Inleiding Ik heb, samen met de SP-fractie in Provinciale Staten, op 10 januari 2020 een werkbezoek afgelegd bij Staatsbosbeheer (SBB) Noord-Brabant. In het beheerkantoor in het Leenderbos werden we ontvangen door communicatiemedewerkster Mireille Oonk en boswachter Jos Kerssemakers (een ex-leerling van mijn oude school, het Bisschop Bekkers College).
SBB
Noord-Brabant beheert 30577ha in
Noord-Brabant, gespreid over de beheergebieden Oost (kantoor in Leende) en West.
De organisatie kent veel aspecten. SBB doet aan natuurbeheer, maar ook aan
dienstverlening, voorlichting en productie. Voor dit alles zie www.staatsbosbeheer.nl/over-staatsbosbeheer/feiten-en-cijfers/noord-brabant .
Sociaal heden en verleden SBB Noord-Brabant heeft in het heden ca 70 medewerkers. Daarnaast zijn er 760 vrijwilligers actief. Die doen bosbeheer en werken mee aan jeugdactiviteiten en educatieprogramma’s. Daarnaast vangt SBB leerlingen uit het speciaal voortgezet onderwijs op, biedt ruimte voor uitvoering van taakstraffen en werkt samen met zorginstellingen.
Het Leenderbos heeft ook een ‘sociaal’ verleden. Het grootste deel is ontstaan als werkverschaffingsproject in de jaren ’30 van de vorige eeuw – met de schop en inclusief kinderarbeid. De betaalkeet van de werkverschaffing is nu rijksmonument. Een bordje geeft geschiedenisles. Zie ook Biomassa uit het Leenderbos – mag dat?
Directiekeet in het Leenderbos uit de werkverschaffingsperiode, nu RijksmonumentOver de geschiedenis van de werkverschaffing in het Leenderbos
Missie en ondernemingsplan De kernwoorden van SBB zijn Beschermen, Beleven en Benutten.
Ongeveer 1/3de
van het beheergebied van SBB heeft de uitsluitende functie natuur.
De overige
2/3de heeft een gemengde functie. Hierbinnen worden maatschappelijke
doelen gerealiseerd: natuurbehoud, biodiversiteit,
recreatie, natuurinclusieve landbouw (via pachtvoorwaarden aan 3800ha), en productie
van hout, biomassa in de vorm van houtsnippers en windenergie (waarvoor SBB
eigen ja,mits -beleid heeft ontwikkeld, zie www.staatsbosbeheer.nl/over-staatsbosbeheer/dossiers/windenergie
).
Dit multifunctionele gebied is niet altijd topnatuur: er zijn bijvoorbeeld in
de loop van de tijd nogal wat restjes ruilverkaveling bij SBB terecht gekomen.
SBB heeft
het bekende FSC-certificaat voor duurzaam bosbeheer.
SBB heeft
een toezichthoudende taak. Dat is in het buitengebied bepaald geen sinecure.
SBB heeft in Noord-Brabant voor zijn ruim 30.000ha 4,5fte Buitengewoon Opsporings
Ambtenaar.
Er is een leven voor en na Henk Bleker (van 2010 tot 2012 CDA-staatssecretaris van meer landbouw en minder natuur). Sindsdien staat SBB noodgedwongen wat zakelijker in het leven. De financiële opbrengsten van de zakelijkheid komen overigens geheel aan de natuur ten goede.
Een UPS-notenboom. De koeriersdienst UPS wil 50 miljoen bomen op de wereld zetten. Daarvan komen er 50 in het Leenderbos terecht, waaronder deze notenboom.
Natuurbeheer, selecteren en kappen, en biomassa Niet alle bos is Natura2000 en de meeste Natura2000 is geen bos. SBB is voor beide categorieën verantwoordelijk, en voor Natura2000-gebieden verplicht dat tot het instandhouden en verbeteren van uiteenlopende soorten landschappen.
Het Leenderbos is ontstaan als een dennen- en sparrenplantage ten behoeve van de Limburgse mijnen. Dergelijke bossen zijn kwetsbaar (op dit moment gaan alle fijnsparren er aan door de droogte en de letterzetter), en zijn niet erg biodivers. Heide bijvoorbeeld kan ecologisch veel interessanter zijn. Daarom legt SBB in het Leenderbos een heidecorridor aan.
De Boswet , en sinds 2017 de Wet natuurbescherming, kent in principe een herplantingsplicht. Voor bospercelen, die gekapt zijn om er Natura2000-biotopen als heide of zandverstuiving van te maken, geldt die plicht niet. Dit heeft tot veel anti-kap commentaar geleid. Een algemeen anti-kap standpunt is echter zinloos en zelfs schadelijk. Zonder kap geen bosbeheer. Het heeft veel meer zin om er actie voor te voeren om daadwerkelijk nieuw bosareaal te realiseren – de politieke wil bestaat daartoe in op papier, maar nog onvoldoende in praktijk. Zie Een nieuwe boom per inwoner van het MRE-gebied! .
SBB Brabant
wil zelf ook meer bos: in de komende 10 jaar 1000ha erbij, 500ha in bestaand
bos en 500ha nieuw. Maar dan moet dat (ook financieel) wel mogelijk gemaakt
worden.
Aanplant van nieuwe bomen in bestaand naaldbos
Men plant
nieuwe bomen binnen bestaand bos (andere soorten) in groepjes van ca 25 aan.
Naarmate de bomen groeien, gaan ze elkaar verdringen. Vandaar dat de reguliere
bosbouw een voortdurend proces is van selecteren en dunnen. Van dit groepje van
25 blijft uiteindelijk één boom over. Dergelijke getalsverhoudingen zijn de
regel. Een bos brengt dus niet pas op als het volwassen is (een veel gemaakte
denkfout), maar ook al in de aanloop er naar toe.
Als je niets doet, slaat er spontaan nieuw bos op, maar dan krijg je weer dezelfde soorten terug en wordt het bos niet diverser. Bestemmingen van hout dat vrijkomt bij Staatsbosbeheer (SBB-site)
Boswerkzaamheden leiden tot zaaghout, anderszins bruikbaar hout, en automatisch ook tot een zeker percentage restmateriaal. Zaaghout brengt, orde van grootte, een paar honderd Euro per kuub opbrengt, en fineerhout nog meer. Snippers brengen, orde van grootte, een tientje de kuub op. Bomen geheel opstoken in biomassacentrales is dus economisch waanzin.
SBB laat
veel van dit restmateriaal in het bos achter, dit afhankelijk van de soort
grond.
Het wel
geoogste materiaal (grofweg 70% van de jaarlijkse bijgroei) wordt via het
cascaderingsbeginsel verwerkt (de meest hoogwaardige toepassingen als bijvoorbeeld zaaghout het eerst). Onderaan die hierarchie komen de
houtsnippers voor verbranding in bijvoorbeeld een biomassacentrale.
Inleiding Het Ramplaankwartier (genoemd naar een vroegere familie Ramp met veel grond in het gebied) is een wijk in het westen van Haarlem. De wijk telt 1124 woningen. De eerste golf hiervan is gebouwd rond 1910 als toenmalig nieuw tuindorp. In de jaren ’30 is er een tweede bouwgolf geweest, en daarna is er steeds verder toegevoegd. Ongeveer driekwart van de wijk bestaat uit koopwoningen.
De wijk heeft een actieve buurtorganisatie. Zie https://ramplaankwartier.nl/ . Deze is nauw bij de verduurzaming betrokken en leidt de ontwikkelingen eerder dan dat ze die volgt.
Voor het
Ramplaankwartier geldt wat voor veel Nederlandse wijken geldt. Er zijn weinig
duurzame warmtebronnen in de omgeving, er is weinig ruimte voor duurzame
opwekking en ambitieuze isolatiemaatregelen zijn voor veel woningtypen
onhaalbaar of onbetaalbaar.
Toch begint er een plan vorm te krijgen dat het aardgasverbruik op termijn misschien drastisch kan terugdringen. Omdat de wijk model kan staan voor mogelijk 1 tot 3 miljoen woningen in Nederland, bestaat er van hogerhand veel interesse. De bewoners vonden steun bij de TU Delft, waar al een dergelijk plan in concept op de plank lag, en daarna ook bij het Rijk. De Topsector Energie vond het plan €350.000 subsidie waard. Inmiddels is er een consortium gevormd met de o.a. de Sichting Raamplan, TU Delft, Deltares en TripleSolar. In de Stuurgroep zitten mensen van de gemeente, bewoners, en Sabine Jansen van de TU Delft. Zie o.a. https://projecten.topsectorenergie.nl/projecten/lage-temperatuur-feed-in-zonnewarmtenetten-00031480 .
Het is de bedoeling om medio 2021 een wijk Energie Bedrijf op te richten voor de praktische uitvoering.
PVT-paneel van TripleSolar
De opzet van het plan Op het dak van de woning denkt men zich PVT-panelen van (in principe) TripleSolar (dit bedrijf is bij het project betrokken). Dat zijn dubbellaags panelen. De voorste laag is een regulier PV-paneel voor stroom, de achterste laag is een paneel dat warmte opneemt uit de omgeving en afgeeft aan het erdoor stromende water (met glycol). Die warmte komt deels van het PV-paneel (dat warm wordt tijdens bedrijf) , deels uit de buitenlucht. Er wordt dus ook warmte opgenomen als de zon niet schijnt en dat gaat door tot -7°C. (Daarna volgt elektrische bijverwarming). Omdat het langsstromende water de PV-panelen koelt, werken die wat beter. TripleSolar stelt dat zijn PVT-panelen, in een stand alone-situatie, voor stroom een piekvermogen van 180W/m2 (inmiddels goede standaard) hebben en voor warmte een bronvermogen van 300W. Gangbare kengetallen m.b.t. het aantal vollastbedrijfsuren leiden tot een jaarscore voor elektriciteit van ca 0,6GJ/m2, en voor warmte ergens rond de 2 GJ/m2. Maar deze cijfers moeten gezien worden als een orde van grootte- schatting, het hangt van veel zaken af. Om deze cijfers te plaatsen: een gemiddeld Nederlands huishouden verbruikte in 2017 1340m3 gas (43GJ) en 2830kWh stroom (10GJ). Een goed geïsoleerd huis verbruikt veel minder gas (zie www.milieucentraal.nl/energie-besparen/snel-besparen/grip-op-je-energierekening/gemiddeld-energieverbruik/ ).
De warmte gaat via een lage temperatuur-wijkwarmtenet
in de zomer de grond in en wordt daar op 100m diepte bewaard. In de winter is
de stroomrichting andersom en komt het water met een temperatuur van ca 20°C
weer boven (dus een collectief WKO-systeem).
De bewoners worden eigenaar van deze
collectieve structuur. Het werkt als een coöperatie.
De woningen krijgen een eigen
warmtepomp die het water verder verhit tot (in principe) 55°C. Daarmee kan de
woning, soms zonder ombouw van het radiatorsysteem, verwarmd worden, als die
woning voldoende geïsoleerd is.
Het basis-isolatiepakket omvat dichting van kiezen en naden, spouwmuurisolatie, vloer- en/of dakisolatie, en isolerend glas. Een aanvullend pakket omvat warmte-terug-win-ventilatie en exta radiatorcapaciteit. De officiele documentatie noemt geen label, maar de projectleider Fortuijn stelt in Gebiedsontwikkeling.Nu van 14 oktober 2019, dat alle woningen isolatiewaarde C of beter moeten hebben.
Alle maatregelen zijn ‘off the shelf’.
Ze bestonden al en moesten alleen nog worden gecombineerd.
Meer comfort voor evenveel woonlasten De operatie moet een woonlasten-neutrale uitkomst krijgen en door de aanpassingen meer wooncomfort gaan bieden. De bewonersorganisatie noemt de te verwachten toekomstige stijging van de gasprijzen als argument.
Kanttekeningen Men kan uiteraard kanttekeningen maken bij dit verhaal, zowel in het negatieve als in het positieve.
In de beschrijving worden nog weinig
harde getallen genoemd. Op basis van de eerste berekeningen acht de buurtorganisatie
het plan ‘haalbaar, betaalbaar en aantrekkelijk’. Maar er zijn nog geen
concrete getallen anders dan globaal. Daaraan wordt nog gerekend, per huistype.
De onderdelen van het plan mogen dan wel
‘of the shelf’ zijn, de combinatie is dat nog niet. De technische specificaties
alsmede de meet- en regeltechniek ontbreken nog. Aldus de Topsector Energie,
die dit plan vooralsnog inboekt als studieobject.
De ambitie is dat de woningen aardgasvrij
worden, niet dat ze energieneutraal worden. Het eerste doel kan slagen, van het
tweede is dat onduidelijk. Als men een beetje jongleert met als voorbeeld 10
panelen van 1,67m2 en de gegeven kengetallen, is er zonder meer
sprake van een sterke teruggang in het totale energieverbruik (minus een
heleboel warmte en plus 3 a 4 GJ stroom), maar haal je de energieneutraliteit
niet omdat er per saldo meestal nog stroom het huis in zal gaan.
Bedacht moet ook worden (maar daar kan het Ramplaankwartier niet wat aan doen) dat huishoudens maar voor een klein deel van het Nederlandse energieverbruik zorgen. Veel mensen denken dat je klaar bent als je de huishoudelijke energievraag opgelost hebt, maar dat is niet zo – bij lange na niet.
In het positieve de observatie dat de
combinatie van lage temperatuurwarmte plus een collectieve WKO plus een
individuele warmtepomp een format is dat kansen biedt. Er is erg veel lage
temperatuurwarmte in Nederland (bijvoorbeeld restwarmte van datacenters), en
als deze combinatie levensvatbaarheid heeft, heeft hij dat misschien op meer
plaatsen, al dan niet in combinatie met PVT-panelen.
En tenslotte: de organisatiewijze van de buurt is leerzaam.
Update: Het blad Solar heeft op 17 mei 2021 een special aan PVT-oplossingen gewijd. Het Ramplaankwartier werd daarin ook genoemd. Enkele artikelen zijn hieronder te vinden.
Introductie De provincie Noord-Brabant wil de overgang op aardgasvrije wijken ondersteunen.
Die woningen, nuts- en bedrijfsgebouwen en industrieën hebben warmte nodig.
Dat kan restwarmte zijn of warmte die uit de natuur gewonnen kan worden. Het is
van belang om inzicht te hebben in het bestaande en potentiele warmteaanbod.
De provincie geeft op de kaart zelf de volgende toelichting:
Warmtebronnenregister van Brabant (versie 2019)
De energietransitie is een enorme opgave. De
noodzaak ervan wordt onderstreept door forse internationale en nationale
ambities, met als mijlpalen het Akkoord van Parijs en het nationale
Klimaatakkoord. Ook in Brabant committeren wij ons aan deze doelen en streven
we naar een energieneutrale samenleving in 2050.
Het aardgasvrij maken van wijken moet een
belangrijke bijdrage leveren aan het terugdringen van de CO2-uitstoot in de
gebouwde omgeving. Er is afgesproken dat de regio’s in Nederland regionale energiestrategieën
maken en dat alle gemeenten in 2021 transitievisies warmte opleveren.
De Provincie Brabant levert hieraan een
bijdrage door het beschikbaar stellen van een Brabantbreed
warmtebronnenregister. Dit register geeft een geografisch overzicht van huidige
en potentiële warmtebronnen in Brabant inclusief de infrastructuur.
Status warmtebronnenregister In april 2019 lanceerden we de eerste versie van het warmtebronnenregister op basis van openbare data. Stapsgewijs verrijken we het warmtebronnenregister met data uit landelijke onderzoeken (bijv. restwarmtelozingen op Rijkswateren) uit lokale potentieel studies (bijv. thermische energie uit oppervlaktewater).
Wilt u op de hoogte blijven van data
updates of heeft u zelf aanvullingen? Dan nodigen we u uit voor de werkgroep
warmtebronnenregister op www.energiewerkplaatsbrabant.nl.
Hier vindt u tevens relevante informatie, handige tools en een
evenementenkalender.
Bij
(technische) problemen met de viewer: geo@brabant.nl.
Disclaimer De gegevens in het warmtebronnenregister zijn afkomstig uit openbare bronnen, opgehaald bij bedrijven/instanties of ontstaan uit interpretaties van lokale potentieel studies. Samen met CE Delft streven we naar de meest betrouwbare en actuele informatie en verzorgen we periodieke wijzigingen. Hierdoor is het warmtebronnenregister continu aan verandering onderhevig en kunnen gegevens afwijken van de werkelijkheid. Niemand kan op een of andere manier rechten ontlenen aan de inhoud. Beslissingen op basis van informatie uit het warmtebronnenregister zijn voor uw eigen risico.
Er bestaat al een warmte-inventarisatie door het Rijksagentschap RVO in de vorm van een landelijke Warmte-atlas. Die is gemaakt door RVO Nationaal Expertisecentrum Warmte ( http://www.rvo.nl/NEW ) en is te vinden op https://rvo.b3p.nl/viewer/app/Warmteatlas/v2 . Wat het verband tussen beide kaarten is, weet ik niet. Wie er bij de provinciale kaart niet uitkomt, kan het ook eens bij de nationale proberen.
Om enig gevoel te krijgen voor de omvang van de taak: in 2016
verbruikte Brabant netto 290PJ energie
waarvan 144PJ in de vorm van warmte
Hoe de kaart werkt Beide zijn interactieve kaarten. Ik druk hieronder voor instructiedoeleinden een paar maal de provinciale kaart af, maar om de informatie per gemeente en warmtesoort binnen te halen, moet men dus naar de website. Ik krijg de gemeentegrenzen er meestal niet op. Wel geeft de kaart de provinciegrenzen en de begrenzing van de vier RES-gebieden (Regionale Energie Strategie).
Hoge temperatuur-warmte (>80 graad C) in het MRE-gebied
Dit is het overzicht van bronnen in het MRE-gebied die warmte leveren > 80°C. Het MRE-gebied is tevens het RES-gebied N-Brabant Zuidoost. Lees dat dus als: in Eindhoven is er één bron van 100-500MWtrermisch (dat is de biomassacentrale Strijp) en een handvol warmtebronnen onder de 100MWth . De grote stip in Helmond is de stadsverwarming van Ennatuurlijk van 122MWth . Hoeveel energie die bron per jaar levert, hangt van de bedrijfstijd af die niet gegeven is. Als voorbeeld een bron van 100MWth bij 1000 uur bedrijfstijd per jaar levert 100 miljoen kWh= 0,36PJ.
De paarse tinten geven de geschatte opbrengsten aan voor diepe geothermie.
Ik zou die vooralsnog met een grote korrel zout nemen.
De Eindhovense rioolwaterzuiveringsistallatie (RWZI) en die van Asten-Someren produceren beide een beperkte hoeveelheid hoge T-warmte uit het vergisten van rioolslib, maar die van Eindhoven maakt daaruit blijkbaar alleen maar warmte (onbekend hoeveel), en die van Asten-Someren 2,3 TJ stroom en 3,65TJ warmte. De RWZI van Asten-Someren zou een kleine 100 huizen kunnen verwarmen, als er een warmte-opslagsysteem aan gekoppeld zou zijn.
Lage temperatuurwarmte <80 graad C) in RES-gebied Midden-Brabant
Er is een datacentrum van NBrIX in Tilburg dat < 25TJ/jaar warmte levert onder de 80°C . 25TJ/jaar zou, als er een
warmteopslag bij hoort en het systeem niet teveel verliest, goed zijn voor orde
van grootte paar honderd woningen. Grofweg hetzelfde wb dat van Dataplace in
Waalwijk.
De RWZI kan technisch (met WKO = warmte-opslagsysteem) 0,89PJ per jaar leveren en zonder WKO 0,82PJ. De RWZI heeft een geavanceerd slib-verwerkingssysteem, dat biogas en stroom maakt maar die ook weer in eigen huis verbruikt. Het is me niet duidelijk in hoeverre het genoemde getal netto of bruto is. Dit illustreert dat men niet klakkeloos informatie van de kaart in politieke eisen kan omzetten. Nadere studie is nodig. (De RWZI van Breda levert warmte aan de stadsverwarming, zie https://ennatuurlijk.nl/warmtenet-midden-en-west-brabant ).
Voor de TAB bioreststromen heb ik de RES-regio NO Brabant genomen, en de gemeente Oss aangeklikt. Dat geeft een cijfer voor biomassa die door vergisting in het energetische circuit gebracht wordt (biogas), en idem door verbranding (biomassa). In Oss bedragen deze 0,40 resp. 0,29PJ . De kaart geeft default de kleuren voor biomassa (als je in de legenda biomassa weg klikt, krijg he de kleuren voor biogas). De informatie-inzet specificeert naar soort materiaal.
Vaste biomassa (beoogd voor verbranding) in RES-regio NO-Brabant
Zoals al gezegd, moet men de informatie uit het Warmteregister niet klakkeloos gebruiken. Het vraagt altijd nader denkwerk alvorens men er wat mee kan. Maar in politieke en bestuurlijke discussies over de energietransitie op lokaal en regio-niveau kan de informatie ook ideeën aanreiken. Bij bijvoorbeeld Waterschappen leven interessante ideeën rond hun RWZI’s.
Ter inleiding De provincie NBrabant wil in 2030 50% minder CO2 lozen. Dat vraagt veel inzet.
Een van de terreinen betreft warmte. De provincie heeft niet altijd wettelijke zeggenschap, maar als middelgrote speler met geld wel vaak invloed. Over het algemeen gaat de provincie hier goed mee om. Zie Brabants Warmteplan nader geanalyseerd .
In het Regeerakkoord is afgesproken dat er per jaar 30.000 tot 50.000 woningen van het aardgas af worden gehaald. Het is bepaald nog niet duidelijk hoe dat moet en daarom is er een Rijksprogramma proeftuinen aardgasvrije wijken opgesteld, waar 85 miljoen bij hoort voor wijken die al in 2018 gestart zijn (van een totaalbedrag dat in eerste instantie 120 miljoen bedraagt). Gemeenten konden daar geld uit vragen en in de eerste lichting waren 27 gemeenten de gelukkige. In NBrabant waren dat
Eindhoven
(de wijk ’t Ven, die aangesloten moet worden op de biomassacentrale in
Meerhoven)
Tilburg
(delen van de wijk Quirijnstok)
Drimmelen
(voor het aardgasvrij maken van het centrum van Terheijde)
Zes
Brabantse gemeenten vielen buiten de boot, waaronder Roosendaal en Breda.
Bij de
begrotingsbehandeling 2019 (op 09 november 2018) namen Provinciale Staten een
motie aan, waarin aan Gedeputeerde Staten gevraagd werd om een middelgrote of
kleine gemeente alsnog te verblijden met subsidie, mits deze
Zich
voor de eerste lichting aangemeld had
50%
zelf bijlapte
De
inwoners van de betreffende wijk participeren
Indien
het om een warmtenet ging, dat dat in publieke handen moest zijn
De motie is
ingediend door D66, de PvdA, de SP, GroenLinks, CU/SGP en Lokaal Brabant.
Roosendaal In Roosendaal staat de afvalverbrander en grondstofrecycler Suez (zie www.suez.nl/nl-nl/locaties/reenergy . Het bedrijf draait er nu jaarlijks 386.000 ton afval doorheen en wil dat opvoeren naar 460.000 ton/y . Voor deze uitbreiding loopt nu een MER-procedure. Als output levert de fabriek nu, naast grondstoffen, 270.000 MWh stroom (ca 0,97PJ), en een heleboel water van 40°C . De transportleiding heeft een capaciteit van 20MW (die bij een fictieve 2000 bedrijfsuren/jaar in vol bedrijf goed zou zijn voor ca 0,15PJ/jaar). 40°C is (o.a. vanwege de legionella) te koud voor tap- en douchewater. Daarvoor is elektrische naverwarming nodig.
S
De warmte wordt in ontvangst genomen door het (gemeentelijke) Duurzaam Energiebedrijf Roosendaal (DER), die het verder distribueert via een eigen stadsverwarmingsnet. Naast enkele andere complexen wordt de nieuwbouwwijk Stadsoevers verzorgd. Daarna was er nog veel warmte over. DER zegt warmte aan te bieden voor 20% minder dan het maximale Niet Meer Dan Anders-tarief (zie https://energieder.nl/veelgestelde-vragen/#vraag1 ).
Met de steun van de provincie (€1,5 miljoen) worden bijna 800 huurappartementen van de woningbouwvereniging Alwel in de bestaande wijk Westrand op de stadsverwarming aangesloten. Dit als onderdeel van een grootscheepse renovatie. Alwel meent dat het gecombineerde pakket in staat moet zijn om de totale woonlasten omlaag te krijgen.
Westrand Roosendaal
Al eerder
heeft Roosendaal €6 miljoen van de provincie gekregen om het
stadsverwarmingsnet op te zetten.
Dit net heeft overigens momenteel geen andere warmteleverancier dan alleen Suez. Een dergelijk privaat monopolie is niet ideaal. Anderzijds produceert Suez in normaal bedrijf sowieso warmte, die het bedrijf hoe dan ook kwijt moet – en nu vangen ze er geld voor. Ik hoop dat de Roosendaalse politiek het contract aandachtig bestudeerd heeft. Er wordt gepraat over andere warmtebronnen (bijv. geothermie), maar de ervaring leert dat dat niet zo gemakkelijk is.
Breda De provincie financiert een haalbaarheidsonderzoek naar aquathermie (Thermische Energie uit Oppervlaktewater, TEO). De locaties Gasthuisvelden en/of Crossmark zouden zich lenen voor de winning en lozing van warmte uit het water van het riviertje de Mark, die via een collectieve voorziening in de huizen gebracht wordt. Dit kan ecologische gevolgen hebben (niet alle plantjes en beestjes kunnen even goed tegen temperatuurwisselingen). Daarom heeft de provincie, samen met Deltares en TNO, een subsidieaanvraag bij het Rijk ingediend. Zie (zie www.deltares.nl/nl/issues/duurzame-energie-uit-water-en-ondergrond/thermische-energie-uit-oppervlaktewater/ ).
Schema van Thermische Energie uit Oppervlaktewater
De proef heeft geen vanzelfsprekend positieve uitkomst. De Wageningse hoogleraar aquatische ecologie Piet Verdonschot ziet wel wat beren in het water .Aquathermievoorstanders zien juist voordelen. Zie ook www.stowa.nl/deltafacts/zoetwatervoorziening/verzilting/ecologische-effecten-koudwaterlozingen . Het is eindoordeel staat nog niet vast, maar de Mark is geen grote rivier. Voorzichtigheid lijkt geboden.
Inleiding Veel winkeliers runnen hun bedrijf, ook midden in de winter, met open deuren. Boven die deuren hangt verwarming, bijvoorbeeld een warme luchtblazer, en veel van de warmte verdwijnt naar buiten. Er moet in Nederland fors op energie bespaard worden. Winkeliers zouden dat kunnen doen met een gewone duwdeur, met een automatische schuifdeur of met plastic lamellen.
Winkeliers denken dat mensen dan minder makkelijk hun winkel binnenstappen. Er is echter onderzoek dat dat tegenspreekt. In 2016 hebben enkele grote winkeliersorganisaties en de stad Antwerpen aan bureau Haystack International gevraagd wat het zou uitmaken als winkels met gesloten deuren zouden werken. Voor de omzet en het aantal klanten zou het niet uitmaken, aldus Haystack International. Maar het aardgasgebruik daalt met 37%.
In
verschillende steden zijn er al initiatieven ondernomen: Wageningen, Tilburg,
Gent, Barneveld.
De actie in Eindhoven In Eindhoven had Milieudefensie op 21 december 2019, het Winkelcentrum Woensel uitgekozen. Om praktische redenen, niet omdat het daar speciaal erg is.
Er was een
publieksflyer voor iedereen en er was een raamposter, die winkeliers konden
ophangen als de deur dicht was en de winkel toch open. Twee ploegjes van elk
twee mensen gingen met de winkeliers praten, en een derde ploegje deelde flyers
aan het winkelende publiek. Dat liep verder allemaal probleemloos.
Bij het winkelend publiek bestaat veel (en vaak spontane) steun voor de actie. Men vindt de situatie raar (“doe je thuis toch ook niet?”). Enige groep die blij was met open winkels was de groep rolstoelrijders (die overigens met een automatische schuifdeur, zoals bij de Jumbo in het Winkelcentrum Woensel) ook goed uit de voeten kan. Er meldde zich niemand die op hoge toon eiste dat het niet hoeven openen van een winkeldeur als een fundamenteel mensenrecht moest worden aangemerkt.
De reactie
van de winkeliers was genuanceerd. Men begrijpt de wens en is er niet mordicus
tegen, maar tussen droom en daad zitten praktische bezwaren als de interne
richtlijnen binnen winkelketens (bijv. de ANWB-winkel die op die locatie geen
enkele concurrentie heeft), of technische kenmerken van de winkeldeur of
investeringskosten.
Maar daar
moet dan maar iets op verzonnen worden, zoals een onderlinge afspraken binnen
de winkeliersvereniging, een overgangsperiode, landelijke richtlijnen voor
ketens, of lokale verordeningen voor winkels, en mogelijk enige vorm van
subsidie.
Het vervolg Milieudefensie heeft een gesprek aangevraagd met de winkeliersorganisatie van het Winkelcentrum Woensel.
Er zullen in
Eindhoven vaker acties opgepakt worden als deze, ook in andere winkelcentra.
Mogelijk kan
het op nationaal niveau opgepakt worden. Daarover valt nu nog niet wat te
melden.
Het rapport van DNV GL – het CO2 – deel Rond 30 oktober 2019 stonden de kranten er vol van: ‘Biomassa toch niet zo duurzaam’ en ‘Meer uitstoot dan bij kolen’ (Eindhovens dagblad 30 okt 2019) en ‘Meer uitstoot dan bij kolen’ (idem) en ‘Biomassa blijkt schadelijker dan gas en kolen’ (Trouw) of ‘biomassacentrales stoten meer CO2 uit dan steenkoolcentrales’(NOS) . Dat zou allemaal in een rapport staan dat ingenieursbureau DNV GL geschreven had voor het Ministerie van I&M.
Nu helpt het niet mee dat genoemd rapport (waar de pers al bovenop gesprongen
is) nog niet gepubliceerd is. Noch op de site van I&M, noch op die van DNV
GL is het te vinden. Merkwaardig dat er
al wel op een of andere, onbekende, manier informatie naar de pers gegaan is.
Maar het rapport zwerft, ondanks de niet-gepubliceerde status, toch op het Internet en ik heb het maar gedownload en bestudeerd. En wat blijkt: de CO2 – bewering is volledig quatsch. Dat ligt niet aan het rapport van DNV GL, want dat is een prima rapport, maar òf aan dat of de journalisten slechts een selectie van het rapport voorgelegd hebben gekregen òf, indien niet, dat ze incapabel waren of van kwade trouw. Want er staat, waar het om CO2 gaat, het tegenovergestelde in. Kijk zel;f maar op
DNV GL heeft als onderzoeksvraag van I&M gekregen om de directe
emissies, behorend bij een aantal centrale-scenario’s, in kaart te brengen. Dat
is braaf gebeurd en die cijfers zien er aannemelijk uit.
Maar iedereen die in deze materie enigszins capabel is weet, dat je bij het opwekken van energie over de gehele levenscyclus van een een proces moet kijken. Uiteraard weet ook DNV GL dat en daarom staat er vier keer een zinnetje dat ‘De CO2 die afkomstig is van de inzet van biomassa, wordt aangemerkt als kort-cyclisch’. En dat betekent niets anders dan dat de, bij de verbranding vrijgekomen CO2 weer door planten opgenomen wordt. Over de hele levenscyclus dus is het verstoken van biomassa CO2 – neutraal (of bijna CO2 – neutraal als er agrarische of bosbouwkundige bewerkingen nodig zijn).
Het rapport van DNV GL –
het niet – CO2 – deel De zes onderzochte scenario’s
zijn:
1,2 en 3: een moderne kolencentrale van 800MWel , slechts
bedoeld voor elektriciteit, met een bij
een moderne kolencentrale horende rookgasreiniging, die voor 0% resp 30%
resp 100% met biomassa bijgestookt wordt.
4: een voor biomassa ontworpen en daarop draaiende centrale van 40MWel
, slechts bedoeld voor
elektriciteit, met rookgasreiniging
5: een voor biomassa ontworpen en daarop draaiende ketel van 100MWth ,
slechts bedoeld voor warmte, met rookgasreiniging
6: een gasgestookte ketel van 100MWth
, slechts bedoeld voor warmte, met rookgasreiniging
Verder moet gemeld worden dat de hieronder genoemde emissiewaarden een worst case-uitkomst zijn. Dit omdat bij de berekeningen aangenomen is dat de concentraties die zijn welke het Activiteitenbesluit als maximum toe staat. In werkelijkheid kunnen de emissieconcentraties veel lager zijn
Omdat het bevoegd gezag bij IPPC-inrichtingen
scherpere eisen mag stellen dan het Activiteitenbesluit
Omdat ook zonder dat de concentraties al onder
de limiet blijven, zoals bijvoorbeeld in biomassa(bij)stook voor zwavel. Er zit
gewoon weinig zwavel in biomassa.
Tenslotte wordt in scenario 2 en 3 aangenomen dat als een kolencentrale op (deels) biomassa overgaat, de rookgasreiniging niet verbouwd wordt (en dus ontworpen blijft voor kolen). Dat is een ongunstige aanname. In biomassa zit bijvoorbeeld 20* zo weinig as als in kolen. Dat zou dan ook ongeveer 20* zo weinig fijn stof betekenen als bij kolen, ware het niet dat biomassa-as en kolen-as verschillen waardoor een op kolen ingerichte rookgasreiniging slechter werkt met biomassa.
Al met al komt er dit plaatje uit:
De waarden zijn dus per eenheid van output (MWh) en niet, zoals een
populaire denkfout wil, per eenheid van input.
Wat hierna komt is van mij en niet van DNV GL.
Een nieuwe biomassacentrale op een plaats, waar er eerst geen stond, brengt nieuwe toxische emissies met zich mee. Dat is een belangrijke overweging. Dit geldt echter voor zeer veel productie-inrichtingen, of het nou de DAF is of een cementfabriek of een kippenboer. In alle gevallen stelt de gangbare milieutechniek eisen aan de emissies. En verder kent de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een zoneringsbeleid dat afstanden voorstelt tussen een inrichting en een woonwijk. De gangbare aanpak in milieuvergunningen is hier van toepassing en als men die niet goed genoeg vindt, kan hij worden aangescherpt. Men krijgt bekende afwegingen die niet wezenlijk anders zijn dan bij bijvoorbeeld een zwaar bedrijventerrein.
Verder brengt de bouw van een biomassacentrale op de plaats, waar er eerst
geen stond, nieuwe stikstofdepositie met zich mee. Afhankelijk van de locatie
in Nederland kan dat op dit moment een blokkade zijn. In hoeverre die blokkade
blijvend is, hangt van het toekomstige stikstofbeleid af.
Een biomassacentrale is niet ideaal. Het punt is dat andere vormen van
duurzame energie, om andere redenen, dat ook niet zijn. De keuze bij duurzame
energievormen gaat niet tussen zwart en wit, maar tussen grijs en grijzer of,
zo men wil, tussen lichter en donkerder groen.
De Amercentrale is goed voor 631MW elektrisch en 350MW thermisch. Het
warmtevermogen wordt geleverd aan de glastuinbouw van Made en aan de
stadsverwarming van o.a. Tilburg en Breda.
Energetisch is de Amercentrale binnen Brabant een speler van belang. Alvorens men lichtvaardig politiek correcte meningen naar voren brengt, is het goed wat eenvoudige rekensommetjes te maken. De provincie Brabant vraagt jaarlijks momenteel om ca 290PJ aan energie (elektrisch en niet-elektrisch samen). Er komt tot nu toe weinig terecht van energiebesparing, maar stel, met enig optimisme, dat het verbruik in 2030 260PJ is. Daarvan zou volgens het concept-klimaatakkoord de helft in 2030 duurzaam moeten zijn, dus 130PJ. Als de Amercentrale in 2030 nog bestaat, is die goed voor ongeveer 18PJ duurzame elektriciteit en (momenteel) ongeveer 4PJ warmte. Hetgeen betekent dat in een optimistisch scenario 1/6de deel van de duurzame energie in Brabant van de Amercentrale komt, en in een meer pessimistisch scenario een groter deel. Men moet dus in Brabant twee wezenlijk verschillende verduurzamingstrajecten plannen: een met, en een zonder Amercentrale. Met bijbehorend toekomstperspectief voor de stadsverwarming in Tilburg en Breda.
Bij de aannames uit de provinciale POSAD-studie komt 22PJ neer op 55km2 zonnepark of 345 windturbines van 7,58MW. Dit heeft landschapsimplicaties waar het recente PBL-rapport over gaat, en ook ecologische implicaties.
Zoals gezegd bestaat er geen duurzame energie-aanpak zonder nadelen, alleen
zijn de nadelen van fossiele energie nog veel groter.
De locatie van de Amercentrale
De Amercentrale in Geertruidenberg – toxische emissies en stikstof De huidige Amer9 vertoont gelijkenis met scenario 2 van DNV GL, en de beoogde Amercentrale vanaf 2025 met scenario 3 van DNV GL. Indien men de specifieke emissies in bovenstaande outputtabel met enige relativering bekijkt, wordt duidelijk dat (dus redenerend op basis van een worst case-scenario en op basis van een niet-aangepaste rookgasreiniging) van nu naar straks
De zwavelemissies drastisch dalen (omdat de werkelijkheid veel gunstiger is
dan het theoretisch maximum)
De stikstofemissies een paar % toenemen (overigens zorgt de energiesector
maar voor 0,3% van alle stikstofuitstoot in Nederland, Junginger)
De stofemissies ca 7% toenemen
Omdat bij de Amercentrale de vergelijking gaat tussen een bestaande en een vernieuwde bestaande inrichting, kan de nieuwe situatie tot een verbetering leiden. Zelfs het eenvoudige compromis om de centrale op 90% van zijn vermogen te laten draaien betekent al een lokale verbetering van de luchtkwaliteit en van de stikstofdepositie. Het kan beter door de rookgasreiniging te optimaliseren. RVO schrijft daarover op www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/duurzame-energie-opwekken/bio-energie/toepassingen/verbrandingstechnieken .
Rookgasreiniging BWI De Lage Weide Utrecht van Eneco
Met enig googlen vindt men een rookgasreiniging van Eneco voor een installatie in Utrecht (op www.eneco.nl/over-ons/projecten/biowarmte-installatie-lage-weide/luchtkwaliteit/ ), en die zit heel anders in elkaar als de huidige rookgasreiniging van de Amercentrale. In plaats van fundamentalistisch over de morele verwerpelijkheid van biomassa te spreken, zou men ook eens over kunnen nadenken over een praktisch uitvoerbaar en liefst betaalbaar plan voor de verbouwing van de rookgasreiniging van de Amercentrale. De toxische emissies van de Amercentrale moeten een heel eind omlaag kunnen.
Actualisatie dd 20 december 2019 mbt stikstof Gedeputeerde Staten van NBrabant hebben in de nieuwe Natuurvergunning van de Amercentrale aan RWE opgedragen zijn lozingen NH3 en NOx drastisch te verminderen. Die waren al drastisch verminderd, omdat in 2015 de Amer 8 (kolencentrale) dicht gegaan is. De vigerende Natuurvergunning uit 2011 moest nog formeel worden omgezet. Dat is in december 2019 gebeurd. De feitelijke emissies waren al zeer veel kleiner dan de maxima die RWE aangevraagd had. Zoveel minder zelfs, dat men zich kon afvragen of de vergunning niet gewoon nog scherper kon. Die redeneerlijn hebben GS van Brabant gevolgd. De toegestane maxima zijn lager vastgesteld dan die welke RWE aangevraagd had. Bovendien moet RWE jaarlijks zijn ammoniaklozingen doorgeven. Als blijkt dat die voortdurend ver onder de limet van de nieuwe vergunning zitten, wordt de vergunning opnieuw aangescherpt.
Overigens is ammoniak voor de Amercentrale geen afvalproduct van de energie-opwekking, maar een ingredient voor de DENOX-installatie waarmee de NOx-lozingen tot ongeveer 20% worden teruggebracht. In het DENOX-procede reageren ammoniak en stikstofoxiden tot gewone atmosferische stikstof en water. Idealiter komt er geen ammoniak vrij, maar in praktijk is het proces niet feilloos te regelen en komt er af en toe wat vrij. De vergunning komt dus neer op calamiteitenruimte. (Je kunt het DENOX-proces vergelijken met het toevoegen van Ad Blue aan de uitlaat van dieselauto’s.) Wie meer wil weten, zie hieronder.
Junginger in de krant Hoogleraar bio-economie Martin Junginger stond in de krant ( www.ad.nl/binnenland/ban-op-biomassa-zou-rampzalig-zijn-voor-het-klimaat~a8f0610a/ ) – AD, dus ook Eindhovens Dagblad. Ik heb het artikel met grote instemming gelezen. Wat geen toeval is, want ik heb mijn mening over biomassa opgebouwd o.a. door Junginger te lezen en in levende lijve aan te horen. Ik adviseer dringend om dit artikel te lezen. Hij is een van de grote Nederlandse experts.
Het artikel is te lang om helemaal door te nemen. Een paar highlights.
Het aandeel van een nieuwe professionele biomassabijstook in de luchtvervuiling is relatief zeer gering
Alle open haarden in Nederland moeten verboden worden
Kleine biomassacentrales midden in een woonwijk moet je niet willen
Je moet een evenwicht vinden inzake het achterlaten van dood hout in een bos. Te weinig is slecht voor de biodiversiteit, te veel is slecht vanwege bosbranden
Je hebt allerlei soorten biomassa en allerlei soorten centrales
Transportverliezen over zee zijn zeer gering
Zelfs inclusief de subsidies op biomassa levert zaaghout twee tot vier keer zoveel op als pellets. Met pellets kan een deel van het dode hout economische waarde krijgen
Je kunt een bos het beste gebruiken voor energie èn materialen
Biomassa, alleen om elektriciteit te maken, moet je niet willen. Biomassa om warmte te maken zul je nog lang nodig hebben. Op de lange duur zal biomassa steeds meer naar groene chemie gaan (bijvoorbeeld kerosine en zwaar transport)
SP-leden in het Energiehuis Helmond op 29 nov 2019 (foto bgerard)
Ik heb met de fractie van de SP in Provinciale Staten op 29 november 2019 een werkbezoek gebracht aan het Energiehuis Helmond. Ook een aantal actieve leden uit naburige SP-afdelingen was aanwezig.
Het Energiehuis Helmond is een organisatie die voorlichting geeft over besparingsmogelijkheden en energieopwekking in de gebouwde omgeving. Het bedient o.a. woningen, kantoorachtige bedrijfsruimtes en onderwijsgebouwen. Omdat woningbouwverenigingen vaak zelf al een programma hebben en bijbehorende kennis, ligt de focus van het Energiehuis vooral op koopwoningen. Er is echter wel contact met woningbouwcorporaties. Het Energiehuis heeft de organisatorische vorm van een winkel, waarin men zonder afspraak binnen kan lopen (wel even vooraf de openingstijden checken!). Maar het Huis organiseert ook thema-avonden en werkt ook voor groepen.
Het Energiehuis draait op vrijwilligers en is onafhankelijk. De gemeente Helmond betaalt de vaste huisvestingslasten. De getoonde apparatuur is afkomstig van de producenten (donatie of bruikleen), en niet van de Helmondse middenstand. Er bestaan geen voorkeursbehandelingen of sponsorrelaties. Het Klimaatakkoord definieert ook regionale adviescentra (bijv. op schaal van de MRE). Hoe dat gaat uitwerken en welke positie het Energiehuis daarin krijgt, is nog onduidelijk.
De
presentatie leidde tot een uiterst geanimeerde en vruchtbare discussie. Die
bijvoorbeeld bij enkelen tot het inzicht leidde dat de gemeenteraden al in 2021
een Warmteplan vastgesteld moeten hebben, en dat dat best snel is.
Ter inleiding De Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie (NVDE) heeft een paper uitgebracht, dat diepgaand beschrijft hoe, hoeveel en onder welke voorwaarden biomassa als duurzame energie betiteld mag worden. Dat is vaak. Het paper is te downloaden op http://www.nvde.nl/nvdeblogs/nvde-position-paper-biomassa-en-bio-energie/ .
Het paper
bestaat uit twee delen. Er is eerst een
wetenschappelijke tekst van 28 pagina’s over alle vormen van biomassa. Vervolgens
is er voor de deelcategorie ‘houtige biomassa’ een samenvatting gemaakt in de
vorm van 10 vragen-en-antwoorden .
Diverse soorten biomassa en hun gebruik (hout is maar een deel van een grotere categorie)
Ik vind het
fantastisch. Blijkt dat de kennis, die ik zelfstandig bijeen gesprokkeld heb en
die in diverse artikelen op deze site verwoord is, bijna tot in de finesses overeenkomst
met de analyses van de NVDE.
Bovendien gaat de NVDE soms zover de diepte in, dat ik er nog wat van kan
leren, o.a. over de korte stikstofkringloop.
Ik ben blij
dat de NVDE eindelijk zijn verantwoordelijkheid neemt en de vele broodje
aap-verhalen helpt bestrijden die over dit onderwerp in omloop zijn.
Overzicht van de SDE+ – subsidies voor diverse doelen. Alle biomassaprojecten samen zijn over 2012 t/m 2018 goed voor ca 16 van de 42 miljoen € daadwerkelijk uitgegeven subsidie
Subsidies De diverse gruwelbeweringen over biomassasubsidies zijn zo’n broodje aap-verhaal. In het Algemeen Dagblad (annex Eindhovens Dagblad) wordt van “€11,4 miljard voor allerlei biomassa-installaties” gewag gemaakt die op geen enkele manier verantwoord worden. Ik heb actief gezocht naar een methode om op een of andere manier die 11,4 miljard kon terugvinden, alsmede over hoeveel jaar dat was, alsmede wat precies bedoeld werd met “allerlei biomassa-installaties” (er is veel meer biomassa in gebruik dan alleen het hout waarover het artikel ging), maar noppes. Men kletst maar wat. Het EASAC-rapport en Louise Vet hebben het over €3,6 miljard in acht jaar (welke acht jaar?) voor houtbijstook in kolencentrales (dus al heel wat minder als het EhvDagblad), maar parkeren je in de literatuurverwijzing bij de openingspagina van de SDE+-regeling met 25295 resultaten – en daarna zoek het maar uit. Dit is regelrecht academisch onfatsoen en een reden te meer dat dit artikel niet door een eventuele peer review had mogen komen. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=10525 .
Hierboven
wat de SDE+-regeling feitelijk van 2012 t/m 2018 uitgegeven heeft voor de
diverse sectoren. Benadrukt moet worden dat biomassa een containerbegrip is
waarvan hout maar een deel is. Snel even uit de losse hand schattend kom ik
hierboven op 16 miljard over 2012 t/m 2018 voor alle vormen van biomassa samen.
Stikstof De energiesector is goed voor 0,3% van de Nederlandse stikstofdepositie. Dit mede omdat het statische inrichtingen zijn waar een goede rookgasreiniging uitgevoerd kan worden, inclusief soms een DENOX-installatie. Dat een dergelijke geringe hoeveelheid een rol speelt, is omdat andere sectoren (als vooral de landbouw, maar ook het verkeer) de boel dusdanig verziekt hebben dat elke groei van iets kleins tot een probleem leidt.
Het rapport van DNV GL ( zie https://www.bjmgerard.nl/?p=10699 ) zegt dat biomassaketels relatief meer stikstof uitstoten dan aardgas. Dat is ook zo omdat aardgas geen biologische stikstof bevat en (bijvoorbeeld) hout wel. Aan de ene kant wordt die stikstof bij verbranding omgezet in NOx. Aan de andere kant legt groeiend hout ook weer stikstof vast. Kort door de bocht gezegd, wordt het meerbedrag aan stikstof bij biomassastook in de korte cyclus ook weer opgenomen in nieuw hout. Er geldt dus hetzelfde voor als voor koolstof.
Duurzaamheidscriteria Het Position Paper gaat hierop dieper in. Ik beperk mij tot een afbeelding.
SFM = Sustainable Forest Management; BKG Balans = BroeiKasGas balans = Richtlijn 2009/28/EG Koolstofschuld = dat je eerst koolstof vrijmaakt voor die weer terug keert ILUC = Indirect Land Use Change Chain of Custody = documentatieverplichting over de levensloop)
Fijnstof-emissie Bij het verbranden van dingen komt fijn stof vrij. Als het een inrichting is waar er eerst geen stond is dat een verslechtering, waartegen over een klimaatverbetering staat. Dit vraagt om afweging van belangen. Het hangt er onder andere van af hoe goed de techniek is, hoe groot de capaciteit en de afstand tot woningen. Als er al een inrichting stond die stof loosde, en die wordt verbouwd, kan het om een vooruitgang gaan. Moderniteit en grootschaligheid bevorderen relatief lage emissies.
Zonnepark Bockelwitz-Polditz aan de Mulde (Dld) (foto bgerard)
(Dit park telt 14000 panelen, samen goed voor 3,15MW piek, en was daarmee in 2010 het 130ste park van Duitsland).
De zonneladder: constructief of destructief? De natuur- en milieuorganisaties zitten in een spagaat tussen enerzijds de eisen die de energietransitie aan het landgebruik stelt (turbines en PV-opstellingen) en anderzijds hun traditionele kernwaarden natuur en landschap. Dat is niet verrassend en ze zijn niet de enige die met dat probleem kampen.
De organisaties hebben op 10 jan 2019 hun “Constructieve Zonneladder” gepresenteerd. Zie www.nmu.nl/nieuws/wij-presenteren-de-constructieve-zonneladder/ . Het was hun eigen werkstuk en er stonden geen handtekeningen onder van organisaties buiten de natuur- en milieuhoek.
Inmiddels is de zonneladder in het nationale beleid opgenomen.
De centrale kwestie is dat men met enig cijferwerk al gauw tot de conclusie komt dat er zonneparken in het vrije veld nodig zijn. De ‘pijnloze’ oplossingen als daken en restterreinen hebben simpelweg veel te weinig oppervlak om aan de vraag te kunnen voldoen. In de ‘constructieve zonneladder’ wordt een procedure beschreven van pijnloos naar pijnlijk, maar in dergelijke termen dat de aanleg van flinke zonneparken, die er qua opbrengst toe doen, door de toonzetting van het verhaal ontmoedigd wordt. Men wil eerst de daken vol en dan de restterreinen en dan eens gaan nadenken over weilanden. Het staat er niet met zoveel woorden, maar een soort volgtijdelijkheid is wel de teneur. Vooral Natuurmonumenten blijkt met grote regelmaat een tegenstander van duurzame energie.
De Constructieve Zonneladder heeft destructieve elementen, vooral als hij stringent wordt uitgelegd – wat vele tegenstanders van zonneparken graag doen. In stringente vorm is de zonneladder een sabotage-instrument.
De druk om snel
zonneparken in het open veld te bouwen is sterk toegenomen.
Vandaar dat de natuur- en milieuorganisaties het uiteindelijk meegegaan in een uitnodiging van de branchevereniging Holland Solar ( https://hollandsolar.nl/home ). Dat is de ‘Gedragscode zon op land’ geworden, te vinden op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2020/03/04/gedragscode-zon-op-land . De denkomslag is van ‘hoe het niet hoort’ naar ‘hoe het wel kan’. Dat is aangenaam. Ik heb op deze site al vaker gezegd dat je niet alleen de vraag moet stellen of je zonneparken moet willen (het antwoord is JA), maar ook hoe je ze moet willen . Zie Zonneparken, natuur en landbouw .
De code
heeft betrekking op zonneparken op de grond (niet drijvend en op gebouwen).
Natuurontwikkeling bij Duitse zonneparken
Er zijn drie
leidende principes:
Bij
elk project komt een op het project afgestemde vorm van participatie
Het
zonneveld moet, per saldo, een verbetering voor de landschappelijke en
natuurwaarde van het gebied betekenen
Als
de grondeigenaar en het bevoegd gezag dat willen, wordt het zonnepark
omkeerbaar aangelegd, zowel beleidsmatig als fysiek
Deze
principes worden vertaald in concrete toezeggingen:
De
gemeente maakt beleid, kijkt eerst naar daken en restgronden, stelt daarna
zoekgebieden voor parken vast, en betrekt de inwoners daarbij
Nationale
parken en Natura2000-gebieden blijven buiten beschouwing
In
Natuurnetwerk-gebieden (de vroegere Ecologische Hoofd Structuur), beschermde
landschappen en weidevogelgebieden mogen enkel zonnevelden komen als het
initiatief goed uitpakt voor relevante lokale natuurwaarden en de
landschappelijke beleving
Tussen
de intentieovereenkomst en de definitieve overeenkomst neemt het bevoegd gezag
een besluit en worden de omgeving geconsulteerd
Er
komt procesparticipatie voor omwonenden, commerciële ontwikkelaars,
energiecoöperaties en andere belanghebbenden
Er
komt financiële participatie, waartoe de overeenkomst twee passages uit het Klimaatakkoord
citeert. Gestreefd wordt naar 50% eigendom op ondernemersbasis (dus mee
investeren en risico lopen). Dit krijgt per project vorm.
Er kan een gebiedsgebonden bijdrage verstrekt worden.
Een
combinatie met agrarisch gebruik (bijvoorbeeld vrije uitloop-schapen of -kippen)
is denkbaar
Projectontwikkelaars
gaan niet met een hagel aan aanbiedingen schieten in de hop dat er één
grondeigenaar meedoet. Dat geeft onrust.
Bij
de aanleg zorgt de ontwikkelaar voor ruimte voor natuurelementen, klein wild en
inheemse kruidenrijke vegetatie die niet vaak
gemaaid wordt. Die kunnen eventueel na beëindiging van het park blijven
bestaan.
Waar schade onvermijdelijk is, moet gecompenseerd worden.
Voor
de inpassing wordt o.a. een landschapsarchitect of een historisch geograaf betrokken
Een
park krijgt in principe minstens 25% onbedekt oppervlak, tenzij er redenen zijn
voor meer of minder. Dat staat toetreding van voldoende licht en water tot de
bodem toe. De grondwaterstand wordt in overleg met het Waterschap vastgesteld
Als
regel worden er geen bestrijdingsmiddelen gebruikt
Indien
een park tijdelijk bedoeld is, wordt de bodem in de oude toestand terug
opgeleverd
Bij
de aanleg en het beheer krijgen (indien mogelijk) bedrijven uit de omgeving
voorrang
Er
is ruimte voor monitoring een bijsturing
Naleving
van de code wordt met diverse juridische technieken afgedwongen. Uitzonderingen
kunnen in overleg worden toegestaan. Niet-naleving kan gemeld worden.
Zonnepark bij Borna ten Zuiden van Leipzig (foto bgerard)
Dat is ‘Serious mismatches continue between science and policy in forest Bioenergy ‘ , geplaatst in BIOENERGY van Wiley, augustus 2019. Men kan het vinden op https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1111/gcbb.12643 . Het is Open Source. Eerste auteur is Michael Norton van het secretariaat van de EASAC, veertiende auteur en enige uit Nederland is Louise Vet van het Nederlands Ecologisch Instituut in Wageningen.
Louise Vet heeft op dit onderwerp al jaren een activistische insteek, hoewel de bosbouw en de energieproductie niet haar eigenlijke kennisterrein zijn. Dat is soms te zien. Nu heb ik niets tegen een combinatie van activisme en wetenschap (ik probeer het zelf ook), maar dan moet je het wel goed doen. Dit artikel is wetenschappelijk niet goed. Mijns inziens kloppen de redeneringen niet en zijn de conclusies op zijn minst niet bewezen en, minstens voor een deel, onwaar. Ik begrijp niet dat het artikel door de peer review gekomen is.
De locatie van de Amercentrale
Het belang Je praat niet over zomaar niks. Je praat bijvoorbeeld over de toekomst van de Amercentrale, en over de stadsverwarming die daar aan hangt, en over stadsverwarmingen van Meerhoven en Helmond. De Amercentrale (momenteel 50% kolen en 50% biomassa) staat voor de keus tussen òf sluiten òf voor 100% op biomassa overgaan. De planning van de onderneming is dat de centrale in 2020 op 80% biomassa gaat draaien, en in 2025 voor 100% (dat eist de regering). Als de Amercentrale binnenkort voor 80% op biomassa draait, is hij goed voor een derde van de duurzame energie in Brabant. Elke planning van duurzame energie in Brabant is zinloos als niet eerst de toekomst van de Amercentrale vast staat. Het ding is dan goed voor 13,6PJ/y en dat is (bijvoorbeeld) ruim het drievoudige van het totale Brabantse windprogramma. Gaat de centrale dicht, dan gaat de stadsverwarming in Tilburg en Breda (goed voor grofweg 2,5PJ) voor onbepaalde tijd op gas over.
Op zijn minst een zaak, die belangrijk genoeg is om niet af te wikkelen op basis van een flutartikel.
Biomassacentrale Meerhoven (Eindhoven)
Waar we het over eens zijn Het is het eenvoudigste om te beginnen met waar we het over eens zijn. Norton en Vet en anderen hebben het in hun artikel bewust niet over Tweede Generatie Short Rotation Crops (bijvoorbeeld wilg en populier), overblijvende grasachtige planten (zoals Olifantsgras) en andere gewassen met een korte cyclus. Ook ik heb daar aandacht aan besteed, bijvoorbeeld in mijn afstudeerscriptie over synthetische kerosine. Je kunt hier prima biokerosine van maken. Verder hebben Norton en Vet en anderen geen bezwaar tegen de traditionele bosbouw en de manier, waarop die met zijn producten omgaat. Ook Norton en Vet en anderen vinden dat een duurzaam beheerd bos koolstofneutraal kan zijn.
Duurzaam en niet duurzaam beheerde bossen; de schaal in de discussie Je zou denken dat iemand die vindt dat een duurzaam beheerd bos goed is, en die ten strijde wil trekken tegen misstanden die het gevolg zijn van niet-duurzaam beheerd bos, moeite doet om aan te tonen dat het reëel bestaande bosbeheer niet deugt. Je moet daarvoor aantonen dat het maximum, dat duurzaam beheerd bos aan bioenergie kan leveren, overschreden wordt en dat dat aan niet-duurzame kap geweten moet worden. Merkwaardig genoeg gebeurt dat, op één uitzondering na, niet (en die uitzondering klopt niet). Daardoor blijft de mogelijkheid open dat de genoemde getallen simpelweg met gangbaar bosbeheer op te brengen zijn. Nog sterker, ik denk dat dat in de EU zo is.
Uit het IPCC-rapport ‘Climate Change and Land, 2019) meetpunten boven de streep geven bosverlies aan, onder de streep boswinst
Hier is een nuancering op zijn plaats. Zoals ook uit het recente IPCC-rapport over land use blijkt, loopt het bosbeheer op de verschillende continenten sterk uiteen. Het is in Zuid-Amerika en Zuidoost Azie droevig, maar in Europa neemt de oppervlakte en het volume van het bos al decennia toe.
Als dus Greenpeace actie voert tegen de kap van het tropisch regenwoud met een orang oetan op de achtergrond, hebben ze gelijk. Overigens wordt vooral gekapt voor andere producten dan bio-energie (voedsel voor mens en dier en andere niet-energieproducten). Als Greenpeace dezelfde actie zou voeren in Zweden met een eland op de achtergrond, zou dat idioot zijn – maar dat doen ze dan ook niet.
Norton en Vet en anderen springen in hun artikel voortdurend heen en weer tussen verschillende schalen, en dat is een recept voor ellende. Artikelen als deze moeten per continent geschreven worden. En omdat de EU maar weinig biomassa voor energiedoeleinden van buiten de EU importeert, is voor een politiek relevante discussie de schaal van de EU de meest logische. Norton en Vet en anderen zouden dus moeten bewijzen dat de stromen van houtige biomassa binnen de EU niet binnen het traditionele bosbeheermodel verklaard kunnen worden. Daartoe doen ze geen poging. Het verhaal is in feite één grote (als –> dan) constructie. Als er een misstand is, dan volgt er ellende. De misstand is dat er massaal gekapt zou worden voor energiedoeleinden, en de ellende is dat dan tot de 2050 van het Klimaatakkoord van Parijs de CO2 in de atmosfeer omhoog gaat en niet omlaag. Het “–>dan” wordt in het verhaal min of meer aannemelijk gemaakt, maar het “als” blijft geheel buiten beschouwing – althans, in Europa.
RED II Norton en Vet en anderen doen de nieuwe RED II-richtlijn met een achteloos handgebaar af. Die richtlijn betitelt (onder voorwaarden) houtige biomassa als ‘duurzaam’ en daarom deugt het niet. Wat bewezen moet worden, wordt als aanname in het verhaal gestopt. Nu is RED II een politiek compromis en sommigen zouden het scherper willen hebben (ik ook), maar het is helemaal niet zo’n slecht compromis. De voorwaarden voor het bijstoken van houtige biomassa zijn best streng. De drie meest relevante bepalingen (artikel 29):
Waarna in een dik pak bijlagen voor honderden verschillende situaties de bespaarde CO2 gespecificeerd wordt (Bijlage VI: spaanders van populierenhakhout, niet bemest, die van binnen 500km komen, moeten bij gebruik voor warmte 90% broeikasgas besparen. Komen ze idem van binnen de 2500 km (pakweg Riga), dan moeten ze idem 86% besparen. Anders dan gedacht, kost het transport dus relatief niet veel energie, maar dat heb ik hier al vaker gezegd ( Houtsnippers importeren loont energetisch de moeite )
Getallen en percentages Men heeft in het artikel geen gevoel voor getalverhoudingen, of men wil dat niet hebben.
Zo wordt dramatisch gebracht dat er mondiaal 10 miljoen ton pellets verhandeld worden. Klinkt veel, maar het is goed voor minder dan 200PJ en de mondiale pellethandel is nog niet eens de helft van het Nederlandse elektriciteitsbudget. Of anders: de gemiddelde jaarlijkse boskap in de EU is 281 miljoen ton, waarvan 57 miljoen ton in het bos achterblijft (de jaarlijkse aangroei in de EU bedraagt 444 miljoen ton). Tegen een dergelijke achtergrond hoeft men zich niet meteen onder een wereldwijde 10 miljoen ton bedolven te voelen.
Een
vergelijkbaar verhaal over het mondiaal opgesteld vermogen in 2018 van 95687MW uit pellets (zal wel stroom
en warmte samen zijn, maar dat staat er niet bij). Klinkt ook weer veel, maar
het is 96GW en alleen al het in Nederland opgesteld elektrisch vermogen is 30GW
(warmte niet meegeteld).
Zo ook de subsidies. Nederland wil, opgeteld over acht jaar, €3,6 miljard uittrekken om biomassabijstook in kolencentrales te subsidieren. Inderdaad, er zijn dagen dat ik zo’n bedrag niet heb. Maar is het veel? Het is gemiddeld 0,450 miljard per jaar op een SDE+-budget dat in 2018 12miljard was, waarvan 9,6 miljard uitgegeven. Het is een flink bedrag, maar niet uitzonderlijk.
De
groot lijkende getallen zijn in feite klein.
Het gebruik van geoogst hout in het Zuidoosten van de VS
Verder gaan Norton en Vet en anderen merkwaardig met percentages om – een traditionele valkuil. Dat de traditionele bosbouw niet kan leveren, wordt volgens Norton en Vet en anderen bewezen door een statistiekje van de site van Enviva, een producent van pellets en aanverwant in de VS. (Enviva werkt in het gebied in de VS waar indertijd de uitzending van Zembla over ging).
Ze gaan hier op twee manieren de mist in. Zie http://www.envivabiomass.com/biomass-products/ . Enviva zegt op zijn Track en Trace dat 17% uit residues bestaat, en dus moet de rest wel uit rondhout bestaan, aldus Norton en Vet en anderen. Ga je kijken op de opgegeven site (niet alleen bij track and trace, maar ook bij products), dan zit het iets anders. Enviva gebruikt bomen die niet gezaagd kunnen worden (klein, krom, ziek); tophout en takken; hout dat vrijkomt bij het uitdunnen van bossen); en ‘mill residues’ die van de industrie terugkomen. In gangbaar Nederlands is het hele pakket residu en is de industrieresidu dus 17% van het totale residu. Ten tweede kunnen dit soort residuen niet alleen maar dienen voor brandhoutsnippers, maar ook voor spaanplaat en aanverwant. Die twee bestemmingen concurreren als het ware met elkaar (bij Staatsbosbeheer gaat er bijvoorbeeld meer snipperhout naar spaanplaat enz dan naar brandhout).
Bestemmingen van hout dat vrijkomt bij Staatsbosbeheer (eigen site)
Dus een onbekend deel van het hout in het Zembla-gebied komt bij Enviva terecht, en dat onbekende deel is allemaal residu (als Enviva de boel niet bij elkaar liegt, maar daarvoor is geen enkel bewijs). Op basis van de door Norton en Vet en anderen gepretendeerde statistiek kunnen geen conclusies getrokken worden. In een academische publicatie mogen dit soort fouten niet voorkomen.
Conclusies Door de ondeugdelijkheid van de argumentatie kunnen Norton en Vet en anderen op geen enkele wijze waarmaken dat er een andere werkelijkheid is dan de werkelijkheid, waarvan ook zij de waarde erkennen, namelijk de traditionele steady state- of zelfs groeibosbouw, zoals die al decennia of zelfs eeuwen plaatsvindt, op zijn minst in Europa.
Daarmee valt de bodem onder hun verhaal weg. Dat veronderstelt namelijk, dat er een scherpe overgang in de tijd is vóór welke de bosbouw goed was en ná welke er ineens massaal voor energiedoeleinden gekapt werd. Maar die scherpe overgang is er helemaal niet en er wordt helemaal niet voor alleen maar energiedoeleinden gekapt (althans in Europa). Alleen al economisch zou dat onzin zijn, want brandhout brengt het minste op. Daarmee is het besluit om niet met de levenscyclus van een boom te redeneren, maar om alleen naar de opbrengst te kijken op het moment van verbranden , onjuist geworden, en overwegingen dat dan hout per GJ minder opbrengt dan kolen of gas volstrekt irrelevant.
Toegevoegde waarde in de houtketen
Norton en
Vet en anderen verdedigen een extreem en ongefundeerd standpunt. Ik ga zelf
zeker niet op het andere uiterste zitten. Met biomassa is het als regel zo dat
er wel wat kan, maar zeker niet alles. Ik eindig met twee sheets met aanbevelingen,
die ik op een themadag van Milieudefensie op 09 oktober 2019 over biomassa
gegeven heb .