“Een nieuwe boom per inwoner, doen!” antwoordden B&W van de gemeente Eindhoven (18 december 2019) op een uitnodiging van Milieudefensie Eindhoven om per inwoner van de gemeente één nieuwe boom te planten. De gemeente spreekt waardering uit voor het initiatief van Milieudefensie en zegt dat dit aanleiding is om nog eens extra naar de waarde van groen in de breedste zin te kijken.
Milieudefensie Eindhoven spreekt waardering uit voor de steun van B&W van Eindhoven.
Het College van B&W stelt, dat bomen waarde hebben voor de productie, voor energie, voor leefbaarheid, voor de Eindhovense identiteit, maar vooral voor klimaat en milieu. Bomen helpen tegen de hittestress, zuiveren de lucht, vergroten de biodiversiteit, leggen CO2 vast en dragen bij aan recreatie en landschapsbeleving.
Concreet heeft de gemeente met dhr. Teeuwen en Edelbroek van Milieudefensie afgesproken:
De gemeente brengt in beeld waar en op welke termijn vanuit bestaande budgetten bos en houtsingels kunnen worden aangeplant (buitengebied) op kleinschalig niveau
De gemeente overlegt intern, o.a. met programmaleiders, op welke termijn de visie met uitvoeringsprogramma voor het aanplanten van extra groen en bomen, samen met belanghebbenden en -groepen en waar nodig met omliggende gemeenten wordt opgepakt
B&W stellen dat hun steun voor het bomenplan van Milieudefensie aansluit bij bestaande trends. Het huidige groenbeleid, met zijn bestuurlijke en financiele instrumenten, is al gericht op behoud en verbetering van landschappelijke elementen en de vergroening van de binnenstad. De extra aanplant kan gezien worden als een intensivering van dit beleid.
Als bijlage treft u de brieven van Milieudefensie aan de gemeente en van de gemeente aan Milieudefensie aan.
Actievoerders
storen zich eraan dat de Shell voorlichting geeft/reclame maakt bij basisschoolleerlingen.
Ik doe nu geen algemene uitspraak over de merites van deze strijd, maar beperk
me tot een specifieke uitspraak over Gas To Liquid brandstof (GTL).
Shell maakt GTL in zijn complex in Qatar. Daar komt veel aardgas vrij en
vroeger werd dat alleen maar afgefakkeld. Nu wordt er brandstof van gemaakt die
te vergelijken is met diesel.
Schets van het strijdperk Er stond dus een reuzenrad bij het Generation Discover Festival (het Shell-initiaitef in kwestie), bedoeld voor kinderen in de leeftijd 8-14 jaar. Bij dat reuzenrad stond een groot bord met een tekst en een logo. De tekst was: “Alle elektriciteit die nodig is voor dit festival wordt opgewekt door generatoren, dus ook voor dit reuzenrad. (…) Deze dynamo’s hebben brandstof nodig om te werken en op dit festival draaien ze allemaal op de alternatieve dieselbrandstof: GTL (Gas-to-Liquids) Fuel. (…) Via chemisch knip-en-plakwerk maakt Shell van aardgas een vloeibare brandstof. Hierdoor verbrandt GTL schoner dan gewone diesel en is er minder uitstoot van lokale emissies. Dit leidt tot verbetering van de luchtkwaliteit in de omgeving waar GTL wordt gebruikt. Wel zo fijn als je achter een bus of vrachtwagen fietst of geniet van het uitzicht in het reuzenrad! (…)” Het logo zei:” “7 DUURZAME EN BETAALBARE ENERGIE”. Naast dit logo staat: “Deze activiteit draagt bij aan het volgende ontwikkelingsdoel: Betaalbare, moderne en schonere energie in voldoende mate beschikbaar maken voor iedereen.”
De actievoerders
waren naar de Reclame Code Commissie (RCC) gestapt en hadden daar op alle
fronten verloren. Daarop waren ze naar het College van Beroep (CvB) gestapt, waar
ze gedeeltelijk gelijk kregen. Dat leidde tot een persbericht (NRC dd 31 okt
2019):
Dat interesseerde mij, omdat ik aan de Open Universiteit afgestudeerd ben op een literatuurstudie over synthetische kerosine, en omdat de tekstboodschap (dus die over lokale luchtkwaliteit) tot op zekere hoogte ook zou gelden voor alle vormen van synthetische diesel en kerosine, dus ook voor biokerosine en Power to Liquid-kerosine. Diesel en kerosine lijken op elkaar, maar zijn niet identiek. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=8829 .
De RCC had geoordeeld dat Shell in
zijn recht stond omdat
Klimaataspecten en luchtkwaliteitsaspecten als aparte
grootheden behandeld mogen worden
de
bewering over de lokale luchtkwaliteit duidelijk in relatieve zin bedoeld was (‘beter
dan gewone diesel’), en in die zin juist was.
Het logo inderdaad dat van Sustainable
Developments Goal 7 (SDG7) is, en de tekst erachter voldoende daarmee in lijn.
Shell nergens beweerde dat de klimaatimpact van
GTL gunstig was
Het CvB (het hoger beroep) oordeelde dat
Ongelijksoortige grootheden als luchtkwaliteit
en klimaat opgeteld moeten worden tot een soort ongedefinieerde ‘milieubelasting
als geheel’
De lokale luchtkwaliteit niet significant
verbeterde (dit gebaseerd op de Brandstofranking Personenauto’s van Natuur en
Milieu).
De bewering van de Shell, dat over de gehele
levensduur gerekend (‘well to wheel’) de CO2– productie van GTL (94,3)
nagenoeg gelijk is aan die van conventionele diesel (95,1gr/MJ)
De verwijzing naar de SDG’s suggereert dat GTL
voor ‘het milieu als geheel’ een alternatief was
Die suggestie misleidend was.
Tabel uit de “Brandstofranking personenauto’s”
De Brandstofranking personenauto’s van Natuur en Milieu
Natuur & Milieu baseren hun ranking op een klimaat- en een gezondheidscomponent. Beide tellen even zwaar. In deze ranking is benzine (Euronorm 6) voor beide categorieën op 100 gezet. De gezondheidscomponent bestaat op zijn beurt weer uit twee componenten, NOx en PM10, waarvan de wijze van optelling niet gegeven is en waarvan voor de gezondheidsschade verwezen wordt naar een studie van CE Delft uit 2014 “Externe en infrastructuurkosten van het verkeer”.
Pakt men deze erbij ( www.ce.nl/publicatie/externe_en_infrastructuurkosten_van_verkeer/1491 , blz 113) dan blijkt dat de grootheid PM10 daarin aangeduid wordt als ‘slijtage-emissie’ (banden, remmen, asfalt en zo). Omdat de slijtage-emissie van een auto, rijdend op fossiele diesel en idem op GTL dezelfde zijn, is PM10 niet geschikt als onderscheid tussen brandstofsoorten. CE Delft voert PM2.5 op als brandstofspecifiek (maar die zit niet in de tabel van Natuur & Milieu) , en laat PM0.1 (ultrafijn stof) buiten beschouwing terwijl daar juist de crux zit. De studie van CE Delft leent zich dus, wat betreft PM10, niet voor het doel dat Natuur en Milieu er mee heeft. PM10 is daarin geen onderscheidende factor. In feite hanteert Natuur & Milieu dus alleen NOx als onderscheidende factor. Daarin scoren GTL en Diesel een stuk slechter dan benzine, maar dat was al lang bekend. Onderling scoren GTL en diesel gelijk en dat is te verwachten. Niemand heeft beweerd (ook Shell niet) dat dat anders zou zijn. Overigens is dit probleem met Selective Catalytic Reduction (‘Ad Blue’) goed terug te dringen.
De bewering van Shell, namelijk dat GTL bij verbranding minder roet uitstoot, kan niet naast de ranking van Natuur & Milieu gelegd worden, omdat deze zich baseert op een bron die nu juist deze vervuilingssoort buiten beschouwing laat (want grotendeels PM0.1). Toch is nu net deze bewering waar; voor de volksgezondheid essentieel; en omstandig bewezen in nog veel meer publicaties dan de Shell voorgelegd heeft. Bovendien bestaat voor dit standpunt een goede moleculaire onderbouwing. Het College van Beroep (CvB) heeft dus een onbruikbare bron gehanteerd om zijn oordeel te onderbouwen. De bron (CE Delft) laat bij PM10 brandstofverschillen buiten beschouwing en vervolgens concludeert het CvB dat er geen brandstofverschillen zijn. Terwijl de essentie van het brandstofverschil (roet) buiten beschouwing gelaten is. Het is dus een dom verhaal.
CO2-aspecten Onomstreden is gebleven dat de klimaatimpact van GTL en die van fossiele diesel, gerekend over hun levensloop (LCA) nagenoeg gelijk is. Dit nu verbaasde mij aangenaam, want in mijn afstudeerscriptie deed GTL het 15% slechter dan fossiel. Maar dat was bij kerosine, niet helemaal hetzelfde als diesel. De belangrijkste conclusie, die blijkbaar moet worden getrokken, is dat in vergelijking met fossiele diesel (mogelijk ook kerosine) GTL voor het klimaat even goed of even slecht is, en voor de leefomgeving, minstens wat betreft de roetproductie, beter.
Optellen wat niet opgeteld mag worden Ik heb een hekel aan wazige containerbegrippen en ‘het milieu als geheel’ is precies zo’n containerbegrip wat je krijgt als je ongelijksoortige begrippen in de blender doet. Soep is lekker en een ovenschotel ook en pudding ook, maar niet samen in één prutje. Dat is precies wat het CvB doet.
Het klimaat is een begrip met zijn eigen specifieke kenmerken, mogelijkheden en moeilijkheden. Het milieu (in casu de luchtkwaliteit) is een ander begrip met andere specifieke kenmerken, mogelijkheden en moeilijkheden. Soms werken die mogelijkheden en moeilijkheden met elkaar mee, soms werken ze tegen elkaar in. OM daar zo goed mogelijk mee om te gaan is helderheid nodig en geen containerbegrippen. Het uiteindelijke resultaat van het CvB is dat een verbetering op het ene vlak ontmoedigd wordt , terwijl dat op het andere vlak geen nut heeft.
Minder roet bij inzet van GTL-brandstof
Ik deel het oordeel in eerste instantie van de Reclame
Code Commissie.
Op vrijdag 29 november 2019 was de eerste klimaatmars in Eindhoven. Ik kon er helaas niet bij zijn, want ik zat in het Helmondse Energiehuis. Er hebben wel andere mensen van Milieudefensie meegelopen.
Ter inleiding Een wijdverbreid gevoelen is dat het klimaatakkoord van Parijs harde beperkingen oplegt aan de luchtvaart. Die is nu direct goed voor 2 a 3% van de opwarming van de aarde, en indirect (via effecten op grote hoogte) nog eens voor een bedrag in dezelfde orde van grootte. Om de temperatuurstijging onder de 2°C te houden, de CO2 – emissies moeten worden beperkt tot 90 a 100% van die in 1990 . De IATA (organisatie van luchtvaartmaatschappijen) doet het voor veel minder: een CO2 -neutrale groei na 2020 en 50% minder in 2050. Zie hierboven.
In 2017 stootte Nederland als geheel 163Mton CO2
uit (193 als je ook de andere broeikasgassen meetelt). De grafiek van Nederland
als geheel zou dus van ergens ver boven de rand van het beeldscherm in 2017
naar bijna 0 in 2050 lopen, en daarbij de dalende lijn van de luchtvaart ergens
in 2040 snijden. Vanaf dat moment bestaat alle emissie in Nederland uit
luchtvaartemissies.
Het trof me dan ook als merkwaardig dat het Plan Bureau voor
de Leefomgeving (PBL) in mei 2019 met een notitie kwam dat de Nederlandse
luchtvaart best nog wel zou kunnen groeien en toch binnen Parijs blijven. De
notitie “Parijsakkoord en Luchtvaart” is te vinden op www.pbl.nl/publicaties/parijsakkoord-en-luchtvaart
.
Ik ben de notitie maar eens gaan lezen.
In de notitie wordt verwezen naar de op te stellen Luchtvaartnota 2020-2050 van de regering. De notitie vermeldt niet of er aan de notitie een regeringsopdracht ten grondslag ligt, of dat het een eigen, ‘vrij’ werkstuk is. In elk geval is de ingebouwde reflectie op de eigen modeluitkomsten zo ruim, dat men dit bijna als het in twijfel trekken van de eigen uitkomsten kan lezen.
Aannames Dit soort bespiegelingen kunnen niet anders zijn dan gebaseerd op rekenmodellen, die zich voeden met aannames, heel veel aannames. Zo ook deze notitie.
Eerst zijn er aannames van het PBL zelf. Soms geef ik daar in Italic commentaar bij.
De ambitie is om de temperatuurstijging onder de 2°C te houden (niet 1,5°C) Zwak.
Alleen CO2 wordt meegenomen, geen niet CO2 -effecten op grote hoogte Ik beschouw dit als een ernstige nalatigheid. Er is genoeg van bekend om op zijn minst het voorzorgsbeginsel van toepassing te verklaren met als insteek dat het een effect is in dezelfde orde van grootte. Bovendien zitten er fouten in de bijlage, die over dit onderwerp gaat.
Er komt een mondiale versie van een emissiehandelssysteem (zoiets als het huidige ETS)
De luchtvaart is onderdeel van een wereldwijd economisch systeem dat in zijn geheel ‘Parijs’ moet halen. Beide samen betekent, dat CO2– verplichtingen verschoven kunnen worden naar buiten de luchtvaart. De luchtvaart dekt zich dan met CO2– rechten die elders goedkoper zijn
Landen gaan samenwerken om aan het Parijsakkoord te voldoen, en doen dat op korte termijn. Moet blijken.
Het basisjaar van het PBL is 2017, en de horizon is 2050. Over de tussentijd wordt weinig gezegd.
Het PBL kijkt alleen naar passagiers, niet naar vracht. Vracht is goed voor ca 1/3de van de getankte brandstof (zie www.pbl.nl/publicaties/ontwikkeling-luchtvaart-en-co2-emissies-in-nederland ). Ik vind dit een ernstige nalatigheid die onvoldoende onderbouwd wordt met het argument van de onzekere economische toekomst.
Synthetische kerosine wordt impliciet in de berekeningen verwerkt
Om een beeld te krijgen van de toekomst, wordt het WLO-scenario Hoog of Laag gebruikt
Voor de modelberekeningen wordt het model Aeolus van het Ministerie van I&W gebruikt. Ik vind het ongelukkig dat het model van een direct belanghebbende instelling gebruikt wordt.
Er worden twee basisscenario’s doorgerekend (met WLO Hoog en Laag). Daarin wordt als het ware gedaan of ‘Parijs’ niet bestaat. Ook dan zou er klimaatbeleid plaatsgevonden hebben, maar minder intensief. WHO Hoog zou tot een mondiale temperatuurstijging in 2050 van 1,5 a 3°C geleid hebben, WHO Laag tot 3,5 a 4°C .
Er worden vijf scenario’s doorgerekend met ‘Parijs’, met als variabelen WLO Laag en Hoog, de CO2-prijs in 2050, en de gemiddelde jaarlijkse efficiency verbetering. Zie tabel verderop. Een efficiencyverbetering van 1% (voor alle factoren samen) per jaar is optimistisch.
Volgen de aannames die in het kader van de WLO gemaakt
worden. Dat pakket is op zijn eentje al bijna een kantje A4.
Tenslotte nog de aannames die het Aeolusmodel voeden.
Het model kan gestuurd worden met het Bruto Binnenlands Product per hoofd van bevolking en met de wereldhandel
De attitude van de bevolking verandert niet
De luchtvaartsector bepaalt zelf zijn strategische beslissingen. Er is geen politieke sturing. Die politieke sturing moet er wel zijn.
De CO2-prijs en de brandstofprijs worden verwerkt in de ticketprijs
Modernisering van nieuwe vliegtuigen en het tempo, waarin deze in de vlootmix doordringen
Er bestaat een reeks met name genoemde limiterende factoren. Zie hieronder. Waar hieronder ‘vluchten’ staat, moet overigens ‘vliegbewegingen’ gelezen worden. Eén vlucht = één start + één landing = twee vliegbewegingen.
Bij de drukste scenario’s gaan deze limiterende factoren een rol spelen. Vluchten worden dan via een ander vliegveld of via een ander vervoersmiddel geleid. In onderstaande tabel heet dat ‘na restrictie’. Als de restrictie van toepassing is geweest, is voor restrictie > na restrictie, anders voor = na.
Resultaten voor Nederland als geheel Dit alles aangenomen zijnde, spuugt het model er de volgende resultaten uit:
(Het percentage vrachtvliegbewegingen (ruim 3% van het totale aantal vliegbewegingen) is kleiner dan het aandeel in de getankte brandstof (33%) , omdat een groot deel van de vracht niet met aparte vluchten gaat, maar met reguliere passagierstoestellen mee. Het PBL heeft dat voor de ORS berekend op basis van evenredige gewichtsverhoudingen).
Regionale luchthavens Het PBL heeft alleen in de twee basisscenario’s uitgerekend hoe het totale aantal vliegbewegingen en passagiers verdeeld wordt over Schiphol en de rest. Dit is hieronder in tabel gezet. (ook hier weer ‘vliegbewegingen’ ipv ‘vluchten’). De indexgetallen bij de onderste twee regels van de tabel zijn dus dezelfde als die bij de basisscenario’s staan in bovenstaande tabel. Als voorbeeld: het aantal vliegbewegingen van passagiersvluchten vanaf alle NL-vliegvelden samen in 2017 is 556.000 – 19.000 = 537.000. Dit * de index 1,71 geeft 916.000 .
In het basisscenario
WLO Hoog wordt het aantal passagiersvluchten (193.000) als volgt ingeschat:
Lelystad 45000
Eindhoven 98000
Rotterdam 37000
De rest 13000
De moraal Men kan het PBL-werkstuk
langs twee routes aanvliegen.
De ene is de aanvliegroute ‘Zie je wel, als je maar genoeg je best doet, staat het klimaat een groei van het vliegen toe’. De andere is de aanvliegroute ‘Moet je eens kijken wat voor onwaarschijnlijke set aannames je moet doen om een stukje groei van het vliegen misschien binnen ‘Parijs’ te praten.’
Welke
aanvliegroute het PBL in zijn achterhoofd heeft, blijkt eigenlijk niet uit de
notitie. Dat brengt droog de conclusies van de studie en zegt dat je er heel
voorzichtig mee moet zijn.
Mijn aanvliegroute
is de tweede. Ik vind de set aannames onwaarschijnlijk en bijna partijdig. Alle
aannames vallen in het voordeel van de luchtvaart uit (< 2 en niet <1.5°C; geen vracht; geen niet CO2– effecten; een
onwaarschijnlijke internationale samenwerking met een mondiaal ETS); verruiming
van de operationele limieten.)
Het Britse architectenbureau Waugh Thistleton architects is wereldberoemd om zijn nieuwe houten gebouwen en de daarbij toegepaste nieuwe, op hout gebaseerde, materialen. Door een tip liep ik er toevallig tegenaan. Zie http://waughthistleton.com/ .
WT maakt er een kunst van. Ze staan bekend om het gebruik van CLT (Cross Laminated Timber) . Dat bestaat uit onderling haaks gelijmde lagen. Wikipedia wijdt er een artikel aan, zie https://en.wikipedia.org/wiki/Cross-laminated_timber . De foto toont vurenhout.
CLT uit vurenhout. Foto Elke Wetzig (elya) op Wikipedia .
WT zijn er kunstenaars mee geworden. Wie geïnteresseerd is in duurzaam bouwen en het gebruik van hout, moet beslist eens op deze site gaan kijken. Ik haal er wat plaatjes en teksten vandaan.
De trotse vermelding van erkenning door een researchprogramma van de EU:
How to ‘Build in Wood’ 14 October 2019
We’re excited to have been selected as the only UK partner in an EU funded consortium that will look at how to reduce CO2 emissions through increased use of engineered timber in multi storey buildings.
Build-in-Wood is a €8.6 million project funded by Horizon 2020. The goal of the project is a simple one: to make wood the first choice for construction of multi-storey buildings.
The project is made up of a consortium of 21 partners representing the entire value chain from building materials to the finished structure with input from universities who will test the system and prototypes. In addition to designing building systems, the project also involves manufacturers, end users, politicians, and local European communities to increase an understanding of how wood can and should be accepted as the building material of the 21st century.
The construction sector is one Europe’s largest CO2 contributors. Years of targeted legislation has significantly reduced emissions from operational energy of European buildings, however the significant contribution from the production of building materials and the building process has gone below the radar. By increasing the use of wood in construction we can have a significant impact on the carbon footprint of our buildings, actually removing carbon from the atmosphere and storing it within out buildings and cities.
Build-in-Wood is receiving funding from the European Union’s Horizon 2020 research and innovation programme under grant agreement No 862820 and runs for four years from September 2019 to August 2023.
Dalston Works is the world’s largest CLT building, and a landmark project in our ambition to roll out the use of timber construction in high-density urban housing, across London and beyond. The ten-storey, 121-unit development is made entirely of CLT, from the external, party and core walls, through to the floors and stairs, weighing a fifth of a concrete building of this size, and reducing the number of deliveries during construction by 80 per cent.Studentenhuisvesting op 106 Lewes Road This high quality student housing project marks a transitional gateway site between Brighton and Lewes. Constructed from lightweight prefabricated timber wall sections and CLT slabs and core, it took under 12 months to complete. BBC Future has published an article on the viability and positive results of timber construction. Andrew Waugh showed BBC Future’s Tim Smedley around our project on Orsman Road, discussing some of the benefits including carbon offset, construction ease and future flexibility of building with timber. “Some architects such as Waugh are therefore arguing for – and pressing ahead with – a return to wood as our primary building material. Wood from managed forestry actually stores carbon as opposed to emitting it: as trees grow, they absorb CO2 from the atmosphere.” Read the full article on the BBC Future Website.
Is een houten gebouw, en speciaal een hoog houten gebouw, brandveilig? Daaraan is veel onderzoek gedaan. Voor zover ik dat als bouwkundige leek beoordelen kan, is het antwoord
alle bouwmaterialen hebben een probleem met hoge temperaturen (ook beton en staal)
CLT houdt het lang uit bij brand, als het maar dik genoeg is, minstens zo dik dat de lijm tussen de lagen het houdt. De verkoolde buitenkant kan de binnenkant beschermen.
Milieudefensie heeft als onderdeel van zijn verenigingsleven themadagen. Op 09 oktober 2019 ging het over biomassa – een omstreden onderwerp.
Uit het jaarverslag houtige biomassa van het Platform Bio Energie (PBE)
Marja Roos was als eerste spreker uitgenodigd en speelde, als activist tegen houtstook, een thuiswedstrijd in de met veel antibiomassa-activisten gevulde zaal. Ik speelde als wetenschappelijke scepticus een uitwedstrijd. Daniel had het echter in de leeuwenkuil zwaarder – men moet dingen niet overdrijven. Publiek wat prematuur begon te roepen werd het zwijgen opgelegd. Overigens kreeg ik in de wandelgangen ook de nodige prijzende opmerkingen.
Het verhaal van Marja Roos bevatte veel wetenschappelijke onjuistheden. Dat er geen korte koolstofkringloop bestond – wat onzin is, want een veld boerenkool heeft die al. De essentie van dit soort redeneringen (waar onlangs ook Louise Vet zich schuldig aan maakte) is dat men alleen de emissies meeneemt op het moment van verbranding, terwijl elke zichzelf respecterende wetenschapper emissies over de hele levenscyclus meeneemt. En van hout is die nul (zonder bewerking) en iets groter dan nul (met bewerking). Je komt dan op discussies dat een boom individuele CO2-moleculen moet herkennen (namelijk of ze wel of niet eerder in een boom gezeten hebben – dat kan niet en hoeft dus niet) , en dat biobrandstof uit dezelfde elementen bestond als fossiele brandstof (allicht, want anders zou het niet branden).
Uit het Jaarverslag 2018 Houtige biomassa van het Platform Bio Energie (PBE)
Mijn verhaal (en dan ook meteen maar de RED II – richtlijn) is te vinden op
Ik sta minder emotioneel en veel zakelijker in deze materie en laat graag de cijfers spreken. Regelmatige lezers van deze rubriek zullen de meeste plaatjes in mijn presentatie al gezien hebben, maar toch nog twee om aan te tonen dat het niet eens vanuit economisch standpunt logisch is om bomen te kappen, alleen voor brandhout – dat brengt minder op. Daarom streven bosexploitanten altijd naar een mix aan doelen.
Bestemming van gekapte bomen bij Staatsbosbeheer
Ik beveel mijn aanbevelingen gaarne ter lezing aan.
Wat observaties.
Mensen stellen dat houtkachels niet deugen. Minstens in stedelijk gebied ben ik het daarmee eens. Maar het gaat niet aan om vervolgens simpele huishoudelijke inrichtingen te identificeren met professionele inrichtingen met een goede rookgasreiniging en adequaat personeel. Desalniettemin ontwijkt ook uit professionele inrichtingen er altijd enig (ultra)fijn stof. RVO heeft er een publicatie over op https://www.rvo.nl/sites/default/files/2018/09/Kennisdocument%20houtstook%2020180910definitief.pdf . Verder www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/609300027.pdf . Dit is een reëel argument.
Het Activiteitenbesluit (par. 3.2.1) stelt normen (https://wetten.overheid.nl/BWBR0022762/2019-10-01 ). Voor biomassaketels boven de 5MW thermisch is dat een uitstroom van 5mg stof per Nm3, voor kleinere ketels is dat 20 of 40 mg per NM3. RVO noemt een cycloon, een elektrostaatfilter en eventueel een doekfilter om de emissies terug te dringen. Dit desgewenst in combinatie. Het effect van de emissie op de concentratie (RVO, blz 101) is vanaf 25m afstand verhoudingsgewijs gering.
Men zou denken dat in nieuwbouwsituaties (en ook in bestaande inrichtingen) aangescherpte regelgeving mogelijk en nodig is.
Verder: de diverse crises conflicteren soms. Er bestaat geen ideale oplossing met alleen maar voordelen en geen nadelen.
Sommige emotionele reacties worden gevoed door conflicten tussen omwonenden en terreinbeherende instellingen over het kap- en natuurbeleid (bijv. omvorming van bos naar hei). Dit valt alleen op locatie te beoordelen en daarom hou ik me erbuiten, behalve als ik de locaties ken (zoals het Leenderbos). Vervolgens worden er bomen weggesleept en wordt die bomenoogst als bedoeling gezien, terwijl het in feite collateral damage is.
Ik zie weinig verschil tussen de acties die in den lande gevoerd worden om de invoering van windturbines tegen te gaan, om zonneparken tegen te gaan en om biomassacentrales tegen te gaan. Men probeert in alle gevallen om op basis van individueel gevoeld ongemak de invoering van een duurzame energie-vorm tegen te werken. Ik ga daar niet meedoen.
Artikel 29 lid 6 van de Europese RED II – richtlijn
We waren het over een paar dingen eens. – dat houtstook in particuliere woningen in stedelijk gebied niet moet – dat de klimaatcrisis bestreden moet worden – dat er meer bos moet komen, bijv. het Actieplan Bos en Hout – dat het onjuist is om de brede categorie ‘biomassa’ aan te vallen, als je in feite alleen maar bezwaar hebt tegen het onderdeel Hout ervan (er was bijvoorbeeld geen rancune tegen vergisting).
Het LBBL (Landelijk Burgerberaad Luchtvaart) heeft onderstaand persbericht uitgebracht. Het LBBL is de koepel vna organisaties van omwonenden rond vliegvelden – mijn organisatie BVM2 is een van de oprichters). Toevallig stond op de dag dat dit bericht de deur uit ging, dat belangrijke Nederlandse kenniscentra al noodscenario’s opstellen voor het geval de zeespiegel in een niet nader aangeduide toekomst 2 tot 4m stijgt. De samenloop in de tijd was toeval, maar het tekent het probleem.
Ik neem dit persbericht van het LBBL over.
Het LBBL
zegt: a little less conversation, a little more action please
Amsterdam, 1
oktober 2019 – Op woensdag 2 oktober is er in Den Haag, op voorstel van een
aantal leden van de Tweede Kamer, een rondetafelgesprek over de mogelijkheden
voor een luchthaven op zee. “Best interessant”, zegt het LBBL
(Landelijk Burgerberaad Luchtvaart), “maar wat de regering vooral zou
moeten doen is rigoureuze maatregelen nemen tegen de groei van luchtvaart – en
wel ogenblikkelijk.”
Meerdere nieuwe
rapporten geven daar volgens het LBBL alle aanleiding toe. Zo beschrijft “Changing
climate both increases and decreases European river floods” (Nature,
573, pages 108-111) hoe toenemende regenval in de herfst en winter nu al leidt
tot vaker overstromende rivieren in Noordwest-Europa en dat dit goed te
verklaren is met de bestaande klimaatmodellen.
Dan is er ook het recente IPCC-rapport over
de oceanen en de cryosfeer, dat, naast allerlei ander leed, ook de te
verwachten zeespiegelstijging bespreekt. Bij ongewijzigd beleid zal de
zeespiegel waarschijnlijk met 60 tot 110 cm gaan stijgen. Het IPCC schenkt,
meer dan voorheen, ook aandacht aan meer extreme uitkomsten zoals een denkbare
stijging van 200 cm. Ook heftige stormen op zee zullen steeds vaker voorkomen
en onze rivieren zullen aan-merkelijk forsere hoeveelheden neerslag te
verwerken krijgen.
En tot slot het Remkes-rapport. Dit maakt
duidelijk dat drastische maatregelen nodig zijn om de stikstofdepositie op
Natura2000-gebieden terug te dringen tot wettelijk toegestane niveaus. Eén van
die maatregelen is het terug-dringen van de verbranding van fossiele
brandstoffen bij hoge temperatuur.
De drie rapporten
wijzen eenzelfde kant op: de noodzaak om het gebruik van fossiele brandstoffen
sterk te verminderen – zeker in de luchtvaart. Waarom? Omdat een hogere
zeespiegel en almaar toenemende hoeveelheden neerslag die onze rivieren overbelasten
het risico vergroten dat steeds grotere delen van Nederland simpelweg zullen
overstromen.
Schiphol en de andere luchthavens Het moge in eerste instantie ironisch lijken: een onderneming als de Schiphol Group kiest voor verdere groei, waarmee ze in steeds grotere mate bijdraagt aan het risico dat op termijn haar eigen bedrijfscomplexen onder water staan. Wij verwachten van Schiphol dat ze ‘de knop omzet’ en net als andere sectoren een strategie ontwikkelen gericht op maximale vermindering van broeikasgasemissies. Een stuk minder ironisch is dat heel Nederland de dupe wordt als het echt tot extreem weer, flinke zeespiegelstijging en andere klimaatellende komt.
Natuurlijk mogen
burgers en organisaties vragen onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor een
luchthaven in zee. Maar de regering zou nu in de eerste plaats haar
verantwoordelijkheid moeten nemen in het waarborgen van een veilige
leefomgeving.
De signalen zijn
overduidelijk, we ontkomen niet aan een snelle en zeer sterke vermindering van
CO2-emssies. Het Parijse Klimaatakkoord, waar Nederland zich in 2015 bij
aansloot, legt vast dat de CO2-emssies in 2050 nihil moet zijn. Luchtvaart kan
zich daar niet aan onttrekken. Schrap om te beginnen Lelystad Airport.
Ter
inleiding Op deze site wordt
veel aandacht besteed aan de rol van biomassa als bron van producten en
duurzame energie. Dat leidt tot veel discussie. Maar uit alles blijkt, dat
Nederland alleen aan voldoende duurzame energie kan komen met een
mozaiek-oplossing waarin alle denkbare mogelijkheden meegenomen worden. En dan
nog.
Houtpellets
Vooropgesteld zij dat biomassa meer is dan alleen maar hout (zie www.bjmgerard.nl/?p=9853 en www.bjmgerard.nl/?p=9919 ), en dat veruit het meeste geoogste hout geen brandhout wordt. Ik kom in het eerste artikel op ongeveer 30% van de biomassaenergie uit hout. Het Actieplan Bos en Hout spreekt van 20% van geoogst hout ten behoeve van brandhout. En bij Staatsbosbeheer (SBB) gaat bijvoorbeeld 13% van de houtoogst naar brandhout en biomassa (www.staatsbosbeheer.nl/over-staatsbosbeheer/dossiers/bos-en-hout/bos-en-hout-in-cijfers) . Mensen focussen zich echter op die 30% als ware dat 100%, en menen dat complete bossen gekapt worden slechts met doel om brandhout te maken (wat, in elk geval in Nederland en in ruimere zin in Europa) als regel niet zo is.
In de discussies over bomen ziet men soms het bos niet meer. Kapdiscussies zijn vaak emotioneel (Gij zult niet …. ) en vaak niet feitelijk. De recente discussie binnen Natuurmonumenten is een voorbeeld. Dat valt de mensen niet kwalijk te nemen, want cijfers over de bosvoorraad en het bosbeheer zijn moeilijk in overzichtelijke vorm te vinden. Ze zijn er echter wel en ze zijn openbaar toegankelijk als je weet waar je zoeken moet. Bovendien is het ingewikkeld. Eigenlijk zijn er meerdere crises tegelijk. Het klimaat is in crisis, de biodiversiteit, de duurzame energie is in crisis, mondiaal het voedsel door de slechte verdeling ervan; landschap, grondwater en de luchtkwaliteit zijn in Nederland minstens een punt van zorg. Tussen de problemen bestaan positieve en negatieve dwarsverbanden.
Zoiets ingewikkelds als een bos heeft met al die dingen te
maken.
Veel mensen betreden de discussie vanuit één deelbelang dat voor hen het zwaarste weegt. Zodoende zetten landschapsbehouders zich tegen brandhout, zonneparken en windturbines af, luchtkwaliteit-ijveraars tegen biomassacentrales, enz. Als iedereen zijn zin kreeg, ging de hoeveelheid duurzame energie in Nederland eerder achteruit dan vooruit. Er is dringend behoefte aan een integrale aanpak op een niveau dat de tegenstellingen overstijgt.
Ik heb me voorgenomen om hier een overzicht te geven van de
omvang, door de jaren heen, en de hoedanigheden van de Nederlandse bosvoorraad.
Ik heb bestaand onderzoek (niet van mijzelf) geprobeerd op een rijtje te
zetten. Waar praat je nou feitelijk over?
Op de doelen, waarvoor geoogst hout gebruikt wordt, kom ik in
een later artikel terug.
Lang geleden In den beginne was Nederland vol van bomen en bijna ledig van mensen. Er is vlijtig aan gewerkt om die verhouding om te keren en rond 1750 was het dieptepunt bereikt. Sindsdien gaat het weer omhoog. Wikipedia ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Bos_(vegetatie) ):
“Alle huidige bossen in Nederland zijn dan ook aangeplant. Het laatste ‘oerbos‘, het legendarische Beekbergerwoud, werd tussen 1869 en 1871 gekapt. Desalniettemin neemt het bosareaal in Nederland al 250 jaar lang voortdurend toe. De situatie bevond zich midden 18e eeuw op een dramatisch dieptepunt. Destijds was in wat nu Nederland is nog slechts 50.000 hectare bos over. Sindsdien nam de oppervlakte naar schatting als volgt toe:
1750: 50.000 ha. (2%)
1850: 100.000 ha. (3%)
1950: 250.000 ha. (7%)
2002: 360.000 ha. (10,6%)
In 1994 formuleerde het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de doelstelling om in 2020 420.000 ha. bos te hebben, wat uitzicht biedt op 500.000 ha. bos (15% van de landoppervlakte) in 2050. Het kabinet-Balkenende II heeft echter het beleid ten aanzien van natuurontwikkeling veranderd, door meer nadruk te leggen op particulier initiatief, bijvoorbeeld van boeren. Hierdoor is de aangroei van het bosareaal gestagneerd.”
De 6de Nationale Bos Inventarisatie Nederland voert om de zoveel jaar een Bosinventarisatie uit. De laatste (de zesde) dateert van juni 2014. Het document is op te halen op http://edepot.wur.nl/307709 . De NBI6 is op dit gebied hèt standaardwerk. Wie een snelle samenvatting wil, kan ook op www.clo.nl/indicatoren/nl0069-ontwikkeling-nederlandse-bos kijken.
Voor de NBI6 zijn in 2012 en 2013 metingen uitgevoerd op 3190 steekproefpunten. De NBI6 is de opvolger van het Meetnet Functievervulling (MFV) uit 2006, waarvoor metingen gedaan zijn van 2001 tot 2005. Van de NBI6-meetpunten deden er 1235 ook al bij de MFV mee. De resultaten zijn in een database gezet, die toegankelijk is op www.probos.nl/publicaties/overige/1094-mfv-2006-nbi-2012 . De inventarisatie is compatible met de LULUCF – richtlijnen van de VN (zie https://unfccc.int/topics/land-use/workstreams/land-use–land-use-change-and-forestry-lulucf ). De inventarisatie dient tevens als Nederlandse verslaglegging t.b.v. internationale verdragen (zoals Kyoto en Parijs).
De oudste Nederlandse inventarisatie dateert van 1938. De volgende
inventarisatie (NBI7) loopt van 2017 – 2021 .
De NBI6, samen met de MFV, bevat een schat aan gegevens, zowel
kwantitatieve als kwalitatieve. Ik neem enkele tabellen over en geef enig
commentaar.
Hier kan men zien hoe oud de bomen zijn. Zo’n 87% van de bomen is
van na 1920, dus minder dan 100 jaar oud. In commerciële bossen is de
gemiddelde kapleeftijd ergens rond de 50 a 100 jaar.
Van 1990 tot 2009 groeide het totale Nederlandse bosoppervlak van
362.100 naar 373.480 hectare (ha). In diezelfde tijd groeide de totale
volume hout van 203.5 naar 229.8 m3/ha.
Lees deze drie tabellen samen als: Per jaar groeit er gemiddeld volgens NIB6 per hectare 7.3m3 hout bij, gaat er 1.2 m3 spontaan dood, en wordt er 3.4 m3 gekapt. De netto balans is dus 7.3 – 1.2 – 3.4 = 2.7 m3 /ha * y . Over acht jaar geeft dat ongeveer de 216.6 – 194.6 = 22 m3/ha uit de derde tabel.
2013 t/m 2017 Vanaf 2013 kwam er een andere dynamiek in de bosbouw. Na decennia groei kwam er een dip. Op www.staatsbosbeheer.nl/over-staatsbosbeheer/dossiers/bos-en-hout/omvang-bos-in-nederland beschrijft Staatsbosbeheer wat deze organisatie daarvan vindt. Tevens staat daar een link naar een publicatie van Wageningen Environmental Research (WUR) , waarin de voortzetting van de tweede tabel (die met de oppervlaktecijfers) gegeven wordt. Die leest:
Als je de periode 2013-2017 nader analyseert, blijkt dat er 12.145
ha bos verdwenen is, en 6745 ha verschenen. Samen een verlies van 5400ha, een
getal dat vaak genoemd wordt. Dit is over vier jaar samen. Uiteraard hoort hier
een netto CO2 – uitstoot bij.
De publicatie brengt de oorzaken als volgt in beeld:
Deze tabel in zijn geheel is bruto, maar een deel ervan bestaat uit papieren veranderingen in de zin dat satellietopnames beter zijn geworden, omgang met definities strikter, enz. Zo bleek bij nader inzien dat 1318 ha ook in 2013 volgens de strikte LULUCF-definitie al geen bos was, maar bos leek (vanuit de satelliet). En zo zijn er meer slordigheden uitgehaald, waarna er nog steeds ruis is omdat ook de satelliet geen wondermiddel is. En ik vind de tabel raar opgeschreven. Feitelijk beslaan alleen de bovenste vijf cijferregels reëel menselijk handelen. Daarom is het aantal 12145 ha als netto verlies geteld.
De 2283ha in de tabel bestaat uit tijdelijk snelgroeiend bos in
Groningen en Drente, dat op basis van een subsidieregeling uit 1986 zonder
herplantingsplicht op landbouwgrond geplant is, en dat inmiddels geoogst is,
waarna de grond weer naar de oude bestemming terugkeert. Deze bosafname is
(grotendeels) incidenteel, omdat er niet of niet veel meer dan deze 2283 ha
geplant is. Over deze post bestaat weinig discussie.
2080ha gaat op aan bebouwde omgeving en overige omvorming, zoals
infrastructuur. Hierover is af en toe discussie, maar dan op het niveau van
individuele plannen (Amelisweerd, hopelijk zaliger gedachtenis).
Zeer veel discussie gaat over de 7781ha omvorming naar heide, natuurgrasland, moeras of water, 64% van het menselijk handelen. Dit vindt als regel plaats in Natura2000-gebieden, gebieden waarop (geheel terecht) een strikte Europese Natuurbescherming rust. Nederland is wettelijk verplicht om deze gebieden minstens gelijk te houden en op termijn te verbeteren. Er zijn een heleboel habitat-typen, waarvan het grootste deel geen bos is (zoals zwakgebufferde vennen, vochtige en droge heiden, venen, kalkgras- en blauwlanden, om maar eens een kleine greep uit de lijst te geven). Al die habitats hebben hun eigen biodiversiteit. Overigens hebben de meeste bossen geen Natura2000 – status en heeft niet elk bos evenveel biodiversiteitswaarde. Zie www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase.aspx?main=natura2000&subj=habtypen&groep=0 . Het is in het belang van de natuurbescherming om de Natura2000-wetgeving op volle kracht in stand te houden. We hebben er o.a. de stikstofwetgeving aan te danken.
Maar de voorlopers van de Wet natuurbescherming (waarin de Natura
2000-wetgeving ondergebracht is) zijn veel ouder dan de klimaatdiscussie
(dateren al uit ver in de vorige eeuw). Ze hebben dus nooit rekening gehouden
met klimaataspecten. Het Parijsakkoord is uit 2015 en het Kyotoprotocol uit 1997.
De crisis biodiversiteit en natuur en de crisis klimaat hebben
hier een strijdigheid. Ze botsen, onder andere omdat voor het uitvoeren van
Natura2000 – handelingen geen herplantingsplicht bestaat. In plaats van een gevoelsverhaal
op te hangen bij elke gekapte boom, zou men beter kunnen gaan nadenken over een
synthesebeleid dat beide goede doelen min of meer de nodige ruimte geeft.
Men kan niet met terugwerkende kracht een herplantingsplicht opleggen. Maar een
flinke uitbreiding van het bosareaal zou in praktijk op hetzelfde neerkomen.
Het Actieplan Bos en Hout (oktober 2016) is wat dat betreft een
goed voorbeeld. Daarin wordt voorgesteld om 100.000 ha extra bos aan te leggen.
Rutte en indertijd Dijksma hebben het ondertekend. Zie www.wur.nl/nl/project/Actieplan-bos-en-hout.htm
. Mijns inziens is het het verstandigste om niet per definitie elke boom heilig
te verklaren, maar om op het Actieplan in te zetten.
Uit het Actieplan Bos en Hout
Brandhout Geconstateerd moet worden, op grond van de Wageningse oorzakentabel, dat er in Nederland geen significante hoeveelheden hout gekapt worden met de productie van warmte als hoofddoel. (Alleen van de oogst van tijdelijk bos in Groningen en Drente valt niet te achterhalen voor welk hoofddoel die gebruikt is.) Dat heb ik in deze kolommen al vaker betoogd en het wordt hiermee weer eens bewezen. Het verhaal dat hele bomen uit de grond gerukt worden en rechtstreeks de versnipperaar ingaan, is een broodje aap-verhaal. Vervolgens wordt het hout voor allerlei doelen gebruikt (daarover in een volgens artikel meer), waaronder ook voor energiedoeleinden.
Het IPCC en de ‘Kap met kappen-leus’.
Op 8 augustus bracht het IPCC het Special Report Climate Change and Land uit
(SRCCL). Een omvangrijk pakket.
Het IPCC behandelt de Forestry meestal als onderdeel van het AFOLU-pakket
(Agriculture, Forestry and Other Land Use), en differentieert niet altijd naar
regio.
Waar dat wel gebeurt, komt het IPCC voor verschillende werelddelen
tot verschillende uitspraken. Zo zegt het IPCC in hoofdstuk 2, blz 34, in een
context die alleen over bossen gaat:
“Overall, there is robust evidence and high agreement for a net loss of forest area and tree cover in the tropics and a net gain, mainly of secondary forests and sustainably managed forests, in the temperate and boreal zones (Chapter 1)”.
Europa is netto een sink, vooral door zijn bossen. Hoe lang die dat nog blijven doen, is de vraag, want ze worden al oud. “Removal occurs at faster rates in young to medium aged forests and declines thereafter such that older forest stands have smaller carbon removals but larger stocks with net uptake of carbon slowing as forests reach maturity (Yao et al. 2018; Poorter et al. 2016; Tang et al. 2014).” – hoofdstuk 2, blz. 80
Groei van de Europese bosvoorraad
“Sustainable Forest Management”, waarover ook het IPCC spreekt, kan in Europa kappen betekenen als de gekapte koolstof langdurig uit het systeem verwijderd wordt. Het IPCC noemt bijvoorbeeld biochar als BECCS (Bio Energy and Carbon Capture and Storage), of houten producten. Op hoofdstuk 2, blz.78 worden in een tabel CO2,eq – waarden genoemd bij deze technieken (die kunnen groot zijn) en bij de meer algemene categorieën Nieuwe- of Herbebossing, Bosmanagement en Agroforestry.
Ik vind dus (bijvoorbeeld) de Greenpeaceleus “Kappen met kappen” niet
goed, want te algemeen. Ik snap dat een leus simpel moet zijn en uit het
begeleidende verhaaltje blijkt indirect dat bedoeld wordt dat het om tropische
gebieden gaat, maar niet iedereen leest dat eruit en, toegepast op Europa, zou
de leus wel eens schadelijk voor het klimaat en schadelijk voor de
biodiversiteit kunnen zijn.
Inleiding Er loopt een discussie, die emotionele vormen aanneemt en af en toe op een geloofsstrijd gaat lijken, over de inzet van biomassa als vorm van duurzame energie. In zekere zin is het de uiting van een grotere trend, dat veel mensen in abstracto voor duurzame energie zijn, maar in concreto tegen allerlei vormen. Er zijn volksstammen tegen wind, het verzet tegen zonneparken begint zich te roeren, en kuddes linkse mensen vinden dat biomassa van de duivel is (zie https://www.bjmgerard.nl/?p=8899 ). Streep al die mogelijkheden weg en je houdt niets over. Terwijl het duurzame energieverhaal en en en is en niet of of of. Je hebt gewoon alles nodig. Dat zei onlangs Heleen de Coninck nog op het Groen Links-congres (zie https://www.bjmgerard.nl/?p=9445 ).
Vandaar dat
ik in deze kolommen, als het om biomassa gaat, vooral nuchterheid en cijfers
breng.
Onlangs is uitgekomen de Jaarrapportage 2018 van het “Gebruik van houtige biomassa voor energieopwekking” van het Platform Bio-energie, PBE (zie www.platformbioenergie.nl , de rapportage is daar te vinden). Het is een aanleiding om weer eens in te gaan tegen populaire misverstanden en drogredenen (bijvoorbeeld bij Zembla en Lubach). Ik behandel de volgende vragen:
Hoeveel duurzame energie was er in
2018 en welk aandeel heeft biomassa
daarin?
Mag je biomassa gelijk stellen aan
hout?
Zo nee, wat voor biomassa is er dan
nog meer?
Is alle gebruikte hout afvalhout?
Is het gebruikte hout gecertificeerd
duurzaam?
Waar komt het hout vandaan?
De biomassacentrale in Meerhoven
Het CBS en vraag 1) Nederland heeft een prima statistisch bureau, het CBS, en heel veel vragen kunnen daar gewoon worden opgezocht. In het verslag van PBE wordt gebruikt de hernieuwbare energietabel https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83109NED/table?dl=1FBA8 . Daar staat het eindverbruik (‘finale verbruik’), grofweg dat wat volgens afspraak aan de klant wordt afgeleverd. Zeg maar de output van het systeem. De input was groter, omdat er onderweg verliezen optreden en er geïnvesteerd wordt in chemische producten. Ik kijk naar 2018.
De CBS-tabel zegt dat er 157,0PJ aan de klant wordt afgeleverd, toe te rekenen aan duurzame bronnen, en verdeeld over de bestemmingen elektriciteit, warmte en vervoer. In de meest linkse kolom staan de bronnen: waterkracht, wind, zon, aard-bodem-buitenluchtwarmte en biomassa. Ter vergelijking: het geheel aan energie dat aan de klant wordt afgeleverd is ruim 2100PJ.
Van die 157,0PJ
duurzame energie komt 95,3PJ uit biomassa. Het aandeel biomassa in het totaal
aan duurzame energie bedraagt dus 61% (=95,3/157,0).
Het PBE-verslag 2018 en vraag 2) Het PBE is een organisatie van leveranciers of afnemers van organisch materiaal t.b.v. energieproductie. Dat betekent op dit moment voor hout in praktijk verbranden.
Het PBE geeft aan in 2018 1.65 miljard kg hout te doen verbranden. Dat valt niet een op een om te rekenen in energie, omdat de warmteopbrengst afhangt van hoe droog het hout is. Het PBE geeft daarover geen cijfers. Het ene uiterste is dat het hout ovendroog is. Dan levert het ca 19MJ/kg. De door het PBE genoemde hoeveelheid komt dan overeen met 31PJ. Het andere uiterste is dat het hout vers geoogst is. Dan levert het 8 tot 10MJ/kg, afhankelijk van of de waterdamp in de rookgassen wel of niet mag condenseren. De door het PBE genoemde hoeveelheid komt dan overeen met 13 tot 17PJ. Ergens tussen beide in ligt de werkelijkheid. Luchtdroog hout zou ongeveer op 22PJ uitkomen en dat lijkt een redelijke, maar met veel speling omgeven, schatting.
Hoe dan ook is de hier geschetst houtbijdrage veel minder dan de 95PJ, die het geheel aan alle biomassa-activiteiten aan de klant aflevert. Binnen het geheel aan biomassa is houtstook dus een ondergeschikte post, ergens rond de 20 a 25% .
Het PBE werkt op een niet erg duidelijke manier met percentages. Het kan wel kloppen, maar je wordt op het verkeerde been gezet doordat de categorieën rioolwaterzuiveringen en afvalverbranders in beeld verschijnen. Pas na goede lezing wordt duidelijk dat deze alleen meetellen, voor zover het om houtvezels gaat. En waarvan het percentage genomen wordt, verspringt steeds; en het resultaat telt niet altijd op tot 100%. Bij een volgend verslag moet men er eens een beroepsredacteur met kennis van getallen naar laten kijken. Het verslag wekt een eerlijke, maar onhandige indruk.
Het CBS
en vraag 3)
De CBS-tabel noemt als bronnen van energie uit biomassa :
Het
PBE-verslag en vraag 4) De eerste sheet van
h.2 (zeg maar 2a) zegt nadrukkelijk dat het bij nagenoeg alle hout om afvalhout
gaat.
673
miljoen kg is gebruikt B-hout
605
miljoen kg zijn reststromen uit bos- en groenbeheer
202
miljoen kg zijn reststromen uit de agro-, food- en houtindustrie
159
miljoen kg komen uit afvalwater of gaan de afvalverbrander in
8,5
miljoen kg is schoon A-hout
——
1647,5 miljoen kg
Sheet h.2b
is een specificatie van de 605 miljoen kg uit sheet h.2a, maar er ontbreekt een
stukje. Onduidelijk is waar dat gebleven is.
Al met al vind ik de claim dat nagenoeg alle hout voor energiedoeleinden binnen Nederland afvalhout is, gerechtvaardigd. Het beeld dat hele bossen uit de grond gerukt worden en rechtstreeks de versnipperaar ingaan, is een broodje aap-verhaal dat mede de wereld in geholpen is door Zembla en Arjan Lubach.
Vraag 5) Van de 1647,5 miljoen kg is 441 miljoen kg gecertificeerd. Voor nadere details zie de figuur. Dat lijkt weinig, maar ik kan niet meteen beoordelen of het ook werkelijk weinig is. Ik weet niet voor welk soort afvalhout überhaupt een certificering bestaat. Hier ligt de zwakste plek van het verhaal.
Vraag 6) In 2018 kwam 77% van het energiehout uit en Nederland, en de rest uit Europa. Er kwam geen hout uit de VS en nagenoeg geen hout uit de rest van de wereld.
Schoon verbranden Het jaarverslag 2018 van het PBE gaat niet over de kwaliteit van de verbrandingsgassen. Maar omdat daar veel over te doen is, toch enkele opmerkingen. Nogal eens wordt gedaan alsof een professionele grootschalige houtstookinrichting niet beter is dan de buurman, die je terroriseert met zijn stinkende en rokende houtkachel. Dit beeld is ten onechte.
Mijns
inziens moet kleinschalige houtstook door particulieren in stedelijk gebied
verboden worden vanwege de milieubezwaren. De verbranding vindt vaak bij een te
lage temperatuur plaats en de verbrandingsgassen worden niet gezuiverd.
Een expeditie van het Deens Meteorologisch instituutLocatie van de zeeijs-smelt in het artikel.
Een team van het Deens Meteorologisch Instituut stak per hondeslee (nog steeds het meest praktische vervoersmiddel in die contreien) het zeeijs over op een fjord in het Noordwesten van Groenland op onderzoeksspullen op te halen. Het was op 12 juni 2019 22 graad C warmer dan normaal en dat leverde het bovenste merkwaardige beeld op. Het beeld eronder laat zien hoe ver Noordelijk de locatie ligt. De auteur van de foto, Steffen M Olsen, zei dat er nog steeds 1,2m solide ijs onder het water stond, en dat men niet in gevaar was geweest. Men is daar het een en ander gewend. Olsen zelf vond de foto ‘meer van symbolische dan van wetenschappelijke waarde’. Micro smelt het zeeijs wel vaker en niet elke incidentele warmtepiek kan aan het klimaat worden toegeschreven – al kwam deze wel erg vroeg. Macro past het in de klimaattrend dat het zeeijs steeds verder smelt. Een uitgebreider verhaal over deze gebeurtenis is te vinden op www.theguardian.com/world/2019/jun/18/photograph-melting-greenland-sea-ice-fjord-dogs-water?mc_cid=22a8918ce2&mc_eid=0ad9ee6d3b . (Ik steun overigens The Guardian financieel).
Aandacht voor de ijskap op Groenland is voor een land als Nederland op zijn plaats, omdat de totale Groenlandse ijskap een zeespiegelstijging van 7m vertegenwoordigt. En de berichten zijn alarmerend.
De tweede iconische afbeelding is een statische weergave (mijn blog kan niet anders) van een dynamische kaart op https://nsidc.org/greenland-today/greenland-surface-melt-extent-interactive-chart/ . ( Acknowledgements: Greenland Ice Sheet Today is produced at the National Snow and Ice Data Center by Ted Scambos, Julienne Stroeve, and Lora Koenig with support from NASA. NSIDC thanks Jason Box, Xavier Fettweis, and Thomas Mote for data and collaboration. )
De kaart beschrijft op hoeveel km2 van de Groenlandse ijskap gedurende elk jaar smeltprocessen plaatsvinden. Het statische beeld geeft de omvang gedurende de periode van 1 april tot 31 oktober van het (standaard) 30 jaar-gemiddelde 1981-2010, van het verloop in dezelfde periode in 2012 (geel) en in 2019 (blauw). Op de dynamische kaart kan men het smeltverloop voor elk ander jaar opvragen. Ter vergelijking: Groenland is 2.166.086km2, waarvan 81% ijskap. Als de kaart aangeeft dat op 1 miljoen km2 smelt plaatsvindt, wil dat dus niet zeggen dat het ijs daar meteen smelt tot het weg is.