De vier sprekers, BVM2-voorzitter Wim Scheffers en gespreksleider Hans Horsten (geheel rechts)
Op zaterdag 15 oktober vond een sessie plaats in de traditionele reeks Knegselbijeenkomsten van het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2) .
Inhoudelijk ging het over de toekomst van het toerisme, en daarmee over de toekomst van Eindhoven Airport omdat het toerisme de bulk van het gebruik van Eindhoven Airport is.
Sprekers waren
Paul Peeters, Professor Duurzaam Toerisme Breda University of Applied Sciences
Frank van Oostdam, Directeur Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen
Bram van Liere, Campaigner Klimaat Rechtvaardigheid en Verkeer Milieudefensie
Jan van Burgsteden, Wethouder Meierijstad
Peeters is een erkend criticus van het massatoerisme per vliegtuig. Het vliegverkeer gaat op middellange termijn alle Nederlandse klimaatruimte opslokken en dat is onaanvaardbaar. De maatregelen die de vliegsector zegt te willen nemen om dat tegen te gaan, zijn voorspelbaar onvoldoende. Mensen kunnen best nog wel op vakantie, maar niet meer over grote afstanden want dat tikt voor de CO2 (en de niet CO2 – effecten) het meeste aan. En over kleine afstanden moet je de trein nemen. Economisch en voor de werkgelegenheid valt dat allemaal erg mee.
Van Oostdam verdedigde, vanuit zijn positie logisch, de belangen van de toerismesector. Hij benadrukte de welvaartsgroei sprak zich tegen krimp uit. Maar Van Oostdam is geen rücksichtloze diehard. Hij vindt vliegen onder de 500km asociaal, vindt de voor een paar tientjes naar Barcelona slecht is voor het imago van de luchtvaart, en stelt dat alle maatschappelijke kosten van de luchtvaart in de ticketprijs verwerkt moet worden – die daardoor een stuk duurder worden. Hij vindt de luchtvaartsector te aarzelend.
“Voor het eerst heeft zich een toeristische organisatie uitgesproken tegen de ontwikkeling van een regionale luchthaven” aldus de bekende duurzaam toerisme-professor Paul Peeters van Breda University of Applied Sciences, Centre for Sustainability, Tourism and Transport, in een mail aan BVM2-secretaris Bernard Gerard. Mede-auteurs zijn Eke Eijgelaar MA , Ivar Neelis MSc en Cheryl van Adrichem BA
Opdrachtgevers voor de studie “De impact van luchtvaartgeluid op toerisme en verblijfsrecreatie” zijn Koninklijke Horeca Nederland, Hiswa-Recron en Visit Zuid-Limburg, en de luchthaven waar het over gaat is de (met enig gevoel voor grootheidswaanzin betitelde) luchthaven Maastricht-Aachen-Airport (MAA).
De afsluitende conclusie is “Kortom, ons onderzoek laat zien dat de rustzoekende verblijfstoerist langzaam dreigt af te haken vooral door het afnemen van herhaalbezoek. Dat levert niet alleen direct jaarlijks significante omzetverliezen op die in de vele tientallen miljoenen kunnen lopen, maar raakt mogelijk ook direct een deel van het groeimechanisme van het toerisme in deze streek. Dat kan een kettingreactie veroorzaken in afname herhaalbezoek, afname draagvlak voor voorzieningen inclusief monumenten, natuurgebieden, toeristische infrastructuur en daardoor ene verder afnemen van de aantrekkelijkheid van het gebied als bestemming voor de rustzoekende toerist. Dit kan dan ook de leefbaarheid voor de bewoners aantasten omdat het financiële draagvlak afneemt voor voorzieningen in de kernen, de participatie in verenigingen en de belastinginkomsten van lokale overheden, waar weer tal van niet-toeristische voorzieningen voor burgers mee worden gefinancierd.”
Maatschappelijke aandacht Wij Limburg schrijft bijvoorbeeld (zie www.wijlimburg.nl/nieuws-overzicht/alarmerende-conclusie-wetenschappers-teloorgang-toerisme-dreigt-bij-groei-maa/ ): “De zorgwekkende uitkomsten zijn voor de drie toeristische organisaties aanleiding om met Provincie Limburg(eigenaar MAA), gemeenten en maatschappelijke organisaties het gesprek aan te gaan over de toekomst van de toeristische bedrijfstak in relatie tot de groeiambities van MAA. Immers, het toerisme in Zuid-Limburg is met 22.000 directe arbeidsplaatsen en met een directe omzet van 2,2 miljard euro een van de belangrijkste economische motoren van Zuid-Limburg. Dit wordt ook erkend door het Rijk, dat Zuid-Limburg recentelijk benoemde tot NOVI gebied, mede vanwege de kwetsbaarheid van het 5-sterrenlandschap en de belangrijke positie van de vrijetijdseconomie in Zuid-Limburg. De toeristische organisaties pleiten voor een kleine en innovatieve luchthaven. Dit type luchthaven past namelijk beter bij de fijnmazige structuur van het dichtbevolkte Zuid-Limburgen biedt ruimte voorbeide sectoren om duurzaam naast elkaar te bestaan. “
Kleinmeer in Kempenland-West, het Natura2000-gebied het dichtst bij het vliegveld
Relevantie voor de omgeving van Eindhoven De regio Eindhoven staat, anders dan Zuid-Limburg, niet bekend om zijn uitbundige landschapstoerisme van buiten. Aan de andere kant heeft ook onze regio mooie gebieden die onder invloed staan van de vliegtuigherrie, zoals de Oirschotse Heide, Kempenland-West en ook nog wel bijvoorbeeld de Cartierheide, en aan de andere kant rustige en mooie plattelandsgebieden bij Best en Boskant, en vinden er op Eindhoven Airport en op de militaire vliegbasis veel meer vliegbewegingen plaats dan op MAA. De toeristische factor is ook rond Eindhoven dus niet irrelevant.
BVM2 drukt hieronder de samenvatting van het Limburgse onderzoek af. De volledige tekst is te vinden hieronder
Cartierheide bij Eersel (boven) Gebied bij Best en Boskant (Meierijstad) (rechts)
Samenvatting
Het doel van dit onderzoek was om de mogelijke invloed van luchtvaartgeluid op toerisme en verblijfsrecreatie te verkennen in opdracht van Visit Zuid-Limburg, Koninklijke Horeca Nederland en Hiswa/Recron. Positieve effecten – in de vorm van extra bereikbaarheid – van de luchthaven MAA zijn, specifiek voor recreatie en toerisme in het Zuid-Limburgse heuvelland niet te verwachten omdat de huidige markt verreweg voor het grootste deel bestaat uit mensen uit nabije markten en omdat de luchthaven niet op voor die markten relevante bestemmingen vliegt. De hoofdvraag in dit onderzoek is of het toenemende luchtverkeer vanaf de regionale luchthaven MAA over het Zuid-Limburgse heuvelland van invloed is op de aantrekkelijkheid van dat gebied voor dag- en verblijfsrecreanten en in hoeverre een afname van deze aantrekkelijkheid een negatief economisch effect op de toerisme- en recreatiesector kan hebben. Het gaat nadrukkelijk om een verkennende studie en we zullen bij de conclusies aangeven wat de onzekerheid daarbij is.
Om antwoord te kunnen geven op bovengenoemde vragen hebben we allereerst een situatieschets van het heuvelland en het toerisme gegeven (hoofdstuk 2). Vervolgens hebben we in de wetenschappelijke en professionele literatuur gezocht naar dosis-effect relaties tussen luchtvaartgeluid en hinder voor dag- en verblijfsrecreanten. Daarbij trad een probleem op. Er worden veel dosis-effectrelaties beschreven voor bewoners maar geen voor recreanten of toeristen. Wel zijn er diverse studies die aangeven dat recreanten, en met name op natuur, landschap en rust gerichte recreanten en toeristen – de groep die bij uitstek het Zuid-Limburgse heuvelland bezoekt, beduidend gevoeliger zijn voor luchtvaartgeluid en al snel hinder of afbreuk van de kwaliteit van het bezochte gebied ervaren. Wij beschouwen daarom de hinderpercentages van bewoners als minimum aantal gehinderden.
Het Limburgse heuvelland
Om het effect op de toeristische sector in te schatten is vervolgens nodig te weten hoe een dag- of verblijfsrecreant op hinder reageert. Om daar zicht op te krijgen is een enquête uitgezet onder een representatieve steekproef uit de Nederlandse bevolking met belangstelling voor een dag- of verblijfsbezoek aan een gebied als het Zuid-Limburgse heuvelland. Daarbij hebben we naast enkele sociaal-demografische parameters gevraagd naar de rol die diverse vormen van geluidhinder spelen bij de keuze voor een dergelijke bestemming en hoe men zou reageren als hinder door deze geluidsbronnen zou worden ondervonden (zie hoofdstuk 3). De resultaten van dat laatste leverde gecombineerd met dosis-effectrelaties uit de literatuurstudie een grove inschatting van het economisch effect.
Naast deze directe effecten op de toeristische sector (aantallen bezoekers en overnachtingen) is er nog een meer algemeen effect: het huidige heuvelland behoort tot een select aantal gebieden waar natuur, landschap en rust nog overheersen. Andere gebieden zijn de duinstrook, delen van de Waddeneilanden en delen van de Veluwe. In het Zuid-Limburgse heuvelland bevinden zich een achttal stiltegebieden die echter, als werkelijk stiltegebied, verloren zullen gaan bij verdere groei van het aantal vliegtuigen van en naar MAA over het gebied. Deze teloorgang van de laatste grote rustige gebieden kan gevolgen hebben voor de gezondheid van de Limburgse én Nederlandse bevolking, die in hoge mate in een lawaaiige omgeving woont. Luchtvaartgeluid veroorzaakt in de privé/huisomgeving aanzienlijke overlast. Ontsnappen aan deze overlast, stadsgeluiden en andere stressfactoren door middel van een vakantie of een dagje uit is daarom voor velen de kans om rust en stilte te ervaren. Natuur en rustgebieden bieden deze mogelijkheden tot rust en bezinning. Het behouden van deze rust is dus van groot belang voor Zuid-Limburg. De gemiddelde bezoeker van een (gebied als het) Zuid-Limburgse heuvelland komt voor de natuur- en landschapsbeleving en is behoorlijk gevoelig voor geluidhinder. Het belang van een goede nachtrust speelt hierbij ook een grote rol: luchtvaargeluid ’s nachts wordt als hinderlijker gezien dan overdag. Een kleine minderheid zal na het ervaren van hinder een negatieve beoordeling schrijven of het op sociale media zetten. Desalniettemin, als er wel klachten over geluidhinder zijn op deze platformen, is dat voor velen een reden om een accommodatie niet te boeken.
Kortom, ons onderzoek laat zien dat de rustzoekende verblijfstoerist langzaam dreigt af te haken vooral door het afnemen van herhaalbezoek. Dat levert niet alleen direct jaarlijks significante omzetverliezen op die in de vele tientallen miljoenen kunnen lopen, maar raakt mogelijk ook direct een deel van het groeimechanisme van het toerisme in deze streek. Dat kan een kettingreactie veroorzaken in afname herhaalbezoek, afname draagvlak voor voorzieningen inclusief monumenten, natuurgebieden, toeristische infrastructuur en daardoor een verder afnemen van de aantrekkelijkheid van het gebied als bestemming voor de rustzoekende toerist. Dit kan dan ook de leefbaarheid voor de bewoners aantasten omdat het financiële draagvlak afneemt voor voorzieningen in de kernen, de participatie in verenigingen en de belastinginkomsten van lokale overheden, waar weer tal van niet-toeristische voorzieningen voor burgers mee worden gefinancierd.
Bij Vijlen
MKBA zegt: Limburg beter af zonder eigen luchthaven
Parallel aan het onderzoek van duurzaam toerisme-professor Paul Peeters van Breda University of Applied Sciences, Centre for Sustainability, Tourism and Transport in opdracht van de Limburgse toeristische sector (waarover bovenstaand verhaal gaat), is er ook een Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse (MKBA) gemaakt die is uitgevoerd door Walter Manshanden van Neo Observatory en Leo Bus uit Rotterdam. Opdrachtgever was de Alliantie tegen Uitbreiding van MAA – dat is rond Maastricht Aachen Airport ongeveer wat BVM2 is rond Eindhoven Airport. Collega’s dus. De Alliantie moest zelf wel de opdracht geven, omdat de provincie Limburg dat niet wilde. De Alliantie heeft het benodigde geld met crowdfunding bijeen gebracht.
MAA is een overbodige luchthaven die alleen met veel gemeenschapsgeld draaiende wordt gehouden. Binnen een paar uur rijden liggen er acht andere vliegvelden, waaronder een groot vrachtvliegveld op spuugafstand bij Luik.
Doorgaan als klein verkeersvliegveld, vergroot de welvaart in Limburg met maximaal 331 miljoen euro over de periode 2025-2050. Nog beter voor de welvaart in Limburg is sluiting van de luchthaven en herontwikkeling van het 200 ha grote MAA-terrein, als daarbij wordt aangesloten op de echte pijlers van de Limburgse economie: industrie, kenniseconomie en toerisme, historische en landschappelijke kwaliteit.
De Partij voor de Dieren heeft vragen in de Tweede Kamer gesteld over het promotie-onderzoek van Paul Peeters (verbonden aan de NHTV) over de klimaataspecten van het toerisme en het bijbehorende vliegen. Deze zijn volgens Peeters zeer heftig en niet anders oplosbaar dan door het aantal vluchten fors te rantsoeneren.
NASA X-57 elektrisch testvliegtuig
Op 18 december 2017 heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat in Rutte-III, Cora van Nieuwenhuizen, de vragen beantwoord.
Ze houdt daarbij diverse boten af. Ze herhaalt wat de internationale afspraken zijn (zie Vliegen en klimaat na de recente ICAO-overeenkomst (en Eindhoven Airport) en Klimaatmaatregelen gaan ook de luchtvaart beïnvloeden ) .
Internationaal is het beste, maar er komt een nieuwe Luchtvaartnota waarin ook de duurzaamheid van het vliegen meegenomen wordt.
Verder komt er een onderzoek of een heffing op lawaaiige en vervuilende vliegtuigen mogelijk is en zo nee, dan wordt er in 2021 een vliegbelasting ingevoerd (als dit kabinet vertrekt, dus het is de vraag wat het kabinet doet wat hierna komt).
Hoe heftig de door Peeters beweerde effecten zijn is nog onzeker, en in het Regeerakkoord staan slimme dingen, dus we komen er later op terug.
Maar “de luchtvaart zal moeten bijdragen aan de reductiedoelstellingen van Parijs en duurzaamheid zal nadrukkelijk een integraal onderdeel vormen van iedere beslissing met betrekking tot de luchtvaart in Nederland.” aldus de minister. We zullen zien.
Het bericht ging niet over de windmolens in Kinderdijk, maar over turbines in zee. Zoals gebruikelijk is de middenstand bang voor veranderingen en in badplaatsen als Zandvoort ook. Als de windparken op zee vanaf het land te zien zijn, is de vrees, blijven de toeristen weg.
Nu kun je dat subjectief al onzin vinden, maar het is ook objectief onderzocht. Een representatieve groep van 500 Duitse consumenten is bevraagd en 1 op de 5 geeft aan vaker naar de Nederlandse kust te komen als er windmolens zichtbaar in zee staan. 64% maakt het geen bal uit. Dat heeft Natuur en Milieu op zijn site gepubliceerd (zie http://www.natuurenmilieu.nl/nieuws/duitse-badgasten-enthousiast-over-windmolens-in-zee/ ). Duitsers vormen de grootste toeristische buitenlandse groep in Nederland.
56% van diezelfde groep is geïnteresseerd in toeristische activiteiten rond windmolens, zoals boottochten of duiken – de fundering van windmolens op zee bevat veel zeeleven en is een duikwalhalla.
Niets overigens ten nadele van Kinderdijk. Ik ben een keer van Capelle aan de IJssel langs Kinderdijk tussen de krioelende toeristen door via de Alblasserwaard naar Eindhoven gefietst. Het gebied heeft nu een hoog schattigheidsgehalte, maar toen, rond 1350, was dit het meest ge-
avanceerde technische en organisatorische complex in zijn soort op aarde en van levensbelang voor de leefbaarheid van de polder (zie https://www.kinderdijk.nl/over-Kinderdijk/geschiedenis/kinderdijk-ontstaan ). Fiets maar eens door de dorpen en kijk maar eens naar de merktekens op de gevel hoe hoog het water kwam bij de verschillende overstromingen.
De Alblasserwaard
Ik vraag me af of je bij ons in Brabant ook niet wat zou kunnen met
toerisme en windturbines. Bescheiden, maar toch. Je zou dan de windparken mooi moeten aanleggen (met oog voor landschapsarchitectuur) en bij grote complexen, zoals de 100MW langs de A16 of de Zeeuwse Krammer, een klein museum. En dan op gezette tijden een excursie. Ik denk niet dat de toeristen er speciaal voor naar Brabant komen, maar die toeristen die er toch al zijn hebben meer keus.
Update: Natuur en Milieu heeft opnieuw enquête gepubliceerd, nu onder watersporters op de HISWA over windturbines op zee (maart 2016). Zie www.natuurenmilieu.nl/wp-content/uploads/2016/03/Rapport-HISWA.pdf . Het blijkt 80% van de watersporters niet uit te maken dat er windturbines zijn, bijna 3% komt zelfs vaker. Bijna de helft (47%) van de watersporters zou wel een excursie naar een windturbine willen meemaken. Verder zit er onder de watersporters veel duurzame energie-sympathie.