De Brabantse Uitvoeringsagenda Energie – politiek en kwalitatief

Het vorige artikel op deze site ging over de Brabantse Uitvoeringsagenda Energie en was kwantitatief ( zie De Brabantse Uitvoeringsagenda
Energie – kwantitatief
). Redenerend vanuit de getallen was mijn eind-
oordeel
–  de Agenda is niet ideaal, maar wel de beste praktische kans
–  de taakstelling wordt min of meer gehaald als alles goed gaat
–  het is zeker geen gelopen race dat alles goed gaat, o.a. vanwege de Amer 9
–  het is verstandig om aanvullend voor 5PJ reserveprojecten te definieren in de vorm van zonneparken (10km2)

Ik wil nu enkele kwalitatieve en politieke opmerkingen plaatsen.

De responsieve overheid?
De provincie ziet (blz 17) voor zichzelf de rol van regisseur weggelegd. De overheid is responsief oftewel “De provincie gaat niet naar buiten om haar eigen ideeën te verkopen, maar wordt geconfronteerd met een beweging die er buiten al is.”

De provincie als actieve partner?
De provincie als actieve partner?

Ik vind dit de zwakste passage van de Agenda. Bij wat er “buiten al is” gaat het altijd om armlastige gemeenten, overvraagde coöperaties,
woningbouwverenigingen die zuchten onder de verhuurdersheffing, bedrijven die hun eigen dak willen volleggen met panelen, boeren die hun eigen mest willen vergisten, etc. Het zijn vaak mooie initiatieven, maar ze brengen niet de grote getallen binnen. Het zijn goede voornemens  waaraan de indieners terecht voldoening ontlenen, maar het Energieakkoord is een resultaatverplichting en geen intentieakkoord. Onder de streep moet er in Brabant eind 2020 zowat 40PJ duurzame energie staan en dat is heel veel.
De enige instantie in Brabant die projecten kan trekken boven pakweg 1PJ is de provincie. Die zou actief moeten nastreven om bijvoorbeeld 5 a 10PJ aan grote projecten weg te zetten.

Geld
Dit mede omdat er bij de provincie geld zit.
In het huidige Bestuursakkoord is netto voorzien in 28,8 miljoen vrij uitgeefbaar.
Daarnaast is er uit de Essentgelden bij de BOM een fors bedrag apart gezet in een revolverend Energiefonds, dat dus een paar procent rente moet opbrengen.
Tenslotte is er wat geld uit Green Dealakkoorden met het Rijk.
Het is van belang hoe men met deze gelden omgaat.

Sociale agenda
De eerste tranche van het Energiefonds is vooral ingezet voor industriepolitiek (TNO, Solliance), en daarnaast aan laadpalen en de bijbehorende infrastructuur. Het was heel veel profit, weinig planet en nauwelijks people.
Nu is er op zich niets mis met deze onderwerpen, maar de balans zou een stuk evenwichtiger moeten worden. Ook de bevolking zou er
voordeel bij moeten hebben. Paar voorbeelden:
–  Bij de Nul op de Meter – operatie (800.000 Brabantse huizen energieneutraal in 2050, waarvan 40.000 in 2021): valt de huurverhoging (of hypotheeklastenstijging) minus de energielastenbesparing plus of min uit? Wie behartigt hier de bewonersbelangen?
Zie http://www.stroomversnellingbrabant.nl/
–  Bij diezelfde operatie: leidt de Nul op de Meter-ambitie tot extra druk op de sloop van goedkope oude huizen waar de ambitie moeilijk te realiseren is?
–  de Uitvoeringsagenda ziet een taak voor bestaande stadsverwarmingsinstallaties, maar daar gaat het niet altijd goed mee en er hangen soms slecht geïsoleerde woningen aan. Wil de provincie daar alleen opbrengsten inboeken of hoort daar ook een investering bij?
–  het D66-modewoord ‘disruptief’ komt regelmatig langs. Bij ‘disruptief’ horen meestal winnaars en verliezers. Ziet de Uitvoeringsagenda ook een taak t.a.v. de verliezers? Heeft de provincie bijvoorbeeld een taak richting werknemers als de Amer 9 inderdaad gaat sluiten?
–  De Uitvoeringsagenda voorziet in “we ondersteunen samen met Enexis van tenminste 150 Brabantse wijken in het ontdekken en organiseren van Buurkracht” (blz 37). Dat is een tekst vol vluchtwoorden. Ik probeer mij dat kwantitatief voor te stellen.

Scherm van Buurkracht met een plaatje van de (van oudsher goed georganiseerde) Eindhovense wijk Vonderkwartier
Scherm van Buurkracht met een plaatje van de (van oudsher goed georganiseerde) Eindhovense wijk Vonderkwartier

Op de site van Buurkracht www.buurkracht.nl staat nu (31 maart 2016) dat er in den lande 118 buurten meedoen, goed voor 5580 deelnemers. Gemiddeld dus 50 mensen per buurt. Als de provincie in 2020 inderdaad 150 initiatieven opgezet krijgt, zou dat bij de huidige kenmerken zo’n 7500 deelnemers betekenen. In 40000 huizen (die in 2020 energieneutraal zouden moeten zijn) wonen zo’n 85000 mensen.
Voor alle duidelijkheid: er is niets mis met Buurkracht. Maar vooralsnog zie ik een flink gat tussen tussen droom en daad. Met andere woorden: het gros van de Brabanders staat er in de Nul op de Meter-operatie alleen voor. Wie behartigt hun belangen?

Landbouw en landschap
De Uitvoeringsagenda brengt hier wervende teksten, voorzien van schattige plaatjes. Veel informatiever is de tekst op dit punt niet. De bestaande windenergieopbrengst wordt herhaald en verder wordt er met de natte vinger een nieuwe energetische opbrengst aan geplakt.  Over de grote veranderingen in het landschap (die inderdaad onvermijdelijk zijn) wordt de tegenwoordig onvermijdelijke dialoog opgestart.
Ik ben daar niet tegen dit alles, maar het is allemaal zo vrijblijvend.
Je zou verwachten dat er zoiets komt als een Structuurvisie Duurzame Energie, met daarin thema’s als:
–  landschapsarchitectuur en welstandsvoorschriften
–  voor zonneparken gereserveerde gebieden
–  relatie met bestaand ruimtegebruik (bijv. vuilstorten, vliegvelden)
–  herbestemming van de vele km2 braakliggend en onverkoopbaar industrieterrein
–  meervoudig ruimtegebruik
–  transportleidingen voor stroom boven en onder de grond
Misschien is het de bedoeling om uiteindelijk inderdaad tot zo’n Struc-tuurvisie te komen, maar het staat nergens (latere toevoeging: bij de eerste informele bespreking werd gemeld dat hiertoe de nog op te stellen Omgevingsvisie gebruikt zou worden).

De vijf maatschappelijke thema's in de UItvoeringsagenda
De vijf maatschappelijke thema’s in de UItvoeringsagenda

De Brabantse Uitvoeringsagenda Energie – kwantitatief

De provincie Noord-Brabant heeft eind februari 2016 de Uitvoeringsagenda Energie uitgebracht (Zie http://www.brabant.nl/actueel/nieuws/2016/februari/-/media/B0B2BB7CD35D4B4FAC50368F4902A488.pdf ). Deze uitvoeringsagenda presenteert het programma waarmee de provincie de zelfgestelde taak om het nationale Energieakkoord uit 2013 en het Brabants Energie-
akkoord waar te maken wil waarmaken. Het is dus een belangrijk document. Daarom verdient het een kritische beschouwing. Ik ga daartoe drie artikelen schrijven: een kwantitatieve beschouwing, een kwalitatief-politieke beschouwing en een analyse van het aanvullende materiaal t.b.v. een Brabants Warmteplan.

In dit artikel de kwantitatieve analyse. Deugen de cijfers?
Ik heb over dit onderwerp al vaker geschreven (bijvoorbeeld Hoe 14% duurzame energie in Brabant in 2020 haalbaar is ).

Die vraag is makkelijker gesteld dan beantwoord.  Eerst mijn eindconclusies, daarna de uitleg:
a)  de beoogde besparing van 1,5% per jaar en 14% duurzame opwekking worden  zonder nadere maatregelen niet gehaald (landelijk ook niet).
b)  het Uitvoeringsprogramma voorziet in aanvullende maatregelen
c)  daarmee worden de taken net wel of net niet gehaald, als alles goed gaat
d)  de uiteindelijke duurzame opwekkingstaak leunt op drie grote bronnen waarvan er twee twijfelachtig zijn en één onwenselijk
e)  de agenda is onduidelijk.
f)  de zeggenschap van de provincie is beperkt
g) de thema’s  Sustainable Energyfarming en Energieke landschappen zijn getalsmatig zwak uitgewerkt
h)  mijn eindoordeel: niet ideaal, maar de beste praktische kans om te beginnen. Het afbreukrisico is reëel. Voeg reserveprojecten toe.

Brabantse energiebelans van Telos over 2011
Brabantse energiebelans van Telos over 2011

Ad a): wat verbruikt Brabant en wat haalt Brabant zonder aanvullend beleid?
Er bestaat een goede nationale statistiek, maar niet van het energieverbruik van afzonderlijke provincies. Er moeten dus een vertaalslag  gemaakt worden en daar zit interpretatieruimte in.
Ik had zelf voor Brabant een Finaal Energetisch Verbruik (FEV) ingeschat (energie die rechtstreeks aan de klant is afgeleverd) van 325PJ door Brabant als 15% van Nederland te schatten.
Telos  (zie de Brabantse energiebalans hierboven) komt op een FEV in 2011 van 297PJ . Het is onduidelijk waarop Telos dit baseert.
De Klimaatmonitor (zie www.klimaatmonitor.databank.nl/  ) komt op een FEV van 297PJ in 2013. Maar het totaal van alle provincies is dan kleiner dan het  Nederlandse FEV. Er is dus ergens een portie zoekgeraakt (medio februari 8,7%). Onduidelijk is hoe die over de provincies verdeeld is.
Neem ik de Nationale Energieverkenning 2015 en Brabant 14,4% van Nederland, dan heeft Brabant een FEV van 303PJ.
Het Brabants Energie Akkoord noemt als FEV 312PJ.

Uit het Brabants Energie Akkoord
Uit het Brabants Energie Akkoord

De quick scan, die de provincie door ECN heeft laten uitvoeren t.b.v. het Uitvoerinsgprogramma (en die misleidend Quick Scan Warmte heet terwijl hij over meer dan alleen warmte gaat), noemt voor 2015 290PJ. Zie Quickscan Warmte Noord-Brabant_ECN_feb2016
De verschillende benaderingen komen dus redelijk overeen.

Ga ik gemakshalve uit van Telos, dus van 297PJ in 2013, dan zou er t.o.v. 2014 tot 2020 6*1,5%=9% bespaard moeten zijn, dus 27PJ eraf, dus 270PJ over. Dat beschouw ik als taakstelling.
De ECN-Scan (dus de provincie) komt zonder aanvullend beleid in 2020 op 287PJ. Zonder nadere maatregelen haalt de provincie de besparings-
taak dus niet.

Ontwikkeling bij autonoom beleid als de landelijke maatregelen uit het Energieakkoord uitgevoerd zijn
Ontwikkeling bij autonoom beleid als de landelijke maatregelen uit het Energieakkoord uitgevoerd zijn (uit de Quick Scan van ECN)

Als er in 2020 270PJ over is, moet 14% daarvan duurzaam zijn dus 38PJ. Op basis van de Quick Scan van ECN denkt de provincie aan 36,4PJ te komen. Zonder nadere maatregelen haalt de provincie de duurzame opwekkingsstaak dus niet.
Als er in 2020 287PJ over is (zoals ECN en de provincie zeggen), moet daarvan 14% = 40,2PJ duurzaam zijn.

Ad b) en ad e): nadere maatregelen en de indeling
De Uitvoeringsagenda hinkt op twee gedachten. Het verhaal begint met een ordening op natuurkunde en eindigt met een ordening op vijf maatschappelijk thema’s.  De samenhang tussen beide wordt niet benoemd. Dat kan tot merkwaardige verschillen leiden. Die vallen niet meteen op, omdat er alleen bij de weergave van de ECN-scan absolute getallen genoemd worden. Mogelijk denkt men dat het publiek het anders te moeilijk vindt.
In geen van beide ordeningen wordt een beginjaar genoemd.

De vijf maatschappelijke thema's in de UItvoeringsagenda
De vijf maatschappelijke thema’s in de UItvoeringsagenda

Op blz 9 noemt de provincie natuurkundige maatregelen uit de ECN-scan (inclusief  het voorgenomen landelijk beleid). De ECN-scan komt zonder aanvullend provinciaal beleid tot 3PJ besparing en 36,4PJ duurzame opwekking.
Daarop  wordt een provinciale plus gezet
–  van 5,4PJ aan besparing (1,1 Nul op de meter, 2,3 betere afstemming utiliteitsbouw, 2,0 restwarmte industrie) en
–  van 4,9PJ aan duurzame productie (0,74 verduurzaming warmtenetten excl Helmond, 1,0 geothermie (4 projecten incl Helmond), 0,5 biogas, 0,5 kleinschalige projecten, 1,6 biomassa industrie (2 ketels) en 0,58PJ (tbv overblijvende elektriciteitsvraag om woningen Nul op de Meter te krijgen).
In deze aannames zit enig optimisme. Zo wordt aangenomen dat er in 2020 40000 woningen Nul op de Meter zijn (waarvan als provinciale plus 25600) en dat je op elke woning 20 gangbare zonnepanelen kunt leggen.

Op blz 40, 41 en 42 worden percentages (van 287PJ) genoemd per thema. Aan besparing wordt daar over de vijf thema’s samen ingeboekt 1,5+1,5 +2,5+0,0+0,5=6,0%, zijnde 18PJ over de jaren nu tot 2020.
Zo ook wordt daar als duurzame opwekking ingeboekt 2,0+2,5 + 6,5+0,0+3,0%=14%.
Als de ECN-besparing gehaald wordt, gaat het om 14% van 282PJ=39,5PJ, als de tweede systematiek gehaald wordt gaat het om 14% van 269=37,7PJ.

Ad c): wordt de taak gehaald?
De duurzame opwekkingstaak wordt (als je ervan uitgaat dat de lande-
lijke maatregelen waarop de ECN-scan berust inderdaad gehaald worden) in de eerste systematiek net gehaald ,want 36,4+4,8PJ > 40,2PJ.
In de tweede systematiek wordt de duurzame opwekkingtaak gehaald, omdat die er a priori ingestopt is.

Ik vind dat de besparingstaak voorschrijft dat in 2020 de totale FEV 270PJ moet zijn.
In de ECN-systematiek wordt dat niet gehaald (287PJ-5,4PJ > 270PJ).
In de tweede systematiek wordt die net wel gehaald (287PJ–18PJ=269PJ).

Ad d): een kritische beschouwing van drie bronnen van ECN
In het lijstje, waarin ECN uitlegt (zie hierboven) hoe het aan 36,4PJ
duurzame energie komt, staan drie posten die kritische aandacht ver-
dienen.
–  een post van 3,4PJ ‘houtkachels huishoudens’. Deze post is niet
twijfelachtig, want dit mag en is een bestaand getal. Het is wel onwenselijk, omdat houtkachels in huishoudens soms ernstige effecten op de omgeving hebben.
–  een post van 4,8PJ ‘meestook centrales’ is, wat mij betreft, niet per definitie onwenselijk maar wel twijfelachtig omdat men er van uitgaat dat de Amer9 open blijft. Die loopt op kolen met biomassabijstook en gaat mogelijk dicht.
–  Een post van 6,0PJ biobrandstof (was in 2015 2,9PJ). Ik vind dat zowel de haalbaarheid als de wenselijkheid  nadere uitleg verdienen.

Ad f): beperkte zeggenschap provincie
ECN stelt dat de provincie niet in staat is bij de industrie, bovenop de
Rijksinitiatieven, een eigen besparing te realiseren. De provincie hoopt wel 2,0PJ industriële restwarmte te kunnen hergebruiken, maar kan dat niet afdwingen. Zo ook 1,6PJ duurzame opwekking door biomassa als voeding voor stoomketels.
Dat let de provincie niet om bij het thema “energieneutrale industrie”  2,5% (7,4PJ) besparing in te boeken en 6,5% (18,7PJ) duurzame opwekking. De provincie meent dit te kunnen bereiken via vergunningen en handhaving, en via samenwerkingsovereenkomsten.
Het verschil in inschatting tussen ECN en de provincie is frappant.

Ad g): Sustainable Energyfarming en Energieke landschappen
De  thema’s “sustainable energyfarming”en  “energieke landschappen” zijn getalsmatig nauwelijks  uitgewerkt. Er staan vooral sociale en
bestuurlijke passages die heel mooi zijn, maar waar niet aan te rekenen valt.
Op het einde wordt er op de bonnefooi een getal aan gehangen van 3% duurzame opwekking (zijnde 8,6PJ), voor Sustainable Energy Farming en Energieke landschappen samen.
Die 8,6PJ is heel erg weinig. Hij gaat al meer dan  op aan windenergie (3,5PJ), vergisting en biogas (3,4PJ), en biotransportbrandstoffen (6,0PJ). Dat kan gewoon niet kloppen.
Wat hier ontbreekt is een forse opbrengst uit  zonneparken.

Uit de factsheet 2014 van Telos
Uit de factsheet 2014 van Telos

Ad h): het eindoordeel
Mijn eindoordeel is dat de Uitvoeringsagenda technisch en natuur-
kundig zeker niet ideaal is, maar wel de beste praktische kans om te beginnen. Als alles zo gaat als de provincie zich voorstelt, is  het verschil  tussen wens en taakstelling in 2020 niet dramatisch.
Dàt het zo loopt als men zich voorstelt, is bepaald niet vanzelfsprekend.

Ik zou, als ik provincie was, flinke reserveprojecten definieren, en ik zou die zoeken in zonneparken. Dat is de grote afwezige in de berekeningen. Ik zou zeker 5PJ (10km2) neerzetten aan zonneparken. Die reserve ben je al kwijt als bijvoorbeeld de Amer9 dicht gaat.

$5.300.000.000.000 per jaar subsidie aan fossiele brandstoffen – update 05april2016

(Update dd 05 april 2016 in paars)

In 2015 zal de wereld $5300 miljard uitgeven aan subsidies voor fossiele brandstoffen. Dat zegt een bepaald niet cryptocommunistische instelling als het IMF. Om precies te zijn: het gaat om een Working Paper ‘How large are global energy subsidies’ van David Coady, Ian Parry, Louis Sears en Baoping Shan, dat vooralsnog een discussiestuk is.
Zie http://www.imf.org/external/pubs/ft/survey/so/2015/NEW070215A.htm en IMF_energiesubsidies per land

Wat is een subsidie?
Het IMF vindt dat de energieprijs hoort te bestaan uit drie componenten: de kostprijs, een in het betreffende land gangbare belasting, en de kosten van alle ‘externalities’. Dat zijn kosten die voortvloeien uit luchtvervuiling, veranderend klimaat, verkeersproblemen etc.

Een fictief voorbeeld.
Een land kan aardgas kopen voor €0,20/m3. Het distribueren van het gas kost €0,03/kWh. Voor dat land is de kostprijs dan €0,23/m3.
Gebruikelijk heft dat land daarop 21% BTW, grofweg €0,05/m3.
Er horen klimaateffecten bij ter waarde van €0,03/m3 en luchtvervuilingseffecten van €0,04/m3.
Al met al zou van het IMF in dat fictieve land een m3 gas €0,35/m3 moeten kosten.

Het IMF noemt het ‘pre-tax subsidy’ als je het vergelijkt met de €0,23 kostprijs, en ‘post-tax subsidy’ als je het vergelijkt met €0,35. Een afnemer die €0,15/m3 betaalt, geniet een ‘pre-tax subsidy’ van €0,08/m3
(zijnde 0,23 – 0,15) en een ‘post-tax subsidy’ van €0,33 (zijnde 0,48 – 0,15).

Het IMF vindt dus dat je alle directe en indirecte kosten in de prijs moet doorrekenen, en dat alles wat daaronder blijft subsidie is. Dat is een wezenlijk politieke uitspraak.

Waartoe leidt dat?
Het IMF beschikt over een gigantische berg data en kan zodoende inschatten tot welke subsidiebedragen dat mondiaal leidt. Dat geeft dit plaatje:

De mondiale energiesubsidies van 2011-2015
De mondiale energiesubsidies van 2011-2015

In 2013 bedroeg de mondiale pre-tax subsidy ruim $500 miljard, en de mondiale post tax-subsidy ca $5100 miljard. In 2013 ging 6,5% van het GDP op aan brandstofsubsidies. Het GDP is wat in Nederland het BNP = Bruto Nationaal Product heet (€866 miljard).
Het IMF komt voor Nederland op ca 10 miljard dollar post-tax subsidie en 0 miljard pre-taxsubsidie.

De PVV-kreet dat ‘windmolens op subsidie draaien’ is mondiaal onzin. Subsidies als de Nederlandse SDE heten bij het IMF ‘producer subsidies’ en die blijken mondiaal zo klein, dat het IMF niet eens de moeite neemt om ze apart in rekening te brengen.

Waarom zijn die post-tax subsidies zo hoog?
Weer een plaatje (zie onder).
Mondiaal is de grootste post ($2200 miljard) de ziekte en sterfte aan lokale luchtverontreiniging. Daarna komen de klimaateffecten ($1100 miljard), en een eind daarachter komt de rest.
De luchtverontreiniging (het IMF kijkt naar SO2, NOx en PM2.5) komt voor het 86% van kolen en de rest grotendeels van olie. Bij elektriciteit staat geen luchtvervuiling, omdat die aan de stoffen toegerekend is waarmee de elektriciteit is opgewekt.

Mondiale energiesubsidies naar nadelen per brandstof in 2013
Mondiale energiesubsidies naar nadelen per brandstof in 2013

Waar zitten de belangen?
Bovenstaande figuur leert dat slechts de klimaateffecten mondiaal zijn (bijna een kwart), terwijl driekwart van de effecten lokaal is. Met andere woorden: het afschaffen van de brandstofsubsidies baat het land, dat dit besluit neemt, het meest.

Verder geldt voor brandstofsubsidies hetzelfde als bijvoorbeeld ook voor Europese landbouwsubsidies en de hypotheekrenteaftrek: de grote afnemers vangen het meest. Die subsidies maken vooral de rijken rijker. Niet voor niets wordt de hypotheekrenteaftrek geframed als een ‘villasubsidie’.

Het netto effect van het afschaffen van brandstofsubsidies is te berekenen door de financiële voordeel (minder subsidies, meer belasting en minder ziekte- en klimaatkosten) te verminderen met wat de gezamen-
lijke burgers meer betalen. Als je dat doet, blijft er mondiaal een
voordeel over van $1400 miljard dollar, 5,6% van het GDP.

Essentieel is dat het netto voordeel op een goede manier bij de bevolking terecht komt. Als de regering wel de subsidies afschaft, maar de opbrengst slecht besteedt, heeft de bevolking alleen de nadelen. Brandstofsubsidies zijn niet voor niets een mijnenveld.

Mondiaal zou het afschaffen van de brandstofsubsidies leiden tot 21% minder CO2 – uitstoot.

Mondiaal, geen afzonderlijke landen
De scope van het paper is mondiaal. Het bevat geen data van en uitspraken over afzonderlijke landen, wel over categorieën landen. De moderne industrielanden (waaronder Nederland) gelden als de groep ‘advanced economies’.
Kijk je naar deze categorie, dan zijn ook in de categorie ‘advanced’ de brandstofsubsidies goed voor ca 2,5% van het bijbehorende GDP.
Volgens het IMF zit Nederland op 1,13% van het GDP.

Energiesubsidies per soort en regio
Energiesubsidies per soort en regio

Het IMF rekent ook het netto voordeel uit voor de categorie ‘advanced’ (het bijbehorende plaatje is hier niet afgedrukt). Dat bedraagt ca 75 miljard per jaar, goed voor 0,1% van het GDP. De welvaartswinst is hier relatief klein, omdat een aantal maatregelen in die landen al genomen zijn (bijvoorbeeld rookgasontzwaveling), die elders nog niet genomen zijn.

Een netto winst van 0.1% van het BNP zou in Nederland ‘virtueel’ op zowat een miljard per jaar extra uitkomen, terwijl die winst gepaard gaat met schonere lucht en minder CO2.
‘Virtueel’ staat er echter niet voor niets. De situatie kan van land tot land sterk verschillen. Misschien maak ik nog een apart verhaal over Nederland.

Windmolens als toeristisch doel – update mrt2016

Het bericht ging niet over de windmolens in Kinderdijk, maar over turbines in zee. Zoals gebruikelijk is de middenstand bang voor veranderingen en in badplaatsen als Zandvoort ook. Als de windparken op zee vanaf het land te zien zijn, is de vrees, blijven de toeristen weg.
windturbines op zee_afb1
Nu kun je dat subjectief al onzin vinden, maar het is ook objectief onderzocht. Een representatieve groep van 500 Duitse consumenten is bevraagd en 1 op de 5 geeft aan vaker naar de Nederlandse kust te komen als er windmolens zichtbaar in zee staan. 64% maakt het geen bal uit. Dat heeft Natuur en Milieu op zijn site gepubliceerd (zie http://www.natuurenmilieu.nl/nieuws/duitse-badgasten-enthousiast-over-windmolens-in-zee/ ). Duitsers vormen de grootste toeristische buitenlandse groep in Nederland.
56% van diezelfde groep is geïnteresseerd in toeristische activiteiten rond windmolens, zoals boottochten of duiken – de fundering van windmolens op zee bevat veel zeeleven en is een duikwalhalla.
kinderdijk_afb1
Niets overigens ten nadele van Kinderdijk. Ik ben een keer van Capelle aan de IJssel langs Kinderdijk tussen de krioelende toeristen door via de Alblasserwaard naar Eindhoven gefietst. Het gebied heeft nu een hoog schattigheidsgehalte, maar toen, rond 1350, was dit het meest ge-
avanceerde technische en organisatorische complex in zijn soort op aarde en van levensbelang voor de leefbaarheid van de polder (zie https://www.kinderdijk.nl/over-Kinderdijk/geschiedenis/kinderdijk-ontstaan ). Fiets maar eens door de dorpen en kijk maar eens naar de merktekens op de gevel hoe hoog het water kwam bij de verschillende overstromingen.

De Alblasserwaard
De Alblasserwaard

Ik vraag me af of je bij ons in Brabant ook niet wat zou kunnen met
toerisme en windturbines. Bescheiden, maar toch. Je zou dan de windparken mooi moeten aanleggen (met oog voor landschapsarchitectuur) en bij grote complexen, zoals de 100MW langs de A16 of de Zeeuwse Krammer, een klein museum. En dan op gezette tijden een excursie. Ik denk niet dat de toeristen er speciaal voor naar Brabant komen, maar die toeristen die er toch al zijn hebben meer keus.

Update:
Natuur en Milieu heeft opnieuw enquête gepubliceerd, nu onder watersporters op de HISWA over windturbines op zee (maart 2016). Zie www.natuurenmilieu.nl/wp-content/uploads/2016/03/Rapport-HISWA.pdf . Het blijkt 80% van de watersporters niet uit te maken dat er windturbines zijn, bijna 3% komt zelfs vaker. Bijna de helft (47%) van de watersporters zou wel een excursie naar een windturbine willen meemaken. Verder zit er onder de watersporters veel duurzame energie-sympathie.

 

Zonnepanelen op bedrijventerreinen in en rond Eindhoven – update

Soms vallen ontwikkelingen samen.

Nu loopt de actualisering van het bestemmingsplan van het Eindhovense bedrijventerrein De Hurk, en een van de onderwerpen is de verduurzaming ervan ( zie Inspraakreactie over het BP De Hurk in Eindhoven ).
Ten tweede stond in het ED de publicatie “Zee van leegte dreigt op
bedrijventerreinen.
” Gedoeld werd op 475ha overbodig bedrijventerrein in Eindhoven, Helmond en zeven buurgemeentes samen.

Het braakliggend veldhovens bedrijventerrein Habraken
Het braakliggend Veldhovens bedrijventerrein Habraken

Tenslotte bracht Natuur en Milieu de ranking list uit van Nederlandse gemeenten, met o.a. als criterium hoeveel Watt-piek elke Nederlandse gemeente per inwoner had liggen. Helmond scoort hier het laagste van Brabant, en ook Eindhoven komt erg laag uit (zie  Ranking List zonnestroom per inwoner Nederlandse gemeenten ). Daaruit is heel eenvoudig af te leiden hoeveel TJ (TeraJoule = miljoen*miljoen J = 278000kWh) elk van de negen gemeenten produceert.

opbrengst PV negen gemeenten Rond Eindhoven-Helmond_feb2016
Voor de duidelijkheid: die gaat alleen over zonnestroom, niet over de andere duurzame bronnen binnen de gemeente.

Omdat in Nederland 1,0 km² zonnepaneel in ideale omstandigheden ruim 500TJ per jaar opbrengt, zou het aanleggen van een zonnepark in deze orde van grootte de zonnestroom-opbrengst sterk verhogen.
Als men bijv. 0,50 km² zonepaneel op De Hurk zou aanleggen, zou dat de Eindhovense PV-opbrengst in één klap verdertienvoudigen.
Zo ook, als men van de 475ha braakliggend bedrijfsterrein 100ha zou vullen met en zonnepark, zou dat de PV-opbrengst van de negen gemeenten samen in één klap acht keer zo groot maken.

Uiteraard heeft een en ander financiële consequenties (zie als willekeurig voorbeeld braakliggend bedrijventerrein Habraken Veldhoven ). De gemeente wil tussen de 157 en de 181 €/m² vangen voor dit terrein, waarvan 37 gemeentelijke hectares nog uitgeefbaar zijn. Dat zou in ongeveer €63 miljoen resulteren na volledige verkoop. Aan de andere kant kost het de gemeente nu 1 miljoen aan rente per jaar.
Het lijkt mij niet waarschijnlijk dat de gemeenten allemaal van hun grond afkomen. Ze zullen een deel van hun verlies moeten nemen. Het 100/475ste deel (voorbeeld) zou dan neerkomen op 7 Habraakse hectares, op papier goed voor 12 miljoen. Dat zou de gemeente dan grotendeels kwijt zijn, waarna wellicht m.b.v. SDE+ subsidie een rendabel zonnepark mogelijk is.
Tot nu toe waren B&W van Veldhoven hier niet toe bereid.
Wellicht kan de provincie, met zijn Energiefonds, helpen om het verlies tot een fors blauw oog te beperken.
Iemand zou daar eens goed financieel inzicht op moeten loslaten.

SP-raadslid Marcel Lathouwers, met wie ik veel samenwerk, heeft over dit onderwerp raadsvragen gesteld aan het College van B&W van Eindhoven. Daarin meldt hij ook dat het onderwijs-industriele complex binnen Brainport ongetwijfeld een veel beter verhaal over dit onderwerp kan oplepelen dan de hier gegeven ruwe indicatie. Tot nu toe maakt Brainport weinig werk van duurzaamheid.

de vragen van Marcel Lathouwers staan hier –>  Raadsvragen_Zonnepanelen_op_bedrijventerreinen__SP_15feb2016

Update dd 12 mrt 2016
Deze vragen zijn op 23 februari beantwoord. B&W hebben er werk van gemaakt en treden daarbij ook buiten het gebied waarover de vragen gingen, de zonnepanelen. Het is een serieus verhaal dat van goede wil getuigt.

Wat betreft plaatsing van panelen op industrieterrein De Hurk zeggen B&W dat dit onderzocht wordt, samen met het Ondernemerskontakt De Hurk, de TUE en het Co Donetwerk.

Wat betreft een alternatieve benutting van de braakliggende 475ha bedrijfsterrein in de regio stellen B&W dat zonnepanelen een van de mogelijke alternatieven zijn.
B&W stellen dat het financiele plaatje voor grootgebruikers ongunstiger is dan voor huishoudens. Die betalen 20 cent de kWh en hebben, met een beetje mazzel, de panelen in 7 tot 10 jaar terugverdiend.
Grootverbruikers betalen veel minder per kWh en de grootste grootverbruikers maar 5 cent de kWh. Voor hen is de terugverdientijd 28 tot 40 jaar.

Wat de gemeente Eindhoven zelf betaalt, staat er niet bij. In 2011 gebruikte de eigen organisatie van de gemeente Eindhoven ongeveer 750TJ (zijnde 210.000MWh   dit is waarschijnlijk te hoog en moet rond de 120TJ zitten (33 miljoen kWh)

Kostprijs dd mrt2016 grootzakelijk bij Essent (blauw=Nederland base load en groen is peek load), 30€/Mwh=3cent/kWh
Kostprijs dd mrt2016 grootzakelijk bij Essent (blauw=Nederland base load en groen is peak load), 30€/Mwh=3cent/kWh

De gemeente is dus grootzakelijk en zou bij bijvoorbeeld Essent dd mrt 2016 rond de 3 cent/kWh betalen (onduidelijk of dat in- of exclusief BTW en een beetje energiebelasting is). Dan krijg je je investering er inderdaad niet gauw uit. Het zijn toch stakkers, die grootverbruikers.

Een goed voorbeeld van de perverse werking van de grootverbruikerskorting, die eigenlijk dus nu een fossiele brandstofsubsidie is. Gauw afschaffen die hap en de opbrengst gericht herinvesteren  bgerard).

Het is mogelijk subsidie aan te vragen.
De gemeente heeft SDE+ subsidie gekregen voor ruim 1000 panelen die nu op gemeentelijke gebouwen worden geplaatst. Deze inspanningen worden voortgezet.
Verder zien B&W mogelijkheden om, samen met energiecoöperaties, postcoderoosprojecten te ontwikkelen zoals in 2014 op wijkgebouw Blixems in Blixembosch.
Samenvattend concluderen B&W dat het geld op dit moment een groter probleem is dan de grond

B&W zullen de gedachte om het verhaal van de 475ha braakliggende grond deels met zonnepanelen te vullen meenemen in het regionale overleg over ruimtelijke zaken.

De Warmtewet moet anders!

Inleiding
De Warmtewet zou kleine afnemers van warmtenetten vanaf 1 januari 2014 moeten beschermen tegen machtsmisbruik door de warmtedistributeur. De wet roept echter bij op een warmtenet aangesloten huishoudens veel onvrede op (zie Strijd rond de Helmondse stadsverwarming of Stadsverwarming Meerhoven: gefeliciteerd en toch gemengde gevoelens ).

Om de effecten in kaart te brengen, heeft het Ministerie van EZ Ecorys gevraagd de wet te evalueren. Minister Kamp heeft veel ambitie op warmtegebied. Warmte moet helpen het Energieakkoord te halen. (Ik deel deze ambitie overigens.)

Ecorys heeft deze Evaluatie op 9 februari 2016 aangeleverd (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/02/09/evaluatie-warmtewet-en-toekomstig-marktontwerp-warmte ). Een grondig werkstuk dat te veel facetten belicht om hier systematisch te behandelen. Ik beperk mij hier tot de stadsverwarming, maar het gaat bijvoorbeeld ook over alternatieven, toegang van derde partijen tot het warmtenet en over de eindigheid van gas als maat der Nederlandse dingen.

Het grote warmteplaatje en het maatschappelijk belang
Om het geheel te plaatsen eerst het totaalplaatje.
primair energieverbruik en warmte 2013
Het totale energieverbruik in 2013 bedroeg 3227PJ. Dit budget wordt als volgt opgedeeld:
1096PJ heet ‘feedstock en verliezen’: ongeveer 658PJ eindigt in industriële producten zoals plastic, en 438PJ in afvalwarmte (onbedoelde warmte die ongebruikt geloosd wordt).
De 45PJ blijft buiten beschouwing.
2086PJ wordt geleverd aan de eindverbruiker als elektriciteit, t.b.v. het transport, en voor 1224PJ als bedoelde warmte.

Van die bedoelde warmte wordt 1076PJ gebruikt waar hij wordt opgewekt (bijv. in een huiskamer), en wordt 148PJ getransporteerd.

Die 148PJ gaat voor ca 112PJ naar industriele netten, en voor ca 36PJ naar niet-industriele netten.

In de niet-industriele netten gaat ca 4PJ naar de glastuinbouw en 27PJ naar huishoudens, scholen etc die bij de ACM aangemeld zijn. De rest, ca 5PJ, is niet aangemeld (er zijn uitzonderingsbepalingen).
De Warmtewet gaat over die 27PJ.

De maatschappelijke belangen zijn:
– dat er in totaal minder warmte nodig is, waardoor er in totaal ook minder energie nodig is.
– dat er minder afvalwarmte op het oppervlaktewater geloosd wordt (verslechtert de waterkwaliteit)
– dat een deel van de onbedoelde warmte bedoelde warmte wordt
– dat de warmtebronnen duurzaam worden
Ik ben zelf in de huidige omstandigheden voorstander van stadsverwarmingssystemen, mits een aantal voorwaarden.

aantal kleinverbruikers per leverancier_Ecorys2016

warmtebronnen stadswarmtenetten

geografische ligging warmtenetten

bestemming warm water

De ervaringen van huishoudelijke consumenten
De Vereniging Eigen Huis heeft in 2015 een warmte-enquête uitgezet onder 15000 panelleden, waarvan er 1307 reageerden, waarvan er 488 aan een warmtenet hingen. Daarvan voelde 43% zich niet beschermd door de wet en 57% zou er het liefst onderuit gaan. Ook enkele andere kleinschalige onderzoeken tonen flinke onvrede.
Om de aantallen te plaatsen: bij de ACM zijn 762.569 aansluitingen bekend, waarvan de grote meerderheid huishoudens. Enige relativering van de respons is dus op zijn plaats.
Ecorys stelt dat een flink deel van de aangesloten huishoudens zich onvoldoende beschermd voelt

Het beoogde doel van de wet was de bescherming tegen twee gevaren: dat de consument meer betaalt dan een vergelijkbare afnemer gas (het Niet Meer Dan Anders- of NMDA-beginsel), en het voorkomen van overwinsten bij de exploitant.
Dat laatste lukt eenvoudig, want een warmtenet is momenteel een economisch marginale activiteit.
Over het eerste doel zegt Ecorys: “Ten aanzien van het eerste uitgangspunt kan men concluderen dat een gebonden afnemer van warmte beter wordt beschermd dan voor de inwerkingtreding van de Warmtewet en over het algemeen niet meer betaalt dan een gemiddelde verbruiker van gas. In sommige gevallen worden warmteafnemers echter wel bloot gesteld aan additionele kosten. Dit betreft met name aspecten rondom de warmtelevering die nog niet gereguleerd zijn en die buiten de NMDA maximumprijs vallen”

tariefcomponenten NMDA

Op het variabele deel bestaat de kritiek dat het NMDA-beginsel vergeleken wordt met de gemiddelde gasafnemer, en dat je je eigen gasleverancier niet mag kiezen.

De meeste onvrede betreft de gebruiksonafhankelijke componenten. Weer Ecorys:” De uitgespaarde integrale kosten van een cv-ketel zijn onderdeel van de opbouw van de maximale gebruiksonafhankelijke kosten (vastrecht). Afhankelijk van de hoogte en de opbouw van de niet gereguleerde eenmalige aansluitbijdrage (voor aansluitingen op een nieuw net) bestaat er een kans op dubbeltelling. De kosten voor een aansluiting op een nieuw warmtenet worden in de praktijk door de warmteleverancier soms onderbouwd met een opsomming van de uitgespaarde kosten van
bijvoorbeeld: aansluiting op het aardgasnet, aanschaf cv-ketel, bouwkundige voorzieningen, rookgaskanaal en bijdrage aan EPC-reducerende maatregelen.”
Daarnaast wordt er geklaagd over ongunstig vastgestelde leidingverliezen, vreemde regelingen rond huur of koop van afleversets (en de onduidelijke definitie daarvan waardoor toezicht door de ACM in praktijk onmogelijk is), niet transparante vaststellingen etc.

Dat van die “EPC-reducerende maatregelen” is cru.
Voor een woning, die voor de stadsverwarming gebouwd is, mag die stadsverwarming in de Energie Prestatie Coëfficient (EPC) als bovengemiddeld plus meegeteld worden, waardoor de woning zelf minder dan gemiddeld mag zijn. De combinatie moet aan de EPC-eis voldoen. Daardoor zijn veel voor de stadsverwarming gebouwde woningen slechter geïsoleerd dan een vergelijkbare woning op gas. De stadsverwarmingsbewoner betaalt dus meer stookkosten in een slechtere woning terwijl hij, met een beetje mazzel, ook nog opdraait voor het op de bouwkosten bespaarde bedrag.

Nog één passage uit Ecorys, want daar gaat de juridische procedure in Meerhoven over:
Eenmalig aansluittarief nieuw net
Voor een aansluiting op een nieuw warmtenet worden geen gereguleerde tarieven bepaald. Vaak zijn de kosten voor een dergelijke aansluiting bij de prijs van de woning inbegrepen. De Memorie van Toelichting bij de Warmtewet geeft aan dat bij nieuwbouw de aansluitbijdrage tot stand komt in overleg tussen projectontwikkelaar, gemeente en warmteleverancier. Dit overleg zou zich afspelen in een situatie waarbij de project-
ontwikkelaar en gemeente vrije keuze hebben ten aanzien van de energievoorziening en er geen sprake zou zijn van een gebondenheid ten gevolge van een monopoliepositie. In praktijk is deze eenmalige aansluit-
bijdrage vaak anders dan de naam suggereert. Het tarief is vaak niet direct gerelateerd aan de werkelijke kosten voor de gerealiseerde aansluiting maar vormt een sluitpost om het betreffende warmteproject levensvatbaar te maken.

Voor dergelijke aansluitingen zijn aansluittarieven tot € 7.000 bekend. Het is vaak echter niet transparant welk bedrag wordt betaald voor de feitelijke aansluiting en welke bedrag daar nog bovenop komt met het oog op de rentabiliteit van het project. De ACM wordt daarbij geconfronteerd met verbruikers die jaarlijks nog een termijnbedrag moeten betalen ten behoeve van deze ‘eenmalige’ aansluitbijdrage.”

 Conclusies
Ecorys komt in h.7 tot een waslijst aan conclusies en adviezen, die er samen op neerkomen dat het systeem grondig op de schop moet. Een kleine selectie:

Het NMDA-beginsel zou op korte termijn uitgebreid moeten worden met een index-beginsel.
Warmte moet aantrekkelijker gemaakt worden, omdat de financiën op dit moment zowel aan de leverende als aan de ontvangende kant een probleem zijn. Een onrendabele top zou afgedekt kunnen worden, zoals dat elders bij duurzame energie ook gebeurt middels de SDE+ regeling.

Ecorys stelt voor de aansluiting van een nieuwe gebruiker op een nieuw warmtenet alsnog te reguleren. De interessante vraag is of dat met terugwerkende kracht zou kunnen.

 

Strijd rond de Helmondse stadsverwarming

Veel mensen balen
Uit een onderzoek van de Vereniging Eigen Huis (VEH) dd juni 2015 blijkt dat ruim de helft van de warmteafnemers onder afnameplicht uit zou willen, als dat kon. Dat staat in de Evaluatie van de Warmtewet door Ecorys (9 februari 2016) (zie https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/02/09/evaluatie-warmtewet-en-toekomstig-marktontwerp-warmte ). Bij dezelfde VEH zijn sinds begin 2014 (toen de wet van kracht werd) ca 4300 klachten binnengekomen, waarvan ca 3000 over de tarieven en de rest vooral over de monopoliepositie.

aantal kleinverbruikers per leverancier_Ecorys2016

Het burgerinitiatief in Helmond
Ook in Helmond is de onvrede al jaren heel groot. Dat heeft geleid tot een Burgerinitiatief Stadsverwarming, waarin aan de gemeente drie dingen gevraagd werden.
1) Te komen tot ontbinding van de verplichting tot afname van warmte bij exploitant Ennatuurlijk
2) Bij de start is afgesproken dat er gebruik wordt gemaakt van restwarmte (van de elektriciteitsproductie). Klopt dit nog of wordt er alleen gas gebruikt voor de stadsverwarming en wordt er geen elektriciteit (en dus geen restwarmte) meer opgewekt?
3) De raad moet een onderzoek instellen om, samen met de gebruikers, te komen tot een modern, betaalbaar warmtenet. Dit kunnen ook andere energiebronnen zijn of de aanleg van een gasleidingennet. Vrijheid voor de consument.
(Zie http://www.helmond.nl/BIS/2016/Notities%20en%20kaarten/Raadsnotities/RN%20007%20Burgerinitiatief%20stadsverwarming.pdf )

Het antwoord
Op 1 december 2015 namen B&W het besluit om:
1) te antwoorden dat de gemeente niet over de afnamecontracten ging, en dat de minister bevoegd gezag was
2) te antwoorden dat er inderdaad nog steeds gebruik gemaakt wordt van restwarmte
3) een voorstel aan de gemeenteraad voor te leggen “Verduurzaming Stadsverwarming, Versnelling duurzaamheid”. Dit voorstel is op 5 januari 2016 aangenomen.

De bijlagen bij dit voorstel omschrijven de installatie als volgt.
De installatie bedient 6500 huishoudens en een aantal bedrijven.
Hij dateert rond 1985. Hij bestaat uit twee SToom- En Gasturbines (STEG) die elk 25MW warmte en 25MW elektriciteit kunnen leveren. Daarnaast staat er een gasketel van 40MW en grote buffers waarmee warmte kan worden opgeslagen. Een dergelijk systeem heet een Warmte-Kracht Koppeling (WKK).
In 1985 was dit een moderne WKK-installatie en ook nu nog moet er een heel behoorlijk systeemrendement mee gehaald kunnen worden. Maar nu is het systeem oud. Kort na 2020 moeten er grote investeringen gedaan worden om de zaak aan de praat te houden, maar voor die tijd zijn er ook al problemen. In 2013 waren er klachten over lekkages in de hoofdleidingen, maar die zijn inmiddels weer een eind opgekalefaterd. De “last mile” leidingen naar de huizen zouden nog goed zijn.

Commentaar (bgerard)
Bij vraag 1:
hier doet zich de verkoop van de publieke voorzieningen voelen (door de gemeente Helmond van de WAMOB en door de provincie van Essent, beide aan RWE). Mijn partij, de SP, heeft zich hier vergeefs tegen gekeerd.
De exploitatie van een stadsverwarmingsnet is, anders dan vaak gedacht, een economisch marginale activiteit. Uit een onderzoek uit 2010 van (toen nog) de NMA bleek, dat het overgrote deel van de grote netten niet aan de vaste lasten plus 6,3% rente kwam. Overigens bleek ook dat de kleinverbruikers 13% meer zouden gaan betalen, en de grootverbruikers minder).
Daarna is deze activiteit in handen gekomen van Ennatuurlijk, waarin pensioenfonds PGGM en Dalkia (=Veolia). Ik vermoed dat deze bedrijven rendement zoeken op iets wat eigenlijk nauwelijks rendabel is en daartoe trucs hanteren.
Bij vraag 2:
De elektriciteitsprijs (op de beurs) zit nu rond de 2,5 a 3 cent per kWh. Dat is onwaarschijnlijk laag. Dat komt door overproductie, door de lage kolenprijs en door de energiesubsidies. Voor die stroomprijs kunnen WKK-
installaties niet draaien en die worden dan ook in den lande steeds vaker stilgelegd.
Die in Helmond draait nog omdat de warmteopslag toestaat dat er in de dure uren gedraaid kan worden. Verder (vermoed ik) omdat men het onderhoud uitstelt en met een installatie doorwerkt die op zijn tandvlees loopt.
Bij vraag 3:
Er wordt echt niet achteraf nog een gasnetwerk aangelegd. Alle trends wijzen de andere kant op. Een andere individuele oplossing (bijv. met een warmtepomp, inclusief de noodzakelijke woningaanpassingen) acht ik voor duizenden huishoudens onbetaalbaar en mogelijk ook niet betrouwbaar genoeg. Ik denk dat Helmond aan zijn stadsverwarming blijft vastzitten. Dat die modern en betaalbaar moet worden spreekt vanzelf.

Geothermiekansen, uit Geothermische energie uit Trias aquifers in de ondergrond van Noord-Brabant
Geothermiekansen, uit Geothermische energie uit Trias aquifers in de ondergrond van Noord-Brabant

Het verduurzamingsvoorstel
Een korte behandeling doet het voorstel onrecht, maar helaas (kijk anders op http://www.helmond.nl/BIS/2016/Notities%20en%20kaarten/Raadsnotities/RN%20007%20Voorstel%20Verduurzaming%20Stadsverwarming%20Versnellingsagenda%20Duurzaamheid.pdf ).
Enkele belangrijke onderwerpen:
– De woningbouwvereniging Woonpartners heeft 2000 huizen in de Rij-
pelberg, Brouwhuis en Helmond-Oost. Die hebben bijna allemaal label C of D en Woonpartners wil dat in 2020 verbeterd hebben tot label B. Daarbij wil Woonpartners streven naar lagere woonlasten.
– Helmond wil de stadsverwarming uiterlijk 2018 op geothermie overzetten. Op zich een logische gedachte, maar de case is niet erg duidelijk opgeschreven. Sowieso is er nog erg weinig ervaring in Brabant met deze energievorm, en is de bodem slecht in kaart gebracht. Helmond hoopt water van 90⁰C op te kunnen pompen van 3 km diepte en daarmee één of twee STEGS te kunnen voeden.
– Het voorstel noemt als mogelijkheid om de STEG te voeden met hout of met biogas uit mest, maar dat is niet verder uitgewerkt.

Commentaar (bgerard)
Het verduurzamingsvoorstel is een goede stap, maar er is meer nodig, o.a. voor de 4500 huizen op de stadsverwarming die niet van Woonpartners zijn, en op de nog langere termijn voor de rest van Helmond. Helmond is partner in de provinciale Nul op de Meter-deal. De eerste stap zou moeten passen bij een toekomstige Helmondse Nul op de Meter-strategie.

warmtebronnen stadswarmtenetten

In gesprek met prof. Smeulders over warmtezaken

In verband met de toekomst van het Amer-warmtenet probeer ik deskundigheid op te bouwen om uiteindelijk tot een afsluitend oordeel te komen. Daartoe had ik op 1 febr 2016 een uiterst aangenaam gesprek met prof. David Smeulders van de TUE. Zijn leerstoel heet officieel Energy Technology.
David Smeulders-TUE-2
Een aantal punten uit het gesprek in een korte weergave.

  • Het inruilen van een stadsverwarming in een wijk als De Reeshof door 15000 individuele atmosferische warmtepompen zou een stap achteruit zijn. Bovendien zou het overgrote deel van de bewoners dat niet kunnen betalen
  • Het zou wel eens zo kunnen uitpakken dat een massale inzet van atmosferische warmtepompen, werkend als airco’s, het Urban Heat Island effect versterkt. De hittegolven worden heter. Het lijkt er nu al op dat op een warmtekaart van Tilburg, bij een hittegolf, de rijkere wijken gemiddeld iets warmer zijn.
  • Het is mogelijk een stadsverwarmingssysteem met een verscheidenheid van bronnen te voeden
  • ‘Varende warmte’ kan zo’n bron zijn. Het is mogelijk om overschotwarmte uit grote industriële complexen via de binnenvaart naar locaties te varen waar een tekort is (ik heb hieraan een apart artikel op deze site gewijd, zie Varende warmte en een alternatieve voeding van het Amer-netwerk )
  • Bodemwarmte (uit de bovenste paar honderd meter van de bodem) hoeft niet zo categorisch te worden afgewezen als de provincie lijkt te doen. Er zijn plaatsen waar je niet door kritische aardlagen hoeft te boren. Bijvoorbeeld de TUE en de Eindhovense Heuvelgalerie hebben een bodemwarmtesysteem.

Het vraagt wel kennis om zo’n systeem te laten functioneren. Er moet jaargemiddeld evenveel warmte terug in de bodem als er uitgehaald wordt, want anders organiseer je op termijn de permafrost in de bodem (thermische uitputting). Het betekent in praktijk een flinke Warmte-Koude Opslag, aangevuld met enige geothermie.

Bodemwarmte kan worden ingezet in nieuwbouwwijken, maar dat moet men niet op individuele basis willen. Dat is een recept voor burenruzie.

  • Lage temperatuurwarmte (25-500C) van bedrijven kan met een warmtepomp opgefokt worden, zodat een stadsverwarming ermee gevoed kan worden.
  • Geothermie kan dienstig zijn
  • Men zou zich een groeimodel kunnen voorstellen, waarin een stadsverwarming (na het vervallen van de kolenstook) bijvoorbeeld in het eerste jaar voor 90% op gas draait, en dat het aantal duurzame bronnen geleidelijk aan aangekoppeld wordt (waarbij gas vooralsnog achtervang blijft).
  • Er is op dit gebied erg weinig expertise en daardoor overbelasting bij de wel-experts. Soms liggen er bakken vol met meetdata waar niemand iets mee doet. Daardoor worden talloze quick wins niet herkend. Onlangs wisten zijn bachelorstudenten een overbodige aanschaf in de publieke sfeer van €150.000 tegen te houden (nog niet gepubliceerd onderzoek).
  • Bij ‘Stroomversnelling’, een netwerk van ambitieuze bouwers, toeleveranciers, corporaties, gemeentes, financiers, netbeheerders en anderen die samen aan de slag gaan om Nul op de Meter renovaties en nieuwbouw mogelijk te maken, zit veel kennis, ook van financieringsmodellen.
  • Een opwekrendement van 110% klinkt vreemd.

Draaien windmolens op subsidie?

Op dit moment wel.
Maar ook vliegtuigen vliegen en schepen varen op subsidie, en grootverbruikers krijgen korting op hun stroomprijs. Er is, kortom, behoefte aan een politiek bruikbaar verhaal dat verder gaat als dit soort gebakken lucht-kreten van Rutte of de PVV.

De Factcheckers
De aanleiding voor dit artikel was een oproep van de Factcheckers van De Correspondent. Het blad besteedt veel aandacht aan de impact van windturbines en de reactie van de bevolking daarop. Zie ook mijn artikel op deze site “In discussie met Marc Chavannes”.
Veel mensen reageerden op Chavannes artikel vanuit diverse invals-
hoeken. Waarschijnlijk gaven die reacties zoveel stof tot nadenken, dat men even pas op de plaats gemaakt heeft. In die pauze vroegen de Factcheckers of de abonnees informatie konden aanleveren die toetsbaar was en waarvan men dus de waarheid kon bewijzen. Dat vond ik een mooie uitdaging. Ik heb eerst een antwoord geformuleerd op de vraag “Draaien windmolens op subsidie?”. Die vraag geldt eigenlijk voor duurzame energie in zijn algemeenheid.
Ik kreeg een nette mail terug waarin men zei heel blij te zijn met mijn
bijdrage. Overigens zit er bij die groep factcheckers niemand met een beta-achtergrond, een duidelijk gemis.

Wat is subsidie?
De hamvraag is hoe je subsidie definieert. Omdat windturbines elektrische energie produceren (zoals veel duurzame energie), ligt de vraag voor de hand wat de goedkoopste productiewijze is en wat het alternatief kost. Waarna twee vervolgvragen rijzen: wat tel je mee, en kijk je nu of straks? De aanname hierbij is gemakshalve dat accijns, belasting etc voor beide productiewijzen dezelfde zijn.

  1. Je kijkt alleen naar de kale technische kostprijs op dit moment, zonder de indirecte kosten.

Stroom kost op dit moment (15 febr 2016) op de beurs 2 a 3 cent per kWh (zie bijv. http://www.eex.com/de/marktdaten/strom/spotmarkt/auktion#!/2016/02/12 ). Dat komt vooral omdat kolen zo goedkoop zijn. Op dezelfde EEX doen die nu grofweg $38 per ton, wat neerkomt op €1,17/GJ . Een paar jaar geleden was dat nog veel meer. Een soort dumping dus.
Een windturbine op een gunstige landlocatie levert stroom voor 7,0 cent/kWh. De bijbel in deze is de SDE+ – regeling. Versimpeld verteld past deze exploitatiesubsidie het verschil bij vanaf 3,0 cent/kWh.
Hieronder een klein stukje uit de bedragentabel. De volledige tabel is te vinden onder –> basisbedragen-voor-sde-2016
basisbedragen wind SDE+ 2016Als je zo redeneert (in navolging van Rutte en de PVV), draaien windmolens inderdaad op subsidie, net zoals alle andere energiebronnen, waaronder zelfs gascentrales. De logica van het standpunt is dat Nederland alleen energie mag opwekken uit kolen.
De overstromingskosten door stortbuien, de extra dijkverzwaringen, de extra ziektegevallen van Lyme en asthma, etc staan elders op de begroting.

2) Wat nu als je die indirecte (maatschappelijke) kosten wel in de stroomprijs meeneemt?
Dan wordt het lastig. Je krijgt een plaatje als hieronder:

( CE-studie “External Costs and Benefits of Electricity Generation”, opdracht VME, 2010) .
( CE-studie “External Costs and Benefits of Electricity Generation”, opdracht VME, 2010) .

De onderste drie hokjes in de legenda geven samen de kale technische (directe) kosten, de bovenste drie de maatschappelijke kosten.
Zonnepanelen zijn nog niet meegenomen. De opbrengst daarvan was toen nog te verwaarlozen. Het gaat heel snel met PV.
Het plaatje berust op randvoorwaarden. De kolenprijs in het plaatje is 2,5€/GJ, maar de huidige kolenprijs is 1,17€/GJ. De CO2-prijs wordt op €25/ton geprikt, maar is op dit moment (doordat het ETS effectief gesaboteerd is) ongeveer €5/ton CO2. Bij ‘Coal Standard’ zijn het 3de en 4de hokje dus nu veel kleiner.
Merk ook op dat bij kolen geen kosten van luchtverontreiniging geteld worden.

Het hangt er dus sterk van af wanneer en naar wat je precies kijkt.
Mijn favoriet is de publicatie “Schätzungen der Umweltkosten in den Bereichen Energie und Verkehr” van het Duitse Umweltbundesamtes (aug 2012) –> Schätzung der Umweltkosten in den Bereichen Energie und Verkehr_Umweltbundesamt. Dat is beknopt, toch behoorlijk volledig en heel overzichtelijk. Bovendien is het het meest recente wat ik kon vinden. Maar ook deze tabel is gebaseerd op een CO2-prijs van rond de €80/ton CO2, die vele malen hoger ligt dan de €5/ton CO2 van nu.
In praktijk zijn de cijfers in de kolom Treibhausgase nu dus veel lager dan ze zouden moeten zijn. Zie onderstaand plaatje.
Schätzungen_tab3
Als de wens de werkelijkheid zou zijn, zou je voor steenkolenstroom moeten betalen 2 a 3 + 8,9 = 11 a 12 cent/kWh, en voor windstroom op een goede landlocatie 7 a 8 + 0,3 = ergens rond de 8 cent/kWh. Dan zou wind de goedkoopste zijn (en de rest gesubsidieerd).

3) Je extrapoleert nu de kale directe kosten de toekomst. Komt het nog eens zo ver dat de kale technische kosten van wind en zon lager liggen dan die van kolen? Het maatschappelijke kosten-verhaal verdwijnt dan automatisch.

(Bron: ITRPV_2014_Roadmap Revision )
(Bron: ITRPV_2014_Roadmap Revision )

Zonnepanelen zijn bij lange na nog geen uitontwikkelde techniek. Bovendien is er een leer- en schaalcurve omdat PV-panelen steeds massaler verkocht worden. De kWh-prijs wordt dus lager.
In bovenstaande grafiek loopt de lijn van Nederland (met 875kWh/kWpiek) iets boven de blauwe lijn.

Het hangt er dus nu van af wat de grijze stroomprijs doet.
Als die 2 a 3 cent/kWh zou blijven, zou zonne-energie in een zonnig land ergens rond 2024 concurrerend worden. In Nederland zou zonne-energie in 2024 concurrerend worden bij een kale grijze kWh-prijs van 7 cent/kWh – die heel lang bestaan heeft.
De subsidie heeft dus in beginsel een eindige looptijd.

Deze schaalcurve komt uit hetzelfde ITRPV-rapport
Deze schaalcurve komt uit hetzelfde ITRPV-rapport

Windenergie is veel verder uitontwikkeld, maar er geldt nog steeds een schaal- en leercurve. Dit is wat de branche (de NWEA) zelf zegt.

(uit Flyer Windenergie de feiten_gedownload 1sept2015.pdf )
(uit Flyer Windenergie de feiten_gedownload 1sept2015.pdf )

De NWEA rekent zich hier rijk, want de marktprijs van grijze stroom ligt in praktijk veel lager als de blauwe lijn aangeeft. Desalniettemin zal de kostprijs van windenergie ook bij een marktprijs van 2 a 3 cent/kWh vroeg of laat concurrerend worden.

Als men maar lang genoeg wacht, duikt de kale kostprijs van duurzame energie vanzelf onder de grijze prijs zonder maatschappelijke kosten, en al eerder onder idem mèt maatschappelijke kosten.

Antwoord aan de Factcheckers
Dit was dus mijn antwoord aan de Factcheckers van De Correspondent. Ik heb het hier alleen nog wat netter uitgewerkt.

Schiphol geen doel, maar middel – brief aan Den Haag over Duurzaam Openbaar Vervoer

Ook mijn naam staat onder een aanbiedingsbrief van de Werkgroep Toekomst Luchtvaart (WTL) aan staatssecretaris Dijksma en aan de leden van de vaste Kamercommissie I&M.

De brief gaat op de eerste plaats over de toekomst van Schiphol, maar de wijdere strekking gaat over de toekomst van het vliegen in Europa. Of, nauwkeuriger gezegd, de toekomst van de internationale bereikbaarheid van Europa. En daarmee indirect ook over Eindhoven Airport.

Istanbul heeft al twee vliegvelden. Het noordelijkste van de drie wordt het nieuwe mega-vliegveld.
Istanbul heeft al twee vliegvelden. Het noordelijkste van de drie wordt het nieuwe mega-vliegveld.

De overstapfunctie van Schiphol, nu de belangrijkste pijler onder het bedrijfsmodel, staat onder druk. De internationale concurrentie is groot (Istanboel, Emiraten). Bovendien liggen er vijf grote internationale luchthavens binnen een paar uur reizen. Schiphol voelt nattigheid.
Niet voor niets buldert directeur Nijhuis van Schiphol in het rond dat “het afgelopen moet zijn met polderen” (Eindh. Dagbl 7 jan 2016). Deze brief kan het beste gelezen worden als een oorlogsverklaring aan de omgeving (zie –> directeur schiphol top met polderen_ED_07jan2016.
Ook het interview met Temel Kotil, de baas van Turkish Airlines, “Wij groeien, met dank aan God en de regering” draagt bij aan de feestvreugde (NRC 23 jan 2016). (als u op de NRC-website kunt, NRC-artikel 23 jan 2016 )
vliegtuigen turkish airlines

In feite eisen beide onbelemmerde handelingsvrijheid voor de luchtvaart, die zich van herrie noch klimaat iets hoeft aan te trekken. Wij moeten groeien en de rest van de wereld kan kapot vallen, is de onparlementaire vertaling.

Een recent Decisiorapport (2015) relativeert de ‘brede economische rol van de bereikbaarheid via de luchthaven. Veel economisch gepoch van Schiphol is onbewijsbaar. Anders dan vroeger is de luchtvaart eerder volgend dan leidend in de economische ontwikkeling. Nijhuis ziet zijn vliegveld als een doel in zich, maar het is niet meer dan een middel tussen andere vervoersmodaliteiten.

Rekenvoorbeeld passagiersaantallen vliegen en HSL op Schiphol
Rekenvoorbeeld passagiersaantallen vliegen en HSL op Schiphol (brief WTL)

Waaronder vooral de trein, de Hoge Snelheids Lijn (HSL) internationaal en een goed netwerk van intercity’s nationaal. Treinen zijn zeer veel zuiniger en schoner dan vliegtuigen en tot 850 km is de bruto reistijd per trein van voordeur naar voordeur minder dan die per vliegtuig.
Enerzijds kan het alternatief-trein nog verder geperfectioneerd worden (zie http://www.train2eu.org/ ).
Anderzijds weet de luchtvaartlobby al jaren een eerlijke fiscale behandeling af te houden. Omdat vliegmaatschappijen geen BTW en accijns hoeven te betalen, is bijvoorbeeld de luchtvaart binnen Nederland veruit de grootste begunstigde van fossiele brandstof-subsidies. De
accijns-vrijdom van de luchtvaart kost de Nederlandse staat €1,7 miljard per jaar (zie Subsidie aan fossiele en hernieuwbare energie in Nederland op deze site).

De WTL wil, in een notedop, de plafonds op het aantal vliegtuigen op Schiphol handhaven, Schiphol selectiever inzetten voor de langere afstanden en de kortere afstanden per trein afwikkelen. De passagierscapaciteit is het doel, de wijze van transport een middel.

Voor de volledige tekst van de aanbiedingsbrief en de bijbehorende analyse zie –> Voorstel_duurzaam_internationaal_vervoer_4 feb_16

Rekenvoorbeeld bij 3% groei. OD betekent Origin-Destination.
Rekenvoorbeeld bij 3% groei. OD betekent Origin-Destination, transfers overstappen.