Ammoniakcijfers ten onrechte onder vuur

https://www.simholland.nl/agro/mechanisatie/werktuigen/categorie/mestinjecteur-voor-bouwland.html

Inleiding
Er was commotie over het rapport “Ammoniak in Nederland” van chemicus/filosoof Jaap Hanekamp, wetenschapsjournalist (van huis uit chemicus) Marcel Crok, en de Amerikaanse wiskundige Matt Briggs. Het initiatief lag bij het vakblad V-focus en het geld komt uit crowdfunding.

De schrijvers doen een aanval op het Nederlandse ammoniakbeleid. Dat zou niet effectief zijn, de ammoniakconcentraties zouden te hoog ingeschat zijn, bepaalde technieken om mest uit te rijden daardoor overbodig en te duur, en het beleid zou niet wetenschappelijk onderbouwd zijn. Niet mis allemaal, en vooral het RIVM krijgt er van langs.
Wie een samenvatting wil lezen, kan het beste kijken op Croks website www.staatvanhetklimaat.nl.

Het rechtse kamp juichte. De PVV in de provincie stelde vragen, onze gereformeerde PVV-light, de  SGP, ook in de Tweede Kamer, en uiteraard volgden er publicaties in de diverse landbouwbladen.

Crok en Hanekamp
Crok is een toegewijde klimaatscepticus. Met titels als ‘energiebeleid astronomisch duur en nutteloos’, ‘Klimaat? Ons grootste probleem is armoede!’ en ‘KNMI-directeur vliegt uit de bocht’ publiceert hij in media als De Telegraaf en Elsevier. Het ammoniakverhaal is eigenlijk een excursie buiten zijn corebusiness. Verder bijvoorbeeld www.staatvanhetklimaat.nl/2014/05/13/bengtsson-in-1990-one-cannot-oversell-the-greenhouse-effect/ of www.staatvanhetklimaat.nl/2012/07/16/koutsoyiannis-temperature-rise-probably-smaller-than-0-8c/

Hanekamp is begonnen bij de Stichting Heidelberg Appeal Nederland (HAN). Die publiceerde “artikelen die kritisch zijn tegenover het Nederlandse milieubeleid, dat vaak  afgedaan moet worden als overbodig.”. Wikipedia berichtte ‘De Stichting HAN had stevige wortels in de agrarische wereld, met de Nederlandse Vakbond Varkenshouders als een van de belangrijkste geldschieters, maar rond de eeuwwisseling zou de focus meer verschuiven naar extern gefinancierde research. In deze periode was directeur Jaap Hanekamp professioneel verbonden aan de stichting. In het begin werden door de lange staat van dienst van de betrokkenen de artikelen van de stichting HAN welwillend onthaald door de academische wereld. Dit zou echter langzaam verbrokkelen, zoals bijvoorbeeld wordt aangehaald in het artikel Twijfel te koop[4] van Martijn van Calmthout dat in 1999 in de Volkskrant verscheen.’ (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Stichting_Heidelberg_Appeal_Nederland/ ).
Later ging HAN op in De Groene Rekenkamer.
Hanekamp sprak (samen met de jurist Lucas Bergkamp) op een hoorzitting van de Tweede Kamer in de nasleep van het Urgendavonnis dat ‘de rechtsstaat verkwanseld was’ en dat ‘de rechter door een zeer kleine minderheid aangezet was tot extreem activisme’.

Dit type opinies mogen en het kan geen kwaad dat er af en toe eens aan wetenschappelijke standpunten gerammeld wordt. In praktijk blijkt dat de bijna-consensus, die inmiddels rond de klimaatwetenschap ontstaan is, dit soort gerammel glansrijk overleeft. Het zaait alleen twijfel bij het grote publiek, zoals ook Van Calmthout zei, en dat lijkt ook precies de bedoeling.

Wie dus de aanval op het RIVM leest over het ammoniakbeleid, moet niet als vanzelfsprekend aannemen dat de auteurs geheel onbevangen de waarheid zoeken.

Eén oorzaak, één gevolg?
De hoofdgedachte is dat 1) als de emissies dalen, zullen 2) de concentraties in lucht dalen en 3) dat leidt tot minder depositie in natuurgebieden wat 4) zou bijdragen aan het behoud van biodiversiteit.
Crok zegt in zijn samenvatting dat zij zich slechts met 1) en 2) hebben bezig gehouden. Ook hebben ze geen grondige analyse van het verspreidingsmodel Aerius doorgevoerd.

Er zijn duizenden ammoniaklozende bronnen in Nederland. Daar valt niet tegen op te meten en daarom worden de ammoniakemissies berekend. Volgens het RIVM zou de emissie met 60 a 70% zijn afgenomen. Dit zegt het RIVM zelf:

De wijze van uitrijden van mest is dus, volgens het RIVM, begin jaren ’90 de belangrijkste oorzaak van minder ammoniak in de atmosfeer. Crok ea behandelen vervolgens echter dit als enige oorzaak en weiden breed over uit de mestinjecteur (en vergelijkbare technieken). Oude Wageningse metingen blijken na het verlopen van de wettelijke bewaartermijn weggegooid (wat misschien niet zo slim is van Wageningen), wat uiteraard het wantrouwen voedt.
Maar sinds 1995 is de bijdrage uit stallen groter dan die uit uitrijden, maar daarover geen woord bij Crok ea.

Verder gaat Crok ea van de veronderstelling uit dat, als de ammoniak eenmaal in de atmosfeer zit, er verder niets meer mee gebeurt. Dat is zeker niet waar. Het is een reactief gas dat bijvoorbeeld makkelijk bindt met SO2 of SO3 uit zwavelhoudende brandstof (een belangrijke bron van zure regen). Maar het zure regen-probleem is een heel eind opgelost en dat is heel fijn:

Hoe minder SOx  in de lucht, hoe meer ammoniak. Idem stikstofoxides.
Dat wil niet zeggen dat de ammoniak niet alsnog in de bodem komt (al dan niet in een Natura2000 – gebied), maar wel dat het in een chemische vorm kan komen (bijv. ammoniumsulfaat-aerosol) die niet meer met de ammoniakapparatuur gemeten kan worden.

Kortom, Crok ea vergelijken een deeloorzaak met een deelgevolg.

Metingen en statistiek
Er bestaat sinds 1993 een grofmazig netwerk van acht NH3 – meetstations van het Landelijk Meetnetwerk Luchtkwaliteit (LML), waarvan de Brabantse in de Vredepeel staat (S131). Sinds 2005 bestaat er een fijnmazig netwerk van ammoniakmeetstations in alle Nederlandse Natura2000-gebieden, het Meetnet ammoniak Natuurgebieden (MAN).

Ammoniakuitkomsten zijn van heel veel afhankelijk (wind, regen, seizoen). Elke meting is daardoor grillig. Dit is bijvoorbeeld die van Vredepeel.

Meetresultaat S131 Vredepeel ammoniak

Er moet per definitie gemiddeld worden en de vraag is hoe je dat doet.
Het RIVM doet simpel en telt de uurmetingen van een dag op en deelt ze door 24, zo ook per week en maand enz, onder het motto ‘geloosd is geloosd’.
Crok ea vinden dat je de mediaan moet nemen: het aantal meetpunten onder de mediaan moet even groot zijn als erboven. Omdat er veel lage en minder hoge meetpunten zijn, komen Crok ea daardoor systematisch lager uit. Je noem als het ware elke piek een uitschieter en telt die minder mee. Daardoor komt het RIVM bij de Vredepeel op 18,4µgr/m3 uit en Crok ea op 13,1 µgr/m3 .
Crok ea verminderen zo de gemiddelde concentraties in de jaren 90 en komen op die manier tot de stelling dat er geen concentratiedaling geweest is, en dat dus met terugwerkende kracht het mestbeleid zinloos was. En omdat bij hen mestbeleid gelijk stond aan mestinjectie (en vergelijkbare technieken), waren die ook zinloos. Luid gejuich in de landbouwwereld.

Ik vind de techniek van Crok ea kul. De grote lijn van Croks verhaal berust mijns inziens op een dubieuze statistische truc.
Het MAN werkt met buisjes die eens in de maand vervangen worden. Daar is Croks statistische methode sowieso onbruikbaar.

Er is op zijn minst één bedrijfstak, waarvan ik enig verstand heb, en dat is de berekening van Lden’s bij vliegtuigen. De vlieglawaaipieken zijn minstens zo heftig als de ammoniakpieken (tussen alledaagse waardes als 40 en 90 dB(A) aan de gevel zit een factor 100.000 vermogensverschil). Toch rekent de Lden-systematiek gewoon net als het RIVM:

De Lden-formule

Je telt de jaargemiddelde energie overdag op *12uur, die ’s avonds *4 uur (met een straffactor van 5dB), die ’s nachts * 8 uur (straffactor 10dB), en je deelt het geheel gewoon door 24 uur.
Die jaargemiddelde energie overdag krijg je ook gewoon weer door alle energieproductie van alle vliegtuigpieken gewoon op te tellen en te delen door het aantal seconde in een jaar). Niks geen gelazer met de mediaan.

Het RIVM komt op de LML-stations op deze meetresultaten (uit de toelichting bij een brief aan de Tweede Kamer):

Metingen van alle LML-stations ammoniak met en zonder weercorrectie

De getrokken lijnen zijn de feitelijke metingen, de gestippelde lijnen als het RIVM er virtueel de weersinvloeden ingefrunnikt heeft.
Het RIVM meent na dit frunniken nog beter te kunnen bewijzen dat er echt sprake is van een daling van 1993 tot 2002.

De mensheid heeft een onuitroeibare neiging patronen te zien waar ze niet zijn, en een van de weinige dingen waar Crok ea gelijk in hebben is dat er soms schijnprecisies gepresenteerd worden die nergens op slaan.

Met dit in gedachten beperk ik mij tot de constatering dat er van 1993 tot 2002 een daling is, en daarna niet meer of zelfs een stijging. Dat klopt geheel met wat het MAN (vanaf 2005) laat zien: er is geen enkele verdere vooruitgang meer. Of zelfs een verslechtering.

Maar waarom daalt het niet verder?
Deze voor het milieu veel relevantere vraag laten Crok ea geheel onbesproken.

Gemeten verloop ammoniakconcentraties Kampina

Vooropgesteld zij, dat ook ik geen blind vertrouwen heb in modellen en precisies. Het zou zo maar kunnen dat het model uitgaat van het goede in de mens en dat iedereen zich aan de wet houdt, terwijl de luchtwassers in praktijk uitgezet worden. Of dat de stallen verouderd zijn en blijven (stilzitten en hopen dat het over gaat).

Ik  zou eigenlijk wel willen weten hoe het echt zit.

Manifest Grootouders voor het Klimaat

Een van de Urgenda-activiteiten is de actiegroep “Grootouders voor het klimaat” ( grootoudersvoorhetklimaat.nl ). Hieronder een tekst van hun hand.

Voor eerdere verhalen op deze site over Urgenda zie o.a.  Urgenda wint klimaatzaak voor beter Nederlands klimaatbeleid

—————————————

Grootouders voor het klimaat heeft het manifest Een leefbare wereld voor onze kleinkinderen opgesteld dat een oproep is aan alle politieke partijen om klimaatverandering hoog op de agenda te zetten. Stevig en consistent klimaatbeleid is van groot belang om een leefbare wereld voor onze kleinkinderen te waarborgen.

De oproep in het kort:

  • de wereld van onze kleinkinderen wordt zeer ernstig bedreigd door klimaatverandering
  • de opwarming moet beperkt worden tot maximaal 1.5 graad: met de huidige afspraken komen we boven 3 graden uit
  • voor omschakeling naar een duur-
    zame economie is een krachtig overheidsbeleid cruciaal

Lees hieronder, of via grootoudersvoorhetklimaat.nl/manifest/ , het volledige manifest en onderteken het.
We hebben nu een krachtiger klimaatbeleid nodig: snel terugdringen van CO2-uitstoot van huizen en gebouwen, industrie, vervoer en elektriciteitsvoorziening.

Met 2 miljoen grootouders in Nederland zijn we een grote groep burgers, laten we met zoveel mogelijk mensen dit manifest ondertekenen. Voor een duidelijk signaal richting een nieuw kabinet, opdat zij meer rekening houden met de toekomst van onze kleinkinderen.

Het manifest wordt ondersteund door bekende grootouders, van zowel linkse als rechtse politieke partijen, waaronder Herman Wijffels, Jan Terlouw, Job Cohen, Jacqueline Cramer, Jan Pronk, Bram van Oijk, Leen van Dijke, Theo Bouwman, Jan de Wit en Joos Ockels.

Op donderdag 19 januari 2017 is het manifest gepresenteerd en aangeboden aan CDA fractievoorzitter Sybrand van Haersma Buma. “Jullie demonstreren voor iets in plaats van tegen iets. ‘Doe meer’, is de boodschap en die handschoen pak ik graag op.
Lees hier zijn gehele reactie en de media-uitingen.

Duurzame energie kan zeer grote impact krijgen op het Brabants landschap

Inleiding over grootschalig en kleinschalig
Mensen houden zich vooral bezig met kleine, individuele energieprojecten in de eigen omgeving. Zo  hoort het, vinden ze en daarbij hoort logischerwijs de opvatting dat duurzame energieprojecten bottom-up
ontwikkeld horen te worden en dat energiecoöperaties en vergelijkbare stichtingen de maat der dingen zijn.

Dat kan tot draagvlak leiden, maar niet tot grote getallen. Het PBL heeft becijferd dat de gezamenlijke Nederlandse energiecoöperaties tot 2020 enkele PJ toe zullen voegen aan het duurzame energiepakket, terwijl het totale Nederlandse energiebudget ca 3200PJ is. Die paar PJ is misschien een onderschatting, maar dan nog halen wij de Klimaatovereenkomst van Parijs er niet mee.

Wie het Parijse klimaatakkoord als uitgangspunt neemt, praat over getallen die minstens enkele honderden maal de gezamenlijke energiecoöperaties zijn, en denkt dus macro. Ik denk zelf meestal macro. ‘Macro’ is alleen te behappen voor kapitaalkrachtige, professionele organisaties die sinds de (door mij betreurde) privatisering van de op NUTS-basis geschoeide energiemaatschappijen allemaal in particuliere handen zijn. Ik zou willen dat er weer een grote publieke energie-
maatschappij kwam.
Mede omdat ze particulier zijn, worden die grote organisaties als NUON of Raedthuys als boemannen gezien die, dwars tegen de bevolking in, hun grote projecten willen doordrukken (zie bijv. het 100MW- windproject langs de A16).

De twee invalshoeken moeten op een of andere manier in elkaar gaan grijpen. Goede participatieregelingen en idem afspraken zijn essentieel.

De ruimtelijke effecten van windturbines en grote zonneparken laten dezelfde tweedeling zien.
Eén turbine in de onmiddellijke leefomgeving is vooral een leefbaar-
heidsprobleem.
Van de ruimtelijke effecten van duizenden turbines en honderden hectares zonnepark, kunnen slechts weinigen zich een voorstelling vormen, zelfs niet bij Brabantse natuur- en milieuorganisaties. Men heeft geen idee van de maat en de schaal van de installaties, die nodig is om Nederland in 2050 voor 80 tot 95% minder CO2 te laten produceren dan in (bijv.) 2014.

De provincie begint er over na te denken
Beleid begint logischerwijs bij Rijk en provincie. De provincie Brabant (waarover ik van nu af spreek) is begonnen de kennisleemte te vullen met de publicatie van bureau Posad “Gebiedsstrategie Duurzame Energieopgave provincie Noord-Brabant” (sept 2016). Eventueel bereikbaar via https://metropoolregioeindhoven.nl/thema-s/ruimte-voor-energie en dan doorklikken.
Brabant Kennis heeft een interactief publieksdocument van gemaakt waar op een wat levendiger manier hetzelfde in staat http://brabantkennis.nl/energie-in-zicht/ .

Van nu af bespreek ik het werkstuk van Posad.

De Brabantse energievraag

Finaal Energetisch Verbruik Brabant 2050

Na de goedbedoelende, maar technisch zwakke documenten “Brabantse Energie Akkoord” en “Provinciale Uitvoeringsagenda Energie” ligt er nu voor het eerst een document dat probeert te starten vanuit een kwantitatieve analyse die te volgen is (hoewel niet vlekkeloos). Aangegeven is het Finaal Energetisch Verbruik van heel Noord-Brabant.
Aangenomen wordt dat in de autonome ontwikkeling de energievraag van 290,5PJ in 2014 zou stijgen naar 319,9PJ in 2050. Maar er wordt een besparingsprogramma opgezet, waardoor de energievraag in 2050 244,5PJ is (denkt men). De  besparing, en alle deelbesparingen, worden gegeven als (2050 zonder) minus (2050 met besparing). Totaliter dus 319,9-244,5PJ = 75,3PJ.

Aan die besparing (die ik nogal laag ingeschat vind) liggen aannames ten grondslag.
Vervolgens worden scenario’s bedacht die, bij elkaar opgeteld, tot die 244,5PJ aan duurzame energie komen. Ook daaraan liggen aannames ten grondslag. Ik kom op beide terug.

Dat lukt net als men in alle scenario’s de maximale variant neemt (conclusies blz 43). Je komt dan uit op:

Maximale opbrengst windturbines 7,58MW Brabant

Windenergie 142,4PJ, opgewekt door 2270 turbines van 7,58MW per stuk (ter vergelijking: Brabant moet 470MW uitvoeren van het landelijke 6000MW – programma, en dat gaat na voltooiing 3,6PJ per jaar opleveren)
Zonne-energie 70,9PJ, waarvan 9,1PJ opgewekt op het 37km2 dak (effectief wordt geacht te zijn 18% van alle dak), 4,4PJ op stortplaatsen, en 57,3PJ in parken van samen 143km2 groot (ter vergelijking: in 2015 wekte de zon aan stroom en warmte in Brabant 0,9PJ op)
Geothermie en restwarmte 17,9PJ , opgewekt als 7,8PJ bij woningen en 10,2PJ bij kassen, en wat industrie)
Biomassa 24,8PJ, opgewekt uit 6,6PJ covergisting en 18,2PJ monovergisting van mest (9.3 miljoen ton rundermest, 10,6 miljoen ton varkensmest, en nog zo het een en ander)

Totaal geeft dit (142,4+70,9+17,9+24,8) = 256PJ (en niet 253PJ, zoals Posad zegt).

Maximaal potentieel biomassa

Biomassa naar bronnenhoeveelheid

Behoorlijk heftig, maar wat waren de gebruikte aannames?
Dit op te splitsen in technische aannames enerzijds en afbakenende keuzes anderzijds.

Er zijn technische aannames t.a.v. de omrekening van een oorzaak in een opbrengst (bijv. wind in PJ), en t.a.v. het besparingsprogramma.
Aan de eerste heb ik niet echt gerekend. Op het oog klopt het allemaal redelijk en de kengetallen komen ongeveer overeen met wat ik zelf ook gebruikt heb bij eigen schattingen (zie Hoe 14% duurzame energie in Brabant in 2020 haalbaar is ).
In het besparingsprogramma worden enkele merkwaardige keuzen gemaakt.
Zo waardeert Posad de bestaande Brabantse woningen slechts tot label B op en beweert dat label A-woningen minder besparen dan label B-woningen (minder gas, maar onevenredig meer stroom). Dat laatste
lijkt me sterk. Maar het is typisch dat de provincie al jaren op het Nul Op de Meter-scenario tamboereert, terwijl er nu een zeer relevant document ligt namens diezelfde provincie, dat geen woord wijdt aan diezelfde Nul Op De Meter-woningen.
Het bespaartempo bij de industrie wordt op 1% per jaar gezet (dus t.o.v. het autonome groei-scenario), wat naar mijn smaak laag is, maar bovendien onjuist uitgerekend wordt. 36 jaar lang 1% eraf betekent *0,696, maar doe ik dat met het autonome ontwikkeling-gebruik in 2050, dan kom ik nog op een lager getal uit dan Posad geeft. Volgens de eigen systematiek zou de industrie in 2050, na besparing, nog 68PJ nodig hebben en geen 77PJ.
Verder rijdt bij Posad in 2050 alleen personenauto’s elektrisch. Over bussen en vrachtauto’s wordt niets gezegd.
Volgens mij onderschat Posad de mogelijke besparing met zeker 10 a 20PJ (dus van 244,5 moet 10 a 20PJ af).

Maar de grootste impact hebben de afbakenende keuzes.
Dat zijn er twee.
– op de eerste plaats dat Nederland als geheel autarkisch moet zijn op energiegebied. Dat heeft zich gaandeweg tot een soort dogma ont-
wikkeld, maar waarom eigenlijk? Nederland importeert nu ook grofweg de helft van zijn energie. Waarom zouden we geen zonneenergie importeren uit Marokko of Spanje of Griekenland? Is de EU ook nog eens ergens goed voor.
– dat Brabant binnen Nederland autarkisch moet zijn. Alle Posad-scenario’s spelen zich geheel binnen Brabants grondgebied af.
Biomassastromen kunnen alleen binnen de provincie benut worden, hetgeen, gegeven de hoeveelheden veevoer uit verweggistan, nogal vreemd klinkt. Mag van Posad ook het veevoer niet meer van buiten Brabant komen? Klinkt te mooi om waar te zijn.

Maar het kwantitatief belangrijkste effect is dat wind op zee niet meegenomen wordt. “Brabant energieneutraal” is geen doel op zich, maar een middel. Het doel is “Nederland energieneutraal”. Dus mag men, naar mijn smaak, zo’n 15% van de geschatte opbrengst van het nu lopende 4450MW-programma op zee (binnenkort goed voor zo’n 50PJ) aan Brabant toerekenen. Scheelt weer 7 tot 8PJ.
Nog veel meer zoden aan de dijk zet het revolutionaire Energetic Odyssey-voorstel (nog niet meer dan een voorstel) om met de gezamenlijke Noordzeelanden 25000 windturbines op de Noordzee te bouwen (zie www.hnsland.nl/nl/projects/2050-energetic-odyssey en www.bjmgerard.nl/?p=4244 ). Die zouden samen goed moeten zijn voor ca 90% van de elektriciteitsproductie van de deelnemende landen, zijnde ongeveer 1/3 deel van de totale energiebehoefte.
De Provincie zou zich er met kracht voor moeten inzetten dat dit project zo snel mogelijk gerealiseerd wordt. Dat zou het totale Brabantse plaatje van de elektriciteitsopwekking veel beter te behappen maken. De gezamenlijke milieuorganisaties en de progressieve politieke partijen zouden zich achter dit Odyssee-plan moeten scharen.

Warmte en biomassa en de resterende elektriciteitstaak
Zelfs als de elektriciteitsproductie, zoals in het Odyssee-project, grotendeels op zee zou plaatsvinden, dan blijft er nog steeds een formidabele taak over.

Aan elektriciteit moet er nog steeds 20 a 25PJ op het Brabantse land opgewekt worden. Zelfs dat is nog een forse nieuwe taak.

127,2PJ van het totale Brabantse 290,5PJ-budget (44%) bestaat uit warmte, meestal afkomstig uit aardgas dat er straks niet meer is. Daar zal iets mee moeten gebeuren.
Dat Posad inzet op biomassa, waarvan het meeste in de vorm van mestvergisting, is dan ook principieel te volgen. Ik heb er zelf ook voor gepleit. Wat niet meteen te beoordelen is, is op hoeveel dieren de schattingen gebaseerd zijn. Als dat de huidige veestapel is, is er een probleem want die is veel te groot. Als dat (bijvoorbeeld) driekwart van de huidige veestapel is, kan daar, wat mij betreft, over nagedacht worden. Hier passen geen reflexmatige afwijzingen.
Het biomassadossier is ingewikkeld en veel hangt met veel samen. Iemand die er verstand van heeft, zou eens vanuit dat vertrekpunt naar de Posad-studie moeten kijken.

Verder verdient de toekomst van de collectieve warmtelevering veel meer aandacht van milieuorganisaties en progressieve partijen. In de toekomst zal collectieve warmtelevering (WKO, groen of hydrolysegas, en restwarmte en geothermie) een veel belangrijker rol spelen dan nu. Zie onder andere CE rekent klimaatneutrale warmtevoorziening woningen door voor 2050

Biomassaprojecten en collectieve warmteprojecten zijn visueel veel minder overheersend dan elektriciteitsprojecten als wind en zon. Het is in het belang van het landschap om die hoger te waarderen.

“Inerte’ hulpstof pesticide zelf ook giftig

De Scientific American Online publiceerde dat recent onderzoek uitgewezen had dat veel pesticiden ‘inerte’ hulpstoffen bevatten, die bij nader onderzoek helemaal niet inert blijken te zijn. Het verhaal komt van de amandelboomgaarden in Californie.

Pesticiden bevatten niet alleen de giftige stof zelf, maar ook een cocktail hulpstoffen die de actieve stof ondersteunen. Als regel neemt men aan dat die stoffen zelf niks doen (‘inert zijn’).
Zo’n ‘inert’ veronderstelde stof is ‘OrganoSilicone Surfactant (OSS). Het molekuul ziet er zo uit:

molekuul Organo Silicone Surfactant

Surfactanten bevorderen dat een oppervlak natgemaakt kan worden. Zeep is de bekendste surfactant. Daardoor kleeft het vloeibare gif beter aan de amandelbloem.

Nu heeft Julia Fine et al. onderzoecht wat deze hulpstof zelf doet (zie www.nature.com/articles/srep40499#f5 ). Dat heeft ze gedaan door een gezonde controlegroep te definieren, een groep die alleen aan OSS is blootgesteld, een groep die aan enkele veel voorkomende bijenvirussen blootgesteld is, en een groep die zowel aan de OSS als aan de virussen was blootgesteld. De OSS en de virussen blijken negatief synergistisch te werken en de symptomen waren precies die welke bijenhouders constateerden.
Het werkt in op de larven.

Sterftestatistiek van de vier groepen

Sterfte in verschillende larve-stadia

Let wel dat de bijen dus niet aan de actieve gifstof zelf zijn blootgesteld! Alleen aan de hulpstof, al dan niet in combinatie met virussen.

De moraal van het verhaal is dat men niet te gauw moet denken dat men de wijsheid in pacht heeft en dat de door ‘men’ begrepen eenvoudige waarheid niet meteen rondgetetterd moet worden als de enige unieke en blijvende waarheid. Wetenschappelijk onderzoek naar de waarheid
blijft altijd nodig.

Maar wie toch al een onderbuikgevoel had tegen welke pesticide dan ook, heeft er nu een extra argument bij.

De evolutie van mythes

Af en toe op deze site een artikel dat niet zo zwaarwichtig is. Het gaat over de evolutie van mythes door de millennia heen. Behalve dat het een leuk en interessant verhaal is, geeft het ook een beeld van hoe de moderne mens zich over de aarde verspreid heeft en brengt het in beeld hoe zeer uiteenlopende volkeren dezelfde verhalen vertellen. Mogelijk zelfs een glimp hoe de mensen dachten die de grot van Lascaux beschilderd hebben of die van Les Trois Frères, maar daar wordt het speculatief.
Van die mythes kennen wij vaak de Griekse versie. Grieken kunnen hele mooie verhalen vertellen en als ik Tsipras of Varoufakis lees, vraag ik me wel eens af of ze daar zelf niet wat te veel in geloven. Dit terzijde.

Ik heb het artikel uit de Scientific American van december 2016, auteur Julien d’Huy. De eerdere publicatie van d’Huy over het onderwerp is te vinden op www.researchgate.net/publication/259193627_A_Cosmic_Hunt_in_the_Berber_sky_A_phylogenetic_reconstruction_of_Palaeolithic_mythology .

Pygmalion
Pygmalion was een knappe beeldhouwer op Cyprus, maar hij moest niks van de (in zijn ogen) veel te losbandige Cypriotische vrouwen hebben. In plaats daarvan sloot hij zich op in zijn atelier en beeldhouwde een ivoren vrouw (Galathea), die hij aankleedde en van juwelen voorzag, en waar hij tegen praatte. Bij een aan haar gewijd festival bad hij tot Aphrodite en offerde daar een stier bij, en verdomd, bij thuiskomst ging het beeld leven en ze leefden nog lang en gelukkig.
Shaw schreef er een toneelstuk over en het verhaal werd de basis onder My Fair Lady. Kortom, een hoeksteen van de westerse beschaving, zou je denken.

Het geval wil dat het Bara volk op Madagascar structureel hetzelfde verhaal heeft, en dat bij het Venda volk in Zuid-Afrika het beeld van hout is en dat het stamhoofd probeert de vrouw te jatten.
Deze gelijkenis was al vele onderzoekers opgevallen, maar de voor de èchte genetica ontwikkelde stamboomtechnieken bleken wiskundig ook bruikbaar om mythes te volgen. Beide onderwerpen zijn constant genoeg om de grote lijn te kunnen volgen, en veranderlijk genoeg om nieuwe dingen te zien gebeuren. Het betekent dat je de mythes moet objectiveren tot elementaire bouwblokken die ze ‘mythemen’ noemen. ‘Cyprus’ en diens zondige vrouwen zijn bijzaak, eenzaamheid, het creeren van een beeld dat door toedoen van een god gaat leven zijn relevante mythemen. Vervolgens kun je die wiskundig behandelen alsof het genetica is.
Het Pygmalionverhaal in Afrika volgt een migratie van ongeveer 2000 jaar geleden van Noordoost Afrika naar Zuid-Afrika.
Als je de stamboom terug volgt van de Grieken en het Bara-volk, kom je bij Berberstammen in de Sahara van 3000 tot 4000 jaar geleden. Het verhaal kan natuurlijk nog ouder zijn.

Overigens is het verhaal dat de èchte genetica vertelt over hoe de mens-
heid zich wandelend of in bootjes vanuit Oost-Afrika naar de verste uithoeken van de aarde verplaatst heeft in eigen recht ook fascinerend, maar dat is een ander verhaal.

Phylogenetische reconstructie van de Kosmische Jacht (d’Huy)

De Kosmische Jacht
In de Griekse versie verleidt of verkracht de schuinsmarcheerder Zeus Callisto, die een zoon Arcas krijgt. Uit wraak verandert de jaloerse echtgenote Hera Callisto in een beer. Als Arcas groot genoeg is om te gaan jagen, komt hem een beer met uitgestrekte armen verwelkomend tegemoet. Voordat Arcas onwetend zijn moeder omlegt, grijpt Zeus in en plaatst Callisto aan de hemel als de Grote Beer (Ursa Major) en Arcas ernaast als de Kleine Beer (Ursa Minor).
Ontdaan van de Griekse toeters en bellen, is het verhaal oeroud en in vele varianten bijna mondiaal verspreid. Het is geen aangeboren verschijnsel van de menselijke geest (zoals Jung dacht), want de oudste Out of Africa-golf (die in Indonesie, Nieuw Guinea en Australie terecht kwam), kent het verhaal niet.

Een stamboom (in analogie met een genetica-stamboom, zoals bijv. van de voorouders van de walvissen en de dolfijnen) ziet er uit als boven. Deze komt uit de originele eerste publicatie van d’Huy. Bij elke vertakking verandert er iets in het verhaal.
De SciAm heeft zich geworpen op nog mooiere graphics, waaronder eentje als boven die te groot is om hier af te drukken, en onderstaande die de ontwikkeling van de legende volgt die uiteindelijk de versie van de Lenape-indianen werd (de blauwe stippellijn). Hoe groter de cirkels, hoe vaker het betreffende element voorkomt. Zie the-evolution-of-a-scientific-american-graphic-cosmic-hunt/ .

Graphic Accurat Studio tbv SciAm december 2016

 Het verhaal komt aan beide kanten van Bering Straat voor, hetgeen logischerwijs betekent dat het verhaal minstens zo oud moet zijn als de periode dat Bering Straat een landbrug was tussen Azie en Alaska, en dat was tussen 28000 en 13000 voor Christus. De meeste varianten beginnen met een plantenetend hoefdier, wat afhankelijk van de cultuur een kameel kan zijn (bij de Tuareg), een rendier, een eland of een anteloop; dat wordt altijd achtervolgd; de prooi wordt, meestal levend en al dan niet met jagers, tot een of meer sterrebeelden omgevormd; en dat sterrebeeld omvat altijd de Grote Beer en soms de Kleine Beer of Orion.

De grotschilderingen in  Lascaux dateren van tussen 10000 en 15000 jaar geleden. Er zijn mensen die in bepaalde afbeeldingen de Kosmische Jacht menen te herkennen. Het is speculatief, maar chronologisch uitgesloten is het niet.

Grotschildering in Lascaux

D’Huy meent te weten dat het verhaal van de Kosmische Jacht het Amerikaanse continent meermalen bereikt heeft, wat kan kloppen omdat het continent in minstens drie prehistorische migratiegolven bevolkt is geworden (de slavernij dus niet meegeteld), waarvan de Inuit de laatste zijn. De Griekse versie lijkt op die van de Algonquin.
Mogelijk is er ook een versie via Azie en Afrika in het Amerikaanse continent terecht gekomen.

Voorbeeld van een mythe in tabelvorm

Polyphemos
Zo heette de Cycloop in de Odyssee.

D’Huy zegt dat er in de Steentijd een wijdverbreid geloof bestond in een ‘Meester van de dieren’, die dieren hield in een grot (bij Homerus schapen, bij de Zwartvoetindianen buffels). Een of meer helden wagen zich in de grot, raken opgesloten, het eenogige monster in de grot probeert ze te doden, maar de helden ontsnappen met de dieren door zich in of onder de dieren te verstoppen.

Het verhaal heeft zich in de Oude Steentijd verspreid over Europa, Azie en Noord-amerika. Daarna kwam de Ijstijd er tussen door en daarna heeft het verhaal zich opnieuw verspreid in het spoor van de veeteelt.

Mogelijk Polyphemos-motief in de grot Les Trois Frères

D’Huy zegt dat er mensen zijn, die in bovenstaande afbeelding uit de grot Les Trois Frères een variant de Polyphemos-mythe te herkennen.

Slangen en draken
D’Huy is nu bezig met een verhaal dat mogelijk ouder is dan de Out of Africa – beweging, over reusachtige slangen en draken die de watervoorraden bewaken, verantwoordelijk zijn voor de regenboog en voor regen en donderstormen.
En ze zijn onsterfelijk want zie! ze werpen hun huid af en leven daarna gewoon verder. Dat zou de held in wanhopige omstandigheden ook wel willen.

Juridisch gedoe rond Jansen Recycling wordt absurdistische klucht (update 01feb2017 en 07juli2023)

Jansen Recycling is een dochterbedrijf van de (op dezelfde plek gevestigde) holding A.Jansen BV. Dit recyclingbedrijf voert een aantal werkzaamheden uit, waaronder de ‘recycling’ van Teerhoudend Asfalt Granulaat (TAG). Dat is koolteerhoudend asfalt, dat al jaren verboden is, maar nog steeds bij wegrenovaties naar boven komt. Het spul staat stijf van de PAK’s, maar bevat ook hulpstoffen als zand en grint die teruggewonnen kunnen worden. Thermische reiniging in Nederland (wat in praktijk gecontroleerd verbranden betekent) is de voorgeschreven standaard. Dat is een beproefd proces (een Thermische Reinigings Installatie TRI) en met een juiste milieuvergunning (en handhaving daarvan) zou het op die locatie aanvaardbaar zijn.

Jansen Recycling BV ligt op dezelfde plaats als Jansen BV, aan de Kanaaldijk Zuid in Son, op Ekkersrijt.

Aan de andere kant van een rij bomen ligt het grote recreatiebedrijf Aquabest van buurman Van Pelt. De twee verkeren in heftige juridische onmin.

Ik heb hier al veel over geschreven, ga dat allemaal niet herhalen, en verwijs daarvoor naar het voorlaatste artikel (Raad van State gelast verwijdering TAG van Jansen Recycling ). Daarna: volg het spoor terug.

Wel ingenomen, niet verwerkt
Jansen Recycling is in 2007 begonnen met TAG in te zamelen. Voor wegbeheerders is TAG chemisch afval, en ze moeten betalen om er van af te komen. Zo streek Jansen €32 per ton op, en er lag een tijd geleden 600.000 ton.
Klein probleem is dat Jansen niets kon verwerken, want hij had geen machine en dat was zijn eigen schuld. Ondertussen hoopte het spul zich op tot een TAG-berg berg van tientallen meter hoog, waarop Van Pelt
vanuit Aquabest een vrij uitzicht had.
En omdat Jansen Recycling binnen uiterlijk drie jaar moet verwerken, en omdat na die drie jaar de opslag een stort wordt waarvoor geen vergunning gegeven is, is Jansen al vanaf 2010 in overtreding en is de TAG-berg illegaal.
Maar hij bleef inzamelen en dat mocht allemaal van de Provincie (bevoegd gezag), want die greep niet in. Tot 2011, toen SP-er Johan van den Hout belast werd met de erfenis van zijn voorgangers in de vorm van dit toen al uit de hand gelopen hoofdpijndossier.

De opslag wordt gereguleerd in de algemene milieuvergunning van het terrein, waarop in augustus 2012 een Revisievergunning aangevraagd is. Die uiteindelijk, na veel heen en weer geprocedeer,  in december 2015 verleend met o.a. extra bepalingen over de hoogte en de omvang van de TAG-berg, een opslagtermijn van drie jaar en maximaal 850.000 ton opslag.
Ondertussen was er dus nog steeds geen operationele TRI-machine en dat ding vereist een aparte vergunning.

Paradoxen
De paradox is dat het Bevoegd gezag (de provincie) uiteindelijk gelijk gekregen heeft van de Raad Van State, dat Jansen Recycling de illegale stort (inmiddels 1 miljoen ton) onder een provinciale dwangsom gefaseerd af moet voeren, en dat de provincie niet blij mee is met de eigen overwinning omdat die (niet ondenkbeeldig) bang is dat Jansen Recycling failliet gaat, waarna de provincie voor de verwijdering opdraait.
Bovendien gaat al dat TAG, ten koste van veel autokilometers want er zijn maar drie van dit soort bedrijven in Nederland, naar een collega-bedrijf wat er vervolgens precies hetzelfde mee doet. Namelijk het goede, vernietigen.

Aquabest (het water onder) en het terrein van Jansen Recycling (boven). De grijze pyramide is de TAG-berg.

Ondertussen liep op het parallelle spoor sinds november 2014 de aanvraag voor de vergunning van de TRI. Dat spoor mondde uit in een concept-beschikking (waarover ik voor de Eindhovense wijk Achtse Barrier een zienswijze geschreven heb), en uiteindelijk op 19 januari 2017 in een definitieve beschikking, waartegen ongetwijfeld door Van Pelt geprocedeerd zal worden.
Over x maand of jaar wordt die vergunning, naar alle waarschijnlijk-
heid, definitief van kracht en de tweede paradox is hoe het verwerkingstempo van de eenmaal draaiende installatie (aan TAG, grond en dakafval samen 300.000 ton per jaar)  zich verhoudt tot wat er dan nog ligt.
De Raad van State doet alsof er geen TRI-machine is (want dat was inderdaad nog volstrekt onduidelijk ten tijde van de uitspraak), de provincie doet in zijn revisievergunning alsof de machine er wel is .
Een klein conflict is nog dat de gemeente Son en Best het er niet over eens zijn hoe al die vrachtwagens moeten rijden. Je kunt in praktijk alleen bij Jansen komen vanuit westelijke richting (over de Terraweg), en die wil de gemeente Best eigenlijk het liefste sluiten.

En toen kwam het Openbaar Ministerie
En of het allemaal nog niet ingewikkeld genoeg was, kwam  toen het Openbaar Ministerie met een strafrechterlijk traject. De feiten zijn dezelfde als die in het bestuurlijke traject een rol spelen, maar het OM vindt dat alles ook strafrechterlijk relevant.
Op 17 jan 2017 eiste de Officier van Justitie 100 uur werkstraf (helft voorwaardelijk) tegen holding-directeur Toon Jansen en €30.000 tegen twee dochter-BV’s (helft voorwaardelijk). Op zich te volgen.
Maar als het tot een veroordeling komt, wil het OM ook aan Jansen als privépersoon onrechtmatig verkregen voordeel te ontnemen ter waarde van 12,5 miljoen. En dan wordt het tricky: het voordeel is onrechtmatig omdat Jansen wel geld aannam, maar de tegenprestatie niet uitvoerde. In hoeverre bedreigt dat de verwijdering en/of de verwerking van het TAG als Jansen deze tegenprestatie met veel vertraging alsnog zou gaan uitvoeren? In hoeverre is die 12,5 miljoen dan alsnog onrechtmatig?
Ik kan er geen verstandig woord over zeggen.

De advokaat van Jansen vond het allemaal onzin. Het lag allemaal aan Van Pelt en Jansen had veel meer kunnen verdienen door het afval te exporteren.
Wat beide kul is.
Jansen heeft specifiek geld aangenomen voor de Thermische Reiniging. Als hij had willen exporteren (wat soms wel en soms niet verboden is, en hoe dan ook niet de officiele voorkeur), had hij een heel ander verhaal moeten vertellen.
De procedures van Van Pelt gingen over de revisievergunning, niet over de TRI. Dat had ook moeilijk gekund, want je kunt nou eenmaal moeilijk procederen tegen een apparaat waarvoor nog niet eens een vergunning aangevraagd is. Die werd, zoals gezegd, pas aangevraagd in nov 2014 en verleend in januari 2017. Pas nu kan Van Pelt gaan procederen tegen de TRI.

Inmiddels heeft de Rechtbank in Den Bosch op 31 januari 2017 de persoon Toon Jansen tot 50 uur werkstraf veroordeeld en ligt er een ontnemingsmachtiging tot €11 miljoen. De feitelijke ontneming kan nog maanden duren, maar er is al beslag gelegd op eigendommen.
Twee werkmaatschappijen kregen elk een boete van €10.000.

Benieuwd hoe deze kluwen ooit nog ontward gaat worden.

Update dd 07 juli 2023

Inmiddels is de lucht geklaard. Jansen Recycling is al een paar jaar aan het werk (eindelijk) en de juridische procedures zijn achter de rug.
Inmiddels lopen er contacten met stadsverwarmingsexploitant Énnatuurlijk over afname van de verbrandingswarmte

Jansen Recycling aan de Terraweg langs het Wilhelminakanaal

2016 bracht nieuw mondiaal temperatuurrecord

Het wordt traditie. Elk jaar kijken de NASA en de NOAA terug op de mondiale temperatuur van het jaar ervoor, en vaak leidt dat tot de constatering dat het weer warmer is geworden.
De on line-Scientific American drukte op 18 januri 2017 een artikel uit Climate Central af, waarin onderstaande graphic overgenomen is.
Het artikel van de online_SciAm is te vinden op www.scientificamerican.com/article/2016-was-the-hottest-year-on-record/ .

Readings from weather stations around the globe depict Earth’s long-term warming trend from 1880 to the present. Record warm years are listed in the column on the right, with 2016 being the warmest yet. Credit: NASA/Joshua Stevens, Earth Observatory

Een paar cijfers uit het artikel:

De gemiddelde mondiale temperatuur in 2016 lag 1,2ºC boven die in de periode 1881-1910 (wat richting preindustriele tijden gaat)

De gemiddelde mondiale temperatuur in 2016 lag volgens de NASA 0,99ºC boven die in de periode 1951-1980 (een 30-jarige middelingsperiode is gebruikelijk in de klimatologie)

De gemiddelde mondiale temperatuur in 2016 lag volgens de NOAA 0,94ºC boven die in hele 20ste eeuw

De gemiddelde mondiale temperatuur in 2016 lag volgens de NOAA 0,04ºC boven die in 2015

Het Parijse akkoord wil dat de temperatuurstijging t.o.v. ‘preindustrial times’ onder de 2,0ºC blijft, en liefst onder de 1,5ºC.

De lokale temperatuurstijging kan afwijken van de gemiddelde. In het Noordpoolgebied heerst een relatieve hittegolf. Op Spitsbergen kalft de kust af en spugen de door regen doorweekte bergen landverschuivingen uit die er nog nooit eerder gezien zijn.

Duurzame energie bottom-up of top-down organiseren?

Duurzame energie-initiatieven in West-Brabant
SP-Statenlid Joep van Meel en ik hadden (18 jan 2017) een gesprek met Onno Eigeman, die een invloedrijk man is binnen de West-Brabantse
duurzame energie-wereld.
Hij is voorzitter van de Cooperatie Energiek Halderberge, coördinator van het Energieloket West-Brabant, Regiocoördinator Duurzaamheid West-Brabant vanuit de VEC Noord-Brabant (dat is de Vereniging van Energie Coöperaties), en lid van de Regiegroep Energietransitie West-Brabant.
De laatste ‘titel’ was de gespreksbasis.

Onno Eigeman

Een tijd geleden is in Noord-Brabant het Brabantse Energie Akkoord (BEA) vastgesteld. ( zie Het Brabants Energie Akkoord: een goed idee, maar het had een betere uitwerking verdiend ).  Daardoor is dit tevens de basis geworden van het provinciale beleid. Vervolgens heeft de provincie daarop een Uitvoeringsagenda gebaseerd (zie oa De Brabantse Uitvoeringsagenda Energie – kwantitatiefidem – politiek en kwalitatiefidem – het ECN-advies ). Beide documenten lopen over van de goede bedoelingen, maar ik vind ze technisch niet sterk.

Vervolgens is de gedachte verbijzonderd tot vier regio’s in Brabant, te weten West, Midden, Noord-Oost en Zuid-Oost. Eigeman doet dus West-Brabant.
Die regio’s werken als het ware aan een Regionaal Energie Akkoord, later eventueel een Lokale Energie Akkoorden.
Er moet een platform gaan komen (met site) waarop de regionale, en eventueel daaronder vallende lokale, organisaties ideeën en ervaringen gaan uitwisselen. Het Platform gaat inhoudelijk bestuurd worden door de actievoerders zelf.
Het is allemaal nog volop in ontwikkeling.

In West-Brabant borrelen de ideeën op, met in wisselende samenstelling Ondernemers, Onderwijs, Overheid en de Ondernemende burger (de 4 O’s). Eigeman heeft zelf 113 projecten in zijn portefeuille, waarvan 70 op het gebied van collectieve zonne-energie. De projecten hebben vaak ook een sociale component, zoals de boer in Stampersgat die 640 PV-panelen legt. Stampersgat is een klein dorp binnen de gemeente Halderberge, en de opbrengst van de panelen komt mede ten goede aan de renovatie van een appartementengebouw (niet tot Nul op de Meter overigens, maar tot A++).
Soms ook is de bedrijfseconomie leidend, zoals bij een project van 40000m2 PV-paneel op een bedrijf in Breda.

Ik heb grote bewondering voor de inzet en de creativiteit waarmee in West-Brabant gewerkt wordt. En toch heb ik er ook een kritische vraag bij.

Bottom-up of top-down?
Fundamenteel kun je op twee manieren met duurzame energie bezig zijn.

Je kunt micro allerlei projecten realiseren (bottom-up). Dat is wat in West-Brabant gebeurt. De sterke kant is dat er hard en creatief gewerkt wordt en dat daarbij de bevolking geënthousiasmeerd wordt, de zwakke kant is dat men op dit moment nauwelijks een idee heeft wat het totaal aan initiatieven feitelijk per jaar aan Joules oplevert. Dat zal moeten veranderen: als gesubsidieerde instelling moet er een jaarverslag komen en daarin moet uiteindelijk opgeschreven worden welke prestatie er voor welk geld verricht is.

Je kunt macro met energie bezig zijn en zeggen dat in het BEA staat dat er in 2020 ongeveer 40PJ Finaal duurzaam Energetisch Vermogen moet zijn in Brabant. In 2014 zat dat aantal op 19,3PJ. Er moet dus fors wat bij.

De sterke kant is dat als je dat realiseert, je aan je politieke commitment voldaan hebt (je voert feitelijk uit wat er overeengekomen is). De zwakke kant is dat je al gauw bureaucratisch bezig bent, en veel eerder ruzie met omwonenden hebt.
Door mijn positie als fractiemedewerker is mijn eerste reflex om de tweede positie te kiezen, mede omdat er bijna niemand anders is die dat doet. Er wordt veel te weinig gerekend.

Als ik bijvoorbeeld (bij gebrek aan beter) een schatting maak van het effect van Eigemans’ PV-portefeuille, en daarbij met de kletsnatte vinger aanneem dat als zijn kleinste project ca 1000m2 is en zijn grootste 40000m2 , zijn gemiddelde project (waarvan hij 70 heeft) ergens rond de 4000m2 zit, dan heeft hij voor 0,28km2 in zijn portefeuille. Dat is idealiter goed voor ca 0,17PJ.
Neem ik (optimistisch) aan dat een project binnen een jaar voltooid wordt en (nog optimistischer) dat het in heel Brabant even goed gaat, dan ben je in 2020 ongeveer  2PJ verder met van alle van onderop georganiseerde PV-projecten in heel Brabant samen.

Vergelijkbaar het 470MW-windenergieprogramma, dat in Brabant grofweg halverwege is. Voltooiing (die bepaald niet altijd bottom-up gaat) zou ca 2PJ toevoegen.
Maar om het BEA uit te voeren, moet er iets van 20 a 22PJ bij gekomen zijn in 2020. En dan zit je nog maar op 14% duurzame energie.

Het Planbureau voor de Leefomgeving in “Energiecoöperaties: ambities, handelingsperspectief en interactie met gemeenten – de energieke samenleving in praktijk” (2014) verwacht, dat coöperaties in heel Nederland samen aan energiebesparing en duurzame productie ‘hoogstens enkele PJ‘ toe zullen voegen. Waarbij de kanttekening op zijn plaats is, dat als een coöperatieactie ertoe leidt dat mensen panelen op hun eigen huis leggen, die opbrengst niet aan de coöperatie wordt toegeschreven, maar aan de woningeigenaar. De opbrengst is moreel, maar niet zakelijk. In deze zin is de invloed van de gezamenlijke coöperaties een stuk meer waard dan genoemde paar PJ.
Maar de gedachte dat de Brabantse coöperaties tot 2020 pakweg 2PJ toevoegen, is dus niet absurd laag.

Eigenlijk is het probleem dat de coöperatieve beweging zich vooral met woningen bezighoudt en vooral met elektriciteit. Maar woningen (met wat nutsgebouwen) beslaan momenteel slechts een kwart van de energievraag, en die bestaat momenteel slechts voor 1/5de deel uit elektriciteit.

(Brabant energieverbruik, bron de Klimaatmonitor jan 2017, 1000TJ = 1 PJ)

Brabantse duurzame productie, Klimaatmonitor jan 2017, 1000TJ=1PJ

Zie Klimaatmonitordata Eindhoven en Brabant_jan2017  , in het stuk de link naar waar deze getallen vandaan komen.

Combinatie nodig
Met andere woorden: het bottom-up verhaal kan niet het volledige verhaal zijn.
Het is zeer nodig, maar niet voldoende. Er moet iets anders zijn wat grote getallen levert, zoals bijvoorbeeld mestvergisting, andere biomassa, heel veel grote zonneparken en centrale warmtelevering (het recente Warmteplan van de provincie is een voorbeeld, zie Warmte in Brabant en CE rekent klimaatneutrale warmtevoorziening woningen door voor 2050 ).

Bovendien lopen de kosten al gauw zo hoog op dat het buiten het bereik raakt van bottom-up bewegingen. Een windturbine kost aan aanleg grofweg € 1,5miljoen per MW, dus het 100MW-project langs de A16 kost grofweg €150 miljoen. Dat wordt projectontwikkelaarswerk en onderhandelen dat er een goede participatieregeling uitkomt voor de omwonenden (zoals bijv. die in Klundert).

Uiteindelijk waren we het met zijn drieën wel eens dat de inspanningen bottom-up en top-down in elkaar moeten grijpen. De een kan niet zonder de ander.

Elektrische auto rijdt Parijs-Dakar uit

De Acciona 100% EcoPowered tijdens een rit in Afrika in 2016

Ik ben geen liefhebber van auto-racen, maar deze prestatie verdient vermelding. De Acciona 100% EcoPowered reed als eerste, geheel elektrische, auto Parijs-Dakar uit. Deze race was van 1 tot 15 januari, overigens niet tussen Parijs en Dakar, maar in Paraguay, Bolivia en Argentinie.
De chauffeurs waren Ariel Jaton en German Rolon.
De auto deed er 111 uur over en eindigde in het hele veld als 53ste.

De Acciona 100% EcoPowered tijdens Parijs-Dakar 2017

Acciona is een Spaanse onderneming, gevestigd in de buurt van Barcelona.

Constructieschets van de Acciona 100% EcoPowered

  • De motor is een synchrone elektromotor die 250kW kan leveren
  • Afhankelijk van de omstandigheden verbruikt de motor 20 tot 45kWh/100km
  • Een eerdere versie van de auto had een range van ca 200km. De range van het daarna vernieuwde type is niet gegeven.
  • De accu kan in 60 minuten geladen worden
  • Het accupakket kan in 60 minuten bijgeladen worden
  • In het dak zijn zonnepanelen ingebouwd die samen goed zijn voor 100W.

Wie zin heeft om te snuffelen, kan beginnen op www.accionadakar.es/en  .

 

Nieuw verhaal nodig rond energietransitie en een prijsvraag

Wetenschappers weten heel goed uit te leggen waarom klimaatverandering een probleem is, en de energietransitie nodig. Daarover geen kwaad woord.

Alleen, op zichzelf helpt dat niet. Het wordt tijd voor verhalen waarin creatieve mensen met een missie verhalen gaan bedenken hoe de energietransitie wel kan.

Binnen mijn zeer geringe mogelijkheden probeer ik dat ook, maar dat blijft teveel wetenschap en bijgeloofbestrijding, en teveel industriële veeteelt en achterlopende overheden. Wat ik maak is in elk geval geen kunst. Helaas.

Maarten Hajer, hoogleraar Urban Futures en oud-directeur van het Plan Bureau voor de Leefomgeving (PBL) pakt het grootser aan. In de NRC van 07 jan 2016 stond een groot interview rond twee thema’s (zie www.nrc.nl/nieuws/2017/01/06/er-is-een-nieuw-verhaal-nodig-om-mensen-te-prikkelen ):

  • De toekomst van de Rotterdamse haven als Duitsland straks geen fossiele brandstof meer via Nederland invoer,
  • Een prijsvraag over de postfossiele stad in de toekomst

Hajer in het interview geciteerd:”We zijn in een nieuwe fase van de klimaatpolitiek gekomen. Je hebt een nieuw klimaatverhaal nodig, waarbij iedereen in de samenleving weer perspectief krijgt. Voor zijn bedrijf, voor zijn huishouden, voor zijn benzinestation. Voor die verbeeldingskracht ben je bij de huidige wetenschap aan het verkeerde adres, die doet daar niet aan. De verbeelding is het domein van de kunst, van de creatieven, van de sciencefiction fictionschrijvers.” . De opsomming is niet limitatief bedoeld, eigenlijk mag iedereen.

Het eerste thema, dat van Rotterdam en de Noordzee, heet de Energetic Odyssey. Over enerzijds wegvallende fossiele handel en anderzijds nieuwe activiteiten, die geld en arbeidsplaatsen opleveren. Alle grote jongens doen mee.

– hergebruik van warmte – “De haven bulkt van de warmte, die moet naar de stad toe worden geleid

– De bouw en plaatsing van alle windturbines op zee, waarin het plan voorziet.

2050 – An Energetic Odyssey verbeeldt een systeemsprong die het mogelijk maakt dit gat te dichten door op zeer grote schaal windenergie voor de omringende landen te oogsten op de relatief ondiepe Noordzee.
De website zelf vermeldt overigens niet welk gat precies gedicht wordt. Het simulatiefilmpje doet dat wel, maar dat moet je dan afluisteren.
Dan blijkt dat het Noordzee-plan 90% van de elektriciteitsvraag van de gezamenlijke Noordzeelanden afdekt. Van de totale energiebehoefte (die groter is dan de post elektriciteit) maakt diezelfde hoeveelheid 1/3 deel uit.
Daarnaast worden de landen geacht ongeveer 1/3de deel van hun energieuitgaven te besparen.
Op het eind wordt een link naar een artikel in De Ingenieur aangegeven ( www.elinea.nl/artikel/25-000-windturbines-in-noordzee?t=source&pl=203 ) . Daar gaat het om 90% van de elektriciteitsbehoefte.

Omdat ik in deze kolommen focus op Brabant, ga ik niet meer over dit Noordzee-onderwerp schrijven. Ik weet er te weinig van dan dat mijn geschrijf iets toevoegt. Ik adviseer echter zeker om te gaan kijken op www.hnsland.nl/nl/projects/2050-energetic-odyssey

Ik wil mij voor Brabant focussen op het andere verhaal, de prijsvraag. Zie postfossil.city/  .Dat aanbod geldt overal en voor iedereen, dus ook voor hier. De kernvraag uit het achterliggende manifest:“Hoe wonen, werken en verplaatsen we soms in een stad die niet langer verslaafd is aan olie, gas en kolen?”. Ik hoop dat er ook Brabantse inspiratie is.

In de twintigste eeuw heeft de auto, meer dan welke technologie ook, onze leefomgeving bepaald. Planners en architecten als Cornelis van Eesteren, Robert Moses en Le Corbusier ontwierpen steden die geschikt waren voor autoverkeer, volledig gericht op efficiëntie. Vandaag de dag worden hun plannen grotendeels beschouwd als achterhaalde utopieën, maar tegelijkertijd bepalen ze nog steeds in grote mate hoe we nadenken over stedelijke ontwikkeling. Wat gebeurt er als we (aspecten van) de nieuwe stad in het post-fossiele tijdperk ontwerpen? Is deze stad een utopie, of juist een dystopie?

  • De prijsvraag ligt bij Urban Futures Studies.
  • De termijn is van 11 januari t/m 23 februari
  • De vorm is volledig vrij.
  • De hoofdprijs is €10.000 en er zijn 10 prijzen van €1000