Belgische kerncentrales moeten tijdelijk dicht

Over dit onderwerp is al zoveel geschreven in Nederland, dat het weinig meerwaarde heeft als ik dat nog eens dunnetjes over ga doen. Ik beperk mij tot een organisatieschets, een chronologisch overzicht, een aanvullingen over de arbeidsomstandigheden en enkele links naar bronnenmateriaal.

Voor een eerdere publicatie op deze site zie Belgische nucleaire prof tegen heropstart van Doel3 en Tihange2

Gebied waar jodiumtabletten verstrekt worden aan mensen onder de 40 jaar, na een ernstig incident met een kerncentrale

Bedrijfsstructuur van het beheer van en de controle over de centrales:

ENGIE ( http://www.engie.com/en/ . Franse multinational, voorheen GDF/SUEZ. CEO is Isabelle Kocher .

Electrabel is een 100% dochteronderneming van ENGIE ( www.engie-electrabel.be/nl ). CEO is Philippe Van Troeye .

Electrabel beheert onder meer de zeven Belgische kerncentrales (naast andere activiteiten.

De FANC (Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle) is de Belgische toezichthoudende instantie. ( http://www.fanc.fgov.be ). Directeur-generaal is Jan Bens.

 

Hier de brief van 1 juli 2016.

Hier  de brief van 2 sept 2016

Het standpunt van Van Troeye, zoals opgetekend op de Electrabelsite op 9 dec 2016

De “gespannen arbeidsverhoudingen”.
De Belgische krant De Standaard schrijft goed over de Belgische kerncentrales. OP 26 november 2016 kopte de krant “In Tihange kun je de angst ruiken”. Voor de duidelijkheid: niet voor de reactorkern, maar voor de directie. De sfeer is om te snijden. De directie straft er nu op los, al dan niet terecht. Niet voor niets is er sinds begin 2014 zes keer gestaakt. Zie voor de volledige tekst zie www.standaard.be/cnt/dmf20161125_02593038 (je kunt een week gratis abonnee worden en dan het artikel lezen).

Tihange
Tihange

Tussenuitspraak Raad van State over Marcogas

De gemeente Gemert-Bakel heeft toegestaan dat in het open veld, grenzend aan een bos en tamelijk dicht bij een wijk met woningen en maatschappelijke voorzieningen, een inrichting ontstaan is die grote
hoeveelheden propaan, butaan en andere industriele gassen op- en overslaat. Deze inrichting is al zo groot dat het een BRZO-inrichting is (Besluit Rampen en Zware Ongevallen), en wil fors uitbreiden. Er mag dan 180 ton gas liggen, onder andere in twee ondergrondse propaantanks.
Dit alles tot diep verdriet van omwonenden.

Ruimtegebruik rond Marcogas in Bakel
Ruimtegebruik rond Marcogas in Bakel

Het ruimtelijke traject (bestemmingsplan) is al doorlopen. Bij de start van de procedure in januari 2010 was de gemeente nog bevoegd gezag. Omdat dat doorloopt, is zij dat in deze procedure nog steeds.
In mei 2015 heeft het College van B&W van Gemert de milieuvergunning afgegeven. Daartegen zijn een aantal omwonenden bij de Raad van State in Beroep gegaan. Die procedure loopt nu.

Daarin heet de Raad van State op 14 september 2016 een tussenuitspraak gedaan. De Raad vindt dat de gemeente Gemert-Bakel op zes punten haar huiswerk niet goed genoeg gedaan heeft (en op veel meer punten overigens wel). Omdat de gebreken niet a priori onoplosbaar lijken, heeft de Raad de gemeente 12 weken de tijd gegeven het huiswerk alsnog te doen.

Een bord met maatschappelijke instellingen pal naast de ingang
Een bord met maatschappelijke instellingen pal naast de ingang

Twee van de zes punten hebben betrekking op hetzelfde, namelijk dat er in de verleende vergunning geen rekening is gehouden met evenementen. Daarvan zijn er twaalf per jaar en die kunnen tot 1000 mensen bezoek trekken, vaak kinderen. Het terrein heeft echter niet de officiele status ‘evenementenlocatie’ en daarom had de gemeente de evenementen niet meegenomen.  Vanwege die omissie, vindt de Raad, klopt de berekening van het z.g. ‘groepsrisico’ niet.
Bij twee andere punten gaat het om technische gebreken (op één punt ’s nachts mogelijk teveel herrie en het niet afdoende geformuleerd zijn van de bliksemafleiding), die oplosbaar lijken.
Een punt betreft een administratief manco.
Het laatste punt is de constatering dat volgens de Nederlandse wet geen MER-procedure nodig is, maar dat er Europese jurisprudentie ligt waardoor er mogelijk vanwege Brussel wel zo’n procedure nodig is.
De gemeente moet op deze zes punten dus een bevredigend antwoord geven.

Ik acht het niet uitgesloten dat dat kan. Terecht zegt een van de advocaten van de buurt dat ‘het nog alle kanten op kan’ .
De eisen, waaraan een groepsrisico moet voldoen, zijn zo ruim geformuleerd dat ze slechts zelden beperkend werken. Drie andere punten
lijken eenvoudig.
Het enige, dat mogelijk nog roet in het eten kan gooien, is als uit de Europese jurisprudentie blijkt dat toch een MER nodig is. Dan treedt er een flinke vertraging op, want die moet nog gemaakt worden.

(de huidige inrichting, door mij gefotografeerd vanuit het onmiddellijk aangrenzende bos)
(de huidige inrichting, door mij gefotografeerd vanuit het onmiddellijk aangrenzende bos)

Ik ben sceptisch over de kansen, die de buurt heeft om deze strijd te winnen. Dat neemt niet weg dat ik vind dat ze groot gelijk hebben.
Alleen, het grote probleem is dat de gemeente Gemert-Bakel achterlijke ruimtelijke ordening bedreven heeft. Je moet een gaatje in je hoofd hebben om in deze woon- en voorzieningenomgeving, aan een bosrand (waar al eens een bosbrand aangestoken is), met smalle weggetjes, een BRZO-onderneming met vloeibaar gas en af- en aanrijdende vrachtauto’s  toe te staan. Een BRZO-onderneming hoort op een daartoe geoutilleerd bedrijventerrein te staan. Maar, het eerste is niet verboden en het tweede is niet verplicht. En inmiddels is het ruimtelijke traject definitief doorlopen.
Nu wordt geprobeerd om voor een gevaarlijke ontwikkeling op een achterlijke locatie een niet-achterlijke milieuvergunning te schrijven. De kans dat dat gaat lukken lijkt me reëel aanwezig. Ik heb er gemengde gevoelens over.
Geen milieuvergunning betekent voortzetting van de bestaande situatie die ook niet ideaal is, wel een milieuvergunning betekent een forse uitbreiding bij mogelijk een modernere inrichting.

Het lijkt mij de kogel of de strop.

Zie verder MarcoGas: een BRZO-bedrijf in een Bakels weiland  en  Bosbrand in bos naast Marco Gas – update 09 febr 2016

Vergunning Thermische Reiniger Jansen Recycling ter inzage

De Provincie Noord-Brabant heeft op 30 september 2016 besloten de WABO-ontwerpbeschikking ten behoeve van de oprichting van de thermische TAG-reiniger door Jansen Recycling op het Sonse industrieterrein Ekkersrijt ter inzage te leggen. Van 3 oktober t/m 14 november kan men de stukken doorlezen in het gemeentehuis van Son en Breugel.

Ruimtelijke ordening in het verleden misgelopen

Aquabest (het water onder) en het terrein van Jansen Recycling (boven)
Aquabest (het water onder) en het terrein van Jansen Recycling (boven)

Het probleem is ooit in de wereld geholpen doordat de gemeente Son een gezoneerd bedrijventerrein t.b.v. recyclingbedrijven bestemd heeft naast een door zandwinning ontstane kuil, die later tot een (inmiddels druk bezocht) recreatiegebied Aquabest omgevormd is.
Het recreatiegebied ligt in de gemeente Best en de gemeentegrens tussen Son en Best moet dus ongeveer tussen de bomen langs de oever lopen.
Deze layout leidt onvermijdelijk tot een spanningsveld tussen de exploitant Van Pelt  van Aquabest enerzijds en de exploitant van het recyclingbedrijf, Jansen Recycling, anderzijds (Jansen Recycling is een werkmaatschappij van de holding A.Jansen BV).

Daarnaast houdt de op 700m afstand gelegen woonwijk Achtse Barrier de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten.

Juridische wirwar
Het spanningsveld heeft geleid tot een wirwar aan juridische procedures, die hier niet volledig uit te leggen is. Ik verwijs naar eerdere artikelen op deze site.

De steen des aanstoots is de grijze berg midden op de foto. Dat is TAG (Teerhoudend Asfalt Granulaat). Dat is verbrokkeld oud asfalt uit de tijd dat daarvoor nog koolteer gebruikt werd. Dat staat stijf van de PAK’s (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen). Die kunnen behoorlijk kankerverwekkend zijn als ze vrijkomen – wat echter niet makkelijk gebeurt.
Het materiaal komt naar boven als oude wegen gerenoveerd worden.
Jansen Recycling heeft inmiddels 600.000 ton TAG in ontvangst genomen, die met zo’n €32 per ton subsidie door wegbeheerders ter vernietiging aangeboden zijn. aangeboden zijn.

Alleen had Jansen Recycling daar geen apparaat voor, een thermische vernietiger (= in praktijk verbranden). En heeft die nog steeds niet. Er is voor dat doel een tweedehands grondreiniger aangeschaft in Engeland, maar die ligt nog, deels gedemonteerd, op het terrein. Wel aanvoer en geen verwerking leidt noodzakelijk tot een steeds grotere berg en die werd na drie jaar (en dat is al lang geleden) geruisloos van ‘werkvoorraad’ (wat wel mag) tot ‘stort’ (wat daar niet mag). Maar het bevoegd gezag, de provincie, deed al die tijd niks. Nu is de berg te hoog en voldoet deze niet aan de afvalvoorschriften.

De tweedehands machine toen hij nog vervuilde grond verwerkte in Chesterfield (UK) - over het resultaat waarvan ik overigens alleen goede berichten heb kunnen achterhalen
De tweedehands machine toen hij nog vervuilde grond verwerkte in Chesterfield (UK) – over het resultaat waarvan ik overigens alleen goede berichten heb kunnen achterhalen

De zaak ging rollen toen Jansen Recycling een revisievergunning voor het hele terrein aanvroeg, inclusief de berg (het eerste spoor). Van Pelt, niet ten onrechte, boos want de berg kwam boven de bomen uit en zou zijn zwemvijver kunnen gaan vervuilen. Een hoop gedoe, de berg moest lager en moest uiteindelijk in zijn geheel worden afgevoerd. Of toch weer niet? De Rechtbank en de Raad van State waren er druk mee. Het is mij nog steeds niet duidelijk.
Wel duidelijk dat Jansen Recycling op Ekkersrijt geen nieuw TAG meer mag innemen.

Ondertussen had Jansen Recycling in nov. 2014 (vele jaren later dan het begin van de inzameling) een aparte vergunningsaanvraag  (inclusief MER) ingediend voor de thermische vernietiger – het tweede spoor. Het College van GS had die terzijde gelegd omdat er op het eerste spoor zoveel juridisch gedoe was. (Het ED-artikel van 30 sept zegt ten onrechte dat de Rechtbank en de Raad van State al een uitspraak gedaan hebben over de thermische vernietiger).
Nu de achterhoedegevechten op het eerste spoor voorbij lijken te zijn, komt de trein op het tweede spoor ook weer op gang. Het College van GS heeft de vergunningaanvraag uit 2014 in behandeling genomen en een ontwerpbeschikking ter inzage gelegd.

Mijn positie
Mijn positie is tweevoudig.

Als politiek persoon deel ik het SP-standpunt dat TAG (dat voor een belangrijk deel chemisch afval is), niet geëxporteerd moet worden, maar in Nederland vernietigd. Anders komt het weer in het milieu. Omdat het heel wat autokilometers bespaart, is het een voordeel als de verwerking in ZO Brabant plaatsvindt, maar dat voordeel is niet oneindig groot. Er zijn elders in Nederland ook inrichtingen.
Als adviseur van het Leefbaarheidsteam in de Achtse Barrier wil ik, dat het TAG geen problemen in de wijk gaat maken.
De twee posities zijn niet strijdig, omdat ik inschat dat de wijk minder te vrezen heeft van een oordeelkundige bewerking dan van een eindeloze opslag die tot stuiven of lekken zou kunnen gaan leiden. Ook de tienduizenden vrachtauto’s, die met veel stuivend gegraaf gevuld zouden moeten worden als het materiaal inderdaad naar elders zou moeten worden afgevoerd, lijken mij niet in het belang van de omwonenden.

Ik kan mij het ongenoegen van Van Pelt overigens goed voorstellen. Geen enkel scenario is in zijn belang.

Maar in voorgaande zin zitten impliciet twee aannames verwerkt:
a)  dat er überhaupt een bewerking komt
b)  dat die oordeelkundig is

Ad a): Jansen Recycling traineert de voortgang al vele jaren. Er moet inmiddels voor ca 15 a 20 miljoen aan subsidie geïncasseerd zijn, tot nu toe zonder enige tegenprestatie. Het lijkt er soms op dat Jansen Recycling er niet zoveel bezwaar tegen heeft dat deze toestand nog geruime tijd voortduurt. Wie er dirty thoughts in een dirty mind op los laat, zou zich zelfs kunnen voorstellen dat een faillissement aantrekkelijker is dan de tegenprestatie. Na welk faillissement er 15 a 20 miljoen overheidsgeld zoek zou zijn, en er alsnog op overheidskosten 600.000 ton chemisch afval naar de Moerdijk gebracht moet worden.

Ad b):  of de bewerking op papier oordeelkundig is, moet blijken uit de tekst van de aanvraag. De Commissie MER ziet in een advies dd januari 2016 geen grote problemen. Er zijn wat duurzaamheidsvragen (biomassabijstook en rookgasrecirculatie) en de installatie kan over de grens van het ETS heen schieten (het Emission Trade System van de EU). Men denkt dat het vermogen in praktijk 18MW thermisch zal zijn, terwijl de ETS-grens op 20MWth ligt.
Ik ga in elk geval proberen om de ontwerp-vergunning zelf ook in te zien.
Of de bewerking in praktijk ook oordeelkundig is, moet blijken. Jansen Recycling had problemen met de BIBOP-procedure en “geniet” een redelijk straf handhavingsregime.

Het is zeer wel denkbaar dat dit verhaal nog niet afgelopen is. Waak-
zaamheid blijft geboden.

Zie Provincie gaf Jansen Recycling ten onrechte omgevingsvergunning voor TAG -update   en het TAG voor de rechter

Raadsvragen over wantoestanden op vliegbasis Eindhoven

“Beerput open op vliegbasis” kopte het Eindhovens Dagblad op 14 juni 2016. Het ging over beweerde financiele integriteitsvragen en beweerd onprofessioneel gedrag van piloten.

De Onderzoeksraad Integriteit Overheid heeft vorig jaar al een uiterst kritisch rapport uitgebracht over het 336 suadron, dat met de Hercules-vrachtvliegtuigen vliegt. Piloten hadden onvoldoende capaciteiten, negeerden veiligheidsvoorschriften en zaten met een slok op achter de stuurknuppel. Minister Hennis van Defensie vond in augustus 2015, antwoordend op kamervragen, een onderzoek niet nodig. Bronnen binnen Defensie stellen dat het slok op-probleem zich nadien nog herhaald heeft. Aldus het ED.

De 10^-6 - contour van vliegbasis Eindhoven in het Luchthavenbesluit 2013. De kans dat een onbeschermd iemand dodelijk getroffen wordt door een vliegveldgerelateerd ongelukk is op die plaats een op een miljoen per jaar. Dat is het gangbare veiligheidscriterium in Nederland. De gele lijn is de goede. De stip is Linde Chemicals.
De 10^-6 – contour van vliegbasis Eindhoven in het Luchthavenbesluit 2013. De kans dat een onbeschermd iemand dodelijk getroffen wordt door een vliegveldgerelateerd ongelukk is op die plaats een op een miljoen per jaar. Dat is het gangbare veiligheidscriterium in Nederland.
De gele lijn is de goede.
De stip is Linde Chemicals.

Financiele integriteitsvragen liggen buiten de scope van deze blog. Als staatsburger hoop ik dat de nieuwe basiscommandant zo snel mogelijk de zaken op orde heeft.

Ik ben in deze kolomnen wel geïnteresseerd in de fysieke veiligheid van inrichtingen.

Elk gevaarlijk object heeft een zg PR 10^-6 contour om zich heen. Hierboven die van het vliegveld (uit het Luchthavenbesluit 2013).
Pal naast deze contour ligt het bedrijf Linde Chemicals, dat indertijd na de lachgas-explosie aldaar het bedrijf Hoekloos heeft overgenomen. Daarna was Hoekloos op zijn oude lokatie in Tongelre niet langer handhaafbaar. Uiteindelijk  is Linde Chemicals, de nieuwe eigenaar van Hoekloos,  in deze uithoek van het Goederen Distributie Centrum geplaatst. De andere bedrijven daar waren niet blij.

Op de nieuwe locatie heeft nooit meer een incident plaatsgevonden (althans dat de openbaarheid haalde). Het is echter een onaangenaam idee dat piloten onder invloed en met te weinig besef van het gevaar van magnesiumfakkels in een ruim vlak langs Linde Chemicals vliegen.

SP-gemeenteraadslid Marcel Lathouwers heeft vragen aan het College van B&W gesteld, waarin o.a. het College gevraagd wordt in zijn veelvuldige contacten met de basis in elk geval deze veiligheidsproblemen ten spoedigste te beeindigen. Verder vraagt Lathouwers of er een voorbereiding kaar ligt voor het geval een vliegtuig op Linde terecht komt.

De volledige tekst van de vragen staat hier —> Vragen van SP over veiligheid rond luchthaven  .

De Hurk en Eindhovense bedrijventerreinnota

Mijn goede vriend Marcel Lathouwers heeft op de site van de SP (waarvoor hij in de gemeenteraad zit) een interessante beschouwing gezet over de behandeling van de Eindhovense Bedrijventerreinennota (zie https://eindhoven.sp.nl/nieuws/2016/04/sp-zorgt-voor-een-gezond-leefklimaat-op-en-rond-de-hurk ). De reden van de door hem en mij gedeelde interesse is de toekomst van het Eindhovense bedrijventerrein De Hurk, waarop veel zware en soms gevaarlijke industrie.

Marcel Lathouwers (SP)
Marcel Lathouwers (SP)

Ik heb als lid van (wijlen) de Werkgroep Natuurbehoud en Milieubeheer meegewerkt aan een zienswijze op het updaten van het BestemmingsPlan (BP) De Hurk ( Inspraakreactie over het nieuwe BP De Hurk in Eindhoven ). Dat is hoognodig, want het huidige BP dateert nog uit 1988. Het mag helemaal niet zo oud zijn. In onze zienswijze waren wij geen principiële tegenstanders van de zware industrie, maar vonden wij o.a. dat er parkmanagement moest komen, dat dat parkmanagement moest bijdragen aan meer duurzaamheid op het terrein, en uitbreiding van de gangbare veiligheidsaanpak met een meer collectieve component.
Over dit onderwerp heb ik veel met Marcel Lathouwers gesproken.

Het nieuwe BP De Hurk steekt de gemeente al jaren als een graat in de keel. Dat komt o.a. omdat er in de afgelopen decennia te lang ruimtelijke  vrijheid-blijheid heeft geheerst. Dat heeft geleid tot functies die moeilijk te verenigen zijn met een terrein dat eigenlijk vooral opgezet is t.b.v. de zware industrie. Het nieuwe BP is nog steeds niet behandeld.

Ondertussen heeft de gemeente er een kaderstellend stuk aan vooraf laten gaan, de Eindhovense Bedrijventerreinennota, waarin een aantal goede voornemens en veel enerzijds-anderzijds. Ik ga hierover nu geen eindoordeel geven.

Bij de behandeling van deze Bedrijventerreinennota in de Eindhovense Raad (http://eindhoven.notudoc.nl/cgi-bin/showdoc.cgi/action=view/id=1408588/type=pdf/Bijlage_1__Waardevolle_bedrijventerreinen_-_Bedrijventerreinennota_gemeente_Eindhoven.pdf )hebben SP en PvdA een motie ingediend, waarin een Gezondheids Effect Screening (GES) door de GGD gevraagd wordt om de uitstraling van De Hurk op de omringende woongebieden in kaart te brengen (lucht-, geur-, geluidshinder en externe veiligheid), en om de uitkomst mee te nemen in bij de behandeling van het nieuwe BP De Hurk.
In de toelichting wordt ook de uitstraling van de A2/N2 genoemd. Daaraan had, wat mij betreft, ook nog wel de Rondweg en de NBrabantlaan genoemd mogen worden.
Deze motie is door het College van B&W overgenomen en toen niet meer in stemming gebracht.

Ik ben oprecht benieuwd wat hier uit gaat komen. Er is zeker hinder geweest (oa de stank van de asfaltcentrale en een ver weg liggende geluidscontour), maar die is minder geworden. Bovendien leidt niet alle hinder tot kwantificeerbare gezondheidseffecten. We zullen zien.

Bedrijventerrein De Hurk Eindhoven
Bedrijventerrein De Hurk Eindhoven

De gemeenteraad heeft de behandeling van de Bedrijventerreinennota gebruikt om maar vast een voorzetje te geven over de zware industrie op De Hurk (milieucategorie 4 en 5). Die mag blijven bestaan, maar dan in het centrale deel (zoals de bedoeling is in het nieuwe concept-BP). De randen mogen ‘verkleuren’ (tot milieucategorie 3 en lager). Dat betekent een soort uitsterfbeleid voor de hogere categorieën buiten het kerngebied. Ook de WNM-zienswijze wilde van de BEVI-inrichtingen in het randgebied af. Als de theorie praktijk wordt, zijn wij blij.

Ik sta minder negatief t.o.v. de zware industrie dan Marcel Lathouwers en (bijvoorbeeld) Groen Links. Ons WNM-standpunt is niet dat de zware industrie van De Hurk moet verdwijnen, maar dat hij beter uitgevoerd en georganiseerd moet worden.

Zware industrie blijft nodig. En het is nog maar de vraag of een door de Eindhovense gemeenteraad genoemd alternatief als logistiek in praktijk tot minder overlast en gevaar leidt als de zware industrie. Bovendien is Brabant inmiddels vergeven van de logistieke terreinen.

Lathouwers pleit namens de SP ook voor parkmanagement als instrument voor een meer collectieve aanpak van veiligheid, opwekking en opslag van energie, en meer hergebruik van afval. Dat is een uitstekend idee. Waaraan ik nog zou willen toevoegen een gezamenlijk verkeers- en vervoersplan.

VCS Observation over bedrijventerreinen en hun gevaarlijke stoffenmodule, n.a.v. De Hurk

De Hurk
N.a.v. een artikel over de zienswijze van de (voormalige) Werkgroep Natuurbehoud en Milieubeheer (WNM) over het Eindhovense industrie-
terrein De Hurk had mevrouw Lewis namens VCS Observation uit Waalwijk om een gesprek verzocht.

Tanks bij Air Liquide
Tanks bij Air Liquide

Industrieterrein De Hurk is een terrein met veel zware industrie, waaronder een BRZO-onderneming en een handvol BEVI-inrichtingen. Het bestemmingsplan (BP) van dat terrein dateert uit 1988 en moet hoognodig geactualiseerd worden. Daarover had de WNM een ziens-
wijze ingediend, waaraan ook ik meegewerkt heb. Zie Inspraakreactie over het BP De Hurk in Eindhoven
De belangrijkste ingrediënten van de zienswijze van de WNM betroffen
a) de noodzaak om de fysieke veiligheid niet alleen op het niveau van de individuele onderneming vast te leggen, maar ook op de schaal van het bedrijventerrein. De directe aanleiding daartoe waren de branden bij Timco in Valkenswaard en bij ChemiePack op industrieterrein Moerdijk, en later bij het Helmondse XyCarb.
b) de noodzaak om De Hurk te verduurzamen. Het actualiserende BP zei daar weinig over.

SP-gemeenteraadslid Marcel Lathouwers en ik hebben op 3 februari 2016 met mevrouw Lewis gepraat.

Het werk van VCS
VCS is vooral bekend vanwege camerabewakingsprojecten, maar daarover ging het hier niet. VCS heeft ook een consultancyfunctie bij bedrijfsterreinen. VCS doet (kort door de bocht gezegd) zaken met de instantie die in praktijk een bedrijventerrein beheert, welke instantie het contact met de afzonderlijke bedrijven verzorgt. Op De Hurk is dat de stichting Ondernemerscontact De Hurk.
De inzet van VCS is bottom-up. Ondernemingen zijn op de eerste plaats gericht op zaken als de openbare ruimte, inbraakbeveiliging enzovoort. Het moet op korte termijn zichtbaar nut hebben, anders blijven de kikkers niet in de kruiwagen zitten (de formulering is van mij, niet van Lewis). Zichtbaar nut is een waarschijnlijke winst binnen een paar jaar, of het vermijden van een reëel verlies, bijvoorbeeld door brand. Grofweg de helft van afgebrande ondernemingen gaat daarna failliet omdat er niets meer over is.
Goede organisatie kan helpen. Op het Sonse industrieterrein Ekkersrijt daalde het aantal inbraken van ruim 100 naar minder dan 10 per jaar.

Een top down-benadering vanuit Eindhovense duurzaamheids-
wensen

Marcel en ik brachten er ook top down-argumenten in, zoals bijvoorbeeld de wens van de gemeente Eindhoven om energieneutraal te worden. Lewis voor VCS meende dat hiervoor geen draagvlak bestond, omdat er geen onmiddellijk duidelijk verdienmodel. Of, omdat de ondernemingen dachten dat dat er niet was.

Bedrijventerrein De Hurk Eindhoven
Bedrijventerrein De Hurk Eindhoven

De gevaarlijke stoffen-module
De bottom up- en top down-aanpak ontmoetten elkaar echter nu al op één interessante issue. VCS biedt een module aan, die het mogelijk maakt aan ondernemingen elke dag een upload te maken van de actuele voorraad gevaarlijke stoffen. De brandweer vindt dat heel fijn en ook de buren vinden het fijn dat de brandweer dat weet. Er zijn verschillende keren bedrijven afgebrand ten gevolge van een brand bij de buurman (bijvoorbeeld ChemiePack en Timco). VCS heeft de module vooral ontworpen voor niet-BRZO-bedrijven, maar als ik zie hoe ouderwets de overhandiging van de voorraadgegevens bij wel-BRZO-bedrijven soms nog gaat (bijv. via een kastje bij de poort), dan kan automatisch uploaden ook bij wel-BRZObedrijven geen kwaad.
Die module is een mooi ding. Het heet EASI (Easy Accessable Substance Information).

Nog wat vrije stijl-denken
We hebben nog even zitten doorpraten over twijfelgevallen als een mobiliteitsplan en een expeditiesysteem op schaal van het bedrijventerrein, over een selectiever informatiesysteem voor de omgeving, te bedienen door de Brandweer (‘moet u ramen en deuren sluiten, of moet u heel hard wegrijden’), en over oefenen op het niveau van een deel van het bedrijfsterrein (wat moet B doen als buurman A in de hens staat?).
Eigenlijk was de conclusie dat bedrijfsterreinbeheerders daar VCS nu niet om vragen, maar ook dat eigenlijk niet eens ondenkbaar is dat daar ook voor de bedrijven zelf voordeel kan zitten. Er is veel onwetendheid en niet elke directeur kijkt even ver vooruit.

Zelfs nog even over zonnepanelen gepraat. Het BP De Hurk-Croy telt 212 hectare, waarvan 164ha netto. Als men daar 100ha van zou volzetten met PV-panelen op daken en op de grond, zou dat via collectieve inkoop misschien financieel wel gunstig zijn, en het zou ongeveer 0,5PJ opleveren. Ter vergelijking: de totale in Eindhoven met PV-panelen opgewekte elektrische energie in 2013 bedroeg 0,070PJ.

De Venco campus in Eersel staat bekend om zijn grote aantal PV-panelen op het dak
De Venco campus in Eersel staat bekend om zijn grote aantal PV-panelen op het dak

Misschien kan men een forse oppervlakte aan zonnepanelen op De Hurk, met behulp van SDE+subsidie en bijvoorbeeld een bijdrage van de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij, toch wel rendabel krijgen. Maar vooralsnog is dat een brug te ver voor de VCS, hoewel het gesprek erover constructief was.
Misschien iets voor de gemeentepolitiek.

Parkmanagement op industrieterreinen – mijn 200ste artikel

Dit is mijn (netto) 200ste artikel op deze site. Ik vind het leuk om bij deze gelegenheid een artikel te plaatsen van iemand anders, namelijk van SP-gemeenteraadslid Marcel Lathouwers. Concrete aanleiding was de (nog steeds niet afgewikkelde) modernisering van het stokoude Bestemmingsplan De Hurk 1988, maar de strekking van het artikel is ook van toepassing op andere zware industrie-terreinen.
Marcel Lathouwers
Marcel Lathouwers
Ik heb hierover zelf al eerder geschreven. Met de toenmalige WNM (Werkgroep Natuurbehoud en Milieubeheer) hebben we een zienswijze ingediend over het nieuwe BP De Hurk. Een artikel hierover op deze site kunt u vinden onder --> Inspraakreactie over het nieuwe BP De Hurk in Eindhoven
Hieronder het opiniestuk, gedateerd 6 oktober 2015.
-------------------------------------------------------------------------

‘Rampenbestrijding op industrieterreinen middels Parkmanagement’

Eindhoven kent veel bedrijfslocaties. Een aantal daarvan geeft ruimte aan zware bedrijvigheid, zoals De Kade, De Hurk-Croy en GDC Noord. Zowel De Kade als De Hurk-Croy worden omringd door woonwijken. Een milieuramp, een brand, een catastrofe met menselijke slachtoffers of met grote financiële gevolgen ligt altijd op de loer.

Bedrijventerrein De Hurk Eindhoven
Bedrijventerrein De Hurk Eindhoven

Op dit moment worden rampen en incidenten voorkomen doordat veel bedrijven een klein deel van hun personeel laten opleiden als bedrijfs-
hulpverlener (BHV). Daarnaast doet de Veiligheidsregio haar uiterste best om te werken aan het voorkomen van rampen en incidenten. Als er zich toch een brand voordoet, dan zijn het vooral de BHV’ers en de Veiligheidsregio die het gevaar en het aantal slachtoffers zo beperkt mogelijk houden. Maar is dit afdoende?

In het recente verleden hebben zich in Nederland een aantal nood-
situaties voorgedaan. Vorige week maandag nog stond een bedrijfs-
verzamelgebouw op de Hurksestraat in lichterlaaie. Gelukkig stond voornamelijk hout in de fik en zijn er geen gewonden gevallen. Toch is er veel schade ontstaan en werd er gevreesd voor vrijkomende asbestdeeltjes.

In het jaar 2000, brak er brand uit in Dronten en werden 120 mensen ziek van giftige PCB’s. In 2010 brak brand uit bij Timco Plastics in Valkenswaard en werden twee verzorgingshuizen en 46 woningen ontruimd.

In juni 2015 brak er brand uit bij Xycarb Ceramics in Helmond. Xycarb beschikt over een uitgebreide BHV-organisatie, maar toonde het grote gebrek aan hulpverlening buiten de poorten van het bedrijf aan. De chaos op het omliggende industrieterrein bij en kort na de brand is een schoolvoorbeeld van gebrek aan preparatie op het niveau van het
bedrijfsterrein als geheel.

knipsels_xycarb

Zo ook in Moerdijk. In 2012 brak er bij Chemie Pack brand uit, waar 240 brandweerlieden in touw waren, als ook het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum, de locale Veiligheidsregio en verschillende bedrijfsbrandweren. Hierbij vielen op een wonderbaarlijke wijze geen gewonden of doden. Er heeft zich echter wel een flinke milieuramp ontwikkeld. Mensen werden halsoverkop met bootjes over het water geëvacueerd.

De lessen uit onder andere Chemiepack en Xycarb moeten worden toegepast op andere bedrijventerreinen, zoals De Hurk.

Wat leren we van zulke rampen en ernstige incidenten?

Op bedrijventerreinen met zware bedrijvigheid is het noodzakelijk dat de afzonderlijke bedrijven in een collectief, en in samenwerking met de Veiligheidsregio, plannen maken om ernstige incidenten en grote rampen te voorkomen en op te treden als het noodlot toch toeslaat. Het opleiden van BHV’ers is natuurlijk goed, maar lang niet voldoende.

Men moet denkbare scenario’s uitwerken in een draaiboek. Als er zich dan een incident voordoet, weet men precies hoe er gehandeld moet worden, welke informatie er op welke manier moet worden gecommuniceerd en hoe de schade zoveel mogelijk kan worden beperkt. Zo weet men precies welke materialen er staan opgeslagen en kan men inschatten hoeveel personen er mogelijk geëvacueerd moeten worden.

Een vorm van Parkmanagement is dan essentieel. Vele bedrijventerreinen beschikken al geruime tijd over Parkmanagement. Bijvoorbeeld in Moerdijk (pas na de ramp), in Helmond en bij Chemelot in Geleen. De ene in de vorm van een Stichting, de ander in de vorm van een Coöperatie. Waarom kan dat in Eindhoven niet? Het biedt veel meer dan alleen een draaiboek met verschillende rampenscenario’s, het biedt ook de kans aan ondernemers om een gezamenlijke bestrijdingsorganisatie op poten te zetten, eventueel met eigen blusmaterieel.

Wat ondernemers aantrekkelijk zullen vinden is het feit dat men in een – bedrijventerrein breed – Parkmanagement gezamenlijk kan komen tot duurzaamheidsafspraken (o.a. gedeelde energieopwekking, afval-
verwerking en goederentransport in een circulaire economie). Ook kunnen er afspraken gemaakt worden over geluidsruimten, waarbij het ene bedrijf – die geen overlast veroorzaakt – deze ruimte kan verhandelen met de buurman die meer geluid wil produceren.

Zo zijn er vele ideeën die de revue kunnen passeren, maar vooral de veiligheid moet bij een vorm van Parkmanagement voorop staan. Zeker als er duizenden mensen werken en in de directe omgeving wonen.

Ook de Eindhovense Werkgroep voor Natuurbehoud en Milieubeheer (WNM) en Milieudefensie pleiten hiervoor. In de slimste regio van de wereld gaan we voor een beter milieu en een prettigere en veiligere werk- en leefomgeving. Dit najaar buigt ook de gemeenteraad zich hierover. We hopen dan op een krachtige en effectieve aanpak. Pas dan zullen we ook tot de verstandigste regio van de wereld worden benoemd!

Marcel Lathouwers

Namens de Socialistische Partij,

Raadslid gemeente Eindhoven

 

Nut en risico’s van covergisting

Staatssecretaris Sharon Dijksma heeft een evaluatie laten opstellen over het vergisten van mest onder gebruikmaking van toegevoegd materiaal (covergisting). Dit werkstuk, met de hierboven vermelde titel, heeft ze op 17april 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd (zie –> nut-en-risico-s-van-covergisting_2015_kamerbrief de aanbiedingsbrief). De tekst is opgesteld door topmensen uit Wageningen, in afstemming met een projectgroep met daarin relevante overheidsinstanties. Het rapport is uiterst relevant voor Brabant. Voor het rapport zie http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2015/02/01/nut-en-risico-s-van-covergisting.html

Een samenvatting met toegevoegd commentaar mijnerzijds.
mestvergister-r

Er zijn in Brabant veel te veel dieren….
De veeteelt in het algemeen en de mestproductie in het bijzonder roepen in Brabant emoties op. Deze grote emoties gaan niet altijd gepaard aan een even grote kennis. Voor die kennis komt bovengenoemd rapport goed van pas.

De veeteelt in Brabant is volledig uit zijn krachten gegroeid en dat bedreigt de leefbaarheid van het platteland en de gezondheid van omwonenden. Bovendien is een dergelijke landbouw niet mogelijk op basis van gesloten kringlopen. Ik zie de emoties, die de Brabantse landbouw oproept, als een positieve kracht richting verandering.
Het aantal dieren moet fors omlaag. Ik hou me vooralsnog aan de vuistregel van SP-Tweede Kamerlid Eric Smaling ‘een volledig grondgebonden rundveehouderij en een kwart minder varkens’.

… maar dat heeft niets met mestbewerking te maken
Ik vind de emoties rond de bewerking van mest eerder een negatieve kracht.

De veeteelt in Europa wordt niet door de totale hoeveelheid mest ingeperkt, maar door twee bestanddelen daarvan, nitraat en met name fosfaat. Geen enkele vorm van mestbewerking haalt fosfor uit de mest en stikstof meestal ook niet. Het enige dat mestbewerking doet (welke dan ook) is dezelfde hoeveelheden stikstof en de fosfor chemisch en natuurkundig anders verpakken.
Alleen een maatregel die stikstof en fosfor uit het Brabantse systeem haalt, leidt (vanuit het perspectief van een boer) tot een “oplossing”. Export zou zo’n “oplossing” zijn. In essentie betekent dat dat de one way-transportband van Argentinië en Brazilië naar Brabant een verlengstuk krijgt naar Groningen, Noord-Frankrijk of Duitsland. Ik ben tegen een dergelijke oplossing omdat die de kringlopen niet sluit, maar verlengt. Het maakt echter voor de discussie “wel of niet vergisten” niet uit want ook niet-vergiste mest kan geëxporteerd worden. De export hangt (als aan zekere kwaliteitseisen voldaan wordt) niet af van de chemische of natuurkundige verpakking.
Ik heb overigens geen zicht op de (mogelijke) getallen van de export.

Covergisting kan bijdragen aan duurzame energie
Mestvergisting met hulpstoffen kan wel gunstig werken op twee samenhangende andere problemen, nl broeikasgassen en duurzame energie. Hier geeft het rapport goede informatie.
duurzame energie in 2012

In 2012 werd er uit covergisting-biogas 4,15PJ opgewekt (1PJ=1000TJ). Dat was op een totaal van 97,8PJ aan duurzame energie. Het binnenlands verbruik was in dat jaar 3255PJ, waarvan na aftrek van omzettingsverliezen en in chemicalien opgeslagen energie ca 2820PJ netto overbleef.
Het getal 4,15PJ is op basis van 8 miljoen van de 403 miljoen kg in de stal uitgescheiden mest (kg betekent kg P2O5). Op papier zou de energieproductie uit mest dus ongeveer 50 maal zo hoog kunnen zijn, dus grofweg (op nationale schaal) 200PJ. Dat zal in praktijk bij lange na niet gehaald worden, maar covergisting kan toch wel flink aantikken. Stel voor het gemak 60% van het huidige aantal dieren en stel dat van de mest van die dieren de helft vergist zou worden en stel dat je daarvoor genoeg covergistingsmateriaal had, dan zou dat 60PJ per jaar leveren. Dat is meer dan de jaaropbrengst van de drie geplande windparken op zee.
Hier staat erg vaak ‘stel’. Een belangrijke beperking is de beschikbaarheid van voldoende covergistingsmateriaal. Daar raakt deze discussie verweven met de algemene afval- en biomassa-discussie. Biomassa is tamelijk schaars en al gauw duur. Ook afval kan soms ver-
werkt worden (waarmee een negatieve waarde positief kan worden), maar daaraan zitten haken en ogen.

Let wel: ik pleit er niet voor pleit om dieren te gaan fokken om mest te gaan maken om biogas te maken. Die route is verschrikkelijk inefficiënt – dan kun je beter van het veevoer rechtstreeks biogas maken. Het gaat me om de energie, die in de reeds aanwezige mest zit.

Covergisting kan bijdragen aan het klimaat
Het rapport zegt dat in 2012 covergisting 0,21% in mindering bracht van de Nederlandse CO2 – equivalenten. Dat is op dezelfde 8 miljoen kilo mest van de 403 miljoen gebaseerd. Naast het CO2-gevolg van het
duurzame energie-verhaal brengt mestvergisting zeer veel minder methaan in de atmosfeer en ongeveer evenveel of iets meer lachgas – beide krachtige broeikasgassen.

Een nog onvolwassen techniek en handhaving
Uit het rapport rijst het beeld op van een nog jonge techniek, armlastig, fraudegevoelig, met soms slecht geschoolde bedieners, onvoldoende technische voorschriften (bijvoorbeeld een verplichte af-fakkel) en een tekortschietende handhaving. Maar sommige van de 102 mest-covergisters in Nederland doen het wel goed.
Als de sector zich verder wil ontwikkelen, moet er dus het nodige gebeuren. Het rapport geeft hiertoe een flink aantal conclusies en aanbevelingen.

Goed geëxploiteerde mestvergisters zijn niet vreselijk gevaarlijk. De VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering noemt als gevaar-afstand 30 m (ter vergelijking: voor een klein LPG-station is dat 50 m). Dit in de VNG-editie 2009, toen de vergisters nog niet zo groot waren. Mogelijk is het nu iets meer. Een BEVI-achtige simulatie kwam op 50m.
De Raad van State trekt 500 m als grens van de belanghebbendheid.
Hele grote vergisters vallen vanwege het explosiegevaar onder het BRZO (Besluit Rampen en Zware Ongevallen). Ik heb zelf al eens gesuggereerd om de middelgrote vergisters tot categorie in het BEVI te maken (Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen).
De giftigheid van CO2 en H2S gelden vooral de exploitant en horen eerder onder de ARBO-wet thuis.
De microbiële gevaren van vergiste mest zijn gelijk of kleiner dan die van onbehandelde mest.

Het enige bekende dodelijke arbeidsongeval is dat in 2011 iemand door het rotte dak van een vergister is gezakt. Verder hebben mensen substantiële hinder (maar geen gevaar) ondervonden van storingen bij een slecht geëxploiteerde vergister in Coevorden.
Incidenten met dodelijke afloop, zoals in Makkinga of bij Reiling, vinden plaats met onbewerkte mest of slib. Die is een stuk gevaarlijker dan vergiste mest.

Nauwelijks of geen gevolg voor de bodem
Het rapport zegt dat mestvergisting op de langere termijn niet veel effecten op het organisch stofgehalte van de bodem heeft. De vergister breekt vooral het makkelijke organische materiaal af, maar dat doet de bodem in korte tijd ook met onbewerkte mest. Lignine bijvoorbeeld wordt in de vergister niet afgebroken en in de bodem langzaam.

Ruimtelijke ordening – aspecten
Het rapport besteedt met reden veel aandacht aan de ruimtelijke
ordening – aspecten. Waar zet je een vergister neer en hoe regel je het transport naar en van?
Er bestaat in den lande geen eenduidige mening. Zowel een industrieterrein als een agrarisch perceel kunnen voor- en nadelen met zich meebrengen wat betreft afstanden, transportbewegingen en omgevingshinder. Het rapport suggereert, zonder dat met zoveel woorden te zeggen, een gezond verstand – oplossing. Ik neem die suggestie graag over.

Zie verder Gedachten bij het opstappen van de voorzitter van Mestac

Beter alarmeringssysteem bij ongevallen

De Werkgroep Natuurbehoud en Milieubeheer (WNM) en ik hebben (al weer een tijd geleden) een zienswijze ingeleverd op de actualisering van industrieterrein De Hurk in Eindhoven. Daarin stonden een aantal concrete voorstellen. Ik kom daar te zijner tijd op terug. Zie zienswijze De Hurk .

Het voorstel om om het alarmeringssysteem te moderniseren was er daar één van.
luchtalarm
De gedachte is dat het luchtalarm weinig informatief is. Je weet dat er iets aan de hand is, maar niet wat precies. Als er bijv. een gaswolk ontsnapt bij Air Liquide moet je wat anders doen dan wanneer en een brand is in de vulhal. Een meer informatieve communicatie in de onmiddellijke nasleep van een incident kan erg goed werken.
In de tijd dat wij deze zienswijze brachten, was deze denkwijze nog relatief nieuw.

 

Ik vind het leuk dat deze gedachte inmiddels realiteit geworden is.

Inspraakreactie over het nieuwe BP De Hurk in Eindhoven

Industrieterrein De Hurk in Eindhoven is het grootste terrein voor zware industrie in Eindhoven. Het bevat één BRZO-onderneming Air Liquide en een handvol BEVI-inrichtingen.

De Hurk draait op een bestemmingsplan (BP) uit 1988. Het is dus dd 2014 waanzinnig oud. Er wordt dan ook gesproken over een modernisering, die in beginsel geacht wordt beleidsarm te zijn. Dat klopt niet helemaal, maar wel deels.

Bedrijventerrein De Hurk Eindhoven
Bedrijventerrein De Hurk Eindhoven

Omdat er een aantal milieugevoelige bestemmingen op het terrein aanwezig is, heb ik met een Eindhovense milieugroep, de Werkgroep voor Natuurbehoud en Milieubeheer (WNM) al in een eerder stadium een Raad van State – procedure gevoerd tegen de nieuwe milieuvergunning van Air Liquide. Dat mislukte. We gebruikten o.a. argumenten die zich richtten op de veiligheid op bedrijfsterreinniveau en op de interpretatie  het groepsrisico, maar de Raad van State nam die niet over.

Tanks bij Air Liquide
Tanks bij Air Liquide

Daarna heb ik met de WNM geprobeerd dezelfde logica los te laten op de modernisering van De Hurk. Daartoe heb ik ingesproken bij de commissiebehandeling. De tekst hiervan verschijnt hieronder in Italic.

Voorzitter,                                                                                                    28 jan 2014

Dank dat ik hier weer eens het woord mag voeren.

Ik neem u allen in gedachten nog even terug naar de brand bij Chemiepack. Niet naar het brandende pand, maar naar de omgeving. Het aangrenzende Wartsila brandde af en de ATM kon alleen nog met inderhaast opgeworpen dijkjes voorkomen dat de brandende vloeistoffen bij de grootste verwerker van chemisch afval in Brabant naar binnen dreven.
En misschien heeft u ook de filmpjes op Youtube gezien hoe mensen wanhopig in hun auto rondreden om een route te vinden om het brandende pand heen, en hoe zelfs een groep werknemers inderhaast met een bootje naar de overkant van het Hollands Diep geëvacueerd moesten worden. Zou het nou niet beter geweest zijn als men die evacuatieproblematiek van tevoren overdacht had? Op complexniveau?
Daarna kreeg het industrieterrein Moerdijk een eigen, in onderling beheerde, brandweer. Dat was hoog tijd.
Veiligheid zou niet alleen maar een kenmerk moeten zijn van afzonderlijke ondernemingen, maar ook een collectief kenmerk van een bedrijventerrein. Op zijn minst als daar categorie 4 en 5 inrichtingen staan. Het is niet voor niets dat het gevaarlijkste bedrijventerrein van Nederland, Chemelot bij Geleen, als één samenhangende rechtspersoon functioneert. En het is modern: ook MSD/Organon en het Life Science Park in Oss zijn als Stichting georganiseerd.

Een mooi voorbeeld van een collectieve aanpak is het systeemNL-Alert. Dat gebruiken ze in Israel tegen raketten en in Japan tegen tsunami’s en op industrieterrein Moerdijk hebben ze het omgebouwd voor branden en gifwolken. Aan dit CBIS-systeem zit een databank vast en een meteo, zodat een snelle analyse mogelijk is. Bij De Hurk gaat alleen het luchtalarm af en dan moet het personeel van het buurbedrijf maar raden of ze juist wel of juist niet naar buiten moeten gaan. High tech – regio zei men toch?

Een ander mooi voorbeeld van een collectieve aanpak, Vz, is de omgang met de geluidsruimte binnen een overvolle zone. Ook dat is iets wat het beste onderling geregeld kan worden.
Daarmee kom ik op een van onze opmerkingen. Ik blijf het vreemd vinden dat de Theresiastraat en een deel van de Zeelsterstraat binnen de 60 dB(A)-grens liggen. De ambtelijke reactie op onze zienswijze is, met permissie, onzin. Als de zonekaart alleen nog historische waarde heeft, schaf hem dan af en zet de goede kaart in het BP. Wij willen toch dat overheidsdocumentatie leesbaar is? Verder handhaaf ik onze stelling dat de 55 dB(A)-grens dicht naar de terreingrens teruggedrongen moet worden.

Tot slot, voorzitter. Wij krijgen het argument dat onze mening niet in het bestemmingsplan thuishoort. Hierover hebben wij nagedacht en het is ten dele waar. Maar als de aanwezigen hier onze mening delen, Vz, dat een meer collectieve benadering van bedrijfsterreinen nastrevenswaardig is, dan hoop ik dat deze discussie bij andere gelegenheden opnieuw opgepakt wordt.

Dank u.                                                                      Bernard Gerard

Bijgevoegd de zienswijze waarop deze mondelinge reactie betrekking had.
–> Zienswijze namens de Vereniging WNM vs2

Hierbij hoort een vervolgverhaal. Op het moment dat ik dit verhaal achteraf dateer (28 jan 2014) was die nog niet bekend, maar later bleek het een slepend proces te worden. Ik kom hier later op terug.