Presentatie voor SP-district ZO Brabant over energie

Ik heb op 09 oktober 2017 voor het district ZO Brabant van de SP een presentatie gegeven over energiezaken, met en blik op landelijk, provinciaal en lokaal, en een handelingsperspectief.

Het is te vinden –> Presentatie regio-overleg SP dd 09 oktober 2017 .

Hoe staat het provinciale duurzame energie-beleid ervoor?

Inleiding
In februari 2016 publiceerde de provincie NBrabant de Uitvoerings-
agenda Energie. Ik was daar toen niet enthousiast over. De bedoelingen waren goed, maar analytisch was het zwak. Het was meer een luchtkasteel dan een echt kasteel. In enkele artikelen op deze site heb ik het geanalyseerd, zie De Brabantse Uitvoeringsagenda Energie – kwantitatief en De Brabantse Uitvoeringsagenda Energie – politiek en kwalitatief en De Brabantse Uitvoeringsagenda Energie – het ECN-advies .
Desalniettemin een begin.
In de Uitvoeringsagenda werden wel op een bruikbare manier de toekomstige vijf slagvelden rond het luchtkasteel gedefinieerd, te zien in onderstaand plaatje.

De vijf maatschappelijke thema’s in de UItvoeringsagenda

Er was afgesproken dat er een tussenevaluatie zou komen. Daartoe heeft CE Delft in augustus 2017 het basismateriaal aangeleverd, waarna de Gedeputeerde Staten daaraan een vervolgbeleid geplakt hebben. De eerstverantwoordelijk gedeputeerde (dat is zoiets als een wethouder in de provincie) is Annemarie Spierings (D66), hoewel ook gedeputeerde Bert Pauli van Economische Zaken (VVD) een dikke vinger in de pap heeft. Te dik zelfs.

De Tussenevaluatie en de bijbehorende PS-stukken zijn te vinden op www.brabant.nl/politiek-en-bestuur/provinciale-staten/vergaderingen-ps/ps/20170908.aspx en klik op het kruisje bij 5.3).

Succes of niet?
In een oneliner: het is niet niets, maar ook niet genoeg.

Er wordt naar twee dingen gekeken: of er in 2020, naar verwachting, 6% bespaard zal zijn, en of in dat jaar 14% van alle energie duurzaam wordt opgewekt.  Als die gegevens er zijn, worden ze ook over “nu” gegeven, te weten medio 2017. Uitgangsjaar is 2015 en in dat jaar was het finaal energetisch verbruik FEV in Brabant 290PJ (dat is wat netto aan de klant wordt afgegeven, bruto is ongeveer anderhalf keer zo groot).

Met “6% besparen” wordt bedoeld (blijkt nu ineens) dat tussen 2015 en 2020 het FEV met 1,7% mag toenemen, waarna het fictief met 6,0% zou moeten dalen.
De prestatie tov 2015 zou dus moeten zijn 290PJ + 1,7% – 6,0% , de werkelijkheid zal volgens CE Delft waarschijnlijk worden 290PJ + 1,7% – 3,9%. De besparingstaak gaat zeer waarschijnlijk niet gehaald worden.

De duurzaam opgewekte hoeveelheid energie moet zijn 290*(1-0,022)*0,14 = 39,7PJ. Als de provincie niets zou doen (dat heet de “autonome ontwikkeling”), zou het 41,9PJ zijn. Maar omdat de provincie wel wat doet, komt daar naar schatting 4,8PJ bij, dus 46,7PJ. Op zich wordt dus aan de eis voldaan, ware het niet dat onder deze uitkomst twee grote en onzekere bijdragen liggen, nl de zeer omstreden biomassabijstook in de Amer 9-kolencentrale en de, eveneens omstreden, biomassabijmenging in motorbrandstof. Zonder deze twee posten  blijft Brabant ver achter bij zijn taakstelling.
Over de Amercentrale en de biobrandstofbijmenging verderop meer.

(Bovenstaande cijfers zijn de uitkomsten van de autonome ontwikkeling, dus als de provincie niets zou doen)
Deze tabel geeft aan wat het provinciale beleid waarschijnlijk toe zal voegen aan de autonome ontwikkeling, met en zonder Amercentrale

De resultaten per “slagveld” (zie eerste plaatje) lopen sterk uiteen.

  • In “gebouwde omgeving” zijn de Nul op de Meter-woningen (NOM-woningen) het belangrijkste onderdeel en dat is tot nu toe faliekant mislukt. De veel bescheidener post “overheidsvastgoed” is wel een klein succesje.
  • In “smart and green mobility” leidt de laadinfrastructuur ertoe dat er meer elektrische auto’s en bussen zijn, en die zijn samen goed voor 0,53PJ besparing. M.i. een redelijk resultaat.
  • Bij de “energieneutrale industrie” vallen interessante initiatieven te ontdekken, die echter soms nog in de kinderschoenen staan en tegen een groot aantal juridische en praktische problemen aanlopen. Zie verderop. Hier wordt het warmtebeleid ondergebracht, het meest succesvolle provinciale initiatief tot nu toe. CE Delft boekt de industrie in voor 2,61PJ besparing en 0,8PJ hernieuwbare energie.
  • Van “sustainable energy farming” valt niets tastbaars te zeggen. De score is 0.
  • De “Energieke landschappen” gaan in praktijk over windturbines en zonneparken.
    Tav windturbines wordt het bestaande beleid uitgevoerd, te weten de 470,5MW die met het Rijk overeengekomen is, en waarvan tot 2020 380MW opgevoerd wordt, goed voor 3,0PJ.
    Tav zonnepanelen worden geleidelijk aan de belemmeringen uit de weg geruimd, die er vooral op de grond zijn. Daken en parken moeten in 2020 1,0PJ gaan opleveren.
    Beide getalgroottes vind ik matig.
Gedeputeerde Annemarie Spierings (D66)

Oorzaken van goed, matig of slecht
Ik zeg even gemakshalve “Spierings” als personificatie van het hele Brabantse politieke en ambtelijke apparaat. Ik heb verder niks speciaals tegen Spierings, behalve dat ze van een andere partij is.

Je hebt eigenlijk drie categorieën: de (gedeeltelijke) successen, de dingen die fout gaan en waar Spierings niks aan doen kan, en die fout gaan en waar Spierings wel wat aan doen kan.

De min of meer-successen

  • de warmtepolitiek
  • de laadinfrastructuur
  • de omgang met de industrie
  • het aanstaande grote zonnepark op de Nyrstar-jarosietbekkens (zinkfabriek in Budel)
  • het zonnepanelen voor asbest-project op boerderijdaken
  • ook wel de 470,5MW aan windturbines

komen omdat de provincie actief en doelgericht vanuit een rol opereert waaraan hij gewend is. De warmteprojecten passen bij de bestuurspositie in Havenschap Moerdijk, de geothermie bij de medeverantwoordelijkheid voor de ondergrond, de jarosietbekkens omdat de provincie verantwoordelijk is voor dit afval en de laadpalen bij de traditionele industriepolitiek om de Brabantse bedrijven in de watten te leggen.
En er is geld, ook nooit weg.

Dingen zoals

  • de lage stroomprijs voor grootverbruikers
  • dat er meestal geen dwang mogelijk is vanwege het ontbreken van een klimaatwet en een daarbij behorende industriepolitiek
  • dat de provincie slechts voor een klein deel van de bedrijven bevoegd gezag is
  • de financieel uitgemergelde positie van de gemeentes
  • de verhuurdersheffing, zijn zaken waar Spierings niets aan doen kan.
    Verder heeft ze ook weinig aan de bonte en onsamenhangende verzameling organisaties in BEA, de Brabantse Energie Alliantie en dat viel te verwachten.
    Spierings schiet hier als het ware met hagel in de hoop iets te raken, waarna nog steeds de vraag is hoe diep de korrel in het geraakte organisme doordringt.

En wat zou ze anders moeten en kunnen doen?
Spierings en maatje Bert Pauli zijn liberalen en vertrouwen teveel op de vrije markt. Waar ze dat niet doen gaat het goed, en waar ze dat wel doen gaat het fout. Als dat in het verleden aan de markt was overgelaten, had Nederland geen Deltaplan gehad en geen spoorwegnet enz.
Er bestaat in praktijk geen  functionerende vrije woningmarkt die NOM-woningen gaat renoveren, en men kan ook moeilijk de huidige veeteeltsector als een verzameling krachtige, autonome marktpartijen aanduiden.
De liberale insteek brengt de provincie  onevenredig vaak tot industriepolitiek, zoals Solliance, de vestiging van TNO, de laadpalen in relatie tot de Automotive of het nieuwe synthetische brandstof-initiatief. Nu wil ik dit vraagstuk niet in zwart-wittinten schilderen, want ik  ben niet per definitie tegen industriepolitiek en Spierings zal niet per definitie tegen projecten tbv de bevolking zijn, maar de balans is al jaren niet goed. Waardoor bijvoorbeeld de TU/e experimenten met variabele stroom-
prijzen (zodat je de wasmachine aan kunt zetten als de stroom goedkoop is) elders in Nederland moet uitvoeren.

Nul op de Meter-woningen
Dat verloopt knudde.
Het ombouwen van een bestaande woning tot Nul op de Meter (NOM) kost volgens CE Delft gemiddeld €70.000 . Minnesma van Urgenda roeptoetert wel rond dat dat maar €30000 kost, maar die woningen ben ik in Brabant nog niet tegengekomen. De praktijk lijkt te zijn (maar er is nog te weinig onderzoek gedaan om dat hard te stellen) dat woningbouw-
verenigingen projecten doorvoeren die het NOM-niveau niet halen maar wel een heel eind de goede kant op gaan, en dat voor veel minder geld.

Wel en niet Nul op de Meter – woningen

Volgens CE Delft zou er op het NOM maken van 800.000 bestaande Brabantse woningen tot 2050 een onrendabele top zitten van 200 tot 400 miljoen euro. Valt eigenlijk nog wel mee over dik 30 jaar! Omgerekend naar heel Nederland zou het om 2 a 3 miljard in dik 30 jaar gaan – er gaan wel grotere bedragen naar mindere doelen. Maar goed, daar koopt Spierings nu niets voor.
Maar in plaats van treuren dat de kosten te langzaam dalen, zou ze ook het proces met kracht naar zich toe kunnen trekken en proberen een prijsdaling te forceren.  Met eenmalig een miljoen of tien zou je volgens mij een eind moeten kunnen komen. Ze zou hier eens met kogels moeten gaan schieten in plaats van met hagel.
Een goed geoutilleerd volkshuisvestingsloket zou veel goed kunnen doen

De getallen zijn nu treurig. Volgens Spierings staan er nu 29 NOM-woningen in Brabant. Dat moeten er op 31 dec 2017 1000 zijn, in 2021 40.000 en in 2050 800.000 . CE Delft zegt dat er dd nu (dus augustus 2017) aanbestedingen “gepland” zijn die ertoe moeten leiden dat dd 31 dec 2017 er nog eens “ruim 600 extra” opgeleverd zijn. En in 2020 1929 . Het lijkt me sterk.

Verder wordt de suggestie gebracht om ook nieuwbouw in het verhaal te betrekken en warmtenetten, smart grids enz. Het eerste vertrouw ik niet helemaal omdat dat sluipend tot extra sloop zou kunnen leiden en het tweede ook niet helemaal, omdat dat zou kunnen betekenen dat warmtenetten, net zoals vroeger, toestaan dat de woningen slechter zijn. Maar de suggestie is zo omfloerst dat de achterliggende intentie moeilijk ingeschat kan worden. Moeten politici in de provincie maar eens navragen.

De website Stroomversnelling Brabant is al anderhalf jaar uit de running (heeft ongetwijfeld veel geld gekost).

De Amer9-centrale

De Amer9-centrale en de biobrandstofbijmenging
De achilleshiel van voldoende duurzame opwekking in Brabant is de Amer9-centrale. Dat is een kolencentrale die wil doorgroeien tot 80% bijstook van biomassa (vooral houtsnippers). De houtsnipper-kWh’s tellen als duurzame energie. Omdat dat bestaand beleid is, telt CE Delft het als “autonome ontwikkeling”.
Maar zo autonoom is dat niet, want kolencentrales liggen onder vuur en biomassabijstook ook. De SP, GroenLinks, de PvdA en D66 hebben in de Tweede Kamer gezegd dat alle kolencentrales binnen een uiteenlopend aantal jaren dicht moeten. Zelfs als Brabant in 2020 nog over de Amer9 beschikt, wil dat niet zeggen dat Brabant daar in 2025 over beschikt.
Als de kolen weg moeten, gaat de centrale op gas over want er bestaat leveringsplicht aan de stadsverwarming. Die kan vooralsnog slechts in bescheiden mate op duurzame bronnen draaien en geen biomassa bijstoken. Probleem van 13,6PJ!

Ook het bijmengen van biobrandstoffen in benzine of diesel is omstreden vanwege de (veronderstelde) herkomst van daarvan (palmolie?). Het is mij nog niet meteen duidelijk dat de 5,8PJ die CE  Delft in 2020 projecteert (2,2PJ in 2015) gehaald zal worden.

De industrie
Hier gelden veruit de grootste getallen. Die is goed voor 80PJ, waarvan, naar schatting van de provincie, ongeveer de helft onder provinciaal gezag valt.

De provincie doet hier goede dingen, daarbij gehinderd doordat veruit de meeste bedrijven onder de gemeenten vallen, er geen deugdelijk landelijk industriebeleid is, de stroom voor grootverbruikers spotgoedkoop, gemeenten armlastig zijn en Omgevingsdiensten niet met dit werk vertrouwd zijn. Kortom, nogal wat geëxperimenteer.

Een MJA3-onderneming

Er is een project om van 60 vrijwilliger-bedrijven, die onder gemeentelijk bevoegd gezag vallen, de technische installaties beter af te stemmen.
Met de MEE-bedrijven, die onder het Europese ETS vallen, heeft de provincie niets te maken.
De grote bedrijven daaronder, die onder het MJA3-convenant vallen, moeten voor 2020 een Energy Efficiency Plan (EEP) maken, en daar bemoeit de provincie zich mee. Zie www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/energie-besparen/meerjarenafspraken-energie-efficiëntie/deelnemers ). Ze kunnen vrijstelling krijgen van de energiebelasting (dus idioot goedkoop stroom) als ze 2% bezuinigen. Enig toezicht hierop is overigens niet misplaatst ( zie Van stoom stoom stoom ).
De middelgrote energieverbruikers daaronder, die onder de Europese Energy Efficiency Directive vallen, moeten een audit doen en die bekijkt de provincie ook.
Voor de ca 200.000 ondernemingen die “gewoon” onder de Wet Milieubeheer vallen of het Activiteitenbesluit, wordt onderzocht wat je met het nieuwe instrument van de Energie Prestatie Keuring (EPK) kunt.
Daarnaast is er op vrijwillige basis een Platform Brabantse Energy Leaders, waarin een kleine 20 ondernemingen zich bezighouden met energy management.

Het zou lonen als de politiek en de milieubeweging wat meer in deze materie afwisten.

Grootschalige opwekking
Ik laat het nu bij de opmerking dat Spierings er goed aan zou doen om het energie- en veeteeltdossier in samenhang te behandelen. Verder heb ik op deze site al zoveel over dit onderwerp gezegd, dat ik het er nu bij laat. Zie bijv. Grootschalige zonneparken als flankerend beleid in de veeteelt-transitie en Nut en risico’s van covergisting

Het politieke voorstel
Bij het verhaal van CE Delft hoort een politiek voorstel van GS aan PS. Dat bestaat uit drie onderdelen:

  • harder werken zonder dat dat extra geld hoeft te kosten
  • maatschappelijke partijen onder voorwaarden invloed geven op de besteding van de budgetten (klinkt tricky)
  • aan energieopslag gaan werken in de vorm van synthetische brandstof. de werktitel wordt Fuelliance (in analogie met Solliance). Dus weer industriepolitiek.

Dit wordt politiek gesteund.

 

Het Brabantse warmteplan nader geanalyseerd

Inleiding
Ik betoog in deze kolommen al heel lang dat er een Brabantse warmteplan moet komen. Het doet mij genoegen dat er zich geleidelijk aan een dergelijk plan begint af te tekenen, en dat dat verdienstelijk in elkaar zit.

De laatste keer dat ik er over schreef was in Warmte in Brabant en het Mijnwaterproject . Dat was op 29 november 2016. De provincie had toen een kort persbericht uitgebracht, zonder dat dat doorschakelde naar een achterliggend document. De provinciale beweringen waren toen niet controleerbaar. Daarom moest ik mij toen behelpen met wat er uit andere bron (o.a. ECN) al wel bekend was. Dat leidde tot wat gepuzzel met de vochtige vinger. Het resultaat paste redelijk bij eerdere schattingen van mijn hand, en ook redelijk bij wat er naderhand bekend werd.

De achterliggende documenten werden pas veel later besproken, namelijk in een oordeelsvormende vergadering dd 19 mei 2017 . Men kan ze vinden op http://brainps.brabant.nl/vergaderingen-ps/ps/20170519.aspx (klik op de + bij 4.1).

Na mei is de bespreking wegens een groot aantal andere, af te werken onderwerpen en de vakantie, even blijven liggen.
Inmiddels ligt er een nieuw provinciaal energiedocument, de Tussenevaluatie Uitvoeringsprogramma Energie. Ik kom daar nog over te spreken. Het Warmteplan is een toeleverend document aan deze Tussenevaluatie. Ik wil daarom eerst het Warmteplan afwerken.

De warmtevraag in Brabant

ECN heeft een quickscan uitgevoerd naar de Brabantse warmtevraag (2016).
Het totale Brabantse warmteverbruik bedraagt 144PJ op een totaal Finaal Energetisch Verbruik van 290PJ. De verdeling heeft dus betrekking op 144PJ.
Van die hoeveelheid was in 2015 7,2% duurzaam.

Besparing en meer duurzame warmte
De trend in de warmtevraag van de gebouwde omgeving (huishoudens en diensten) is licht dalend. Door isolatiemaatregelen neemt de vraag af, maar het groeiende bouwvolume doet die daling bijna geheel teniet. De besparing op warmte moet fors groter.

Het Warmteplan noemt projecten die vooral besparen (B), en projecten die vooral duurzaam opwekken (D in de hierop volgende tabellen).

De hierna genoemde tabel wil aan de afspraak tegemoet komen dat er 1,5% per jaar bespaard wordt, en dat 14% duurzaam opgewekt wordt. (Het NEA is het Nederlands Energie Akkoord van de SER uit 2013).

Het gaat hier om, inmiddels goedgekeurde, politieke voornemens waarvan de praktijk in de komende jaren moet blijken. Het plan mikt in eerste instantie op 2020.

(Met ‘Biomassa meestook’ wordt biomassa in de Amercentrale bedoeld).
In bovenstaande tabel worden de B’s en de D’s op één hoop gegooid. Tel je de Besparingen apart op, dan kom je minimaal op 9,5PJ en op 9,7PJ Duurzame opwekking.

Het is interessant dit naast het lijstje te leggen van wie wat doet.

Geen vrije markt, maar  (semi)publieke sector
Het combineren van de ene met de andere tabel leidt tot de conclusie dat de meeste meters gemaakt worden waar de (semi)overheid leading is. Waar dat niet is (zoals bij de Nul op de Meter-woningen (NOM-woningen) en de wat wazige procesmatige activiteiten op het eind), is er
òf sprake van (tot nu toe) een mislukking, zoals bij de NOM-woningen
òf van niet-toetsbare voornemens, zoals de procesvoornemens
òf bij met subsidie gerealiseerde projecten zoals houtketels en groen gas.

In het Warmteplan wordt perfect uitgelegd waarom dat zo is.

  • Reststromen kennen vaak geen duidelijke probleemeigenaar, noch afnemend noch leverend.
  • projecten hebben een hoge voorfinanciering en een lange terugverdientijd met lage exploitatielasten en lage winstmarges.
  • vraag en aanbod moeten dicht bij elkaar liggen. Dit vraagt om actieve ruimtelijke ordening.
  • de lange looptijd brengt langdurige onzekerheid met zich mee

    Kortom, het is langzaam geld en daarom vindt het kapitaal dit typisch een taak voor de semi-overheid (Nutsbedrijven) of de overheid zelf. Jammer dat Brabant inmiddels zijn Nutsbedrijf verkocht heeft. Maar zelfs nu nog is de warmtewereld een natuurlijke niche voor de provincie. Daarom gaat dit deel van het verhaal relatief goed, behalve als aan langzaam geld eisen gesteld worden als ware het snel geld, zoals bij de Nul Op de Meter-woningen.
    De vrije markt gaat voor het snelle geld als wind en zon – welk geld overigens alleen maar snel is vanwege de SDE-subsidie. Omdat D66-energiegedeputeerde Spierings van D66 is en dus, net als de VVD liberaal en marktgericht, is ze terughoudend om in rendabele projecten te gaan zitten. Kortom, de aanloopverliezen zijn voor de provincie en de snelle winsten niet of alleen als het via de BOM kan.

Aanbodsoort – Restwarmte
Restwarmte is in Brabant vooral een zaak van het industrieterrein Moerdijk, en in mindere mate van een aantal losse projecten. EnergyWeb is op en om de Moerdijk en goed voor 2 tot 5PJ besparing.

Er hoort een plaatje bij, waarvan de bron in het Warmteplan niet genoemd wordt (zal ik proberen te vinden).

Aanbodsoort – Geothermie
Geothermie in Brabant is vooral mogelijk bij de randen van de geologische Brabantse Slenk. Concreet leidt dat tot twee projecten in Tilburg, en één in Helmond, Asten/Someren en Lieshout. De investeringskosten bedragen een slordige €100 miljoen en men hoopt op een energetische opbrengst van genoemde 1,3PJ per jaar (gedurende een niet genoemd, maar eindig aantal jaren).

Potentiele geothermiegebieden in Brabant

Men wil 2 tot 3 km diep boren. Hydreco (een dochteronderneming van Brabant Water) zit in het consortium. Dat is waarschijnlijk mede om zeggenschap te hebben, want geothermie is niet geheel zonder risico, vooral op nog grotere diepten.
Zie ook Geothermie op de TU/e

Aanbodsoort – Biomassa
De inzet van biomassa leidt tot een veelheid van discussies op een breed terrein. Het Warmteplan gaat daar slechts oppervlakkig op in.

Aan de ene kant gaat het om serieuze opbrengsten: 3,9PJ uit hout, 2,9PJ uit mest, en 0,5PJ uit GFT, horend bij projecten (hierboven) als meestook, houtketels, en groen gas. Dat lijkt niet schokkend, tot men zich realiseert dat alleen al de hout-hoeveelheid meer is dan het volledige Brabantse windenergieprogramma na voltooiing opbrengt.
Het toekomstige zonnepark op het Budelco-terrein (45hectare) zal rond de 0,15PJ aan stroom opbrengen. Dat is ruwweg evenveel als bijvoorbeeld de covergister in Esbeek aan stroom en warmte opbrengt. Een lichtzinnige afwijzing van biomassa voor energiedoeleinden is misplaatst.

Aan de andere kant noemt het Warmteplan ook argumenten de andere kant op, zoals de twijfel aan de duurzaamheid van sommige biomassa en het cascaderingsbeginsel, inhoudend dat biomassa eerst voor hoogwaardige doelen gebruikt moet worden en dat opstoken het laagwaardigste doel is.

De covergister in Esbeek (gemeente Hilvarenbeek)

Mijns inziens is moet het hele verhaal over biomassa – energie – groene chemie – bodemkwaliteit – klimaat een keer in eigen recht grondig onderzocht worden, op akademisch niveau. Het zijn nu teveel losse kreten.

Afnamecategorie – industrie
De Brabantse industrie verbruikt jaarlijks 75PJ, waarvan een kwart (dus een kleine 19PJ) naar ca 30 energie-intensieve bedrijven toe gaat. De rest wordt verdeeld over een groot aantal bedrijven die elk zeer veel minder verbruiken, maar samen dus driekwart.

Op http://rvo.b3p.nl/viewer/app/Warmteatlas/v2 kan men vinden welke Brabantse bedrijven hoeveel CO2 uitstoten. De statische versie van deze (dynamische) kaart staat hieronder. Op de dynamische kaart kan men met de TAB ‘zoeken’ de gegevens per individuele stip vinden.

Grootverbruikers hebben een zeer laag stroomtarief, waardoor de prikkel om op energie te bezuinigen niet groot is. Alleen maatregelen met een terugverdientijd van 2,5 tot 5 jaar komen in aanmerking, terwijl alle ingrepen die in minder dan 5 jaar terugverdiend worden, wettelijk verplicht zijn. Dit wordt echter vaak ontdoken (leerde mij een gesprek met iemand uit het Stoomwezen – zie Van stoom stoom stoom ). Scherpere handhaving kan dan ook zeker wat opleveren.

Voor het MKB en de niet-energie-intensieve industrie, waar de afzonderlijke energievraag conventioneel van aard is en op het totaal van de onkosten meestal gering, wil men (eventueel samen met de gemeenten) meer gaan doen aan begeleiding en handhaving.

Afnamecategorie – woningen
Over het Nul Op de Meter-project zegt het Warmteplan dat dat €40.000 per woning gaat kosten, en voor de gezamenlijke 800.000 woningen t/m 2050 €36 miljard zal gaan kosten. Verder houdt men over dit onderwerp wijselijk de mond.

Waar de woorden minder groot zijn, is de inhoud interessanter.

Circa 5% van de woningen in Brabant zit op de stadsverwarming, de rest verwarmt individueel.

Over de stadsverwarming zegt het Warmteplan letterlijk “De maatschappelijke baten die warmtenetten met zich meebrengen, maar die niet bij de gebruikers terecht komen, rechtvaardigen een maatschappelijke ondersteuning van warmtenetten. Dit kan zich vertalen in bijvoorbeeld een vorm van financiële ondersteuning. Of door het faciliteren van een warmteprogrammabureau en het organiseren vna ‘ontwikkelkracht’. Landelijk loopt er ook een discussie over het financieel aantrekkelijker maken van collectieve warmtesystemen.” (blz 33-34).
Het is wat ik in deze kolommen ook al meermalen gezegd heb: bij de aanleg van sommige warmtenetten is soms onrecht jegens de bewoners gepleegd en dat kan ze fors duperen. Dat probleem moet op een of andere manier politiek worden opgelost (zie Actie tegen aansluitvoorwaarden Stadsverwarming Meerhoven wint hoger beroep – update). Anders richt de boosheid over de uitvoering van de stadsverwarming zich tegen het principe van de stadsverwarming.

Dat zou een groot probleem zijn, want de toekomst van de warmtevoorziening wordt lokaal bepaald en is hybride. Er zijn locaties waarbij individuele verwarming het meest zinvol is (bijv. all-electric), maar ook waar biogas of waterstof beschikbaar zijn, waar vormen van Warmte-Koude-Opslag mogelijk zijn, of meeprofiteren van geothermie. Alles wat niet individueel is, komt aan een of andere collectieve vorm van warmtelevering te hangen en dat aandeel zou best wel eens veel groter kunnen zijn dan de huidige 5%. De Gasunie heeft CE Delft al eens gevraagd om hieraan te rekenen (zie CE rekent klimaatneutrale warmtevoorziening woningen door voor 2050) .

Milieumensen richten zich nu op de aanleg van aardgasloze wijken. Dat valt te verdedigen, zolang men strikt bedoelt wat er staat.
Het zou best wel eens kunnen gebeuren dat er straks biogas of waterstof door de bestaande buizen stroomt. Ik zou dus voorlopig bestaande leidingen laten liggen.

Er loopt op dit gebied het nodige aan overleg, o.a. in Tilburg.
De politiek zou er verstandig aan doen dit nauwlettend te volgen.

De biomassacentrale in Meerhoven

Nul op de Meter – woningen

De aanleiding
Ik had een uitnodiging voor een zitting van het bekende bureau “Ruimtevolk” over de ruimtelijke aspecten van de energietransitie. Ik zag visioenen van zoneringen rond windturbines, zonneparken in bestemmingsplannen en het landschappelijk inbedden van mestvergisters. Daar heb ik Ruimtevolk al eens eerder over bezig gezien, maar dan heel kort.
Mijn verwachting was een beetje fout. Het ging vooral over het opbouwen van psychologisch draagvlak en daar waren, zoals op het eind Maarten Hajer het verwoordde, vooral een paar klassen Groen Linksers op af gekomen die de Stad van de Toekomst met een liedje of een toneelstukje verbeeldden. Niks voor mij. Maar goed, pech gehad, kostte een dagdeel en een retourtje Utrecht en verder niets.
En het leverde toch nog twee stukjes buit op: een nieuwe website http://regionale-energiestrategie.nl/ , en een lezing van Bastiaan Staffhorst, Manager Strategie en Advies van de Utrechtse woningbouw-
vereniging Mitros. Een vliegende kraai vangt altijd wat.

De energiewebsite is nog maar pas in de lucht. Er staan al passages in over West- en Midden-Brabant en, zoals gebruikelijk, doet het MRE-gebied interessant en laat het verder bij nog een nog niet ingevulde webpagina. Ik kom hier op een ander moment op terug.


De Flat met Toekomst van Mitros (zie http://flatmettoekomst.nl/ )
De Camera Obscuraflat in Overvecht zou eigenlijk gesloopt worden, maar hij kreeg een tweede leven als Nul op de Meter-flat. Om precies te zijn: er is een pilot voltooid met acht woningen op één portiek. De bouw begon medio oktober 2016 en was klaar eind november 2016. Alle woningen moesten leeg.
Er kwamen zonnepanelen, drievoudig glas, en een luchtwaterwarmtepomp. De woning is bijna luchtdicht en heeft geen aardgas. Uiteraard zeer degelijke isolatie en verder nieuwe, houten gevelelementen.
De bewoners kregen ook een nieuwe keuken, badkamer en toilet.
Dit alles mocht (vooraf) €65000 kosten. Er staat me overigens bij dat ik Staffhorst bij Ruimtevolk achteraf €75000 heb horen zeggen, maar dat kan aan mijn slechte oren liggen.

Camera Obscuraflet technisch installatieschema. Zie ook www.onb.nl/portfolio/nom-renovatie-48-flatwoningen-camera-obscuradreef-utrecht/

Het goede nieuws is dat het om een standaard-INTERVAM flat gaat, welk systeem vanaf 1959 ontwikkeld is. Daarvan staan er in Nederland zo’n 14000. Als je zo’n flat Nul op de Meter krijgt, moet dat met een heleboel andere flats ook lukken.
Het kost wat, maar een nieuwe keuken, badkamer en WC alleen en “gewoon” hadden ook wat gekost. Het NOM-maken kost niet de volle mep van de €65000 .

Verder is het goede nieuws dat je (althans in deze flat) goedkoper woont.

De Camera Obscuraflat van Mitros

Het bediscussieerbare nieuws is dat wonen in een dergelijke flat om een gedragsverandering vraagt. Alle kamers zijn altijd even warm (dat is voor het systeem het fijnste), en “ik heb maar dertig minuten per dag warm water” aldus een bewoonster in een gesprek met minister Kamp, die het allemaal zo nieuw en interessant vond dat hij persoonlijk op bezoek kwam toen hij toch de Green Deal Aardgasvrije wijken moest tekenen (zie www.greendeals.nl/gd112-aardgasvrije-wijken/ ).
En de ramen kunnen niet open, wat dus geforceerde ventilatie nodig maakt.

Minister Kamp in de Camera Obscuraflat

Het is nadrukkelijk een pilot en die wordt nu geëvalueerd. Er is een meneer van Mitros die met sensoren bijhoudt hoeveel stroom en warm water je gebruikt. Klinkt een beetje Big Brother, maar dat hoort erbij en
duurt maar een jaar.

Brabant
Als je met de bediscussieerbare kenmerken geen probleem hebt, is er nog slecht nieuws en dat is dat genoemde situatie nog een extreme uitzondering is. Niet voor niets kreeg de flat een prijs en kwam Kamp persoonlijk langs.
Nul op de Meter – oplossingen in strikte zin (het renoveren van een bestaande woning tot deze de energierekening nul heeft – waar wel een huurverhoging tegenover staat) zijn zeer zeldzaam. Ik heb op Internet in de provincie Utrecht maar één ander bestaand complex gevonden.

NOM-renovatie van 18 woningen in Tilburg

Ook in de Brabantse provinciale politiek heeft iemand (ik weet niet wie) in een vlaag van onbeheerst optimisme, en niet gehinderd door veel kennis van de realiteit, geroepen dat alle bestaande woningen in Brabant in 2050 Nul op de Meter gemaakt moesten zijn, verbijzonderd tot 40.000 in 2021 en 1000 op 31 december 2017.
Het klinkt alsof er sprake is van een spontane opwelling na het lezen van “100% duurzaam in 2030”van Urgenda gedacht heeft “mooie ambitie voor bij ons”, want daar staat in bijna dezelfde woorden hetzelfde in.

De praktijk  valt tegen. Op 4 april 2017 meldde gedeputeerde Spierings dat er in Brabant 29 NOM-woningen gerealiseerd waren en dat, hoewel er vele schone vergezichten ontwaard konden worden, de 1000 inderdaad niet gehaald zou worden. Ik kwam zelf overigens, aannemende dat het Internet niet liegt, op zo’n 100 NOM-woningen uit die vóór 31 dec 2017 gerenoveerd waren (22 in Tilburg, 76 in Breda en wat los grut elders). Maar inderdaad, ook dat is bijlange na geen 1000. En ook ik zie niet hoe dat gehaald kan worden. In mijn thuisstad Eindhoven is er momenteel niet één woningbouwvereniging die binnen afzienbare tijd een NOM-project aanbiedt. Het enige voorgenomen project, dat van Woonbedrijf in de Frans van Mierislaan, gaat wel door maar niet als NOM-project want het kostte ca 80 a 90 mille per woning en dat geld had zelfs Woonbedrijf niet.

Vier NOM-gerenoveerde woningen aan de Zuringhof in Tilburg

Wat nu?
Als ik Spierings was, zou ik niet meteen in een kramp schieten en met woningbouwverenigingen in overleg gaan. Er zijn veel woningbouw-
verenigingen die verstandige dingen doen. Woonbedrijf gooit zijn woningen bij renovatie twee labels omhoog voor een fractie van het geld. Inderdaad, nog geen NOM maar wel een eind die kant op en voor de toekomst compatibel. Ik zou gaan overleggen (soort conferentie of zo) dat in elk geval de richting van de snelheid de juiste is, en de grootte van de snelheid zo hoog mogelijk. En dan zou ik actief achter echte NOM-projecten aan gaan om de sju erin te houden.

En, als ik Spierings was, zou ik veel actiever naar buiten treden. Het officiele beleid is dat de provincie initiatieven volgt en niet leidt. Plat gezegd, de provincie zit op zijn kont op een zak met geld en wacht af tot de meute met de hoed in de hand komt bedelen. Marktgericht heet dat.
Vervolgens doet zich het ‘onverwachte’ fenomeen voor dat sommige operaties zo groot zijn, dat geen enkele hoed in de hand zich daar nog op eigen kracht aan waagt. De Deltawerken waren er ook niet gekomen als dat met de hoed in de hand gemoeten had.
En dan kijkt iedereen elkaar in den Bosch aan en gaan de politieke mistmachines op volle kracht.

Gedeputeerde Spierings, de boer op!

 

Energievisie 2035 van Natuur en Milieu

De organisatie Natuur en Milieu heeft in juni 2016 haar “Energievisie 2035” uitgebracht. In haar nieuwsbrieven komt Natuur en Milieu (Nat&Mil) op  gezette tijden op eerder uitgebrachte documenten terug. De bijbehorende tetterkop erboven ergerde mij een beetje, en toen ben ik het maar eens gaan lezen.

Bovendien is er inmiddels ook discussie ontstaan in Brabant n.a.v. het Posad-rapport (Zuidoost Brabant als trage supertanker richting energietransitie en de terreinbeheerders in spagaat). Ik had om die reden een presentatie geschreven, o.a. voor een eenmalige gespreksgroep met de BMF en anderen, en voor de jaarvergadering van Milieudefensie. In die presentatie was gebruik gemaakt van CBS-statistiek en uit die hoek is nieuw materiaal versche-
nen.
Zodoende kwam het allemaal goed uit.

Nat&Mil beschouwt het maatregelenpakket in deze visie als dat wat minimaal nodig is om onder de 2°C temperatuurstijging te blijven.

De tekst bestaat uit een lopende, beschrijvende tekst, met een bijlage 1 met nadere uitleg door Nat&Mil en een bijlage 2 met een commentaar van Ecofys. Tussen de regels door meen ik te lezen dat Ecofys bedoelt dat het allemaal op papier wel kan, maar dat het allemaal wel erg ambitieus is.

Zie www.natuurenmilieu.nl/nieuwsberichten/energietransitie .

Het gewenste CO2-reductietraject en enkele andere tussenstanden (Nat&Mil juni2016)

Een samenvatting

  • Vertrekjaar 2013, horizonjaar 2035, gericht op heel Nederland +
    Noordzee
  • De besparing t.o.v. 2013  is 40% (op post Finaal Energetisch Verbruik + afvalwarmte). Deze twee posten samen bedroegen in 2013 ongeveer 2400PJ. (Dat wil zeggen dat de post Niet-Energetisch Finaal Verbruik (zeg maar de energie die “embedded” zit in plastic of aluminium of kunstmest) niet meetelt. Die post zit door de jaren heen rond de 600PJ en is dus zeker niet te verwaarlozen).
  • Energie-import niet benoemd. Het is niet helemaal duidelijk, maar het is of niets of een beetje biomassa
  • Overgebleven fossiele brandstof en CO2 zijn in 2035 ca 45% van die van nu
  • Saillante punten voor 2035:
    • het aantal gasaansluitingen van woningen daalt 7 miljoen à 1 miljoen
    • ruim 60% van de huizen heeft label A, ca 20% label B, de rest is onbenoemd. Er is geen Nul Op de Meter-streven)
    • ca 20% van de huizen wordt verwarmd met warmtenet, 25% met een collectieve lokale bron als een WKO-opslag of een warmtevat, ca 45% wordt individueel all-electric verwarmd, en restcategorie van 10%
      blijft ouderwets verwarmd worden (bijv. monumenten)

      Drie soorten verwarming (Nat&Mil juni 2016)
    • Inzake mobiliteit wordt vigerend beleid uitgevoerd en geïntensiveerd met ca 40PJ extra elektrische auto’s en 10PJ waterstof (waarmee beide samen van ongeveer 12PJ bij bestaand beleid op ca 65PJ komen)
    • alle kolencentrales gaan dicht
    • De elektravraag zal stijgen van 429 à 489PJ
    • In totaal staan er in 2035 3450 windturbines op het land en 1900 in zee. Die zijn goed voor resp. 8 en 17GW, wat ongeveer 63 + 245PJ = 308PJ elektra op zal leveren
    • Er komt totaliter 40GWp  PV op daken, gevels, etc, wat idealiter goed is voor ca 126PJ elektra
    • Biomassa en gas hebben nog een aanvullende rol in elektriciteitsproductie
    • De Energievisie 2015 bevat geen passage over voedingspatroon
    • Biomassa heeft een bescheiden rol (totaal 120 nu, ca 200PJ in 2035), waarvan 75PJ bestemd is om in de chemie chemie olie te vervangen, waarvan een flink deel flink deel bestemd wordt voor de internationale lucht- en scheepvaart, en waarvan een deel algemene achtervang is.
    • Het financiele plaatje komt in de zwarte cijfers bij een CO2-prijs die tot ca €100/ton gestegen is in 2030. Nu is deze ca €5/ton.
    • Een krachtige en sturende rol van de overheid is onontbeerlijk. De markt gaat het niet doen.
      Financiele tabel Nat&Mil juni 2017

      Commentaar mijnerzijds en de tetterkop
      Vertrekkend vanuit de gekozen uitgangspunten, zit het verhaal op hoofdlijnen logisch in elkaar en zijn sommige bijzaken moeilijk te beoordelen. Dat is bij dergelijke studies bijna onvermijdelijk als men geen handboek wil schrijven van 500 pagina’s.

Ik vind enkele uitgangspunten irreëel.

Het is prijzenswaardig dat Nat&Mil inzet op 40% energiebesparing tussen 2013 en 2035, maar het lijkt mij onhaalbaar hoog. Het CBS geeft aan dat het Nederlandse energieverbruik in 2015 en 2016 gestegen is.

( www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/17/minder-winning-meer-verbruik-aardgas-in-2016 , waarna doorgelinkt kan worden naar de brute cijfers.)

Uiteraard kan Nat&Mil daar ook niets aan doen, maar vertrouwen op 40% daling tussen 2017 en 2038 lijkt wellicht toch een beetje overmoedig.

De tetterkop in het persbericht bij de Visie was “Nog ruimte voor 145 miljoen zonnepanelen op Nederlandse daken” . Gangbaar is dat daarvan ongeveer 2/3 van woningen is en 1/3 van de rest bij elkaar. Dus zo’n 100 miljoen panelen op woningdaken.
Nu zijn er in Nederland 7,7 miljoen woningen, dus dat zou betekenen 13 panelen per woning, inclusief flats, en die allemaal ideaal georienteerd liggen. Lijkt me kras. Ik fiets nu al een paar maand rond in Eindhoven, bewust rondkijkend wat er werkelijk ligt, en ik zie dat als iemand maximaal zijn best doet in een bestaande woning, dat die net de 13 haalt (waarna je met de rest van dat dak niet veel meer kunt doen).
Ik geloof er eerlijk gezegd geen hout van dat je gemiddeld, in aanwezigheid van reëel bestaande schoorstenen, dakkapellen, Veluxramen en dakconstructiebeperkingen aan 13 gemiddeld komt.
Bij nauwkeurige lezing blijkt dat ook gevels, geluidsschermen en lege bedrijfsterreinen (waar dus blijkbaar nog geen daken aanwezig zijn?) meetellen. Maar daarvan voorziet de Visie niet in een onderbouwing.
All-in moeten die 150 miljoen panelen (die 145 miljoen plus wat er al ligt) 120PJ opbrengen. Die berekening klopt als je aanneemt dat het aantal klopt.
Ik zou er wat voorzichtiger mee zijn.
Ik kijk het liefste bij Sungevity, omdat die onderneming gedisciplineerd wordt doordat ze offertes uitbrengen en micro kijken hoe het precies zit met de dakkapellen en de bomen in de buurt en zo. (zie ook www.bjmgerard.nl/?p=2193 ). Sungevity komt tot maximaal ca 50PJ op Nederlandse woningdaken, en dus tot ergens rond de 75PJ op alle daken, en dus misschien tot 80PJ als je ook geluidsschermen etc meetelt.

Nu Nat&Mil zich voor 40PJ rijk rekent aan PV-panelen op gebouwen, en nu het er naar uitziet dat Nat&Mil slechts een deel binnenhaalt van de geplande besparing van 40% op ca 2400PJ, moet Nat&Mil mijns inziens op zoek naar een paar honderd PJ aanvullende duurzame energie. Ik  zie drie grote strategische mogelijkheden:

  • import van duurzame energie toestaan (als die er is)
  • meer wind op zee. Het Energetic Odyssey-plan van prof Sijmons komt voor Nederland ergens rond de 700PJ uit in plaats van de 245PJ van Nat&Mil)
  • toch zonneparken. Die zijn goed voor ongeveer 0,4PJ/km2 en in steeds meer provincies (behalve mijn eigen provincie Brabant) verschijnen die dingen.Als ik Nat&Mil was, zou ik de studie in bijvoorbeeld 2020 nog eens over doen en zou ik voor die tijd eens met prof. Sijmons gaan praten.
    Energetic Odyssey-project 2020

    Nat en Mil in spagaat
    Ik kan mij voorstellen dat Nat&Mil iets tegen zonneparken hebben. Dat betekent het opofferen van vele km2 landelijk gebied. De “Nat”en de “Mil” komen in spagaat.

Misschien moet Nat&Mil eens een opdracht uitgeven welke ecologische beperkingen, maar ook mogelijkheden, er zijn onder de PV-panelen in een zonnepark.
de gemeente Arnhem heeft al eens zoiets uitgebracht onder de titel “Effecten van zonneparken op de omgeving en voorbeelden van meervoudig ruimtegebruik”. Daaruit onderstaand voorbeeld plaatje. De bottom line is dat een zonneveld t.o.v. vroeger agrarisch gebruik duidelijke ecologische winst kan betekenen, desgewenst in combinatie met extensieve veeteelt met kleine dieren.

Ik kom hier nog een keer in eigen recht op terug.

Natuurontwikkeling bij Duitse zonneparken

 

Laagste inkomens de zak door kostentoedeling klimaatbeleid?

Inleiding
Het is een belangrijke vraag die Milieudefensie op tafel gelegd heeft: hoe rechtvaardig is het klimaatbeleid en wat zijn de inkomenseffecten op verschillende typen huishoudens? Die vraag bepaalt rechtstreeks hoe het armoedige deel van de Nederlandse bevolking om zal gaan met het klimaatbeleid. Doe het verkeerd en de PVV staat likkebaardend klaar.

Milieudefensie heeft de vraag neergelegd bij CE Delft en dat gerenommeerde instituut heeft in maart 2017 het rapport uitgebracht “Rechtvaardigheid en inkomenseffecten van het klimaatbeleid”. Het is te vinden op www.ce.nl/publicatie/rechtvaardigheid_en_inkomenseffecten_van_het_klimaatbeleid/1930 . Maar (ik durf het bijna niet te zeggen), ik vind het een rapport met gebreken. Niet zozeer om wat er in staat als wel om wat er niet in staat.
Dit is de formele onderzoeksvraag:

Ik lees echter alleen maar een verhaal over de toedeling van de kosten en niet over de toedeling van de baten. Het is dus maar een half verhaal, of ik snap het verkeerd.
Het vraagteken in  de titel staat er niet voor niets.

De aannames
Een dergelijk rapport kan niet bestaan zonder een heleboel aannames, teveel om hier allemaal op te schrijven. Een paar:

  • Het klimaatbeleid wordt geacht begonnen te zijn in 1990
  • “huidig” = 2015
  • De systematiek van het huidige klimaatbeleid verandert niet
  • Kosten die het bedrijfsleven maakt worden doorberekend aan de bevolking
  • Kosten bestaan uit heffingen en kosten van maatregelen (als isolatie of zonnepanelen)
  • Als heffingen worden meegenomen de energiebelasting (een algemeen dekkingsmiddel), de ODE (de Opslag  waaruit de Duurzame Energie betaald wordt), de brandstofaccijnzen, en de BTW over dit alles.
    Het ETS telt nu niet mee (want stelt niks voor), maar de koolstofprijs wordt (langs welk mechanisme dan ook)  €500 per ton in 2050.
    De energiebelasting voor grootverbruikers is 0 en blijft 0 .
  • De range in het besteedbaar inkomen (‘netto’) wordt in 10 gelijke stappen verdeeld. Soms worden de effecten op de 10-80-10% zichtbaar gemaakt (laag-midden-hoog), soms op de een na laagste en een na hoogste inkomensgroep.
  • Het besteedbaar inkomen van de laagste groep is €7358/y; midden €31797; top €87994
  • De studie geeft een interessante en goed leesbare beschouwing over het complexe begrip ‘rechtvaardigheid’, maar operationaliseert dat uiteindelijk tot het ‘draagkrachtbeginsel’ en het ‘de vervuiler betaalt’ beginsel. Het eerste beginsel leidt tot de grote verschillen waarover ik schrijf, het tweede leidt niet tot grote verschillen.

Het huidige kostenplaatje en afwezig batenplaatje
Dat alles maakt dat het huidige klimaatbeleid 5,155 miljard per jaar kost, verdeeld over 1,261 miljard maatregelen en 3,894 miljard heffingen.

De fysieke consumptie van deze drie groepen ziet er als volgt uit (A= een na laagste en B = een na hoogste 10%):

De fysieke consumptie van huishoudens

Na enig rekenwerk levert dit het volgende kostenplaatje (huishoudelijke producten staat er niet bij want daarvoor bestaat geen klimaatbeleid – is dat trouwens helemaal waar? A en A+-koelkasten en zo?):

Kosten van het klimaatbeleid voor drie categorieën huishoudens

Gecombineerd met de bijbehorende inkomens betekent dat, dat in 2015 de hoogste categorie 1,5% van zijn inkomen kwijt was aan het klimaatbeleid, de middengroep 2,0%, en de laagste groep 5,1%.

CE Delft geeft ook het plaatje voor voorbeeldinkomens uit de een na laagste (hieronder ‘laag’) en een na hoogste categorie (‘hoog’), uitge-
splitst naar gezinstypen. Dat geeft:

Kosten van het klimaatbeleid voor een zestal voorbeeldhuishoudens

Tegenover die kosten staan echter ook baten. Woningbouwverenigingen hebben  in 2015 ook geïsoleerd en op koophuizen zijn zonnepanelen geplaatst. Dat brengt ook op. In bovenstaand plaatje zouden dus ook onder de as blokjes moeten staan.
Het zou best kunnen dat ook daar een inkomenseffect in zit. Helmond
bijvoorbeeld heeft veel lage inkomens en huurhuizen en plaatst nauwelijks zonnepanelen, Nuenen met het omgekeerde plaatst er veel. Nu ligt dat ook aan het achterlijke Helmondse energiebeleid en de goede Nuenense energiecoöperatie, maar daar ligt het niet alleen aan. (Zie ook www.bjmgerard.nl/?p=2231 ).
Je kunt op dit gebied wel van alles fantaseren, maar CE Delft geeft geen antwoord op de inkomensverdeling aan de batenkant.

Toch is inzicht in de batenkant essentieel voor de acceptatie van het beleid.

Als voorbeeld Woonbedrijf en Thuis
De Eindhovense woningbouwverenigingen Woonbedrijf (32000 woningen) en Thuis (11000 woningen) gaan als proef aan 900 huurders zes zonnepanelen aanbieden.
Dat kost de huurders jaarlijks in directe zin €152 in de servicekosten en indirect een onzichtbaar toegerekend deel van de eventuele subsidieverlening door het Rijk aan de SWS. Deze kosten zitten in het CE Delft-plaatje als ‘maatregelen’ en eventueel als ‘heffing’
Dat levert de huurders volgens de berichten (Eindhovens Dagblad 24febr2017) jaarlijks ongeveer 1300kWh/y op, momenteel goed voor €270/y (moeten de omstandigheden wel ideaal zijn). 1300kWh is zo’n 40% van het gemiddelde huishoudelijk stroomverbruik.
Omdat deze opbrengst voor een belangrijk deel uit niet-betaalde energiebelasting bestaat, komt een deel van de opbrengst ook ten rekening van ‘heffingen’, in dit geval ten gunste van de bevolking (krijgt een hef-
fing terug). Een ander deel van de opbrengst is echter reële productie en besparing.

Als je dit goed zou willen doen, zou je het eigenlijk niet op basis van individuele transactie moeten doen, maar op basis van collectieve organisatie, zodat ook huurders die toevallig op het oosten of westen uitkijken of die in een appartement wonen, er baat bij hebben. Maar dan zou de woningbouwvereniging (aldus in het ED) energieleverancier worden en daar zitten nogal wat haken en ogen aan (zeggen ze zelf).

Het kostenplaatje in de toekomst
Onder weglating van heel veel mitsen en maren geef ik de CE-plaatjes voor de 10-80-10% verdeling in 2030 en 2050:

Ontwikkeling in de relatieve kosten van het klimaatbeleid

Politieke bijstellingen van het beleid
CE Delft geeft aan dat ongewijzigd beleid leidt tot inkomenseffecten die voor met name de laagste inkomens onaanvaardbaar zijn. Ook als men rekening houdt met de onzekerheden en met de ontbrekende batenkant in het verhaal, blijft mijns inziens deze eindconclusie waar.

CE Delft doet (blz 45) een aantal aanbevelingen die ik kortheidshalve jat. Ik hoop dat de politiek er iets mee doet.

Aanbevelingen van CE Delft

Zuidoost Brabant als trage supertanker richting energietransitie en de terreinbeheerders in spagaat

En zo zat ik op donderdag 6 april bij twee bijeenkomsten over hoe het MRE-gebied ( = Zuidoost Brabant rond Eindhoven en Helmond) energie-
neutraal moest worden. ’s Middags was er een bijeenkomst voor
bestuurders van het MRE-gebied in de Kasteelhoeve in Geldrop, ’s avonds had ik samen met Michiel Visser van de BMF en met Joop van Hout en Lieke Stoffelen van het Trefpunt Groen Eindhoven een bijeen-
komst belegd voor vrijdenkende geesten, waaronder die van de Terrein Beherende Organisaties (TBO), enkele provinciale politici, en met een echte prof erbij, om ook eens onafhankelijk naar het onderwerp te
kijken.

De bestuurlijke bijeenkomst
Men kan het in  Eindhoven en Helmond niet laten, ze moeten de slimste en de eerste zijn. Dus zal het MRE-gebied de eerste regio zijn (in de kosmos) die energieneutraal is. Dat terwijl de regio nu eerder bij de laatste dan bij de eerste plaatsen rondhangt. Insiders schudden hun hoofd. Maar goed.

Onder de regionale inspanning ligt de Posadstudie (zie op deze site www.bjmgerard.nl/?p=4316 ). Die geeft een redelijk heftige inspanningsverplichting, maar hanteert aannames en heeft rekenfouten die toch nog redelijk wat lucht zouden geven.

MRE-bijeenkomst 06april2017 . Links Van Liempd, rechts Kuijken

Het proces wordt getrokken door Paul van Liempd (PvdA), wethouder in Waalre en Mathijs Kuijken(CDA), wethouder in Bergeijk. De eerste doet in MRE-verband de duurzaamheid en de tweede de Regionale Ruimtelijke Strategie. Ze doen hun best.

In de zaal zaten heel veel ambtenaren en bestuurders van de gemeenten, waterschappen en provincie, een aantal beroepslobbyisten van energiebedrijven of voor het eigen bureautje, en wat bezorgde burgers. Overigens was 89% van de aanwezigen met de auto.
Het was de derde zitting in deze “Atelier-reeks”. In eerdere zittingen had men afgesproken dat men niet zou blijven inzetten op ontsnappingsmogelijkheden in de toekomst, maar dat men nu zou beginnen. In elk geval sommigen zagen de beperkingen van de Posad-studie ook wel.

Het was geen kwaaie bijeenkomst. Ik kan niet in hoofden kijken, maar wat er gezegd werd ging de goede kant op, zij het niet als een flitsende sprint – inschatting van de politieke realiteiten zal daar niet vreemd aan zijn. Het overheersende beeld is dat van een supertanker die begint te varen.

Publiek bij MRE-bijeenkomst 06april2017

De smart phone-stemming gaf enkele geprononceerde resultaten:

  • het grote publiek heeft er nog geen besef van hoe groot de uitdaging is (65%)
  • de overheid kan de energieneutrale regio het beste naderbij brengen door initiatieven te ondersteunen met maatwerk (41%), door samenwerking te stimuleren en wet- en regelgeving aan te passen (beide ca 22%). Subsidie was het minst populair, want de gemeenten hebben geen geld.
  • kennis kan het beste worden ingezet voor de transitie door concrete projecten te stimuleren en daar kennisinstituten bij in te zetten
  • het MKB heeft het meeste aan zekerheid over meerdere jaren (50%) en geld (33%). Meer vrijheid door minder regelgeving stond laag op de agenda (13%) en een communicatiecampagne werd nog veel mnder zinvol geacht.
  • de ‘oude’ infrastructuurbedrijven blijven hard nodig omdat die de infrastructuur beheren, kennis hebben en kansen zien (82%) en omdat we nog jaren fossiel nodig hebben (13%)
  • op dit moment is het hardst nodig een Deltaplanachtige totaalaanpak (71%) en een breed draagvlak (21%)

Hierna mochten acht mensen een korte pitch geven om het publiek naar hun werkgroep te lokken. Ik heb wat rondgelopen.
Woonbedrijf (de grootste woningbouwcorporatie van Eindhoven) had zijn Nul Op De Meter-projecten (NODM) afgeblazen. Die zouden voor hun woningen 80 a 90 mille per stuk kosten. In plaats daarvan wordt ingezet op kleinere projecten, bijv. ketelvervanging door een hybride warmtepomp. De woningen in kwestie hebben al spouwmuurisolatie en dubbel glas en het ketelprogramma brengt woningen met een C-label op A en woningen met een B-label op A+ . En dat voor €6500, waarvan een groot deel gesubsidieerd. Woonbedrijf probeert zo te werken dat de maatregelen compatibel zijn met NODM in bijvoorbeeld 2035.

(Nu nog) wethouder van Veldhoven, Nicole Ramaekers wilde Veldhoven energieneutraal maken, om te beginnen nieuwbouwprojecten.

Een van de oplossingsmodellen.

De onofficiele bijeenkomst
Die vond  ’s avonds plaats in ’t Bellefort.

De aanleiding was o.a. de spagaat, waarin de TBO’s zich bevinden, en waar de BMF mee moet dealen. “Wij hebben decennia geïnvesteerd in ons enige Brabantse Nationale Park Het Groene Woud, om daar een aantrekkelijk landschap van te maken, en nou willen ze daar windmolens midden in gaan zetten” aldus een vertegenwoordiger van Natuurmonumenten (een belangrijke TBO). Ik kan begrip opbrengen voor het standpunt, hoewel strikt genomen niet de natuur zelf onder die windturbines lijdt, maar vooral de menselijke beleving van de natuur. Het is een spanningsveld van jewelste, ook al met aanwezigen uit Boxtel die activistisch zijn in het plaatsen van windmolens. Die vinden dat Boxtel de meest ecologische gemeente is en op die eretitel hebben ze meer recht dan het MRE-gebied.

Nationaal Park Het Groene Woud

De TBO’s staan hier ook niet allemaal hetzelfde in. ’s Middags was er een werkgroep van Jan Fenten van Staatsbosbeheer, die als man van publieke organisatie medeverantwoordelijkheid voelde voor de oplossing van de energieproblemen, liever niet maar als dan toch, dan niet in Natura2000 – gebieden. Maar goed geplaatste turbines in de Boswachterij Kempenland of geothermie naast de Natura200-gebieden in De Peel zou bespreekbaar zijn. En biomassa (bijv. voor de stadsverwarming in Meerhoven) kon, want ze wisten precies hoeveel ze wel en niet konden oogsten, en tot nu toe nam de hoeveelheid hout toe. ( zie De biomassacentrale Meerhoven en het overige Eindhovense biomassaproramma )

Het ging er flink op los. De biljarters die aan de andere kant van de deur met een kampioenschap bezig waren vroegen of het niet wat zachter kon.

Vanwege deze spagaat had ik mijn commentaar op het Posad-rapport verder uitgewerkt en van een aantal suggesties voorzien. Ook had ik er de plannen van Urgenda en van Sijmons en TenneT kwantitatief naast gezet. Dit alles zou op termijn flink wat reserveruimte in de vraagstelling kunnen inbouwen. Kort samengevat:

  • doe tot 2023 gewoon wat in het Energieakkoord afgesproken is. Dat gaat sowieso de goede kant op
  • laat iedereen erg zijn best doen om wind op de Noordzee sterk uit te breiden
  • reken een evenredig deel van de wind op zee aan Brabant toe
  • import van duurzame energie is geen verwerpelijke zaak.
  • heb meer aandacht voor warmteprojecten

Men kan mijn presentatie  HIER vinden. Commentaar wordt altijd op prijs gesteld.

We hebben afgesproken onze informele tijdelijke werkgroep uit te breiden en om er verder mee door te gaan. De energietransitie in Brabant is te belangrijk om alleen aan politici over te laten. Geïnteresseerden zijn welkom.

Geothermie op de TU/e

Tijdens het programma Energy Days van de TU/e komen er vaak interessante informatiemiddagen voorbij. Op 23 maart 2017 ging het over geothermie.
De sprekers waren

  • Brice Lecampion van de Universiteit van Lausanne, die vooral over de geothermische productie van elektriciteit sprak
  • Lydia Dijkshoord van RVO.nl (een agentschap van het Ministerie van economische Zaken) over het overheidsbeleid inzake warmte
  • Martijn van Aarssen van de onderneming IF Technology over de praktijk in Nederland
    Ik maak gebruik van enkele van hun afbeeldingen.

Onderverdeling
Er bestaan nogal wat misverstanden over dit onderwerp. Vandaar eerst een indeling:

Geothermie_indeling naar diepte en techniek
  • Storage versus productie. Bij Storage stopt de mens de hoofdmoot van de warmte in het systeem (wat niet uitsluit dat er van onderaf ook wat warmte uit de aarde zelf bij komt).
    Een Ground Source Heat Pump wordt bij ons aangeduid als Warmte-Koude Opslag (WKO) (zie bijvoorbeeld https://en.wikipedia.org/wiki/Geothermal_heat_pump )
    Bij BTES wordt warmte opgeslagen in een boorgat, bij ATES in een aquifer (een watervoerende laag)
    Bij alle “Storage” geldt de basiswet dat wat je er ’s winters uit haalt evenveel moet zijn als je er zomers instopt (afgezien van natuurlijke aanvullingen en verliezen).
    Bij de andere categorieën komt de warmte uit de aarde zelf (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Aardwarmte ).
  • Productie van alleen warmte versus productie van warmte en elektriciteit.

Het is een kwestie van definitie of je Storage-technieken onder het trefwoord “geothermie” laat vallen. Ik zou het zelf niet doen, maar de ondernemingen die zich ermee bezig houden gebruiken dezelfde graafmachines en boren voor beide categorieën, dus laat maar zitten.

De TU/e heeft een ATES:

Het ATES-systeem van de TU/e

De techniek
De indeling is in open en gesloten systemen.

Bestaande systemen in Nederland

Een gesloten systeem is een grote WKO-inrichting. De vloeistof blijft in de buis.
Een klein open systeem (midden) is ook een WKO-inrichting. De warmte komt in hoofdzaak van de mens. De TUe-inrichting zit in deze categorie.
De rechtse inrichting is een geothermische bron in strikte zin.

Merk op dat in alle gevallen er sprake is van collectieve warmtelevering aan een middelgroot tot groot aantal woningen, of aan een grote commerciele of diensten-afnemer.
Mijns inziens is de toekomst aan de collectieve warmtelevering (en niet alleen vanwege de geothermie).

Een combinatie van een buis waarin het koude water omlaag gaat, en een waarin het warme water omhoog gaat, heet een doublet (dus midden en rechts). Het water wordt uit de koude buis geperst en verspreidt zich in de ondergrond, waarbij het de temperatuur van die ondergrond aanneemt en die ondergrond afkoelt. Een deel van het water bereikt de andere warme buis en stijgt daarin op om boven de grond zijn warmte als nuttige buit af te geven.

Horizontale dwarsdoorsnede van de bodem bij een doublet

Water kan alleen maar door steen kruipen als die steen van zichzelf doorlatend is (bijv. zandsteen), of met fraccen doorlatend gemaakt wordt. Die doorlatendheid is in Nederland de belangrijkste bepalende voorwaarde.
Fraccen bij geothermie is minder erg dan bij schaliegas.

Potentieel
Er bestaat geen duidelijke geofysische bovengrens aan de hoeveelheid opslag, wel praktische (het warme water kan wegstromen of komt in de boorpijp van de buurman).

Er bestaat in principe wel een geofysische grens aan aardwarmte. De warmtestroom vanuit de diepte is in Nederland gemiddeld 63mW/m2 (in goede gebieden 10 a 20 meer). Als de geothermische inrichtingen in strikte zin steady state zouden functioneren, zou dat 2,0TJ/jaar*km2 opleveren, opgeteld over het hele Nederlandse landoppervlak 68PJ/jaar.
Maar in praktijk functioneren ze niet steady state. Een inrichting haalt de aardwarmte sneller uit de grond dan de dieptes die terug aan kunnen vullen. Macro redenerend kun je daar een tijd mee bezig blijven. Met de kletsnatte vinger schattend, heeft zich onder elke vierkante meter in Nederland tot 4 km diepte een voorraad opgebouwd van 0,5TJ, dus onder het hele Nederlandse landoppervlak van 17*10^21 J. Als je, zoals TNO, meent dat je technisch/economisch in heel Nederland 850PJ/y kunt winnen, zou je op papier 20000 jaar vooruit kunnen. De tijd die de aarde nodig heeft om die hoeveelheid warmte aan te vullen is ongeveer 12* zo lang. Strikt genomen is geothermie, indien vormgegeven volgens TNO, dus een eindige bron.
In praktijk is geothermie nog veel eindiger dan hier aangegeven, omdat steen een slechte warmtegeleider is. Daardoor koelt een beperkt gebied rond de winlocatie veel sneller af dan het gemiddelde, waarop bovenstaande schatting gebaseerd is. Een praktische levensduur van de doublet is bijvoorbeeld 30 tot 50 jaar. Daarna moet je ergens anders boren en enkele eeuwen wachten tot de vorige bron weer opgewarmd is.

(Groei van geothermie in Nederland; 100GWh = 0,36PJ; dus in 2015 2,4PJ).
Concessiegebieden voor geothermie in Nederland

Voor welk probleem een oplossing?
In praktijk is geothermie in Nederland vooral een warmtebron.
Er is in Nederland een forse warmtevraag. Eenieder, die zich er voor inzet om woningen van het aardgas af te halen, zou eigenlijk ook een idee moeten hebben waar de nodige warmte dan wel vandaan moet komen. Het is in deze makkelijker om ergens tegen te zijn dan ergens voor te zijn.

De Nederlandse energiebalans ziet er uit als hieronder (dd 2015, RVO). Reken hier Brabant in goede benadering als 1/7 deel van Nederland.

Energiebalans van Nederland in 2015

Het warmtedeel binnen die energiebalans ziet er na uitvergroten zo uit:

Warmtevraag in Nederland dd 2015

Voor de duidelijkheid: wat in de energiebalans ‘conversion losses’ heet, is ook warmte, maar dan onbedoeld. In de volksmond afvalwarmte, bijvoorbeeld van elektriciteitscentrales. Het zou goed zijn daarvan een groter deel te gebruiken om aan de warmtevraag te voldoen, maar dit terzijde want het is geen geothermie.
De post ‘heat’ van 1255PJ is bedoelde warmte. Een massaal woningisolatieprogramma zal dit getal wel kleiner maken (met name de post onder de 100°C), maar zeker niet tot nul.
Geothermie kan een bijdrage leveren aan de warmtevraag. Onderstaand schema is een voorbeeld:

Mogelijke organisatie van een lage-T warmteleveringssysteem


Elektriciteit maken
In die delen van de wereld waar vulkanische verschijnselen voorkomen, wordt al decennia stroom opgewekt met geothermie, zij het dat dat nog steeds maar een klein deel van alle opgewekte elektriciteit is.
In Nederland zit je dan al gauw dieper dan 4 km en moet je fraccen.
Een schema dat tegenwoordig sterk in de belangstelling staat is de “binary cycle plant”. Het hete water wordt niet zelf stoom, maar staat via een warmtewisselaar de warmte af aan een gesloten secundair circuit dat gevuld is met een vloeistof met een laag kookpunt. De turbine zit op dat secundaire circuit.
De restwarmte wordt geleverd aan een stadsverwarming (zonder welke het project geen kans maakt en onverantwoord is, volgens Lecampion).

Een geothermische binary cycle-plant voor de productie van elektriciteit en warmte

 

TNO ontwikkelt warmtebatterij op basis van het hydrateren van zouten (update)

Er is behoefte aan opslagsystemen die een overschot aan warmte zomer kunnen opslaan en in de winter kunnen vrijmaken.
Die bestaan al. Warmte-Koude Opslag in de bodem is een voorbeeld, Ecovat in Uden doet het met grote watertanks en ook het Mijnwater-project in Heerlen is op dit gebied actief (zie ook Warmte in Brabant en het Mijnwaterproject )

“TNO is er, met Europese wetenschappelijke partners en bedrijven, als eerste in geslaagd een batterij te ontwikkelen die zonnewarmte in de zomer opslaat door middel van het hydrateren en dehydrateren van zouten. Het prototype is ontwikkeld en daarmee is een grote stap voor commerciële ontwikkeling gezet.” Zo begint een bericht van TNO (maart 2017) op zijn website ( de oorspronkelijke link bestaat niet meer . Nieuwe links zie onderaan dit artikel in de update).

Ook op de website van TNO, maar gedateerd 16 sept 2016, staat een interview met Huub Keizers, programmamanager Energie in de bebouwde omgeving. Dit is te vinden op https://time.tno.nl/nl/artikelen/zomerwarmte-voor-in-de-winter/ . Dit interview legt aan leken in begrijpelijke taal uit hoe het systeem werkt.

— – – –
Zomerwarmte voor in de winter

1. Wat is een warmtebatterij?
“Zoals een gewone batterij stroom opslaat, zo slaat de warmtebatterij warmte op. Zo kan zomerwarmte worden opgeslagen om er winterkou mee te verdrijven. TNO werkt in het internationaal consortium MERITS aan de ontwikkeling van een prototype van een warmtebatterij, die geschikt is voor woningen.”

2. Hoe werkt het?
“Het hart van de warmtebatterij is een groot vat gevuld met zout. Voor de liefhebbers: bij het systeem van TNO gaat het om natriumsulfide, een materiaal dat goedkoop is en ruim voorradig. Laden en ontladen van de batterij gebeurt op basis van hydratatie. De warmte die de batterij inkomt, droogt het zout. Wanneer later water wordt toegevoegd, komt de warmte weer vrij. Dit heet thermochemische opslag. Het invangen van de warmte kan bijvoorbeeld met zonnecollectoren, zoals mensen ze nu al op hun huis hebben liggen. De warmte die weer uit de batterij komt, is te gebruiken om water in een boiler op te warmen. Het warme water kan dan worden gebruikt voor de centrale verwarming of als warm water.”

“Het hart van de warmtebatterij is een groot vat gevuld met zout. Voor de liefhebbers: bij het systeem van TNO gaat het om natriumsulfide, een materiaal dat goedkoop is en ruim voorradig. Laden en ontladen van de batterij gebeurt op basis van hydratatie. De warmte die de batterij inkomt, droogt het zout. Wanneer later water wordt toegevoegd, komt de warmte weer vrij. Dit heet thermochemische opslag. Het invangen van de warmte kan bijvoorbeeld met zonnecollectoren, zoals mensen ze nu al op hun huis hebben liggen. De warmte die weer uit de batterij komt, is te gebruiken om water in een boiler op te warmen. Het warme water kan dan worden gebruikt voor de centrale verwarming of als warm water.”

3. Waar is een warmtebatterij voor nodig?
“We werken aan een toekomst waarin huizen geen energie meer verbruiken, maar zelfs energie opleveren. Het gaat dan om goed geïsoleerde, prettig leefbare en gezonde huizen, die beschikken over systemen om energie op te wekken. Dat zijn bijvoorbeeld zonnepanelen voor stroom en zonnecollectoren voor warmte. Om een huis echt energieneutraal te maken, is de opslag van energie essentieel – ook over de seizoenen heen. Bij duurzame energie zijn vraag en aanbod namelijk niet goed op elkaar afgesteld: op zonnige zomerdagen is de productie hoog en het verbruik laag, op donkere winterdagen is dat omgekeerd. Met een warmtebatterij is het overschot van de zomer ’s winters in te zetten.”

4. Wat doet TNO?
“TNO is een van de deelnemers aan het Europese samenwerkingsproject MERITS. Doel van het project is het aantonen van de technische haalbaarheid van de warmtebatterij. Behalve wetenschappers en onderzoekers van instellingen als TNO werken er ook industriële partners en het MKB mee. Het projectteam heeft een prototype gebouwd, dat nu naar Nederland komt. De technologie werkt, nu gaat het om het marktrijp maken. De komende jaren werken TNO-onderzoekers aan de verfijning van het ontwerp. Er is nog een belangrijke slag te maken om het systeem compacter te maken. Bijvoorbeeld door de energiedichtheid van het zout te verhogen en de toe- en afvoer van warmte en vocht te verfijnen. Hoe beter je dat doet, hoe kleiner het systeem wordt. Ook de levensduur en stabiliteit zijn belangrijk: de module moet probleemloos honderden keren kunnen laden en ontladen. Het belangrijkste doel is nu om de warmtebatterij kleiner te maken, liefst tien keer zo compact. Met de huidige efficiëntie zou de warmtebatterij namelijk nog te groot zijn voor in huis. We willen toe naar maximaal drie kubieke meter, zodat de batterij bijvoorbeeld in een kelder of kruipruimte past.”

5. Hoe verhoudt de warmtebatterij zich tot andere vormen van energieopslag?
“De compactheid is een voordeel; het zout kan veel energie bevatten. Nu gebruiken tuinders waterbassins om restwarmte in op te slaan. Dat werkt ook, maar dan heb je grote volumes nodig. Een ander voordeel van de warmtebatterij is dat eenmaal opgeslagen warmte niet ‘weglekt’, wat bijvoorbeeld bij de opslag van warmte in warmwaterbassins en stroom in gewone batterijen wel gebeurt. Dat betekent dat de warmte maanden opgeslagen kan blijven. Er is markt voor allerlei vormen van energieopslag, de warmtebatterij is een van de kleuren op het palet. Energieopslag zal altijd maatwerk zijn: wat in het ene huis werkt, kan niet in een ander huis, of werkt alleen goed bij opschaling naar wijkniveau.  (…)

6. Wanneer is de warmtebatterij te koop?
“We hopen over zes jaar een product op de markt te hebben voor ‘early adopters’. Het is echter nog te vroeg om te praten over de terugverdientijd van de warmtebatterij. Dat hangt van zoveel factoren af. Maar het is duidelijk dat de prijs dusdanig moet zijn, dat het voor huiseigenaren interessant is. De verdere ontwikkeling van de warmtebatterij van TNO gebeurt onder andere binnen het Meerjarenplan Compacte Conversie en Opslag en het Europese project CREATE. TNO stopt dus veel energie in de warmtebatterij, om die – geheel in stijl – later terug te zien in een vernieuwende technologie voor de bouw- en energiemarkt.”

– – – – – –

Warmtebatterij TNO

Enkele punten van commentaar van mijn kant. (zie ook Warmte in Brabant en het Mijnwaterproject )

Zoals Keizers terecht zegt, zijn er verschillende vormen van seizoenoverstijgende vormen van warmteopslag, en is maatwerk nodig. Ik doe dan ook geen uitspraak over de kansen en bedreigingen van de ene opslagvorm versus de andere.

TNO streeft er naar het systeem onder de 3m3 te krijgen (maar dat is het nog niet), maar zelfs 3 kuub is voor een individuele woning al veel. Bovendien komen er waarschijnlijk extra voorzieningen bij, bijvoorbeeld aanvullende verwarming voor tapwater.
In een nieuwbouwwoning kan men misschien nog om een tank van 3 kuub  heen bouwen (plus toebehoren), maar ik zie in een bestaande woning nog niet zo’n tank geïnstalleerd. Bovendien is het de vraag hoeveel dat allemaal kost.
Keizers zegt dan ook terecht dat het systeem mogelijk alleen werkt bij opschaling tot wijkniveau. Het zou dan een rol kunnen spelen bij een stadsverwarmingssysteem.
Ik zie dit verhaal als de zoveelste aanwijzing dat de verduurzaming van de bestaande woningbouw om nieuwe vormen van centrale warmtelevering zal gaan vragen.

De container op de afbeelding, waarin TNO zijn opslagtanks ondergebracht heeft, wordt verwarmd met een zonnecollector. Die wijze van verwarming is echter niet essentieel voor het project. Elke warmtebron kan ingezet worden, bijv. ook geothermie, restwarmte van bedrijven, overtollige elektriciteit uit PV-systemen, enz. Dat maakt de bruikbaarheid van het systeem groter.

Thermochemische opslag van warmte (TNO), gebaseerd op CaCl2 . De afbeelding is downloadbaar op de eerste van bovenstaande websites (onderaan).

Update dd 09 mrt 2021

Sinds de publicatiedatum maart 2017 is TNO een eind verder. De webpagina’s www.tno.nl/nl/tno-insights/artikelen/een-warmtebatterij-voor-in-huis-compact-stabiel-en-betaalbaar/ en www.tno.nl/nl/over-tno/nieuws/2020/9/doorbraak-in-ontwikkeling-warmtebatterij-voor-woningen/ geven de nieuwere informatie.
TNO is erg tevreden over de ontwikkelingen. TNO is er, naar eigen zeggen, nu in geslaagd de opslagdichtheid te verdrievoudigen naar 0,35 GJ/m3, en dat is een primeur en wereldrecord.

Een woning-exemplaar zou de grootte hebben van ongeveer een koelkast.

Bij deze reactie komt warmte vrij. Het prototype dat TNO binnen het Europese OPZuid-project SSUSG (Sustainable Selfsupporting Urban Smart Grid) met partners heeft ontwikkeld, bestaat uit twee thermisch geïsoleerde modules met compartimenten voor het zout en voor het te verdampen of condenseren water. Het laden en ontladen van de warmte kan op deze manier in een compact apparaat dat makkelijk in een woning past. 
De door TNO ontwikkelde batterij kan warmte zowel voor korte periodes als voor een heel seizoen opslaan. Zo kan in de zomer opgewekte energie worden opgeslagen en gebouwen in de winter verwarmen en van warm water voorzien. Bovendien kan de batterij tevens elektrische energie in de vorm van warmte opslaan.
” aldus TNO op bovenstaande webpagina dd 09 september 2020 .

Het product van TNO is interessant, maar ik waag mij op deze site niet aan technische adviezen. Of een warmtebatterij in een concrete woning mogelijk en zinvol is, hangt van meer af dan alleen maar de batterij zelf. Zoals isolatie, leidingen, woningtype, warmteanabod en dergelijke. De warmtebatterij moet passen in een groter geheel.