Passen er genoeg windmolens op de Noordzee voor Tata Steel?

Tata Steel Ijmuiden

De Klimaathelpdesk
Er is een op een geïnteresseerd publiek gerichte denktank, de  Klimaathelpdesk, waar je een vraag kunt deponeren over een energie- en/of klimaatgerelateerd onderwerp. Een keur aan Nederlandse geleerden werkt aan dit initiatief mee. Zie https://www.klimaathelpdesk.org/ . Onder aan de homepage kun je aanklikken wie dat zijn.

Mijn vraag en het antwoord erop
De reden waarom ik de vraag gesteld had, was dat kort tevoren er veel te doen was over de wens van Tata Steel Nederland (TSN), de FNV en milieuorganisaties dat Tata Steel moest vergroenen. Dat heeft een milieu-aspect (toxische emissies) en een klimaataspect (CO2 ).

Beide zouden er heel erg mee gediend zijn als TSN overging van steenkool op waterstof. Op zich kan dat: er is al een fabriek in Zweden die het doet ( https://lkab.com/en/press/hybrit-ssab-lkab-and-vattenfall-first-in-the-world-with-hydrogen-reduced-sponge-iron/?aid=16447 ).

Met waterstof gereduceerd sponsijzer van LKAB

Maar die waterstof moet groen tot stand komen (via de electrolyse van water) en de daarvoor nodige stroom moet dus groen zijn. Bij een aan zee gelegen complex denkt men dan al gauw aan wind op zee.

Ik weet te weinig van Tata Steel (een zeer ingewikkeld dossier) om hier een breed verhaal neer te zetten. Het is een belangrijk onderwerp en ik volg de literatuur aandachtig, maar ik heb geen praktijk en ik woon er ver van af. Ik heb in dit verhaal interesse in één deelaspect, namelijk of de Noordzeewind genoeg waterstof kan leveren.  

Want voor die waterstof is een heleboel windstroom nodig. Daarom had ik aan de klimaathelpdesk de vraag gesteld “  Is Tata Steel’s overstap naar waterstof haalbaar door de benodigde duurzame energie op te wekken in de Noordzee? “. Het aanklikken van deze tekst brengt je bij het antwoord. Dat is geformuleerd door Lennart van der Burg  van TNO. Als je Lennart  aanklikt, krijg je alle vragen en antwoorden die hij behandeld heeft.
Dat antwoord heeft overigens wel even geduurd. Ik heb de vraag ingediend toen ik 74 was (valt in de beantwoording te lezen) en nu ben ik 76 half. Maar goed, kniesoor die daar op let.
Bij het antwoord is een korte literatuurlijst meegeleverd die ook aanklikbaar is.

Foto fa Van Oord

Het antwoord verloopt in essentie in drie stappen: je moet weten hoeveel waterstof Tata Steel nodig heeft; gegeven die hoeveelheid moet je weten hoeveel windvermogen nodig is; en vervolgens moet je weten of dat vermogen er is of komt.

Voor de eerste twee stappen leunt de beantwoording op een studie van het bekende internationale consultancybureau Roland Berger. Tata Steel en de FNV waren gezamenlijk opdrachtgever. De studie staat in de literatuurlijst.
Berger beweert (blz 15) dat voor de 7,2 miljoen ton vloeibaar staal die Tata Steel jaarlijks maakt, jaarlijks 380.000 ton waterstof nodig is. Dit getal kan ik niet controleren en ik neem aan dat het klopt.
Vervolgens kun je met middelbare school-scheikunde uitrekenen hoeveel energie er vrijkomt als je 380.000 ton waterstof laat reageren met zuurstof tot water: 15,1TWh. Berger neemt nu aan (klein foutje) dat die 15,1TWh ook geldt als je het verhaal andersom vertelt, dus van water terug naar waterstof . Gekoppeld aan 4000  vollasturen wind op de Noordzee kom je dan op een nodig vermogen van 3,8GW (Berger zegt ongeveer 4GW).
Maar het rendement van de electrolysers is ca 70% en zo her en der valt nog wel wat energie uit als warmte. Men kan die 3,8GW windvermogen dus het beste zien als netto, terwijl er bruto ongeveer anderhalf keer aan turbines moet staan. Je hebt dus zowat 6GW windvermogen nodig.
Lennart heeft dit foutje kritiekloos overgenomen.

Verschijnt het regeringsbeleid ten tonele, in de vorm van twee Kamerbrieven van minister Jetten. Daarin wordt de Nederlandse wind op zee – ambitie in 2030 opgehoogd tot 21GW (die grotendeels nog niet gerealiseerd is). Op de langere termijn is meer mogelijk.

Dus, zegt de Klimaathelpdesk, het antwoord op de vraag is ‘ja’ want 4GW is kleiner dan 21GW (en de correcte bijna 6GW ook).
Ik ben zo vrij om daar ‘in principe’ aan toe te voegen. Want (en dat zegt ook de Klimaathelpdesk in een beperkend zinnetje), er zijn een heleboel industrieën die smachten naar groene waterstof en je hebt ook zoiets als opslagcapaciteit nodig (die ook weer voor verlies zorgt).

Of de Noordzee groot genoeg is voor alle waterstofhunkeringen, valt te bezien. Een studie van Taminiau en Van der Zwaan voor het jaar 2050 (die ook op de literatuurlijst van het antwoord van de Klimaathelpdesk staat ( https://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=4109358) spreekt over 59GW in de makkelijk toegankelijke delen van de Nederlandse Exclusieve Economische Zone. Als men de turbines ook neerzet in gebieden waar nu naar olie en gas geboord wordt, in natuurgebieden en in militaire oefenterreinen (nogal wat als als als), zou men tot 99GW moeten kunnen komen.
Zowel de vraag naar als het aanbod van wind op zee in 2050 zijn te speculatief om hier verder op in te gaan.

Het feest gaat niet door
Uiteindelijk werd in 2023 bekend dat de hoogste Tata-directie de transitie (nu?) niet in bovengeschetste ideaalvorm wil uitvoeren. Dat is teleurstellend.
Maar vroeg of laat zal een CO2-vrije staalproductie er moeten komen. Staal blijft nodig.

Het jaar 1000

Het Evangelarium van Egmond. Men had eerbied voor boeken.

De aanleiding
Na elke duizendste bezoeker van mijn homepage een meer persoonlijk getint verhaal over een afwijkend onderwerp.

Na de 36000ste klik op mijn homepage een verhaal over ‘het jaar 1000’. Dit omdat ik met mijn partner naar de tentoonstelling geweest ben in het Rijks Museum van Oudheden (RMO) in Leiden. Zie Rijksmuseum van Oudheden | Het jaar 1000 . Het is een goede tentoonstelling die doorloopt t/m 17 maart 2024. Er hoort een mooi projectboek bij.
‘Het jaar 1000’ moet gelezen worden als ca 900 – ca 1100 , dus de 10de en 11de eeuw. De begrenzing wordt met enige soepelheid gehanteerd.

Het RMO motiveert zijn keuze met de constatering dat de 10de en 11de eeuw in de Nederlandse geschiedenis meestal een groot zwart gat zijn. Vooraf ging Karel de Grote en directe nazaten en die kennen we wel, maar daarna wordt het duister en pas in de hoge Middeleeuwen verschijnt het historische licht weer. De tentoonstelling laat zien dat dat onrecht doet aan de periode ertussen in waarin veel belangrijke trends gezet zijn.

Bijvoorbeeld omdat in die tijd het Oud-Nederlands dominant wordt over het Oud-Fries en het Oud-Saksisch.

Wie was er de baas?
De Europese opperbazen waren de keizers Otto nummer 1, 2 en 3 , en de opperbaas in ongeveer wat nu Nederland is was de bisschop van Utrecht.  Scheiding van kerk en staat bestond dus niet, voor zover men in die periode al van een ‘staat’ kan spreken.

Om bij de toenmalige communicatietechnieken te regeren moesten keizers met aanhangende hofhouding te paard als een soort rijdende rechter. Ze overnachtten dan in een ‘Palts’. Nijmegen had zo’n Palts (waarvan het Valkhof nog over is). Zodoende kon het gebeuren dat Otto II, die getrouwd was met een prinses uit Constantinopel, met die prinses onderweg was naar Nijmegen, tijdens welke rit de prinses in een bos ter hoogte van Groesbeek een tweeling ter wereld bracht waarvan het zoontje bleef leven.
Otto II stierf voortijdig, waarna de prinses de regeringszaken nog acht jaar waarnam. Volgens tijdgenoten deed ze dat niet slecht.

Kaart met archeologische vondsten uit deze periode

De kaart met archeologische vondsten laat zien waar men woonde.
Bekende paltsen waren die van Nijmegen, Utrecht (daar een Palts van de keizer en een palts van de bisschop), Zutphen, Asselt (bij Roermond) en Meerssen (bij Maastricht) ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Palts_(verblijfplaats) ) .
Sowieso was het belang van wat nu de regio heet in die tijd veel prominenter. Grote delen van laag-Nederland waren slechts beperkt en risicovol bewoonbaar. Het beroemde Dorestad bijvoorbeeld werd door de op hol geslagen Rijn onder een laag klei bedolven en daarop verscheen later weer het dorp Vik. Vandaar de huidige naam Wijk bij Duurstede.
Limburg en Oost-Nederland als het politieke zwaartepunt van Nederland…
Ook een plaats als StOedenrode (de rode van sint Oda) is in die tijd een stuk belangrijker dan nu. Het tentoonstellingsboek geeft een mooie reconstructietekening van de burcht van Rode.

Land en landschap
Rond 900 was 70% van het gebied ‘woest’ en 30% ‘cultuur’. In 1100 lag dat omgekeerd. Door bedijking, veenontginning, en dat kon weer door toegenomen maatschappelijke organisatie vanuit stadjes, burchten en kloosters. Er ontstaat betere en meer landbouw en de bevolking groeit.

In die tijd namen de beer en de eland afscheid van wat nu Nederland is.

Kootwijkerzand (uit Wikipedia), de grootste woestijn van West-Europa

Wat ik een gemis vind is dat de Veluwe weinig aandacht krijgt. Dat is een leerzaam verhaal met als hedendaags icoon het Kootwijkerzand. Daar ligt een dorp onder dat in de 11de eeuw bedolven is. De tentoonstelling geeft wel wat afbeeldingen, maar geen verhaal. Zie https://www.archeologieopdekaart.nl/late-middeleeuwen/kootwijkerzand/pointofinterest/detail .
De Veluwe was in de tijd na Karel de Grote t/m ca de 11de eeuw het Ruhrgebied van West-Europa. Er werd ijzererts gevonden in de vorm van ‘klapperstenen’  die relatief veel ijzer bevatten. Voeg een reducerende warmtebron toe in de vorm van houtskool (een primitief hoogovenidee, maar dan van leem), en met enige kennis van zaken krijg je een deel van het ijzer in smeedbare vorm, en de rest wordt ijzerhoudende slak (die overal op de Veluwe nog teruggevonden wordt).
Voor houtskool is hout nodig. Diverse auteurs verschillen van mening over hoe duurzaam dat hout gewonnen werd (hakhout of hele bomen), en in hoeverre de schuld ligt bij  overexploitatie door overdadige schapen- en geitenvraat, of combi, maar het resultaat van alles was dat de Veluwe ontbost werd. Het zand ging stuiven en bedolf een dorp dat rijk was geworden aan de ijzerwinning. Een klassiek ‘sic transit gloria mundi’-verhaal dat ook heden ten dage nog zeggingskracht zou kunnen hebben. Ecologisch zelfvernietigend menselijk ingrijpen.

Kennis
De mensen in de 10de en 11de eeuw hadden uiteraard minder kennis dan wij nu hebben, maar ze waren net zo slim als jij en ik, en ze wilden graag kennis verwerven.
Veel van die kennis was Arabisch of (via de Arabieren) nog ouder, bijvoorbeeld Grieks of Babylonisch. De mondiale heersers van die tijd hadden hun onderlinge mondiale contacten en de kloosters waren het uitvoerend orgaan. Wat voorbeelden.

Hoe je je een olifant moet voorstellen als je die alleen maar van horen zeggen kent

Een wis- en sterrekundeboek uit die tijd. Het is van Gerbert d’Aurillac, die later zijn paus Sylvester II werd  (je kunt het ver schoppen als wiskundeleraar). Hij hield aan zijn opleiding wel een volkse reputatie als tovenaar over. Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Paus_Silvester_II .

Een onbekend Indiaas genie heeft bedacht om aan het bestaande Babylonische positie-talstelsel een expliciet teken toe te voegen om aan te duiden dat op een bepaalde positie niet wat staat. Wij kennen dat sindsdien als de 0. Dus 203 = 2*100 + 0*10 + 3*1. Zie https://www.bjmgerard.nl/over-fietsen-hammoerabi-en-het-multiculturele-talstelsel/ .
In deze tabel de oudste nullen in Leiden.
(Van de twee jaartallen is het eerste Arabisch en het tweede Christelijk.
)

Een Arabisch astrolabium ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Astrolabium ). Het astrolabium is mogelijk een van orsprong Griekse uitvinding die door de Arabieren verder ontwikkeld en verspreid is.

Sinterklaas
De populairste heilige van die tijd was Sint Nicolaas. Die was bisschop van Griekse komaf en resideerde in Myra, in wat nu Turkije is. ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Nicolaas_van_Myra )
De bisschop was in zijn tijd al populair en verrichte, naar men zegt, vele spectaculaire wonderen. Hij is niet voor niets de beschermheilige van schippers, scheepsbouwers, vissers, gevangenen, onschuldig veroordeelden, advocaten, deurwaarders, bankiers, dokwerkers, graanhandelaars, kuipers, wijnhandelaars, schilders, parfumeurs, apothekers, bakkers, clerici, vrijers, maagden, kinderen, prostituees en kooplieden. Ook veel havensteden hebben Sint-Nicolaas als beschermheilige. ‘Een hoop nevenfuncties’ merkt de tentoonsteling op die veel aandacht besteedt aan de Sint die ook in de 10de eeuw nog steeds zeer populair was.
De goede Sint ging rond 336 nChr dood en werd in Myra bijgezet. Toen daar de Seltsjoeken de baas werden, gingen Venetiaanse zeelieden op operatie en namen de stoffelijke resten mee naar Bari in Italië. Of dit geheel belangeloos gebeurde valt niet te achterhalen, maar relieken van zo’n populaire heilige waren in die tijd veel waard. .

De heiligenverhalen rond Sint Nicolaas maken in het geheel geen melding van een zwarte assistent, en hebben evenmin enige connectie met Spanje.

De Hunenborg – even een stukje jeugdsentiment
Op de archeologische kaart staat een burcht in Twente, in het Agelerbroek bij Ootmarsum. Ik heb gedurende mijn middelbare schooltijd in Ootmarsum gewoond en ik ben vaak naar de Hunenborg gefietst. De Hunenborg heeft overigens niets met de Hunnen te maken, want de burcht is van veel later (ca 1050). Het is wel een ‘borg’, met wallen en een gracht, maar onbekend is van wie precies. Wikipedia noemt de Bisschop van Utrecht als meest waarschijnlijke belanghebbende ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Hunenborg ).
Er zijn in 1916 en in 2016 opgravingen gedaan.

Hunenborg in het Agelerbroek bij Ootmarsum

Het monument ligt nu in het bos. Ik vond bij mijn bezoekjes dat er een aparte sfeer hing, maar dat is uiteraard geheel subjectief.

Oldenzaal staat ook op de kaart. Het gebied rond de Oldenzaalse Plechelmuskerk ken ik ook want ik heb in Oldenzaal op school gezeten. De Plechelmus is een hele interessante kerk.

Klimaatrechtvaardigheid berekenen

Intro
“Klimaatrechtvaardigheid” bekt lekker, zeker in het Engels, luidkeels galmend in de straten tijdens een demonstratie. Maar ik ben tot voor kort niemand tegengekomen die een coherent verhaal oplepelt wat het begrip betekent. Waaraan herken je in voorkomende situaties of iets klimaatrechtvaardig is of niet? Kun je daar Euro’s en kilo’s CO2 aanhangen?

“Tot voor kort”, want sinds begin november 2023 is het iets makkelijker. Toen brachten Milieudefensie als opdrachtgever en ingenieursbureau Kalavasta als uitvoerder de 1.0 – versie van het Beleid Transitie Model uit (BTM). Dat model is te vinden op https://klimaatrechtvaardigheidscheck.nl/ . Het is gratis en vrij bruikbaar.

Milieudefensie heeft een goed stuk werk verricht, dat zich helaas niet leent voor een breed publiek.


Het is een ingewikkeld werkstuk en dat komt vooral omdat de werkelijkheid, waarvoor het model model staat, zelf zo ingewikkeld is. Er zit flink wat documentatie bij (onder de TAB ‘handleidingen’) en dat is geen luxe. Dan nog heb ik er vele uren op zitten puzzelen tot ik het een beetje snapte. Het lukt alleen als je achter de computer zit.
Wie details wil weten, moet zelf in de documentatie duiken.

Kern van de zaak (en daar is het model uniek in) dat het model focust op de positie van huishoudens.
Wat overigens slechts een deel van een groter verhaal is, maar dat wordt elders aangepakt (bijvoorbeeld in de bedrijvenactie van Milieudefensie).

Uitleg van het model
Als je het model  binnenhaalt en start, zie je een gebruikersinterface. Hierboven een afbeelding. De gekleurde hokjes horen niet bij de interface, maar bij de didactiek daarvan.

Het referentiejaar is 2023 en het doeljaar is 2030.
(Na 2030 gaat de taakstelling verder, maar daarover gaat dit model niet).

Het model wordt aangeleverd in de standaard modus ‘basisjaar’. In die modus zijn de variabelen in het model ingevuld met officieel beleid, dat op Prinsjesdag in september 2023 voldoende zeker was om mee te kunnen rekenen, of minstens om geloofwaardige aannames te doen.
Klikt men in de kolom ‘navigatie’ uit de vier thema’s huisvesting-mobiliteit-voeding-spullen aan de mobiliteit, en daarna in het navigatieveld het subthema vervoer met auto, en daarna in het Invoerveld het sub-sub-thema beleid heffingen, dan verschijnen in dat Invoerveld  de veronderstelde toekomstige Europese CO2-heffing ex het ETS2, de aanschafbelasting BPM, BTW en accijns, en de kilometerheffing (die standaard op nul is gezet vanwege onvoldoende duidelijkheid).
De standaardwaarden, die daar nu staan, leiden tot resultaten in het veld Grafieken.
De horizontale as bevat altijd een inkomensindeling (waarover verderop nadere uitleg), de verticale as kan gekozen worden en staat in de standaardversie op ‘directe emissies toekomst in kg CO2 per huishouden (hh) per jaar’ (toekomst = 2030).

Wat het model met ‘direct’ en ‘indirecte’ emissies bedoelt, verdient toelichting.
Het model stelt ‘direct’ gelijk aan wat het huishouden zelf aan energie opwekt (in technische termen scope 1). Dat betreft aardgas in de woning, benzine of diesel voor de auto en een evenredig deel van de kerosine voor het vliegtuig.
De rest van de emissies is indirect (scope 2 en 3). Aangeleverde stroom en stadswarmte aan de woning zijn in het model als scope 2 indirect; aan de auto geleverde stroom als scope 2 indirect; omzettingsverliezen in het raffinageproces en emissies bij de opwerking van elektriciteit voor de auto zijn scope 3 en dus indirect; omzettingsverliezen in het raffinageproces van kerosine en extra klimaateffecten op grote hoogte zijn scope 3 en indirect; alle spullen (waaronder de fabricage van de auto en het vliegtuig) zijn als scope 3 indirect; zo ook voedsel.

De uitkomsten van het model als geheel (dus de vier thema’s samen ) worden weergegeven in de strook ‘Dashboard’ onderaan. De TAB ‘Dashboard wijzigen’ maakt het mogelijk de weer te geven grootheden boven de kolommen en naast de rijen te kiezen. In de grafiek hieronder staat de standaardkeuze.
‘%’ betekent hoeveel de waarde in 2030 (die ook in absolute cijfers gegeven wordt)  is t.o.v. die in 2023.  Dus bij de 6de deciel is de directe CO2 – emissie in 2030 van huis, auto en vliegen samen 4382 kg CO2 per huishouden per jaar, en dat is 75% van de waarde in 2023.
Bij de 6de deciel is de indirecte CO2 – emissie in 2030 van huis, auto, vliegen, voedsel en spullen samen 9066 kg CO2 per huishouden per jaar, en dat is 93% van de waarde in 2023.
Naast het verhaal over de kilo’s CO2 is er uiteraard ook een financieel verhaal. In het Dashboard komt dat tot uiting in de kolom ‘Totale uitgaven van modules binnen het model’ (dat is inclusief afschrijving en onderhoud) en in de kolom ‘Totale uitgaven’. De logica m.b.t. de absolute en %-cijfers werkt hetzelfde.

De inkomensverdeling van de horizontale as verdient eveneens uitleg. Zie eventueel https://longreads.cbs.nl/welvaartinnederland-2019/ en dan de bijlage.
Het begrip ‘gestandaardiseerd inkomen’ is ontworpen om de inkomenspositie van huishoudens met diverse samenstelling statistisch te kunnen vergelijken. Eerstens heeft elk huishouden een besteedbaar inkomen. Maar alleen wonen is duur en het paarsgewijze een woning bewonen heeft voordelen, ook financiële. Je kunt met zijn tweeën onder dezelfde lamp zitten.
Het CBS heeft experimenteel factoren bepaald die afhankelijk zijn van de gezinssamenstelling (bijv. voor twee volwassenen zonder kinderen 1,37), en waardoor het besteedbaar inkomen gedeeld wordt. Het getal dat daaruit komt heet het gestandaardiseerd inkomen. Dit begrip is per definitie gelijkgesteld aan de koopkracht. Dus een éénpersoonshuishouden met €10.000 en een twee volwassenen-huishouden met €13.700 worden statistisch beide ingeboekt als een gestandaardiseerd inkomen van €10.000, tevens gelijk aan de koopkracht.
Vervolgens is het koopkracht-spectrum verdeeld in tien groepen waar steeds evenveel huishoudens inzitten (decielen), en die decielen staan op de horizontale as (vanwege plaatsgebrek is het woord ‘1ste deciel’ niet afgedrukt).

Hou in de gaten dat het model gebaseerd is op heel veel aannames, statistische vereenvoudigingen en onzekerheden. Vaar er niet blind op. Dat zegt trouwens Kalavasta zelf ook. Het is indicatief, maar dat dan goed.

In de witte hokjes in de lichtgrijze achtergrond kun je eigen waardes intypen in plaats van de standaardwaarde die er staat. Daarmee kom ik op de tweede modus, de zelfgebruikmodus. Na het invullen van de alternatieven de TABknop ‘Bereken’ aanslaan en het model rekent uit wat jouw versie van de werkelijkheid voor effecten heeft.
Je kunt jouw werkelijkheid (‘scenario’) via de TAB ‘Acties’ onder een zelfgekozen naam opslaan. Maar daarvoor moet je eerst een account aanmaken en dat moet, om een mij onduidelijke reden, met twee-factor bescherming van Google en dat geeft zoveel gedoe dat ik er niet aan ben begonnen.
Onder de TAB ‘Acties’ ook enkele andere nuttige functies, zoals het resetten naar het basisjaar.

Hieronder de interface die je ziet als je het Basisjaar (referentie) ophaalt, en daaronder een voorbeeld van de interface die je  krijgt als je de subsidies van €2950 op elektrische auto’s in 2025 niet afschaft. Dit slechts omdat dat een kort en eenvoudig voorbeeld is, niet omdat ik daar inhoudelijk iets van vind.


Een goede vraag, gezien deze getallen, is hoe de laagste decielen überhaupt rondkomen.

En nu de klimaatrechtvaardigheid
Deze uitgebreide technische beschrijving was nodig omdat het klimaatrechtvaardigheidsverhaal in het model technisch op dezelfde wijze georganiseerd is.

Sla daartoe in het Navigatieveld de TAB ‘Klimaatrechtvaardigheid’ aan, en na een kort introriedeltje de TAB ‘Klimaatrechtvaardigheid op basis van capaciteit en verantwoordelijkheid’. Even lezen en doorscrollen tot waar er ingevuld kan worden. De begrippen ‘capaciteit en verantwoordelijkheid’ vormen de basis van het kwantitatief inzichtelijk maken van wat Klimaatrechtvaardigheid voor huishoudens betekent.

Eerstens stelt het model standaard het reductiedoel voor 2030 in als 45% t.o.v. 2019, de uitspraak van het IPCC en van het Shellvonnis (en van de 29 bedrijvenactie van Milieudefensie). Men kan dit desgewenst zelf hoger zetten (bijvoorbeeld de 55% van het nationaal beleid en het Europese Fit for 55).
De totale reductieopgave van huishoudens moet door de tien decielen gezamenlijk worden opgebracht. De klimaatrechtvaardigheid gaat erover hoe dat verdeeld wordt

Het begrip ‘capaciteit’ is gedefinieerd als het gestandaardiseerd inkomen minus een vrijstelling. Die vrijstelling is door het model standaard vastgesteld op €15576 per huishouden per jaar, het niet-veel-maar-toereikend-criterium van het Centraal Plan Bureau (CPB). De gedachte is uiteraard dat daaronder de kip zo kaal is dat er geen veren meer te plukken zijn. De vrijstelling is instelbaar.
De aldus gedefinieerde  ‘capaciteit’ is een kwantificering van ‘de sterkste schouders’.

Het begrip ‘verantwoordelijkheid’ is afgeleid van de fair share-gedachte. Als er op de mondiale uitstoot van 59Gton per jaar 45% geminderd wordt, blijft er 32,45Gton over. Dat delen door 8,5 miljard mensen leidt tot een vrijstelling van 3818 kg CO2 per persoon per jaar (dit getal is ook weer instelbaar). Dat maal het gemiddelde aantal personen per huishouden wordt vervolgens als berekeningsbasis in het model gebruikt. Het verschil tussen de feitelijke CO2 -lozing en de vrijstelling per huishouden is de definitie van de ‘verantwoordelijkheid’. Een grote verantwoordelijkheid betekent een grote vervuiler.

Klimaatrechtvaardigheid gaat erover wat men de beste balans vindt tussen verantwoordelijk en capaciteit. Dat is een politiek (zo men wil ethisch) waarde-oordeel en geen model kan waardeoordelen geven. Klimaatrechtvaardigheid is een hele belangrijke factor, maar niet de enige. Ook het reductiedoel moet bereikt worden.
Aan de andere kant hebben de hoogste inkomens onevenredig veel profijt van nationale stimuleringsmaatregelen. Dat dat scheef is, is ook een politiek waardeoordeel.

Het model kan wel inzichtelijk maken wat keuzes betekenen. Men kan daartoe in het model een schuif zetten tussen verantwoordelijkheid en capaciteit.
De schuif naar helemaal links (100% verantwoordelijkheid, 0% capaciteit) staat gelijk aan de gedachte ‘de vervuiler betaalt ongeacht zijn inkomen’. Men zal dit niet gauw klimaatrechtvaardig vinden.
De schuif op 50-50% is een compromis dat als standaard aangeboden wordt door het model.
De schuif naar helemaal rechts (0% verantwoordelijkheid, 100% capaciteit) staat gelijk aan de gedachte ‘de sterkste schouder betaalt, ongeacht zijn emissie’.
Wat mij persoonlijk betreft, zit het optimum dat de schuif ergens rechts van het midden zit. Voor een preciezere aanduiding zou ik eerst diep moeten nadenken.

Hieronder hoe de verdeling eruit ziet in bovenstaande drie standen van de schuif.
Lees dit als volgt: de lichtgroene balk geeft de feitelijke emissie van een huishouden weer, zoals dat geschat wordt in 2030.
De donkergroene balk geeft het doel weer (zijnde 3818*de gemiddelde gezinsgrootte).
Als de lichtgroene balk boven de corresponderende donkergroene balk ligt, moet het verschil als extra reductie-inspanning tussen nu en 2030 worden waargemaakt.
In de 50-50% stand heeft het bestaande nationale beleid ervoor gezorgd dat laagste deciel in 2030  niet meer loost dan in 2030 mag.

Maar dan moet dat beleid wel worden uitgevoerd.

 Schuif links, 100% verantwoordelijkheid (vervuiler betaalt)

Schuif in het midden, 50-50%

Schuif rechts, 100% capaciteit (de sterkste schouders betalen volledig)

Nieuwe test voor loodvervuiling

Intro
Onderzoekers van het AMOLF (Atoom- en Molekuul Fysica) hebben een nieuwe detector ontwikkeld en op de markt gebracht om de (bedoelde of onbedoelde) aanwezigheid van lood in of op materialen in kaart te brengen.

Het blad De Ingenieur schreef erover op 29 november 2023 ( https://www.deingenieur.nl/artikel/betaalbare-loodtest-dankzij-onverwachte-ontdekking ).

De Ingenieur bouwt zijn artikel op een publicatie in het gerenommeerde Environmental Science and Technology ( https://doi.org/10.1021/acs.est.3c06058 , OPen Access), uit welk artikel de hierna volgende afbeeldingen afkomstig zijn. Noorduin is de corresponderend auteur.

Het persbericht op AMOLF is te vinden op https://amolf.nl/news/a-lead-test-based-on-solar-cell-technology .

Photoluminescent lead detection in complex environments and real-world scenarios. Lead detection on (A) soil, (B) glass, (C) pottery, (D) electrical cable cladding, (E) lead-containing tea kettle that is rubbed with melamine sponge, (F) paint, (G) electrical circuit board, (H) footprint of lead-contaminated shoe, (I) waterpipe, and (J) cross-sectioned lead-acid battery. Note that the photoluminescence is brighter in reality than in the photographs.

De detector
Er bestaat nog steeds loodvergiftiging. Dat kan tot ernstige medische problemen leiden (vooral bij kinderen), en zelfs tot de dood.
Weliswaar is met het wegvallen van lood in benzine een belangrijke bron daarvan weggevallen, maar er zijn nog steeds genoeg bronnen over: verf, waterleidingen, stroomkabels, recyclingbedrijven, elektronica en keramiek. En niet te vergeten sommige kleine vliegtuigen die nog op loodhoudende vliegtuigbenzine vliegen (AVGAS) – zie gs-noord-brabant-willen-verbod-op-loodhoudende-vliegtuigbenzine/ .
Unicef schat dat mondiaal meer dan een op de drie kinderen aan loodvergiftiging lijdt (ca 800 miljoen).

Er bestaan al methodes om lood te detecteren: van precieze die alleen in wetenschappelijke kring gehanteerd kunnen worden tot op verkleuring gebaseerde testen die in het veld gehanteerd kunnen worden, onder andere door civil scientists in gemeenschappen.
Ze hebben echter alle hun beperkingen, waardoor je er niet betrouwbaar, gemakkelijk en goedkoop over grote gebieden mee kunt werken.

Bodemonderzoek met de loodtest (foto Amolf)

De nieuwe detector verruimt deze mogelijkheden.
Het pakketje omvat een sprayer die een wolkje van de stof methylammoniumbromide (MABr) over het te onderzoeken oppervlak aanbrengt. Als daar lood inzit of opzit, vormt dat lood met het MABr een verbinding die men een lood halide perovskiet noemt. Die verbinding luminesceert als die met een (met het pakketje meegeleverde) UV-lamp beschenen wordt (wat men in de volksmond een black light noemt).
Door in plaats van Br te kiezen voor mengsels met het chemisch verwante chloor of jood kan men de kleur van de fluorescentie instellen, maar gekozen is voor groen (dat ontstaat met Br), omdat het menselijk oog daarvoor het gevoeligst is.
MABr is niet erg  gevaarlijk (lijkt chemisch in de verte een beetje op salmiak), van het oplosmiddel isopropanol zijn ook niet meteen rampen te verwachten zolang je het niet  in de fik laat vliegen,  en, zoals bekend, moet je niet in een UV-bron kijken. Met enig benul is de testkit gevaarloos te hanteren.

De techniek haalt met het blote oog concentraties van 1 nanogram per mm2 (de concentratie is hier per eenheid van oppervlakte – normaliter geeft een test die per eenheid van volume zoals de 5µg/dL – bloedgrens voor loodvergiftiging). Dit is erg gevoelig.
Met een deskundig bediende camera moet men de 0,05 nanogram per mm2 kunnen halen.
Er is een dosis-effectrelatie (meer lood, meer licht), maar die vlakt bij hogere concentraties op een gegeven moment af.
Soms is lichte voorbewerking  wenselijk (bijvoorbeeld een beetje opschuren).
De techniek blijkt verrassend specifiek. De onderzoekers hebben hem uitgeprobeerd met ca 50 chemicaliën en kregen geen vals-positieve of vals-negatieve antwoorden (bijvoorbeeld ook niet van tin, dat veel op lood lijkt).
Het maakt niet uit in welke  chemische bindingsvorm het lood is: metallisch, tweewaardig of vierwaardig, het werkt altijd. Hoe dat kan, is nog niet duidelijk.
De test heeft een hekel aan water.

(De eerste twee rijen per drie geven zonder toegevoegde spray de kleur met alleen daglicht resp. met alleen de UV-lamp, en de derde rij met alleen UV-licht met toegevoegde spray.
De bovenste drie rijen gaan over loodverbindingen, de laatste drie over niet-loodverbindingen)

Fundamenteel onderzoek en toeval
De loodtest is een bijvangst van fundamenteel en toegepast wetenschappelijk onderzoek dat eigenlijk over iets anders ging. Lood halide perovskieten staan erg in de belangstelling als materiaal voor zonnecellen en LEDjes.
Daarnaast hobbyde groepsleider Noorduin wat met de manier waarop botten en kalkskeletten in de natuur fossiliseren (zei hij in De Ingenieur). Dat moest ook met loodperovskiet kunnen.
In Coronatijd schoot hem te binnen dat je op deze basis ook een lood-test moest kunnen maken. De spray deed inderdaad zijn  dakgoot en de verf op zijn kozijn oplichten.

Bestellen?
De auteurs van de studie in het vakblad hebben een winkeltje opgericht dat hun testsetjes verkoopt. Op https://www.lumetallix.com/ (en dan shop). De set kost €66 excl. BTW.

Testset

De shop biedt ook toegang tot de mondiale NGO Pure Earth tegen giftige hot spots ( https://www.lumetallix.com/contact/pure-earth/ ), en tot de organisatie LEAPP (Lead Exposure and Poisoning Prevention Alliance ( https://leappalliance.org.uk/ ).

Verder is er de gebruiksaanwijzing te vinden op https://www.lumetallix.com/instructions/ .

Zit er wel of geen lood in de verf? (foto LEAPP)

HEMA brengt klimaatfootprint in kaart, supermarkten gerangschikt

CO2 –  inventarisatie
De HEMA is begonnen te doen met wat Millieudefensie niet aan dit bedrijf gevraagd heeft, namelijk het maken van een klimaatplan. Liever gezegd de voorbereiding daarop, een nulmeting (over 2019) van de broeikasgasemissie die verbonden is aan de bedrijfsvoering en de producten van het bedrijf, gerekend over wat in het jargon scope 1, 2 en 3 heet.

De begrippen scope 1, 2 en 3 zijn vastgelegd in het internationale GHG-protocol (GreenHouse Gas-protocol, https://ghgprotocol.org/ ).

In het geval van de HEMA levert dit onderstaande indeling op hoofdlijnen op:

De studie is gedaan door het Amsterdamse bureau Metabolic ( https://www.metabolic.nl/ ).

De HEMA heeft via zijn eigen kanalen ( https://corporate.hema.com/hema-publiceert-ambitieuze-doelen-co2-reductie/ ) onder de titel “HEMA publiceert ambitieuze doelen CO2 – reductie” een soort beginselverklaring. Op het einde daarvan kan het rapport zelf gedownload worden.
De NRC van 05 oktober 2023 heeft twee volle pagina’s aandacht aan het project besteed (dat is  het wel waard). Zie (als je eraan kunt) https://www.nrc.nl/nieuws/2023/10/04/hoe-hema-zijn-totale-uitstoot-heeft-weten-te-berekenen-a4176167?utm_source=push&utm_medium=topic&utm_term=20231004 .

Het is geen geringe taak geweest, met name scope 3 niet. Zoals Wilma Veltman, directeur inkoop, zegt ‘We hebben 30.000 artikelcodes in de winkels liggen’. In de NRC legt ze uit dat die samengebracht zijn in groepen vergelijkbare producten ‘alle sokken in één groep. Alle cacao in één groep’ enzovoort. Onduidelijk is of katoenen, wollen en polyester sokken in dezelfde groep zitten, maakt nogal uit.

Veltman spreekt steeds over CO2, maar uit het rapport blijkt dat alle broeikasgassen meegenomen zijn (ook bijvoorbeeld methaan en lachgas).

De berekening van Metabolic is nog eens dunnetjes overgedaan in een second opinion van Det Norske Veritas Business Assurance B.V. Daar kwam min of meer hetzelfde uit en die overeenkomst was goed genoeg om mee te kunnen werken. Bij veel precisie had het project jaren geduurd.

Je krijgt dit soort plaatjes:

Er zitten verrassende uitkomsten,

  • Scope 1 en 2 tellen getalsmatig nauwelijks mee (daarbinnen alleen de ingekochte stroom)
  • Transport speelt ook nauwelijks een rol
  • De bulk zit in de verwerving van goederen en diensten (‘upstream’) en het gebruik van die goederen (‘downstream’)

Men moet overigens bij dit soort werk waken voor dubbeltellingen. Hier speelt dat niet: de sokken tellen klimatologisch mee bij de HEMA en niet bij meneer Jansen die ze in de kast heeft liggen.

De berekening gaat elk jaar geactualiseerd worden.

De HEMA wil ook landgebruik, water en biodiversiteit in kaart gaan brengen.

Wat gaat de HEMA nu doen, of doen ze al?
Topvrouw Saskia Egas Reparaz wil dat de HEMA koploper op duurzaamheidsgebied wordt. Nu passeren dit soort ronkende kreten wel vaker, en aan concrete tussendoelen heb je meer. Die zijn er: de HEMA wil in 2030 zijn scope 1 en 2 – emissies met 75% teriggebracht hebben, en zijn scope 3 – emissies met 46% (dat is veel moeilijker).
Veldman wil niet teveel pielen met kleine dingetjes (NRC) en de grote dingen aanpakken. Bij de HEMA zijn dat bijvoorbeeld papier en katoen en verpakkingen.

  • Papier heeft nu FSC-keurmerk en dat moet gerecycled FSC-papier worden.
  • Katoen is nu volges het Better Cotton Initiative en dat moet biologissch worden. babykleren zijn dat al vanaf begin 2024.
  • De hoeveelheid verpakkingen is in vier jaar al met 23% teruggedrongen
  • Alternatieven voor maandverband

De gewetensvraag (voor de hele detailhandel) is of de HEMA niet gewoon minder moet gaan verkopen. Dat is voor een commerciëel bedrijf een brug te ver. ‘Spullen verkopen is ons bestaansrecht. Dus hoe wij dit oppakken is: spullen verkopen die langer meegaan” aldus Veldman in de NRC. Bijvoorbeeld afwasborstels met verwisselbare kop en navulbare make up-dozen en meegroeiende rompertjes.

Men kan moeilijk beweren dat de HEMA bekend staat om de overdadige luxe en overbodig assortiment.

De rookworst
De HEMA-icoon. De HEMA heeft overigens ook een vega-variant (de Ookworst), maar die loopt nog niet zo hard. Dus moet die lekkerder worden, vindt Veldman. Ze houden wel beide in de verkoop.

OP https://foodfootprint.nl/ kun je de foorprint van een aantal  voedingswaarden opzoeken.
Foodfootprint kent wel de runderrookworst, en dan krijg je dit

Runderrookworst per 100 gram
2187 g CO2eq        *
18.0 L water           *
 1.06 m2*jaar         *

(5 sterren = goed, 1 ster = slecht, t.o.v. andere producten op deze site) 
Data: RIVM (gemiddelde Nederlandse markt)
let op: kan (sterk) verschillen per seizoen/ land van herkomst

Rundvlees is notoir heel slecht, maar bovenstaande worst (overigens niet van de HEMA) is vooral varken en dat is iets minder erg.

Tel dus de jaarlijkse rookworstomzet van de HEMA en doe dat maal de varkensvariant van 2187 g CO2 , heb je een klein stukje van de grote footprintstudie van de HEMA.

Europese verplichting
Vanaf 2025 moeten alle grote Europese bedrijven verplicht rapporteren wat hun impact is op mens, milieu en klimaat. Een exercitie zoals die van de HEMA is daarvan een onderdeel.
Het worden gouden tijden voor eco-accountants.

In de NRC van 06 okt 2023 staat een artikel over supermarktketens, met de Superlijst Groen gerangschikt op duurzaamheid door bureau Questionmark over 2022. Eén staat Ekoplaza, twee de Lidl, drie de Albert Heijn en laatst de Plus. Kanttekening is dat het soms  meer om woorden dan om daden gaat. Zie https://www.thequestionmark.org/ en dan voor het NRC-artikel https://www.nrc.nl/nieuws/2023/10/05/groene-woorden-zijn-er-volop-maar-aan-daden-ontbreekt-het-de-supermarkt-vaak-nog

Het rapport over de supermarkten is te vinden op https://www.thequestionmark.org/search?type=publication of via de zoekterm ‘Superlist Environment The Netherlands 2023’

Fossiele energiesubsidies afschaffen: waarvan wordt het klimaat wijzer?

Het klinkt als een paradox: XR heeft het over geld en het PBL heeft het over klimaat, en beide hebben het over fossiele energiesubsidies. Hoe kan dat?

Nu is een paradox een schijnbare tegenstelling en dat is ook hier het geval, maar alle paradoxen worden geformuleerd om het denken aan te scherpen, en dat is eveneens hier aan de orde.


De grondslag van de PBL/CPB-studie en de Milieudefensie/SOMO/regeringsaanpak.
Het PlanBureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft samen met Centraal Plan Bureau (CPB) een studie uitgebracht over de hoogte en de aard van fossiele energiesubsidies, kort nadat de regering bij de begrotingsstukken becijferd had dat die subsidies samen goed waren voor tussen de 40 en de 46 miljard Euro per jaar.

De studie “Afschaffen fossiele energiesubsidies: eerder een hersenkraker dan een no-brainer” is te vinden op https://www.pbl.nl/publicaties/afschaffing-fossiele-energiesubsidies-eerder-een-hersenkraker-dan-een-no-brainer . Hoofdauteur namens het PBL is Herman Vollebergh, en namens het CPB Peter Zwaneveld.
Een recent artikel op deze site over het onderwerp is te vinden op https://www.bjmgerard.nl/volledig-einde-fossiele-subsidies-slechts-europees-haalbaar/ . Terugkijkend liep dit artikel, zonder dat te weten, al een beetje vooruit op de PBL-publicatie.

De regeringsstudie (40 tot 46 miljard per jaar) en eerdere studies van o.a. Milieudefensie, Metten en SOMO (waarop XR zich baseert) hanteren een inventarisatiebenadering: ze brengen zo volledig mogelijk in kaart welke regelingen er zijn, en tellen de bijbehorende bedragen op – niet meer en niet minder.

De PBL/CPB-studie hanteert als hun eigen grondslag hoe de diverse regelingen de externe klimaatkosten afdekken, dus in hoeverre ze als adequate klimaatbeprijzing dienen. De gedachte is dat het klimaat het beste gediend wordt als de schade geheel beprijsd is.
PBL en CPB gaan daarbij als maatstaf uit van een prijs in het Emissions Trading System (ETS) van €130 per ton CO2 . In 2023 tot nu toe schommelde die prijs tussen de 80 en 100 €/ton, en in 2021 steeg hij van 32 naar 80€/ton ( https://ember-climate.org/data/data-tools/carbon-price-viewer/ ).
Daarnaast hantereren PBL/SCP, ter vergelijking, volgens hun criteria ook de inventarisatiebenadering
Vanwege de andere grondslag, en omdat soms andere keuzes gemaakt zijn, komen PBL/CPB op een totaalbedrag aan fossiele subsidies volgens deze externe kosten-benadering op 13,7 miljard Euro.
Als PBL/CPB hun keuzes combineren met een inventarisatiebenadering komen ze op 17,1 miljard Euro. Het verschil met bovenstaand hoger bedrag wordt transparant herleid op de andere keuzes.
In bovenstaande tabel een vergelijkend overzicht.

Overigens noemen PBL/CPB ook indirecte effecten die niet eerder genoemd zijn, zoals bijvoorbeeld verrekeningstechnieken rond de vennootschapsbelasting (die voor een belangrijk deel fossiel verdiend is), BTW-vrijstelling van internationaal personenvervoer per vliegtuig of schip, belastingvoordelen rond auto’s, en nog zo wat. Deze indirecte kosten zijn meestal niet kwantificeerbaar.

PBL en CPB stellen expliciet dat de inventarisatiebenadering en de externe kostenbenadering elk hun specifieke merites hebben. De ene brengt in kaart waar je bij afschaffen aan moet denken, en de andere geeft richting aan wat daaruit de verstandigste keuze is.

De PBL/CPB-studie bevat een heel  bruikbaar overzicht van de directe en indirecte Nederlandse energiesubsidies, en van de lopende beleidsontwikkelingen op dit gebied.

PBL/CPB werken meestal met cijfers over 2021

Issues uit de PBL/CPB-studie
PBL en CPB benoemen een aantal punten.

Genoemde bedragen zijn slechts gedeeltelijk inbaar. Als de regering daadwerkelijk de subsidies af  zou gaan schaffen, veranderen ondernemingen hun  gedrag (wat de bedoeling is), stoppen of vertrekken naar het buitenland.

Als die onderneming onder het ETS valt (het Emissions Trading System van de EU) heeft stoppen of een vertrek op zichzelf geen gevolgen voor het klimaat, omdat het ETS EU-breed een (dalend) plafond heeft. (Dit ETS is momenteel goed voor 45% van de broeikasgassen in Europa.)
De vrijgekomen emissies worden door een andere onderneming binnen de EU tot het plafond opgevuld.  
Voor nadere uitleg zie https://www.emissieautoriteit.nl/onderwerpen/themas/emissiehandel-eu-ets-2021-2025 en  https://www.bjmgerard.nl/co2-prijs-onder-het-eu-ets-schiet-door-de-e50-per-ton/  en https://en.wikipedia.org/wiki/European_Union_Emissions_Trading_System ).
Als de vertrekkende onderneming  uiteindelijk buiten de EU eindigt, is er netto sprake van een toename van de emissies en mogelijk zelfs van een extra toename van de emissies als dat nieuwe buitenland slechtere wetten heeft – wat meestal zo is.
Op zichzelf betekent dat er wel anti-maatregelen mogelijk zijn als een ETS-onderneming wil stoppen of uit de EU  wil vertrekken. Het ETS kent de Market Stability Reserve (MSR), via welk mechanisme de Europese Commissie emissierechten uit de markt kan nemen. Verder gaat de EU voor een aantal energievretende processen een soort tariefmuur om zich heen bouwen ter grootte van het verschil in koolstofprijs, het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM).
En uiteraard bestaat de mogelijkheid een aflopende fossiele energiesubsidie te compenseren met een oplopende schone energie-subsidie of een anderszins gunstiger vestigingsklimaat.
Het versneld beëindigen van fossiele energiesubsidies in de vorm van gratis ETS-rechten (welke rechten sowieso in 2040 gepland staan om niet meer verstrekt te worden) kan dus zin hebben, als de grotere context er in meegenomen wordt.

De hoogte van de totaalsom aan fossiele energiesubsidies hangt sterk van keuzes af wat men mee telt en wat men als referentie kiest.
Bij PBL/CPB is de CO2 -prijs in het ETS de enige referentie. Zou men voor een ETS-prijs van 140 i.p.v. 130€/ton CO2  rekenen, schiet meteen het externe kosten-bedrag van €17,1 miljard omhoog.
Zo is het bijvoorbeeld een keuze of men de BTW wel of niet meetelt, bijvoorbeeld de BTW die over accijns geheven wordt. De BTW beïnvloedt de CO2 -emissie niet direct. Per saldo plaatst PBL/CPB het in de categorie ‘indirect’. Daardoor telt het kwantitatief niet mee in hun €17,1 miljard.
Dit soort effecten treedt in nog sterkere mate mee bij de inventarisatiebenadering omdat daar een heleboel keuzemomenten bestaan voor referentiebedragen. In essentie wordt wat normaal is (de referentie) vergeleken met wat niet normaal is (een lager bedrag) – en men kan erover twisten wat normaal is.

 Een voorbeeld is hoe omgegaan wordt met aardgasvrijstellingen. De energiebelasting op aardgas kent vier tarieven, waarvan het kleinverbruikerstarief I de hoogste is en het tarief voor zeer grote grootverbruikers IV de laagste. Men kan redeneren dat bijna Iedereen in I zit, dat dat dus normaal is, en dat de vrijstelling daarom t.o.v. berekend moet worden, maar men kan ook redeneren dat de vrijgestelden anders in IV gezeten hadden en dat daarom IV normaal is.
Zo ook kan men beredeneren dat als normaal = het kleinverbruikerstarief , alles wat daarvan neerwaarts afwijkt subsidie is. Men kan dat ook niet doen en het vier  stappen-tarief als normaal zien.
Zo kunnen berekeningen, die op zich beide bonafide zijn, tot geheel verschillende uitkomsten komen.

Het afschaffen van de degressieve tarieven (dus het vier stappen-systeem voor  gas en stroom) laat zien dat een vergelijkbare maatregel geheel andersom kan uitpakken. Het opheffen van het vier stappen-tarief voor aardgas werkt positief voor het klimaat (fossiel stoken  wordt ontmoedigd).
Maar het afschaffen van de degressieve tarieven voor elektriciteit werkt negatief voor het klimaat: verduurzaming betekent als regel elektrificatie en die wordt met de afschaffing van deze fossiele energie-subsidie ontmoedigd zolang het merendeel van de elektrische energie nog fossiel wordt opgewekt. Een pleidooi voor timing en niet alles tegelijk willen.

Fossiele energiesubsidies hebben ook een sociale kant.
Enerzijds zal het ongetwijfeld mogelijk blijken een deel van de fossiele subsidies weg te werken, waarna ze in de begroting komen. Dan kunnen er andere dingen mee gedaan worden, waaronder sociale,
Anderzijds zou men, strikt redenerend, ook kunnen beweren dat de €493, die elk huishouden in 2023 op zijn energierekening in mindering mag brengen, feitelijk een fossiele subsidie is. PBL/CPB maken die keuze niet, omdat ze dit als inkomenspolitiek zien die geen gevolgen heeft voor hun core business, namelijk de CO2 – productie.
Bovendien zal een deel van de verdwenen fossiele subsidies terugkeren in de vorm van hogere energieprijzen.

Al met al zou ik me niet fetisjistisch, als een blind paard, vastleggen op getallen. Ik zou pragmatisch kijken hoe men heel veel miljard fossiele subsidies kan terugbrengen tot zo min mogelijk veel miljard volgens een richtlijn, die de energietransitie optimaal dient, de sociale kosten beperkt.
Ik ben het dus eigenlijk met PBL/CPB eens.

Klimaatstrijd moet ook sociale strijd zijn (en omgekeerd), en dus ik met de SP op de Ouderenbeurs

In Vrij Nederland van 11 sept 2023 wordt de Amerikaanse geograaf Matthew Huber geïnterviewd over zijn nieuwe boek ‘Climate Change as Class War’ dat in het najaar in het Nederlands uitkomt. De intro van het interview is te vinden op https://www.vn.nl/matthew-huber-klimaatverandering-klassenoorlog/  , en verder alleen als je VN-abonnee bent.
Via Blendle is ook de hele tekst van het interview bekend.

Overstroming Valkenburg 2021
Zie https://www.bjmgerard.nl/waarom-de-limburgse-over-stroming-een-klimaatcomponent-had-en-hoe-dat-werkt/  en ook https://www.bjmgerard.nl/klimaateffecten-in-brabant-2-tilburg-en-het-noodweer-van-28-juli-2014/ .

Nu ben ik niet zo’n fan van grootscheepse theorieën, die vaak op gevoelsmatig gedefinieerde begrippen berusten. Bij maatschappelijke ‘klassen’ gebeurt dat soms ook en krijg je vervolgens richtingdiscussies die gelijken op gelovigenstrijd tussen de diverse, fijnzinnig van elkaar verschillende, takken van het protestantisme.
Maar als men mij toestaat tussen de oogharen door te kijken naar de grote lijn, geeft Huber een redenering die min of meer klopt.

Grofweg rust zijn betoog op vijf poten (af en toe een toevoeging van mjjzelf ertussen door)

  • Goed klimaatgedrag wordt te vaal gezien als het streven naar een lage persoonlijke footprint. Huber: “Stel, je hebt een olie-CEO: hij (of zij) kan vegetariër zijn, elke dag met het OV reizen, in een tiny house wonen, nooit op vliegvakantie gaan en geen fast fashion dragen. Volgens de dominante klimaatanalyse, die van de persoonlijke ecologische voetafdruk, draagt deze persoon slechts een minieme verantwoordelijkheid voor klimaatverandering. En dat is precies wat er mis is met onze huidige aanpak, stelt Huber. We moeten ons niet blindstaren op persoonlijke consumptie. Die olie-CEO is voor het klimaat veel belangrijker in zijn rol als producent dan als consument.”
    Mijn mening: verbeter de wereld, begin bij het systeem (maar eindigt wel bij jezelf, als je je dat kunt permitteren – practice what you preache)
  • Het kapitalisme staat jou als consument enige vrijheid van aanschaf toe, maar is in essentie een moorddadig systeem dat de wereld en de wereld bevolking ondergeschikt maakt aan zijn belangen. Vandaar die ‘war’.
    Je moet dit collectief aanpakken.
  • Huber vindt dat de strijd tegen klimaatverandering te veel wordt bepaald door de academische klasse – journalisten, wetenschappers, advocaten en anderen. Hun aanpak stoelt op wetenschappelijke kennis en bewustwording. Deze elitaire benadering zal nooit een brede massabeweging op gang brengen. Daarmee zal het niet de noodzakelijke politieke kracht bezitten die nodig is voor de fundamentele economische transformatie.
    Ik reken mijn eigen site ook tot deze academische klasse en mijns inziens is die academische ‘klasse’ (feitelijk is het overigens geen klasse) nodig. Huber heeft gelijk dat dat niet voldoende is.
  • Wil een klimaatbeweging brede steun krijgen, dan moet die gekoppeld worden aan belangenstrijd. Het einde van de wereld moet gekoppeld  worden aan het einde van de maand. Huber:”Klimaatverandering staat niet los van de dagelijkse materiële behoeften van mensen: de sectoren die we radicaal moeten transformeren zijn energie, transport, huisvesting, water, landbouw en voedsel. Dit zijn stuk voor stuk basisbehoeften van de arbeidersklasse waarop mensen elke dag vertrouwen. Als we in staat zijn om een klimaatpolitiek op te bouwen die erop gericht is die sectoren koolstofvrij te maken, maar ook een goedkopere en veilige toegang aan de massa bieden, dan maakt het niet uit of arbeiders IPCC-rapporten lezen.”
    Het is ook als arbeider wel fijn dat je auto niet kapot geknuppeld wordt door hagelstenen, dat je laminaatvloer niet onder loopt en je verzekeringspremie betaalbaar blijft als je in Valkenburg woont, en je geen dengue krijgt van de tijgermug.
  • Wat in elk geval niet helpt is essentiële dingen duurder maken zonder dat er een alternatief is. Duurdere benzine alleen in combinatie met een beter OV.
    In hoeverre vliegvakanties essentiëel zijn is, wat mij betreft, een discussiepunt. Vooral  als omwonenden van vliegvelden de ellende dragen.

Tot zover Huber, hier en daar geannoteerd.

(Ouderenbeurs 2023, SP-kraam, foto J.Rouwet)

Zolang men mij niet met details aan de kop zeurt (horen ZZP-vrachtautochauffeurs bij de arbeidersklasse?), kan ik een eind met Huber meegaan. En omdat ik probeer enige mate van consequentie op te brengen, heb ik twee maal met de SP meegedaan aan een actie om de prijs van ca 100 basisboodschappen te verlagen, ten laste van de miljardenwinsten van Ahold en Jumbo en aanverwant. Geïnteresseerden inboeken op lijsten en reclame maken voor de Prinsjesdagdemonstratie op 17 september. Een keer op een hete zondagmiddag in een Eindhovense woonwijk, en op een lange donderdag op de Ouderenbeurs. Het is niet mijn grootste hobby, maar ik kan me ertoe zetten en ik ben er zelfs wel goed in.

Als in hoofdzaak milieu-, energie- en klimaatgeinteresseerde persoon zie ik er het nut van in om mede te organiseren aan belangenstrijd (in de geest van Huber).

Maar je zou willen dat de SP het ook het omgekeerde doet, namelijk actief, en niet alleen retorisch, deelnemen aan de klimaatstrijd. Nu mist de SP een fors deel van het electoraat, en van een deel van de belangen van de eigen achterban.
Zie ook https://www.bjmgerard.nl/klimaat-energie-en-milieu-helaas-geen-kerntaken-voor-sp/ .

Goed bestuursakkoord in Noord-Brabant

Vooraf
Bij de Provinciale Staten-verkiezing 2023 in Noord-Brabant was de BBB met 11 zetels de grote winnaar. Die mocht dus beginnen met formeren met wat getalsmatig en politiek, mede gezien het tumultueuze verloop van de voorafgaande periode, de minst onlogische combinatie was, te weten BBB-VVD-GroenLinks-PvdA (met 11-9-5-4 samen goed voor iets meer dan de helft van de 55 zetels). Dat leek goed te gaan, er lag een onderhandelaarsakkoord, de champagne stond al koud, maar toen kwam de BBB alsnog met een stel aanvullende eisen. Dat leidde tot PLOF.

Waarop de VVD het (naar het leek, niet geheel met tegenzin) het mocht proberen met de daarop volgende minst onlogische combinatie, te weten VVD, GroenLinks, PvdA, SP, D66 en Lokaal Brabant (met 9-5-4-4-4-2 ook net een meerderheid). Dat liep goed, er zat een vakantie tussen, maar op 01 september 2023 lag er een akkoord – als laatste van de provincies.
Men kan het akkoord vinden op https://www.brabant.nl/bestuur/bestuursakkoord-2023-2027 .

Een enkele keer geef ik persoonlijk commentaar. Dat zet ik er dan bij.

Het bereikte compromis binnen dit bonte gezelschap pakt naar mijn mening wonderlijk goed uit. Ik zal het bespreken voor zover het op mijn terrein ligt: klimaat, energie, milieu, landbouw en natuur. Dat is niet bedoeld als diskwalificatie van de andere onderwerpen, maar mijn mening daarover heeft geen speciale meerwaarde.
Ik moet zo hier en daar selecteren wat ik wel en niet meeneem. Hier en daar blijven onderwerpen op ‘mijn’ gebied onbesproken.

Brede welvaart
Het brede welvaart-thema wordt geopend met de passage “We zien dat grote maatschappelijke vraagstukken, zoals bijvoorbeeld de krapte op de woningmarkt en de klimaat- en energietransitie, steeds meer de directe leefomgeving en de bestaanszekerheid van de Brabander raken. We lopen tegen de grenzen aan van zowel onze economie als onze omgeving: er is schaarste. Daarmee dringt ook steeds meer en steeds breder het besef door dat we niet kunnen doorgaan op de ingeslagen weg. We moeten nieuwe wegen inslaan voor een gezonde en welvarende toekomst voor Brabant. Het oude vertrouwde verdwijnt en er komt een periode van onzekerheid voor in de plaats.” (blz9)

Waarna volgt was, naar mijn mening, het meest revolutionaire zinnetje, verstopt in een riedel over economie en innovatie, namelijk “Economische groei is geen doel op zich(blz11).

Economisch krijgt dat bijvoorbeeld vorm in een selectiever beleid t.a.v. distributiedozen (blz19) , een selectievere acquisitie van nieuwe bedrijven (blz13), en uitbreiding van het programma Grote Oogst, de provinciale bijdrage aan de verduurzaming en de opschoning van de Brabantse bedrijventerreinen (blz19). Zie voor dat laatste ook https://www.bjmgerard.nl/het-schone-lucht-akkoord-in-brabant/ .

Gezondheid
Het akkoord signaleert een aantal gezondheidsbedreigende trends, zoals hittestress in steden, slechte luchtkwaliteit, en een hoger risico op zoönosen (ziektes die van dier op mens overspringen, zoals de Q-koorts en mogelijk in de toekomst de vogelgriep). Het akkoord spreekt de ambitie uit (blz 14) dat iedere Brabander in 2030 mag genieten van drie extra gezonde levensjaren.

Daarvoor moet het Schone Lucht Akkoord met het Rijk verder in Brabant worden uitgerold (blz39) (zie ook https://www.bjmgerard.nl/schone-lucht-akkoord-een-halfvol-glas/  en eerder genoemde link), wordt onderzoek gedaan naar het terugdringen van ultrafijn stof, en moet er een expertisecentrum komen voor long Covid en long Q-koorts (blz14).

Eindhoven Airport vanaf de Spottershill

De vliegvelden en de internationale treinen
Brabant heeft vier militaire vliegvelden, één groot civiel vliegveld, en twee General Aviation-vliegvelden (Seppe en Budel). Het Akkoord spreekt over economische voordelen en diverse emissies als nadelen. Voor laatstgenoemde twee geldt het Beleidskader Milieu, met Defensie is een voortdurende dialoog gaande, en het Advies-Van Geel voor Eindhoven Airport moet volledig worden uitgevoerd (blz22).
De provincie blijft voortdurend bij Rijk, NS en Prorail aandringen op betere internationale vliegverbindingen, mede als goed alternatief voor het vliegverkeer (blz 23).

Klimaat en energie
We willen in 2030 55% minder CO2-uitstoot in Brabant realiseren ten opzichte van 1990. We streven ernaar om in 2050 klimaatneutraal te zijn (blz28).

Eerste afspraak is dat de vier Regionale Energie Akkoorden (RES) worden uitgevoerd (blz29).

Extra windenergie boven op de RES kan alleen bij lokaal eigendom en voldoende draagvlak in de omgeving (blz29).

Voor zonneparken geldt de zonneladder. Zon op land wordt alleen toegestaan als dat nodig blijkt om de energiedoelstellingen te halen (wat mijns inziens altijd zal blijken). (blz29).

Het Akkoord noemt aardwarmte en bodemenergie als mogelijk, na uitvoerige afweging van de risico’s. De provincie wil risicodragend investeren in de ondersteuning van de warmtetransitie, conform de Wet collectieve warmtevoorziening (die er nog  niet is, bg) (blz29).

Dat laatste is overigens ook een lichtelijk revolutionaire bepaling, waarmee de provincie misschien nog het dichtst in de buurt  komt van een eigen energiebedrijf.
Het Akkoord benoemt de oprichting van ‘Energie Brabant’. “‘Energie Brabant!’ is gericht op zowel het ontwikkelen, stimuleren en bundelen van nieuwe duurzame energievormen als op de huidige provinciale activiteiten. Hiermee stimuleren wij Brabanders om mee te doen waar dat nog niet voldoende gebeurt. Wij scheppen randvoorwaarden om dit mogelijk maken.” (blz28).
Energie Brabant is door dit alles geen eigen energiebedrijf (zoals bijv. de SP wil bg). Er zit geen productiecapaciteit en de instelling gaat niet functioneren als energieleverancier.

(Overigens bestaat er in Midden-Brabant al wel een publieke onderneming met eigen productiecapaciteit, zie Publiek ontwikkelbedrijf REKS  . Dat is een BV waarvan de gemeenten in de RES-regio Midden-Brabant, m.u.v. Waalwijk, aandeelhouder zijn bg).

We verkennen via de Essentgelden en Energie Brabant!  hoe wij als provincie – in aanvulling op rijksregelingen en projecten van gemeenten – kunnen bijdragen aan bijvoorbeeld grootschalige isolatie van woningen, de warmtetransitie en zonnepanelen. Daarmee kunnen wij energiearmoede tegengaan (blz30).
Om bij het isoleren verlost te zijn van het vleermuis-in-de-spouwmuurprobleem gaat de provincie bij alle gemeenten stimuleren dat er een Soorten Management Plan komt, op basis waarvan verantwoord ontheffing gegeven kan worden van de Wet natuurbeheer (blz 45)

Het Akkoord wil grootschalige opslag van energie en warmte ondersteunen, na inventarisatie van de risico’s. (blz30)

Tenslotte wordt steun aan de energiecoöperaties beloofd (blz30).

MSR
Het akkoord wil de mogelijkheden van gesmolten zout-kernreactoren (MSR) onderzoeken. In deze periode gaat dat nog niet tot besluiten leiden, eventueel wel tot voorbereidingen.
(commentaar bg: men zegt dat als zo’n MSR op thorium draait, hij weinig of geen langlevend afval heeft, en dat het systeem inherent veilig is. Ik sluit niet uit dat beide beweringen waar zijn.
Maar er bestaat nog geen werkend commercieel model en dat kan nog wel 20 jaar duren. Meestal komt de MSR-wens van partijen ter rechterzijde die geen zonneparken en windmolens willen, en zich op een fata morgana richten. Zoals bekend, bestaan fata morgana-oases werkeljk, maar liggen ze zeer veel verder weg dan het lijkt. De verzekering dat er deze periode in Brabant geen besluiten genomen kunnen worden kan dan ook makkelijk worden afgegeven.
Ik vind overigens dat een systeem, dat mogelijk over 20 jaar goed werkt, alleszins de moeite waard om na te streven. Alle klimaatprognoses lopen minstens tot 2050 en vaak tot 2100.  Ik ben dan ook vóór een dergeljk onderzoek. Het ‘komt te laat-argument’ is een drogreden zolang dat onderzoek naast en niet in plaats van hernieuwbare energie plaatsvindt.)


Landbouw, milieu en natuur
De algemene trend in het Akkoord is dat landbouwbedrijven beter moeten worden of moeten stoppen. De transitie zal ingrijpend zijn.
Stoppen moet beter georganiseerd worden en er moet meer geld bij.
Doorgaan betekent innoveren, minder bestrijdingsmiddelen, makkelijker een inkomen verdienen met een combinatie van landbouw, voedselproductie, recreatie, energietransitie, waterberging, het produceren van natuurlijke bouwmaterialen, landschapsbeheer en/of zorg. Onder andere wordt de grondpolitiek ingezet als  middel, en worden de Essentgelden ingezet voor de strategische grondbank. (blz30-31-32).
Verder kunnen vergunningen worden ingetrokken of tijdelijk stopgezet of verleend.(blz46)

Mestbewerking vindt plaats op het eigen erf of op categorie 4 en 5-bedrijventerreinen. Groen gas produceren met monovergisters mag, zolang het niet stinkt, de omgeving niet protesteert en de vergisters zichzelf niet onmisbaar maken.(blz32)

Mestvergister De Princepeel in St Odiliapeel

Stallen die ouder zijn dan 15 of 20 jaar moeten voor de z.g. ‘stallendeadline’ veel minder stikstof gaan uitstoten door of minder dieren, of een natuurinclusieve bedrijfsvoering, of emissiereducerende technieken. Die technieken doen echter vaak niet wat ze beloven en halen het niet bij de rechter. Daardoor zit heel Brabant vast (varkens verhinderen de vooruitgang bg).
Het Akkoord stelt de stallendeadline voor melkvee uit tot 01 jan 2026, en houdt hem voor ander vee op 01 juli 2024. Men wil zo snel mogelijk meetsystemen op bedrijfsniveau. (blz42)

Het Akkoord wil de Kader Richtlijn Water in 2027 gehaald hebben, mits het Rijk bijlapt. (blz37)
Het infiltreren van regenwater in de grond wordt bevorderd, het onttrekken wordt afgeremd met een hogere grondwaterheffing (blz37), en minder grondwaterverbruik wordt nagestreefd met nieuwe technieken (blz38).

Per Natura2000-gebied wordt er een juridisch houdbaar plan tot herstel opgesteld, waardoor vergunningverlening ex de Wet natuurbeheer makkelijker wordt.(blz41)
Het Natuur Netwerk Brabant wordt conform afspraken uitgevoerd, eerstens rond Natura2000-gebieden en in overgangszones (blz35).

Het loont om dit Bestuursakkoord te bestuderen!

Klimaat, energie en milieu helaas geen kerntaken voor SP

Beginselprogramma
Apeldoorn was op 03 juni 2023 even de politieke hoofdstad van Nederland. De VVD en de ChristenUnie congresseerden er en dat haalde de krant, maar ook de SP congresseerde er en dat haalde de krant nauwelijks.

Bij de SP ging het over de afronding van de discussie over het nieuwe beginselprogramma Heel de Mens. Het oude programma dateerde van december 1999 en men vond algemeen dat het aan modernisering toe was (klimaat, digitalisering, Europa).

Een beginselprogramma is per definitie voor de langere termijn, en dus noodzakelijkerwijs op een wat hoger abstractieniveau geschreven. Het is geen verkiezingsprogramma voor de korte termijn.

Het proces startte in juni-juli 2021 met een enquête onder alle leden. Via een opbrengstanalyse van die enquête, een eerste en een tweede concept, beide met reactiemogelijkheid, liep dat door tot genoemd congres op 03 juni waarop de uiteindelijke tekst formeel werd vastgesteld.
SP-congressen als deze hebben een strakke opzet, met één spreker per afdeling,  een zeer beperkte spreektijd en één afdelings-afgevaardigde per 50 leden.

De Eindhovense delegatie

En dat terwijl er ca 200 wijzigingsvoorstellen lagen en er ook nog wat wervende presentaties tussendoor waren. In praktijk volgde het congres de laatste reacties van de programmacommissie.
Ik ben tevreden met de organisatorische aanpak en heb ingestemd met het nieuwe beginselprogramma als geheel.

Klimaat, energie en milieu en de kerntaken
Ik heb mij in mijn inbreng beperkt tot de onderwerpen klimaat, energie en milieu. Niet omdat ik andere onderwerpen niet belangrijk vind, maar ik weet er te weinig van om aan mijn mening veel meerwaarde toe te kennen.

Het beginselprogramma van de SP kent een lopende tekst en toetspunten: drie kernwaarden (menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit) en drie hoofdtaken (fundamentele kapitalismekritiek, strijd en samenwerking).

In het voortraject kwamen klimaat, energie en milieu goed genoeg in de lopende tekst terecht. Hiervoor bestond veel steun.
De resterende vraag was of deze onderwerpen ook als toetspunt moesten worden opgenomen (dus in praktijk als vierde kernwaarde resp. hoofdtaak). Ik had daarvoor een amendement geschreven (zie hieronder, nadien om technische redenen uitgesplitst in twee aparte amendementen voor elk van de twee dictum-uitspraken). Het amendement is ingediend namens de afdeling Eindhoven. De spreker namens mijn afdeling Eindhoven (voorzitter Anneke Smit) heeft dat zo goed mogelijk verdedigd.

Desalniettemin kreeg  het weinig steun.
Hoofdoorzaak is dat de bestaande kernwaarden (waar overigens niets mis mee is) een bijna mythische status hebben verworven binnen de SP. Een vierde kernwaarde raakt aan sentimenten. Ik vind dat zelf onvoldoende reden (ik heb niet zoveel met mythen), maar het gros van de andere aanwezigen denkt daar anders over. Het zij zo.

De praktijk
Op zich weerhoudt niets de SP om te handelen alsof ‘Zorg voor de planeet – het geheel aam menselijke activiteiten moet binnen de grenzen blijven die ze aan onze aarde opleggen. Waar nodig wordt de schade gerepareerd waar deze grenzen al overschreden zijn’ – wel als vierde kernwaarde in het beginselprogramma staat. De passages in de lopende tekst bieden daartoe voldoende aanknopingspunten.

Het gebeurt echter in praktijk veel te weinig.
De SP is in de afgelopen enkele decennia steeds meer teruggevallen op een beperkte set opvattingen en bijbehorende handelingen met vooral een sociaal-economisch karakter. Klimaat, energie en milieu zijn te veel verwaarloosd. Voorzover er wel aan gewerkt wordt, probeert de SP de nieuwe klimaatbehoeften krampachtig binnen de bestaande sociaal-economische denkframes te proppen (alleen maatregelen die in directe zin huishoudens ten goede komen).
Op milieugebied is de goede praktijk, die er enkele decennia geleden was, grotendeels weggezakt (alle nu genoemde voorbeelden dateren van vele jaren geleden).
Op energiegebied heeft de SP (sinds Paulus Jansen weg is als Tweede Kamerlid) eigenlijk nooit veel gedachten gehad. Resultaat is dat de SP in hernieuwbare energie-zaken op dit moment vooral afremmend werkt zolang het niet om huishoudens gaat.

Er is een inhaalprogramma nodig, ook voor de kennis. Anders bijvoorbeeld dan de programmacommissie beweert (in antwoord op een amendement van een andere afdeling) zijn milieuproblemen wel degelijk iets anders dan klimaatproblemen. CO2 is in normale concentraties niet giftig en PFAS warmt de aarde niet op.

Met recente Tribune-artikelen over de coöperatieve beweging heeft dat hopelijk zijn eerste vorm vorm gekregen.

Kapitalismekritiek
In dit soort discussies klinkt vaak het argument dat klimaatstrijd verbonden is met sociaal-economische strijd. Kapitalismekritiek is nodig.

Op zich is dat waar. Het kapitalisme, met zijn onlosmakelijke drive richting groei en consumptievergroting en daarmee roofbouw op de aarde, is een sterke drijvende kracht achter de klimaatproblematiek en de steeds verder groeiende milieuvervuiling en schaarste. Een alternatief voor het kapitalisme is een noodzakelijke voorwaarde.

En toch rammelt er van alles. Het kapitalisme-argument werkt in praktijk als een soort stoplap. Je haalt het van stal en vervolgens hoef je niks meer te doen. De mooie woorden van het eigen gelijk zijn op gedragen toon uitgesproken en dat is het dan. We hoeven alleen maar even het kapitalisme af te schaffen.
De SP doet niet aan een ‘blauwdruk’ en in praktijk leidt dat te vaak tot intellectuele gemakzucht.

Op de eerste plaats is dat afschaffen nog niet zomaar gebeurd op een tijdschaal die bij de acuutheid van het probleem past,
Op de tweede plaats is de stelling niet zomaar omkeerbaar. Het alternatief voor het kapitalisme moet, behalve een noodzakelijke, ook een voldoende voorwaarde zijn. Oftewel, verzin eens een goed verhaal hoe je in  socialistische verhoudingen met economische groei, consumptie, schaarste, ruimtegebruik en stroomvreters als Netflix omgaat. Ik ben benieuwd.

Ecosocialisme
De SP is stom dat ze dat niet probeert. Het op aannemelijke wijze samenvoegen van sociaal-economische overwegingen met duurzaamheidsoverwegingen in één overstijgend verhaal zou grote politieke kansen bieden.
De toenemende schaarsteproblematiek maakt een radicale herverdeling van macht en inkomens extra urgent. Het is niet aannemelijk dat de in materie uitgedrukte welvaart in Nederland kan blijven groeien (en waarschijnlijk gaat die gemiddeld krimpen). Dan maar een ‘krimp die begint bij de kop’.
Omgekeerd kan een goede sociaal-economische problematiek het draagvlak voor de duurzaamheidsombouw vergroten, en maakt een socialistische planmatigheid de omgang met het schaarsteprobleem behapbaarder.

En dat lukt in praktijk alleen op Europese schaal.

De SP zou er ook als partij baat bij hebben.
Nu gaat iedereen, voor wie klimaat en energie en milieu hoofdzaak zijn, bij voorbaat niet naar de SP want voor de SP zijn die geen hoofdzaak (noch op papier noch in de praktijk). Ze gaan naar niet-socialistische partijen als de Partij voor de Dieren en Groen Links (die groeien, waar de SP krimpt) en naar Milieudefensie en XR.
En dat gaat om erg veel mensen. De Correspondent van 01 juni 2023 ( wie-had-dat-gedacht-nederland-wordt-steeds-progressiever ) heeft met data van World Value Survey laten zien dat de grote massa van de Nederlandse bevolking, alle luidruchtige geschreeuw van kleine groepen daargelaten, op verschillende thema’s steeds progressiever geworden is, o.a. als het om milieu versus economische groei en werkgelegenheid gaat.
Mogelijk heeft de SP hier iets gemist?

Hoog tijd dat de SP een deugdelijk ecosocialisme ontwikkelt.

Kosten fossiele brandstoffen zeer veel hoger dan uitgekeerde fossiele subsidies

Source: IMF (go.nature.com/3KKHML)

Nature (16 mei 2023, https://www.nature.com/articles/d41586-023-01586-w?utm_source=Nature+Briefing&utm_campaign=2ba9af5f4f-briefing-dy-20230517&utm_medium=email&utm_term=0_c9dfd39373-2ba9af5f4f-47622644 , Open Access) schrijft in een commentaar dat de G7-landen zeer veel meer schade hebben van fossiele brandstoffen als alleen maar de expliciete subsidies die ze aan die brandstoffen kwijt zijn.
Dat is neergelegd in een diagram dat enige uitleg vraagt. Het diagram voert terug op een Working Paper van het IMF dd sept 2021 als bron (link staat onder het diagram).

De G7 zijn Canada, Frankrijk, Duitsland, Italie, Japan, het Verenigd Koninkrijk, de VS, plus de EU. Zijn er volgens mij acht, maar dat mag de pret niet drukken. De G7 doet ertoe, want goed voor ruim de helft van het mondiale Bruto Nationaal Product (BNP), goed voor 28% van de CO2 -emissies uit fossiele brandstoffen en goed voor 13% van de wereldbevolking.

De club komt binnenkort voor de 49ste keer bijeen, deze keer in Hirosjima. Daarom waagt Nature er een strategisch commentaar aan. Dat gaat niet alleen maar over de hier benoemde kosten, maar ook over zaken als een koolstofbelasting.
Hier alleen het kostenverhaal.

  • ‘Underpricing’ betekent dat de milieu- en gezondheidskosten van het fossiele brandstofgebruik niet aan de exploitanten wordt toegerekend en dus impliciet blijven. Het gaat dan bijvoorbeeld om klimaateffecten, vervuiling, vastgelopen verkeer en verkeersongelukken, alsmede misgelopen belastinginkomsten.
  • ‘Subsidies’ zijn expliciete bedragen ten gunste van fossiele brandstoffen, zoals prikkels tot een hogere productie, afschrijvingen, belastingvermindering en lagere consumentenprijzen. Subsidie is een ruimer begrip dan alleen maar geld geven.
  • Onduidelijk is of de $1199 miljard in- of exclusief de $63 miljard is. Veel maakt dat niet uit.
  • Een VS-billion is wat wij een miljard noemen, en een VS-trillion is wat wij 1000 miljard noemen
  • Other EU is de EU minus Duitsland, Italië en Frankrijk.

Op Europese wijze uitgedrukt staat er dus dat de G7 jaarlijks $63 miljard expliciet uitgeven aan subsidie, en jaarlijks impliciet $1199 miljard kwijt zijn aan milieu- en gezondheidskosten die niet aan de veroorzakers van deze kosten in rekening worden gebracht. De belastingbetaler draait ervoor op of je gaat gewoon dood.
Het Niet-G7 deel van de wereld is $4658 kwijt.
De G7 is dus goed voor 20% van de mondiale milieu- en gezondheidskosten. Die 20% staat in de ring.
Nu bestaat de G7 uit rijke landen. Die $1199 miljard is goed voor 2,8% van het gezamenlijke BNP.
De niet-G7 landen zijn veel minder rijk en ongetwijfeld is hun vier maal zoveel goed voor een veel hoger percentage (dan 2,8%) van het gezamenlijke BNP – maar dat is niet uitgerekend.

Het staafdiagram splitst de $1199 op over de deelnemende landen. De VS dus meer dan de rest bij elkaar.