Ik ploeterde om half zes als een ochtendzombie mijn bed uit om mee te doen met de actie van Milieudefensie voor eerlijke melk, fase 2 (voor fase 1 zie Onze melk is niet houdbaar – ik wil eerlijke melk! ). Het zombiebestaan duurde niet lang want het was pokkeweer.
Milieudefensie Eindhoven had affiches gemaakt (gelukkig vanwege de regen geplastificeerd) om het gevoel te geven van een fictieve bomenkap, zoals die in het echt voorkomt in grote delen van Zuid-Amerika voor de productie van soja, die hier naar toe gesleept wordt om in de maken van koeien, varkens en kippen te stoppen die er melk, eieren en vlees van maken. En heel veel stront, wat ook weer een probleem is.
De door de soja-monoculturen gecreëerde wantoestanden worden beschreven op de site op de affiche https://milieudefensie.nl/allemaallokaal/kapbezwaar .
Ik hielp mee in het Gebroeders Hornemanplantsoen, en de andere ploeg werkte in het Philips-de Jong wandelpark. Na iets van anderhalf uur (in de regen) zag het er heel anders uit.
Anti-sojaaffiches ophangen in het GebrHornemanplantsoen op 22 feb 2017Straatbeeld van de Edenstraat toen het licht was, en ik aan het werk
De energiemanager, Wilbert Hermans, van de landelijke organisatie Centerparcs heeft Milieudefensie geantwoord op de brief over een warmteplan voor zijn vestiging Kempervennen in Bergeijk. De afvalwarmte van skihal Montana (een zelfstandige onderneming) zou ingezet moeten worden in de naastgelegen Kempervennen-faciliteiten. Zie het eerdere artikel Milieudefensie in Open Brief aan Kempervennen: maak een warmteplan!
Montana Snowcenter op het Kempervennenterrein in Westerhoven (Bergeijk)
Een dergelijk plan is al eens besproken in november 2015, zegt Hermans. Er zijn echter nogal wat mitsen en maren, zoals de onderlinge
afstand, de benodigde temperaturen, de kosten van een backup-voorziening en de kosten van verbouwing in een draaiend park.
Daardoor is het nog niet tot realisatie gekomen, maar wat niet is, kan in gewijzigde omstandigheden nog komen.
Centerparcs wil in 2020 20% energie bespaard hebben t.o.v. 2010, en zat eind 2016 op een tussenstand van 12,5% (dus ongeveer op koers).
De vergelijking met Landal (een klein prikje) gaat men graag aan.
Commentaar.
Wat Hermans zegt, is niet absurd. Het zijn de gebruikelijke problemen bij warmte-investeringen.
Technisch zijn de problemen oplosbaar. Met warmtepompen zijn temperaturen van elk niveau naar elk niveau op te fokken. Er worden met warmteleidingen veel grotere afstanden overbrugd dan van de skihal naar de Kempervennen, hoewel dat op een gegeven moment onpraktisch wordt.
Het is vooral een financieel verhaal. Daarmee geldt voor Centerparcs wat voor veel andere ondernemingen ook geldt, nl dat in praktijk alleen hele korte terugverdientijden tot investeringen leiden.
Overigens bestaan er voor het bedrijfsleven de verplichtingen van het Aktiviteitenbesluit en het systeem van MJA-subsidies. Ik ga daar voor Milieudefensie, samen met iemand anders, daar eens rustig op zitten studeren.
Het resultaat van dat rustig nadenken is dat ik voor MilDef een nieuwe brief aan Center Parcs geschreven heb met waardering voor de positieve grondtoon van het antwoord, maar met een aantal kritische vragen. De brief is hier Montana_brief aan Hermans (CPE) met vragen_16 febr2017 te vinden. Aangedrongen wordt op een Energie Prestatie Keuring, zoals die elders in het bedrijfsleven ook gepraktiseerd wordt. Verder wordt gemeld dat de relatief lage impact, die het gebruiken van restwarmte op het landschap heeft (vergeleken met all electric)in het belang van Center Parcs is. de vraag over de vijf jaar-termijn staat erin omdat de Wet Milieubeheer eist dat investeringen met een kortere terugverdientijd dan 5 jaar verplicht zijn. Overigens hebben restwarmteprojecten vaak ene langere terugverdientermijn.
(Dit bericht is overgenomen van Milieudefensie).
Toegevoegd moet nog worden dat het omstreden arbitragesysteem ICS pas van kracht wordt als alle nationale parlementen CETA geratificeerd hebben. Dat betekent dat het debat in de Tweede Kamer, dat nog moet plaatsvinden, een forse inzet heeft!
Ikzelf vind het arbitragesysteem, dat nationale wetgeving omzeilt en een parallel juridisch systeem betekent dat alleen grote internationale bedrijven bevoordeelt, de hoekigste steen des aanstoots in dit soort verdragen.
CETA is goedgekeurd door het Europees Parlement. Van de Nederlandse partijen waren VVD, D66 & CDA voor. PvdA & CU onthielden zich van stemming, alle anderen waren tegen CETA. Dit biedt wel perspectief voor de stemming in de Tweede Kamer in het najaar! Want als dan Nederland tegen stemt, kan CETA alsnog teruggetrokken worden.
CETA treedt nu in volledige werking. Zie dit artikel voor wat de gevolgen hiervan zijn (dat hebben we inderdaad niet in een half uurtje uit de mouw geschud; we waren op het slechte nieuws voorbereid).
Openbare avond Milieudefensie en FNV over CETA, TiSA en TTIP in Geldrop op 17 okt 2016
Vijf dingen die gebeuren nu CETA voorlopig in werking treedt
15 februari 2017
Ceta treedt voorlopig in werking, wat betekent dat? De voorlopige inwerkingtreding heeft een hoop gevolgen, hieronder onze top 5
1 Daling Belastinginkomsten
Beide landen schaffen bijna 99 procent van alle importheffingen af, Canada en de Europese Unie lopen daarmee miljoenen aan belastinginkomsten mis..
2 Oneerlijke concurrentie
Canada heeft lagere productie-, arbeids-, milieu- en dierenwelzijnstandaarden. Dat betekent dat zij goedkoper kunnen produceren dan landen in de Europese Unie. Met als gevolg dat onze concurrentie positie op veel vlakken enorm verzwakt.
3 Meer teerzand en schaliegas
Omdat veel restricties onder het verdrag wegvallen kan Canada makkelijker teerzandolie en schaliegas naar de Europese Unie exporteren. Beide fossiele energiebronnen zijn slecht voor het klimaat en de productie ervan heeft een verwoestend effect op het milieu en de natuur.
4 De chloorkoeen kiloknallers vol groeihormonen
De chloorkip komt er niet, maar de chloorkoe wel. Rundvlees mag in Canada worden behandeld en gewassen met chloor. Bovendien worden runderen en varkens in Canada vlak voor de slacht ingespoten met groeihormoon ractopamine. Dat is hier verboden vanwege zorgen over de gevolgen voor onze gezondheid. Het vlees komt bovendien van megastallen.Canadese kiloknallers kunnen vanaf volgende maand al in de schappen van de supermarkt liggen.
5 Amerika via de achterdeur
CETA is een achterdeur voor multinationals uit de Verenigde Staten. Zo’n 80 procent van de Amerikaanse grote bedrijven heeft een vestiging in Canada en kan zich langs die weg ook storten op de Europese markt. Bedrijven uit de Verenigde Staten zijn al volop aanwezig op de Europese markt. Nieuw is dat zij met CETA, als het verdrag volledig inwerking treedt, gebruik kunnen maken van nieuwe rechten die hen extra bescherming geven als zij zich benadeeld voelen door nieuwe wetgeving van onze overheid, bijvoorbeeld op het gebied van milieu.
Worden we er, ondanks alle nadelen, rijk van?
Was het maar waar, dan leverde het tenminste nog iets op. Volgens de Joint Study van de EU Commissie en Canadese overheid zal CETA een extra economische groei van 0.08% voor de EU opleveren. Dit komt neer op een extra 45 cent per EU inwoner, en alleen zeven jaar nadat het verdrag van kracht wordt.Dit komt neer op een kopje koffie per elke 7 weken. Als CETA er komt en je over 7 jaar een kopje koffie drinkt, geniet er van, want daar is dan een hele hoge prijs voor betaald.
Een hele rits Chinese geleerden, waarvan Li Lai de eerste naam is, heeft in kaart gebracht hoeveel koolstof er tussen 1990 en 2010 aan het Chinese plantendek en de Chinese bodem onttrokken of toegevoegd is ten gevolge van Land Use and Cover Change (LUCC) en ten gevolge van het beheer van het plantendek dat hetzelfde bleef – voorwaar, een monumentale prestatie.
Je zou denken dat als dit in China kan, het ook in Nederland zou moeten kunnen en zelfs in Noord-Brabant.
De publicatie stond in Science Advances van 12 februari 2017. De tekst is te downloaden op http://advances.sciencemag.org/content/2/11/e1601063.full .
Zoals bekend hebben er van 1990 tot 2010 gigantische veranderingen plaatsgevonden in China. Er zijn miljoenensteden gebouwd, maar aan de andere kant hebben er ook grote herbebossingsprojecten plaatsgevonden. Af en toe verneemt men uit China verstandige opmerkingen, en zelfs handelingen, met betrekking tot het klimaat.
In dit artikel moet bedacht worden dat er twee belangrijke ontwikkelingen geanalyseerd worden:
veranderingen in een koolstofvoorraad doordat de ene gebruikswijze van een gebied omgezet wordt in een andere gebruikswijze (gras wordt bos of gras wordt stad). Dit is LUCC.
Over de hele periode gemiddeld ging er overall door LUCC per jaar 11,5Tg koolstof uit de bodem verloren en kwam er per jaar 13,2Tg koolstof bij aan vegetatie.
veranderingen in een koolstofvoorraad door het beheer (management) waarbij de gebruikswijze dezelfde blijft (bos brandt af of wordt kaalgevreten, maar blijft bos) of een akker wordt goed onderhouden en slaat koolstof op.
Bij elkaar gaat er ongeveer 131Tg/y de lucht in door rampen en slecht bosbeheer, zoals bosbranden en insectenplagen en houtkap. Daar staat tegenover dat boerenland en graslanden samen bijna 28Tg koolstof per jaar uit de lucht plukken.(Een Tg is wat normale mensen 1 miljoen ton noemen.)
Doe deze getallen *20 en je hebt de sommatie over de onderzoeksperiode.
De totale balans wordt dus gedomineerd door slecht bosbeheer.
De getallen zijn zeer ongelijk over China verdeeld, getuige onderstand kaartje van de koolstofbalans door LUCC in zes categorieën voor elk van de zes landdelen.
LUCC-gerelateerde koolstofemissies in China
Om het te snappen neem ‘North’ = midden boven. De cijfers 1 t/m 6 staan eronder uitgelegd en 2 is herbebossing. De Chinezen leggen een gigantische bomenrij aan langs de rand van de Gobi-woestijn (welke naam in het Mongools “heel groot en droog” betekent). Dat zie je meteen terug in nieuw vastgelegde koolstof van 24Mg per hectare per jaar (een Mg = 1000kg = 1 ton). Tegelijk gaat er 9 ton koolstof per hectare per jaar uit het systeem als gevolg van het in cultuur brengen van land. Enzovoort.
Vergelijkbare cijfers voor ‘Noord-West’ = links boven.
Hieronder wordt in beeld gebracht wat er gebeurt op het schaal van elk van de zes landsdelen per jaar door de omgang (management) met bestaande bestemmingen (die dus gehandhaafd blijven). Weer om het te snappen: in “North’ gaat veel koolstof de lucht in door slecht bosbeheer, maar wordt nog meer koolstof vastgelegd door de landbouw.
Grasland legt overal koolstof vast (vooral in de bodem).
Het beeld binnen China is dus opnieuw zeer wisselend.
Koolstofveranderingen, per landsdeel en per jaar, ten gevolge van het managen van een bestaande bestemming
Is dit nou veel?
Het is lastig om een dergelijke getallenbrij te interpreteren.
In elk geval trekt de publicatie de conclusie dat er zoveel koolstof de lucht in gaat door slecht beheer, dat bij goed beheer de Chinese bodem en het erop groeiend plantendek als geheel een netto ‘sink’ voor koolstof zou moeten worden. Dat kan voor het bereiken van het Parijse Klimaatakkoord van belang worden.
In de publicatie wordt geprobeerd er wat vergelijkingsmateriaal tegen aan te gooien, maar dat is niet erg geslaagd. Het springt heen en weer tussen allerlei plaatsen en periodes, en gebruikt LUCC en management en combinaties daarvan door elkaar.
Ik zal het plaatje geven. Misschien dat er lezers zijn die er meer chocola van kunnen maken als ik. Dat hoor ik dan graag.
De bedoeling van de auteurs is in elk geval te bewijzen dat China maar een relatief klein deel van de LUCC-koolstof in de wereld voor zijn rekening neemt.
Onder deze titel publiceerde de Brabantse Milieu Federatie (BMF) op 3 februari 2017 de studie “Volksgezondheid en veehouderij: alles op een rij”. De studie is in opdracht van de BMF geschreven door (als hoofdauteur) Mariken Ruiter, een arts uit Nistelrode, en voor het hoofdstuk ‘Milieudruk’ door Carin Rougoor van het CLM (Centrum voor Landbouw en Milieu). De illustraties zijn van Sandra de Haan, dee foto’s van Kees de Bruijn en Geert Verstegen.
Het is een literatuurstudie. De auteurs hebben zelf geen epidemiologisch onderzoek gedaan, maar geïnventariseerd wat er al bestond en dat voor een breed publiek op een rij gezet. Dat is als regel goed gebeurd. Aan wie een snel en breed overzicht van de gezondheids- en milieuaspecten van de veehouderij wenst, kan lezing van deze studie worden aangeraden. De volledige tekst kan gevonden worden op www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/rapport-volksgezondheid-en-veehouderij-aangeboden-aan-provincie/ .
De studie is betaald door de BMF, die op zijn beurt de kosten afgedekt heeft met crowd support. Ik heb zelf ook meebetaald.
Commentaar mijnerzijds – algemeen Ik deel de eindconclusie van de studie (blz 49)en die samengevat kunnen worden in de eerste zin “De veehouderij brengt aanmerkelijke risico’s voor de volksgezondheid met zich mee. Deze risico’s reiken verder dan de omgeving van de stal.”
Zoönosen
Ik heb van de medische hoofdstukken te weinig verstand om mij aan een commentaar te wagen. Voor zover mijn bescheiden kennis reikt, zijn de hoofdstukken over zoönosen en resistentie goed.
Ik heb wel wat kanttekeningen bij het hoofdstuk over fijn stof en ammoniak.
Fijn stof en ammoniak Luchtverontreiniging is een complex verhaal, en daarbinnen de component fijn stof ook.
Het probleemveld op verschillende manieren worden onderverdeeld.
Normaliter komt men twee onderverdelingen tegen: naar grootte of naar samenstelling.
Die naar grootte leidt tot begrippen als PM10 (kort door de bocht korreltjes met een diameter <10µm), PM2.5 of PM0.1 (ultrafijn stof).
Die naar samenstelling leidt tot namen als roet, metaalslijpsel, of secundaire aerosolen.
Ruiter hanteert een eigen indeling, nl in primair en secundair fijn stof. Primair is wat direct uit de stal komt, en secundair is wat in de atmosfeer ontstaat als enerzijds ammoniak uit de stallen en anderzijds stikstofoxides NOx (vooral verkeer) of zwaveloxide (SOx) (tegenwoordig vooral vuile brandstof en dus vliegtuigen) met elkaar reageren. In het vakjargon noemt met deze reactieresultaten Secondary Inorganic Aerosols (SIA’s).
Overigens zijn ammoniak en stikstofoxides op zichzelf ook giftige gassen, dus als die gassen niet reageren tot SIA’s, is er ook een probleem.
Het is mij niet a priori duidelijk wat het ergste probleem van beide is.
Ruiter verdeelt verder dit primair en secundair fijn stof in wat wel of niet uit of door de stal komt. Haar onderverdeling stal-niet stal klopt grofweg qua orde van grootte.
Door aan primair en secundair vast stof beide een even grote halve cirkel toe te kennen, en die aan elkaar te plakken, wordt de indruk gewekt dat er evenveel primair als secundair fijn stof is. Dat is niet zo. De linker halve cirkel moet per definitie groter zijn.
De SIA’s vormen een flink deel van wat normaliter PM2.5 heet, maar niet alles. Het RIVM gaf in 2013 (Dossier fijn stof_1_stof: hoe en wat) als samenstelling voor PM2.5 (waarbij in praktijk in Brabant bijna altijd de linkerkolom geldt) :
Samenstelling PM2.5 RIVM jan 2013
De categorie “secundair” van Ruiter komt overeen met de donkerblauwe kleur in bovenstaande kolom.
Het probleem is nu dat, voor zover er recente wetenschappelijk onderbouwde medische dosis-effect relaties bestaan, gaan die vooral over PM2.5 (de totale kolom) of bijv. over roet (een deel van de lichtblauwe
bijdrage).
Er zijn geen kwantitatieve dosis-effect relaties bekend tussen alleen SIA’s (het donkerblauwe deel) en medische effecten. Ook kwalitatief is het verband niet ondubbelzinnig, ook niet in de door Ruiter aangehaalde literatuur.
Proefdieren die in een laboratorium alleen maar ammoniumnitraat of -sulfaat in de neus gesprayed krijgen, ondervinden daar als regel geen hinder van. Tegelijk wijzen andere studies erop, dat in het werkelijke leven die SIA-stoffen wel met gezondheidsschade geassocieerd zijn. Het is daarbij niet duidelijk, of het verband causaal is, of dat het indirect is (bijv.omdat SIA’s hygroscopisch zijn). In elk geval lossen deze stoffen goed op in water, dus in het lichaam kunnen het geen korreltjes blijven.
Geleerden wagen zich op dit moment niet aan een onderverdeling naar gevaar van de verschillende bestanddelen van PM2.5 en doen alsof alle componenten even gevaarlijk zijn. Dat is een wetenschappelijk zwaktebod dat ongetwijfeld niet het eeuwige leven heeft.
Ruiter zit met het probleem dat de meeste kennis opgebouwd is door studie van het verkeer in stedelijk gebied, maar dat er weinig rechtstreeks bekend is van de landbouw. Wel staat vast dat de landbouw op zijn eentje goed is voor bijna de hele ammoniakuitstoot, en dat een deel van de ammoniak eindigt als SIA. Haar belangstelling voor SIA’s valt dus te volgen.
Bij gebrek aan beter moet Ruiter zich op genoemd wetenschappelijke zwaktebod baseren. Ze zegt terecht dat niet precies bekend is welke gezondheidseffecten in welke mate optreden door welke componenten, maar daarna (met een naar mijn smaak te grote stelligheid) dat ammoniak uit de veehouderij goed is voor de helft van de vroegtijdige sterfte van alle Nederlanders door luchtvervuiling (die is ongeveer een jaar).
Omdat echter van de totale “PM2.5-kolom” goede epidemiologische dosis-effect relaties bestaan, is het voor al die Nederlanders een schrale troost als de SIA-component relatief minder belangrijk zou blijken. Als de totale lengte van de kolom een gegeven waarde is (bijvoorbeeld 16µgr/m3 ), dan moet er iets anders zijn wat extra belangrijk is (bijv. koolstofhoudend materiaal of metalen of ongespecificeerd). Het probleem verschuift maar wordt daarmee niet opgelost.
Hoe dan ook, alle deskundigen vinden dat de ammoniakuitstoot omlaag moet en dat is geheel terecht. De totale PM2.5 – kolom krijgt dan een lagere absolute waarde (bijv 14µgr/m3 ). Met, hoe dan ook, enige vermindering van de voortijdige sterfte.
Brunekreef e.a. zeggen in The Lancet Respiratory Medicine (07 okt 2015) dat de EU tussen 2005 en 2020 de zwaveloxides met 59% terug wil brengen, de stikstofoxides met 42%, en ammoniak met maar 6%.
Overigens zeggen Brunekreef ea in dit artikel ook dat de stikstofbelasting de EU jaarlijks €75-485 miljard per jaar kost, en dat technische anti-ammoniakmaatregelen en handhaving daarvan zeer veel minder kosten.
Nog een laatste kleine opmerking, nl dat Ruiter de EU-fijnstofnorm noemt van 40µgr/m3 bij een WHO-aanbeveling van 20µgr/m3 . Dat is voor PM10.
Voor PM2.5 zijn dezelfde getallen respectievelijk 25 en 10µgr/m3 .
Milieudruk: gezondheidsschade in binnen- en buitenland, en overige risico’s Hier enkele kleinere opmerkingen.
Anders dan gezegd, is de landbouw in de Brabantse Kempen waarschijnlijk niet de voornaamste bron van zink en cadmium in het grondwater. Er staat in de aangehaalde referentie dan ook dat er voor De Kempen een apart grondwaterplan is.
De hoofdschuldige daar is de non ferro-industrie in de tijd dat die nog met thermische processen werkte, bijvoorbeeld de zinkfabriek in Budel. De dampen waaiden als een deken over de omgeving en elke onderwaterbodem in dit deel van de wereld is chemisch afval zolang het tegendeel niet bewezen is.
Luchtfoto Nyrstar Budel. Men zou zich hier een zonnepark kunnen voorstellen. De bekkens zijn 0,43km2 groot.
Ten aanzien van het bestrijdingsmiddelenverhaal focust ook Ruiter zich weer op Roundup. Het is zeer wel mogelijk dat in de hoeveelheden Roundup, die op de Argentijnse soja-monoculturen uitgestort zijn, daar medische effecten hebben.
In Brabant echter blijkt uit metingen, dat Roundup/glyfosaat een relatief klein probleem is te midden van andere bestrijdingsmiddelen, die gevaarlijker zijn en meer voorkomen.
Het Brabantse milieu zou er baat bij hebben als milieumensen zich op basis van wetenschap met bestrijdingsmiddelen gingen bezig houden, en niet op basis van gemakzuchtige vooroordelen.
Zie Bestrijdingsmiddelen in Brabants grond- en oppervlaktewater
Het H2S-probleem in Deurne is in hoofdzaak niet antropogeen, wat de maatschappelijke discussie hierover ook beweert. Hetzelfde verschijnsel heeft zich ook voorgedaan midden in Eindhoven en in Utrecht.
Er zijn echter mechanismes voorstelbaar die maken dat het wel in bijzaak antropogeen is, waaronder gebonden aan de landbouw. Of dat werkelijk zo is, is niet goed uitgezocht.
Zie Zwavelwaterstof in Deurne (en in de rest van Brabant)
Ik heb in deze kolommen mijn mening over het bewerken van mest in extenso gegeven en ga dat niet herhalen.
Mijns inziens is het vergisten en hygieniseren van mest verstandig, niet omdat het iets aan het mestprobleem verandert, maar omdat het andere problemen helpt oplossen (klimaat, energie, volksgezondheid). Denkbare problemen zijn met een goede ruimtelijke ordening en een goede vergunningverlening op te vangen.
Het scheiden en indikken van mest is een methode om fosfaat toegankelijker te houden en daarmee in principe goed, maar niet als methode om de veestapel in stand te houden of zelfs te laten groeien.
De 25% van de ‘mest’ die zoek is, is in praktijk de 25% van het nitraat dat zoek is. Fosfaat raakt niet zoek en dikke fractie ook niet, want heeft waarde. Nitraat heeft nauwelijks waarde.
De anti-sojaimportactie Ik heb op deze site al wel vaker geschreven over de anti-soja importactie van mijn Vereniging Milieudefensie.
Aan de leverende kant leidt de grootschalige teelt van soja tot problemen. Zittende boeren worden van hun grond verdreven, de bodem wordt uitgeput, er wordt op grote schaal tropisch regenwoud gekapt, de monocultures worden in grote hoeveelheden met gif bespoten.
Aan de ontvangende kant (dus bij ons) helpt diezelfde soja mee om een dolgedraaide veeteelt in stand te houden. Dit kleine en dichtbevolkte land is de tweede agrarisch exporteur ter wereld en voorziet elk jaar 50 miljoen mensen van vlees en zuivel. Het veeteeltsysteem is alle draagkrachtgrenzen van het systeem gepasseerd.
Er heeft een hele tijd een handtekeningenactie gelopen, die eind november 2016 55000 handtekeningen opgeleverd heeft (waarvan 1200 via onze Eindhovense Milieudefensie-afdeling).
De melk-actie Als vervolg hierop heeft Milieudefensie een landelijke campagne opgezet, die zich richt op het agrarische systeem als zodanig, met melk als icoon. Hoe eerlijk is onze melk? Niet dus.
Milieudefensie heeft als eerste stap een krant gecomponeerd waarin alle aspecten van ons agrarisch systeem aan de orde komen, met nadruk op de melkveehouderij. Die krant is op maandag 6 februari 2017 in een landelijke oplage van 125000 verspreid, eerst bij een groot aantal stations en daarna in buurten en via organisaties.
In het donker voor het station (maandag 6 feb 2017, foto Ank Hermens)
In Eindhoven maakte ik deel uit van een ploeg van negen mensen, die van half zeven tot negen bij de stations Centraal en Strijp S gestaan heeft. Grofweg de helft van de Eindhovense oplage (7000) ging daar weg en het merendeel van de rest kort daarna. Er is nog een beperkte voorraad voor wie wil, maar niet lang meer.
Er komt in februari nog een tweede actie.
Op 4 maart wordt deze campagne afgesloten met een ludieke actie en een feestelijke talkshow.
Geheel ouderwets met bakfietsen (na afloop aan de koffie)
De krant is een spoof-versie van wijlen De Pers, die als gratis krant een goede reputatie had (bij het verspreiden vragen mensen af en toe verheugd of De Pers weer terug is, maar dan moeten we helaas antwoorden dat het maar voor één keer is).
Het is een leuke krant geworden. Ik raad hem iedereen ter lezing aan. Dat kan op https://depers.org/ .
Het is een mengsel van (weinig) satirische artikelen en (veel) serieuze artikelen.
De positie van de boer wordt uitgelegd, o.a. aan de hand van de kostprijs van melk. De ‘gewone’ (niet-biologische) boer ving in de afgelopen jaren zo’n 30 cent per liter melk, terwijl zijn kostprijs (afhankelijk van het bedrijf) rond de 36 cent per liter schommelde. Volgens de Dutch Dairymen Board (die samen met Europese zusterorganisaties laat uitrekenen wat een eerlijke prijs voor melk is in de verschillende EU-landen) zou dat in Nederland 45 cent per liter moeten zijn. Dan heeft ook de boer een reëel inkomen. Nu draaien in feite veel boerderijen op het werk van de boerin.
Bij Albert Heijn betaal je als consument ergens rond de 100 cent/liter (online). Bij de LIDL in de winkel kost melk iets van 70 cent/liter.
Biologische boeren draaien beter, omdat dat een beschermde titel is. Veel ‘gewone’ boeren willen ook wel biologisch worden, maar als dat er meer zijn dan de vraag, slaat ook deze reddingsboot om. Dus lezer: meer biologische melk gaan drinken!
De impact van koeien op het klimaat
Onder de titel “De koe maakt gehakt van ons klimaat” pleit klimaat-
wetenschapper Pier Vellinga voor een halvering van onze veehouderij. Het klimaateffect van alle mondiale herkauwers (anderhalf miljard stuks) is even groot als het klimaateffect van alle auto’s ter wereld opgeteld. Telt men ook de voerproductie mee, bewerkingen en transport, dan schiet het klimaateffect omhoog tot dat van alle transport samen (auto, schip, vliegtuig opgeteld). Vellinga vindt dat iedereen 80% vegetarier moet zijn (6 dagen vlees per maand).
Interview van Vincent Bijlo met de Boze Koe die zich niet gehoord voelt
Mijn persoonlijke favoriet is het (satirische) interview van Vincent Bijlo met de Boze Koe die zich niet meer gehoord voelt. Het beest is overigens zwart-wit.
Ik ga dat verder niet verklappen.
Er staat ook een puzzel in de krant en een recept voor een veganistische rode kool-stoofschotel.
Enig voorbehoud Ik ben het op hoofdlijnen met de Milieudefensie-analyse eens, want anders zou ik de actie niet zelf steunen.
Maar nogal eens komen dit soort opvattingen in de maatschappij voor als een soort ideologisch totaalpakket. Als je vindt dat het klimaat gespaard moet worden en dat er meer vegetarisch gegeten moet worden en meer agro-ecologisch of biologisch geboerd moet worden, zit dat vaak in een totaalpakket met kleinschaligheid, terug naar vroeger-romantiek, leven als een monnik geacht werd te doen, een anti-technologische houding en genetische modificatie die principieel verdorven is. Dit ideologische, een soort Groenlinks-achtige, totaalpakket deel ik niet.
Eigenlijk pas ik in geen enkel hokje helemaal.
De melk-krant van Milieudefensie is wat dit betreft redelijk koosjer, maar bij andere gelegenheden komen die reflexen nog wel eens naar voren.
Bij andere milieuverenigingen overigens nog vaker en intenser.
Inleiding De luchtvaart is de snelst groeiende bron van klimaataantasting. De luchtvaart is goed voor ca 2,5% van de mondiale CO2 – uitstoot. Omdat veel uitlaatgassen op ca 10km hoogte in de atmosfeer komen, bestaan er ook niet-CO2 – mechanismes die een ongeveer even groot effect op de opwarming van de aarde hebben.
Bij de Klimaatovereenkomst in Parijs heeft men de lucht- en scheepvaart bewust buiten beschouwing gelaten. De mondiale luchtvaart moest via de International Civil Aviation Organization (ICAO) ingeperkt worden. Na lang onderhandelen werd in oktober 2016 door de 191 ICAO-landen het eerste klimaatakkoord in de luchtvaart gesloten. Een akkoord wat door de luchtvaartwereld bejubeld werd, en door de milieuwereld verguisd.
In Europa probeert men al langer tot een regulering van de luchtvaart te komen. De 28 EU-landen plus Noorwegen, Ijsland, Liechtenstein en Zwitserland (gemakshalve aangeduid als EEA+) heeft de Europese luchtvaart ondergebracht in het Europese Emission Trade System (EU ETS). Voor wat dat waard is, want de bedoeling is dat men emissierechten koopt die elders vrijkomen, maar die kosten bijna niks.
Het systeem gold voor vluchten met start en landing binnen de EEA+
(kortheidshalve Intra-EU). In 2012 heeft de EU geprobeerd om het systeem uit te breiden met vluchten die alleen de start of landing binnen de EU hadden (waarmee uiteraard de reikwijdte van het systeem vele malen groter zou zijn geworden), maar toen de groten der aarde een grote mond opzetten werd dit idee snel weer in de ijskast gezet. Men wilde wel Airbussen blijven verkopen aan China.
Het zou in de ijskast blijven tot de ICAO zelf met een plan was gekomen – wat dus nu gebeurd is. Nu moet de EU zeggen wat ze willen, en de uitkomst is dat de intra-EU versie van kracht blijft (liet de EU weten op 3 februari 2017).
Dus binnen de EEA+ gelden de Europese regels, en daarbuiten de ICAO-regels
Het ‘maatregelenmandje’ van de ICAO
Hoe werken beide systemen? De ICAO-afspraken zijn:
tot en met 2020 gebeurt er niets
in 2021, 2022 en 2023 is er een pilotfase met vrijwillige deelname
van 2024 t/m 2026 is de eerste fase met vrijwillige deelname
van 2027 t/m 2035 is de tweede fase, die verplicht is. 118 landen, waarvan de gezamenlijke luchtvaart zeer beperkt is, hebben ontheffing.
66 landen, goed voor 86,5% van het internationale vliegverkeer, doen de hele tijd mee. Vanaf 2027 zullen ook Brazilie, India, chili, de Phillipijnen, Rusland, Saoedi-Arabië en Zuid-Afrika meedoen. De lijst, alsmede veel informatie, is te vinden op www.icao.int/environmental-protection/Pages/market-based-measures.aspx .
De in de verschillende fasen deelnemende landen
De ICAO-afspraken gaan alleen over CO2 , niet over niet-CO2 -effecten
Het gemiddelde van 2019 en 2020 wordt als baseline genomen ten opzichte waarvan gemeten wordt (de rest van de wereld meet t.o.v. 1995 of pre-industriele tijden)
Het is een ‘offset-systeem’. De luchtvaart mag onbeperkt groeien, maar groei boven de baseline van 2020 moet ‘gecompenseerd’ worden vanaf het moment dat een land meedoet met het systeem.
Deze set afspraken heet het ‘CORSIA-stelsel’.
Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over een efficientere organisatie en routering in de lucht, en (zeer conservatieve) afspraken over technische verbeteringen aan nieuwe vliegtuigen. Deze blijven hier buiten beschouwing.
De EU-afspraken zijn:
De luchtvaart binnen de EEA+ wordt ondergebracht in één stelsel met andere grote CO2 – producenten als energiecentrales, raffinaderijen, staalfabrieken
op het totale stelsel komt een cap die langzaam daalt (dus een maximale productie)
ook enkele andere broeikasgassen tellen mee, maar de speciale effecten op 10 km hoogte niet
vooralsnog daalt de cap op het luchtvaart-deel niet
emissierechten zijn verhandelbaar. Een windmolen in Nederland produceert als het ware rechten die een kolencentrale in Polen kan kopen. (De praktijk is dat deze emissierechten per ton CO2 bijna niets kosten, want er zijn er veel te veel van).
Daartoe heeft CE Delft uiteraard aannames moeten doen:
groeipercentages per werelddeel
een verbetering van het brandstofrendement van 0,96% per jaar voor nieuwe vliegtuigen
een bezettingsgraad die toeneemt van 77% in 2010 tot 82% in 2040
een kerosineprijs die oploopt van ca $2/gallon in 2010 naar ca $3/gallon in 2040
Voor CORSIA komt CE Delft tot de slotsom dat over de looptijd van de overeenkomst (dus 2021 t/m 2035) mondiaal 3325 van de 12544 Mton CO2 worden afgedekt met een “offset”. Anders gezegd, 26,5% van de emissies wordt ergens op aarde door iets weggevangen. Omdat niet alle landen meedoen, is het in praktijk 21,6%.
Voor de EU komt CE Delft tot de slotsom dat over de looptijd van de overeenkomst (dus 2021 t/m 2035) in de EEA+ voor 796 van de 1707 Mton CO2 rechten moeten worden gekocht. Anders gezegd, 46,6% van de CO2 uit kerosine wordt gecompenseerd omdat elders een kolencentrale sluit of een staalfabriek efficienter gaat draaien, of iets in die geest. Of uit het grote overschot aan gratis weggegeven emissierechten.
Een ander goed artikel (begin 2017) was van de Belgische journalist De Cleene. Het stond het bij Eos, Nr.July/Aug, p.20-25, “Groetjes uit Utopia: Duurzaam vliegen bestaat niet” , maar het artikel is niet meer op het Internet te vinden.
Tenslotte kan men de site proberen van een afdeling Duurzaam Toerisme van de Nationale Hogeschool voor Toerisme en Verkeer in Breda (NHTV), waar nogal wat deskundigheid zit. Zie www.cstt.nl/press .
Eindhoven Airport en het klimaat Alle vluchten tussen Eindhoven Airport en een EEA+-bestemming (bij-
voorbeeld Athene) vallen onder het EU ETS. Van deze vluchten wordt de geproduceerde CO2 geacht voor 46,6% elders binnen het EU ETS-systeem gecompenseerd te worden.
Alle vluchten tussen Eindhoven Airport en een niet-EEA+-bestemming (bijvoorbeeld Antalya) vallen onder Corsia. Van deze vluchten wordt de geproduceerde CO2 geacht voor 21,6% elders op aarde met iets gecompenseerd te worden.
Tot 2020 (toevallig ook de looptijd van het huidige, op het Aldersadvies gebaseerd, beleid) gebeurt er sowieso niets.
Is de werkelijke praktijk op de grond gelijk aan de papieren praktijk? Op het EU ETS bestaat veel kritiek, omdat de emissierechten zo goedkoop zijn. Daardoor is zit er weinig drang op om klimaataantastende processen op te schonen.
Op de statistiek van het gebeuren is mij geen wezenlijke kritiek bekend.
De praktijk van CORSIA in reëel bestaande omstandigheden is voorals-
nog onduidelijk.
op de eerste plaats is de vraag of een ongemaximeerde groei uiteindelijk ongemaximeerd kan worden gecompenseerd.
Ik heb hierover in december 2016 een hele discussie gehad op De Correspondent naar aanleiding van een artikel van Bart Crezee is (te vinden op https://decorrespondent.nl/5759/deze-boeren-planten-bomen-om-onze-vlieguitstoot-te-compenseren-en-krijgen-daar-zelf-ook-veel-voor-terug/632464823133-cfee8ab6) , over herbebossing als compensatie voor de luchtvaart. De lezerreacties (waaronder die van mij) zijn alleen voor abonnees toegankelijk. Ik heb mijn eigen bijdrage eruit gelicht. Wie wil, kan hem lezen (discussie_Corresp_vliegtuigcompensatie met bosbouw_dec2016) .
Wat punten:
* hoe wil je een oneindige exponentiele groei als die van de luchtvaart bijhouden met een eindige reeks incidentele maatregelen?
* Bos groeit lineair, niet exponentieel
* Bos wordt na bijv 40 jaar gekapt. Alleen als het hout daarna een lang leven krijgt, blijft het buiten het systeem
* Hoe voed je het bos met stikstof en fosfor en kalium?
* Er is veel grond die herbebost kan worden, maar er is ook veel nodig voor andere doelen
Op de tweede plaats bestaan er al klimaatcompensatiesystemen, zoals de Clean Development Mechanismes van de VN (bestaand sinds het Kyoto Verdrag), en zoals het REDD (om het tropisch regenwoud te beschermen. (zie http://unfccc.int/kyoto_protocol/mechanisms/clean_development_mechanism/items/2718.php ) . Het is mij niet duidelijk hoe deze concurrentie gaat verlopen.
Bestaande MBM’s in 2014 (dus ver voor het luchtvaartakkoord)
Projecten (derde plaats) moeten ‘additioneel’ zijn. Het moet dus zonder luchtvaartgeld niet, en met luchtvaartgeld wel uitgevoerd worden. Dat is een zeer moeizaam verhaal.
Je moet een hele structuur opzetten van bureautjes en ontwikkelaars om het geld om te zetten in praktijk. Voor je het weet, gaat het net als met de herbouw van Italiaanse dorpen na de aardbeving of Groningse huizen na de gaswinning: 80 tot 90% blijft onderweg steken.
Kortom, ik zie nog niet meteen.
Mijn stelling: geen oneindige exponentiele groei van het vliegverkeer meer.
Het braakliggend veldhovens bedrijventerrein Habraken (Veldhoven)
Op 1 februari kwam er antwoord van de gemeente Helmond. Een constructief antwoord.
De gemeenteraad realiseerde zich dat er, ook in Helmond, nog te weinig duurzame energie wordt opgewekt (waar inderdaad geen woord teveel mee gezegd is, bg), dat Helmond in 2035 klimaatneutraal wil zijn, dat er dan inderdaad een tandje bij moet, dat in het duurzaamheidsprogramma ‘Alle lichten op groen!’ veel initiatieven ontwikkeld worden, maar dat dat inderdaad niet genoeg is. Er zijn nieuwe projecten nodig, waaronder zonnevelden.
Daarom gaat Helmond de komende tijd een visie ontwikkelen ‘hoe enerzijds om te gaan met initiatieven rond zonnevelden en anderzijds op welke wijze braakliggende bedrijventerreinen anders kunnen worden gebruikt’.
In het eerste kwartaal van 2017 wordt duidelijkheid beloofd.
Het is nog maar een jong onderzoeksveld, maar het trekt veel aandacht: is er verband tussen luchtvervuiling en dementie (al dan niet Alzheimer)? Iedere geleerde op dit gebied zal zeggen dat verder onderzoek nodig is, maar desalniettemin verschijnen de eerste ruwe kwantitatieve schattingen al.
Resultaten
In Science van 27 januari 2017 staat een overzichtsartikel van Emily Underwood, waarin ze de diverse studies langsloopt. Van oude honden in sterk vervuilde gebieden in Mexico, die geheel van de wap zijn en bij sectie meer amyloid b hadden dan even oude honden uit minder vervuilde gebieden. Deze studie was ad hoc en had te weinig wetenschappelijke kracht, maar triggerde vervolgonderzoek bij de University of South Califormia (USC), oa op muizen met een ingebouwd menselijk amyloid b – gen, dat vergelijkbare resultaten gaf. De
Opgevangen vuile lucht die gesprayed zal worden
vuile lucht, waar de muizen het slachtoffer van werden, kwam van 100m van een weg waarop 300.000 auto’s per etmaal reden (pakweg het dubbele van de Poot van Metz bij Eindhoven).
In een studie, die ten tijde van het artikel van Underwood nog moest verschijnen, zeggen de USC-researchers, op basis van een studie van 11 jaar, dat leven waar er meer dan 12 µgr/m3 PM2.5 in de lucht zit (de EPA-grens in de VS), het risico op dementie bij bejaarde vrouwen verdubbelt.
Later vond Chen van USC met hersenscans dat bij 1403 bejaarde vrouwen elke toename van 3,5 µgr/m3 PM2.5, een jaar of 6 a 7 voor de scan, tot 6cm3 verlies aan witte materie rond zenuwen leidt.
Er is geen verband gevonden met Parkinson of Multiple Sclerosis.
Ook benoemt Underwood een cohortstudie (Lancet, 4 jan 2017), waarin miljoenen volwassenen onder de 50 en boven de 55 gevolgd werden, die in 2001 in Ontario (Canada) woonden. Op minder dan 50m van een grote verkeersweg wonen voegde 7% extra kans op dementie toe (50-100m +4%, 100-200m +2%) t.o.v. wonen op 300m afstand. De cijfers zijn zelfs behoorlijk precies. In grote steden en bij een lang verblijf is het effect sterker.
Een studie onder 19000 gepensioneerde verpleegsters in de VS kwam tot de bewering dat elke 10 µgr/m3 PM2.5 tot twee jaar extra geestelijke veroudering leidt.
Herhaald zij nog eens dat dit voorlopige resultaten zijn. Er kan soms ook een geluidseffect in zitten of een armoede-effect (arme mensen wonen vaak dichter bij snelwegen), of andere vormen van stress. Genoemde data hoeven niet het laatste woord te zijn.
Bovendien is de ene mens (genetisch) vatbaarder dan de andere.
Mechanismen Hetzelfde voorbehoud dat er nog veel niet bekend is.
Werkingsmodel fijn stof in de hersnen
Men kan zich een direct mechanisme voorstellen (de stofkorreltjes belanden in de hersenen) of indirect (de korreltjes veroorzaken ontstekingsreacties en die werken indirect).
Met radioactieve koolstof gemarkeerde korreltjes onder de 200nm (0,2µm) halen in elk geval bij muizen, vanuit het neusslijmvlies en via de reukzenuw, uiteindelijk het cerebellum (achter in het hoofd).
PM2.5-concentraties in Brabant in 2014 (atlas Leefomgeving)
Hierboven een PM2.5 – kaart van Brabant in 2014 uit de Atlas Leefomgeving. De binnenstad van Eindhoven en Den Bosch zit rond de 16 µgr/m3 PM2.5, die van Tilburg rond de 15 en West-Brabant iets boven de 12 µgr/m3 PM2.5.
De research kan dus voor de Brabantse volksgezondheid van belang
blijken.
Inleiding Er was commotie over het rapport “Ammoniak in Nederland” van chemicus/filosoof Jaap Hanekamp, wetenschapsjournalist (van huis uit chemicus) Marcel Crok, en de Amerikaanse wiskundige Matt Briggs. Het initiatief lag bij het vakblad V-focus en het geld komt uit crowdfunding.
De schrijvers doen een aanval op het Nederlandse ammoniakbeleid. Dat zou niet effectief zijn, de ammoniakconcentraties zouden te hoog ingeschat zijn, bepaalde technieken om mest uit te rijden daardoor overbodig en te duur, en het beleid zou niet wetenschappelijk onderbouwd zijn. Niet mis allemaal, en vooral het RIVM krijgt er van langs. Wie een samenvatting wil lezen, kan het beste kijken op Croks website www.staatvanhetklimaat.nl.
Het rechtse kamp juichte. De PVV in de provincie stelde vragen, onze gereformeerde PVV-light, de SGP, ook in de Tweede Kamer, en uiteraard volgden er publicaties in de diverse landbouwbladen.
Hanekamp is begonnen bij de Stichting Heidelberg Appeal Nederland (HAN). Die publiceerde “artikelen die kritisch zijn tegenover het Nederlandse milieubeleid, dat vaak afgedaan moet worden als overbodig.”. Wikipedia berichtte ‘De Stichting HAN had stevige wortels in de agrarische wereld, met de Nederlandse Vakbond Varkenshouders als een van de belangrijkste geldschieters, maar rond de eeuwwisseling zou de focus meer verschuiven naar extern gefinancierde research. In deze periode was directeur Jaap Hanekamp professioneel verbonden aan de stichting. In het begin werden door de lange staat van dienst van de betrokkenen de artikelen van de stichting HAN welwillend onthaald door de academische wereld. Dit zou echter langzaam verbrokkelen, zoals bijvoorbeeld wordt aangehaald in het artikel Twijfel te koop[4] van Martijn van Calmthout dat in 1999 in de Volkskrant verscheen.’ (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Stichting_Heidelberg_Appeal_Nederland/ ). Later ging HAN op in De Groene Rekenkamer. Hanekamp sprak (samen met de jurist Lucas Bergkamp) op een hoorzitting van de Tweede Kamer in de nasleep van het Urgendavonnis dat ‘de rechtsstaat verkwanseld was’ en dat ‘de rechter door een zeer kleine minderheid aangezet was tot extreem activisme’.
Dit type opinies mogen en het kan geen kwaad dat er af en toe eens aan wetenschappelijke standpunten gerammeld wordt. In praktijk blijkt dat de bijna-consensus, die inmiddels rond de klimaatwetenschap ontstaan is, dit soort gerammel glansrijk overleeft. Het zaait alleen twijfel bij het grote publiek, zoals ook Van Calmthout zei, en dat lijkt ook precies de bedoeling.
Wie dus de aanval op het RIVM leest over het ammoniakbeleid, moet niet als vanzelfsprekend aannemen dat de auteurs geheel onbevangen de waarheid zoeken.
Eén oorzaak, één gevolg? De hoofdgedachte is dat 1) als de emissies dalen, zullen 2) de concentraties in lucht dalen en 3) dat leidt tot minder depositie in natuurgebieden wat 4) zou bijdragen aan het behoud van biodiversiteit. Crok zegt in zijn samenvatting dat zij zich slechts met 1) en 2) hebben bezig gehouden. Ook hebben ze geen grondige analyse van het verspreidingsmodel Aerius doorgevoerd.
Er zijn duizenden ammoniaklozende bronnen in Nederland. Daar valt niet tegen op te meten en daarom worden de ammoniakemissies berekend. Volgens het RIVM zou de emissie met 60 a 70% zijn afgenomen. Dit zegt het RIVM zelf:
De wijze van uitrijden van mest is dus, volgens het RIVM, begin jaren ’90 de belangrijkste oorzaak van minder ammoniak in de atmosfeer. Crok ea behandelen vervolgens echter dit als enige oorzaak en weiden breed over uit de mestinjecteur (en vergelijkbare technieken). Oude Wageningse metingen blijken na het verlopen van de wettelijke bewaartermijn weggegooid (wat misschien niet zo slim is van Wageningen), wat uiteraard het wantrouwen voedt. Maar sinds 1995 is de bijdrage uit stallen groter dan die uit uitrijden, maar daarover geen woord bij Crok ea.
Verder gaat Crok ea van de veronderstelling uit dat, als de ammoniak eenmaal in de atmosfeer zit, er verder niets meer mee gebeurt. Dat is zeker niet waar. Het is een reactief gas dat bijvoorbeeld makkelijk bindt met SO2 of SO3 uit zwavelhoudende brandstof (een belangrijke bron van zure regen). Maar het zure regen-probleem is een heel eind opgelost en dat is heel fijn:
Hoe minder SOx in de lucht, hoe meer ammoniak. Idem stikstofoxides. Dat wil niet zeggen dat de ammoniak niet alsnog in de bodem komt (al dan niet in een Natura2000 – gebied), maar wel dat het in een chemische vorm kan komen (bijv. ammoniumsulfaat-aerosol) die niet meer met de ammoniakapparatuur gemeten kan worden.
Kortom, Crok ea vergelijken een deeloorzaak met een deelgevolg.
Metingen en statistiek Er bestaat sinds 1993 een grofmazig netwerk van acht NH3 – meetstations van het Landelijk Meetnetwerk Luchtkwaliteit (LML), waarvan de Brabantse in de Vredepeel staat (S131). Sinds 2005 bestaat er een fijnmazig netwerk van ammoniakmeetstations in alle Nederlandse Natura2000-gebieden, het Meetnet ammoniak Natuurgebieden (MAN).
Ammoniakuitkomsten zijn van heel veel afhankelijk (wind, regen, seizoen). Elke meting is daardoor grillig. Dit is bijvoorbeeld die van Vredepeel.
Meetresultaat S131 Vredepeel ammoniak
Er moet per definitie gemiddeld worden en de vraag is hoe je dat doet. Het RIVM doet simpel en telt de uurmetingen van een dag op en deelt ze door 24, zo ook per week en maand enz, onder het motto ‘geloosd is geloosd’. Crok ea vinden dat je de mediaan moet nemen: het aantal meetpunten onder de mediaan moet even groot zijn als erboven. Omdat er veel lage en minder hoge meetpunten zijn, komen Crok ea daardoor systematisch lager uit. Je noem als het ware elke piek een uitschieter en telt die minder mee. Daardoor komt het RIVM bij de Vredepeel op 18,4µgr/m3 uit en Crok ea op 13,1 µgr/m3 . Crok ea verminderen zo de gemiddelde concentraties in de jaren 90 en komen op die manier tot de stelling dat er geen concentratiedaling geweest is, en dat dus met terugwerkende kracht het mestbeleid zinloos was. En omdat bij hen mestbeleid gelijk stond aan mestinjectie (en vergelijkbare technieken), waren die ook zinloos. Luid gejuich in de landbouwwereld.
Ik vind de techniek van Crok ea kul. De grote lijn van Croks verhaal berust mijns inziens op een dubieuze statistische truc. Het MAN werkt met buisjes die eens in de maand vervangen worden. Daar is Croks statistische methode sowieso onbruikbaar.
Er is op zijn minst één bedrijfstak, waarvan ik enig verstand heb, en dat is de berekening van Lden’s bij vliegtuigen. De vlieglawaaipieken zijn minstens zo heftig als de ammoniakpieken (tussen alledaagse waardes als 40 en 90 dB(A) aan de gevel zit een factor 100.000 vermogensverschil). Toch rekent de Lden-systematiek gewoon net als het RIVM:
De Lden-formule
Je telt de jaargemiddelde energie overdag op *12uur, die ’s avonds *4 uur (met een straffactor van 5dB), die ’s nachts * 8 uur (straffactor 10dB), en je deelt het geheel gewoon door 24 uur. Die jaargemiddelde energie overdag krijg je ook gewoon weer door alle energieproductie van alle vliegtuigpieken gewoon op te tellen en te delen door het aantal seconde in een jaar). Niks geen gelazer met de mediaan.
Het RIVM komt op de LML-stations op deze meetresultaten (uit de toelichting bij een brief aan de Tweede Kamer):
Metingen van alle LML-stations ammoniak met en zonder weercorrectie
De getrokken lijnen zijn de feitelijke metingen, de gestippelde lijnen als het RIVM er virtueel de weersinvloeden ingefrunnikt heeft. Het RIVM meent na dit frunniken nog beter te kunnen bewijzen dat er echt sprake is van een daling van 1993 tot 2002.
De mensheid heeft een onuitroeibare neiging patronen te zien waar ze niet zijn, en een van de weinige dingen waar Crok ea gelijk in hebben is dat er soms schijnprecisies gepresenteerd worden die nergens op slaan.
Met dit in gedachten beperk ik mij tot de constatering dat er van 1993 tot 2002 een daling is, en daarna niet meer of zelfs een stijging. Dat klopt geheel met wat het MAN (vanaf 2005) laat zien: er is geen enkele verdere vooruitgang meer. Of zelfs een verslechtering.
Maar waarom daalt het niet verder? Deze voor het milieu veel relevantere vraag laten Crok ea geheel onbesproken.
Gemeten verloop ammoniakconcentraties Kampina
Vooropgesteld zij, dat ook ik geen blind vertrouwen heb in modellen en precisies. Het zou zo maar kunnen dat het model uitgaat van het goede in de mens en dat iedereen zich aan de wet houdt, terwijl de luchtwassers in praktijk uitgezet worden. Of dat de stallen verouderd zijn en blijven (stilzitten en hopen dat het over gaat).
Ik zou eigenlijk wel willen weten hoe het echt zit.