Kankerkans door formaldehyde nog hoger ingeschat

EPA versterkt kankervermoeden rond formaldehyde en wordt voor de rechter gesleept
De Environment Protection Agency (EPA) in de VS is te vergelijken met het RIVM bij ons.

De EPA heeft als een van zijn taken om de veiligheid van chemische stoffen te beoordelen (wat in Europa op het niveau van de EU gebeurt).

In 1991 kreeg formaldehyde van de EPA de aanduiding B1 (Probable human carcinogen – based on limited evidence of carcinogenicity in humans).
Een tijd is de EPA aan een nieuwe beoordeling van formaldehyde begonnen. Dat werd een slepend proces, mede vanwege de Trump-jaren (Trump moest niets van de EPA hebben). Zo’n beoordeling is een meertrapsproces, waarin de EPA in 2022 met een ontwerp kwam voor een nieuwe beoordeling. De ‘limited evidence’ is een stuk minder ‘limited’ geworden, maar het ontwerp noemt nog geen nieuwe formele aanduiding.
Het ontwerp noemt verschillende kankersoorten, waaronder myeloide leukemie en kanker van de neus, mondholte, keel en long

De National Academies in de VS kregen als taak om de werkwijze van de EPA te beoordelen. Die evaluatie kwam in 2023 uit en gaf de EPA inhoudelijk gelijk (en mopperde over de manier waarop het opgeschreven was).

Dit alles was in het geheel  niet naar de zin van de American Chemistry Council (ACC, de brancheorganisatie van de grote chemische bedrijven), die gelobbied had tegen de studie en die, toen de studie toch met meer bewijskracht de kankerverwekkendheid vaststelde, meteen maar de EPA en de National Academies luid briesend voor de rechter sleepte. Wat daar uitkomt, moet nog blijken.

Wie wil, kan het nalezen (en toegang tot de documenten vinden) op https://www.chemistryworld.com/news/dispute-over-formaldehyde-toxicity-assessment-escalates/4017887.article .
De regels voor formaldehyde in de EU zijn te vinden op https://rvszoeksysteem.rivm.nl/stof/detail/756 . De stof valt onder de Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) en het lijstje met voorschriften is lang.

De  relevantie voor de luchtvaart
Formaldehyde is de meest voorkomende ZZS-stof in uitlaatgassen van vliegtuigen.
In bovenstaand schema de top-10 van de emissies, voorzover deze herleid kunnen worden op afzonderlijke bedrijven.
Schiphol is het grootste bedrijf met een pre-Corona jaar’productie’ van rond de 40.000 kg. Vliegveld Eindhoven staat (2019, pre-Corona) op ca 1130kg en staat op deze lijst (in 2019) 13de .

Veruit de grootste bron van formaldehyde is overigens het wegverkeer (in 2019 1,2 miljoen kg). Maar dat is een diffuse bron en over heel Nederland opgeteld. Een vliegveld is een puntbron met een lokale werking.
De luchtvaart als geheel was in 2019 goed voor ca 49000 kg (waarvan het grootste deel dus voor rekening van Schiphol).

Tot geluk  van de woonomgeving verwaait het gasvormige formaldehyde en is de blootstelling vooral relevant voor wie langdurig (bijvoorbeeld voor zijn werk) nabij het vliegveld blootgesteld wordt. Aan de andere kant komt er ook een heleboel formaldehyde af van het systeem A2/N2 .
Het zou goed zijn om voor  gebieden als Wintelre, Meerhoven en Noord-Veldhoven een berekening te maken met een verspreidingsmodel, en om formaldehyde in het regionale luchtmeetnet op te nemen.

En het zou goed zijn om zo snel mogelijk te stoppen  met het verbranden van fossiele brandstoffen, niet alleen vanwege het klimaat, maar ook vanwege de luchtkwaliteit.

Waterkwaliteit wordt volgende crisis

De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) heeft in een rapport uitgesproken dat de Nederlandse waterkwaliteit zo slecht is, dat stikstofachtige blokkades kunnen gaan optreden als Nederland niet in 2027 aan de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) voldoet – en het zit er dik in dat dat het geval zal zijn.

Op https://www.rli.nl/publicaties/2023/advies/goed-water-goed-geregeld  is een setje documenten te vinden, inhoudend een briefadvies van het RLI aan minister Harbers, bijbehorend persbericht, drie eerdere essays van niet bij de RLI-studie betrokken geleerden, en een aantal perspublicaties.

Alleen de grotere waterlichamen vallen onder de KRW ( https://www.h2owaternetwerk.nl/vakartikelen/krw-doelen-voor-de-overige-wateren-in-noord-brabant-een-pragmatische-uitwerking )

De Kader Richtlijn Water
De Kader Richtlijn Water (KRW) is Europese wetgeving m.b.t. het grond- en oppervlaktewater, die in 2000 door de Nederlandse regering overgenomen is. Eigenlijk had het Nederlandse watersysteem al in 2015 aan de KRW moeten voldoen, maar dat was uitzichtsloos. Nederland heeft twee extra termijnen van elk zes jaar gekregen, welke laatste termijn dus in 2027 afloopt.
Als Nederland niet aan (inmiddels zijn eigen) wet voldoet, kunnen er boetes volgen. Bovendien kan dan iedereen procederen tegen bouw- en infraplannen als die  mogelijkerwijs tot een verslechtering van het watersysteem leiden.
De situatie lijkt erg veel op die momenteel rond stikstof speelt, met dien verstande dat de waterproblematiek lokaler is.

De KRW viel in 2000 als het ware tussen de op dat moment al bestaande wetten van eigen huize, zoals Nitraatrichtlijn, de Zwemwaterrichtlijn, de Richtlijn Milieukwaliteitseisen Gevaarlijke Stoffen Oppervlaktewateren, en de Richtlijn Behandeling Stedelijk Afvalwater.

Het beste vertrekpunt om de KRW te bestuderen is de website van het RIVM https://www.rivm.nl/kaderrichtlijn-water-krw . Deze website is voor het laatst bewerkt op 11 maart 2019, maar er is wettelijk sindsdien niets of niet veel veranderd, dus hij kan nog gehanteerd worden. Alles staat er netjes bij elkaar.
Vanuit deze site wordt onder meer verwezen naar een recentere site https://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgeving-beleid/kaderrichtlijn-water/ .


Zie het schema hierboven.

Voor de Chemische Kwaliteit is voor oppervlaktewater en grondwater een Europese norm gesteld in resp. de Richtlijn Prioritaire Stoffen en de Grondwaterrichtlijn. Op https://www.rivm.nl/kaderrichtlijn-water-krw/chemische-doelen zijn die aanklikbaar.

Als voorbeeld de start met de eerste vier prioritaire stoffen in oppervlaktewater:

Dat loopt dus zo door tot nummer 33. Daar bovenop is er nog een lijstje met 8 stoffen (waaronder bestrijdingsmiddelen) waarvoor geen MAC-EQS gedefinieerd is.

Zo ook als voorbeeld de intro van de bijlage bij de Dochterrichtlijn Grondwater:


Beide voorbeelden zijn om een idee te krijgen. De documenten zijn te groot om hier integraal te behandelen.

Dit verhaal beperkt zich verder tot het oppervlaktewater. Over het grondwater (kwantiteit en kwaliteit)  is elders op deze site het een en ander te vinden, zie rechtbank-verbiedt-extra-water-oppompen-bij-refresco-maarheeze/ .

Het doel bij de chemische kwaliteit is simpel: die voldoet wel als alle 33 stoffen aan de norm voldoen, en anders voldoet hij niet.

De Nederlandse overheid heeft aan de 33 Europese stoffen 77 eigen Nederlandse stoffen toegevoegd, die niet Europabreed een probleem zijn en soms alleen maar binnen een beperkt aantal Nederlandse stroomgebieden. Deze eigen Nederlandse stoffen heten ‘specifieke verontreinigende stoffen’ en zijn in bovenstaand stroomschema ondergebracht onder de code ‘overig relevant’ (ca 100 stoffen).
Op https://www.clo.nl/indicatoren/nl1567-kwaliteit-overig-relevante-verontreinigende-stoffen-in-oppervlaktewater-krw staat een lijst met de belangrijkste van deze stoffen.

Bij de Ecologische Kwaliteit ligt het ingewikkelder. Daar is het als het ware getrapt. Eerst moet de biologie minstens ‘goed’ zijn; daarna moeten de fysisch-chemische en overige relevante parameters elk minstens goed zijn, en ‘zeer goed’ is alleen te bereiken als de hydromorfologie goed is (hydromorfologie is hoe de rivier stroomt, oeverkenmerken en dergelijke).
Voor de fysisch-chemische toestand tellen mee fosfaat, stikstof, chloride, temperatuur, zuurgraad, zuurstofverzadiging en voor een aantal watertypen ook doorzicht.


Overall moet voor min of meer natuurlijke wateren met maatregelen een Goede Ecologische Toestand bereikt worden. Dat is de ondergrens van ‘goed’, zijnde een 0,6 op een schaal van 1.
Voor kunstmatige of sterk veranderde wateren (en dat zijn bijna alle Nederlandse wateren) moet met maatregelen een Goed Ecologisch Potentieel (GEP) bereikt worden, wat in praktijk de ondergrens van matig is, oftewel 0,4 op een schaal van 1.

In Noord-Brabant is de ondergrens voor waterlopen die niet onder de KWR vallen (90%) vastgesteld op 0,20 op de 1-schaal ( https://www.h2owaternetwerk.nl/vakartikelen/krw-doelen-voor-de-overige-wateren-in-noord-brabant-een-pragmatische-uitwerking ) .

Het is een vak apart om dit allemaal vorm te geven, temeer daar elk water anders is. Het toegankelijkste op nationaal niveau  is de Handreiking KRW-doelen ( https://www.stowa.nl/sites/default/files/assets/PUBLICATIES/Publicaties%202018/STOWA%202018-15%20handreiking%20defdefversie.pdf ) waaruit onderstaande schematische tekeningen afkomstig zijn (ESF betekent Ecologische Sleutel Factor).
Het voert te ver om dit hier te willen uitleggen.

De KWR in Noord-Brabant
Voor de provincie Noord-Brabant lag de uitwerking bij de provincie en de waterschappen samen. Die  uitwerking te vinden op www.brabant.nl/applicaties/sis/download.ashx?qvi=28574 . Dit is een bijlage bij het Provinciaal Waterplan 2010 (geschreven najaar 2009).
Deze tekst bevat een heldere beschrijving van de systematiek en de invulling daarvan, die men in Noord-Brabant toen gedefinieerd heeft. Deze uitleg en de systematiek zijn nog geldig.

Het document geeft ecologische einddoelen weer. Ten tijde va het document zouden die in 2015 bereikt moeten zijn, maar in 2010 was al sprake van uitzonderingen en van het vooruitschuiven van het bereiken van het doel naar 2021 of zelfs 2027. Beide zijn onder voorwaarden toegestaan.
In elk geval bevat het document maatregelplanningen voor de periode 2010-2015, maar ook voor de periode 2016-2027.

Het document geeft ook een uitvoerige behandeling (factsheet) van de verschillende grondwaterlichamen, maar die behandel ik hier niet.

Het document geeft voor elk KRW-oppervlaktewaterlichaam doelen. Het gaat in alle gevallen om Sterk Veranderde (SV) of Kunstmatige (K) waterlichamen. Het GEP zou dus minstens 0,4 moeten zijn. Soms streeft de provincie naar 0,6.

Ik heb uit de lange lijst een selectie gemaakt voor een aantal KRW-waterlichamen in Oost-Brabant.


Wat komt er nu van terecht?
Veel te weinig, en dat is de reden voor de opkomende paniek.

De cijfers over 2021 zijn te vinden in het Compendium voor de Leefomgeving (CLO), het naslagwerk dat door het PBL wordt bijgehouden.
Het CLO houdt een heleboel gegevens bij.

Eerst het totaaloverzicht in de vorm van een vergelijking 2015-2021, zie https://www.clo.nl/indicatoren/nl1438-kwaliteit-oppervlaktewater-krw .
Voor deelaspecten zie de rechterkantlijn van het CLO.
Met name op het vlak van chemische stoffen scoort 2021 slechter dan 2015.


De link https://www.clo.nl/indicatoren/nl0252-fysisch-chemische-waterkwaliteit-krw komt bij de fysisch-chemische gegevens uit.


Nog even terugkijken: voor min of meer natuurlijke wateren moet van de KRW de fysisch-chemische toestand minstens goed zijn (dus groen), en voor sterk veranderde en kunstmatige wateren minstens matig (geel). Alles wat daaronder zit, haalde in 2021 het doel niet.

Dezelfde grootheden zijn ook op kaart beschikbaar:


In de categorie ‘specifiek verontreinigende stoffen’ lijkt de situatie in 2021 fors verslechterd dan in 2015 ( https://www.clo.nl/indicatoren/nl1567-kwaliteit-overig-relevante-verontreinigende-stoffen-in-oppervlaktewater-krw ). Het CLO tekent hierbij aan dat tussentijdse wijzigingen in de systematiek aangebracht zijn, waardoor de twee jaren niet helemaal vergelijkbaar zijn. Ik vind dit voorbehoud niet sterk.


Het standpunt van de RLI
De RLI neemt geen blad voor de mond.

De RLI stelt klip en klaar dat ‘dat met het huidige Nederlandse beleid de KRW-doelen in 2027 redelijkerwijs niet meer kunnen worden gehaald’, dat dat zonder beleidsaanscherping ook na 2027 niet gaat lukken, en herhaalt nog eens in het kort wat daar de risico’s van zijn.

De RLI ziet drie hoofdoorzaken:

  • Een gebrek aan urgentiebesef, zowel in Den Haag als bij de lagere overheden, terwijl toch het probleem zelf alsmede de deadline van groot belang zijn
  • Teveel vrijblijvendheid. Er is van alles vastgelegd in bestuursakkoorden en beleidsbrieven, maar er is nergens iets afgesproken dat juridisch bindend is. Bovendien hebben KRW-afspraken een band met andere beleidsterreinen, zoals het mestbeleid, de omgang met bestrijdingsmiddelen en het lozen van gevaarlijke stoffen. De KRW-eisen worden niet naar die beleidsterreinen doorvertaald.
  • Taken en verantwoordelijkheden worden slecht uitgevoerd. Beekdalen worden onvoldoende aangepast, niet alle waterschappen halen fosfaat en nitraat uit het rioolwater, de wettelijk verplichte update van watervergunningen vindt niet plaats, toezicht en handhaving schieten te kort, overheden zitten elkaar in de weg bij de ruimtelijke planvorming en de wettelijke zorgplicht voor de bescherming van drinkwaterbronnen krijgt nauwelijks invulling.

Peelrijt_foto bjmgerard_04mei2023 (KRW-waterlichaam)

Daarom doet de RLI vijf aanbevelingen:

  • Aanbeveling 1. Zorg voor betere doorwerking van de KRW op alle relevante beleidsterreinen en tref hiervoor verplichtende maatregelen.
    De KRW moet het hele kabinet aangaan en niet alleen de minister van I&W. De KRW-doelen moeten expliciet en dwingend doorwerken op alle relevante terreinen. Daartoe moet de ‘Watertoets’ meer gewicht krijgen. De bestaande Watertoets moet dwingender worden en tot aanpassing va ruimtelijke plannen leiden als die de watersituatie verergeren.
    De verplichte actualisatie van watervergunningen moet beter uitgevoerd worden.
    Vergunningen voor onbepaalde tijd mogen niet meer verleend worden.
    Het geheel aan meldingen en vergunningen moet worden opgenomen in een openbaar register.
    De nieuwe Omgevingswet moet al van tevoren geprepareerd worden op het verkrijgen van een goede greep op KRW-doelen.
  • Aanbeveling 2. Maak alle onttrekkingen uit grond- en oppervlaktewater vergunning- of melding-plichtig en reserveer voldoende fysieke ruimte voor drinkwaterwinning
    Maak alle grote wateronttrekkingen vergunningplichtig en alle kleine meldings- of vergunningsplichtig , afhankelijk van de nood. De drinkwatervoorziening is prioritair
  • Aanbeveling 3. Verminder de nutriëntenconcentratie in het grond- en oppervlaktewater door aanscherping van de mestregelgeving, zet instrumenten in voor de door het kabinet beoogde vermindering van de veestapel en verbeter de zuivering in rioolwaterzuiveringsinstallaties
    Het gaat hier vooral over nitraat en fosfaat.
    De RLi wil dat de mestwetgeving ondergeschikt gemaakt moet worden aan de KRW-doelen.
    Het aantal fosfaat- en dierrechten moet stapsgewijze worden afgeroomd. Dit sluit aan bij de lopende discussie over de stikstofdepositie

Waterschappen hebben niet in al hun RWZI’s een nitraat- en fosfaatverwijderingstrap. Dat moet alsnog gebeuren en is sowieso nodig voor de Europese Richtlijn Stedelijk Afvalwater

  • Aanbeveling 4. Laat de KRW-doelen doorwerken in de wetgeving voor gewasbeschermingsmiddelen, prioritaire stoffen, opkomende stoffen, medicijnenresten enzovoort
    Het is voor de KRW-doelen nodig dat er aanpassingen komen in de Wet milieubeheer, in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 en in de regelgeving behorend bij de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
  • Aanbeveling 5. Begin direct met het doorrekenen van alle maatregelen
    Het moet snel duidelijk worden waar de resterende KRW-opgave uit bestaat. IN de berekeningen moet niet alleen bestaand beleid worden meegenomen, maar ook het afschaffen van de derogatie, het 7de Actieprogramma Nitraatrichtlijn, de gebiedsprocessen en de in dit advies voorgestelde maatregelen.
    Als uit die doorrekening blijkt dat de KRW-doelen niet gehaald worden (wat zomaar zou kunnen), moeten er extra maatregelen komen. Het PBL moet zich erop gaan storten.
De Strijper Aa op 04 sept 2022 bij de Paaldijk ten Zuiden van Leende (KRW-waterlichaam)

Drinkable Dommel

Dommel vanaf het Sint-Janspontje bij Liempde

We hebben in onze Eindhovense Milieudefensiegroep besloten om (naast de bestaande onderwerpen) meer de aandacht te richten op de waterkwaliteit.
Stom toevallig vond kort daarna de Drinkable Dommel-wandeling plaats. We hebben er als Milieudefensiegroep flink reclame voor gemaakt.
Drinkable Dommel is een van de projecten van de landelijke actiegroep Drinkable Rivers.

Drinkable Rivers
Drinkable Rivers is een landelijke actiegroep, die het drinkbaar maken van ‘s werelds rivieren nastreeft. Ze organiseren  daartoe activiteiten zoals wandelingen langs rivieren, civil science – projecten en gemeenschapsactiviteiten. Wie meer wil weten, kan terecht op https://drinkablerivers.org/ .
Leider en oprichter van de actiegroep is Li An Phoa .

De jeugdafdeling van Drinkable Rivers, Youth for Drinkable Rivers, organiseerde van 18 t/m 23 april een wandeling langs de Dommel, vanaf het begin bij het Belgische Peer tot aan de Maas voorbij  Den Bosch. Hieronder de etappe-indeling. Digitaal is de Dommelwandeling
te vinden op https://drinkablerivers.org/what-we-do/river-walks/drinkbare-dommel/ .

De organisatie heeft een Manifest gemaakt ‘De Dommel drinkbaar over 30 jaar’ dat op genoemde projectwebsite getekend en gedownload kan worden. Aanbevolen.

Leider van de Dommelwandeling was Mathijs van Eeuwijk. Die had de tocht vanaf Peer al in de benen.

Meegelopen van Sint-Oedenrode naar Boxtel
Ik heb het oude en op wandelgebied ongetrainde lijf in gang gezet en ben meegelopen vanaf het zwembad in Sint-Oedenrode naar Kasteel  Stapelen in Boxtel en van daar af naar het Boxtelse station, dat er gelukkig dichtbij ligt. Practice what you preach.
Voorop wandelden twee dames die er duidelijk vaker de sokken ingezet hadden en de rest van de groep (bij het begin 13 mensen) zag er meestal ook wat wandel-professioneler uit dan gemiddeld. Gelukkig was men geneigd tot enige consideratie met de oudste deelnemer en af en toe pauze.
Al met al deden we ruim vijf uur (all-in) over ruim 18km –  niet heel erg schandalig.

Na afloop stijve poten en een blaar, maar dat was allemaal niet dramatisch.

Onderweg gesprekken over de praktijk van de hedendaagse vergunningverlening, en over de geschiedenis van de Belgische en Nederlandse non-ferro (zie https://www.bjmgerard.nl/de-belgische-non-ferro-raffinage-met-uitlopers-in-zo-brabant/ en van daar af verder terug).

De wandeling kreeg goede publiciteit. Het Eindhovens Dagblad stopte er ruim een halve pagina in ( https://krant.ed.nl/titles/eindhovensdagblad/7156/publications/15012/articles/1808160/31/2 ), columnist boswachter Mari de Bijl (what’s in a name?) schreef erover ( https://krant.ed.nl/titles/eindhovensdagblad/7156/publications/14989/articles/1805332/22/4 ) en op zondag zou een journalist van het Brabants Dagblad meelopen van Boxtel naar Den Bosch.

Foto’s
De Dommel is vaak best mooi. De foto’s in dit artikel zijn van eigen hand, dus van het traject tussen Sint-Oedenrode en Boxtel .

Dommel net buiten Sint-Oedenrode

Dommel tussen Sint-Oedenrode en Olland

Dommel tussen Sint-Oedenrode en Olland

Kikkervisjes in een poel nabij de Dommel

FrieslandCampina in Veghel vervuilt het water meer dan gedacht

Vanwege een publicatie in Pointer (30 mei 2022, https://pointer.kro-ncrv.nl/zuivelfabriek-frieslandcampina-veghel-kent-lange-voorgeschiedenis-van-overtredingen ) over overschrijdingen van de sulfaatnorm door FrieslandCampina van de milieuvergunning was er in de gemeenteraad van Veghel onrust ontstaan. Dat leidde tot contact met de SP in Provinciale Staten, en dat leidde weer tot technische vragen (van mijn hand) door milieuwoordvoerder Irma Koopman aan de ambtenaren die over de (provinciale) WABO-vergunning van het bedrijf gaan. Hoe het zat?

Uit de beantwoording bleek dat inderdaad de sulfaatnorm overschreden werd (Pointer had gelijk), maar dat nog meer normen overschreden werden, zoals stikstof in diverse vormen, opgelost en niet opgelost fosfaat, en het Chemisch Zuurstof Verbruik (CZV). Er lopen diverse handhavingsacties en, gegeven de datum van de publicatie in Pointer, moet dat al minstens een jaar duren.  Pointer heeft het over ‘lange voorgeschiedenis’.
Technisch kan er in de fabriek meer tegen sulfaatoverschrijdingen gedaan worden dan nu gebeurt, maar de provincie kan dat niet afdwingen. Die kan alleen het resultaat van de techniek voorschrijven, niet de techniek zelf. Aldus de provinciale beantwoording.

Er is pas nog een hele nieuwe lactoferrinefabriek aan het Veghelse complex toegevoegd, op zichzelf een product dat goed is in voeding en voor de volkagezondheid. Het bedrijf groeit en groeit in zijn 97-jarig bestaan in Veghel, maar het lijkt erop dat het bedrijf op deze locatie uit zijn milieujasje puilt. Friesland Campina zou zijn complete milieuzorg in samenhang drastisch tegen het licht moeten houden, bijvoorbeeld met een sterk verbeterde revisievergunning als mogelijk resultaat.

Sulfaat is op zichzelf niet gevaarlijk, maar het kan in warme en zuurstofloze omgevingen omgezet worden in zwavelwaterstof en dat is wel gevaarlijk. Overtreding van het CZV helpt mee die zuurstofarme condities te doen ontstaan en uit de beantwoording blijkt dat het in het riool geloosde afvalwater 45°C mag zijn.

Maar de bevoegdheid van de provincie houdt op als het water het gemeenteriool instroomt (waar inderdaad zwavelwaterstof gevormd blijkt te worden), en de bevoegdheid van de gemeente houdt op als het water de RioolWaterZuiveringsInstallatie (RWZI) Dinther inloopt, want vanaf dan is het Waterschap Aa en Maas de baas.
Een dergelijke versnipperde bevoegdhedenverdeling is onbevredigend, want op alles wat in of na het riool gebeurt verwijst de provincie naar het daar geldende bevoegd gezag. En in elk geval bij het Waterschap is op de website niets te vinden over welke normen het Waterschap concreet t.a.v. Friesland Campina en de RWZI Dinther hanteert. Het staat vast dat de afvalwaterstroom vanuit Friesland Campina (in m3) een substantieel deel van de totale afvalwaterstroom van de RWZI Dinther uitmaakt.

In de RWZI stroomt de Beekgraaf binnen (een grotendeels kunstmatig aangelegde afwateringssloot). Die stroomt er ook weer uit en transporteert dan het min of meer gezuiverde afvalwater naar de even verderop gelegen Aa. ‘Min of meer gezuiverd’ want een RWZI doet zowat niets met sulfaat. Dat kan dus in of na de RWZI in sulfide omgezet worden, en dan in zwavelwaterstof.
Vragen hierover schoof de provincie door naar het Waterschap.

Waarschuwingen voor zwavelwaterstof in oppervlaktewater zijn schaars, maar bestaan wel. Bijvoorbeeld in de Sonse Heideloop, welke afwateringssloot de uitstroom van de afvalwaterzuivering van het destructiebedrijf Rendac naar de Dommel brengt. Hieronder een foto van een bord, waarmee het publiek gewaarschuwd wordt uit de buurt te blijven, rechtsonder een systeempje waarmee het vuile water van Rendac gescheiden wordt gehouden van het irrigatiewater voor de landbouw dat, ter vervanging van wat vroeger de Sonse Heideloop deed, nu uit het Wilhelminakanaal wordt ingelaten.
Het vuile water stroomt door Son en Breugel en eindigt noordelijker in De Dommel.

De vraag of er ook zo’n bordje moest komen te staan langs de uitstroom van de RWZI Dinther vond de griffie geen technische, maar een politieke vraag.
Lijkt me iets voor de gemeentepolitiek in Meierijstad, waaronder Veghel valt.

Zie ook https://noord-brabant.sp.nl/nieuws/2023/04/frieslandcampina-in-veghel-vervuilt-meer-dan-gedacht .

De technische vragen zijn te vinden op

De antwoorden zijn te vinden op

Varend ontgassen in en rond Noord-Brabant – update dd 03 febr 2023 en 24 mei 2023 en 07 juni 2023

Binnenvaarttankers lozen per jaar duizenden tonnen vluchtige organische stoffen (VOC’s) in de lucht. Dat doen ze na het lossen van een vracht, als de tanks weer schoon moeten voor de volgende vracht. Dit tikt in Nederland substantieel aan.
Langs de vaarwegen waar dat gebeurt wonen mensen en liggen natuurgebieden. De lokale en regionale overheden vinden die lozingen niet leuk en proberen, soms met succes, ze verboden te krijgen.
In dit verhaal hoe het werkt, met (vanwege de focus van deze site) wat extra aandacht voor Noord-Brabant.

Waarom ontgassen en waarom meestal in de open lucht?
Als een schipper een chemische vracht van A naar B gebracht heeft, wil hij daarna uiteraard een nieuwe vracht. Probleem is dat een tank nooit helemaal meteen geleegd wordt. Soms is die nieuwe vracht dezelfde als, of minstens compatibel met, de oude en dan kan die nieuwe vracht gewoon bij het restje oude vracht. Maar soms betekent het restant oude vracht voor de nieuwe vracht een onaanvaardbare vervuiling, en dan moet het restje oude vracht er uit door geforceerde verdamping (leeg ventileren).
Dat kan beheerst in  daartoe ontworpen inrichtingen, maar zo’n inrichting staat er in Nederland alleen maar op de ATM (Afval Terminal Moerdijk). Wie als schipper elders in den lande vaart, of er geen tijd en geld voor over heeft, ventileert de oude lading gewoon de lucht in.
In Rotterdam is een test gedaan, maar staat nog geen werkende installatie.

Het ATM-terrein (foto van hun website)

 De ATM
De ATM heeft een station om  scheepsafval in te nemen ( https://www.atm.nl/nl-nl/diensten/scheepsafvalstoffen-verwerking ) , waaronder twee units voor het ontgassen van tanks. Het Nieuwsblad TYransport meldde op 24 jan 2023 dat er ca 15 schepen per maand worden leeggeventileerd op de ATM. Dit op een totaal van ca 5000 ontgassingen per jaar in den lande. Het loopt dus geen storm.
In 2017 werden er in het hele jaar 495 tankers ontgast (BN/De Stem 27 nov 2018)
De studie van de Erasmus Universiteit (waarover hierna meer) becijfert dat een beurt €6400 kost en acht uur duurt (de geldelijke waarde van twee extra uren heen en terug varen niet meegeteld).
Een andere schipper noemt in de NRC (zie verderop) een veel hoger bedrag.

Hoeveel wordt er geloosd en is dat gevaarlijk?
Hoeveel, dat is een beetje wie je gelooft en wat je aanneemt. Het gaat, hoe dan ook, om duizenden tonnen.
De Erasmus-studie noemt all-in aan VOC’s 1430 ton in  het best-case scenario en 2400 ton in een worst-case scenario. Het best-case scenario is als alle schepen steeds maar met één stof rondvaren, en het worst-case scenario is als er na elke vaart ontgast wordt, tenzij wettelijk verboden.
De klokkenluider Ton Quist (waarover verderop meer) zit een stuk hoger, maar daartoe moet hij zoveel aannemen (bijvoorbeeld dat alle damp verzadigd is en hoe warm die damp is) dat elke bewering die verder gaat dan dat “het een stuk hoger is” eigenlijk een slag in de lucht is.

Volgens Quist valt ruwweg een kwart van wat hij denkt dat de lozing is in de categorie “Zeer Zorgwekkende Stoffen”, een EU-categorie waarvoor het minimalisatiebeginsel geldt in het Activiteitenbesluit. Driekwart is gewoon zorgwekkend.
De Erasmus-studie noemt bijvoorbeeld dat 7% van de totale Nederlandse benzeenemissie uit binnenvaarttankers komt.
Het gevaar treft niet alleen de omwonenden, maar nog meer het personeel aan boord.

De 2400 ton per jaar in de Erasmusstudie zijn samengesteld uit 281 ton benzine, 629 ton destillaten, 813 ton niet-gespecificeerde koolwaterstoffen, 372 ton MBTE, en 335 ton andere VOC’s (waaronder benzeen). Ik  zou de precisie van deze getallen met een flinke korrel zout nemen, maar eigenlijk is die precisie overbodig.

Binnenvaarttanker op de Waal bij Nijmegen

Waarom is dit nu ineens aan de orde?
Leegventilerende binnenvaarttankers bestaan al zolang de sector rondvaart, en politieke interesse (bijvoorbeeld in de Tweede Kamer) en interesse uit de milieuhoek bestaat al vele jaren.

Het onderwerp ging  ineens in een versnelling omdat schipper Ton Quist via een open brief klokkenluider werd, 16 nov 2022 in De Hofbar en 21 nov 2022 via de Omroep Flevoland. Vervolgens vroeg Omroep Flevoland aan mevrouw Arcuri van de Erasmus Universiteit (hoogleraar internationaal economisch recht) om een onderzoek, dat mevrouw Arcuri uitvoerde samen met haar promovendus Erol. Dat leverde de tekst “Floating Degassing in the Netherlands: Rights and Obligations under International Law”. Mevrouw Arcuri keek erg op van de geanalyseerde situatie.

Het onderzoek van Arcuri en Erol leidde tot een enorm artikel in  de NRC van 23 jan 2023, en tot een kamerdebat op 24 jan 2023. Enige links:

De juridische analyse van Arcuri en Erol
Het belangrijkste doel van Arcuri en Erol is te laten zien dat de internationale wetgeving geen blokkade op een eenzijdig Nederlands besluit tot een verbod op ontgassen van binnenvaartschepen uitspreekt. De achtereenvolgende Nederlandse regeringen hebben vele jaren lang volgehouden dat zo’n verbod wel bestond.

Arcuri en Erol lopen daartoe alle verdragen af die de Rijnvaart, en ook die op andere binnenwateren, reguleren. Dat zijn:

Het voert te ver om hier de juridische redenering van Arcuri en Erol  uitgebreid te bespreken. Samengevat komen de eerste vier bolletjes erop neer dat er nergens een verbod staat en dat, integendeel, individuele landen gerechtigd zijn nationale maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid. Bovendien zou het wel eens kunnen dat een ontgassingsverbod een gebod is vanuit de mensenrechtenwetgeving.

De discussie focust zich op het vijfde bolletje.
Het oude CDNI-verdrag gaat wel over milieu en afval, maar niet over emissies naar de atmosfeer. Daarom zijn er in 2017 amendementen opgesteld die, samen met de oorspronkelijke tekst de nieuwe versie van het CDNI-verdrag opleveren. De nieuwe versie ligt klaar, maar moet nog alleen door Zwitserland geratificeerd worden. Daarna wordt het bindend.
De geamendeerde tekst is te vinden op https://www.cdni-iwt.org/part-b-degassing/?lang=en . Er is een formeel wijzigingsbesluit en een effectstudie, die als toelichting gelezen kan worden.
Uit de toelichting blijkt dat als de amendementen van kracht worden inclusief de voorzieningen die daarvoor nodig zijn, de hoeveelheid naar de atmosfeer geventileerd vergif met 95% kan afnemen. Overigens kan ruim  60% van het vergif teruggedrongen worden zonder extra voorzieningen, gewoon door de logistiek van het geheel intelligenter op te zetten (bijvoorbeeld veel meer schepen die maar één stof of compatibele groep stoffen vervoeren).

Harbers, zijnde de laatste minister op dit dossier, beweert nu dat hij pas iets kan verbieden na volledige ratificatie, en dat is dus volgens Arcuri en Erol niet zo.

Harbers heeft wel andere punten om aan te dringen op spoedige ratificatie van het nieuwe CDNI.
Een belangrijk punt is dat het CDNI de resten van de lading als eigendom van de aanbieder ziet, waardoor de kosten van de beheerste ontgassing voor rekening van de verlader zijn. Het CDNI beschermt de schipper.
Een ander punt is dat er maar één inrichting in Nederland is die beheerste ontgassing mogelijk maakt (de eerder genoemde ATM). Een nationaal verbod op varend ontgassen betekent, aldus Harbers, dat zo  ongeveer de complete tankervloot komt stil te liggen. Nu is de binnenvaart, als die ontgassingen er niet zouden zijn,  op zich een milieuvriendelijke wijze van transport, dus men wil wel een eind aan de ontgassingen maar niet aan de binnenvaart. Men kan hier natuurlijk tegen in brengen dat Nederland de binnentankervaart op basis van viespeukerij zodanig uit de klauwen heeft laten lopen dat nu ruim de helft van alle binnenvaarttankers in het Rijn- en Maasgebied in Nederland geregistreerd staat.

Uiteindelijk bracht D66-kamerlid Tjeerd de Groot voor de coalitie het pragmatische voorstel in (onder weglating van de toeters en bellen) “..  verzoekt de regering om provincies op te roepen om binnen de geldende milieuregels haast te maken met de vergunningverlening van ontgas-singsinstallaties en waar nodig en mogelijk provincies hierin bij te staan; verzoekt de regering om parallel daaraan een landelijk verbod op varend ontgassen voor te bereiden dat ingaat op het moment dat een van de twee situaties zich voordoet: 1)alle nodige ontgassingsinstallaties zijn gerealiseerd; 2)Zwitserland heeft het internationale verdrag over ontgassen geratificeerd…”.   Dat is een beetje tam, maar iets wat in elk geval geen kwaad kan.

Wat wil de amendering van het CDNI?
Het bevat een aantal technische bepalingen, bijvoorbeeld over een grens waarboven een stof ‘vluchtig’ heet, en wat te doen met niet zo vluchtige stoffen, bepalingen over controle en samenhang met andere wetten, en bevat een prioriering.  Eerst Fase 1 (=tabel 1), daarna Fase 2 en Fase 3.

Ontgassen in en rond Noord-Brabant
Vanuit mijn focus op deze provincie extra aandacht voor Noord-Brabant.

Noord-Brabant grenst aan de Kreekraksluizen, het Rijn-Scheldekanaal, het Volkerak, het Hollands Diep, de Maas en de Merwede. Daarnaast lopen er nogal wat kanalen door Noord-Brabant. Ongetwijfeld is het ontgassingsdebat voor Noord-Brabant uiterst relevant.

De overwegingen, die voor het Rijk gelden om (nog) geen nationaal ontgassingsverbod in te stellen, hoeven niet voor lagere overheden te gelden. Flevoland en Zuid-Holland, alsmede bijvoorbeeld de Antwerpse haven, hebben zo’n verbod. Mede daarom gaan schepen vanuit de Antwerpse haven rondjes varend op het Hollands Diep of bij de Kreekraksluizen (bij Bergen op Zoom) ontgassen.

Onderstaand kaartje geeft een beeld van waar nooit ontgast mag worden (rood) en wel ontgast mag worden tenzij er een regionaal verbod is. De kaart is van de ILT, in april,2022 geactualiseerd, en te vinden op https://ministerieienm.maps.arcgis.com/apps/PublicInformation/index.html?appid=99bcf58c3423454a95a9bb1fd851a012 . Het wordt dus een lappendeken en schippers zoeken de gaten in die deken om varend te gaan ontgassen. Of ze trekken zich er überhaupt niets van aan.
De rechter heeft bepaald dat provincies ook toezicht mogen houden op Rijkswateren.

De Brabantse insteek heeft één belangrijke plus en een paar minnen.

Die Brabantse insteek ligt vast in de Interim Omgevings Verordening (IOV), versie 15 april 2022.
Artikel 2.38 bepaalt (lid 1) “Het is verboden om in Ontgassingsvrij gebied restladingdamp van aardolieproducten die bestaan uit meer dan 10% benzeen te emitteren” en (lid 2) “Van het verbod in het eerste lid kan ontheffing verleend worden als de belangen van het milieu zich daar niet tegen verzetten”.  
Artikel 5.2 bepaalt als dat vanwege het belang van de bescherming van het milieu nodig is, kunnen stoffen worden toegevoegd aan het eerste lid.” als toevoeging aan art. 2.38 .
Uit de toelichting blijkt dat de provincie focust op benzeen, al dan niet in mengsels.

De provincie Noord-Brabant heeft dus een verbod dat lijkt op tabel 2 in de amenderingstekst van het CDNI. Dit is zonder meer op dit moment een plus.

Het provinciale partiële ontgassingsverbod op de Brabantse wateren (uit 2015)

Dan nu enkele minnen.

e-noses in de Rotterdamse haven
  • Onduidelijk is hoe de regelgeving op de kanalen is.Het CDNI-verdrag (oude versie) geldt in Nederland op “Alle voor de binnenvaart openstaande wateren”. Daar horen ongetwijfeld kanalen als bijvoorbeeld de Zuid-Willemsvaart en het Wilhelminakanaal ook bij. Toch kent de Interim Omgevings Verordening deze kanalen niet. Het zal vast niet de bedoeling zijn dat men dieseldampen uitbrakend door Helmond vaart, of benzeen gaat liggen ontgassen in de Tilburgse Piushaven. Maar ik heb niet kunnen vinden waar staat dat dat niet mag. De  enige algemene verwijzing in de IOV is naar de waterschappen, maar die hebben niets met atmosferische emissies. Als het vergif omhoog gaat in plaats van omlaag, is het hun business niet.

Bovenstaande analyse heeft geleid tot schriftelijke vragen van de SP-fractie in Provinciale Staten. Deze is te vinden op https://noord-brabant.sp.nl/nieuws/2023/01/hoe-zit-het-met-ontgassen-in-brabant . De 02 febr 2023 zijn deze vragen nog niet beantwoord.
UPDATE dd 23 mei 2023: door een administratieve vergissing zijn deze vragen niet ingediend.

Update dd 03 febr 2023

Zonder dat dat bij mij of bij de SP bekend was, heeft ook de Partij voor de Dieren in Provinciale Staten, bij monde van mevrouw Surminski, vragen gesteld over het varend ontgassen. Het betrof technische vragen die op 02 febr beantwoord zijn.
De vragen zijn te vinden –>

De vragen gaan vooral over de handhaving.

En het gebrek daaraan, want die handhaving houdt niet over.
De samenwerkende handhavingsorganisaties in Zuidwest Nederland hebben een Handhavingsprotocol Varend Ontgassen opgesteld. Vervolgens een verhaal dat volledig leunt op de omgevingsdienst DCMR in de Rijnmond. Ik kan me niet voorstellen dat je daar in Noord-Brabant veel aan hebt.
De DCMR heeft een pagina over varend ontgassen op https://www.dcmr.nl/varend-ontgassen-van-schepen .

Dat blijkt dan ook uit het antwoord op de volgende vraag van de PvdD, namelijk hoevaak er in de afgelopen drie jaar gehandhaafd is op illegale benzeenlozingen.
Welgeteld één keer, blijkt, en wel op 16 dec 2022 (toen het dus volop hommeles was over het onderwerp, blijkbaar kon het toen ineens wel). Het dossier is aan de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant overgedragen ter strafrechterlijke afdoening. Niet beschreven wordt wat daaruit is gekomen.

Ik zal de PvdD verwijzen naar mijn artikel.

Update dd 24 mei 2023

OP 15 mei 2023 heeft minister Harbers een brief naar de Tweede Kamer gestuurd met de boodschap dat de aanpassing van de internationale verdragen grotendeels af is, dat hij de stap zet om vanaf 01 juli 2024 het aangepaste Scheepsafvalstoffenbesluit in werking te laten treden, dat dat geldt voor bovenstaande tabel I en II, en dat er een roadmap komt voor uitvoeringszaken, zoals een ontgassingsinfrastructuur.
Zie https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2023D20902&did=2023D20902 .

Update dd 06 juni 2023

Naar aanleiding van bovenstaande brief van minister Harbers heb ik voor de PS-fractie van de SP in Noord-Brabant alsnog vragen gemaakt met een wat beperktere focus, met name over de bescherming van de Brabantse kanalen.
Deze vragen zijn op 06 juni beantwoord en deze keer was het, anders dan bij de Partij voor de Dieren, geen flutantwoord.

Ik kom er mogelijk later op terug.

De vragen en antwoorden zijn te vinden op

Refresco overtrad onttrekkingsvergunning, SP stelt vragen

Refresco Benelux BV te Maarheeze is een bedrijf dat aanleverde suikers en smaakstoffen aanlengt met prik en met ter plekke opgepompt grondwater, en het resultaat in flesjes en blikjes doet waarna het frisdrank heet.

Omwonenden zijn er bang voor dat de voorspelde grondwaterdaling tot verzakkingsschade aan hun woningen leidt.

Refresco wilde meer grondwater oppompen, net toen er bij de provincie een omslag plaatsvond om zuiniger met grondwater om te gaan. De juridische strijd eindigde uiteindelijk bij de Raad van State in het voordeel van Refresco, dat de oude onttrekkingsvergunning  mocht inruimen voor ruimere.

Nu bleek bij de Raad van Staten en ook bij een latere gelegenheid, uit een mededeling van Refresco zelf, dat het bedrijf die oudere vergunning fors overschreden heeft. De Omgevingsdienst ODZOB heeft daar niets mee gedaan.

Grondwaterdaling door Refresco t.o.v. geen onttrekking 9in meter)

SP-woordvoerder in Provinciale Staten Irma Koopman heeft daar vragen over gesteld. Wisten GS hiervan, handhaaft de ODZOB wel onafhankelijk genoeg, nu en in verleden, heden en toekomst, en is Refresco illegaal vooruitgelopen op de nieuwe vergunning.
Ook zijn vragen gesteld over het vervolgtraject, te weten de milieuvergunning voor een nieuw te bouwen hal,  het Monitoringsplan voor de grondwaterspiegel en de natuurvergunning, die mogelijk nodig is omdat de grondwaterdaling nabij gelegen Natura2000-gebieden kan beïnvloeden.

De volledige tekst van de vragen is hieronder te vinden

Grondwater en drinkwater in Brabant

Er zijn in september 2022 twee belangrijke studies verschenen over de beschikbaarheid van zoet water.
De ene is van de vereniging van waterbedrijven in Nederland, Vewin. Die gaat over één functie, namelijk drinkwater, en dat dan voor alle Nederlandse waterleidingbedrijven.
De andere is van de commissie Maas Geesteranus, gaat over alle waterfuncties en beperkt zich tot Noord-Brabant.
In zekere zin pakken de twee studies complementair uit, hoewel ze niet met dat doel ontworpen zijn. Beide haalden de krant.

Vewin
De Vewin-studie heet ‘Zekerstellen van de drinkwatervoorziening op korte en lange termijn’.  Het persbericht bij de studie is te vinden op https://www.vewin.nl/nieuws/paginas/Drinkwatersector_slaat_alarm_zonder_actie_meer_knelpunten_levering_drinkwater__1295.aspx?source=%2fPaginas%2fDefault.aspx . De studie zelf kan daar gedownload worden.

Vewin voorzitter Van der Velden stelt dat het niet vanzelfsprekend is dat er altijd water uit de kraan blijft komen (en dat stelt de Vewin niet voor het eerst).
Enerzijds stijgt de vraag door bevolkingsgroei, economische groei en regionale stedelijke uitbreiding. De regering wil bijvoorbeeld 900.000 nieuwe woningen bouwen.
Anderzijds loopt het watersysteem tegen zijn grenzen aan vanwege droogte (mede vanwege het klimaat), verzilting, en vervuiling door landbouw, industrie en huishoudens.
De waterleidingbedrijven proberen uiteraard om de bestaande mogelijkheden te optimaliseren, maar dat is met zekerheid onvoldoende. Nieuwe mogelijkheden (zoals bijvoorbeeld diversificatie van bronnen en de ideeën in Panorama Waterland van Vitens lopen steeds meer tegen juridische en bestuurlijke belemmeringen aan.  Zie (https://www.vitens.nl/relaties/nieuwsberichten/panorama-waterland )  

Ontwikkelingen in de drinkwaterwereld hebben een lange looptijd en de sector kijkt daarom ver vooruit. Dat heeft geleid tot een kaart waarop de waterregio’s ingekleurd worden met een variërende mate van urgentie, waar  overheen de voorgenomen woningbouwplannen t/m 2029 geprojecteerd zijn (zie bovenstaande kaart).
Deze site focust op Brabant een, in mindere mate, op Limburg. De analyse wijst uit dat in West-Brabant per direct maatregelen nodig zijn, dat in de rest van Brabant vóór 2030 maatregelen nodig zijn, en dat  het in Limburg nog even kan wachten.


Stroomdiagram Brabant nu

De Commissie Maas Geesteranus – hoe het rapport in elkaar zit en kwantitatief
Melanie Maas Geesteranus (vanuit haar politieke VVD-carrière bekend als Schulz van Haegen) leidde een behoorlijk zwaar bemenste onafhankelijke commissie die van de opdrachtgever, het Brabantse Breed Bestuurlijk Grondwateroverleg. De commissie moest een advies uitbrengen over de structurele aanpassingen die vanuit een integraal en langetermijnperspectief op droogte nodig zijn in het (grond)watersysteem, (grond)waterbeheer en het (grond)watergebruik, en wat dat vraagt van alle partijen die hierop directe invloed hebben.
Dit werd het rapport ‘Zonder water, geen later’ (goede titel). Ook  dit rapport gaat er van uit dat onbeperkte toegang tot zoet water in Brabant niet langer gegarandeerd is.
Het rapport, met persbericht, is te vinden op https://www.brabant.nl/actueel/nieuws/water-en-bodem/2022/eindrapport-adviescommissie-droogte-zonder-water,-geen-later .

Het rapport kijkt tot 2040.
De commissie heeft geen eigen onderzoek gedaan, maar verzameld wat er al aan wetenschappelijke kennis lag.
De layout is overigens abominabel slecht leesbaar.

De twee rapporten overlappen, omdat momenteel in Brabant alle drinkwater uit grondwater gewonnen wordt. Dus het bredere grondwaterprobleem is ook het smallere drinkwaterprobleem. Zie Kan de zomer-Maas nog genoeg drinkwater leveren? (Update dd 19 juli 2022) .

Bovenstaande stroombalans geeft aan dat Brabant geen probleem zou hoeven te hebben. Veruit de vetste (gele) pijlen daarin zijn die van water dat ongebruikt wegstroomt. De door de mens gebruikte (blauwe) waterstromen zijn een stuk smaller. De getallen zijn in 1 miljoen m3 en over een jaar opgeteld – per seizoen kunnen de verhoudingen sterk verschillen. Men moet deze getallen overigens met enige reserve bekijken, omdat niet alles even goed bekend is. “Schatting” heeft betrekking op niet-geregistreerde onttrekkingen.

Dat het water zo snel wegstroomt, is omdat Brabant daar door de mens in de afgelopen decennia op ontworpen is. Met name de landbouw kan slecht overweg met hoge grondwaterstanden, maar bijvoorbeeld ook voor de bouw  van nieuwe woonwijken en bedrijfsterreinen (zoals in Eindhoven) was een verlaagde grondwaterspiegel handig. Daarom is Brabant sinds de naoorlogse wederopbouwperiode omgebouwd tot een ontwateringsmachine.
Om dit te laten zien het volgende zoekplaatje. Boven het Brabantse afwateringssysteem op een niet nader benoemd tijdstip in het verleden (waarop de kanalen in Oost-Brabant nog niet gegraven zijn), onder het huidige  afwateringssysteem. Zoek de verschillen (kijk bijvoorbeeld eens naar het Ekkersrijt-Grote Beeksysteem bij Eindhoven).
Het nieuwe systeem is veel  fijnmaziger en gekanaliseerder. De gezamenlijke lengte van alle watergangen bedraagt inmiddels 40.000 km (= de aardomtrek).

Brabants afwateringssysteem un vroeger tijden
Brabants afwateringssysteem dd 2022

Nu loopt de ontwateringsmachine tegen zijn grenzen aan. Brabant is van te nat te droog geworden door de toegenomen watervraag van bevolking, industrie, en landbouw, en door het klimaat.  Grofweg wordt er in Brabant jaarlijks 330 miljoen m3 onttrokken en 140-200 miljoen m3  aangevuld. Sinds 1950 is het grondwaterpeil ongeveer een halve meter gedaald, en op de hoge zandgronden nog meer.
De droogte kan tot problemen leiden, zoals in de afgelopen zomers gebleken is. Het is aannemelijk dat deze verdrogingstrend niet meer weg gaat als er geen ingrijpende maatregelen worden getroffen.

Vandaar een lange termijn-strategie. Die strategie werkt in drieën:

  • Maak de afstroming door het ontwateringssysteem stuurbaar en overall kleiner (water vasthouden)
  • Maak de menselijke onttrekking kleiner en zoek daartoe ook alternatieve bronnen (hergebruik van afvalwater, zeewaterontzilting). De commissie denkt hierbij voor de landbouw aan 20 tot 40 miljoen m3, voor de drinkwaterproductie aan 55 tot 95 miljoen m3 minder, en voor de industrie enkele miljoenen m3.
  • Maak de toevoeging aan de voorraad groter door een andere landinrichting. Dat zou maximaal 150 miljoen m3 moeten kunnen inbrengen.

Men doet er verstandig aan om deze getallen als indicatief te beschouwen. Dat doet de commissie zelf ook. Samenvattend leidt dat beschrijvend tot onderstaande tabel, en kwantitatief tot onderstaande stroombalans in 2040 (die men dus kan vergelijken met de eerder weergegeven huidige stroombalans)

Stroomdiagram Brabant in 2040 na maatregelen

De Commissie Maas Geesteranus – gevolgen
Het spreekt vanzelf dat een dergelijk ambitieus streven (soms onverwachte) neveneffecten heeft die zo zwaar kunnen zijn dat het tot een geheel ander landgebruik en landinrichting leidt.

Veel vaker zal de natuur aan de mens dicteren wat er nog kan, en vele minder vaak zal de mens aan de natuur dicteren wat moet. ‘Vooruit naar vroeger’ noemt het rapport dit met enig gevoel voor propaganda. De natuur gaat er, hoe dan ook, op vooruit.

Elders kunnen problemen optreden.

Het grondwaterpeil in de winter en lente zal stijgen, waardoor bepaalde gebieden niet meer geschikt zijn voor de landbouw, of nog slechts geschikt zijn voor een andere landbouw. Tegelijk worden boeren geacht minder water te gebruiken. Een en ander zal grote gevolgen hebben voor de landbouwpraktijk. Goede boeren kunnen dat tot op zekere hoogte opvangen, maar er zal steun nodig zijn.
De landbouw staat toch al ter discussie vanwege andere crisistoestanden, zoals de stikstof, de stank, de waterkwaliteit en de veeziektes. Reden temeer om de landbouw als een integraal pakket te herstructureren.
Bedenk dat op dezelfde wijze als de stikstof een probleem is vanwege een nabij Natura2000-gebied, ook dalend grondwater een probleem kan zijn als  dat een Natura2000-gebied schaadt. Een hogere grondwaterspiegel is voor de natuur een zegen.
Het grondwater, indien niet aangepakt, kan de volgende juridische crisis worden die gaat lijken op de stikstofcrisis.

Afkoppeling van hemelwater van het riool in de gebouwde omgeving kan, volgens computermodellen, het grondwaterpeil in stedelijk gebied wel een meter opjagen. In een stad als bijvoorbeeld Eindhoven kan dat, als hier niet wordt opgetreden, tot ongelukken leiden omdat delen van de stad gebouwd wijn op vroeger moerasachtig gebied (wijknamen als Genderbeemd en Vonderkwartier getuigen er nog van). Zie https://www.bjmgerard.nl/regionaal-water-en-bodemprogramma-mooi-plan-terugtocht-wordt-al-voorbereid/ en https://www.bjmgerard.nl/klimaateffecten-in-brabant-9-de-woenselse-waterstaatwerken/ . Er is ongetwijfeld wat aan te doen, maar dat moet dan wel in kaart gebracht worden. En er moet geld voor zijn.
Ongetwijfeld staat dit voorbeeld niet op zichzelf.

Schematische uitleg van het Brabantse watersysteem volgens de kromme lijn met ‘doorsnede’ er bij. Merkwaardig genoeg ligt het westen rechts. Lees dit als indicatief.

Effecten treden ook op waar men ze niet meteen zou verwachten, bijvoorbeeld bij het bosbeheer. Na een niet gespecificeerd neerslagscenario kan bijvoorbeeld de grondwaterspiegel in de Loonse en Drunense duinen met 55 cm aangevuld worden, terwijl hetzelfde scenario in een donker naaldbos met bijvoorbeeld Douglassparren, vanwege de verdamping van die sparren, maar tot een aanvulling van 15 cm leidt. Onder bepaalde omstandigheden wordt naaldbos een vijand van het grondwater – een illustratie dat de verschillende gelijktijdige crises van dit moment onderling wisselwerken. Gepleit wordt voor een omvorming van naaldbossen richting loofhout en meer open landschappen.
Zie ook https://www.bjmgerard.nl/het-ven-het-grondwater-en-het-bos/ .
(Overigens werkt ook een donker naaldbos in de arctische sneeuw als extra opwarmfactor. Bossen zijn niet per definitie altijd  goed voor het klimaat).

De industrie krijgt relatief weinig voor zijn  kiezen. Het bestaande beleid van toenemende efficiency moet worden voortgezet, o.a. door afvalwater te zuiveren en terug te voeren (zoals Bavaria). Het bestaansrecht als zodanig van sommige watervretende industrieën wordt niet ter discussie gesteld. Vraag is of het maatschappelijk belang rechtvaardigt dat Refresco in Maarheeze 0,75 miljoen m3 uit de grond mag halen met als enig doel die met wat suiker, essences en prik in een flesje te doen en dan het meeste te exporteren. Idem of Coca Cola Nederland terecht 0,6 miljoen m3 uit de grond mag halen in Dongen (Coca Cola had een volle pagina advertentie over hoe men CO2-neutraal dacht te worden, maar zowat geen woord over het grondwater). Idem Bavaria en Dommelsch. Waar houdt het op een basisbehoefte te zijn? Moet je bijvoorbeeld de omvang van de binnenlandse markt definiëren als de toekomstige limiet in de vergunning (om export van Nederlands grondwater tegen te gaan)? Hoe krijg je de uitstaande ongebruikte onttrekkingsvergunningen weer terug? Moet je grondwater voor de industrie politiek behandelen als delfstof?
Nogal wat vragen die buiten beschouwing blijven, en niet alleen in dit rapport.

De Commissie Maas Geesteranus – hoe een en ander te regelen
Het is niet zo dat er geen goede wil is. De provincie heeft het probleem al vaker op de agenda gezet. Dat leidde o.a. tot het Grondwaterconvenant van  15 december 2021 met de leden van het Breed Bestuurlijk Grondwateroverleg (looptijd t/m 2027). Maar de vragen zijn vele. Wat op de langere termijn dan 2027? Is het genoeg? Waarom zijn de bevoegdheden bij de Waterwet van 2009 verdeeld tussen de provincie en de waterschappen? Hoe voer je het in praktijk uit – er lijkt eerder een soort bestuurlijke surplace te bestaan. Ingewikkelde maatregelen in integraal verband uitvoeren valt niet mee en er is te weinig doorzettingsmacht.

Het voorstel is om de noodzakelijke veranderingen niet op basis te doen van vrijwilige gebiedsprocessen, maar op basis van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) (of op basis van de Omgevingswet, als die van kracht wordt). Volgens de commissie is het hanteren van de Wilg in onbruik geraakt (het instrumentarium moet worden ‘afgestoft’), en moet kennis van landinrichtingsprocessen opnieuw worden opgebouwd.
De waterschappen lijken vooralsnog de meest geschikte organisatie om de taken uit te voeren omdat daar de meeste kennis zit. Sinds de afsplitsing van de waterschappen in 2009 is alle kennis over water bij de provincie Noord-Brabant wegbezuinigd.

Deze maatregelen zijn ruimtelijk. Daarnaast zijn sectorspecifieke maatregelen nodig, bijvoorbeeld voor de boeren, de industrie en de consumenten.
Er zijn ook wettelijke maatregelen nodig, zoals bijvoorbeeld dat het Bouwbesluit grijs water en een verplichte opvang van hemelwater toestaat. Of dat het makkelijker wordt om effluent uit Rioolwaterzuiveringsinstallaties in de landbouw te gebruiken.

Geadviseerd wordt een ‘droogteregisseur’ die onafhankelijk is en gezag heeft.

Er moet geld zijn en dat moet in een Droogtefonds. Er is nu te weinig geld (orde van grootte €50 miljoen per jaar). Daar zou subsidie bij moeten en mogelijk moeten gebruikers van grondwater gaan betalen (deze gedachte is niet uitgewerkt).

Vewin: huishoudelijk watergebruik naar doel

De Commissie Maas Geesteranus en de gestaffelde tarieven.
Bij de ‘sectorspecifieke maatregelen’ noemt de commissie een gestaffelde prijsprikkel naar Vlaams voorbeeld, waarbij het kuub-tarief onder een bepaalde verbruiksdrempel laag blijft, en daarboven duurder wordt. Op zich geen schokkend principe, want het komt, ook in Nederland,  in de belastingen en de sociale zekerheid veel voor (‘tot 120% van het minimumloon’).
Ook de recente prijsplafonds voor gas (1200 m3 ) en stroom ( 2900kWh), in beide gevallen voor 2022 en per huishouden, zijn gestaffeld.

De ‘staffelpassage’ omvat welgeteld 35 kleingedrukte woorden op een rapport met 164 kleingedrukte pagina’s. Desalniettemin domineerde dit kleine tekstje de macrokop in het Eindhovens Dagblad van 16 sept 2022 “Drinkwater moet duurder worden” waarbij de krant gemakshalve de toevoeging “voor grootverbruikers”, die ook in het commissierapport staat,  achterwege had gelaten.

Hoe zou zo’n staffel eruit kunnen zien?
Volgens de Vewin verbruikt een huishouden grofweg grofweg voor activiteiten binnenshuis 120 liter persoon per dag, zijnde 44m3 per jaar per persoon. Ook andere bronnen als Milieu Centraal en Engie noemen vergelijkbare bedragen. Engie noemt voor een alleenstaand huishouden 52m3 per jaar per persoon, welk bedrag steeds lager wordt als de persoon deel uitmaakt van een steeds groter huishouden.
Rond het eens naar boven af op €50 per persoon per jaar, en dat maal 8 personen per huishouden. Dan zou de staffelgrens voor grootgebruik op €400 per huishouden per jaar. Uiteraard kan men dit simpele model optuigen met allerlei toeter en bel-overwegingen.

Klinkt uitvoerbaar.

De la of de gladiolen?
Rapporten met een omstreden inhoud belanden in Nederland nog al eens in de bureaula. Het is te hopen dat deze twee rapporten politiek wel  iets losmaken. Anders wordt straks het drinkwater gerantsoeneerd en krijgen we stikstofachtige juridische taferelen.

Het blauwe gebied is de grens tussen zand en klei en heet de “Naad van Brabant”. “Inzijgen” betekent dat water in de ondergrond zakt (wat dus te weinig gebeurt). Daarna gaat het ondergronds stromen en komt het in lagere gebieden weer naar boven als ‘kwel’. Omdat de klei waterstromen blokkeert, komt er relatief veel kwelwater omhoog in het laagste gebied waar dat nog kan, dus in de Naad van Brabant.
De dunne rode lijnen zijn de belangrijkste geologische breuken.
De paarse boog is de grens van de verzilting.


Nieuwe methode ontwikkeld om sommige PFAS-stoffen op niet al te lompe wijze af te breken

GenX-grondstof FRD 903


Inleiding
De alomtegenwoordigheid, vanwege de onafbreekbaarheid, van poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) is afdoende gecommuniceerd, evenals de vele medische effecten. Het spul komt onder andere wereldwijd met regenwater naar beneden, wat de vraag oproept of je nog regenwater kunt drinken.

Wegens overbodigheid ga ik dit hier allemaal niet opnieuw vertellen.

De schadelijkheid komt van de vele koolstof-fluorbanden (C-F) in de stoffen. C-F banden hebben geen natuurlijke biologische functie en organismen hebben er daarom in de evolutie geen afbraakmechanismen voor ontwikkeld. Zie https://www.bjmgerard.nl/fluorhoudende-organische-molekulen-in-het-milieu-genx-en-fipronil/ en https://www.bjmgerard.nl/dark-waters-en-de-gevaarlijke-stoffen-wetgeving-in-de-vs-en-de-eu/ (de laatste over het bekende schandaal in West-Virginia waarover de film Dark Waters gemaakt is).

Niet alle fluorhoudende stoffen horen in de PFAS-familie. De fipronil van het eierenschandaal was geen PFAS en ook sommige geneesmiddelen bevatten fluor.
Het heet PFAS-stof als er een koolstofketen is waarvan de meeste of alle H-atomen vervangen zijn door fluoratomen. Vaak zit er een zuurgroep op het eind. PFOA (uit Dark Waters) bevat een keten  van acht C-atomen (vandaar de O van Octaan) waarvan alle H-atomen voor F-atomen vervangen zijn (vandaar de P van Per) en waar een gangbare organische zuurgroep aan het uiteinde zit (vandaar de A van Acid).
Die zuurgroep is van belang, omdat die de stof oplosbaar maakt in water waardoor hij zich veel makkelijker verspreiden kan.

Er zijn veel verschillende PFAS-verbindingen (rond de 9000) omdat de stoffen vaak ook erg nuttig zijn (bijvoorbeeld teflon). Ze zijn water- en vetafstotend en kunnen tegen hitte – reden waarom ze in blusschuim zitten. Het hoofdprobleem is dat hoe resistenter de verbinding is, hoe efficienter de toepassing is. Het is zoiets als de eenheid van de tegendelen uit de dialectische filosofie.
Of het dus ooit tot een algemeen verbod komt, moet blijken. Vooralsnog zie ik zelf meer heil in selectief toestaan binnen de EU.
Onlangs heeft bijvoorbeeld de Nederlandse brandweer besloten om PFAS-houdend blusschuim alleen nog in specifieke situaties door de beroepsbrandweer toe te staan.

Nu kan alles kapot, maar voor PFAS-stoffen betreft dat op dit moment lomp geweld, bijvoorbeeld verbranding bij hoge temperatuur, UV-straling of plasma-oxidatie.

Een mildere vernietingingsmethode
Een artikel in Science van 19 augustus 2022 beschrijft een nieuwe en beduidend mildere vernietigingsmethode die (tot nu toe) werkt bij een deel van de PFAS-stoffen. Het is een coproductie van geleerden in de VS en in de Volksrepubliek China (de wetenschap overbrugt opgefokte nationale tegenstellingen). Chemici die dit lezen kunnen terecht op https://www.science.org/doi/epdf/10.1126/science.abm8868 , anderen raad ik het niet aan.

De overall-reactie

De methode lost de PFAS-stoffen die ervoor in aanmerking komen op in een mengsel van het organische oplosmiddel DMSO en in water met natronloog (7:1), en verhit het mengsel bij normale druk vele uren achtereen op 80 tot 120°C. Hoeveel uur, hangt van factoren af zoals de temperatuur (hogere temperatuur werkt sneller).
DMSO ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Dimethylsulfoxide ) is een gangbaar en niet erg vergiftig industrieel oplosmiddel. Het wordt zelfs medisch gebruikt.

De geleerden weten tot in detail langs welke tussenstappen de reactie werkt.

Als het mengsel voldoende lang gesudderd heeft, zit zowel alle fluor in hanteerbare kleine moleculen en zit bijna alle koolstof in de vorm van lichte organische zuur-ionen (bijvoorbeeld het ion van mierenzuur).

Beperkingen en praktische bruikbaarheid
Het is goed ook even de rem te zetten op een eventueel enthousiasme.

  • De reactie werkt niet met alle PFAS-stoffen. De methode werkt tot dusver goed met moleculen die minstens vier koolstofatomen hebben en een gangbare -COOH – groep als kop ( -COOH zorgt bij veel organische stoffen voor een zuur karakter, zoals bij azijn en mierezuur). De stof PFOA uit Dark Waters valt in deze groep.
    Op PFOS-stoffen met een sulfonzuur als kop ( -SO3H) werkt het niet. De vergiftiging door 3M bij Antwerpen valt in deze categorie. Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/PFOS-schandaal .
    Mogelijk nòg niet, want het onderzoek gaat vast en zeker verder.
  • De methode werkt slechts gedeeltelijk bij FRD 903, in de volksmond GenX. Daar weet de methode vooralsnog maar 41% van de fluor terug te winnen.
  • De methode werkt tot nu toe in het laboratorium, dus in ideale omstandigheden.
    Hoe men op deze wijze honderd kuub met PFAS vervuilde grond, waarin naast zand en klein nog allerlei  andere verbindingen zitten, wil reinigen, dat zie ik nog niet meteen. Misschien dat daar het oude lompe werk, minstens nog een tijd, de aangewezen weg blijft.
  • Drinkwaterbedrijven kunnen PFAS-stoffen uit het drinkwater halen met gangbare middelen als ionenwisselaars en actieve kool. Vroeg of laat zullen ze dat zelfs wel moeten.
    De PFAS is dan wel gescheiden van het drinkwater, maar niet vernietigd. Als je maar lang genoeg bezig bent, staat er een teiltje met opgeloste PFAS-stoffen in de kelders van het drinkwaterbedrijf. Dat teiltje zou waarschijnlijk, minstens voor een deel, met de nieuwe methode weggewerkt kunnen worden.

In Brabant rook je altijd vijf sigaretten per dag mee

De drie GGD’s in Brabant (West-Brabant, Hart van Brabant, en Zuidoost-Brabant) hebben zichzelf de opdracht gegeven om uit te zoeken ““Wat is de impact van luchtverontreiniging op ziektelast en vroegtijdige sterfte van inwoners in Noord-Brabant?”

waartoe de deelvragen nodig waren :

  • Wat is de blootstelling van inwoners van Noord-Brabant aan fijn stof (PM2.5 en PM10) en stikstofdioxide (NO2)?
  • Hoe groot is de emissie van luchtverontreinigende stoffen door diverse bronnen in Noord-Brabant?

Men kan het rapport downloaden o.a. via https://www.ggdhvb.nl/milieu-en-veiligheid/luchtkwaliteit-en-gezondheid/ , waar ook een samenvatting staat.

Uit de emissies (via de Emissieregistratie www.emissieregistratie.nl ) en uit verspreidingsmodellen volgen concentraties, uit concentraties en menselijke aanwezigheid volgen blootstellingsgegevens, en daaruit via dosis-effect modellen en empirische regels ziekte- en sterftecijfers.

Nagenoeg overal voldoet Noord-Brabant aan de nu van kracht zijnde luchtkwaliteitsnormen uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL, de vigerende wetgeving). Dat is het resultaat van een beleid dat een aantal jaren goed gewerkt heeft, maar nu stagneert.
Nagenoeg of helemaal nergens voldoet Noord-Brabant aan de sterk aangescherpte richtlijnen van de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO).
Dit laatste verbaast overigens niemand met enige kennis van zaken.  

Zie voor de oude richtlijnen uit 2005, de Nederlandse (en EU-)wetgeving, en de nieuwe richtlijnen  onderstaande tabel.

Oude WHo-richtlijnen, Europese wetgeving en nieuwe WHO-richtlijnen

Het GGD-onderzoek is conventioneel in die zin dat het alleen meeneemt wat wettelijk telt. Voordeel is dat er betrouwbare cijfers zijn, nadeel is dat er veel discussie is over ultrafijnstof en roet en Zeer  Zorgwekkende Stoffen in uitlaatgassen. De GGD’s spelen erg op safe.
Het GGD-rapport onderschat dus de problemen, maar over de omvang van die onderschatting valt weinig met zekerheid te zeggen.

De GGD’s geven inzichtelijke plaatjes over de bronnen per Veiligheidsregio. Er zijn in Brabant vier veiligheidsregio’s, maar Noordoost valt onder de GGD van Midden-Brabant.

Vier technische opmerkingen mijnerzijds:

  • De staafjes in Midden-Brabant zijn mede lager omdat het een kleiner gebied is en de lengte een kwantitatieve, absolute betekenis heeft
  • De hoeveelheden zijn opgeteld over de hele regio en dus de facto gemiddeld. Een lokale bron (bijvoorbeeld vliegveld Eindhoven bij  PM2.5) kan dus lokaal sterk zijn terwijl hij over de regio weggemiddeld wordt
  • De statistiek is gebaseerd op de Emissieregistratie, dus op stof dat als stof uit een pijp komt. Secundair fijn stof, dat pas in de atmosfeer gevormd wordt uit bijvoorbeeld ammoniak en stikstofoxides, zit niet in de fijnstofcijfers.
  • In bijlage Vi staan alle staafjes genoteerd als nette cijfers

De brongegevens worden omgerekend tot concentraties voor de drie categorieën en dat per gemeente of zelfs per buurt. Omdat bekend is hoeveel mensen daar wonen, kunnen de concentraties van een weegfactor worden voorzien voor het aantal mensen dat er door getroffen wordt, en dan heet het een blootstelling. Die blootstellingen worden getoond  met twee presentatiewijzen voor elke vuilcategorie (als voorbeeld er twee afgedrukt per gemeente en één per buurt):

Met de GGD Rekentool Luchtverontreiniging & Gezondheid (L&G) is het mogelijk om de gezondheidseffecten door blootstelling aan PM10, PM2,5 en NO2 te kwantificeren. Dat is voldoende zeker om van (waarschijnlijk) causale verbanden te spreken.
Hoe de GGD dat doet valt in eerste instantie niet te achterhalen omdat de link in de voetnoot verdwaald is. Ga je wat puzzelen, dan kom je op een beschrijvende tekst die waarschijnlijk de bedoeling is op https://awgl.nl/projecten/ggd-rekentool-luchtkwaliteit-en-gezondheid-update-2021 . Beetje slordig.
Je kunt daar het rapport en een Excelsheet downloaden en dan aan de slag. Ik heb dat niet gedaan en beperk me tot het bietsen van een kwalitatief plaatje en een tabel uit het rapport.

Verder geloof ik de GGD’s op hun woord. Ik doe niet aan complottheorieën, althans meestal niet en in elk geval niet bij de GGD.

Na enig geploeter komen hier concrete getallen uit voor extra ziektelast en extra sterfte.
Ik geef die eerst als samenvatting en dan als voorbeeld de tabel voor Noordoost-Brabant uit de bijlage.

Gezondheidseffecten van luchtverontreiniging
De mate van luchtverontreiniging leidt tot aanzienlijke gezondheidsschade. De gezondheidseffecten gemiddeld over heel Noord-Brabant zijn als volgt:

  • Bij 1 op de 5 (20,2%) kinderen met astma, is de astma toe te schrijven aan luchtverontreiniging.
  • Bij bijna 1 op de 4 (22,9%) volwassenen met een hartvaatziekte, is de ziekte toe te schrijven aan luchtverontreiniging.
  • Bij ruim 1 op de 7 (15,1%) longkankerpatiënten, is de longkanker toe te schrijven aan luchtverontreiniging.
  • De gemiddelde vroegtijdige sterfte door blootstelling aan PM10 en NO2 is in Noord-Brabant 358 dagen. Brabanders verliezen dus gemiddeld bijna een jaar door vervuilde lucht.
  • De gezondheidsschade door de blootstelling aan luchtverontreiniging is in Noord-Brabant vergelijkbaar met het meeroken van 4,9 sigaretten per dag. De lucht die bewoners in Noord-Brabant inademen is dus vergelijkbaar met de lucht die iemand zou inademen als een huisgenoot elke dag bijna 5 sigaretten binnenshuis rookt.

Doordat er een grote variatie is in blootstelling aan NO2, PM10 en PM2,5 tussen gemeenten, spreekt het voor zich dat ook de mate van gezondheidseffecten door luchtverontreiniging verschilt tussen gemeenten (dit geldt vervolgens ook voor buurten).

Beleid
Het rapport eindigt met enkele pagina’s beleidsvoorstellen, die veelal  als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat ze al deel uitmaken van ander beleid (bijvoorbeeld voor de veeteelt), en dat dat beleid vaak net onder de provincie valt (immers, de schaal van het rapport).
De maximum snelheid omlaag is een nuttige bronmaatregel, maar, het Rijk gaat erover (en het VVD-congres probeert erover te gaan).
Autovrije binnensteden eveneens nuttig, maar daar gaan gemeenten over.

Als voorbeeld van bronmaatregelen pak ik er de set aanbevelingen uit voor houtstook (kleinschalig door particulieren) en de industrie.

Houtstook

  • Minder houtstook; bv. door het verbieden van houtkachels als hoofdvervwarming, het voorkomen dat bestaande woningen van aardgas overschakelen op houtstook en het stimuleren van het dichtmaken van de schoorsteen
  • Houtstookvrije wijken stimuleren; bv. door middels een ‘programma houtstook’ regels op te nemen in het omgevingsplan
  • Verplichten van het volgen van een negatief stookadvies
  • Schoner stoken door goede voorlichting en een versnelde omschakeling naar schonere kachels
  • Subsidie op zonnepanelen en warmtepompen

Industrie

  • BBT verplicht stellen (bedoeld wordt ècht Best Beschikbare Technieken bg)
  • Opslag of overslag overkappen, toepassing goede filters
  • Verankeren van zo laag mogelijk vergunnen in lokaal beleid
  • Actieve advisering, controles en handhaving ter behoeve van preventie van brand of incidenten met chemische stoffen

Als voorbeeld van een overdrachtsmaatregel de wijze raad om scholen en woningen niette dicht op de snelweg te bouwen, en om woonhuisventilatie slim in te plannen.
Maar overdrachtsmaatregelen genieten niet de voorkeur.

Ik adviseer lokale en provinciale politici en ambtenaren om eens een keer in de beleidsaanbevelingen van dit rapport te gaan grasduinen.  

Afsluitend adviseren de GGD’s alle gemeenten, die dat nog niet gedaan hebben, om het Schone Lucht Akkoord te tekenen (de provincie heeft dat al gedaan en vele Brabantse gemeenten ook). Zie https://www.schoneluchtakkoord.nl/default.aspx .

Bijeenkomst provinciehuis
Op vrijdag 08 juli was er een bijeenkomst in het Provinciehuis over gezondheid in brede zin. Het GGD-rapport leverde een belangrike bijdrage.
Zie https://noord-brabant.sp.nl/nieuws/2022/07/gezondheid-heeft-veel-kanten .

TNO wil doorontwikkeling (ultra)fijnstof-beleid

TNO heeft in juni 2022 de belangrijke brochure uitgebracht “Fijnstof: norm gehaald, probleem niet opgelost”. TNO heeft een reputatie op het gebied van meting en modellering van fijnstof te verliezen.
De brochure, annex een samenvatting, is te vinden op https://www.tno.nl/nl/aandachtsgebieden/circulaire-economie-milieu/roadmaps/milieu-en-klimaat/milieu-en-gezondheid/de-nieuwe-fijnstofaanpak-voor-grotere-gezondheidswinst/ .

Er bestaan in Nederland vastgelegde en niet-vastgelegde ambities om de luchtkwaliteit te verbeteren.

In het Schone Lucht-akkoord hebben het Rijk en een groot aantal provincies en gemeentes afgesproken dat er ten opzichte van 2016 in 2030 een gezondheidswinst is van minstens 50%. Zie https://www.bjmgerard.nl/schone-lucht-akkoord-een-halfvol-glas/ en https://www.bjmgerard.nl/het-schone-lucht-akkoord-in-brabant/ .

De sterk aangescherpte WHO-richtlijnen voor luchtkwaliteit hebben het in Nederland nog niet tot een formele status geschopt, maar informeel wordt er al wel naar gekeken. Zie https://www.bjmgerard.nl/who-brengt-scherpere-luchtkwaliteitsadviezen-uit-met-name-voor-no2/  of het recente Brabantse GGD-onderzoek https://www.ggdbzo.nl/ggd-onderzoek/luchtvervuiling-in-brabant-leidt-tot-gezondheidsschade/ .

Het probleem is dat er vaak nog maar weinig vooruitgang is. Bovenstaande grafiek (een meting van TNO langs de Pleinweg in Rotterdam) toont voor PM10 en PM2.5 stagnatie sinds 2015, en voor roet (roetfilters zijn een succes) misschien sinds 2019 (de daling in 2020 komt van Corona).

Als men een verdere daling wil, moet er iets nieuws gebeuren. De brochure van TNO doet daartoe een voorstel.

(Men kan zich deze verhoudingen makkelijk voorstellen door uit te gaan van een kubus van 1*1*1cm, die gemakshalve 1 gram weegt. Die kubus beslaat 1 deeltje en heeft een oppervlakte van 6cm2. Nu zaag je die kubus (verliesloos) in 100*100*100 stukjes. Je hebt dan een miljoen kleine kubusjes, die samen nog steeds 1gr wegen, die dus per stuk 1µgr wegen, en samen een oppervlakte hebben van miljoen*0,01*0,01*6 = 600cm2.

Centraal in het TNO-voorstel staan enkele beweringen:

  • Om historische redenen wordt fijn stof in de lucht gemeten en genormeerd  met de eenheid µg/m3 . Bij verdere vooruitgang verliest dat zijn nut. Bij ultrafijnstof (Ultra Fine Particles, UFP) bijvoorbeeld wegen deeltjes zo weinig dat het gewicht bij voorbaat wegvalt tegen de rest van het fijnstof. Daarom worden UFP geteld per cm3 en niet meer gewogen.
    Ook de nieuwe WHO-adviezen zijn nog op µg/m3 -basis en normeren nog steeds geen UFP.
  • Behalve de omvang van deeltjes, is ook de samenstelling en de vorm van belang. Sommige (ultra)fijn stofdeeltjes zijn reactiever dan andere. Roet is berucht, maar bijvoorbeeld ook metalen kunnen soms kwaad (bijvoorbeeld uit slijtage).
  • Deeltjes kunnen, direct of indirect, in weefsel (wat ik de vaktaal heet) oxidatieve stress oproepen, en dat kan weer tot ontstekingsreacties leiden. Ook elders in het lichaam, want hele kleine deeltjes kunnen de longwand passeren en mogelijk ook de reukzenuw. Langdurige ontstekingen zijn niet gezond. De directe werking heet het Oxidatief Potentieel
  • Oxidatief potentieel kan gemeten worden met een test m.b.v. een stof met een ingewikkelde naam die afgekort DTT heet
  • De werking gaat uit van de oppervlakte van de deeltjes en hoe fijner de deeltjes, hoe meer oppervlak.
  • Door dit alles valt de medische schadelijkheid van (ultra0fijnstof bij steeds kleinere deeltjes steeds minder samen met het aantal µg/m3.
  • Omdat UFP en ‘gewoon’ fijnstof anders gevormd worden en zich anders gedragen, is er weinig correlatie tussen bijvoorbeeld veel PM10 en  veel UFP.
    Die correlatie is lokaal bepaald.

Overigens is het niet zo dat hiermee de oude tijden, met zijn silicosis en zijn asbestkanker, ontkend worden. De nieuwe theorie vult de oude aan en vervangt hem niet.

(dit overzicht komt voort uit metingen in de Rijnmond in 2019. Lees het als: in de Rijnmond zorgt de scheepvaart voor 58% van de UFP en voor 17% van de PM10. Het Rotterdamse vliegveld zorgt voor 6% van de UFP (en geen PM10), en de op- en overslag zorgt voor 22% van de PM10 (en geen UFP).
In deze verhoudingen zit dus een sterk lokale invloed).

In feite roept TNO op om doel en middel uit elkaar te houden.
Doel is de gezondheidswinst, middel is de omgang met concentraties (ultra)fijnstof. TNO wil het assortiment aan middelen uitbreiden. Daartoe vijf stappen.

  1. Een indruk vormen van lokale en regionale (ultra)fijnstofbronnen en van de natuurkundige en chemische eigenschappen van dat fijnstof, zodat ‘fingerprinting’ mogelijk wordt. Dit mede op basis vna selectief meten
  2. Een brongerichte en specifieke monitoringsstrategie opbouwen met goedgekozen instrumenten en locaties en met een gestandaardiseerde meetmethode
  3. Het in kaart brengen van luchtkwaliteit in ruimte en tijd met metingen en modellen. Dit in combinatie met modellen van menselijke aanwezigheid
  4. Een gezondheidsrelevante indicator voor (ultra)fijnstofmengsels bepalen (bijvoorbeeld het oxidatief potentieel)
  5. Een lokaal fijnstofbeleid opzetten om het middel op het doel ‘gezondheidswinst’ te richten.

Een en ander vraagt nogal wat. TNO roept op tot geld, kennisontwikkeling en brede samenwerking tussen politiek, kennisinstituten en relevante NGO’s (zoals o.a. het Longfonds en Milieudefensie).
De eerste stappen kunnen snel gezet worden.

TNO gebruikt vaak voorbeelden uit de regio-Eindhoven, omdat daar al lang een goed meetnetwerk aanwezig is (met dank aan Jean-Paul Close). Dat begint op deze manier vruchten af te werpen.