringen mogelijk maakt (geen visvoerproductie meer, hogere schoorsteen).
De bodemprocedure dient in september 2016. De rechter waarschuwde Coppens dat de nieuwe vergunning nog niet definitief is.

Helmondse gemeentepolitiek komt in actie
Uiteindelijk wil de gemeente Helmond zijn beleid t.a.v. het BZOB-terrein aanpassen. Dat zegt GroenLinks-wethouder Paul Smeulders –> RIB 073 Geuroverlast Brouwhuis. In het nog op te stellen geurbeleid komt een cumulatie-bepaling. Die komt erop neer dat als zich een nieuw, potentieel stinkend, bedrijf aandient de reeds aanwezige stank meetelt. De te grote collectieve stank krijgt dus een juridische onderbouwing. De landelijke regelgeving doet dat niet, maar het is ook niet verboden. “Wij mogen als gemeente eigen eisen stellen” aldus de wethouder in het ED van 13 nov 2015 “alleen doen niet veel gemeenten dat”.
De provincie moet instemmen, omdat die bevoegd gezag is van de belangrijkste bedrijven. Maar dat blijkt geen probleem. Er ligt zelfs nog twee ton aan ongebruikte provinciale subsidie als smeerolie.

Plattelandswoningen en fijn stof (update) (artikel uit 2016)

Update dd 16 februari 2016

Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State heeft Minister Schultz van Haegen (I&M) de Tweede Kamer op 2 juli een brief gestuurd over plattelandswoningen en fijn stof.

De brief doet de volgende uitspraken:
–        er zijn ca 100 tot 200 plattelandswoningen, waar een van de fijnstofnormen overschreden is of door ontwikkelingen in de nabije toekomst kan worden. Deze liggen vooral in Oost-Brabant, Noord-Limburg en West-Gelderland, dus in de veeteeltgebieden
De Wet Milieubeheer (Wm) staat dan soms nog wel wat agrarische
ontwikkelingen toe als de concentratie Niet In Betekenende Mate stijgt, of weggestreept kan worden tegen iets anders. Het wordt, hoe dan ook, wel moeilijker.
Daarnaast is er ook het Besluit Emissiearme Huisvestingssystemen Landbouwhuisdieren dat eisen aan die agrarische ontwikkelingen stelt.
–        De luchtkwaliteitseisen in de Wet milieubeheer gelden niet op plaatsen waar de Arbowet geldt en omgekeerd. Zolang een boer in een huis op zijn eigen erf woont, valt hij onder de Arbowet.
Op het moment dat de boer niet meer op zijn eigen erf woont, en zijn woning beschikbaar komt voor bewoning door derden, gaan voor die derden de luchtkwaliteitseisen van de Wm wel gelden. Dat kan zonder nadere maatregelen een blokkade geven. De bedrijfswoning is dan een plattelandswoning geworden. Deze juridische visie wordt gesteund door een arrest van de Hoge Raad eind 2014 in Weert.
–        Het maakt niet uit hoe de gemeente dit planologisch noemt. Het feitelijk gebruik van de woning telt.
–        Hier is niets aan te doen, tenzij de Europese regels veranderd worden.

Op 27 januari 2016 heeft de Raad van State uitgesproken dat de voormalige bedrijfswoning Elsendorpseweg 99 in Elsendorp inderdaad mag worden herbestemd tot plattelandswoning, zoals de Gemertse gemeenteraad wilde. Bij deze woning hoort een mini-camping. Deze ligt tussen de kippenschuren. De kippenboer had bezwaar gemaakt.
Bij meting bleek, dat de luchtkwaliteit op het perceel ruimschoots aan de eisen voor geur en fijn stof voldeed. Voor het geluid gelden voor de plattelandswoningen dezelfde normen als voor bedrijfswoningen.
Omdat er geen blokkade was voor de bedrijfsvoering en zelfs voor een eventuele uitbreiding van de kippenboerderij, vond de omzetting genade in de ogen van de Raad van State.

Mijns inziens kan deze uitkomst slechts in samenhang met de argumentatie gehanteerd worden! Ik lees er geen algemeen geldende uitspraak in dat een voormalige bedrijfswoning altijd kan worden omgezet in een plattelandswoning.

Observatie van de aarde vanuit de Sentinel-2

Als afwisseling opnames door de Sentinel-2A satelliet, die de Europese ruimtevaartorganisatie ESA op 23 juni 2015 gelanceerd heeft. Zijn tweelingbroer -2B gaat eind 2016 de lucht in en gaat precies aan de andere kant van de aarde vliegen.

Inkijk in de Sentinel-2A satelliet
Inkijk in de Sentinel-2A satelliet
De Sentinel-2 kijkt in dertien frequentiebanden
De Sentinel-2 kijkt in dertien frequentiebanden

Zijn oplossend vermogen is 10, 20 of 60m en zijn gezichtveld is 290km breed.
Hij passeert elk punt op aarde van 56° S tot 84° N op 786km hoogte en ziet dat dan onder dezelfde gezichtshoek. De baan is zon-synchroon.

Het instrumentensysteem is uitstekend geschikt om landbouw en bossen waar te nemen (en de veranderingen daarin), maar ook tinten in oppervlaktewater ten gevolge van milieuvervuiling. Een paar mooie plaatjes.

Watervoorraden in Zuid-Spanje
Watervoorraden in Zuid-Spanje
Algenbloei in de Oostzee op 04 sept 2015
Algenbloei in de Oostzee op 04 sept 2015. Die zee staat bekend om zijn zuurstofloze zones.
Het uiteinde van de Ryder Gletscher in Groenland
Het uiteinde van de Ryder Gletscher in Groenland
This image was captured by Sentinel-2A on 5 August 2015 from over 780 km above Earth. It clearly picks out features such as Rotterdam harbour, patchworks of fields throughout the country, Amsterdam and Schiphol airport. The image also shows how the Enkhuizen–Lelystad dike separates the different concentrations of sediment and algae in the Markermeer and the IJsselmeer.
This image was captured by Sentinel-2A on 5 August 2015 from over 780 km above Earth. It clearly picks out features such as Rotterdam harbour, patchworks of fields throughout the country, Amsterdam and Schiphol airport. The image also shows how the Enkhuizen–Lelystad dike separates the different concentrations of sediment and algae in the Markermeer and the IJsselmeer.

De plaatjes zijn te vinden op http://www.esa.int/spaceinimages/Missions/Sentinel-2

Ziektekiemen als functie van de afstand tot een intensief melkveebedrijf

De concentratie van koeie-allergeen Bos d2 en endotoxine in de omgeving van “Industrial Scale Dairies” blijken in een Amerikaanse studie goed meetbaar en af te nemen met de afstand. De aanwezigheid is tot op 4,8km afstand te detecteren.

De studie is uitgevoerd in Yakima Valley , een droog gebied in Washington State door onderzoekers van John Hopkins University. Ze hebben neergedaald fijn stof weggenomen op geschikte horizontale oppervlakten binnen en buiten woningen en dat met gangbare state of the art-technieken geanalyseerd op koeie-allergeen Bos d2, endotoxine en (als controle) op muize-allergeen en stofmijtallergeen.
Er hebben 40 huishoudens meegedaan. In die huishoudens mocht niet gerookt worden en ze mochten niet zelf koeien hebben lopen. De huizen zijn verdeeld in drie afstandsklassen: 20 nabij (proximal), zijnde minder dan 400m; zeven ertussen in (“intermediate”), zijnde 0,40-4,8 km; en 13 op afstand (distal), verder weg dan 4,8km.

De studie is gepubliceerd in JES (Journal of Exposure Science and Environmental Epidemiology), een tijdschift uit de Nature-groep. De tekst is te vinden op http://www.nature.com/jes/journal/v26/n1/full/jes201457a.html#tbl3 .

De uitkomsten zijn in het kort als volgt weer te geven:
– De controleproeven leveren, zoals verwacht, geen afstandsafhanke-
lijkheid op
– De Bos d2 – bepalingen leveren de volgende afstandsafhankelijkheid (links buiten, rechts binnen): (NB: dit is een logarithmische schaal! En NB: de eenheid is per mg stof, niet per m3 lucht)
koeie-allergeen als functie van de afstand tot ISD

De endotoxine-bepalingen leveren de volgende afstandsafhankelijk op
endotoxine als functie van de afstand tot ISD
Een EU is een Endotoxine Unit. Die is moeilijk om te rekenen in μg/gr omdat de biologische activiteit van de verschillende endotoxines verschillend zijn. Endotoxines komen uit de celwand van gramnegatieve bacteriën als bijvoorbeeld E. Coli, de ‘poep-bacterie’ (die ook in koeiemest zit)

–  De meest geprononceerde metingen zijn statistisch significant
–  De rode lijn hierboven is waar de onderzoekers vinden dat de gezondheidseffecten beginnen
–  Uit andere studies dan deze blijkt dat in de bij de boerderij horende woning de concentraties nog een stuk hoger zijn. Uit een studie naar 170 varkensboeren in Nederland blijkt dat de minimale en maximale waarde bij 4,0 en 9,6 liggen
–  De onderzoekers noemen vanaf bepaalde concentraties asthma-gerelateerde klachten

Ik waag mij in deze kolommen niet aan eigen medische uitspraken, omdat ik daar geen opleiding voor heb. Ik verwijs door naar een publicatie van het RIVM “Veehouderij en gezondheid” (te vinden op http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2015/december/Veehouderij_en_gezondheid_Update_van_kennis_over_werknemers_en_omwonenden ).
Het RIVM houdt nogal wat slagen om de arm, o.a. dat blootstelling aan geringe concentraties soms goed en soms slecht uitpakt en dat er nog weinig onderzoek gedaan is (dat loopt nu).

Bovendien zou de veeteeltregelgeving in de VS afwijken van die in Europa. Ik weet niet of je daar bijvoorbeeld luchtwassers hebt, maar ik weet ook niet of dat van wezenlijk belang is, omdat endotoxinen ook uit uitgereden mest vrijkomen.

Ik zou een oordeel uitstellen tot het nu lopende onderzoek van Heederik gepubliceerd is.

 

Zwavelwaterstof in Deurne (en in de rest van Brabant)

In december 2012 ging een kind groggy onderuit op een waterspeeltoestel in het Deurnese recreatiegebied ’t Zandbos, een paar dagen later gevolgd door een ambtenaar van het Waterschap die monsters kwam nemen. In beide gevallen was het “rotte eieren-gas” zwavelwaterstof (H2S) de boosdoener. Dat gas was met het grondwater vanaf ongeveer 10 a 15 m diepte omhoog gekomen.
Bovendien gingen er eenden en vissen dood in de Heiakkervijver en ook de aangrenzende kastanjebomen.
Deurne in rep en roer en dat leidde tot een eerste onderzoek, in opdracht van de gemeente, de provincie en het Waterschap. Het resultaat “Zwavel, zware metalen en grondwater in Deurne” is in mei 2014 gepubliceerd.

Ik heb hierover eerder gepubliceerd –> Gesprek met inwoners Deurne over grondwaterrapport en andere mestzaken

Het onderzoek riep vervolgvragen op. In hoeverre golden de H2S-uitkomsten ook elders in Brabant? En waar lag het aan en wat kon je doen? Die vraag kwam bij dr Broers terecht, van de TNO Geologische Dienst Nederland. Broers maakte een Plan van Aanpak (dd 14 nov 2014. Hij heeft daartoe de metingen in Zandbos opnieuw uitgevoerd en geanalyseerd. Deze metingen zijn meegenomen in het tweede rapport “Onderzoek naar waterstofsulfidegas in grondwater in Noord-Brabant” (aangeboden 25/11/2015) .
De GGD heeft hier weer op gereageerd.
Alle rapporten zijn te vinden op Toegangspagina tot TNO-rapporten

Grondwatermeting in Putte

Nu enkele vragen.

Zwavelwaterstof ook elders in Brabant?
Ja. H2S kan zich in grondwater vormen o.a. als de volgende ingrediënten aanwezig zijn:
– sulfaat
– fijn verdeelde koolstof (Dissolved Organic Carbon, DOC)
– zuur grondwater (pH 5 a 5,5)
– ijzer
– bacteriën
Men zou dit het “Brabants standaardmodel” kunnen noemen, want hieraan  wordt in een groot deel van Brabant voldaan. In praktijk blijkt de DOC de beperkende factor. Zie de kaart uit het rapport, die ongeveer aangeeft waar de koolstofrijke Laag van Boxtel en van Waalre aan de oppervlakte ligt (het gebied tussen de blauwe breuklijnen is de Brabantse slenk).
H2S in Brabant-1

Kan H2S gevaarlijk zijn?
In Brabant overleden nog niet zo lang geleden drie mensen aan H2S in een slibtank bij Reiling. Het spul is behoorlijk giftig. De GGD hanteert voor het publiek een aanbeveling “niet langer dan 10 minuten 1mg/m3”. Er is dan alleen nog ongemak.
Het ‘voordeel’ van H2S is dat het al in zeer lage concentraties ontzettend goor stinkt. Het gas waarschuwt. Maar in hogere concentraties stinkt het gas niet meer, omdat het dan de reukzenuw verlamd heeft. Bij nog hogere concentraties, die zich in een afgesloten ruimte al snel kunnen ontwikkelen, ben je snel bewusteloos en ga je dood.
De GGD stelt dat bijv. bij waterspeelplaatsen bij windstil zomers weer (voor dit onderwerp een worst case-scenario) de concentraties vlak boven het wateroppervlak in theorie kunnen oplopen tot 13mg/m³ .
Andere riskante activiteiten zijn: het vullen van je zwembad met grondwater, regelmatig water in kruipruimtes, beregening en tuinbesproeiing, en bronbemaling. Niet genoemd worden arbeidsrisico’s, zoals bijvoorbeeld van rioolwerkers.
Als je in je eigen zwembad zwemt, als daar vers grondwater in zit, en als daaruit H2S vrijkomt, heb je een probleem.

Kun je er als persoon wat aan doen?
Kunnen blootgestelde personen de gevaren op tijd inschatten, willen ze op tijd weg zijn en kunnen ze dat? Onwetendheid, een arbeidsrelatie en werk in een omsloten ruimte zijn risicofactoren. Hier ligt nadrukkelijk een ARBO-taak.

De TNO-studie maakt bijvoorbeeld van het vullen van de zwembad met grondwater een heel protocol. Eigenlijk liever leidingwater gebruiken.

Zo ook beregeningsinstallaties en tuinsproeiers. Liever niet bij windstil weer.

Is het de schuld van iets of iemand?
De H2S-vorming berust op natuurlijke processen. Dat zijn ingewikkelde chemische evenwichten, waarvan de ligging afhangt van de getalwaarden van de ingrediënten. Dat zijn als het ware de knoppen waaraan gedraaid kan worden.
Zowel de natuur als de mens draaien aan die knoppen.

Het rapport zegt dat de huidige Brabantse sulfaatconcentraties in het grondwater als regel tussen de 50 en 150 mg/liter zitten, met hogere uitschieters onder pyrietbrokken en een ondergrens van 40mg/liter onder hooggelegen bossen.
Twintig jaar geleden was dat overigens meer: de zure regen is aangepakt – waarmee zowel een oorzaak als een oplossing genoemd is.
Een provinciale put in Hulsel haalde 225mg/liter. De streefwaarde voor sulfaat is 150mg/liter (Waterleidingbesluit 2001).
In het Deurnese Zandbos was de sulfaatconcentratie zeker 90mg/liter. Dat kan alleen als daar pyriet afgebroken is door nitraat. Omdat daar geen mest uitgereden is, moet de nitraat uit ammoniakdepositie via de lucht komen (ammoniak wordt ondiep in de bodem door bacteriën omgezet in nitraat). Waarmee een tweede, veeteeltgebonden, oorzaak benoemd is.
De derde oorzaak is sulfaat, die rechtstreeks uit uitgereden mest gespoeld is.
Een vierde oorzaak is misschien over een paar jaar zijn het spuiwater van chemische luchtwassers.

Ook de koolstof (DOC) kan een coproductie tussen natuur en mens zijn. De lagen van Boxtel en Waalre, die in een groot deel van Brabant aan de oppervlakte liggen, bevatten van zichzelf veel organisch materiaal. Daarnaast echter kan er ook DOC uit mest naar de diepte gespoeld zijn (“uitspoeling uit de landbouwvoor”, zoals het eerste rapport dat noemt).
De onderlinge verhouding tussen beide valt uit de rapporten niet op te maken.
boorkolommen_formatie van Boxtel

Het middeldiepe grondwater (ca 10 a 15 m diep) is tussen 1993 en 2008 zuurder geworden. Dat blijkt uit tabel B.3.B, blz 122, van het RIVM-rapport “De kwaliteit van ondiep en middeldiep grondwater” (2010) ( Het RIVM-rapport ). Waarschijnlijk is dat ook menselijke invloed.
pH-verloop_RIVM_2010_kwaliteit grondwater

Al met al denk ik, dat de intensieve veehouderij een factor is in de H2S-problematiek in Brabant, maar niet de enige. Daarnaast ook de zure regen (die sterk afgenomen is, maar nog niet tot 0), en daarnaast de bijdrage van de natuur zelf.

Verder onderzoek zinvol?
De bestaande metingen geven voldoende grond voor de conclusie dat de intensieve veehouderij bijdraagt aan de sulfaatconcentraties. Ik beschouw deze vraag als beantwoord.
Of de veeteelt ook bijdraagt aan de DOC-concentraties op 15 m diepte
(bijvoorbeeld door vele jaren drijfmest), is minder duidelijk. Dit zou nader onderzoek verdienen.
Het verloop van de pH is interessant. De provincie heeft een meetnet met grondwaterputten en die meten de pH. Misschien kan daar een historisch overzicht gemaakt worden.

Tenslotte moet een buitenbeentje onderzocht worden, de veedrenkingsput tussen Neerkant en Helenaveen. De ondergrond voldoet daar in het geheel niet aan het “Brabants Standaardmodel”, maar er worden toch H2S-concentraties gemeten die 4* hoger zijn dan bij andere putten in Deurne. De koeien blijven er weg, aldus het rapport, en daar doen ze heel verstandig aan want de open lucht-concentraties kunnen bij windstil weer toxisch worden (10mg/m³).
Bij de presentatie van het rapport op 25 november toonde Broers zich bezorgd over deze situatie.

Wat te doen anders dan onderzoek?
– Communicatie naar doelgroepen, bijvoorbeeld naar de ZLTO, naar de brancheorganisatie van zwembadleveranciers, naar aannemers die grondwerk doen, naar de gemeenten, etc.
– Verzuring van het middeldiepe grondwater tegengaan
– Maatregelen voor minder dieren in Brabant