Biomassa veel beter voor het klimaat dan aardgas

Ter intro
De Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie, een vereniging van ondernemingen die duurzame energie probeert te realiseren, heeft aan Royal Haskoning DHV gevraagd om op wetenschappelijke wijze in kaart te brengen welke de voor het klimaat en de luchtvervuiling relevante emissies zijn van de warmteproductie met enerzijds aardgas, en anderzijds houtige biomassa.
Het rapport “Warmte uit aardgas of uit biomassa?” dd 26 februari 2020 is te vinden op https://www.nvde.nl/nvdeblogs/biomassa-veel-beter-voor-klimaat-dan-aardgas/ of

Het is een goed stuk werk.
In het hierna volgende heb ik commentaar van mijn hand in Italic gezet.

(Dus in 2017/2018 verbruikte Nederland zelf 100 kiloton snippers, 100 kiloton pellets, en 700 tot 900 kiloton haardhout. Nederland exporteerde 250 kiloton snippers, en 170kiloton pellets, vooral naar Duitsland omdat daar de subsidie gunstiger is.
100 kiloton droog hout levert ongeveer 1,8PJ warmte)

Afbakening
Bij het opstellen van het rapport zijn een aantal keuzes gemaakt:

  • De emissies van broeikasgassen zijn over de hele levensduur van elke  brandstof gerekend
  • De emissies van luchtvervuilende gassen zijn in Nederland berekend. In praktijk is dat in de omgeving.
  • De emissies zijn berekend per eenheid van energie-output (GJ)
  • Er zijn twee toepassingsgebieden onderzocht, namelijk
    – warmtelevering aan woningen met een op biomassa draaiend warmtenet in plaats van de vroegere gasketel
    – de vervanging van aardgas voor hoge temperatuur-warmtelevering voor industriele processen
    (in praktijk schelen voor beide toepassingsgebieden de kengetallen per eenheid van energieoutput nauwelijks, zodat ik er zelf kortheidshalve voor kies om hier alleen de woningverwarming in mijn verhaal mee te nemen)
  • Biomassa is een ruim begrip, waarvan houtige biomassa een deel is. Ook houtige biomassa is weer een ruim begrip, waarvan de hier onderzochte stromen uit bosexploitatie en houtindustrie  opnieuw een deel zijn. De beperking tot
    – snippers uit Nederland;
    – pellets uit reststromen uit het Zuidoosten van de VS;
    – pellets uit pulphout uit idem uit de VS;
    – pellets uit beide bronnen uit de Baltische staten
    vormen een nieuwe, geografische afbakening.
    Men kan dus de studie het beste opvatten als het geven van enkele belangrijke, representatieve voorbeelden.
    (Overigens kan de VS, vanwege de RED II- richtlijn, geen biomassa meer aan EU-landen leveren als het land binnenkort uit het Klimaatakkoord van Parijs gestapt is. Dat maakt aan beide kanten weinig uit, want de EU importeert nauwelijks uit de VS (in 2018 importeerde Nederland zelfs 0), en voor de VS is de EU slechts een kleine markt. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=11563 ).
  • Voor pulphout is de Amerikaanse definitie gebruikt
  • In de VS bestaat 65 tot 70% van de pellets uit pulphout, en 30 tot 35% uit resten van de houtverwerkende industrie. In de Baltische landen is deze verhouding 50-50%.
    Dit is voor de VS  modelmatig verwerkt door een voorbeeld te kiezen met 100% reststromen, en een voorbeeld met 100% pulphout (fifty-fifty uit seminatuurlijk beheerd bos en uit Loblolly pine-plantages)
  • De ‘koolstofschuldtheorie’ van Mitchell gaat niet op of is heel beperkt, omdat hout vooral geoogst wordt als materiaal en slechts een klein deel verbrand wordt. Bovendien is de hersteltijd vaak veel korter dan de bij Mitchell genoemde tientallen jaren.
Theorie en praktijk van de koolstofschuld
  • Bij het aardgas is uitgegaan van drie representatieve voorbeelden, namelijk aardgas uit Noorwegen, uit Rusland en per schip aangevoerd aardgas uit Qatar.
  • Het is onduidelijk hoeveel methaanverlies er in Rusland en Qatar optreedt. Dit leidt tot forse verslechterende onzekerheid over de hier berekende broeikasgasemissies.
  • In de Appendix zijn een aantal thema’s nader uitgewerkt. Ik maak van enkele van die bijlagen een apart hoofdstukje.
  • Voor de installatietechniek worden aannames gedaan die te specifiek zijn om hier te behandelen

De resultaten

Hierboven de emissie van alle broeikasgassen samen over de levenscyclus voor alle voorbeelden. In alle varianten doet biomassa het veel beter dan aardgas, zelfs als het uit de VS komt.
De onderlinge verschillen binnen bet biomassa worden, naast door de afstand, ook door procesfactoren bepaald.
Merk op dat de broeikasgasemissie van hout uit de Baltische landen nauwelijks groter is dan die van hout uit Nederland. Baltisch hout bespaart ca 90% broeikasgassen.

De emissieconcentraties voldoen aan het Activiteitenbesluit, de gangbare wetgeving voor normale instellingen.

Een nieuwe biomassacentrale op een plaats, waar er eerst geen stond, brengt nieuwe luchtvervuiling met zich mee. Dat is een belangrijke overweging.
Dit geldt echter voor zeer veel productie-inrichtingen, of het nou de DAF is of een cementfabriek of een kippenboer. In alle gevallen stelt de gangbare milieutechniek eisen aan de emissies. Als men die niet goed genoeg vindt, kunnen ze worden aangescherpt. Ik zou graag discussies zien over state of the art-kenmerken van rookgasreinigingen.
En verder kent de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een zoneringsbeleid dat afstanden voorstelt tussen een inrichting en een woonwijk.
Dit alles leidt tot vertrouwde afwegingen die niet wezenlijk anders zijn dan bij bijvoorbeeld een zwaar bedrijventerrein. Ook dat is niet ideaal, maar je kunt niet zonder.
Een biomassacentrale is niet ideaal. Andere vormen van duurzame energie zijn dat, om andere redenen, ook niet. De keuze bij duurzame energievormen gaat niet tussen zwart en wit, maar tussen grijs en grijzer of, zo men wil, tussen lichter en donkerder groen.

Zie Biomassa kan wel degelijk duurzaam zijn (en is nodig voor de getallen)

CE Delft heeft een methode ontwikkeld om uiteenlopende soorten milieubelasting op één noemer te brengen, de zg ‘milieuprijzenbenadering’ (zie www.ce.nl/publicaties/1963/handboek-milieuprijzen-2016 ). Elke substantie krijgt zijn kiloprijs.
Ook als deze methode toegepast wordt, wint biomassa als bron van warmtelevering het van aardgas.

Loblolly pines telen in de VS
Men moet zich realiseren (dat blijkt in Nederland geen automatisme) dat het hier gaat om bosbouw door commerciële bedrijven die producten aanbieden aan de markt, waaronder uiteraard een gewaardeerd product als hout.
Het gaat niet om romantische wildernissen, maar om bossen met een productiefunctie.

Het rapport bespreekt twee soorten bosopstanden die in het Zuidoosten van de VS (het gebied waar indertijd de Zembla-uitzending zich afspeelde): beheerde, halfnatuurlijke bossen (ca 35%) en Loblolly pine-plantages (ca 65%), en gaat dieper in op laatstgenoemde.

Dat wil niet zeggen dat beheerde halfnatuurlijke bossen in de VS, net als in Nederland, niet ook andere functies hebben, zoals natuurwaarde, biodiversiteit en recreatie.

Loblolly pine – bomen worden geplant uit stekjes. Bossen zijn plantages. Feitelijk is het een soort landbouw. Die kan met of zonder kaalbranden, bestrijdingsmiddelen en bemesten plaatsvinden. Bij intensief beheer vindt er na 12 tot 15 jaar dunning plaats en na 20 tot 25 jaar eindkap.  De milieu- en klimaateffecten van de bewerking zijn in de balans opgenomen.
Bij minder intensief beheer is de generatieduur 25-30 jaar.

De bomen groeien dus heel snel, ongeveer zoals bij ons sommige soorten populieren.

Houtstromen in de VS
Pulphout en industrierestanten brengen ongeveer €15 a 16/m3 op, zaaghout (wat bij ons in Europa grenen of vuren zou heten) drie tot acht keer zoveel. De bossen/plantages worden dus geoptimaliseerd voor de productie van timmerhout. In de VS vindt men een boom geschikt voor timmerhout als hij op borsthoogte en diameter van 23cm of meer heeft en verder gezond en recht is. Men werkt daarom toe naar dikke bomen. Dat betekent tussentijdse dunning (dus pulphout).
Ruwweg levert dit ongeveer evenveel pulphout als zaaghout. Dit pulphout is goed voor ruim 10% van de inkomsten van de boseigenaar.

Er worden dus geen bossen aangeplant met slechts de verbrandingsoven als einddoel. Dat zou bedrijfseconomisch absurd zijn.

Pulphout wordt gebruikt o.a. voor papier, absorberend materiaal (luiers, WC-papier), plaatmateriaal (OSB) en voor energiefuncties.
In 2014 zag de houtstroom in het Zuidoosten van de VS er ongeveer als volgt uit:

(odt betekent Oven Dried Tonne = 1000kg, unmobilised betekent dat het gekapt had kunnen worden maar dat is niet gebeurd, 140m betekent 140 miljoen).

Deze figuur komt uit een studie t.b.v. Energie Nederland (in persoon RVO), welke de vraag moest beantwoorden of er door de subsidie op pellets wijzigingen in dit verdelingspatroon zouden optreden. Uit eenzelfde verdelingsstroom in 2025 blijkt dat de zaaghoutstroom iets toeneemt, maar dat er binnen de pulphoutstroom verschuivingen optreden. Subsidie concurreert een beetje met papier, niet met zaaghout. Dat ligt overigens niet alleen aan de subsidie, maar ook aan de papierpulpprijs.

De dynamiek van het bosbeheer blijft gedomineerd worden door de zaaghoutproductie.

Houtsnippers in Nederland en rookgasreiniging
Nederlandse biomassacentrales draaien op houtsnippers uit bos- en landschapsbeheer, in praktijk binnen 80km afstand. Het thema bespreekt kort diverse technische zaken van de rookgasreiniging van centrales. Daaraan worden nog steeds verbeteringen doorgevoerd.
Hieronder de rookgasreiniging van de BWI Lage Weide van Eneco in Utrecht.

Hoe duurzaam?
Men begint vaak schamper over de duurzaamheid van biomassacentrales, zonder dat er een feitelijke beschuldiging komt.

Duurzaamheid is een multi-interpretabel containerbegrip dat ingezet wordt tegen een veelheid aan biomassavormen en daarbinnen, aan een veelheid aan bosexploitatievormen. En dan moet de afwezigheid van een probleem bewezen worden. Iets dat volgens de wetten van de logica niet mogelijk is.

Mijns inziens is de wetgeving inzake biomassa en bosbeheer binnen de EU grosso modo goed, al blijft het een politiek compromis en zal er ongetwijfeld ergens wel wat te verbeteren zijn.
Wat ook vast staat is dat het bosareaal in de EU, en in de meeste landen van de EU, al minstens decennia groeit. Blijkbaar bestaat er een duurzame bosbouw.
Mij is nooit wat gebleken van grootschalige fraude in de EU.

Bosbalans in de EU

Dezelfde vraag voor de VS en Canada kan ik slechts beperkt beantwoorden om de simpele reden dat ik daar de wet en de praktijk niet ken. In de VS bleef het bosareaal lange tijd ongeveer gelijk en is de laatste jaren wat gestegen.

Het is niet logisch om bossen te verbranden, want dat is in strijd met het eigen belang. Het is als boseigenaar in de regel ook niet logisch omdat het de continuiteit van de onderneming schaadt.

Er bestaat, bovenop de internationale wettelijke verplichtingen, een convenant met leveranciers van biomassa, zowel uit de EU als uit de VS en Canada. Ook de milieuorganisaties zijn partij. Het convenant wordt jaarlijks gemonitord door NEN Delft, en het jaarverslag 2018 meldt geen ongerechtigheden. Zie


Overigens blijkt ook daar uit, wat ik al eerder uit andere bron beschreven heb, dat er in 2018 geen biomassa uit de VS en Canada geïmporteerd is. Voor de VS zal dat zo blijven zo lang dat land niet onder het Klimaatakkoord van Parijs valt. Zie Verslag 2018 PBE .

Sommige bosbouw is in feite landbouw en men kan dezelfde duurzaamheidsvragen stellen als aan een veld met spruitjes. Je kunt op beide locaties iets vinden van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Maar dat wordt niet bedoeld.

Het Nederlandse Klimaatakkoord wil meer houtbouw en minder CO2, onder andere uit cement. Daarvoor is hout nodig.

Kortom, ik zie eigenlijk niet zo waar het probleem zit, zolang men het natuurlijke systeem niet overvraagt.

Openbaar waterstofnetwerk voorgesteld in Duitsland

Dit wordt een verhaal met een gemengde boodschap.
RWE  heeft aangekondigd dat het, samen met andere ondernemingen, een publiek toegankelijk waterstofnet wil aanleggen tussen Lingen en Gelsenkirchen. Een persbericht van dit project Get H2 Nukleus is te vinden op https://www.group.rwe/presse/rwe-generation/2020-03-17-get-h2-nukleus-umfangreiche-co2-einsparungen .

 En onderstaand verhaal is de vertaling van de site. Lingen ligt net over de Nederlandse grens. Het toeval wil overigens dat mijn vrouw en ik in de zomer daar de Emsradweg gefietst hebben, en die komt langs de kerncentrale in Lingen.

Men kan zijn opinies hebben over de rol van het grootkapitaal in het algemeen en RWE in het bijzonder, maar nieuws is nieuws en dat een grote onderneming als RWE heil ziet in een waterstofnet is belangrijk nieuws.

Eerst wat RWE zelf kwijt wil.

GET H2 Nucleus: aanzienlijke CO2-besparing door eerste, publiek toegankelijke, waterstofnetwerk

17 maart 2020, Lingen/Gelsenkirchen:

  • BP, Evonik, Nowega, OGE en RWE Generation ondertekenen een intentieverklaring voor de ontwikkeling van een waterstofnetwerk van Lingen tot Gelsenkirchen.
  • Met een lengte van ongeveer 130 kilometer verbindt het geplande netwerk de productie van groene H2 met industriële klanten in Nedersaksen en NRW.
  • Eerste waterstofnetwerk in een gereguleerd gebied met niet-discriminerende toegang voor derden en transparante prijzen.
  • Het doel van de industriële bedrijven is ervoor te zorgen dat het gereguleerde net en een elektrolyseapparaat tegen eind 2022 bedrijfsklaar zijn, om zo een belangrijke bijdrage te leveren aan een CO2-armere toekomst

Het eerste Duitse openbare waterstofnetwerk moet vanaf eind 2022 steeds meer groene waterstof (H2) leveren aan industriële bedrijven in Nedersaksen en NoordRijnland-Westfalen (NRW). BP, Evonik, Nowega, OGE en RWE Generation hebben nu een Memorandum van overeenstemming over de ontwikkeling van het GET H2 Nucleus-project getekend. Alle bedrijven zijn lid van het GET H2-initiatief.

Groene waterstof wordt beschouwd als de hoop voor de energieomslag. Het idee: Elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen wordt omgezet in waterstof en gebruikt als CO2-vrije energiebron gebruikt in de industrie en andere sectoren. Voor het transport van groene waterstof in Duitsland staat de uitbreiding van de bijbehorende infrastructuur centraal.

De groene waterstof wordt in Lingen, Nedersaksen, geproduceerd in een 100 MW-elektrolyse-installatie van RWE Generation die gevoed wordt met hernieuwbare energie. De grondstof wordt grotendeels via bestaande gasleidingen van de transportnetbeheerders Nowega en OGE (die zullen worden omgebouwd voor het transport van 100 procent waterstof), en via een deels nieuwe leiding van Evonik, getransporteerd naar  industriële klanten zoals raffinaderijen en chemische complexen in Lingen, Marl en Gelsenkirchen. Net als bij elektriciteits- en gasnetwerken moet het waterstofnetwerk beschikbaar zijn voor elke producent, handelaar of consumenten op niet-discriminerende basis. Op deze manier is snelle en betrouwbare Integratie van latere waterstofprojecten mogelijk.

Met de oprichting van een dergelijke infrastructuur maken de projectpartners de weg vrij voor een duurzame nationale waterstofeconomie en voor Duits technologisch leiderschap op dit gebied. Vanuit het standpunt van de projectpartners is het nu belangrijk dat beleidsmakers de nodige wettelijke kaders scheppen investeringszekerheid te bieden en om ervoor te zorgen dat alle aan de waterstofprojecten deelnemende ondernemingen de productie van groene waterstof, en de bijbehorende infrastructuur, snel kunnen uitbreiden.

Met de bevoorrading van raffinaderijen en chemieparken begint de GET H2 Nucleus op de plaats waar groene waterstof het snelst kan bijdragen aan een CO2-armere toekomst. Deze bedrijven gebruiken nu al grote hoeveelheden waterstof in hun productieprocessen. Door over te schakelen op groene waterstof, verminderen ze hun CO2-uitstoot aanzienlijk. De ontwikkeling van een waterstofinfrastructuur op basis van van de bestaande gasinfrastructuur garandeert industriële klanten precies de leveringszekerheid waarvan zij afhankelijk zijn. In de toekomst zullen de bestaande opslagfaciliteiten in cavernes langs de pijpleiding aangehaakt worden om de leveringszekerheid verder vergroten. De productie van groene waterstof en de levering aan klanten moet liefst eind 2022 beginnen, op voorwaarde dat dit economisch verantwoord is en het politieke kaders het toestaan.

Achtergrond: H2-transport en de rol ervan in de Energiewende
Waterstof wordt in Duitsland en andere Europese landen al decennia in eigen netwerken getransporteerd. Tot nu toe gaat het echter om particuliere industriële netwerken zonder toegang voor derden.
De productie van groene waterstof uit wind- en zonne-energie maakt het mogelijk om hernieuwbare energie over lange afstanden te vervoeren, over een lange periode in grote hoeveelheden op te slaan, en om ze te gebruiken in sectoren die niet meteen te elektrificeren zijn.  Daarom kunnen de productie van groene waterstof en de ontwikkeling van een waterstofinfrastructuur belangrijke stappen zijn in de richting van de klimaatdoelstellingen.

Kerncentrale Lingen

Nu het ‘maar’ in het verhaal.
Ik zie toch echt op de tekening het Kraftwerk Lingen staan.
Nu staan er in Lingen, vlak bij elkaar, twee Kraftwerke, het Kernkraftwerk Emsland, een gangbare PWR-reactor uit 1988 en Kraftwerk Emsland, een forse gascentrale. Beide kun je moeilijk groen noemen.
De tekening maakt niet duidelijk wat er precies bedoeld wordt.
Je kunt het negatief uitleggen in de zin dat de elektrolyse gewoon met stroom uit gas of uranium plaatsvindt (maar bij gas had men dan ook de gebruikelijke route kunnen volgen van steam reforming).
Je kunt het ook positief uitleggen dat het Gaskraftwerk slechts met een deel van zijn capaciteit in beeld is als er geen zon en wind is.

Hoe dan ook, het project had een veel interessantere voorganger die geen gebruik maakte van de twee Kraftwerke, maar het niet gehaald heeft (maar dat staat niet op de site van RWE).
Die voorganger heette Get H2 Lingen (maar dan zonder Nukleus). Dat verhaal is te vinden op www.get-h2.de/en/project-lingen/ . Daar staat:

GET H2 Lingen

Sectoren met groene waterstof aan elkaar koppelen

De voorloper van het GET H2 Nucleus project is GET H2 Lingen. In Emsland hebben acht GET H2 partners als eerste deelproject de ontwikkeling van een lokale waterstofinfrastructuur gepland, die de sectoren energie, industrie, transport en warmte langs de gehele waardeketen met elkaar verbindt.

Het concept verbindt een aantal elementen:

  • Elektriciteit uit hernieuwbare energie
  • Twee Power to Gas – installaties (elektrolyse) met een vermogen van 100 MW
  • Bestaande elektriciteits- en gasinfrastructuur met inbegrip van een eerste opslagfaciliteit in pijpleidingen
  • Een hoge-temperatuur-warmtepomp voor het gebruik van de afvalwarmte van elektrolyse als stadsverwarming
  • Een 60-MW gasturbine voor het opwekken van elektriciteit met 100 procent H2 (bedoeld voor als er geen zon en wind was – bg)
  • De bestaande infrastructuur voor vloeibare brandstoffen via een LOHC (Liquid Organic Hydrogen Carrier) opslag- en transportsysteem
  • Waterstof tankstations van de Stadtwerke Lingen

Groene H2 moest via de H2-infrastructuur beschikbaar worden gesteld aan klanten op het gebied van verkeer en vervoer, industrie en energie. De technologie, die tot nu toe in veel kleine R&D-faciliteiten is getest, moest op industriële schaal in een holistische aanpak klaar worden gemaakt voor serieproductie.

GET H2 Lingen had zich aangemeld voor de ideeënprijsvraag Reallabore der Energiewende van het Bondsministerie van Economische Zaken. Ondanks de positieve feedback voor het totale concept werd het project helaas niet gegund vanwege het noodzakelijke investeringsbedrag in het lage driecijferige miljoen.

Zeeland heeft RES 1.0 als eerste regio af

Wat is de RES?
Ter uitwerking van het Klimaatakkoord is Nederland in 30 regio’s verdeeld, die elk hun eigen Regionale Energie Strategie (RES) moeten opstellen. Zie www.regionale-energiestrategie.nl/ .

De som van alle 30 plannen moet in 2030 landsbreed tenminste opleveren:

Het proces verloopt in stappen, waarbij men er flink het tempo in zet.

  • Op 1 juni 2020 moet elke regio zijn concept-RES ingeleverd hebben aan het Nationaal Programma RES. Deze concept-RES moet bestuurlijk geaccordeerd zijn (B&W en GS). Het Plan Bureau voor de Leefomgeving (PBL) rekent ze door.
  • Op 1 maart 2021 moet de RES 1.0 worden ingeleverd. Die moet bestuurlijk en politiek geaccordeerd zijn (dus behalve B&W en GS ook de gemeenteraden en Provinciale Staten).
  • De bijbehorende infrastructuur moet meegenomen zijn in de RES
  • Medio 2021 moeten alle ruimtelijke maatregelen afgerond zijn
  • Op 31 dec 2021 moeten alle gemeenten hun transitievisie Warmte voor alle wijken af hebben
  • 01 jan 2025 moeten alle vergunningen afgegeven zijn.

De nationale doelgetallen zijn niet verbijzonderd naar de afzonderlijke regio’s en provincies.
Een vaak toegepaste vuistregel is dat een provincie energetisch het zoveelste deel is van Nederland, en dan ook datzelfde zoveelste deel van de totale RES-taak op zich neemt.
Brabant is energetisch het 1/7de deel van Nederland en zou dus in 2030 klaar moeten hebben 5TWh (18PJ) stroom uit zonneparken, grote dakprojecten en wind op het land.

De RES is een campagne die slechts een deel van het Nederlandse energieprobleem oplost. De beoogde 35TWh is ongeveer een kwart van de Nederlandse stroomvraag (en de totale Nederlandse energievraag is ongeveer 7,5 * zo groot als de elektriciteitsvraag). En 1,5 miljoen huizen is bijna 1/5de deel van alle huizen.

Vandaar dat het aangemoedigd wordt om extra stappen te zetten bovenop de hierboven genoemde minimumeisen. Kleinschalige zon op daken is zo’n extra stap.
De extra stappen kunnen ook een ander karakter hebben, zoals een relatie met landbouw, mobiliteit en industrie, of kunnen sociale aspecten toevoegen (zoals bijvoorbeeld onderwijs en arbeidsmarkt).

Het proces in Zeeland
De RES-regio Zeeland had in de zomer van 2019 zijn concept-RES al af. Het resultaat is door het PBL beoordeeld.

De RES1.0 bevat, naast het minimaal vereiste, ook onverplichte onderwerpen als mobiliteit, waterstof, industrie, landbouw en arbeidsmarkt en scholing. Zie verderop.

Voor alle documenten zie http://www.zeeuwsenergieakkoord.nl/portaal/ .

De RES 1.0 is begin maart 2020 aangeleverd. Zeeland loopt dus een jaar voor op schema. Daarbij ongetwijfeld geholpen doordat de RES-regio samenvalt met de provincie (praat makkelijker), en dat Zeeland al relatief veel duurzame energie-locaties heeft.

De uitkomst in Zeeland
Op basis van zijn huidige energiegebruik zou Zeeland in evenredigheid ongeveer 6PJ van de 126PJ voor zijn rekening moeten nemen. Die hoeveelheid staat er al bijna of zit al in de pijplijn.
Zeeland heeft er voor gekozen om bij duurzame elektriciteit een extra taak op zich te nemen en om ongeveer  11PJ op te wekken, ongeveer 1/12de van het landelijk totaal. Dat is ongeveer wat de provincie totaliter (inclusief de industrie) aan elektriciteit verbruikt (NB: het totale energiegebruik is dus veel groter!).

Men denkt als invulling van de RES aan ongeveer het volgende plaatje:

Zoals gezegd is de RES slechts een campagne op weg naar een groter doel.
Een doorkijkje naar een volledig CO2 -vrije energievoorziening (dus niet alleen electra, maar alle energie) ziet er ongeveer als volgt uit:

Zeeland is vertrouwd met windenergie. Die zit al heel lang in het bestaande ruimtelijke ordening – beleid verankerd. De Zeeuwen werken met concentratiegebieden die rekening houden met natuur, landschap en historie, en die in het Omgevingsplan vastgelegd zijn. Nieuwe turbines worden toegevoegd aan bestaande locaties. De RES1.0 gaat er van uit dat er na 2030 niet veel windenergie meer bij komt.

Zeeland kiest voor een opzet waarbij zonne-energie wordt gecombineerd met andere reeds aanwezige functies zoals windmolens, glastuinbouw, bedrijfsterreinen, infrastructuur, bebouwing of op water. Er is nog geen ruimtelijk provinciaal beleid dat hier richting aan geeft.
Voorkeur heeft plaatsing van panelen op daken, maar de mogelijkheden daartoe zijn beperkt. Uit een studie van ECN blijkt dat er op basis van huidige stand der techniek in Zeeland een bruto potentie is voor ca 2800 MW aan zonne-energie op het dak en dat daar netto 700 – 1000 MW van overblijft (goed voor ca 0,7 tot 1 TWh = 2,2 tot 3,6 PJ).
Opgemerkt wordt dat de gemeenten en de provincie weinig te zeggen hebben over het plaatsen van PV-panelen op daken. Het Rijk heeft daar meer invloed op via de subsidies en het Bouwbesluit.

Specifiek voor Zeeland is de energie uit water: energie uit getijden, energie uit het contrast zoet-zout, en aquathermie. De Zeeuwse RES1.0 houdt nog veel slagen om de arm en als er wat uitkomt, is dat grotendeels na 2030.

Op warmtegebied wil Zeeland 34% CO2 in de gebouwde omgeving besparen.
Isoleren en betere bedrijfsprocessen zijn altijd een ‘no regret’-maatregel, maar er is niet één specifieke oplossing voor de warmtevraag. Een warmtenet bijvoorbeeld is in de Zeeuwse omstandigheden onwaarschijnlijk.
Geothermie wordt het waarschijnlijk niet. Er is wel restwarmte van de industrie, maar daaraan zitten mitsen en maren verbonden.
Voor een warmtepomp geldt weer dat de huizen eerst heel goed geïsoleerd moeten worden.

En dit alles moet, hoe dan ook, woonlastenneutraal gerealiseerd worden.

Het is een heel lang verhaal, maar de toon is dat men het nog niet echt weet, veel samenwerkt en veel onderzoekt.

Bovenstaande cijfers horen tot het verplichte deel van de RES.
Zeeland heeft er voor gekozen om ook onverplichte overwegingen toe te voegen, zoals mobiliteit, waterstof, landbouw, industrie en arbeidsmarkt en scholing.

Bij mobiliteit gaat het verhaal vooral over de laadpalenproblematiek.
Bij waterstof wil men een grote hydrolysefabriek bouwen en het product op passende plaatsen gebruiken. Kortheidshalve druk ik  de twee samenvattende kadertjes af:

De passages over de landbouw en de industrie laat ik hier onbesproken. Er staat geen onzin, maar het ligt te ver buiten de focus van deze website.

Wel een paar woorden over het onderwerp arbeidsmarkt en scholing. Goed dat de RES1.0 hieraan aandacht schenkt.
De RES ziet arbeidsmarkt en scholing als de Achilleshiel van de RES. De nieuwe opzet vraagt nieuwe kennis en vaardigheden (bijvoorbeeld in de installatiesector en de sterkstroomtechniek), die niet per definitie aansluit bij de kennis van mensen in de verdwijnende bedrijfstakken.

Het RES-document citeert in dit verband de SER-richtlijnen m.b.t. de arbeidsmarkt en scholing:

  • Zorg dat de energietransitie onderdeel is van een duidelijke, breedgedragen, Zeeuwse arbeidsmarktagenda voor de middellange en lange termijn.
  • Houd ook rekening met de mogelijke sociale gevolgen van de energietransitie.
  •  Maak een Zeeuwse vertaling van nationale en sectorale afspraken.
  • Zorg dat de energietransitie onderdeel is van alle Zeeuwse onderwijsniveaus en bouw voort op bestaande initiatieven, structuren en afspraken.
  • Kijk naar mogelijkheden voor het (beter) benutten van het beschikbare Zeeuwse arbeidspotentieel, zoals meer gewerkte uren, grotere arbeidsdeelname van vrouwen, mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
  • Verbeter arbeidsmarktinformatie en inzicht in toekomstige arbeidsmarktbehoeften die voortkomen uit de energietransitie.

Je mist nog iets over arbeidsvoorwaarden en vaste contracten en zo.

Voorbeeld
De Zeeuwse RES 1.0 is een goed voorbeeld van hoe je met een RES-document kunt omgaan. Niet alleen het minimum leveren, maar een kader verzinnen waarin de energietrasitie wordt ingebed in een groter geheel.

Windpark De Krammer is ontwikkeld door de burgerwindcoöperaties Deltawind en Zeeuwind. Samen realiseerden zij het grootste burgerinitiatief van Nederland: 34 windturbines met een gezamenlijk vermogen van 102 MW op de Krammersluizen, op de grens van de Zeeuwse eilanden en het Zuid-Hollandse Goeree-Overflakkee.

Vliegvelden en windturbines

Inleiding
Onder grote tijdsdruk moeten regio’s ingrijpende besluiten nemen over waar nieuwe windturbines en zonneparken moeten komen. Dat leidt tot discussies.
Een nevenslagveld in die discussie is in hoeverre zones rond de vele Brabantse vliegvelden het bouwen van windturbines (en van andere hoge bouwwerken) onmogelijk maken – iets wat door sommigen wel, en door anderen niet wenselijk wordt gevonden.

Nu even ongeacht welk standpunt men hierover inneemt, hoe zit dat?

Bouwhoogtebeperkingsviewer

Bovenstaand schema komt van een site van RVO: https://ez.maps.arcgis.com/apps/webappviewer/index.html?id=8eaadfac232049849ad9841d35cd7451 . Op de site werkt dat interactief en kun je lagen aan en uit zetten en uitvergroten, en door aanklikken zien wat een gebied voor de luchtvaart voorstelt. in de afdruk hierboven een statische weergave van Zuid-Nederland.

Sommige gebieden horen bij Defensie, andere zijn civiel, en Eindhoven is combi.

In beide gevallen zijn er drie typen potentiele beperking

  • Radar.
    De grote cirkels zijn van de radar. Brabant valt onder de militaire verkeersleidingsradar van Volkel/Eindhoven (radartechnisch één basis) en Woensdrecht en van de gevechtsleidingsradar die nu nog in Nieuw-Milligen staat (op de Veluwe) en die Defensie wil plaatsen in Herwijnen (West-Betuwe). Zie www.defensie.nl/onderwerpen/radarstations .
    Vroeger conflicteerde de aanwezigheid van een hoog bouwwerk (zoals een windturbine) met de radarsystemen. Vanwege de Woensdrechtse radar mocht het windpark Kabeljauwbeek in eerste instantie niet meedoen in het masterplan voor wind in West-Brabant (dit terwijl het verder een van de best verdedigbare windplannen was).
    In 2011 werd het radarprobleem softwarematig benaderd in wat het Perseus-programma ging heten, ontwikkeld door TNO en in 2012 in de Staatscourant afgekondigd. Zie www.tno.nl/nl/aandachtsgebieden/defensie-veiligheid/roadmaps/information-sensor-systems/perseus-wind-turbine-radar-interference-assessment-tool/ (de site linkt door naar een nuttige toelichting). Kabeljauwbeek kon erdoor toch van start gaan, maar liep tegen weer andere juridische sores aan die onlangs door de Raad van State zijn opgelost. Eneco kan nu eindelijk beginnen (zie www.eneco.nl/over-ons/wat-we-doen/in-de-praktijk/windpark-kabeljauwbeek/ ).

    Er bestaat een kaart waarop voor heel Nederland bouwhoogtebeperkingen vanwege (alleen) de diverse radarsystemen aangegeven is. Die is te vinden op www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/duurzame-energie-opwekken/windenergie-op-land/milieu-en-omgeving/radar . De kleine cijfertjes geven een maximale bouwhoogte ter plekke aan (bij een turbine de tiphoogte) en dat lijkt best laag. Maar het geeft het Rijk een handvat om te kunnen controleren. Wie boven die hoogte ter plekke uit prikt met wat dan ook, moet dat voorleggen en vervolgens rekent TNO met het programma Perseus uit of de radar dat aan kan.

    Radarsystemen zijn dus niet altijd meer een beperking voor hoge bouwwerken, waaronder windturbines.
Beschermingsvlakken rond vliegvelden (ICAO Annex 14)
  • De twee andere typen beperking behandel ik hier in één verhaal. Het betreft de CNS-beperking en de bereikbaarheidsbeperking. In beide gevallen gaat het om beschermingsvlakken in de lucht rondom een luchthaven.
    Bovenstaand ICAO-schema geeft hetzelfde weer als de bouwhoogteviewer, maar dan van opzij gezien en met weglating van de landelijke radardekking.

    “CNS” staat voor Communicatie, Navigatie en Surveillance. Het betreft in de bouwhoogteviewer de cirkelvormige groene gebieden rond een luchthaven, en in het ICAO-schema de doorsnede B-B.
    In essentie betekent het CNS-beschermingsvlak dat de verkeerstoren zijn werk kan doen en daarbij niet door hoge bouwwerken gehinderd wordt.

    Het bereikbaarheidsbeperkingsvlak betreft in de bouwhoogteviewer het gele ‘vlinderstrikje’, in het ICAO-schema de doorsnede A-A met approach and take off-climb.
    In essentie bewerkt dit beschermingsvlak dat vliegtuigen bij het starten en landen nergens tegen aan vliegen.

    Uiteraard zijn de beperkingen, die uit deze vlakken voortvloeien, niet softwarematig weg te rekenen. Ze hebben daarom een reële invloed op de omgeving.
    Ze dicteren dat er geen nieuwe bebouwing gerealiseerd mag worden die door deze vlakken heen prikt, en dat bestaande gebouwen die dat wel doen weg moeten als het Plaatsgebonden Risico dat ze veroorzaken groter is dan 1 op 100.000 .

Het Eindhovense vliegveld heeft baten, maar in de nabije omgeving ook kosten, in dit geval in ruimtelijke zin.
Voor de gezamenlijke Brabantse vliegvelden zijn de ruimtelijke kosten zelfs heel groot. Voor zo ongeveer de halve provincie gelden bouwbeperkingen, onder andere op de bouw van windturbines, maar ook op de bouw van bijvoorbeeld hoge flats of schoorstenen.
Het zou goed zijn als de regio zich meer bewust werd van de prijs, die men voor een vliegveld betaalt.

Het beperkingengebied vanwege het bereikbaarheidsvlak rond Eindhoven
Het beperkingengebied vanwege het bereikbaarheidsvlak rond Volkel

BMF brengt RES-manifest uit

De Brabantse Milieu Federatie (BMF) heeft in vier Brabantse steden bij elkaar acht zittingen georganiseerd om over de Regionale Energie Strategie (RES) te overleggen.
Ik ben zelf ook bij twee van die sessies aanwezig geweest. Ook daar buiten om heb ik input geleverd bij het tot stand komen van dit document.
Ik ben als persoon lid van de BMF en Milieudefensie Eindhoven als organisatie.

De BMF spreekt vanuit haar rol als natuur- en milieuorganisatie . Ik zelf spreek meer vanuit de noodzaak van de productie van duurzame energie. Daar zit af en toe wat spanning tussen (ik vind dat de BMF zonneparken teveel als alleen maar een probleem ziet), maar het BMF-manifest is interessant genoeg om hieronder af te drukken.
Althans de samenvatting. De volledige tekst is te vinden op www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/bmf-lanceert-manifest-voor-een-succesvolle-energietransitie/ .


Manifest van de BMF

14 aanbevelingen voor een succesvolle RES

Samenvatting

De Brabantse Milieufederatie stelt de volgende 14 concrete maatregelen voor in Noord-Brabant om te komen tot een succesvolle RES.

Energieopgave

  1. Besparen, besparen, besparen! Laat energiebesparing een substantieel onderdeel uitmaken van de opgave in de RES.
    Benoem waar mogelijk al concrete uitvoeringsplannen met betrekking tot besparing.
  2. Doe een ambitieus ‘bod’ voor zowel elektriciteit als warmte en koppel de beide opgaves.
    Hou bij de elektriciteitsopgave rekening met het elektrificeren van mobiliteit, industrie en de warmtetransitie.
  3. Maak duidelijk over welke keuzes je als RES-regio wel én niet gaat, wat het handelingsperspectief is van inwoners en wie er uiteindelijk beslist over te maken keuzes.
    Maak de relatie met andere klimaattafels helder, zoals industrie en mobiliteit, maar ook de relatie met gemeentelijk en provinciaal beleid.
  4. Communiceer helder en transparant over de opgave en berekeningen. Refereer naar bronnen en maak zoveel mogelijk gebruik van dezelfde eenheden (TWh/kWh/PJ/CO2).

Ruimtelijke inpassing & locaties

  1. Zet maximaal in op energieopwekking in de gebouwde omgeving en draag dit actief uit. Neem als overheid regie op de opwekking van energie in de gebouwde omgeving én het buitengebied.
    Vind balans tussen het aandeel energieopwekking in de gebouwde omgeving en in het buitengebied. Stimuleer ook zoveel mogelijk (kleinschalig) zon op dak.
  2. In het buitengebied: concentreer windparken in enkele grote clusters en kies voor een mix van grootschalige en kleine zonneparken, passend naar maat en schaal van de omgeving.
  3. Maak een kaart van gebieden die uitgesloten zijn voor zon en/of wind, waaronder Natuurnetwerk Brabant-gebied.
    Naast natuurgebieden, zijn dit ook gebieden met een waardevolle cultuurhistorische waarde. Hou daarnaast enkele gebieden expliciet vrijgesteld van grootschalige zon- en windprojecten en heb aandacht voor stiltegebieden.
  4. Geef de natuur een stem door expliciet (aanvullend) onderzoek te doen naar ecologische waarden.
  5. Stem locaties voor energieopwekking en potentiele warmtebronnen af met buurregio’s en buurlanden.
Locatie windturbines langs de A16 in Voorkeursalternatief MER

Energiemix

  1. Zorg in de energiemix voor optimale ruimtebenutting.
    Wind waar het past, zon op verharde oppervlakten en spaarzaam op land en zoveel mogelijk in combinaties met andere functies.
  2. Geef uitleg over het onderscheid in potentiele energiebronnen voor 2030 en 2050.
    Besteed ook aandacht aan langetermijnoplossingen, zoals groene waterstof.

Participatie en communicatie

  1. Blijf participatiesessies organiseren, maar behoud overzicht. Bied eventueel ondersteuning aan gemeenten op het gebied van communicatie en participatie.
    Zorg er bovendien voor dat de (concept) RES begrijpelijk is voor niet-energieprofessionals.
  2. Neem 50% lokaal eigendom als uitgangspunt op in de RES.
    Maak een plan om procesparticipatie, financiële participatie en sociale participatie bij toekomstige energieprojecten vorm te geven.
  3. Betrek inwoners, omwonenden en natuurorganisaties al in een vroeg stadium bij energie- en warmteprojecten. Werk ook samen aan de uitvoering van energieprojecten.
Natuurontwikkeling bij Duitse zonneparken

Warmteopslag in basalt voor het ECOdorp in Boekel

Een verzuchting en de politiek
Mevrouw Van der Vorst reageerde op het interview dat op 08 februari 2020 met mij in het Eindhovens Dagblad gestaan had. Waarschijnlijk omdat ze mijn gegevens niet had, had ze een mail naar de Eindhovense SP-afdeling gestuurd, die hem weer naar mij had doorgestuurd.
Ik behandel de vraag alsof hij op deze website binnengekomen was en omdat ik vragen altijd beantwoord, hierbij een antwoord.

De mail heeft een politieke en een technische component.

Meneer Cees van Nimwegen uit Best heeft na zijn pensionering een met elektriciteit gevoede warmteopslag ontworpen, het CESAR-systeem (Centralized Electricity And Storage System). Doel van het systeem is om overschotten aan duurzame energie op te slaan voor later gebruik als warmte.
Er staat inmiddels een proefopstelling. Een deel van de ontwikkelingskosten gaat uit eigen zak.
Mevrouw Gonny van der Vorst, die de brief schreef, doet zijn PR.
Zie https://cesar-energystorage.com/ .

In de brief werd gemopperd dat er geen interesse was van politieke partijen, met name bij de presentatie van de pilot (die overigens diverse persmedia haalde).
Ik weet uit eigen ervaring dat gemeenteraads- en PS-leden zelden naar dit soort presentaties gaan, alleen al uit tijdgebrek, en uit gebrek aan kennis op dit vlak. Ze laten dat over aan de Colleges van B&W en GS, en die laten het weer over aan hun ambtenaren. En uiteindelijk heeft dat systeem gewerkt, want meneer Gosselink van de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM) heeft zich er mee bemoeid en prijzende woorden gesproken, er is provinciale subsidie en er is EU-subsidie om in het ECO-dorp in Boekel (bij Gemert in Brabant) een proefopzet in een zeecontainer te realiseren.
Het politieke systeem heeft tot nu toe gewerkt, zij het misschien op een andere manier dan de initiatiefnemers zich hadden voorgesteld.
Mijn advies is om onafhankelijk onderzoek te laten doen, bijvoorbeeld door de TU Eindhoven of ECN. Via de BOM zou dat moeten kunnen.

Het CESAR-systeem
Hoe werkt dat systeem?

Buizen worden in de vorm van een warmtewisselaar gevormd. Bij het laden loopt de (als het goed is) duurzaam opgewekte stroom door de wand van de buizen. Die werken als weerstandsdraad (te vergelijken met de elektrische waterkoker of de gourmet-verhitter). Zo drie lagen met er tussen in een laag sensoren. Het geheel opgevuld met basalt.
De warmte wordt bij het opladen afgegeven de basalt, dat kan opwarmen tot ca 500°C. Die hitte wordt van de buitenwereld afgeschermd met een dikke laag steenwol.
Bij het ontladen wordt er lucht door de buizen geblazen, die er met hoge temperatuur uit komt.

De website noemt als prestatieindexen 200 a 250kWh per kuub basalt (een aannemelijke waarde) bij 2 cent kosten per kWh (kan ik niet beoordelen). De gebruikte 20 voet/40m3 zeecontainer zou dan 36GJ bevatten . Ter vergelijking: een gemiddelde Nederlandse woning verbruikt aan verwarming (meestal gas) 43GJ.
De energiedichtheid is dan ca 0,9 GJ/m3, maar onduidelijk is hoe gelijkmatig de warmte verdeeld is.
Na een half jaar is er nog 80% van de opgeslagen warmte over.

Tot nu toe wordt die lucht uitsluitend voor verwarming gebruikt, maar in theorie zou je ook een gasturbine op de uitstromende lucht kunnen zetten. Ik denk zelf dat dat geen goed idee is (het systeem wordt ineens een stuk complexer en het rendement daalt na enige tijd sterk).

Schema van het CESAR-systeem

Vergelijking met enkele andere systemen
CESAR is een eenvoudig, robuust ogend en goedkoop systeem.

Er bestaan echter al enkele systemen voor warmte-opslag, zoals het Limburgse Mijnwatersysteem, het Ecovat en het zouthydratensysteem van TNO. Zie respectievelijk Warmte in Brabant en het Mijnwaterproject , Energy Day TU/e bespreekt Ecovat-systeem en TNO ontwikkelt warmtebatterij op basis van het hydrateren van zouten .

Het voorgestelde Ecovatsysteem voor de Trekvlietzone in Den Haag voorziet een vat van 40.000m3, goed voor 2500MWh, voor investeringslasten van 6 a 7 miljoen. Zit dus ergens rond de 2,5 cent/kWH, maar er is dus een kant en klaar plan, duizend keer zo groot. Ekovat werkt met water van 900C en oogt iets beheersbaarder.
De energiedichtheid bij Ekovat zit op ongeveer 0,22GJ/m3 .
Na een half jaar is nog ruim 90% van de opgeslagen warmte over.
Zie www.ecovat.eu/projecten/ .

TNO publiceert over zijn warmteopslag met zouthydraten op https://www.tno.nl/nl/aandachtsgebieden/industrie/roadmaps/sustainable-chemical-industry/warmtebatterij-voor-in-huis/ . Droog en nat gips is voorbeeld van een zouthydraat.
TNO beweert dat de energiedichtheid van hun ontwerp (dat ze samen ontwerpen met de TU Eindhoven) maar dan tien keer die van op water gebaseerde systemen is. Een systeem is daarom veel kleiner en past in een woning.

TNO zoekt nog industriële partners en geeft geen informatie over de leveringstermijn en de prijs. Het opslagrendement zou erg hoog zijn.

Ik zou niet durven voorspellen hoe deze concurrentie zich ontwikkelt.
Als ik er een slag naar moet slaan, maakt het Cesarsysteem kans in goedgeïsoleerde nieuwbouwsituaties waar veel ruimte is, waar sprake is van een collectiviteit en waar de prijs belangrijk is.

Ecodorp Boekel
De EU heeft in zijn Innovatieprogramma Op Zuid subsidie gegeven aan de ontwikkeling van het Ecodorp in Boekel (zie www.ecodorpboekel.nl/eu-zet-ecodorp-boekel-op-nr-1-en-kent-grote-subsidie-toe/ ). Een van de bestemmingen van die subsidie is een warmteopslag volgens het CESAR-systeem.

In het Ecodorp moeten 30 woningen en enkele andere ruimten komen, waarvoor een bunker nodig is met 800mbasalt en een tank met 10 m3 water. Het hele systeem moet een half miljoen kosten. ( www.ed.nl/best-meierijstad-en-son/bestse-uitvinder-bouwt-duurzame-basaltaccu-in-ecodorp-boekel~ac2194d4/ ).
Er zijn ook andere interessante vernieuwingen, maar die vallen buiten het bestek van dit verhaal.

Plattegrond van het Ecodorp

Over houtprijzen en productievolumes van diverse houttoepassingen

Inleiding
Op deze site, en ook tijdens mijn vele discussies op Facebook, bestrijd ik allerlei complottheorieën en andere waanideeën, die stellen dat massale ontbossing op de gematigde breedtes plaatsvindt, slechts ten behoeve van biomassacentrales. Naast andere argumenten gebruik ik ook dat het voor een bosexploitant economisch uiterst stom zou zijn om zijn houtoogst geheel te versnipperen. Dit in weerwil van larmoyante en misleidende TV-uitzendingen. Zaaghout brengt namelijk veel meer op dan snipperhout.
Bovendien kan de exploitant voor zijn houtresten kiezen tussen (versimpeld) de bestemmingen papier, spaanplaat, groene chemie en verbranding. Zelfs als de TV of YouTube ergens een houtversnipperaar in actie toont, is het nog maar de vraag met welk doel de versnippering plaatsvindt.

Bestemmingen van hout dat vrijkomt bij Staatsbosbeheer (eigen site)

Omdat versnippering ten behoeve van verbranding relatief weinig geld oplevert, zou je verwachten dat in het totale productiepakket energiehout slechts een relatief bescheiden plaats inneemt. Dat is precies wat de statistiek uitwijst.

Als de camera aan de rand van een kapvlakte staat (en dat ziet inderdaad desolaat uit), zie je niet de zuigkracht van de biomassacentrales in de EU, maar zie je als regel gewoon de commerciele bosbouw in actie. Het gekapte veld levert een pakket aan producten, waarin energiehout een relatief bescheiden plaats inneemt.
Wat je ook niet ziet, is dat een dergelijk kapveld een stukje van een groter geheel is. Als de generatieduur van een productiebos 50 jaar is, wordt dus in een groot bos jaarlijks 2% gekapt. Het beeld toont die 2% .

Er bestaan grofweg twee soorten bosexploitanten: ideële zoals Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer (en vergelijkbare organisaties elders), en commerciële. In praktijk bezetten die posities op een continue schaal.
Voor de ideële zijn natuur en beheer hoofdzaak en is de commercie bijzaak. Voor commerciele bosondernemingen is de opbrengst van de productie hoofdzaak, maar vaak hebben ze een ideële bijzaak. De scheiding is niet zwart-wit.
Ik ben sowieso geen aanhanger van de ongebreidelde vrije ondernemingsgewijze productie, maar ik heb bij de commerciële bosbouw in principe niet meer bedenkingen dan bij vele andere vormen van economische bedrijvigheid, zolang die zich fatsoenlijk gedragen en ecologische grenzen respecteren. Deze samenleving accepteert de vrije ondernemingsgewijze productie van boerenkool (die heeft ook ecologische consequenties), en zou dus ook de vrije ondernemingsgewijze productie van fijnsparren moeten accepteren (met voorbehoud idem).

Ik heb in mijn vele discussies beloofd dat ik de cijfers over de verkoopprijzen en de diverse productievolumes zou bewijzen. Dat ga ik nu doen, met de kanttekening dat economie niet mijn vak is. Ik ben niet goed genoeg vertrouwd met de diverse databestanden om het bewijs wetenschappelijke kwaliteiten te geven, maar wel goed genoeg om het binnen redelijke grenzen aannemelijk te maken.

Verder nog de algemene disclaimer dat de houtmarkt in de tijd, in de locatie, in de vraag en in de aard van het product zeer variabel is. Alle hierna volgende uitlatingen zijn indicatief bedoeld.

Boomstammen in het Leenderbos, opgewaardeerd van monotoon productiebos tot Natura2000-gebied.

Houtprijzen
Ik begin met te verwijzen naar een eerder artikel over een werkbezoek met de SP-fractie in de provincie aan Staatsbosbeheer in het Leenderbos (zie www.bjmgerard.nl/?p=11185 ).
De medewerkers van Staatsbosbeheer vertelden dat ze voor zaagbaar hout x-honderd Euro per kuub kregen (afhankelijk van de kwaliteit), en voor snippers in de orde van grootte van een tientje.

Dat vraagt om een tweede bron.
Er is elk jaar een rondhoutveiling van de Bosgroepen en die van 2019 was in Velp. Zie https://bosgroepen.nl/mooie-prijzen-voor-iep-zwarte-noot-en-peervormige-lijsterbes-op-23e-rondhoutveiling/ . Een Bosgroep is een soort koepel van boseigenaren. De Bosgroep Zuid gaat over Limburg, Brabant en Zeeland, is een coöperatieve vereniging zonder winstoogmerk met ca 400 leden die allemaal bos beheren (zowel natuurorganisaties als gemeenten als commerciele exploitanten als kloosterorden).

Hollandse iep, die op de Bosgroepenveiling van 2019 opbracht €750/kubieke meter

Kampioen was een Hollandse iep met €750/kuub. Het gemiddelde over ca 400 kavels was €171 per kuub, iets minder dan in 2018.
Elders op dezelfde site ( https://bosgroepen.nl/de-rondhoutveiling-bijzonder-hout-gekoppeld-aan-bijzondere-kopers/ ) staat dat als een eik van 19,3kuub voor brandhout verkocht was, hij €300 had opgebracht. Dus orde van grootte van €15 per kuub. Uiteindelijk werd hij als hogere kwaliteit verkocht en bracht hij €200 per kuub op.

Nou ga je als consument naar de Gamma, met je rekenmachientje in de hand, en je vraagt haardhout, pellets en timmerhout (de Gamma is zomaar als voorbeeld genomen, er is niets speciaals mee).

Pellets van de Gamma
Balk van de Gamma

Een pallet met haardhout (77 zakken van 22 liter), dus 1,69 kuub, kost je online €307,23 , dus €181/kuub . Omdat er lucht tussen de blokken zit, kost het, omgerekend naar zuiver hout, meer maar dat is lastig schatten. Doe eens pakweg €250/kuub op zuiver hout-basis.

Een pallet ECO-pellets van 65 zakken a 15 kg (dus 975kg) kost in de aanbieding €272,35 . Op zuivere materiaalbasis is de dichtheid van pellets (als het goed is) 1100kg/kuub, dus je hebt 0,89 kuub pelletmateriaal. Pellets kosten dus €307 per kuub.

Een forse balk van 6,9*19,4*330cm (dus 0,0442 kuub geschaafd vurenhout, merkloos, FSC  kost kost €36,72 . Dus €831 per kuub. Bij kleinere balken wordt de prijs per kuub hoger tot ergens rond de €1300.

Het verhaal heeft twee moralen:

  1. De tussenhandel verdient verrekte veel, zelfs na aftrek van BTW
  2. Ook op consumentniveau brengt timmerhout beduidend meer op dan brandhout

Kortom, als je bosbouwer bent en je hebt een mooie grote boom, dan ben je gek als je die tot brandhout versnippert.

Statistieken
Het opbrengstverhaal zie je terug in de statistieken.

Ik heb in www.bjmgerard.nl/?p=11315 al wat Estlandse en Zweedse statistiek gegeven. Ik kom daar niet op terug.

Het is vergeven van de statistieken, ik zal hier wat voorbeeldstatistieken plaatsen.

De eerste is een statistiek van de houtproductie in het Zuidoosten van de VS. Dat gebied is van belang omdat wat er aan pellets uit de VS naar Nederland komt of kwam, meestal uit dit gebied komt.
De statistiek staat in een studie van de Wageningse bosbouwexpert, professor Nabuurs , en is te vinden op www.wur.nl/en/Research-Results/Research-Institutes/Environmental-Research/show-wenr/Insight-in-sustainable-export-of-pellets-from-Southeast-US.htm .

Bossen in het Zuidoosten van de VS, naar locatie en soort boom
(Een green short ton betekent 907kg versgekapt materiaal, veneer = fineer, pulpwood wordt gebruikt voor de cellulosevezels en dient meestal voor papier, composite is hout, gemengd met iets anders, meestal voor plaatmateriaal, timber – zaagbaar hout voor het zagen en lumber is hout na het zagen).

Het diagram toont de productie en niet noodzakelijk de export (het zou kunnen dat een deel van de pellets in eigen land gebruikt wordt).

Het staafdiagram kun je, waar het om de omstreden pellets gaat, op twee manieren lezen die beide waar zijn:

  1. In 2017 maakten pellets ruim 6% van de totale houtopbrengst uit, dus het is nog steeds een bescheiden deel
  2. In 2007 was dat 0%, dus het groeit.

Nabuurs zegt in de begeleidende tekst dat de opkomst van de pellets mede veroorzaakt is door het verval van de papierindustrie. Hij meent dat je op basis van de duurzaamheidseisen (oa wat betreft biodiversiteit) die in dit gebied gelden, de pelletproductie ongeveer te verdubbelen moet zijn (van ca 16 naar ca 35 millioen green short ton) – waarmee het nog steeds een bescheiden deel van de totale houtopbrengst is.

In de VS als geheel blijven het bosareaal en het bosvolume door de jaren heen ongeveer gelijk. Onderstaande grafieken zijn van het Forest Inventory and Analysis (FIA) Program of the U.S. Forest Service .
Het oppervlak zit sinds 1900 rond de 745 miljoen acres en zat in 2017 iets hoger op 765 miljoen acres (dat is ongeveer 3,1 miljoen km2 )
Het bosvolume blijft ongeveer gelijk, omdat de groei ongeveer even groot is als de oogst en de natuurlijke sterfte samen.

Wie overigens dieper in deze materie wil duiken, kan ongeremd zijn of haar gang gaan in de mondiale statistieken van de FAO (de landbouw- en voedselorganisatie van de UN) op http://www.fao.org/forestry/statistics/80938@180724/en/ .

In 2018 maakten de mondiale pelletproductie 0.6% uit van de mondiale productie van alle houtachtige producten.
In 2018 maakten de mondiale pelletexport 3,7% uit van de mondiale export van alle houtachtige producten.
24 miljoen ton pellets klinkt veel, maar de energieinhoud ervan is ongeveer 456PJ . De mondiale handel in pellets is dus ongeveer even groot als de elektriciteitsbehoefte van alleen Nederland.

Alle gegevens samen roepen een nogal relativerend beeld op. Er is geen reden voor een pelletpaniek.

Nog wat gegevens van Canada, in dit geval exportgegevens. Wat opvalt:

  • De EU was in 2017 goed voor 3% van de Canadese exportwaarde
  • Het overgrote deel van de Canadese export bestaat niet uit wood chips
De Canadese exportmarkten voor houtproducten

De RED II-richtlijn van de EU
In alle overzichten in de VS komt terug dat de EU steeds kritischer wordt in zijn milieueisen. Andere landen doen dat overigens niet, dus voor de totale omvang van de productie van de export maakt de EU-houding niet veel uit. De handelsstromen verschuiven gewoon.

De belangrijkste nieuwe regulering op biomassa-gebied is de RED II – richtlijn (Renewable Energy Directive, de tweede versie die in de EU van kracht geworden is in december 2018). Deze regelgeving zet belangrijke nieuwe stappen op het gebied van duurzaamheid van biomassa (maar het blijft een compromis).

Drie belangrijke artikelen, die van toepassing zijn op houtachtige biomassa voor energiedoeleinden:

Artikel 6 en 10 geven eisen, waaraan biobrandstof (dus ook houtige biomassa) moet voldoen.

Artikel 7 is een probleem voor de VS, omdat dat land zich teruggetrokken heeft uit het Klimaatakkoord van Parijs. Dat zou betekenen dat landen van de EU na 4 november 2020 überhaupt geen pellets meer kunnen betrekken uit de VS.
Leuk cadeautje van Trump voor zijn eigen  bosbouwers.

Milieudefensie geeft eigen biomassa-onderzoek verkeerd weer

Inleiding
De discussie, die op dit moment woedt binnen de milieubeweging over biomassa, verdeelt ook Milieudefensie. Op de site https://milieudefensie.nl/onderwerp/biomassa-spelen-met-vuur  (dd 27 jan 2020) geeft Milieudefensie zijn standpunt over deze duurzame energievorm, die niet duurzaam gevonden wordt.
Milieudefensie zegt

  • Impliciet dat alleen verbranden getalsmatig zoden aan de dijk zet. Vergisten wordt genoemd, maar wordt verder niet uitgewerkt (terwijl bijvoorbeeld rioolwaterzuiveringsinstallaties door vergisting lokaal grootleveranciers van hoge en lage temperatuurwarmte kunnen zijn bg)
  • Dat hout, dat in Nederland verbrandt wordt, regionaal resthout moet zijn, wat gedefinieerd is als uit Nederland of uit ‘in de buurt van’ Nederland (‘in de buurt van’ wordt niet gespecificeerd bg)
  • Impliciet op enigszins dubbelzinnige wijze dat import ‘not done’ is
  • Dat dit hout niet nodig moet zijn op de plek van herkomst
  • Dat het met weinig uitstoot te vervoeren moet zijn
  • Dat biomassacentrales alleen op kleine schaal ingezet mogen worden (terwijl de tekst elders zegt moderne, grote biomassacentrales een moderne rookgasreiniging hebben bg)
  • Dat alleen houtige biomassa verbrand wordt (wat wel vaak zo is, maar niet altijd, zoals bij BMC Moerdijk dat energie wint uit kippenmest of AEB dat rioolslib verbrandt – als die weer werkt- bg)
  • Impliciet dat houtige biomassa vooral uit het bos komt
  • Dat de hoeveelheid afvalhout niet op duurzame wijze kan worden uitgebreid

Milieudefensie verwijst ter onderbouwing naar de studie “Reststromen uit bossen en de houtverwerkende industrie – een overzicht van zeven Europese landen”, waartoe Milieudefensie aan Biomass Research opdracht gegeven heeft. Dit onderzoek is downloaden  op https://milieudefensie.nl/actueel/reststromen-uit-bos-en-houtverwerkende-industrie_biomass-research-1903.pdf .

https://www.avih.nl/biomassakaart/

Het onderzoek van Biomass Research
Biomass Research heeft over het algemeen een goed onderzoek afgeleverd (alleen wat slordig rekenwerk, maar dat tast de lijn van het verhaal niet aan). Auteur is J.W.A. Langeveld.
Biomass Research gebruikt dezelfde methode en dezelfde (goede) bronnen die ik ook zou gebruiken, alleen zijn zij professioneel en ik amateur. Ze komen er verder mee.

Maar het onderzoek van Langeveld ondersteunt de erop gebaseerde beweringen van Milieudefensie slechts ten dele.

De zeven Europese landen zijn Nederland, Duitsland, Zweden, Finland, Estland, Letland en Litouwen. (Niet duidelijk is of dit hetzelfde is als het criterium ‘in de buurt van Nederland’ van Milieudefensie bg).
Langeveld stelt dat ‘transport over water uitermate gunstig is qua kosten en qua energieverbruik’ (wat ik ook altijd gezegd heb: uit genoemde landen voegt het transport hooguit een paar procent CO2 toe bg).

Bij alle cijfers, die de studie noemt, wordt standaard aangenomen (conform Europese wetgeving en praktijk) dat aan duurzaamheidsvoorwaarden voldaan is:

  • Gebieden met natuur en hoge biodiversiteitswaarde zijn uitgesloten van de analyse
  • Biomassa die gebruikt wordt als voedsel, veevoer, strooisel telt voor de uitkomst niet mee
  • Biomassa die nodig is om de bodemvruchtbaarheid te handhaven (behoud van biodiversiteit, bestrijding van erosie, handhaving organisch stofgehalte) telt niet mee.

De navolgende cijfers zijn die welke overblijven nadat bovenstaande doelen apart gezet zijn.
Het bos in deze zeven landen groeit dan nog steeds. De houtoogst zit systematisch onder de aangroei.

Bosbalans in de EU

Langeveld beschouwt de in- en export als een dermate vanzelfsprekende zaak, dat hij in de hoofdlijn van zijn betoog de zeven landen als één markt ziet. Pas in de bijlagen specificeert hij naar afzonderlijke landen).
Hij onderscheidt twee brede aanbodcategorieën:

  • Reststromen uit bos en houtindustrie, in 2020 samen goed voor 61,3Mton (1126PJ)
    1) direct uit het bos (goed voor ca een kwart van deze post)
    2) uit de houtverwerkende industrie (goed voor ca driekwart van deze post)
  • Overige beschikbare houtige reststromen, in 2020 samen goed voor 73,5Mton (1405PJ)
    1) akkerbouwresten, goed voor ca 34Mton
    2) GFT, goed voor 24Mton
    3) de rest, goed voor ruim 15Mton

Alle getallen zijn herleid op droge stof, waaraan een verbrandingswarmte wordt gehangen van 18 a 19MJ/kg .
Langeveld maakt in het discussie-hoofdstuk twee kanttekeningen die hier van belang zijn.

  • “Niet al deze stromen zijn echter zomaar in te zetten voor de productie van energie. Met name voor reststromen uit de landbouw en de voedingsindustrie ontbreekt de nodige infrastructuur en ervaring (blz 24).” Anders dan Milieudefensie zegt Langeveld niet dat het verbranden van ander materiaal dan hout onmogelijk is – hij zegt dat bij een deel van dat andere materiaal praktische problemen moeten worden opgelost bg)
  • “In deze studie wordt de omvang van houtige reststromen gebruikt zoals deze in het S2Biom basis (‘Base’) scenario is berekend. Dit is een conservatieve schatting. Indien wordt ingezet op sterke technologische ontwikkeling (het zogenaamde ‘Tech’ scenario) komt ruim 117 miljoen ton droog hout die beschikbaar uit bossen en houtindustrie ruim; twee keer zoveel als onder het basis scenario (blz 24-25).” (dus ruim 117 ipv 61Mton bg )

Als vraag naar biomassa voor energie noemt Biomass Research 91 Mton droog hout (ca 1680PJ).

Langeveld concludeert dan ook dat “alle houtige reststromen tezamen genereren genoeg biomassa om anderhalf keer aan de totale vraag te voldoen in 2020 (blz 21).” (van welke anderhalf dus nog een deel gebonden is aan praktische problemen).
Dit is in het conservatieve basis-scenario. In genoemd techscenario is het aanbod ongeveer het dubbele van de vraag.

Milieudefensie stelt dus ten onrechte dat er te weinig houtige biomassa voor de huidige vraag.

Beschikbaarheid in de categorie Bos en houtindustrie, uit het rapport van Biomass Report
Beschikbaarheid in de categorie Overige Reststromen, uit het rapport van Biomass Report

Wat is er mis met import van duurzame energie?
Overall is Nederland al sinds jaar en dag een energie-importerend land. De import overtreft de aardgasexport en dat verschil gaat steeds groter worden als de aardgaswinning gestaakt wordt.
In 2018 importeerde Nederland driekwart van zijn energie. In een klein en dichtbevolkt land is dat geen schande.

Ik zie geen principiele reden waarom Nederland geen duurzame energie zou mogen invoeren. Volgens mij is zelfvoorzienendheid op energiegebied een zware, mogelijk onuitvoerbare taak.

Ik zie wel een praktische reden, namelijk dat er geen planmatig buitenlands aanbod is van duurzame stroom, en al helemaal niet van warmte. Het enige planmatige aanbod van hernieuwbare energie bestaat uit de biomassa waarover dit artikel gaat.

Vanwaar die kleinschaligheidsromantiek?
Er is een soort onuitgesproken gevoel dat klein fijn is. Maar kleinschaligheid heeft twee grote nadelen.

  • Kleinschaligheid brengt per definitie  te weinig op
  • In grootschalige centrales kun je een betere, op maat gesneden, rookgasreiniging bouwen, met meervoudige rookgasreiniging en een Denox-installatie die 80% van de stikoxides wegvangt
    Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=10699
Rookgasreiniging BWI De Lage Weide Utrecht van Eneco

Gerichte rantsoenering
Ik heb hier altijd beweerd, en dat blijf ik doen, dat de mogelijkheden van biomassa begrensd zijn, maar niet tot nul en zelfs tot meer dan Milieudefensie beweert. Maar het houdt een keer op, mogelijk ergens bij de 200PJ?) op een huidig Nederlands primair  energiebudget van 3100PJ).

De eis dat biomassa onze problemen moet oplossen is onzin. Op een dergelijke stomme vraag krijgt men een stom antwoord.
Ook windenergie, geothermie, en welke dan hernieuwbare energie dan ook gaan op hun eentje Nederlands duurzame energie-probleem niet oplossen. Als het al lukt om binnenlands zover te komen, is dat met een mozaiek aan oplossingen waarvan biomassa er één is.

Houtsnippers zijn nu de laagste trede van de cascadeladder. Voor de hogere treden zijn houtresten momenteel onbruikbaar. Het is niet gezegd dat dat zo blijft. Er zijn groene chemie-toepassingen denkbaar, bijvoorbeeld biokerosine.

Mijns inziens vraagt de schaarste aan biomassa om een nationale, demokratisch gestuurde top down – regulering. Dat kan niet aan de vrije markt worden overgelaten. Er moeten politieke keuzes gemaakt worden waarvoor de biomassa moet worden ingezet.
ik vind bijv. het overgaan op 100% biomassa bij de Amer9-centrale een denkbare optie, als aan voorwaarden voldaan is. Dat zou ongeveer 55 a 60PJ input vragen. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=11315 .

Met geïnteresseerden ga ik graag in discussie.

De Amercentrale

Eerste metingen A50-zonnescherm bij Uden vallen niet tegen

A50-scherm bij Uden

Langs de A50 bij Uden (die daar bijna pal Noord-Zuid loopt) is een geluidsscherm geplaatst dat uitgevoerd is als dubbelzijdig PV-scherm. Rijkswaterstaat en TNO zijn er trots op.

Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=5688

De eerste metingen wijzen uit dat de opbrengst niet tegenvalt. Het is meer dan gedacht. Gemeld moet wel worden dat de cijfers nog op extrapolatie berusten. De metingen zijn nog niet af.

Om precies te zijn zullen de 1600 m2 netto PV-paneel ongeveer 200MWh/y produceren. Dat is 0,72TJ.
De persvoorlichting zegt dat dat genoeg is voor 60 huishoudens (schatting vooraf was 50). Een gemiddeld huishouden zou dan 3300kWh/y stroom verbruiken. Zou kunnen.

Reken je met 900 vollast=uren, dan is de machine als geheel 222kW, en per m2 ongeveer 139W.
Reken je per m2 op jaarbasis, dan haalt de machine ongeveer 4,5TJ/hectare*y = 0,45PJ/km2*y. Dat is alleszins redelijk en te vergelijken met een goed scherm op het zuiden.

Een aangenaam resultaat is dat de panelen niet vies blijken te worden. De opbrengst neemt er althans niet zichtbaar door af.

Zie verder

www.deingenieur.nl/artikel/geluidsscherm-dat-zonne-energie-opwekt-presteert-goed

www.solarhighways.eu

www.tno.nl/nl/over-tno/nieuws/2019/11/innovatief-geluidsscherm-levert-meer-energie-dan-verwacht/

De A50 bij Uden

Amercentrale op biomassa een te overwegen optie – nadere uitwerking nodig

Kenmerken van en vergunningverlening aan de Amercentrale
De Nederlandse elektriciteitscentrales moeten ophouden kolen te stoken. De Hemweg is al dicht, de Amer9 in Geertruidenberg krijgt t/m 2024 de tijd om het zonder kolen te gaan doen, en de andere drie t/m 2029. Vanwege het klimaat is deze sluiting een goede zaak.
Zie ook Gevolgen sluiten drie extra kolencentrales – Amercentrale blijft open .

RWE, de exploitant van de Amercentrale, heeft in 2018 40% van de kolen vervangen door biomassa (houtsnippers), wil in 2020 op 80% houtsnippers komen, en eind 2024 dus op 100%.
De centrale heeft (anders dan particulieren die hout stoken) een omvangrijke rookgasreiniging, die een groot deel van de toxische stoffen en 80% van de stikstofoxides af vangt.

De locatie van de Amercentrale

Het voorafgaande proces:

  • 2011:
    de Amer 8 (uit 1981) en de Amer 9 (uit 1994) draaien beide.
    Deze draaiden op basis van een vergunning ex de Natuurbeschermingswet 1998, verleend in 2011. Over de juridische details wordt gesteggeld, maar volgens de provincie hoort er bij deze vergunning een maximale NOx – lozing bij van ruim 5500ton/y en een maximale ammoniaklozing van ruim 175 ton/y.
  • 2015:  de PAS wordt van kracht.
  • 2015:  de Amer8 ging dicht.
  • december 2017: diverse niet ingrijpende veranderingen, die in de loop van de tijd aan de inrichting waren aangebracht, werden formeel verwerkt in een revisievergunning. Dit is een vooral technische nieuwe vergunning, die tevens een begin maakte met het bijstoken van biomassa. In het kader van deze vergunning is geen nieuwe natuurvergunning opgenomen.
  • december 2019: de provincie verleent een natuurvergunning. De uiteindelijke vergunning bevatte 1505 ton NOx en 50 ton ammoniak (overigens beduidend minder dan aangevraagd was – gedeputeerde Grashoff heeft zijn best gedaan).
    Zie www.brabant.nl/loket/vergunningen-meldingen-en-ontheffingen/vergunning-detail?id=09d70219-3976-4124-a221-a8621071978e .
  • januari 2020: MOB tekent beroep aan
  • februari 2020: Gedeputeerde Grashoff geeft nadere informatie en verdedigt terecht zijn besluit dat de Natuurvergunning goed is

De Amercentrale als stok van MOB . . . . . . .
De actiegroep Mobilisation for the Environment (MOB), bij het publiek beter bekend als Vollenbroek en Wösten, heeft op 25 januari 2020 beroep aangetekend tegen de natuurvergunning.
Hun documenten zijn te vinden op https://mobilisation.nl/index.php?id=5 .
Wat betreft de stikstofoxides baseren ze zich vooral op de vraag wat de referentie moet zijn: de oorspronkelijke eis uit 2011, of een veel scherpere waarde die na de sluiting van de Amer8 ontstond. Ik treed hier niet in, want het is me te juridisch.
Wat betreft niet in de natuurvergunning genoemde stoffen als SO2, HCl en HF baseren ze zich op een eerdere omgevingsvergunning. In elk geval voor HF gebruiken ze een waarde, die in de revisievergunning bij “100% kolen” hoort. Dit is niet juist.

Het is, hoe dan ook, een nieuwe fase in de stikstofstrijd. Tot nu toe bestreed MOB vooral toenames in de stikstofdepositie. Hier bestrijden ze een bestaande emissie (die zelfs sterk afneemt).
Ik zie wel wat de rechter ervan vindt.

Ik spreek als waarde-oordeel uit dat ik het merkwaardig vind dat een nieuwe vergunning, die over stikstof gaat en die drie-en-een-half keer minder stikstof toe laat als de vergunning die hij vervangt, aangevallen wordt. Dit terwijl allerlei verbrandingsprocessen bij andere bedrijven die een nieuwe vergunning nodig hebben en die hun stikstofhoeveelheid niet reduceren, niet een dergelijke aandacht krijgen.

Het lijkt op een stok om de hond te slaan.

… . . . . met de biomassastook als hond
MOB heeft een milieumissie waar allerlei onderwerpen binnen vallen. Daaronder ook houtstook, waaronder die in biomassacentrales. MOB is daar erg op gebeten en doet allerlei uitspraken over de omvang van de houtkap en de ecologische schadelijkheid daarvan, zonder daarvoor nader bewijs aan te leveren. Ik ben het hier niet mee eens.

Ik ga eerst laten zien dat de bosbouw in de EU-landen zoals de Scandinavische, waar de pellets volgens MOB vandaan komen, per saldo gunstig is. De negatieve impact is klein en de positieve impact groter. Het bosoppervlak in deze landen neemt jaarlijks toe.

Hoe draait de Scandinavische bosbouw?
Deze cijfers vallen te controleren. Ik doe dit voor een typisch voorbeeld als Estland, maar ik heb ook zitten grasduinen in vergelijkbare cijfers van Zweden.
Stel dat de pellets, die volgens MOB uit de USA, Canada en de Baltische landen komen, alleen maar uit één Baltisch land zouden komen, te weten Estland (wat uiteraard niet zo is, maar het geeft een bovengrens). Van Estland bestaat goede statistiek op https://estoniantimber.ee/statistics/ .

Estland als geheel omvat 4,5 miljoen hectare, waarvan 2,3 miljoen hectare bos, waarvan 0,3 miljoen hectare zwaar beschermd, 0,3 miljoen hectare economisch beperkend beschermd, en 1,7 miljoen hectare productiebos. Even wat getallen-spielerei op basis van beweringen van MOB:

  • De Amercentrale vreet 20.000 voetbalvelden per jaar”.
    Dat betekent 14000 hectare en dat is dus 0,8% van het economisch exploiteerbare bos.
  • Op een hectare bos in Estland staat 213 mhout en bij niet strict beschermd bos gaat het om 2,0 miljoen ha, dus er staat in Estland 426 miljoen kuub hout in niet strikt beschermd  bos. Daarvan wordt jaarlijks 10 miljoen gewonnen, dus ruim 2%.
  • De Amercentrale vreet  2,5 miljard kg/y”.
    Estland kapt momenteel ongeveer 10 miljoen m3/y bij een jaarlijkse nieuwe aanwas van 15 miljoen m3/y.
    10 miljoen kuub hout is ongeveer 8 miljard kg, dus de Amercentrale vraagt hooguit 30% van het jaarlijks in Estland gekapte hout. In werkelijkheid is dit percentage veel lager, want er is veel meer hout dan alleen hout uit Estland (bovengrens)
  • Pellets zijn goed voor minder dan 9% van de waarde van de Estlandse houtverkoop. Het grootste deel van de financiele waarde gaat in langlevend hout zitten.
  • Elk jaar wordt er netto in 5 miljoen kuub nieuw hout blijvend koolstof vastgelegd

Kortom, ik zie op kwantitatieve gronden niet meteen een drama.

Er is wel discussie met de natuurorganisaties in Estland (en ook in Zweden). De drijvende kracht hierin is vooral de biodiversiteit. Als men tot in het extreme door abstraheert en alle nuances verwaarloost, blijft over dat sommige (leden van)  natuurorganisaties vinden dat productiebos behandeld moet worden als natuurbos en dat er dus helemaal niet gekapt zou mogen worden.
Dit standpunt is niet verdedigbaar

  1. Omdat je dan geen hout meer hebt, wat een waardevol constructiemateriaal is dat bovendien CO2 – uitspugers als staal en cement kan vervangen
  2. De Scandinavische landen er hun hoge duurzaamheidscijfers op klimaatgebied mee halen
  3. Hun economie erop draait
  4. Aan zichzelf overgelaten bos vroeg of laat geen klimaateffect meer heeft (de opbouw valt na verloop van tijd weg tegen de afbraak).

Voor zover ik dat vanuit Nederland beoordelen kan, formuleren de Estse natuurorganisaties hun standpunten als compromis. Ze vinden bijvoorbeeld dat er nog meer herbebost moet worden dan al gebeurt, en dat er nog meer land beschermd moet worden.
De Zweedse organisaties willen van 4 naar 10% beschermd bos gaan, en willen exta bescherming voor oud bos. Voor een toegankelijk verhaal over het Zweedse bos, zie www.weforum.org/agenda/2018/12/swedens-forests-have-been-growing-for-100-years/ .

Het compromis is hier een logische stap, omdat er meerdere crises tegelijk spelen. En het klimaat èn de behoefte aan materialen èn de biodiversiteit èn de energieproductie. Daarnaast bestaan er ook menselijke behoeften die niet meteen als crisis aangemerkt kunnen worden.

Kortom, ik zie ook op kwalitatieve gronden niet meteen een drama.

En daarmee vervalt de alarmistische basis onder het categoraal afwijzende standpunt van MOB inzake biomassacentrales.

Bosvolume in Zweden door de jaren heen

Argumenten voor en tegen het volledig op biomassa overzetten van de Amercentrale
Er zijn specifieke argumenten vóór het volledig op biomassa overzetten van de Amercentrale, en algemene argumenten die ook zouden gelden bij het op biomassa overzetten van andere kolencentrales.

  1. Er hangt een grote stadsverwarming aan, waarvan nog allerminst duidelijk is hoe die op duurzame warmte zou moeten overgaan. Vooralsnog zouden die dan op gas moeten gaan draaien.
    Dit is een specifiek argument voor de Amercentrale, omdat aan de andere kolencentrales geen stadsverwarming hangt
  2. De Amercentrale is al ver op weg naar de omschakeling op biomassa (dat zou in 2020 op 80% moeten zitten). (Specifiek argument)
  3. De Amercentrale geeft regelbaar continu vermogen.
  4. De Amercentrale speelt een forse rol in de duurzame energie-transitie van Noord-Brabant . In orde van grootte redenerend zal het Brabantse energiebudget rond 2030 ongeveer 260 a 280PJ zijn, waarvan de helft duurzaam moet zijn. Dus 130 a 140PJ.
    De Regionale Energie Strategie moet in NBrabant ongeveer 18PJ/y opbrengen.
    De Amercentrale is ook goed voor 22PJ/y (18 stroom en 4 warmte). Houtstook in biomassacentrales is bij een juist inkoopbeleid trouwens, gerekend over de levensloop, bijna klimaatneutraal, in weerwil van hardnekkige onzinverhalen die het tegenovergestelde beweren).
    Daarnaast zijn er nog andere bronnen, maar het voert te ver om die hier allemaal op te voeren. Hoe dan ook ziet het Brabantse duurzame energiebudget er met Amercentrale op biomassa heel anders uit dan zonder Amercentrale op biomassa.
  5. Als de centrale zou wegvallen, en als men dezelfde duurzame productie op jaarbasis zou willen vervangen met zonneparken of windturbines, zou dat een aanvullende, in NBrabant te realiseren taakstelling betekenen van 55 a60km2 zonnepark of ruim 350 windturbines van 7,58MW (kengetallen uit de provinciale POSAD-studie) . Ook dit heeft forse consequenties, o.a. voor het landschap.
  6. De Amercentrale heeft een rol in de sociaal-economische verhoudingen in West-Brabant (specifiek argument)
  7. Biomassa is in praktijk de enige vorm van hernieuwbare energie die geïmporteerd kan worden. Nederland hoeft niet om principiele redenen energie-autarkisch te zijn, dat is het nu ook niet.
  8. Het omzetten van kolen naar biomassa kan sommige schadelijke emissies van de centrale verbeteren. Zie voor een meer uitgebreide onderbouwing hiervan Biomassa kan wel degelijk duurzaam zijn (en is nodig voor de getallen) .
    Het daar beschreven DNV-rapport werkt met rekenmodellen, waarvan model 2 veel op de huidige Amercentrale lijkt, en model 3 op die met 100% bijstook.
    Ten opzichte van de bestaande kolen-situatie
    a)   daalt sowieso de uitstoot van kwik, fluorwaterstof, zoutzuur en zwavel tot weinig of nul, omdat die elementen niet of weinig in houtresten zitten (hangt van de toelatingsspecificaties af).
    b) kan de lozing van fijn stof dalen, omdat het asgehalte van biomassa ongeveer tien maal lager is dan van kolen. Dit voordeel kan echter slechts bereikt worden door de rookgasreiniging van de centrale, die nu waarschijnlijk nog geoptimaliseerd is voor kolen, om te bouwen tot een procedé dat optimaal is voor biomassa (zoals bij de recent gebouwde biomassacentrale in Utrecht)
    c) De stikstofemissie van een 100% biomassacentrale is nagenoeg identiek aan die van een even grote kolencentrale (dit is een specifiek argument, omdat de andere kolencentrales verder van de bewoonde wereld staan).
Warmtenetten op de Amercentrales

Er zijn ook algemene argumenten tegen het op biomassa overzetten van de Amercentrale (en dus voor sluiting).

  1. Er hangt een fors prijskaartje aan, maar aan het alternatief hangt ook een fors prijskaartje en je kunt niet willekeurig veel duurzame energie naar elders (zee) verschuiven (men is vandaag nog een nieuwe ruimtelijke ordening voor de Noordzee overeengekomen). CE Delft (2016, www.ce.nl/publicaties/1732/alternatieven-voor-biomassameestook-in-kolencentrales ) heeft gerekend aan prijskaartjes voor scenario’s, maar de daar gebruikte algemene scenario’s passen niet naadloos op de Amercentrale. Die is een combinatie van het goedkoopste en duurste scenario en is al voor een eind omgebouwd. Bovendien moeten ook de eventuele kosten van de ombouw van de stadsverwarming in rekening gebracht worden. Dit vraagt nadere studie.
  2. De beschikbaarheid van biomassa is beperkt, zij het niet tot nul zoals tegenstanders willen. Alleen de Amercentrale van pellets voorzien lukt nu al voor een groot deel, aannemelijk is dat de 100% te halen is bij een ruimer duurzaam importbeleid. Op deze wijze alle Nederlandse kolencentrales ombouwen kan een paar bruggen te ver zijn.
    Bovendien is niet duidelijk dat (bijvoorbeeld) Estland een laagwaardige inzet in de vorm van pellets blijft aanbieden. Er zijn berichten dat Estland hoger op de cascadeladder wil instappen en hoogwaardiger toepassingen wil gaan maken op het gebied van groene chemie. Men zou moeten inzetten op langjarige leveringscontracten (bijv. 15 jaar) om de investeringen eruit te halen.
  3. Een en ander vraagt om een goede handhavingsstructuur
  4. Bovenstaande argumenten m.b.t. schadelijke emissies zijn gebaseerd op een theoretisch model van DNV, dat lijkt op, maar niet identiek is aan de situatie nu en straks van de Amercentrale. Dit vraagt nadere studie van de feitelijk bestaande situatie.
  5. Als het stoken van biomassa afgelast zou worden, staat er alleen nog een gascentrale voor de stadsverwarming. T.o.v. deze situatie zijn de gezamenlijke schadelijke emissies van een Amercentrale (anders dan CO2) op biomassa uiteraard een nadeel.

Het afwegen van voor- en nadelen is een typisch politieke belangenafweging, die op basis van feiten en niet op basis van demagogie gevoerd moet worden.

Hermen Vreugdenhil

Hermen Vreugdenhil
Hermen Vreugdenhil is een lid van Provinciale Staten voor de ChristenUnie (CU).
Die is een woest twitteroffensief begonnen tegen de Amercentrale, met daarin nogal wat, door misleidende beweringen ondersteunde, demagogie.
Het systeem in zijn tweets lijkt te zijn dat de Amercentrale dicht moet en dat de stikstofruimte (goed voor 200 a 300 middelgrote melkveehouderijen) aan de landbouw en veeteelt toegekend moet worden.
Hoe het met de Brabantse energievoorziening verder moet, en meer speciaal met de hernieuwbare Brabantse energievoorziening, blijft bij Vreugdenhil onvermeld. En dat die veeteelt nog meer milieuproblemen met zich meebrengt dan alleen maar de stikstof, blijft ook onvermeld.
Inmiddels heeft ook het boer-lievende en klimaat-hatende Forum voor Democratie zich in het strijdgewoel tegen de Amercentrale gemengd.

MOB is in “goed” gezelschap.