Verbeterde methode om PFAS in rivieren te meten

Intro
Het gevaar van PFAS-stoffen is inmiddels algemeen bekend.
Er wordt veel onderzoek gedaan naar hoe de geest weer in de fles te krijgen, voor zover dat mogelijk is. De onderzoekstechniek zet daarbij, voortbouwend op wat er al is, stappen vooruit.

Een recente publicatie in Environmental Science and Technology Letters dd 19 februari 2024 presenteert zo’n stap vooruit. Het onderzoek is te vinden op DOI: 10.1021/acs.estlett.4c00017 . Het blad Chemistry World van 27 februari 2024 geeft er een samenvatting  door Julia Robinson van, met aanhangend commentaar, die voor leken wat beter te volgen is ( chemistryworld.com/news/mass-of-pfas-flowing-from-river-mersey-to-the-sea-among-highest-in-the-world-study-suggests/ ).

Het is een case study door Engelse geleerden van het stroomgebied (2030km2 ) van de Mersey en de toeleverende zijrivieren, en het bijbehorende getijdebekken.  De Mersey stroomt door  Manchester en Liverpool naar de Ierse Zee en bereikt bij Westy het punt waar het getij merkbaar begint te worden. Daarom wordt Westy technisch als de monding aangemerkt.

De Mersey dicht bij zee

Het is een dichtbevolkt gebied, met alle voorzieningen van dien, en met veel oude en nieuwe industrie en havenactiviteiten. Per km2 stroomgebied blijkt het een van de vuilste PFAS-gebieden ter wereld (vele malen vuiler dan bijvoorbeeld de Donau).
Hoewel de Mersey-regio duidelijk buiten de Brabantse focus van deze website valt, heeft bespreking zin omdat men de onderliggende redeneerwijze zeer wel kan overplanten op bijvoorbeeld de Westerschelde, of mogelijk zelfs enkele kleinere Brabantse rivieren als bijvoorbeeld de Dommel.

Uiteraard zijn dan de onderliggende specifieke kenmerken anders.
Vandaar dat ik hier de resultaten slechts op hoofdlijnen bespreek, en daarbij vooral kijk naar wat de auteurs zelf beweren dat nieuw is.

Observed and estimated (using LOADEST) PFOS and PFOA daily loads for the River Mersey at Westy (August 2022 to July 2023).The mean PFOS daily load was 22.45 g/day (95% CI of 4.08). The mean PFOA daily load was 32.48 g/day (95% CI of 9.89).
De 95% CI-mededeling geeft de onzekerheidsmarge aan. LOADEST is een computermodel.
De periode loopt van augustus 2022 t/m juli 2023.

Wat er onderzocht is en wat al bekend was
Van de ruim 4700 PFAS-stoffen zijn er 17 geselecteerd. Daarvan kon men er bij Westy 11 detecteren, waarvan er acht significante resultaten gaven (een dergelijk aantal PFAS-stoffen is nog maar één keer eerder gemeten in Engeland). Daarvoor mat men er meestal twee, PFOA en PFOS, de bekendste. Van deze twee stoffen wist men al uit eerder onderzoek (2015 – 2021) wat de 44 Waste water Treatment Works in het gebied (hierna gemakshalve op zijn Nederlands afgekort tot RWZI, RioolWaterZuiveringsInstallatie) per jaar loosden.

Er zijn alleen PFAS-stoffen gemeten die opgelost zijn in water. Niet-oplosbare stoffen of op oplosbare stoffen die zich aan slib hechten, vallen buiten de analyse.

Nieuw is dat de publicatie de lozingsmassa’s van deze twee stoffen per dag geeft. Dat kan helpen om maatregelen aan de bron te nemen.

Verder worden niet alleen de emissies van de RWZI’s ingebracht, maar maar wordt ook gemeten annex berekend wat er aan PFAS-stoffen bij Westy door de rivier gaat.
Omdat van de RWZI-emissies alleen PFOA en PFOS gemeten zijn, is een vergelijking slechts mogelijk met deze twee stoffen.

De gezamenlijke RWZI’s lozen jaarlijks ruim 20 kg PFOA, terwijl daarvan bij Westy slechts slechts ruim 14kg/y teruggevonden wordt (in opgeloste vorm). Blijkbaar hecht zich onderweg van de RWZI’s naar zee minstens een derde van het PFOA aan slib op de rivierbodem.
De gezamenlijke RWZI’s lozen jaarlijks ruim 5kg PFOS, terwijl er bij Westy bijna 10kg/y passeert. Blijkbaar zijn de RWZI’s samen goed voor hooguit de helft van de PFOS-emissies, en nemen andere, nog onbekende, bronnen minstens de helft van de emissie voor hun rekening.
Het gedragsverschil tussen beide stoffen ontstaat in deze context doordat toevalligerwijs de PFOA-lozende RWZI’s hoger stroomopwaarts liggen als de PFOS-lozende RWZI’s.
De moraal is dat het saneren van RWZI’s (zelfs als dat volledig zou lukken) niet voldoende is om de waterkwaliteit volledig te verbeteren. Daarnaast zijn speurwerk en andere maatregelen richting die onbekende bronnen nodig, (zoals industriële lozingen, lekkende vuilstorten, besmet grondwater, vliegvelden, militaire bases, en de landbouw).

Het onderzoek schat dat de acht PFAS-stoffen die significant meetbaar bleken, samen goed zijn voor ca 68kg PFAS die jaarlijks in vloeibare vorm Westy passeren, en daarna dus in zee of in het getijdebekken belanden, al dan niet gehecht aan slib.
Een commentator in de samenvatting van Chemistry World merkt op, dat de 17 geselecteerde PFAS=stoffen samen goed zijn voor nog geen 5% van alle PFAS-stoffen. Et probleem is dus veel groter en vraagt om een nog veel krachtiger aanpak.

Het commentaar in Chemistry World vermeldt verder dat de Royal Society of Chemistry de regering opgeroepen heeft (oktober 2023) om de Engelse norm voor PFAS in drinkwater terug te brengen van 100 naar 10ng/liter. In de Mersey zit PFOA daar gemiddeld iets boven, en bij pieken iets meer. Als de drinkwaterbedrijven hun water uit de Mersey halen, mogen die dat oplossen.

Mersey bij Runcorn Gap (halverwege Westy en de zee)

Passen er genoeg windmolens op de Noordzee voor Tata Steel?

Tata Steel Ijmuiden

De Klimaathelpdesk
Er is een op een geïnteresseerd publiek gerichte denktank, de  Klimaathelpdesk, waar je een vraag kunt deponeren over een energie- en/of klimaatgerelateerd onderwerp. Een keur aan Nederlandse geleerden werkt aan dit initiatief mee. Zie https://www.klimaathelpdesk.org/ . Onder aan de homepage kun je aanklikken wie dat zijn.

Mijn vraag en het antwoord erop
De reden waarom ik de vraag gesteld had, was dat kort tevoren er veel te doen was over de wens van Tata Steel Nederland (TSN), de FNV en milieuorganisaties dat Tata Steel moest vergroenen. Dat heeft een milieu-aspect (toxische emissies) en een klimaataspect (CO2 ).

Beide zouden er heel erg mee gediend zijn als TSN overging van steenkool op waterstof. Op zich kan dat: er is al een fabriek in Zweden die het doet ( https://lkab.com/en/press/hybrit-ssab-lkab-and-vattenfall-first-in-the-world-with-hydrogen-reduced-sponge-iron/?aid=16447 ).

Met waterstof gereduceerd sponsijzer van LKAB

Maar die waterstof moet groen tot stand komen (via de electrolyse van water) en de daarvoor nodige stroom moet dus groen zijn. Bij een aan zee gelegen complex denkt men dan al gauw aan wind op zee.

Ik weet te weinig van Tata Steel (een zeer ingewikkeld dossier) om hier een breed verhaal neer te zetten. Het is een belangrijk onderwerp en ik volg de literatuur aandachtig, maar ik heb geen praktijk en ik woon er ver van af. Ik heb in dit verhaal interesse in één deelaspect, namelijk of de Noordzeewind genoeg waterstof kan leveren.  

Want voor die waterstof is een heleboel windstroom nodig. Daarom had ik aan de klimaathelpdesk de vraag gesteld “  Is Tata Steel’s overstap naar waterstof haalbaar door de benodigde duurzame energie op te wekken in de Noordzee? “. Het aanklikken van deze tekst brengt je bij het antwoord. Dat is geformuleerd door Lennart van der Burg  van TNO. Als je Lennart  aanklikt, krijg je alle vragen en antwoorden die hij behandeld heeft.
Dat antwoord heeft overigens wel even geduurd. Ik heb de vraag ingediend toen ik 74 was (valt in de beantwoording te lezen) en nu ben ik 76 half. Maar goed, kniesoor die daar op let.
Bij het antwoord is een korte literatuurlijst meegeleverd die ook aanklikbaar is.

Foto fa Van Oord

Het antwoord verloopt in essentie in drie stappen: je moet weten hoeveel waterstof Tata Steel nodig heeft; gegeven die hoeveelheid moet je weten hoeveel windvermogen nodig is; en vervolgens moet je weten of dat vermogen er is of komt.

Voor de eerste twee stappen leunt de beantwoording op een studie van het bekende internationale consultancybureau Roland Berger. Tata Steel en de FNV waren gezamenlijk opdrachtgever. De studie staat in de literatuurlijst.
Berger beweert (blz 15) dat voor de 7,2 miljoen ton vloeibaar staal die Tata Steel jaarlijks maakt, jaarlijks 380.000 ton waterstof nodig is. Dit getal kan ik niet controleren en ik neem aan dat het klopt.
Vervolgens kun je met middelbare school-scheikunde uitrekenen hoeveel energie er vrijkomt als je 380.000 ton waterstof laat reageren met zuurstof tot water: 15,1TWh. Berger neemt nu aan (klein foutje) dat die 15,1TWh ook geldt als je het verhaal andersom vertelt, dus van water terug naar waterstof . Gekoppeld aan 4000  vollasturen wind op de Noordzee kom je dan op een nodig vermogen van 3,8GW (Berger zegt ongeveer 4GW).
Maar het rendement van de electrolysers is ca 70% en zo her en der valt nog wel wat energie uit als warmte. Men kan die 3,8GW windvermogen dus het beste zien als netto, terwijl er bruto ongeveer anderhalf keer aan turbines moet staan. Je hebt dus zowat 6GW windvermogen nodig.
Lennart heeft dit foutje kritiekloos overgenomen.

Verschijnt het regeringsbeleid ten tonele, in de vorm van twee Kamerbrieven van minister Jetten. Daarin wordt de Nederlandse wind op zee – ambitie in 2030 opgehoogd tot 21GW (die grotendeels nog niet gerealiseerd is). Op de langere termijn is meer mogelijk.

Dus, zegt de Klimaathelpdesk, het antwoord op de vraag is ‘ja’ want 4GW is kleiner dan 21GW (en de correcte bijna 6GW ook).
Ik ben zo vrij om daar ‘in principe’ aan toe te voegen. Want (en dat zegt ook de Klimaathelpdesk in een beperkend zinnetje), er zijn een heleboel industrieën die smachten naar groene waterstof en je hebt ook zoiets als opslagcapaciteit nodig (die ook weer voor verlies zorgt).

Of de Noordzee groot genoeg is voor alle waterstofhunkeringen, valt te bezien. Een studie van Taminiau en Van der Zwaan voor het jaar 2050 (die ook op de literatuurlijst van het antwoord van de Klimaathelpdesk staat ( https://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=4109358) spreekt over 59GW in de makkelijk toegankelijke delen van de Nederlandse Exclusieve Economische Zone. Als men de turbines ook neerzet in gebieden waar nu naar olie en gas geboord wordt, in natuurgebieden en in militaire oefenterreinen (nogal wat als als als), zou men tot 99GW moeten kunnen komen.
Zowel de vraag naar als het aanbod van wind op zee in 2050 zijn te speculatief om hier verder op in te gaan.

Het feest gaat niet door
Uiteindelijk werd in 2023 bekend dat de hoogste Tata-directie de transitie (nu?) niet in bovengeschetste ideaalvorm wil uitvoeren. Dat is teleurstellend.
Maar vroeg of laat zal een CO2-vrije staalproductie er moeten komen. Staal blijft nodig.

Jaarrapportage Luchtkwaliteit ZO Brabant 2022

Intro
De regio Zuidoost Brabant is bijna klaar met de opbouw van een Regionaal Meetnet ILM2, dat de regio afdekt. TNO beheert het meetnet inhoudelijk en brengt elk jaar verslag uit.
Het eerste verslag ging over 2021, in welk jaar het meetnet nog in opbouw was.
Onlangs verscheen het verslag over 2022. In dat jaar zijn er vier meetstations bijgeplaatst en twee overleden, wat het totale aantal op 47 vaste en twee tijdelijke meetstations (in Nuenen) brengt. Een meetstation heet officieel een CAIRE-box.
De regio wordt verdeeld in drie hoofd-gebieden: de steden Eindhoven en Helmond (met 21 resp. 4 vaste meetstations), het Luchthavengebied (met drie vaste meetstations) en het buitengebied met 19 vaste meetstations.
Alle meetstations meten PM10, PM2.5 en PM1 (fijn stof met het getal als maximum diameter). Dit ging goed: deze categorieën hebben gemeten gedurende 98% van de tijd dat ze hadden kunnen meten.
De drie meetstations bij het vliegveld meten ook ultrafijn stof (UFP, ook wel PM0.1).
Daarnaast meten alle stations ook NO2 , maar dat blijkt lastig en gaat niet altijd goed. Het was enig passen en meten om aar een goed verslag uitte krijgen.

Naast het ILM2-net Er stonden er altijd al drie meetkasten van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) van het RIVM (Eindhoven Genovevalaan en Noord-Brabantlaan, en Veldhoven Europalaan). Deze zijn gebruikt voor controle en ijking, en dat klopt allemaal redelijk.

Welk document is waar te vinden?
Het meetnet wordt organisatorisch beheerd door de OmgevingsDienst ZO Brabant (de ODZOB). Alle Nieuwsbrieven en alle openbare documenten betreffende het meetnet zijn te vinden op https://odzob.nl/meetnet?cookie=1594390759271 . Voor 2022 zijn relevant de Aanbiedingsbrief, de Infograhic en het rapport zelf, alle over 2022.
De Infographic is dynamisch en kan hier niet als zodanig in beeld worden gebracht. Wie hem in actieve vorm wil, kan hem vinden op https://odzob.nl/file-download/download/public/2879 . Hieronder het fijnstof-scherm uit de Infographic.

Ik heb op deze site ook al geschreven over de rapportage 2021. Dit is te vinden op https://www.bjmgerard.nl/over-2021-fijn-stof-meten-in-zo-brabant/ . Kortheidshalve herhaal ik het meeste niet, dat daar al staat.
Dit  artikel linkt door naar eerdere artikelen, waarvan ik aandacht vraag voor https://www.bjmgerard.nl/luchtmeting-door-meetnetten-en-burgergroepen-in-zo-brabant/ .
De site van TNO zelf over het onderwerp is https://ilm2.site.dustmonitoring.nl/ .

Verder is in dit verband vermeldenswaard het afsluitende artikel van Milieudefensie tegen het weghalen van de Knip in de Vestdijk ( https://www.bjmgerard.nl/knip-vestdijk-slag-verloren-uitkomst-oorlog-nog-onduidelijk/ ). De concentratie zat toen (op basis van de juridisch voorgeschreven modelberekening) jaargemiddeld boven de wettelijke grens. Na de, inmiddels voltooide, herinrichting lijkt hij er (op basis van een juridisch niet tellende meting) een eind onder te zitten. Waarschijnlijk heeft de herinrichting geholpen.

De resultaten van alle meetstations in relatie tot de norm
Ik kies er wat thema’s uit. Verder verwijs ik naar 2021.

Eerst gewoon de resultaten per meetstation.


De EU-grenswaarde (die ook in  Nederland wet is) wordt in geen vervuilingscategorie op enig meetpunt overschreden (hoewel de Eindhovense Fellenoord aandacht blijft verdienen).
De WHO-advieswaarde wordt voor PM10 bijna altijd overschreden, en voor PM2.5 en NO2 altijd. Men gelieve er overigens wel rekening mee te houden dat de nauwkeurigheid van een individueel gemiddelde er 20% naast kan zitten en dat er vanwege het weer toevalseffecten bestaan.


De achtergrond
Hierboven het gangbare schema van de herkomst van luchtvervuiling.

TNO definieert de achtergrond als de waarde waaronder 10% van de metingen zit.
De nationale en grensoverschrijdende concentraties samen heten de regionale achtergrond. Die is dus in de hele regio hetzelfde.
In ZO Brabant beslaat de regionale achtergrond voor fijn stof ongeveer 60% (in de zomer) tot 75% (in de winter) van alle fijn stof. Van dat percentage komt grofweg de helft uit  natuurlijke bronnen en de helft uit het buitenland (vooral bij oostelijke windrichtingen).
Deze regionale achtergrond komt tot uiting bij meetstations ver van de bewoonde wereld (bijvoorbeeld ILM47, Oirschot Neereindseweg).

Bovenop de regionale achtergrond komt de stedelijke achtergrond. Dat is het effect van de diverse stedelijke bronnen, als die zichzelf over de nabije omgeving uitgesmeerd hebben. De regionale en de stedelijke achtergrond is wat je meet in de wat grotere Eindhovense stadsparken, zoals bijv. ILM17, Eindhoven Genneperweg.

Bovenop de stedelijke achtergrond komen verkeersintensieve pieken, zoals bijvoorbeeld de Eindhovense Kennedylaan (ILM40).

Tot hier toe dus alleen over fijnstof.

NO2
NO2 is vooral verkeergerelateerd en dus lokaler. Iets minder dan de helft van de NO2 -achtergrond komt van buiten of uit de natuur. De stedelijke achtergrond telt een hoger bedrag bij de regionale achtergrond op dan dat dat bij fijn stof gebeurt.

De verkeersgerelateerdheid blijk2t ook uit het gegeven dat NO2 een etmaalritme heeft waarin de ochtendspits en de avondspits goed herkenbaar zijn (boven). Het verkeer is gemiddeld over alle verkeersintensieve locaties.

De milieuzone
De metingen binnen en op de Eindhovense Ring laten zien (boven) dat de Eindhovense milieuzone (het gebied binnen de Ring) een beperkt, direct meetbaar, gunstig effect heeft. (Daarnaast hebben milieuzones een indirect effect omdat de tot elektrificatie van de logistiek leiden die ook buiten de milieuzone tot uiting komt. Maar dat komt in dit meetrelaas niet aan de orde bg).

Houtstook
Een deel van met name het PM2.5 – signaal komt van huishoudelijk stoken van hout.

De veeteelt
In het buitengebied waren in 2022 19 meetstations actief. Deze zijn geparkeerd met het oog op de veeteelt. Daarbij is de GCN-kaart van het RIVM gebruikt die al bekend was (Grootschalige Concentraties in Nederland, https://www.rivm.nl/gcn-gdn-kaarten ). Tien meetstations (waaronder vier betaald door een gemeente) zijn gezet waar men een laag risico verwachtte (PM10 < 1µg/m3), zes bij een middelrisico (1 – 5µg/m3), en drie bij een hoog risico (PM10 > 5µg/m3).

Het gemeten beeld wisselt. Hierboven zijn meetreeksen op zes stations, opgenomen in april 2022, te zien. Met name de meetpunten 142, 143 en 144 vertonen pieken. In de nabijheid van deze meetstations staan pluimveebedrijven, maar het is nog te vroeg voor harde uitspraken over oorzaak en gevolg.

Het vliegveld
Er staan drie meetpunten bij het vliegveld, die alle, behalve de eerder genoemde stoffen, ook op Ultrafijn Stof meten (UFS).

Door wegwerkzaamheden in de buurt zijn de PM1, -2.5 en -10 gegevens van meetpunt 114 te hoog. Deze kunnen beter niet meegenomen worden.
Om dezelfde reden (minder verkeer) zijn de NO2 – cijfers lager dan normaal.

De UFP-meting ging een tijd lang niet goed, maar dat bleek pas achteraf. Dit is aangepast door de meetperiode te veranderen in juli 2021 t/m juni 2022. Daardoor kwam men toch aan een heel jaar. Bijkomend gelukje is dat deze metingen daardoor niet beïnvloed zijn door de wegwerkzaamheden.

(De UFP-aantallen moeten * 1000)

De UFP-gemiddeldes moet men zien als het gemiddelde van heel veel korte, maar veel hogere pieken.

Op de site van het Beraad Vlieghinder Moet Minder (BVM2), https://bvm2.nl is een bewerking van deze passage over het vliegveld verschenen onder https://bvm2.nl/luchtmetingen-op-en-rond-eindhoven-airport-in-2022/ , waarin dieper op de resultaten wordt ingegaan. Tevens zal daar ook een apart UFP-onderzoek besproken worden, dat TNO met gevoeliger meters op het platform van Eindhoven Airport in 2022 uitgevoerd heeft, buiten het hier besproken regionale onderzoek om.

Bij nader inzien stond er in dit tweede artikel zoveel nieuws, dat ik het ook op mijn eigen site gezet heb. Zie het volgende atikel onder www.bjmgerard.nl/luchtmetingen-op-en-rond-eindhoven-airport-in-2022/ .

(Infographic Luchthavengebied)

Nieuwe test voor loodvervuiling

Intro
Onderzoekers van het AMOLF (Atoom- en Molekuul Fysica) hebben een nieuwe detector ontwikkeld en op de markt gebracht om de (bedoelde of onbedoelde) aanwezigheid van lood in of op materialen in kaart te brengen.

Het blad De Ingenieur schreef erover op 29 november 2023 ( https://www.deingenieur.nl/artikel/betaalbare-loodtest-dankzij-onverwachte-ontdekking ).

De Ingenieur bouwt zijn artikel op een publicatie in het gerenommeerde Environmental Science and Technology ( https://doi.org/10.1021/acs.est.3c06058 , OPen Access), uit welk artikel de hierna volgende afbeeldingen afkomstig zijn. Noorduin is de corresponderend auteur.

Het persbericht op AMOLF is te vinden op https://amolf.nl/news/a-lead-test-based-on-solar-cell-technology .

Photoluminescent lead detection in complex environments and real-world scenarios. Lead detection on (A) soil, (B) glass, (C) pottery, (D) electrical cable cladding, (E) lead-containing tea kettle that is rubbed with melamine sponge, (F) paint, (G) electrical circuit board, (H) footprint of lead-contaminated shoe, (I) waterpipe, and (J) cross-sectioned lead-acid battery. Note that the photoluminescence is brighter in reality than in the photographs.

De detector
Er bestaat nog steeds loodvergiftiging. Dat kan tot ernstige medische problemen leiden (vooral bij kinderen), en zelfs tot de dood.
Weliswaar is met het wegvallen van lood in benzine een belangrijke bron daarvan weggevallen, maar er zijn nog steeds genoeg bronnen over: verf, waterleidingen, stroomkabels, recyclingbedrijven, elektronica en keramiek. En niet te vergeten sommige kleine vliegtuigen die nog op loodhoudende vliegtuigbenzine vliegen (AVGAS) – zie gs-noord-brabant-willen-verbod-op-loodhoudende-vliegtuigbenzine/ .
Unicef schat dat mondiaal meer dan een op de drie kinderen aan loodvergiftiging lijdt (ca 800 miljoen).

Er bestaan al methodes om lood te detecteren: van precieze die alleen in wetenschappelijke kring gehanteerd kunnen worden tot op verkleuring gebaseerde testen die in het veld gehanteerd kunnen worden, onder andere door civil scientists in gemeenschappen.
Ze hebben echter alle hun beperkingen, waardoor je er niet betrouwbaar, gemakkelijk en goedkoop over grote gebieden mee kunt werken.

Bodemonderzoek met de loodtest (foto Amolf)

De nieuwe detector verruimt deze mogelijkheden.
Het pakketje omvat een sprayer die een wolkje van de stof methylammoniumbromide (MABr) over het te onderzoeken oppervlak aanbrengt. Als daar lood inzit of opzit, vormt dat lood met het MABr een verbinding die men een lood halide perovskiet noemt. Die verbinding luminesceert als die met een (met het pakketje meegeleverde) UV-lamp beschenen wordt (wat men in de volksmond een black light noemt).
Door in plaats van Br te kiezen voor mengsels met het chemisch verwante chloor of jood kan men de kleur van de fluorescentie instellen, maar gekozen is voor groen (dat ontstaat met Br), omdat het menselijk oog daarvoor het gevoeligst is.
MABr is niet erg  gevaarlijk (lijkt chemisch in de verte een beetje op salmiak), van het oplosmiddel isopropanol zijn ook niet meteen rampen te verwachten zolang je het niet  in de fik laat vliegen,  en, zoals bekend, moet je niet in een UV-bron kijken. Met enig benul is de testkit gevaarloos te hanteren.

De techniek haalt met het blote oog concentraties van 1 nanogram per mm2 (de concentratie is hier per eenheid van oppervlakte – normaliter geeft een test die per eenheid van volume zoals de 5µg/dL – bloedgrens voor loodvergiftiging). Dit is erg gevoelig.
Met een deskundig bediende camera moet men de 0,05 nanogram per mm2 kunnen halen.
Er is een dosis-effectrelatie (meer lood, meer licht), maar die vlakt bij hogere concentraties op een gegeven moment af.
Soms is lichte voorbewerking  wenselijk (bijvoorbeeld een beetje opschuren).
De techniek blijkt verrassend specifiek. De onderzoekers hebben hem uitgeprobeerd met ca 50 chemicaliën en kregen geen vals-positieve of vals-negatieve antwoorden (bijvoorbeeld ook niet van tin, dat veel op lood lijkt).
Het maakt niet uit in welke  chemische bindingsvorm het lood is: metallisch, tweewaardig of vierwaardig, het werkt altijd. Hoe dat kan, is nog niet duidelijk.
De test heeft een hekel aan water.

(De eerste twee rijen per drie geven zonder toegevoegde spray de kleur met alleen daglicht resp. met alleen de UV-lamp, en de derde rij met alleen UV-licht met toegevoegde spray.
De bovenste drie rijen gaan over loodverbindingen, de laatste drie over niet-loodverbindingen)

Fundamenteel onderzoek en toeval
De loodtest is een bijvangst van fundamenteel en toegepast wetenschappelijk onderzoek dat eigenlijk over iets anders ging. Lood halide perovskieten staan erg in de belangstelling als materiaal voor zonnecellen en LEDjes.
Daarnaast hobbyde groepsleider Noorduin wat met de manier waarop botten en kalkskeletten in de natuur fossiliseren (zei hij in De Ingenieur). Dat moest ook met loodperovskiet kunnen.
In Coronatijd schoot hem te binnen dat je op deze basis ook een lood-test moest kunnen maken. De spray deed inderdaad zijn  dakgoot en de verf op zijn kozijn oplichten.

Bestellen?
De auteurs van de studie in het vakblad hebben een winkeltje opgericht dat hun testsetjes verkoopt. Op https://www.lumetallix.com/ (en dan shop). De set kost €66 excl. BTW.

Testset

De shop biedt ook toegang tot de mondiale NGO Pure Earth tegen giftige hot spots ( https://www.lumetallix.com/contact/pure-earth/ ), en tot de organisatie LEAPP (Lead Exposure and Poisoning Prevention Alliance ( https://leappalliance.org.uk/ ).

Verder is er de gebruiksaanwijzing te vinden op https://www.lumetallix.com/instructions/ .

Zit er wel of geen lood in de verf? (foto LEAPP)

SP stelt vragen over loodlozingen in de atmosfeer in Budel en krijgt antwoord (Update dd 15 dec 2023)

Persbericht                                                                        17 nov 2023

SP stelt vragen over loodlozingen in de atmosfeer

In een bericht in Pointer over loodlozingen van een bedrijf in Noord-Nederland werd in het voorbijgaan gesteld dat genoemd bedrijf de derde loodlozer in de atmosfeer was, na Nyrstar in Budel en (op de eerste plaats) Tata Steel. De provincie Brabant heeft niets te maken met de andere twee bedrijven, maar is wel bevoegd gezag voor Nyrstar (in de volksmond de zinkfabriek).

Nyrstar_foto bgerard, ook wel de zinkfabriek in Budel

Het bericht kan onjuist zijn, of kan alleen op het papier van de vergunning juist zijn, maar lood en Budel is historisch een beladen combinatie. Daarom wil de SP-fractie in PS graag weten hoe het zit.

Daarnaast loost ook een deel van de kleine vliegtuigjes op Kempen Airport (het Budelse vliegveld) lood in de atmosfeer. Dat heeft de SP al eerder aangekaart. De gemeenten Cranendonck (waarin Budel ligt) en Halderberge (waarin vliegveld Seppe ligt) hebben al contact gehad met de provincie en ook de GGD zou een en ander uitzoeken. De SP-fractie in PS wil weten hoe het er nu aangaande dit onderwerp voorstaat.
Zie ook GS Noord-Brabant willen verbod op loodhoudende vliegtuigbenzine en <strong>Ontwikkelingen m.b.t. loodhoudende vliegtuigbenzine</strong> .

SP-woordvoerster Irma Koopman heeft vragen gesteld. Die zijn hieronder in te zien. Wordt vervolgd.

Update dd 15 dec 2023

Nyrstar loosde in 2022 400kg lood in de atmosfeer

De vragen van SP-woordvoerder Koopman over de atmosferische loodlozingen door Nyrstar  zijn op 12 december 2023 beantwoord.

Grofweg de helft van de emissies is diffuus, de andere helft komt uit puntbronnen.

Het diffuse deel komt voort uit vervoer en overslag van ertsen (inkomend) en restproducten (uitgaand). Mogelijk bestaan hiervoor voorschriften van algemene aard bij stoffend materiaalvervoer, maar het antwoord maakt hiervan geen melding.

De puntbronnen (waarvan Nyrstar er veel heeft) vallen rechtstreeks onder het nationale Activiteitenbesluit. Dat leidt tot een maximaal toegestane concentratie per emissiepunt 0,05mg/m3 . Aan de som van al die emissiepunten is geen maximum gesteld.
Wel moet Nyrstar, net als alle bedrijven die Zeer Zorgwekkende Stoffen uitstoten, elke vijf jaar een minimalisatieplan maken. Het huidige plan heeft geleid tot twee nieuwe scrubbers, waardoor de loodemissie naar de atmosfeer afgenomen is van 1100kg in 2016 naar 400kg in 2022. Er staat niet bij t/m wanneer het huidige minimalisatieplan loopt en wanneer er dus weer een nieuw plan moet komen – en wat dat dan gaat betekenen.

Blijft aandacht verdienen, ook al omdat het Activiteitenbesluit verdwijnt of verandert als de nieuwe Omgevingswet gaat draaien.

Loodlozingen uit vliegtuigbenzine: overheid wacht af

De provincie heeft het onderwerp bij het Rijk neergelegd, en het Rijk weer bij de EU. Minister Harbers heeft er een Kamerstuk aan besteed ( https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936-1058.html ), waarin de stand van zaken uitgelegd wordt. Eerdere analyses mijnerzijds op deze site worden in de Kamerbrief geheel bevestigd, oa over technische zaken, over de beschikbaarheid van alternatieven, en over de mogelijkheden en de ontwijkroutes in EU-regelgeving. Zie https://www.bjmgerard.nl/loodhoudende-vliegtuigbenzine-snel-weg-ermee/ .

Volgens Harbers wil iedereen van het TetraEthylLood (TEL) af, ook de sector zelf. Geheel benzinedicht zijn de Europese bepalingen niet (zegt ook Harbers), maar het is aannemelijk dat het gebruik vanaf 2025 sterk verminderd. In principe wordt op 01 mei onder de Europese REACH-systematiek de verkoop van onverdunde TEL verboden (tenzij er toch iemand uitstel vraagt), en in principe zal er minder en duurdere verdunde TEL in AVDAS zitten.

In praktijk daalt het verbruik al sterk.

De provincie heeft er genoeg fiducie in en wacht af hoe het gaat lopen. Ik ook, al is een kleine prikactie zo hier en daar nooit weg.

Volledig einde fossiele subsidies slechts Europees haalbaar

XR A12-demonstratie 28 maart 2023

Ter intro een inventarisatie van wat er allemaal volgt
Subsidies voor het gebruik van kolen, olie en gas staan momenteel sterk in de belangstelling vanwege de prijzenswaardige actie van XR op de A12. Ik heb ook een keer aan de steundemonstratie meegedaan.
De XR-pagina van de A12-actie is te vinden op https://a12blokkade.nl/ .

De kritiek op subsidies voor fossiele grondstoffen (hetzij ter verbranding, hetzij als grondstof) is echter al veel ouder en komt soms van gerenommeerde zijde.
Op deze site staan artikelen uit 2015/2016 https://www.bjmgerard.nl/5-300-000-000-000-per-jaar-subsidie-aan-fossiele-brandstoffen/ (gebaseerd op een Working Paper van het IMF uit 2015) en https://www.bjmgerard.nl/subsidie-aan-fossiele-en-hernieuwbare-brandstoffen-in-nederland/ (gebaseerd op CE Delft dd 2011) . Daarna een onderzoek in opdracht van o.a. Milieudefensie uit 2019 ( https://www.bjmgerard.nl/milieudefensie-publiceert-studie-naar-fossiele-energie-subsidies-in-eu/ ) en opinies van De IEA en de Wereldbank dd 2020 ( https://www.bjmgerard.nl/iea-wil-na-corona-afschaffing-van-fossiele-brandstof-subsidies/ ).
Het is duidelijk geen nieuw probleem.

Een paar jaar geleden meende het Rijk te weten dat het in Nederland om €4,5 miljard ging. Oud-PvdA-Europarlementariër Alman Metten hoogde dat in 2020, op basis van eigen berekening, op tot €17,3 miljard, en hoogde dat recentelijk op tot €30 miljard. Die €17,3 miljard is het cijfer dat XR aanvankelijk op zijn website gebruikte.
Die €30 miljard heeft weinig bekendheid gekregen, omdat er onmiddellijk al weer een volgende ophoging kwam.

In augustus 2023 namelijk bracht SOMO (Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen) als hoofdauteur, in samenwerking met Milieudefensie en OCI (Oil Change International) de studie ‘Rechtvaardig afbouwen van fossiele subsidies’ uit. Dit rapport is te downloaden op https://www.somo.nl/nl/fossiele-subsidies/ . SOMO e.a. kwamen op een totaal Nederlands subsidiebedrag van €37,5 miljard.

Volgend op het SOMO-rapport publiceerden een groep  vooraanstaande Nederlands economen in Economisch Statistische Berichten van 18 sept 2023 (dus net voorafgaand aan de, inmiddels gelekte, Prinsjesdagbegroting) een opinie “Fossiele subsidies ondermijnen het klimaatbeleid” ( https://esb.nu/fossiele-subsidies-ondermijnen-het-klimaatbeleid/ ). Een verkorte versie van deze opinie verscheen in het Financieel Dagblad.
Fossiele subsidies zijn de meest extreme inconsistentie in overheidsbeleid ooit”, schrijven vooraanstaande economen. “Het is alsof je de airconditioning én de verwarming aanzet: je bereikt niks en hebt alleen maar hoge kosten.”

Maar zelfs over het SOMO-bedrag  ging, of all people, de Nederlandse regering met Prinsjesdag (19 sept 2023) overheen. In de papiermaalstroom voor de begroting 2024 overheen.
Het Belastingplan 2024 noemde een range aan fossiele subsidies (zowel t.b.v. verbranding als grondstof) van €39,7 tot 46,4 miljard). Zie https://www.rijksfinancien.nl/belastingplan-2024 , en daarbinnen volstaat, voor wie het zelf na wil lezen, de Aanbiedingsbrief bij het Wetsvoorstel Belastingplan 2024 en de ‘impactanalyses fossiele subsidies’ in de inhoudsopgave van deze pagina.

De opsplitsing van de €46 miljard naar enkele categorieën, uit een tweet van minister Jetten

Wat is precies een ‘fossiele subsidie’?
Geciteerd uit het SOMO-rapport:

“De WTO (World Trade Organisation) spreekt van subsidie als:

  • er sprake is van een financiële tegemoetkoming door de Rijksoverheid of een ander overheidslichaam, die leidt tot een directe stroom van fondsen (leningen, overheidsgaranties, giften) vanuit overheden naar private partijen (dit zijn de prijssubsidies, die het IEA regelmatig onderzoekt),
  • er gemiste overheidsinkomsten zijn (bijvoorbeeld belastingteruggaven en vrijstellingen),
  • overheden goederen en diensten leveren of specifieke goederen inkopen, of
  • overheden bijdragen aan specifieke fondsen geven.”

Deze brede definitie omvat onder andere directe subsidies, belastingvoordeel, prijssteun en overheidsinvesteringen via staatsbedrijven of publieke banken. Nederland kent voornamelijk gemiste overheidsinkomsten door fiscale regelingen die fossiele brandstoffen voor specifieke sectoren of processen een belastingteruggave, vrijstelling of lager tarief rekenen. Volgens de definitie van het WTO, die het kabinet ook hanteert, kunnen subsidies zowel directe betalingen zijn, als ook kortingen of vrijstellingen. Dat is ook logisch, want economisch gezien zijn ze hetzelfde.

In zeer alledaagse termen staat er het verschil tussen wat ‘normaal’ is en wat ‘niet normaal want goedkoper’ is. Het geeft aan dat het een wat glibberig  begrip is, want zowel ‘normale’ als ‘niet-normale’ kWh-prijzen (bijvoorbeeld) kunnen op en neer gaan en dat hoeft niet in de maat te gaan.
Op 1Vandaag (17 sept 2023) legde professor Mulder van de RU Groningen uit dat de gasprijs in 2022 voor kleinverbruikers met 14 cent per kuub gestegen is, en voor grootverbruikers met 3 cent per kuub.
Marieke Stellinga wijst er in de NRC van 23 sept 2023 op, dat als de ‘normale’ prijzen sterk zouden dalen en de ‘abnormale’ prijzen minder snel, het subsidiebedrag sterk zou dalen terwijl de verbruikte hoeveelheid energie stijgt.
Neem de precisie van bedragen dus met een korrel zout, en hanteer de causale relatie tussen hoge subsidies en veel verbruik met enig voorbehoud.
Als de afgeschafte subsidie alleen gevolgen heeft voor de grootverbruikers, gaat de redenering van SOMO op. Tot op nu niet te voorspellen omvang passen de nu niet meer gesubsidieerde grootverbruikers hun gedrag aan (precies wat de bedoeling is), dus het bedrag van 37,5miljard niet geïnde belasting  kan niet een op een omgezet worden in een bedrag van €37,5 miljard begrotingsruimte.

Financieel, juridisch, politiek, het bedrijfsmodel en het klimatologisch nut
Een van de redenen waarom het probleem zelf, en ook de discussies erover, zo ingewikkeld zijn is dat men er vanuit verschillende invalshoeken tegelijk naar kan kijken.

De financiële invalshoek ligt voor de hand. €40 tot 46 miljard is heel veel geld – de regering geeft per jaar een stuk meer uit aan fossiele subsidies als eenmalig aan het Klimaatfonds. Het zal menigeen in Den Haag ook niet ontgaan zijn dat het Rijk voor 17 miljard per jaar toekomstige dekking zoekt voor zijn totale begroting.

Een juridische vraag is in hoeverre de Nederlandse regering juridische vrijheid van handelen heeft. Zowat de helft van het bedrag, aldus minister Jetten, zit vast vanwege internationale verdragen, waaronder de European Tax Directive (ETD). Dat geldt bijvoorbeeld voor de kerosinesubsidie aan vliegtuigen en stookolie aan schepen, maar ook aan de inzet van fossiele materialen die als grondstof gebruikte worden.

Het is heel politiek wat de toekomst van de industrie in een land is. Bijvoorbeeld of een land zijn eigen staalindustrie wil houden, en of bijvoorbeeld de EU de tariefmuur CBAM (Carbon Border Adjustment Mechanism) om zich heen gaat zeten tegen landen die geen hoge koolstoftax hebben. Zo ook of een land een alternatieve industriepolitiek kan ontwerpen.

Bedrijfseconomisch of, afgezien van alle goede bedoelingen, het afschaffen van een fossiele subsidie werkt. Op de internationale scheepvaart bijvoorbeeld werkt het niet, omdat de meeste oceaangaande schepen makkelijk tienduizenden mijl kunnen varen zonder te bunkeren. Ze kunnen overal stookolie inslaan . Op de binnenvaart en de visserij werkt het weer wel.

En per slot van rekening is de feitelijk bespaarde hoeveelheid broeikasgassen de maat van het succes.

Het voorbeeld van de luchtvaart
De precieze vormgeving kan dus erg veel verschil maken. Hier als voorbeeld tussendoor de “Impactanalyse fossiele subsidies” voor de luchtvaart ( zie https://www.rijksfinancien.nl/belastingplan-2024 ). CE Delft heeft die geschreven op verzoek van het Ministerie van Financiën. Dat moest snel snel, dus kijk niet te precies. Het gaat eerder om ramingen dan om berekeningen.
Gerekend is met een accijns van €0,49 per liter, zowel voor fossiel als voor Sustainable Aviation Fuel (SAF) on geen twee dingen tegelijk te doen; dat tanktoerisme in de luchtvaart voor 90% wordt afgevangen door een nieuwe Europese regel; dat bestaande capaciteitsbeperkingen van vliegvelden blijven gelden (440k op Schiphol en 40,5k op Eindhoven); en dat er vijf varianten bestaan:

  • het referentiescenario (geen vrijstelling van kerosinebelasting)
  • vrijstelling op vluchten van alleen Nederland naar de hele EU27-EFTA (Ned, EU)
  • vrijstelling op vluchten van alleen Nederland naar de hele wereld (Ned, wereld)
  • vrijstelling op vluchten van de hele EU naar de hele EU27-EFTA (EU, EU)
  • vrijstelling op vluchten van de EU naar de hele wereld  (EU, wereld)

Voor de CO2 – winst in de diverse varianten geeft dat onderstaand plaatje:


De vertikale as is in absolute Megatonnen, en het relatieve % is er apart bij gezet. En dit voor 2030 en 2040.

Voor de extra belastingopbrengst voor de Nederlandse staatskas geeft dat onderstaand plaatje:

Kortom, de eenvoudige kreet “zet accijns op kerosine”  zet voor het klimaat pas echt zoden aan de dijk als die Europees wordt opgepakt.

Het SOMO-rapport
Het SOMO-rapport is vooral goed als het om geld gaat. Het brengt op een ogenschijnlijk correcte manier (die in elk geval nergens aangevochten is en ook door de economengroep erkend wordt) in beeld welke regelingen er zijn en wat het Rijk daaraan per stuk en gezamenlijk kwijt is (en ook wat niet meegenomen is).
Gemiddeld over 2019, 2020 en 2021 levert dat de €31,5 miljard op die de Staat volgens SOMO op dit moment aan allerlei vormen van directe en indirecte subsidie kwijt is.
Overigens wil dat niet zeggen dat dat bedrag van €31,5 miljard, na afschaffing van deze regelingen, daadwerkelijk besteedbaar is. Mensen en bedrijven zullen hun gedrag gaan veranderen, waardoor er bespaard gaat worden en het Rijk minder gunstige effecten kan inboeken dan genoemde €31,5 miljard .

Ik vind het SOMO-rapport zwakker waar het om de broeikasgaswinst gaat.
Er staan enkele kanttekeningen:

  • er is een variant die de fossiele subsidies afschaft in 2025, en idem 2030
  • SOMO rekent met €23,5 miljard van de €31,5 miljard , omdat de lucht- en scheepvaart extraterritoriaal in de statistieken staan, en er een verschuiving plaats gaat vinden van elektriciteitsbelasting naar aardgasbelasting
  • Van de financiële meeropbrengst (een niet genoemd bedrag lager dan €31,5 miljard ) wordt een kwart besteed aan verduurzaming in Nederland
  • Er worden twee broeikasgasmodellen genoemd, GSI-IF en IISD, en er is geen duidelijkheid over hoe dat gebeurt. De broeikasgasuitkomsten zijn oncontroleerbaar en kunnen slechts worden geloofd.

Dit alles samen leidt hierna tot een financiële tabel waar het geld naar toe gaat, en een broeikasgasgrafiek die de niet-geloosde hoeveelheid aanduidt in de twee varianten.
Dit in een % van wat er geloosd zou zijn als de subsidies gewoon door verstrekt waren geweest. Uit de toevoeging aan de grafiek kan men opmaken dat bij het in stand laten van de grafiek de relevante lozing geweest was ca 110Mton broeikasgas, zonder dat aangeduid is wat in die 110Mton ingegrepen zou zijn geweest. Dit had beter gekund.
Hoe dan ook, hierna de tabel en de grafiek:

Het voorbeeld van Tata Steel Ijmuiden
Zoals bij het luchtvaartvoorbeeld al genoemd, heeft het Ministerie van Financiën bij zijn inventarisatie van de fossiele energie-subsidies een dozijn impactanalyses toegevoegd (te vinden op het eerder genoemde https://www.rijksfinancien.nl/belastingplan-2024 ). Een daarvan is van Kalavasta en gaat over een aantal grote basisindustrieën, waaronder de IJmuidense vestiging van Tata Steel. Die licht ik er uit.

Ook dit moest weer snel snel, maar het resultaat is goed genoeg om het denken te sturen.

Je moet de eerste regel van de tabel als volgt lezen:

  • In 2019 betaalde Tata Steel Ijmuiden €59 miljoen aan CO2-heffing en energiebelasting op stroom en aardgas. Dit zijn alle drie Nederlandse heffingen. Deze heffing wordt daadwerkelijk geïnd.
    Die betaalde 59 miljoen is deel van een groter bedrag waarvan het grootste deel niet betaald hoeft te worden, en dus fossiele subsidie is.
    Datzelfde Nederlandse beleid brengt in 2030 €198miljoen op, mede omdat momenteel vigerende vrijstellingen afgeschaft gaan worden.
    In 2019 betaalde Tata Steel IJmuiden beperkt Europese ETS-heffing (Emission Trade System) vanwege vrijstelling. Die vrijstelling (in de vorm van gratis rechten) moet ingeboekt worden als fossiele subsidie.
  • De ETS-vrijstelling zal stapsgewijze afgebouwd worden tot 0 in 2035. Dat besluit ligt er al.
    Er moet dan €792 miljoen per jaar betaald worden van wege het ETS. Dat is nog niet de volle mep van het ETS, en het restant van de volle mep geldt in 2030 als fossiele subsidie. In een, hier niet afgedrukte, tweede tabel wordt die volle mep in 2035 ingeschat op €1722 miljoen per jaar.
  • Tarief 1 (€71 miljoen per jaar) is de bestaande kolenbelasting die Tata Steel betaalt, tarief 2 is als die kolenbelasting gekoppeld zou worden aan de aardgasprijs.
  • Totaliter zou Tata Steel Ijmuiden in 203mkwijt zijn €1061 miljoen/y op basis van tarief1 of €1269 miljoen op basis van tarief 2.
    Ongeveer tweederde hiervan komt voor rekening van het Europese ETS
  • Het gemiddelde bedrijfsresultaat binnen de sector is €369 miljoen/y
    Ergo betekent het moeten betalen van Nederlandse belastingen en ETS het einde van de sector, tenzij deze grotendeels koolstofvrij wordt. Andersom geredeneerd zijn de bestaande belastingen al een doorslaggevende  stimulans in de koolstofvrije richting.
  • Het ‘publieke plan’ is Cluster Energie Strategie 2022 (CES 2022)

Aan deze tabel liggen enkele politieke vooronderstellingen ten grondslag.

  • Dat de Europese afspraken m.b.t. het ETS worden uitgevoerd
  • Dat dat in het tempo gebeurt dat nu genoemd wordt
  • Dat het mogelijk wordt om ETS-bedragen per ton CO2 te heffen als de rest van de wereld dat niet doet. Dat betekent dat er een tariefmuur om Europa heen gezet wordt, het CBAM (Carbon Border Adjustment Mechanism), dat het verschil in CO22-prijs tussen de EU en de rest van de wereld wegcompenseert met importheffingen. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Carbon_Border_Adjustment_Mechanism . Het CBAM is inmiddels van kracht (als onderdeel van de Green Deal) en politieke besluit is dat de EU inderdaad aan dit CBAM vasthoudt (de VS en China vinden het niet leuk).
  • Wat Nederland besluit aangaande zijn eigen energieheffingen
  • Welke ruimte Tata Steel Ijmuiden. Direct en indirect, van Nederland en van Europa  krijgt om zijn productieproces te hervormen
    Daarin begrepen de vraag of men voortzetting van het bedrijf wil.

XR
Het is niet aan mij om inhoudelijk diep in te gaan op de toekomst van Tata Steel in Nederland. Ik ben ervoor dat er een moderne, milieu- en klimaat-aanvaardbare fabriek in Nederland blijft bestaan. Staal blijft altijd nodig en is een strategisch goed.
Verder weet ik van dit ingewikkelde vraagstuk veel te weinig af, en bovendien verandert de situatie steeds. Ik ga er dus niet meer over Tata Steel Ijmuiden zeggen dat wat hier nu staat.

Ik wil wel iets zeggen over hoe XR de strijd nu aanpakt.

XR wil op de A12 blijven zitten tot de fossiele subsidies afgeschaft zijn. Dat impliceert dat die afschaffing een soort big bang is, waartoe één instantie opdracht kan geven. Uit de context (de bezetting van de A12 naast de Tweede Kamer) blijkt dat die instanties de nationale zijn (regering, momenteel demissionair, en parlement). Ik denk dat de Nederlandse Staat deeldoelen kan aanpakken – wat al in bescheiden mate gebeurt –  maar dat voor de hoofddoelen Europese besluitvorming nodig is.

Ik vraag me daarom af of de huidige slijtageslag productief is. Het gaat een beetje op wijlen Occupy lijken, welke beweging ook de slijtagedood stierf.  
Ik zou zelf liever op incidentele basis werken, en dan kijken of ik de acties een Europese connectie kon geven. Maar ik ben geen lid van XR (ik heb er wel sympathie voor en ik kan er vanuit onze Eindhovense Milieudefensiegroep op losse basis prima mee samenwerken), en XR moet uiteraard geheel zelf weten hoe het de zaken wenst aan te pakken.

Twee onderzoeken  tonen slechte kwaliteit oppervlaktewater aan

Vooraf
Toevallig kwamen er, onafhankelijk van elkaar, recentelijk ongeveer twee onderzoeken uit, die beide de slechte toestand van het oppervlaktewater aantonen.

De ene studie is in opdracht van Natuur en Milieu en is uitgevoerd door het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden (CML). De  studie is te vinden op https://natuurenmilieu.nl/nieuws-artikel/onderzoek-toont-aan-nederlandse-wateren-bevatten-zeer-giftige-bestrijdingsmiddelen/ , op welke pagina ook een samenvatting staat. De studie  kwam uit 25 aug 2023.

De andere studie staat in de jaarverslagen 2022 van de drinkwaterbedrijven RIWA-Rijn en RIWA-Maas. Vanwege de Brabantse focus van deze site kijk ik nu naar RIWA-Maas. Het jaarverslag 2022 is te vinden op https://www.drinkwaterplatform.nl/maas-wordt-te-kwetsbaar-als-bron-drinkwater/ . Dit jaarverslag kwam uit op 11 sept 2023.

De twee studies zijn tot op zekere hoogte complementair.

De CML-studie
De CML-studie focust zich op bestrijdingsmiddelen in natuur- en recreatiegebieden.
CML heeft niet zelf gemeten, maar gebruikt metingen van anderen. Die worden door het CML verwerkt in de Bestrijdingsmiddelenatlas ( https://www.bestrijdingsmiddelenatlas.nl/atlas/1/1 ) en dus tevens gebruikt voor deze studie.
Specifiek wordt gekeken naar 37 bestrijdingsmiddelen, die alle op de EU-lijst Candidates for Substitution staan (CfS). CfS betekent dat de EU er van af wil, maar dat er nog geen alternatief is.
Binnen die 37 stoffen heeft het Pesticide Action Network (PAN) in 2022 een screening uitgevoerd op de allergevaarlijkste 12, de Toxic12.
Aan de 37 stoffen is ook nog glyfosaat toegevoegd (de actieve stof in RoundUp).
De zo ontstane lijst met 38 stoffen heet in de studie de Potentieel Hoger Risico-stoffen.
Hierboven is als voorbeeld het eerste stuk van de lijst van 38 stoffen afgebeeld.
Drie van de 38 stoffen zijn zo giftig, dat de toegestane concentraties onder de detectiegrens liggen. Twee van de drie staan hierboven afgebeeld met de aanduiding ‘groepsstof”. Ze heten ook wel ‘niet toetsbaar)

CML heeft een PBL-kaart met grondgebruik gecombineerd met de meetlocaties van de Atlas en komr zo tot 153 locaties, die in of vlakbij een natuur- of recreatiegebied liggen.


Dit leidt uiteindelijk tot resultaten voor de periode 2014 t/m 2021.
Deze kunnen op verschillende manieren gepresenteerd worden. Hierboven is gepresenteerd de JaarGemiddelde MilieuKwaliteitsNorm (JG-MKN). De MKN is de officiele norm vanwege de Kader Richtlijn Water, de MTR (Maximaal Toelaatbaar Risico) is daravan de voorganger. Maar omdat de overgang van de oude op de nieuwe eenheid nog niet voltooid is, worden beide eenheden genoemd.
De drie lijnen vormen het resultaat, de wazige gebieden er omheen de onzekerheid in het resultaat. Lees dit dus als (bivoorbeeld) de JG-MKN werd door de T12-stoffen in 2021 in ca 3% van de gevallen jaargemiddeld overschreden, met een spreiding daarin van zowat 0 tot 7%.

Het percentage T12-stoffen dat niet jaargemiddeld te hoog lag maar wel incidenteel, ligt veel hoger.

De geeft ook een maat, de msPAF, voor de ecologische schade aan waterorganismen. Daar hoort ook een top-10 bij en daar staat vanuit Brabant de Afgedamde Maas op de tweede plaats. Waterleidingbedrijf Dunea heeft daar in het verleden enkele malen de drinkwaterinname moeten stoppen vanwege illegale lozingen vanuit de landbouw (zie Drinkwaterinname uit Afgedamde Maas na bijna drie maand weer open 0

Natuur & Milieu concludeert dat het rijksbeleid niet goed genoeg werkt en dat de gifconcentraties te hoog blijven en niet dalen.
Natuur & Milieu pleit voor de volgende maatregelen:

  • Een toxiciteitsbelasting op de giftigste middelen (zoals in Denemarken)
  • Het uitfaseren van de T12-stoffen en glyfosaat
  • De agrarische sector steunen om milieu-impact in kaart te  brengen (met de Milieu Indicator Gewasbescherming)
  • Niet-toetsbare stoffen verbieden
  • Een verbod van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden

Het jaarverslag van RIWA-Maas
De bottom line van dit complexe rapport is dat zowel kwantiteit als kwaliteit van de Maas achteruit gaan. Dat  hangt samen: het klimaat zorgt voor steeds langere droogteperiodes en de Maas is daar erg gevoelig voor. En dezelfde hoeveelheid afval in minder water leidt tot hogere concentraties.

Maasdebiet bij Venlo door de jaren heen (Deltares). Zie Kan de zomer-Maas nog genoeg drinkwater leveren? (Update dd 19 juli 2022) .

Het probleem wordt steeds acuter. Dat leidt tot nieuwe samenwerkingsverbanden, zoals de SchoneMaaswaterketen (de drinkwaterbedrijven, de waterschappen langs de Maas, Rijkswaterstaat, het Ministerie van I&Wm en RIWA-Maaas.
Het consortium is in 2022 begonnen met een nieuw meetsysteem, dat vanaf 2023 resultaten moet geven (31 meetpunten, 38 stoffen).
Dat is nodig, want een banaal probleem is dat vaak niet duidelijk is wie wat waar in de Maas of de toeleverende wateren loost. “Vergunningen zijn lang een ondergeschoven kindje geweest in Nederland” zegt een van de medewerkers aan het Jaarverslag. Ze zijn verouderd, incompleet en een totaaloverzicht ontbreekt.
Rijkswaterstaat is begonnen zijn vergunningen te actualiseren. Het is van het grootste belang, zegt RIWA-Maas, dat de waterschappen en de Omgevingsdiensten (voor lozingen via het riool) dat ook doen. Resultaat is de opbouw van een Atlas voor een Schone Maas. RIWA is er een groot voorstander van dat het bevoegde gezag afvalwaterstromen van bedrijven analyseert op schadelijke stoffen bij de verlening van vergunningen en bij het toezichthouden op de naleving hiervan. Rijkswaterstaat doet dit al op kleine schaal. Wij pleiten ervoor deze methode breder toe te passen bij de vergunningverlening en het toezicht hierop. Zo krijgen we beter grip op emissies van schadelijke stoffen.” aldus RIWA-Maas-baas Van der Ploeg in zijn inleiding. Blijkbaar is dat nog niet vanzelfsprekend.

Een bedrijf kan oprecht zich van geen kwaad bewust zijn. Een Helmonds bedrijf dat Teflonpoeder droogde was verrast dat er PFAS in zijn riolering werd aangetroffen.
Wat ook kan: “een bedrijf vraagt een vergunning aan om bijvoorbeeld koelwater te lozen, maar weet niet precies welke stoffen daarin zitten omdat de leverancier van het koelwaterbehandelingsmiddel dat niet wil zeggen omdat het bedrijfsgeheim is. Als er ook andere stoffen geloosd worden dan in de vergunning staan, komt de vergunningsverlener daar niet achter.”. Het vroeg een Raad van State-uitspraak om vast te leggen dat een vergunningsaanvrager alleen stoffen mag lozen die in de vergunningaanvraag staan.
“De expertise van drinkwaterbedrijven moet ingezet worden bij de afweging welke vergunningen wel en niet verleend mogen worden” aldus Van der Ploeg namens RIWA-Maas.

Men komt van alles tegen in het Maaswater.

Af en toe is het detectivewerk. Zo vond men half mei 2022 een onbekende stof in de Grensmaas met de formule C22H42O2 , bij welke formule 927 verschillende moleculen kunnen horen. Na veel chemisch gepuzzel en monsternemen op 21 locaties vond men de bron in Kelmis, in en zijtak van de Geul. Ondertussen lag de drinkwaterinname in Heel een tijd stil.
Zo ook een nieuwe stof die waarschijnlijk van blauwalg afkomstig was.

Een groeiend probleem betreft medicijnresten die via het riool de Maas inspoelen, en dat worden steeds meer verschillende stoffen. Waterzuiveringen kunnen die vaak nog niet helemaal weghalen (experimenten vinden plaats).

Een andere groep probleemstoffen zijn stoffen die persistent, mobiel en toxisch zijn (PMT-stoffen). Persistent betekent dat ze niet of nauwelijks afbreken, mobiel dat ze in water oplosbaar zijn. Het RIVM heeft er (sinds 01 juli 2023) een screening voor ontwikkeld en die inmiddels op zo’n 6000 stoffen losgelaten. Sinds kort zijn PMT-stoffen als gevaarscategorie opgenomen in de Europese CLP-verordening (Classification, Labeling en Packaging).
Drinkwaterbedrijven krijgen PMT-stoffen bijna niet uit het water, maar tot nu toe blijven deze stoffen in het drinkwater onder de norm.

De RIVM-screening van PMT-stoffen en daaraan verwante stoffen

Stoffen uit de PFAS-familie kunnen PM of PMT zijn, maar ook andere stoffen kunnen dat zijn. PFAS is niet het enige leed.
De gangbare maatstaf voor PFAS-stoffen in rivierwater in de EU waren de streefwaarden van het European River Memorandum (ERM). Die waarde bedraagt 100 nanogram per liter. Maar nieuwe inzichten volgen elkaar snel op en de Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) adviseert inmiddels 4,4 nanogram/liter. Het RIVM volgt dit advies.
OP dit moment wordt die 4,4 nanogram/liter overal in de Maas overschreden.
De EPA in de VS zit inmiddels al weer een stuk scherper met zijn limiet.

Nog veel werk te doen voor een schone Maas!

Update dd 13 sept 2023

Een dag na het plaatsen van bovenstaand artikel stond er op 13 sept 2023 in de NRC een artikel “Weersextremen slecht voor rivieren”. Dat is gebaseerd op een artikel in Nature Reviews Earth&Environment.
Het NRC-artikel is te vinden op weersextremen zijn slecht voor de kwaliteit van het water in rivieren .
Het originele artikel is te vinden onder Global river water quality under climate change and hydroclimatic extremes , maar daar alleen de abstract. De rest zit achter de betaalmuur.
In het artikel worden als het ware de specifieke beweringen hierboven in een mondiale context geplaatst.

Waarschijnlijk bruikbaar afbraakprocedé voor asbest ontwikkeld

Het Recycling Magazine Benelux meldde op 23 aug 2023 dat er een procedé ontwikkeld is dat alle soorten asbest volledig zou kunnen afbreken met aanvaardbare bouwmaterialen als eindproduct. Zie nederlandse-innovatie-lost-asbest-op  . Als dat waar is (en daar ziet het naar uit) is dat een goede zaak.

Wat is asbest?
Mineralen als olivijn en pyroxeen  zijn gesteenten die bij de druk en temperatuur diep in de aardkorst in evenwicht zijn met hun omgeving. Als ze door vulkanen uitgebraakt worden in een omgeving waar druk en temperatuur veel lager zijn, en waar water of CO2 aanwezig zijn, gaan ze eroderen – als je maar lang genoeg wacht, tot zand en klei.
Asbest is het resultaat van verwering door water en zit ergens halverwege in het erosietraject. Het is een lid van een familie van stoffen waarvan sommige een naald- tot vezelvormige kristalstructuur hebben. Niet alle: talkpoeder, dat chemisch erg lijkt op chrysotiel (witte asbest), hoort ook bij die familie en heeft geen naaldvormige kristallen, tenzij verontreinigd met witte asbest. Talkpoeder wordt daarom pas na zuivering gebruikt.
De vezelstructuur bepaalt zowel het nut als het gevaar van asbest.
Asbest is onder normale omstandigheden sterk, hittebestendig en bestand tegen chemicaliën. Chrysotiel bijvoorbeeld (de veruit meest toegepaste vorm van asbest) vormt lange vezels die verwerkt kunnen worden in textiel en deze daardoor brandwerend maken (brandweerpakken!). De meeste asbest wordt gemengd tot asbestcement of tot leidingisolatie. Door deze ontegenzeglijk nuttige kenmerken is asbest in enorme hoeveelheden gebruikt.
Tegelijk maakt de naaldvormige kristalstructuur de stof sterk kankerverwekkend. De stof is al geruime tijd verboden. Asbestkanker heeft tot drama’s geleid onder werknemers die ermee moeten werken. De hele omgeving van het Twentse Goor, waar de Eternitfabriek stond, moest ontsmet worden omdat asbestafval in de wegverharding verwerkt was.

Chrysotiel (bovenste helft object)

Wat te doen met terugkerend asbest?
Tot een zeker volume mag asbest in de milieustraat aangeleverd worden, mits aan strenge protocollen voldaan is, bijvoorbeeld vooraanmelding en dubbel verpakken ( https://www.cure-afvalbeheer.nl/alles-over-afval/asbest/ ). Boven die hoeveelheid moet een gecertificeerd bedrijf worden ingeschakeld.

En dan?

Op zich staat niet ter discussie dat asbest onschadelijk gemaakt kan worden. Maar juist vanwege de specifieke eigenschappen van het materiaal is dat niet eenvoudig, want vuurvastheid en chemische resistentie was nou net het nut.
Men kan het langdurig verhitten tot 600°C en aldus het water er als het ware uitbakken dat er bij de verwering ingekomen is. Krijg je het olivijn terug. De verwerking gaat als het ware terug in de tijd. Wie het na wil lezen, zie bijvoorbeeld Thermal decomposition of different types of asbestos , uit welke publicatie voorgaand blokschema afkomstig is.
Het kan nog lomper door het bij 2000°C te verglazen.
Beide procedé’s zijn op grote schaal niet praktisch en vreten energie en worden daarom niet gebruikt.

De zoektocht ging voort, maar de Steen der Wijzen werd lang niet gevonden. Er lag een bijvoorbeeld een Europese patentaanvraag ( https://patents.google.com/patent/EP1671682A1/en ) uit 2004 dat de afbraak van asbest fors versnelde met een toegevoegd mengsel  van gesmolten kaliloog en natronloog (natronloog als korrels kennen wij als gootsteenontstopper), en dan verhitten tot bijvoorbeeld 400°C gedurende orde van grootte van een uur. Uiteindelijk is deze aanvraag teruggetrokken, reden staat er niet bij. Mogelijk was er wezenloos veel loog voor nodig (bijvoorbeeld vier maal zoveel loog als asbestafval, al kwam een flink deel van dat loog ook weer terug). Maar de ter ondersteuning aangeboden kleinschalige proeven werkten wel: onderstaande microfoto’s zijn uit deze studie afkomstig.

Ergo wordt terugkerend asbest tot  nu toe op grote schaal onder de grond gestopt.
Eigenlijk is dat in strijd met de Europese regelgeving, die de stort van dit soort zorgwekkende stoffen verbiedt. Maar tot nu toe bestaat deze bepaling slechts op papier, want bij  gebrek aan een alternatief is deze regel nog niet van kracht geworden.

Asbeter B.V.
Het nieuws van Recycling Magazine Benelux in de intro van dit artikel komt er op neer dat de firma Asbeter B.V. uit Spijkenisse ( https://www.asbeter.com/ ) een uitvoerbaar procedé zou hebben om asbestvezels geheel te vernietigen. Het procedé heet AC Minerals (Active Circular).
Het proces werkt op alle soorten asbest, voor zover dat gemengd is met calcium bevattend  materiaal (zoals asbestcement of leidingisolatie). Dat is het overgrote deel.
Het proces werkt ook op betonafval waar geen asbest in zit, en ook op minerale wol (glaswol en steenwol), waarnaar vanwege de gezondheidseffecten kritisch gekeken wordt ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Minerale_wol ).

Wat in elk geval vaststaat is dat er sinds december 2022 een patent is ( PCT/EP2022/060577 ).
Vast staat ook dat DNV (het bekende bureau Det Norske Veritas) volgens het vaste protocol in het residue geen asbestvezels meer heeft aangetroffen.
Vast staat ook dat de DCMR (de Milieudienst Rijnmond) uitgesproken heeft dat de bewerking van Asbeter resulteert in materialen die formeel geen afval meer zijn en als grondstof voor bouwmaterialen anageleverd kunnen worden.

Asbeter BV wil niet al zijn bedrijfsgeheimen kwijt op zijn site. Maar uit de beoordeling door de DCMR en uit een artikel in het chemisch vakblad C2W van 30 nov 2022 ( https://www.sciencelink.net/features/solution-for-asbestos-at-hand/20930.article ) blijkt dat het om een meertrapsproces gaat: eerst wordt het afval gemalen tot een poeder. Daaraan wordt water toegevoegd zodat een slurry ontstaat. Die wordt verwarmd (er staat niet bij tot welke temperatuur en hoe lang) waardoor eerst de calcium uit de cement gaat en in water het sterk alkalische calciumhydroxide vormt, waardoor vervolgens de asbestvezels worden afgebroken. Anders dan in het hiervoor beschreven model, is het dus voor een alkalisch karakter niet nodig vreemde stoffen toe te voegen. Tenslotte wordt het resultaat, voor de zekerheid, nog een keer gemalen.

Om asbesthoudend afval te malen, mag de overheid wel zeer goede milieu- en ARBO-eisen stellen.

De eindproducten zijn calciumcarbonaat (kalksteen in poedervorm) en calciumsilicaat of calciumsilicaat hydraat (de website is hier niet helemaal precies). Volgens de website is de eerste stof koolstofnegatief, en de tweede koolstofneutraal. In beide gevallen staat er niet bij hoe dit precies bedoeld wordt.
Beide kunnen als bouwmateriaal ingezet worden (bijvoorbeeld om cement te vervangen, waarvan de productie heel veel CO2 vrijmaakt. Calciumsilicaat hydraat heeft voor sommige toepassingen veel weg van Portland cement ( https://gccassociation.org/cement-and-concrete-innovation/alternative-binders/pre-hydrated-calcium-silicates/ ).

De opschaling van de productie moet eind 2025 klaar staan op industrieterrein Moerdijk. Asbeter BV hoopt daar 75000 ton asbestafval per jaar te verwerken.
Het is uiteraard nog even afwachten hoe die opschaling uitpakt.

Asbeter BV denkt asbestafval te kunnen innemen voor €251 per ton (er zijn verschillende landen in Europa waar die kosten al boven de €300 per ton liggen). Zie https://www.asbeter.com/nl/beleid .

Het stortverbod en de inzamelstructuur
Het Ministerie van I&W heeft aan Asbeter BV per mail laten weten (05 sept 2022) dat het de ontwikkelingen geïnteresseerd volgt, en dat het de aanvraag van Asbeter BV om het stortverbod te activeren zal steunen als Asbeter BV aan de voorwaarden voldoet: het hebben van een procesverificatie (is de uitspraak van DNV), een capaciteit van 75% van het marktvolume ten tijde van de aanvraag, uit te bouwen naar 100% twee jaar later.
Ook de EU heeft interesse.

In het eerder genoemde artikel in C2W meldt Angelo de Jong, hoofd R&D, dat het bedrijf ook kijkt naar de logistiek van de inzameling.

De EnMAP-satelliet voor aardwetenschappen


Het aardoppervlak en de atmosfeer begrijpen
Wie de wereld wil veranderen, moet hem begrijpen. Grondige kennis van het  verloop en de stand van zaken van natuurlijke en door de mens veroorzaakte processen op aarde is onmisbaar.
Met Marx kan men vinden dat het niet de taak van de filosofie is om de werkelijkheid te kennen, maar om die te veranderen. Men moet niet alleen maar weten welk afval in welke rivier zit, het moet stoppen met het er te zitten. Wie, aldus redenerend, vindt dat dat er meer nodig is dan alleen maar kennis, heeft een punt. Maar men kan niet elk punt tegelijk maken.

Vandaar een artikel over de Duitse Environmental Mapping and Analysis Program-satelliet (EnMAP), die op 01 april 2022 op een raket van Elon Musk de ruimte inging, en daar sindsdien succesvol plaatjes schiet.


Voor het persbericht zie https://www.bmwk.de/Redaktion/EN/Pressemitteilungen/2022/04/20220402-german-environmental-satellite-launched-into-space.html of https://www.dlr.de/de/forschung-und-transfer/projekte-und-missionen/enmap/der-erste-deutsche-hyperspektralsensor-im-all .

De satelliet
De satelliet vliegt op 650km hoogte in een zonsynchrone baan. Daardoor passeert de satelliet de evenaar steeds rond 11 uur lokale tijd. De baan voert net niet over beide polen, maar omdat de camera’s zowel recht naar beneden kunnen kijken, als onder een hoek van 30° met de vertikaal aan weerszijden, kunnen ook de poolgebieden in beeld gebracht worden.
Die aarde draait onder de satellietbaan door. Zodoende kan de hele aarde meegenomen worden in 27 dagen (als de satelliet alleen maar recht naar beneden kijkt) of 4 dagen (als hij onder 30° kijkt).

Het kleinste detail dat aan de oppervlakte kan worden waargenomen is 30 bij 30 m.


De satelliet is ‘hyperspectraal’. Enige uitleg voor leken om dat te snappen.
Het oog van een (niet-kleurenblinde) mens ziet de wereld overdag met drie pigmenten (vandaar drie primaire kleuren). Toen onze soort nog in de bomen leefde, heeft dat systeem zich ontwikkeld o.a. omdat het geschikt was om de rijpheid van eetbaar fruit te onderzoeken. De meeste dieren hebben minder pigmenten.
Bij de mens zijn de gevoeligheidskrommes breed. Als een kleur het netvlies treft, activeert hij de drie pigmenten in wisselende mate en onze hersens rekenen dat om naar een kleur.


Zou je een dergelijk schema maken van de EnMAP, dan krijg je ook van dat soort curves, maar er zijn grote verschillen.
Het eerste is dat de EnMAP twee systemen heeft: VNIR,  (Visual Near InfraRed) dat het gebied afdekt van 420nm tot 1000nm (van links tot iets rechts van wat boven afgebeeld is, en SWIR (ShortWave InfraRed), dat van 900 tot 2450nm loopt (en dus geheel rechts van bovenstaand schema ligt). De EnMAP heeft als het ware twee verschillende ogen.
Je zou ook, zoals boven, gevoeligheidscurves kunnen tekenen, maar die zien er dan heel anders uit.
In het VNIR-gebied zou je 95 curves zien van elk 6,5nm breed, die elkaar nauwelijks overlappen, en in het SWIR gebied idem 135 curves, elk 10nm breed. Eén curve heet in de techniek een kanaal.
Zoals het menselijk netvlies een waargenomen tint ombouwt tot drie getallen, bouwt de VNIR-camera diezelfde tint om tot 95 getallen. Zo ook, onafhankelijk, de SWIR .
Op die getallenstroom kun je met algorithmes gewichtsfactoren zetten. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: geef mij de Noordzee alleen  in de kleuren van chlorofyll (de groene kleurstof van algen en planten), of je kunt zeggen: geef mij de Hispar Gletscher in Pakistan zoals een mens die van boven zou zien (True Color). En omdat de satelliet elke vier dagen een beeld kan maken, jaren lang, steeds op hetzelfde moment van de dag, kan de ijsbedekking van die gletscher nauwkeurig gevolgd worden.

Het ruimtevaartdeel  van het project zit bij het Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt (DLR, https://www.dlr.de/de ).
De bouw van de satelliet en het spectraalinstrument zat bij OHB-System AG .
De wetenschappelijke leiding zit bij het GeoForschungszentrum Potsdam (GFZ) ( https://www.gfz-potsdam.de/sektion/fernerkundung-und-geoinformatik/projekte/enmap en  https://www.enmap.org/ )

Het is een geheel publiek programma, en in beginsel vrij en Open Source.

Hispar Gletscher in Pakistan_28juni2022, EnMAP-foto, True color

Het wetenschappelijk programma.
Zoals altijd, staat de wetenschap op de schouders van zijn voorgangers.
Tot de EnMAP bestonden er satellietsystemen (bijvoorbeeld het PRISMA-systeem) met veel minder kanalen, of systemen met evenveel kanalen, maar dan in een vliegtuig.
Met de oude satellieten kon je bijvoorbeeld zien dat er ergens een algenbloei was, en met de EnMAP kun je straks zien om welk soort alg het gaat.

Het projectportaal is te vinden op https://www.enmap.org/ , een uitermate interessante site.
Omdat de EnMAP nog maar een dik jaar werkt, zijn er nog geen wetenschappelijke publicaties verschenen. Die kosten meestal meer tijd.
Er zijn al wel mooie losse afbeeldingen gepubliceerd in de Image Gallery op deze pagina (het plaatje van de Hispar gletscher is er daar één van).

Ook op het projectportaal een brochure over het project, die op uitermate interessante wijze de verschillende mogelijkheden beschrijft. Beeldmateriaal in die brochure is dus of op oudere satellieten, of op simulaties gebaseerd. Drie voorbeelden.


Bovenstaande foto is van de Waddenzee bij het eiland Sylt (links), via een dam verbonden met het Sleeswijk-Holstein ter hoogte van de Deense grens (rechts).
Het grootste deel van de afbeelding is een beeld van de oude Landsat. Het bochtige lint dat daarover heen gelegd is geeft aan wat een modern hyperspectraal beeld met dat gebied kan. Deze informatie komt van een systeem aan boord van een vliegtuig, maar de EnMAP zou dit ook kunnen.

De afbeelding hieronder betreft een opname van overbegrazing in Namibië, links met beelden van oudere satellieten en rechts een foto op de grond.


De mogelijkheden van de EnMAP kunnen bijvoorbeeld ook van pas komen in stedelijke planning. Stedelijk gebied kan preciezer geïnterpreteerd worden.
In onderstaande afbeelding  de reflectiecurven van verschillende stedelijke materialen, en een voorbeeld in de praktijk (dit berust op oudere satellieten en simulatie).
Op deze wijze kan eenvoudig in kaart gebracht worden welk percentage van de stad uit asfalt bestaat, welk percentage uit dakpan – zelfs op een schaal kleiner dan een pixel. Met de bestaande handmatige kartering is dat niet te doen.
Een en ander is erg fijne informatie om het Heat Island-effect van steden aan te kunnen pakken.
Wat ook aangenaam is, is dat de satelliet het gedrag van water kan analyseren.

De gaten in de curves in het infrarood ontstaan omdat de atmosfeer voor deze golflengtes geheel ondoorzichtig is. Een alien met ogen die werken rond de 1400nm zou de aarde zwart zien.


Tenslotte nog wat plaatjes voor de mooiigheid (uit de Image galerie).
Ik heb een voorliefde voor mooie plaatjes.

Narsarsuaq, Groenland_22 juni 2022_True color

Scott Reef, West-Australië, 27juli2022_True color

Kunstmatige Palmeilanden, Verenigde Arabische Emiraten, 12juni 2022
Links True color, rechts False color

Kankerkans door formaldehyde nog hoger ingeschat

EPA versterkt kankervermoeden rond formaldehyde en wordt voor de rechter gesleept
De Environment Protection Agency (EPA) in de VS is te vergelijken met het RIVM bij ons.

De EPA heeft als een van zijn taken om de veiligheid van chemische stoffen te beoordelen (wat in Europa op het niveau van de EU gebeurt).

In 1991 kreeg formaldehyde van de EPA de aanduiding B1 (Probable human carcinogen – based on limited evidence of carcinogenicity in humans).
Een tijd is de EPA aan een nieuwe beoordeling van formaldehyde begonnen. Dat werd een slepend proces, mede vanwege de Trump-jaren (Trump moest niets van de EPA hebben). Zo’n beoordeling is een meertrapsproces, waarin de EPA in 2022 met een ontwerp kwam voor een nieuwe beoordeling. De ‘limited evidence’ is een stuk minder ‘limited’ geworden, maar het ontwerp noemt nog geen nieuwe formele aanduiding.
Het ontwerp noemt verschillende kankersoorten, waaronder myeloide leukemie en kanker van de neus, mondholte, keel en long

De National Academies in de VS kregen als taak om de werkwijze van de EPA te beoordelen. Die evaluatie kwam in 2023 uit en gaf de EPA inhoudelijk gelijk (en mopperde over de manier waarop het opgeschreven was).

Dit alles was in het geheel  niet naar de zin van de American Chemistry Council (ACC, de brancheorganisatie van de grote chemische bedrijven), die gelobbied had tegen de studie en die, toen de studie toch met meer bewijskracht de kankerverwekkendheid vaststelde, meteen maar de EPA en de National Academies luid briesend voor de rechter sleepte. Wat daar uitkomt, moet nog blijken.

Wie wil, kan het nalezen (en toegang tot de documenten vinden) op https://www.chemistryworld.com/news/dispute-over-formaldehyde-toxicity-assessment-escalates/4017887.article .
De regels voor formaldehyde in de EU zijn te vinden op https://rvszoeksysteem.rivm.nl/stof/detail/756 . De stof valt onder de Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) en het lijstje met voorschriften is lang.

De  relevantie voor de luchtvaart
Formaldehyde is de meest voorkomende ZZS-stof in uitlaatgassen van vliegtuigen.
In bovenstaand schema de top-10 van de emissies, voorzover deze herleid kunnen worden op afzonderlijke bedrijven.
Schiphol is het grootste bedrijf met een pre-Corona jaar’productie’ van rond de 40.000 kg. Vliegveld Eindhoven staat (2019, pre-Corona) op ca 1130kg en staat op deze lijst (in 2019) 13de .

Veruit de grootste bron van formaldehyde is overigens het wegverkeer (in 2019 1,2 miljoen kg). Maar dat is een diffuse bron en over heel Nederland opgeteld. Een vliegveld is een puntbron met een lokale werking.
De luchtvaart als geheel was in 2019 goed voor ca 49000 kg (waarvan het grootste deel dus voor rekening van Schiphol).

Tot geluk  van de woonomgeving verwaait het gasvormige formaldehyde en is de blootstelling vooral relevant voor wie langdurig (bijvoorbeeld voor zijn werk) nabij het vliegveld blootgesteld wordt. Aan de andere kant komt er ook een heleboel formaldehyde af van het systeem A2/N2 .
Het zou goed zijn om voor  gebieden als Wintelre, Meerhoven en Noord-Veldhoven een berekening te maken met een verspreidingsmodel, en om formaldehyde in het regionale luchtmeetnet op te nemen.

En het zou goed zijn om zo snel mogelijk te stoppen  met het verbranden van fossiele brandstoffen, niet alleen vanwege het klimaat, maar ook vanwege de luchtkwaliteit.