Verslag demonstratie Duitse bruinkoolmijn – Ende Gelände

Ik heb in deze kolommen een aankondiging gezet van een demonstratie bij de de Duitse bruinkoolmijn in de Lausitz. Die demonstratie is een succes geworden.

Actievoerders bij Ende Gelände 2016
Actievoerders bij Ende Gelände 2016

In het online-blad De Correspondent staat een verslag. Zie https://decorrespondent.nl/4574/Demonstreren-voor-het-klimaat-Deze-mensen-deden-het-wel .

Ik vind overigens De Correspondent een goede krant. Ik lees hem zelf al een tijd en haal er veel uit. Dat leidt soms tot artikelen op deze site.

Ik raad anderen aan zich ervoor in te schrijven.

Belgische nucleaire prof tegen heropstart van Doel3 en Tihange2 – update2: ondeugdelijk staal gebruikt

In een groot interview in het Belgische blad Knack (http://www.knack.be/nieuws/belgie/de-scheuren-in-doel-3-en-tihange-2-kunnen-groeien/article-longread-672639.html ) stelt professor Walter Bogaerts “Met wat ik nu weet, zou ik een heropstart van de kerncentrales niet langer aanbevelen.”

Walter Bogaerts
Walter Bogaerts

Bogaerts is niet de eerste de beste. Hij is specialist in corrosie en metaalmoeheid in roestvrij staal, hoogleraar in Leuven en Gent, en een wereldwijd geraadpleegde expert in de petrochemie en de nucleaire sector.
Hij is geen activist tegen kernenergie. Integendeel, hij is ruim vijf jaar CEO geweest van Belgoprocess, een bedrijf dat geconditioneerd is in de verwerking, conditionering en opslag van kernafval.

Desalniettemin is hij het niet eens met de Belgische nucleaire waakhond, de FANC (Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle), en met het StudieCentrum voor Kernenergie SCK. Het verschil van inzicht gaat over Bogaerts’ vak, corrosie, in dit geval in de 20 cm dikke wand van het reactorvat (waarbinnen zich water van 3400C onder 150 atmosfeer bevindt. De corrosie leidt tot dunne, maar behoorlijk lange behoorlijke scheuren die evenwijdig aan het oppervlak lopen.
De discussie is niet zozeer of er corrosie kan optreden (dat staat vast), maar over a) hoe erg het is en met name b) of het erger wordt en c) of het metaal het zodanig kan begeven dat het water uit het vat loopt.
Het FANC en het SCK geven op deze drie vragen een geruststellend antwoord, Bogaerts (en zijn collega Digby Macdonald) niet (zie FANC-standpunt )

In de politiek moet men soms op basis van tegenstrijdige gegevens een besluit nemen, ook al zou je dat niet willen. De vraag is dus wie je gelooft als de deskundigen het oneens zijn.
Voor zover ik het probleem begrijp (corrosie is mijn vak niet), zijn er drie redenen waarom een stalen reactorvat kan gaan corroderen:
– Waterstofverbrossing (er zamelt zich in en tussen de kristallen steeds meer waterstof op, een bekend probleem). Als je aanneemt dat die waterstof alleen in het metaal terecht gekomen is bij de fabricage van de vaten, zit je op de lijn van de FANC, en als je aanneemt dat het een voortschrijdend proces is omdat de straling in het reactorvat steeds opnieuw watermoleculen splitst en waterstof en zuurstof, kom je dichtbij het standpunt van Bogaerts terecht (die in het interview dit niet met zoveel woorden gezegd heeft)
– Neutronenbestraling is een bekende oorzaak van verbrossing, die voortdurend doorgaat.
– Thermische stress in het materiaal door aan- en uitzetten van de centrale, wat op gezette tijden plaats vindt.
Volgens mij zijn het allemaal structurele en cumulerende oorzaken, die bovendien in vereniging werken.

Kristalfouten bij de fabricage zijn meestal, zoals Bogaerts zegt, ‘een vingernagel groot’. Bij de stillegging in 2012 vond men scheuren tot ruim 2 cm, en na de stillegging in 2014 van 15 tot 18 cm. Intussen zijn ook de detectiemethodes verbeterd, maar ‘ook in de vroege jaren ’80 bestonden er wel degelijk methoden om scheuren op te sporen’. En waarom ze toen dan niet ontdekt werden (Bogaerts) ‘omdat ze er niet waren of alleszins niet zo groot waren.’ en de FANC ‘de ingenieurs die destijds de ultrasooninspecties hebben uitgevoerd op basis van hun ervaring geoordeeld hebben dat er geen fouten gevonden waren die expliciet in het inspectieverslag moesten worden vermeld. Dat was conform de praktijken van die periode.’ En de FANC vindt de 15 tot 18 cm overdreven hoog ingeschat.
Een praktijktest met intensieve neutronenbestraling leidde tot spectaculair slechte en tot nu toe niet uitgelegde resultaten.
Bogaerts en de FANC zijn het erover eens dat deze reactievaten afgekeurd zouden worden, als je er nu mee kwam aanzetten.

Tihange

De discussie heeft internationaal aandacht getrokken, onder andere van de overheden uit naburige landen. De stad Aken heeft de exploitant van Tihange voor de rechter gedaagd. Die rechter krijgt daar een aardige klus aan.
De Duitse deelstaten NoordRijnland-Westfalen en Rijnland-Palts hebben aangekondigd een gezamenlijke klacht in te gaan dienen bij de EU en de Verenigde Naties.
De discussie laait nog hoger op omdat het kabinet net in deze tijd jodiumpillen ging verspreiden.

Op 11 maart 2016 meldde de Rheinische Post, dat de Belgische kerncentrales in Doel en Tihange niet over een gefilterd overdrukventiel beschikken. Dat is een voorziening die het mogelijk maakt om bij een calamiteit (bijvoorbeeld het smelten van de reactorkern) de ontstane overdruk gefilterd en gecontroleerd te lozen in plaats van ongefilterd en ongecontroleerd (bijv. bij een gunstige windrichting).
Alle Duitse centrales hebben na Tsjernobyl zo’n voorziening gekregen. Andere landen waren daar later mee, maar Fukushima heeft ook daar de doorslag gegeven.
Overigens helpt een filter alleen tegen deeltjes en niet tegen gasvormige splijtingsproducten zoals krypton en xenon.

Op 14 mei meldde de Belgische krant De Tijd dat de kans bestaat dat de kerncentrales stalen onderdelen bevatten die niet aan de normen voldoen. Men heeft het vele decennia niet al te nauw genomen in de Franse Creusot-fabrieken waar het staal vandaan komt. De Franse kerncentralebouwer Areva heeft de onderneming een jaar of tien geleden overgenomen. Areva heeft moeten opbiechten dat bij 400 onderdelen ‘onregelmatigheden’ waren vastgesteld.

Uitbater Electrabel van Doel en Tihange heeft gezegd dat het ‘te vroeg is voor conclusies‘.
De nucleaire waakhond FANC is sinds kort met de zaak bezig en heeft opheldering bij Areva gevraagd.

Voor het artikel in De Tijd zie http://www.tijd.be/ondernemen/milieu_energie/Onderzoek_sjoemelstaal_in_kerncentrales.9766259-3088.art .

Mijn politieke oordeel is dat het verhaal tegen heropening van Doel3 en Tihange2 een stuk sterker is dan het verhaal vóór heropening.

Dit oordeel is gebaseerd op de specifieke kenmerken van deze situatie. Mijn negatieve houding tegenover kernenergie is niet principieel. Als men ooit een centrale-ontwerp bedenkt dat bij atmosferische druk werkt, beheersbare corrosieproblemen kent, vanzelf stopt bij een ongeluk, afval produceert dat niet langer dan een paar honderd jaar radioactief blijft, en waarmee men moeilijk kernwapens kan maken, dan ben ik daar niet om principiële redenen tegen. Zo’n centrale bestaat nu niet en mogelijk is hij niet meer nodig als we twintig jaar verder zijn.
Maar dat laatste moet eerst nog blijken.

De demonstratie in Antwerpen tegen heropening van Doel en Tihange op 12 maart 2016
De demonstratie in Antwerpen tegen heropening van Doel en Tihange op 12 maart 2016

Op 19 januari hebben de Brabantse en Zeeuwse Milieufederaties, samen met WISE en de West-Brabantse milieuorganisatie Benegora, een openbare avond georganiseerd over hetzelfde onderwerp. Er waren ca 150 mensen.

Een verslag van de avond treft u aan hier –> Geslaagde informatieavond over kerncentrales Doel_19jan2016_BMF .

Waarom is de stroom zo goedkoop – en hoe gaat dat verder?

De prijsontwikkeling
Niet iedereen zal zijn stroomrekening goedkoop vinden. Ik betaal nu bij Greenchoice €0,20 per kWh en daarnaast vastrecht en netbeheerkosten per dag.

Toch bedriegt de schijn.
prijsverloop elektriciteit en aardgas

De blauwe lijn geeft de gemiddelde kWh-prijs. Als je op de beurzen kijkt, zit momenteel de prijs, die momenteel meestal onder de €30/MWh ( 3,0 cent/kWh) zit, zelfs nog onder de blauwe lijn. Greenchoice gooit er
bedrijfskosten op en rekent mij een kWh-prijs van zowat 6 cent/kWh.
De rest van het bedrag, 14 cent/kWh is een optelsom van drie belastingen waarvan er één, de ODE, specifiek voor duurzame energie bedoeld is, in casu de SDE+ regeling dekken.

Stroom wordt onder de kostprijs verkocht
De productiekosten per kWh van nagenoeg alle vormen van energieopwekking liggen een stuk hoger. Voor de duurzame vormen van energie geeft de jaarlijkse SDE+ – tabel een goede indruk van de kostprijs, die een gemiddelde inrichting in Nederland moet maken om één kWh stroom op te wekken. Ik heb over de SDE+ regeling al eerder geschreven (zie Voorbeelden van de SDE+ regeling voor duurzame energie (update 2016) ) .

Die laat zich het beste uitleggen met een plaatje hieronder. Het komt uit de Kamerbrief van Kamp over de SDE+ van december 2015.
Een standaard-inrichting wordt geacht om op het moment van de subsidietoekenning stroom te kunnen maken voor 8,0 cent/kWh (waarin inbegrepen rendementsaannames). Die prijs wordt geacht gedurende de rest van de looptijd dezelfde te blijven (de horizontale bovenste lijn).
Zie nu als voorbeeld jaar 5 in het plaatje. Dan blijkt dat ‘de markt’ 5,0 cent/kWh betaald te hebben (de rechtopstaande groene lijn bij 5 jaar). Het Rijk betaalt dan het resterende bedrag, zijnde 3,0 cent/kWh (de
rechtopstaande paarse lijn bij 5 jaar).
In voorbeeldjaar 14 blijkt de marktprijs boven de kostprijs gelegen te hebben en krijgt de exploitant niets (subsidie overbodig).
In voorbeeldjaar 2 en 3 zakt de marktprijs onder een in de wet vastgesteld ondergrens, in dit geval 4,0 cent/kWh (de middelste horizontale blauwe lijn). De subsidiering zakt dan niet mee en blijft uitgaan van 4 cent/kWh. De inrichting krijgt dus 3,0 cent uit de markt en 4,0 cent uit subsidie en haalt dus de kostprijs van 8 cent/kWh niet. Deze situatie doet zich momenteel bij een anatal duurzame energie-inrichtingen voor.
Bovendien krijgen in de nieuwe SDE+ regeling de meeste producenten niets als de stroomprijs negatief wordt (wat kan).
Niet voor niets meldt het Financieel Dagblad op 14 april 2016, toen de marktprijs 2,6 cent/kWh was, dat volgens de Windunie 30% van haar leden ‘in de gevarenzone’ zat, vooral die met de kleinere molens.

Werking van het SDE+ systeem
Werking van het SDE+ systeem

De lage stroomprijs nekt de oude fossiele mastodonten op energiegebied en sommige milieuorganisaties tonen zich daar blij over. De lage stroomprijs nekt echter even goed de duurzame sector, die het soms zelfs met subsidie niet meer dreigt te redden.

Feitelijk is het raar. Voor kolenstroom (de goedkoopste bron) wordt meestal een kWh-kostprijs genoemd (kaal, dus zonder aandacht voor de neveneffecten) van 4 tot 6 cent/kWh , voor gas rond de 8 cent/kWh en voor kernenergie 9 – 11 cent/kWh.
Je vraagt je af hoe het eigenlijk überhaupt nog mogelijk is om elektriciteit op te wekken tenzij als de kolen tegen dumpprijzen verkocht worden. En inderdaad, zelfs het grootste particuliere steenkolenbedrijf ter wereld Peabody is in april 2016 failliet gegaan.

De (inmiddels failliete) kolenmijn Peabody
De (inmiddels failliete) kolenmijn Peabody

De oorzaken
De beheerder van ons hoogspanningsnet Tennet schrijft hier jaarlijks over, Het meest recente bericht (dd 7 april 2016) is te vinden op http://www.tennet.eu/nl/nl/nieuws/article/marktprijzen-elektriciteit-in-nederland-dalen-verder.html .
Nederlands productievermogen 2014-2015
duits productievermogen 2014-2015

Tennet noemt twee hoofdoorzaken:
–  de hoge importvolumes uit Duitsland als daar veel zonne- en windenergie geproduceerd wordt. Er liggen inmiddels drie verbindingskabels en de vierde is in de maak.
De import (vooral uit Duitsland) bedroeg in 2015 bijna 31GWh, de export (vooral naar Belgie en Groot –Brittanie 22GWh.
–  In 2014 en 2015 kwam er in Nederland 3,3GW aan kolencentrales bij, waar tegenover stond dat er 2,2GW aan gascentrales in de mottenballen gingen.
Er is dus een klassiek overproductieprobleem, waarvan de onrendabele top gedragen wordt door de bedrijfsreserves en door de Duitse en Nederlandse staat uit de belastinggelden. “De consument profiteert” zoals Tennet blij vertelt, maar de belastingbetaler betaalt meer.
Niet voor niets heeft minister Kamp de belangrijkste subsidieregeling voor duurzame energie, de SDE+ , verhoogd van bijna 4 naar 8 miljard Euro in 2016, gesplitst in twee gelijke tranches. Voor de eerste tranche is inmiddels voor ruim 8 miljard aan aanvragen ingediend.

In feite is een belangrijk deel van het verhaal dat het Duitse subsidiesysteem concurreert  met het Nederlandse subsidiesysteem.

Wat zou de stroomprijs gaan doen?
In de elektronische Nieuwsbrief van Ensoc (april 2016, www.ensoc.nl/kennisbank/wordt-elektriciteit-steeds-goedkoper ) stond een verhaal van Eric Velthuizen met een eenvoudig matrixje wat verhelderend is.
prijsmatrix energie_ensoc_vVelthuizen_mei2016
Velthuizen is zomaar een privépersoon, dus geen officieel erkende beroepswaarzegger, maar zit in beroepen waardoor hij enige ervaring heeft. OP zijn minst is zijn schema een nuttige denkhulp.
Velthuizen meent dat op korte termijn scenario 3 geldt: de subsidies worden niet afgeschaft en de overproductie groeit. Zelfs als de kolencentrales allemaal dicht gaan, komt er meer duurzame GW bij als er fossiele af gaat. De stroomprijs daalt dan nog verder.
Op de lange termijn hangt het van de politiek af. Velthuizen acht dan een hogere prijs “mogelijk en aannemelijk”, mede omdat hij verwacht dat de besparing steeds moeilijker wordt.

Wat is wijsheid?
Velthuizen drukt het onder zijn kopje “Kosten Energiewende” als volgt uit:” De kosten van de Energiewende nemen toe; ook in Nederland. De situatie wordt op termijn onhoudbaar. Het is nu al zo dat de kosten voor de aan energieverbruik gerelateerde belastingen hoger zijn dan de commodity zelf. De roep om aanpassing in Nederland en daarbuiten wordt luider, en zal mijns inziens op termijn worden gehonoreerd. Dan speelt nog de aanpassing van ETS; vanaf het begin teveel rechten, teveel beschermen van nationale belangen en te weinig samenhang met andere EU-regelgeving of teveel gesegregeerd beleid. Daling van het fossiele energieverbruik doet het overschot aan rechten toenemen.”  En onder het kopje “Subsidies en salderen” Subsidies en salderen geven de energietransitie een enorme impuls. Het maakt de bouw van enorme windparken mogelijk en maakt van consumenten prosumenten. Het ongestraft kunnen leveren en terugleveren drijft de negatieve spiraal steeds harder aan. Meer subsidies leiden tot een grotere onrendabele top en hinderen de introductie van innovaties, zoals opslagsystemen of nieuwe leveringsproducten. Leveranciers wensen nu een capaciteitsvergoeding en netbeheerders staan voor voor een grote uitdaging bij het investeren in de netten. De kosten blijven gelijk of nemen toe; de inkomsten dalen. Inmiddels is duidelijk dat een ongebreidelde uitbreiding niet wenselijk is. Er wordt voorzichtig gesproken over het beperken van het salderen.”
Klagen over de salderingsregeling doen bijvoorbeeld bedrijven die thuisbatterijen aanbieden, en doet de TUE die ook met allerlei opslagtechnieken bezig is.

De Duityse zonne-energiepiek
De Duitse zonne-energiepiek

In feite doen wij waar het IMF over klaagt, namelijk een steeds zwaarder systeem van energiesubsidies optuigen. De SDE+ is immers niet de enige subsidie. Er zijn ook afnamesubsidies (zoals die voor grensoverschrijdend luchtvaart- en scheepverkeer en de grootverbruikerskorting) die Nederland miljarden per jaar kosten en hun eigen perverse werking hebben.
Zie ook IMF over mondiale energiesubsidies en Energiesubsidies in Nederland

Vooralsnog wil ik hier niet meer wijsheid tonen dan ik heb.
Het lijkt mij dat het systeem in een overgangsperiode, die een nader te bepalen aantal jaren duurt, een zachte landing moet maken en dat men voor elektriciteit gaat betalen wat het kost. Maar dan wel op basis van enkele belangrijke voorwaarden:
–  Het ETS wordt rigoureus aangescherpt, om te beginnen tot minstens €40 per ton CO2 (nu €5/ton), zodat de klimaateffecten een reële prijs krijgen.  Als er teveel ETS-rechten zijn, moeten die uit de markt worden genomen.
–  Ook andere neveneffecten, zoals die op de luchtkwaliteit en de winningsmethode en de recycling, moeten in de prijs worden opgenomen
–  Ook de grootverbruikerskorting wordt afgeschaft of op zijn minst sterk beperkt
–  Belastingvoordelen voor grensoverschrijdende lucht- en scheepvaart moeten verdwijnen
–  Subsidies moeten weer worden wat hoort, namelijk tijdelijk met een looptijd die te overzien is en vooral voor innovaties
–  Een goed gespreide elektriciteitsmix (productie en opslag) is wat waard en mag wat geld kosten. De stroom hoeft niet alleen uit de goedkoopste bron betrokken te worden.
–  Een flink deel van de bespaarde subsidiegelden wordt omgezet in belastingverlaging.

Ik moet eerlijk zeggen, ik zie dit allemaal nog niet zo snel gebeuren, mede omdat het alleen Europees kan of zelfs nog ruimer internationaal. Maar het is in elk geval iets waar naar toegewerkt zou moeten worden.

Bij de dood van David MacKay

David MacKay
David MacKay

Professor David MacKay is overleden. Hij stierf op 14 april 2016 op 48-jarige leeftijd aan maagkanker. Hij laat een vrouw en twee kleine kinderen na.

MacKay hield zich aanvankelijk bezig met Machine Learning en Informatietheorie, waar hij enkele belangrijke wetenschappelijke resultaten bereikte. Daarnaast was hij geïnteresseerd in onderwijsmethodes en in de ontwikkeling van Afrika. Hij heeft een tijd les gegeven op het African Institute for Mathematical Sciences in Kaapstad.
Bij een kampvuur kwam de discussie, ergens rond 2005, op de mogelijk-
heid om de wereld met duurzame energie te voeden. Daar was zo veel van, vond iedereen op één na, dat moest toch makkelijk kunnen.
Dat wakkerde MacKay’s al lang bestaande milieubewustzijn aan en hij besloot de vraag rigoureus door te rekenen. Het product werd “Sustainable energy without the hot air”, een boek dat op dit gebied al snel de
bijbel werd en dat iedereen zou moeten bestuderen die serieus mee wil doen aan welke discussie over duurzame energie dan ook. Het is gratis downloadbaar op http://www.withouthotair.com/ , maar ook in boekvorm te koop.

Het boek verkocht voor een natuurkundeboek verbazingwekkend goed en in verbazingwekkend brede kring, aldus de uitgeverij “van Shell en EDF tot Friends of the Earth en Greenpeace”. Om de schichtigheid van de uitgever, UIT Cambridge Ltd, te overwinnen, kocht MacKay de eerste 1000 boeken voor de halve prijs. Het bleek ook een commerciële voltreffer: er zijn (dd april 2016) 75000 exemplaren gedrukt, en dat terwijl het werk gratis downloadbaar is, gepirateerd is. Het is inmiddels in een groot aantal talen vertaald.
without hot air omslag

Bij het boek hoort een website en bij de website goede interactieve mogelijkheden. Er heeft zich inmiddels een grote vraag-en antwoord-rubriek opgebouwd (met ook twee vragen van mij), die in zichzelf al het lezen waard is. MacKay was niets te beroerd om meningen aan te passen als er een verstandig commentaar kwam.

Hij werd wetenschappelijk adviseur van de Britse regering en een veelgevraagd spreker op allerlei congressen. Ik heb hem zelf meegemaakt op de KNAW-bijeenkomst over de mogelijkheden van biomassa. Ook daar sprak hij in zijn karakteristieke stijl: geen grote woorden of verheven bespiegelingen, maar zakelijke voorlichting op basis van getallen.

Het boek is geschreven voor een zo groot mogelijk publiek. Het is in vier delen verdeeld: het eerste is relatief eenvoudig (een VWO-NTer moet het aan kunnen) en gaat over wat dingen energetisch kosten of kunnen opbrengen, zoals bijvoorbeeld auto’s of windenergie. Het eindigt met de vraag of Groot-Britannie zijn bestaande verbruik van 195kWh per persoon per dag zou kunnen dekken, en met het antwoord dat je daar op papier met 176,5kWhpppd dichtbij komt, maar dat de publieke opinie een groot deel van de mogelijke maatregelen zal afschieten.

Energetische kosten en opbrengsten van processen, hun balans en MacKay's inschatting van de publieke acceptatie
Energetische kosten en opbrengsten van processen, hun balans en MacKay’s inschatting van de publieke acceptatie

Let wel: dit is uit het boek dd 2010. Op sommige terreinen gaan de ont-
wikkelingen snel. Dat kan bovenstaand plaatje achterhaald maken. De afbeelding geldt voor Groot-Britannie.
Let wel: MacKay schrijft over opwekking, niet over besparing. Dat is een heel andere discipline. Uiteraard zou het helpen als de rode kolom een stukje lager werd. MacKay zegt daar niets over, maar andere bronnen denken dat er in 2050 ongeveer eenderde af kan zijn. Die vinger is echter kletsnat.

Het tweede deel gaat over beleid en verbeter-ideeën (met, voor de liefhebber, bijvoorbeeld (vanaf blz 140) een uitvoerige kwantitatieve analyse van diverse manieren om woningen te verwarmen). Ook een kostenschatting, voor Engeland, Wales en Schotland van 870 miljard pond, vooral veroorzaakt door zonnecellen (die overigens sinds 2010 veel goedkoper geworden zijn). Over 40 jaar en 58 miljoen Engelsen valt dat nog te overzien, mede omdat zonnepanelen sterk in prijs dalen en omdat daarna de exploitatielasten een stuk lager worden.
Het heeft wel consequenties. Hieronder het landgebruik in full deployment. Het landschap blijft dus niet wat het is. Natuur- en milieuorganisaties komen voor fundamentele keuzes te staan en doen er goed aan zich strategisch grondig te bezinnen.

Voorbeeld van enb ruimteclaim door een grote mate van zelfvoorzienendheid met duurzame energie (gegevens 2010)
Voorbeeld van een ruimteclaim door een grote mate van zelfvoorzienendheid met duurzame energie (gegevens 2010)

Het derde deel gaat dieper op de techniek in en is een goudmijn aan formules, tabellen en grafieken. Dit is niet iedereen gegeven.
Deel vier bevat een groot aantal tabellen.
Mijn advies zou zijn (dat doe ik zelf ook) om deel 1 en 2 te lezen en de rest als naslagwerk te gebruiken.

Zo maar een tabel, de embedded energy in bouwmaterialen. Kan men uitrekenen hoeveel energie het kost om het materiaal voor het huis te maken (waarna de bouw zelf nog moet plaatsvinden):

Energie die het gekost heeft om bouwmaterialen te maken
Energie die het gekost heeft om bouwmaterialen te maken

MacKay heeft duurzame sympathieën, maar geeft daar in zijn wetenschappelijke werk niet luidruchtig uiting aan, met als uitzondering de
fiets. Hij was een verwoede fietser. De CD van een rechtopzittende fietser is 0,9, de frontoppervlakte moet men zelf schatten (ik kwam op 0,75m2 toen ik met volle fietstassen samen met mijn vrouw vorige week door Frankrijk fietste), de rolweerstandscoefficient is volgens MacKay voor een fiets 0,005 , en het totaalgewicht van de combinatie ongeveer 140kg, zodat mijn vermogen bij een relaxte 18km/uur bij windstil en op het vlakke rond de 90W mechanisch moet zitten. Zou kunnen, want past bij de fitness-resultaten. Dat soort dingen kun je met MacKay-cijfers uitrekenen.
MacKay komt voor een fietser bij 21km/uur op 2,4kWh per 100km en voor een auto bij 110km/uur op 80kWh. Wil je dus een 30* zo efficiente auto, zegt MacKay, ga dan fietsen.

 MacKay op de fiets (bron: Wikipedia)
MacKay op de fiets (bron: Wikipedia)

Het Tribute van de uitgever geeft meer informatie en is te vinden op Tribute bij het overlijden van David MacKay .
Het Wikipedia-artikel is te vinden op https://en.wikipedia.org/wiki/David_J._C._MacKay .

De Energiedialoog-roadshow

Minister Kamp heeft in januari 2016 zijn Energierapport “Transitie naar duurzaam” uitgebracht (www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/01/18/energierapport-transitie-naar-duurzaam ). Dat is bedoeld voor de jaren na 2023. Tot 2023 geldt het huidige SER-Energieakkoord en het rapport is dus bedoeld voor de jaren erna.
energierapport-transitie-naar-duurzaam-1

Een breed geuite kritiek is dat er nauwelijks iets concreets in staat. Ik deel die kritiek.
In plaats daarvan wil Kamp de dialoog aangaan met de samenleving. Daartoe zijn er op 7 april sessies georganiseerd in Rotterdam, Leeuwarden en Eindhoven. Ik ben bij de laatste geweest vanuit Milieudefensie, bij Radio Royaal op Strijp S.

De ruimte van Radio Royaal
De ruimte van Radio Royaal

Het begon niet echt als een dialoog. Eerst werden de aanwezigen anderhalf uur vergast op een reeks lezingen waarop je niks terug mocht zeggen, aan elkaar geplakt door een blitse mevrouw Judith de Bruin waardoor het vooral op een soort roadshow leek.
De ambtenaren (en ook de meneer van Automotive en van Brainport) brachten het door hun baas gewenste beeld vakkundig naar buiten, daarbij elke politieke controverse mijdend. De verhalen waren zo braaf dat ik mijn van Milieudefensie ontvangen “Bla Bla Bingo”-bordje maar één keer heb opgestoken, en wel bij het interview met Edgar van Leest van Brainport. Dat viel qua clichématigheid en propaganda naar beneden toe helemaal uit de toon (zie hierna). Het bordje hielp niet.

prof. Wim Sinke
prof. Wim Sinke

De lezing die mij nog het meest aanstond was die van professor Wim Sinke (ECN), onze zonne-energiegoeroe. Die verwacht het heil van een dergelijk grootschalige toepassing van zonnepanelen dat de huidige inzet daarbij een vingeroefening is. Ik denk dat hij gelijk heeft.

Na afloop van de roadshow was er een lunch, en daarna werkgroepen. Daar kon je een hoop praat kwijt en terug ontvangen, omzwermd door medewerk(st)ers van EZ die het veld kwamen proeven. Dat was trouwens geen kwaad volk. Ik heb twee werkgroepen gedaan, die over duurzame biobrandstoffen en die van Brainport Development.

Duurzame biobrandstoffen
Daarover had in de roadshow Petrouschka Werther van I&M een aantal algemeenheden gezegd.
Ik hou dit kort, want elders op deze site ben ik al meermalen uitvoerig op het thema ingegaan.
Met mijn kennis van nu vat ik mijn positie als volgt samen.

Je stelt je een schaal van 0 tot 100 voor.
Je zet het primaire gebruik voor  voedsel voor mens of dier, medicijn en vezel voorop.
Op 0 zit de biologische landbouw en sommige milieuverenigingen, die menen dat daarna alles waar koolstof inzit terug de bodem in moet voor bodemonderhoud. Er is dus nul beschikbaar voor groene chemie of biobrandstof. Ik deel deze mening niet, althans niet in Nederland (en meer specifiek Brabant).
Op 100 zit de industrie en de transportwereld, die ongegeneerd graaien in de biomassa alsof dat een ongelimiteerde bron is. Ik ben eens iemand tegengekomen die oprecht boos was dat de overheid  hem verbood de halve Braziliaanse suikeroogst op te kopen om bio-etheen van te maken.
Ik zie het gebruik van biobrandstof als een soort optimalisatieprobleem met een piek die (met de kletsnatte vinger) ergens tussen de 10 en de 20 ligt.
Er kan wel wat, maar dat is al bij voorbaat gelimiteerd en eigenlijk zou er nu al een rantsoenering plaats moeten vinden (met een soort geleide economie) die de schaarse biomassa (na aftrek van bodemonderhoud) stuurt in de richting van die doelen waarvoor hij het meest nodig is, zoals aardolievervanging in de chemie, en brandstof voor vliegtuigen en schepen.

 Bluffend Brainport
Mede omdat ik me geërgerd had aan het kritiekloze blije innovatieverhaal van meneer van Leest van Brainport, en  omdat ik uit Eindhoven kom, was ik in de werkgroep Brainport gaan zitten. Daar zat iemand anders, nl Jan Roggebrand van het Energiecluster van Brainport (zie www.tue.nl/fileadmin/content/onderzoek/Eindhoven_Energy_Institute_EEI/2013_02_04_EventSmartCities/2013_07_05_TKI_BrainportDevelopment_Roggeband.pdf ).
Ik flink van leer getrokken. Brainport lost vooral de problemen van de industrie op, niet van de bevolking.
De TUE zit zwaar in het PV-energieonderzoek, we hebben TNO, Solliance coördineert het dunne film-PV onderzoek en dus zitten in veel zonnepanelen Eindhovense vindingen, maar binnen Brabant is Helmond de plaatst met de minste zonnestroomproductie en Eindhoven de één na minste. Alle grote Brabantse steden doen het beter.
De TUE zit zwaar in het smart-grids onderzoek, maar voor een grootschalige praktijkproef moeten ze uitwijken naar Groningen en Amsterdam (zoals een hoogleraar mij knarsetandend vertelde).
Ik ben in Eindhoven en Helmond nog geen Nul op de Meter-discussies tegengekomen.
Technische innovatie is nooit weg, maar politieke en sociale innovatie is veel harder nodig.

Roggebrand hoorde het aan en bevestigde het verhaal indirect door te zeggen dat ze een tijd geleden een “héle moeilijke” researchopdracht gekregen hadden, nl van de grootste Eindhovense woningbouwcorporatie Woonbedrijf, inhoudend of ze nou niet eens een handvol scenario’s konden bedenken waardoor huurders van bestaande huizen meer keus hadden dan het geijkte all electric – scenario. De opvattingen hadden elkaar gekruist, zogezegd.
Benieuwd of deze zwaluw zomer blijkt.

Het resultaat van de opdracht (december 2015) heet  ‘Zonnebaron in eigen wijk’. Zie http://smartenergyregions.com/20151215%20Brochure%20Zonnebaron%20in%20eigen%20wijk-vijf%20wijkenergieontwerpen.pdf . Aanbevolen.
Overigens geen woord in het boekje over de Brabantse Nul op de Meter-ambities.
zonnebaron in eigen wijk
Nogal wat mensen aan deze tafel waren voor de terugkeer van het publieke nutsbedrijf.

Het zal me benieuwen hoeveel van de in de Werkgroepen geuite commentaren daadwerkelijk tot iets leiden.

Dubbelzijdige zonnepanelen langs A50 bij Uden en op Brabantse baggerdepots

Er zit nog veel potentieel voor technische vooruitgang in zonnepanelen en dat leidt regelmatig tot nieuwe vindingen.

Drijvende panelen en baggerdepot’s
Energie Centrum Nederland (ECN) heeft panelen bedacht die van twee kanten licht binnenlaten (‘bifacial’). In een persbericht dd 11 april 2016 noemt ECN meteen al twee mogelijkheden: in geluidsschermen langs
Noord-Zuid lopende wegen, en in drijvende installaties.

Artist impression voor drijvende panelen in 't Ij
Artist impression voor drijvende panelen in ‘t Ij

Die drijvende installaties zijn voor het eerst getoond op 14 april 2016 op ’t Ij, tijdens Innovation Expo in Amsterdam. Hierboven een impressie (ten tijde van het schrijven van dit artikel had ik nog geen actuele foto).
De ene kant is op de zon gericht en vangt op de gebruikelijke manier direct en diffuus zonlicht, de andere kant vangt diffuus licht dat via het water weer omhoog kaatst. Bovendien houdt het water de panelen koel (panelen functioneren slechter als ze heet worden). ‘Het kan op jaarbasis enkele tientallen procenten schelen” zegt professor Sinke van ECN.
Rijkswaterstaat (RWS) heeft een vergelijkbare pilot lopen op baggerdepot De Slufter op de Maasvlakte. In totaal heeft RWS ongeveer 500ha baggerdepot in beheer. Idealiter moet dat goed zijn voor ca 2 a 3PJ, een niet te verwaarlozen hoeveelheid.

Baggerdepot Hollandsch Diep bij Moerdijk
Baggerdepot Hollandsch Diep bij Moerdijk

RWS heeft één baggerdepot op Brabants territorium, te weten “baggerspeciedepot Hollandsch Diep’ (hierboven) ten Noorden van de Moerdijk. De provincie is verantwoordelijk voor het inmiddels gesloten  baggerdepot Dintelsas, dat ook onder water ligt.  Deze baggerdepot’s zouden gebruikt kunnen worden volgens de pilot op De Slufter.
Daarnaast is er ruimte op de grote wateren aan Brabantse grenzen. Het is niet mogelijk hier een geschikte oppervlakte te noemen.

Het geluidsscherm langs de A50 bij Uden
RWS heeft op 1 april 2016 op Tendernet een ‘marktconsultatie’ gepubliceerd voor een nieuw op te richten rechtopstaand geluidsscherm langs de A50 bij Uden, waarin over een lengte van 450m en een hoogte van 4m een rij bifaciale zonnepanelen opgenomen wordt. De A50 tussen Sint Oedenrode en knooppunt Paalgraven loopt bijna pal Noord-Zuid.

De A50 bij Uden
De A50 bij Uden

Een marktconsultatie is een raadpleging van ‘de markt’ en dient als voorbereiding op de aanbesteding, die in het voorjaar van 2017 voorzien is.
De gangbare wijze om zonnepanelen aan te leggen op een scherm langs een Noord-Zuidlopende weg is om de schermen de gedaante te geven van een T , met de zonnepanelen horizontaal boven op de T. In praktijk kunnen ze dan slechts 2m breed zijn.
Het geheel van alle kenmerken leidt in een voorlopige schatting tot een opbrengst voor een traditionele T-figuur van ca 0,51TJ (ongeveer 142000kWh), en voor de dubbelzijdige opstelling van ca 1,2TJ (ca 337000kWh).
In 2020 moet Brabant ongeveer 40000TJ aan duurzame energie hebben. Daarvan is een flink deel al voorzien, maar duidelijk is dat er meer nodig is dan alleen maar een futuristisch scherm zo hier en daar.

In Zwitserland worden al langer dubbelzijdige panelen aangebracht, oa langs een spoorlijn bij Münsingen.
In Zwitserland worden al langer dubbelzijdige panelen aangebracht, oa langs een spoorlijn bij Münsingen.

Brabant loopt achter bij Wind op Land-taakstelling

Het parlement heeft besloten dat er in het jaar 2020 6000MegaWatt (MW) windvermogen op het land moet staan.
(NB: daarmee bedoelt men een maximum vermogen, waarvoor de turbine  bij een range aan windsnelheden ontworpen is. Onder die range haalt de turbine niet zijn maximum vermogen, binnen de range wordt hij afgeregeld op het nominale vermogen, en als het heel hard waait wordt hij afgeschakeld – hier niet getekend. Deze turbine is nominaal 3,00MW. De jaargemiddelde opbrengst van een turbine op het land is voor turbines op het land in Nederland gemiddeld 26% van de theoretisch maximale opbrengst, bij een goede locatie meer, bij een slechte locatie minder).

Power curve windturbine zonder afkap bij hoge windsnelheden
Power curve windturbine zonder afkap bij hoge windsnelheden

Die 6000MW is na onderhandelingen verdeeld over de provincies.

De uitvoering van de taakstelling wordt gemonitord. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft in maart 2016 de monitoring over 2015 uitgebracht. Dat heeft geleid tot korte persberichten waarin vooral stond welke provincies het slecht deden (Utrecht en Limburg) en welke goed (NHolland, Flevoland, Zeeland, Overijssel). Uiteraard was Greenpeace onthutst over wat er niet goed ging, maar liet onvermeld dat het in 2015 veel beter ging dan in 2014.
Omdat ik mij in mijn weblog, waar dat mogelijk en zinvol is, focus op NBrabant, heb ik een staatje gemaakt hoe de provincie Brabant uit de Monitor komt. Dat ziet er zo uit:
staatje monitor2015 NL-Brabant

Minister Kamp zegt dat ‘het glas half vol is’ en dat beschrijft de situatie bijna mathematisch. Half leeg had ook geklopt.

Brabant ligt achter op het Nederlands gemiddelde. Anders dan Greenpeace ben ik niet meteen onthutst, althans niet over NBrabant.
Eerst zakelijk wat de projecten zijn:

Informatie over de Brabantse projecten in 2015.
Informatie over de Brabantse projecten in 2015. (donkergrijs is in 2020 zeker, middelgrijs is aannemelijk, en lichtgrijs is onzeker).

Een meermalen genoemd probleem zijn de vijf  Brabantse vliegvelden. Die schaden de vooruitgang. Ze doen zelf niks aan de opwekking van
duurzame energie maar blokkeren wel windturbines. Gilze-Rijen en Volkel worden genoemd, maar Woensdrecht blokkeerde een tijd lang Kabeljauwbeek en rond vliegveld Eindhoven begint men niet eens over windturbines, waardoor er daar logischerwijs ook geen knelpunt ontstaat.
Kamp besteedt in de bijbehorende Kamerbrief apart aandacht aan vliegvelden (waarvan er dus in Brabant vijf liggen, achterlijk veel!).
Het ene vliegveld-onderwerp betreft de radar, waaraan nog onderzoek gedaan moet worden dat pas in 2017 klaar zou zijn.
Het andere vliegveld-onderwerp betreft de risicozonering. Het is niet de bedoeling dat vliegtuigen tegen hoge uitsteeksels aan  vliegen en daarom ligt er rond vliegvelden een soort virtuele schotel  waar  hoge constructies onder moeten blijven.

Het Brabantse 100MW-plan langs de A16 (van Breda tot het Hollands Diep) zit nog niet in de categorie ‘zeker’.  Anders dan Greenpeace denkt, ligt dat niet aan de lokale overheden want die hebben een akkoord getekend. De Rijks-dwangmaatregel (Coördinatieregeling) hoefde niet eens te worden toegepast.  Het probleem zit in de inpassing op het 150kV – net en in de verdiensten, die Rijkswaterstaat (RWS) wil inboeken op zijn gronden.

RWS wil ook verdienen aan zijn gronden bij de Volkeraksluizen en het besluit over de vergroting van die sluizen valt pas in 2020. Ook is RWS niet enthousiast over het bouwen op waterkeringen. Hierover wordt overlegd, dat er tot nu toe in geresulteerd heeft dat ‘nee’ veranderd is in ‘nee, tenzij’.

Voor een overzicht van de concrete knelpunten en de genomen maat-
regelen verwijs ik naar de volledige tekst van de Monitor 2015. De  volledige tekst en de bijbehorende Kamerbrief van Minister Kamp zijn te vinden op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/02/02/monitor-wind-op-land .

Opbouw vier windturbines langs de A58 tussen Oirschot en Tilburg
Opbouw vier windturbines langs de A58 tussen Oirschot en Tilburg (het Kattenbergplan)

Eigenlijk blijkt bijna nergens dat er een onoplosbaar draagvlakprobleem bij de bevolking en het lokale bestuur is. Greenpeace zou er beter aan doen eerst eens onderzoek te doen, voor het de burgers en de gemeenteraden de schuld geeft.

De Brabantse Uitvoeringsagenda Energie – het ECN-advies

Ik had beloofd nav de Uitvoeringsagenda Energie een derde artikel te schrijven, dat specifiek inging op de Quick Scan Warmte Noord-Brabant.

Die Quick Scan is een typisch verhaal.
De eerste reden is dat de Quick Scan gebruikt wordt om in het begin (blz9) de Uitvoeringsagenda Energie een wetenschappelijke tint te geven, terwijl de provincie zichzelf op het eind een taak oplegt (uitgedrukt in % van 287PJ). De koppeling tussen beide valt niet te achterhalen. Of die koppeling is goed verstopt, of ECN heeft zijn scan voor Piet Snot gemaakt.

Ontwikkeling bij autonoom beleid als de landelijke maatregelen uit het Energieakkoord uitgevoerd zijn
Ontwikkeling bij autonoom beleid als de landelijke NEV-maatregelen uit het Energieakkoord uitgevoerd zijn

Tweedens: de provincie maakt op blz9 een ernstige fout door hier bij-
stook in de Amercentrale en in de industrie, ter waarde van 6,4PJ, op te nemen. Die 6,4PJ zit al in de maatregelen waarmee ECN, op basis van autonoom beleid en uitvoering van maatregelen uit de Nationale Energie Verkenning (NEV), tot 36,4PJ duurzame opwekking in 2020 komt (zie boven). Dat is niet genoeg want 12,4% (zie mijn eerste artikel over dit onderwerp), en daarom doet ECN een pakket aanbevelingen, die het %
duurzame opwekking iets boven de gewenste 14% tillen. Dat pakket staat correct verwoord op blz 9 (bolletje 1,2,3,4,6). Bolletje 5 (genoemde 6,4PJ) mag daar niet staan, want dubbelop. Consequenties heeft dit niet, want het staatje wordt toch verder niet gebruikt.
Het is bovendien sowieso de vraag of de Amer9 open blijft.
Tenslotte geeft ECN om mij onduidelijke redenen alleen warmteopties als aanvullende maatregelen. Het klopt dat warmte een grote post is, en het is inderdaad verstandig om naar warmtemaatregelen te kijken, en ECN komt ermee tot 14%, maar het is niet logisch om je daartoe te beperken. Waarom niet bijvoorbeeld extra zonne-energie opgevoerd? Per slot van rekening moet er na 2020 verder verduurzaamd worden en zelfs al eerder als het Urgenda-vonnis standhoudt..

Maar de warmtevoorstellen van ECN zijn interessant in eigen recht want er moet sowieso een Brabants warmteplan komen (zie Brabants warmteplan nodig ). Daarom loop ik er doorheen.

De berekening van de opbrengst van de Nul op de Meter-operatie (NodM)
Dit is een ingewikkeld verhaal!  Ik heb er minstens een uur op zitten puzzelen. Ik geef het toch, want er is tot nu toe onverantwoord weinig informatie over dit onderwerp gegeven. Ik weet overigens niet of het verhaal op de natte vinger van ECN berust of op bestuurlijk vastgestelde uitgangspunten. Ik denk het eerste.

Het verhaal heeft drie hoofdmoten: het aantal woningen, de besparing per woning, en de extra eisen die die besparing stelt.
–  Het aantal. In de NEV worden 100.000 NodM-huizen opgevoerd als nationale maatregel. Brabant is 14,4% van Nederland, dus heeft Brabant er 14400 van het Rijk ‘te goed’. Het is me niet duidelijk of dat financieel al afgedekt is.
Brabant wil in 2020 40000 huizen NodM maken. Het verschil met die 14400 wordt opgevoerd als “Brabantse plus”. ECN rekent dus met 25600 woningen.
–  ECN gaat er van uit dat de gemiddelde woning label B is (realistisch?). Die verbruiken elk gemiddeld 14991kWh warmte uit gas (1686m3 – realistisch?).
Als de woning NodM wordt, verbruikt hij in het model van ECN nog 8510kWh. Dat is een besparing van 14991-8510 = 6481kWh = 23,3GJ. Dit bij 25600 huizen –> 0,59PJ besparing.
Die 8510kWh wordt toegevoerd met een warmtepomp met een COP van 2,6. Dat kost 8510/2,6 = 3273kWh aan stroom. Het verschil 8510-3273 = 5237kWh = 18,8GJ wordt opgevoerd als besparing per woning. Over 25600 woningen –> 0,48PJ besparing.
–  Die 3273 kWh stroom moet ergens vandaan komen. Bij NodM-huizen betekent dat extra opwekking door zonnepanelen, over 25600 huizen –> 0,30PJ extra opwekkingstaak .
Bovendien gebruiken de bewoners ook stroom voor het leven van alledag, bij ECN 3000kWh (het huidige gemiddelde). Over 25600 huizen –> 0,28PJ vervangende opwekkingstaak .
ECN gaat ervan uit dat deze 0,58PJ (=0,30+0,28) er inderdaad komt, en boekt het resultaat in als provinciale plus aan duurzame opwekking, zonder die overigens op blz 9, als bolletje 7 te noemen.
Dat betekent 22,6GJ per woning. Bij de huidige standaardpanelen betekent dat 29m2, dus 20 panelen per dak. Kan alleen als een deel van die panelen in de wei komt te staan.

Het zou verstandig zijn om de NodM-operatie eens een keer goed in PS door te praten.

Besparingen anders dan woningen
ECN denkt dat het (als provinciale plus) mogelijk moet zijn om 2,3PJ te besparen door een betere afstelling van utiliteitsgebouwen (overheid, diensten, handel).
Bij de industrie krijgt de provincie geen poot aan de grond, denkt ECN. Daar wordt geen extra besparing als provinciale plus geprogrammeerd.

Geothermie
Geothermie in Brabant is nu afwezig. ECN gaat (op gezag van de provincie) uit van geothermie t.b.v. de Helmondse stadsverwarming (die daartoe eerst wel fors opgekalefaterd moet worden) en van drie industriele projecten, elk goed voor 0,25PJ. Samen dus 1,0PJ opwekking als provinciale plus.

Verduurzaming warmtenet Amer en Eindhoven
ECN gaat ervan uit dat het Amer-warmtenet open blijft en voor de helft gevoed wordt uit biomassa-bijstook of geothermie, en dat Eindhoven geen extra verduurzaming krijgt. Dat resulteert in een totaal van 0,74PJ duurzame opwekking als provinciale plus, welk getal verder nauwe-
lijks gespecificeerd wordt. (1TJ = 0,001PJ, NEV = het autonome beleid inclusief maatregelen Energieakkoord)

(1TJ = 0,001PJ, NEV = het autonome beleid inclusief maatregelen Energieakkoord)

Biogas en mestvergisting
In het autonome beleid (zie tabel) zijn volgens ECN de categorieën rioolwater, covergisting, overige vergisting en groen gas (=idem na zuivering tot aardgaskwaliteit) samen goed voor 2,3PJ in 2015 en 3,6PJ in 2020.
ECN meent dat het (als provinciale plus) redelijk is als aanvullende
duurzame  0,2PJ
in te programmeren voor een GFT-vergister en 0,3PJ voor monovergisting van mest. Voor nog meer covergisting van mest ziet ECN geen ruimte bij gebrek aan voldoende covergistingsmateriaal.

Mestvergister
Mestvergister

Kleinschalige durzame warmte
ECN meent dat in de categorieën zonneboilers, biomassaketels en warmtepompen (anders dan in NodM-woningen) ongeveer 0,5PJ opwekking toegevoegd kan worden aan de ca 4PJ die al in het autonome beleid zit (mits de bijbehorende maatregelen inderdaad uitgevoerd worden).

Biomassa in de (meer grootschalige) industrie
Op basis van ervaringen bij bedrijven en clusters als Moerdijk, Cosun en Bavaria heeft het autonome beleid al ca 4PJ ingeboekt. ECN meent dat het redelijk is om als provinciale plus twee biomassaketels extra te programmeren, samen goed voor 1,6PJ opwekking.

Restwarmte in de industrie
Het theoretische potentieel aan 120⁰C-afvalwarmte in Brabant is ongeveer 12PJ. Tussen droom en daad zitten echter wetten in de weg en veel praktische bezwaren en uiteindelijk maakt ECN dit voor 2020 af op 2PJ.
Merkwaardig genoeg telt hergebruik van afvalwarmte in de landelijke wetgeving niet mee voor de duurzame taakstelling. ECN telt die 2PJ bij de besparing op.
kansen restwarmtebenutting Brabant

Al met al
Al met al meent ECN dat het op warmtegebied als provinciale plus boven op het landelijke beleid mogelijk moet zijn om
–  5,4PJ te besparen (1,1 NodM, 2,3 utiliteitsbouw, 2,0 restwarmte industrie)
–  4,9PJ duurzaam op te wekken (0,74 verduurzaming warmtenetten excl Helmond, 1,0 geothermie incl Helmond, 0,5 biogas, 0,5 kleinschalige warmteprojecten, 1,6 twee nieuwe biomassaketels industrie, 0,58PJ extra PV-opwekking tbv NodM)

De Brabantse Uitvoeringsagenda Energie – politiek en kwalitatief

Het vorige artikel op deze site ging over de Brabantse Uitvoeringsagenda Energie en was kwantitatief ( zie De Brabantse Uitvoeringsagenda
Energie – kwantitatief
). Redenerend vanuit de getallen was mijn eind-
oordeel
–  de Agenda is niet ideaal, maar wel de beste praktische kans
–  de taakstelling wordt min of meer gehaald als alles goed gaat
–  het is zeker geen gelopen race dat alles goed gaat, o.a. vanwege de Amer 9
–  het is verstandig om aanvullend voor 5PJ reserveprojecten te definieren in de vorm van zonneparken (10km2)

Ik wil nu enkele kwalitatieve en politieke opmerkingen plaatsen.

De responsieve overheid?
De provincie ziet (blz 17) voor zichzelf de rol van regisseur weggelegd. De overheid is responsief oftewel “De provincie gaat niet naar buiten om haar eigen ideeën te verkopen, maar wordt geconfronteerd met een beweging die er buiten al is.”

De provincie als actieve partner?
De provincie als actieve partner?

Ik vind dit de zwakste passage van de Agenda. Bij wat er “buiten al is” gaat het altijd om armlastige gemeenten, overvraagde coöperaties,
woningbouwverenigingen die zuchten onder de verhuurdersheffing, bedrijven die hun eigen dak willen volleggen met panelen, boeren die hun eigen mest willen vergisten, etc. Het zijn vaak mooie initiatieven, maar ze brengen niet de grote getallen binnen. Het zijn goede voornemens  waaraan de indieners terecht voldoening ontlenen, maar het Energieakkoord is een resultaatverplichting en geen intentieakkoord. Onder de streep moet er in Brabant eind 2020 zowat 40PJ duurzame energie staan en dat is heel veel.
De enige instantie in Brabant die projecten kan trekken boven pakweg 1PJ is de provincie. Die zou actief moeten nastreven om bijvoorbeeld 5 a 10PJ aan grote projecten weg te zetten.

Geld
Dit mede omdat er bij de provincie geld zit.
In het huidige Bestuursakkoord is netto voorzien in 28,8 miljoen vrij uitgeefbaar.
Daarnaast is er uit de Essentgelden bij de BOM een fors bedrag apart gezet in een revolverend Energiefonds, dat dus een paar procent rente moet opbrengen.
Tenslotte is er wat geld uit Green Dealakkoorden met het Rijk.
Het is van belang hoe men met deze gelden omgaat.

Sociale agenda
De eerste tranche van het Energiefonds is vooral ingezet voor industriepolitiek (TNO, Solliance), en daarnaast aan laadpalen en de bijbehorende infrastructuur. Het was heel veel profit, weinig planet en nauwelijks people.
Nu is er op zich niets mis met deze onderwerpen, maar de balans zou een stuk evenwichtiger moeten worden. Ook de bevolking zou er
voordeel bij moeten hebben. Paar voorbeelden:
–  Bij de Nul op de Meter – operatie (800.000 Brabantse huizen energieneutraal in 2050, waarvan 40.000 in 2021): valt de huurverhoging (of hypotheeklastenstijging) minus de energielastenbesparing plus of min uit? Wie behartigt hier de bewonersbelangen?
Zie http://www.stroomversnellingbrabant.nl/
–  Bij diezelfde operatie: leidt de Nul op de Meter-ambitie tot extra druk op de sloop van goedkope oude huizen waar de ambitie moeilijk te realiseren is?
–  de Uitvoeringsagenda ziet een taak voor bestaande stadsverwarmingsinstallaties, maar daar gaat het niet altijd goed mee en er hangen soms slecht geïsoleerde woningen aan. Wil de provincie daar alleen opbrengsten inboeken of hoort daar ook een investering bij?
–  het D66-modewoord ‘disruptief’ komt regelmatig langs. Bij ‘disruptief’ horen meestal winnaars en verliezers. Ziet de Uitvoeringsagenda ook een taak t.a.v. de verliezers? Heeft de provincie bijvoorbeeld een taak richting werknemers als de Amer 9 inderdaad gaat sluiten?
–  De Uitvoeringsagenda voorziet in “we ondersteunen samen met Enexis van tenminste 150 Brabantse wijken in het ontdekken en organiseren van Buurkracht” (blz 37). Dat is een tekst vol vluchtwoorden. Ik probeer mij dat kwantitatief voor te stellen.

Scherm van Buurkracht met een plaatje van de (van oudsher goed georganiseerde) Eindhovense wijk Vonderkwartier
Scherm van Buurkracht met een plaatje van de (van oudsher goed georganiseerde) Eindhovense wijk Vonderkwartier

Op de site van Buurkracht www.buurkracht.nl staat nu (31 maart 2016) dat er in den lande 118 buurten meedoen, goed voor 5580 deelnemers. Gemiddeld dus 50 mensen per buurt. Als de provincie in 2020 inderdaad 150 initiatieven opgezet krijgt, zou dat bij de huidige kenmerken zo’n 7500 deelnemers betekenen. In 40000 huizen (die in 2020 energieneutraal zouden moeten zijn) wonen zo’n 85000 mensen.
Voor alle duidelijkheid: er is niets mis met Buurkracht. Maar vooralsnog zie ik een flink gat tussen tussen droom en daad. Met andere woorden: het gros van de Brabanders staat er in de Nul op de Meter-operatie alleen voor. Wie behartigt hun belangen?

Landbouw en landschap
De Uitvoeringsagenda brengt hier wervende teksten, voorzien van schattige plaatjes. Veel informatiever is de tekst op dit punt niet. De bestaande windenergieopbrengst wordt herhaald en verder wordt er met de natte vinger een nieuwe energetische opbrengst aan geplakt.  Over de grote veranderingen in het landschap (die inderdaad onvermijdelijk zijn) wordt de tegenwoordig onvermijdelijke dialoog opgestart.
Ik ben daar niet tegen dit alles, maar het is allemaal zo vrijblijvend.
Je zou verwachten dat er zoiets komt als een Structuurvisie Duurzame Energie, met daarin thema’s als:
–  landschapsarchitectuur en welstandsvoorschriften
–  voor zonneparken gereserveerde gebieden
–  relatie met bestaand ruimtegebruik (bijv. vuilstorten, vliegvelden)
–  herbestemming van de vele km2 braakliggend en onverkoopbaar industrieterrein
–  meervoudig ruimtegebruik
–  transportleidingen voor stroom boven en onder de grond
Misschien is het de bedoeling om uiteindelijk inderdaad tot zo’n Struc-tuurvisie te komen, maar het staat nergens (latere toevoeging: bij de eerste informele bespreking werd gemeld dat hiertoe de nog op te stellen Omgevingsvisie gebruikt zou worden).

De vijf maatschappelijke thema's in de UItvoeringsagenda
De vijf maatschappelijke thema’s in de UItvoeringsagenda

De Brabantse Uitvoeringsagenda Energie – kwantitatief

De provincie Noord-Brabant heeft eind februari 2016 de Uitvoeringsagenda Energie uitgebracht (Zie http://www.brabant.nl/actueel/nieuws/2016/februari/-/media/B0B2BB7CD35D4B4FAC50368F4902A488.pdf ). Deze uitvoeringsagenda presenteert het programma waarmee de provincie de zelfgestelde taak om het nationale Energieakkoord uit 2013 en het Brabants Energie-
akkoord waar te maken wil waarmaken. Het is dus een belangrijk document. Daarom verdient het een kritische beschouwing. Ik ga daartoe drie artikelen schrijven: een kwantitatieve beschouwing, een kwalitatief-politieke beschouwing en een analyse van het aanvullende materiaal t.b.v. een Brabants Warmteplan.

In dit artikel de kwantitatieve analyse. Deugen de cijfers?
Ik heb over dit onderwerp al vaker geschreven (bijvoorbeeld Hoe 14% duurzame energie in Brabant in 2020 haalbaar is ).

Die vraag is makkelijker gesteld dan beantwoord.  Eerst mijn eindconclusies, daarna de uitleg:
a)  de beoogde besparing van 1,5% per jaar en 14% duurzame opwekking worden  zonder nadere maatregelen niet gehaald (landelijk ook niet).
b)  het Uitvoeringsprogramma voorziet in aanvullende maatregelen
c)  daarmee worden de taken net wel of net niet gehaald, als alles goed gaat
d)  de uiteindelijke duurzame opwekkingstaak leunt op drie grote bronnen waarvan er twee twijfelachtig zijn en één onwenselijk
e)  de agenda is onduidelijk.
f)  de zeggenschap van de provincie is beperkt
g) de thema’s  Sustainable Energyfarming en Energieke landschappen zijn getalsmatig zwak uitgewerkt
h)  mijn eindoordeel: niet ideaal, maar de beste praktische kans om te beginnen. Het afbreukrisico is reëel. Voeg reserveprojecten toe.

Brabantse energiebelans van Telos over 2011
Brabantse energiebelans van Telos over 2011

Ad a): wat verbruikt Brabant en wat haalt Brabant zonder aanvullend beleid?
Er bestaat een goede nationale statistiek, maar niet van het energieverbruik van afzonderlijke provincies. Er moeten dus een vertaalslag  gemaakt worden en daar zit interpretatieruimte in.
Ik had zelf voor Brabant een Finaal Energetisch Verbruik (FEV) ingeschat (energie die rechtstreeks aan de klant is afgeleverd) van 325PJ door Brabant als 15% van Nederland te schatten.
Telos  (zie de Brabantse energiebalans hierboven) komt op een FEV in 2011 van 297PJ . Het is onduidelijk waarop Telos dit baseert.
De Klimaatmonitor (zie www.klimaatmonitor.databank.nl/  ) komt op een FEV van 297PJ in 2013. Maar het totaal van alle provincies is dan kleiner dan het  Nederlandse FEV. Er is dus ergens een portie zoekgeraakt (medio februari 8,7%). Onduidelijk is hoe die over de provincies verdeeld is.
Neem ik de Nationale Energieverkenning 2015 en Brabant 14,4% van Nederland, dan heeft Brabant een FEV van 303PJ.
Het Brabants Energie Akkoord noemt als FEV 312PJ.

Uit het Brabants Energie Akkoord
Uit het Brabants Energie Akkoord

De quick scan, die de provincie door ECN heeft laten uitvoeren t.b.v. het Uitvoerinsgprogramma (en die misleidend Quick Scan Warmte heet terwijl hij over meer dan alleen warmte gaat), noemt voor 2015 290PJ. Zie Quickscan Warmte Noord-Brabant_ECN_feb2016
De verschillende benaderingen komen dus redelijk overeen.

Ga ik gemakshalve uit van Telos, dus van 297PJ in 2013, dan zou er t.o.v. 2014 tot 2020 6*1,5%=9% bespaard moeten zijn, dus 27PJ eraf, dus 270PJ over. Dat beschouw ik als taakstelling.
De ECN-Scan (dus de provincie) komt zonder aanvullend beleid in 2020 op 287PJ. Zonder nadere maatregelen haalt de provincie de besparings-
taak dus niet.

Ontwikkeling bij autonoom beleid als de landelijke maatregelen uit het Energieakkoord uitgevoerd zijn
Ontwikkeling bij autonoom beleid als de landelijke maatregelen uit het Energieakkoord uitgevoerd zijn (uit de Quick Scan van ECN)

Als er in 2020 270PJ over is, moet 14% daarvan duurzaam zijn dus 38PJ. Op basis van de Quick Scan van ECN denkt de provincie aan 36,4PJ te komen. Zonder nadere maatregelen haalt de provincie de duurzame opwekkingsstaak dus niet.
Als er in 2020 287PJ over is (zoals ECN en de provincie zeggen), moet daarvan 14% = 40,2PJ duurzaam zijn.

Ad b) en ad e): nadere maatregelen en de indeling
De Uitvoeringsagenda hinkt op twee gedachten. Het verhaal begint met een ordening op natuurkunde en eindigt met een ordening op vijf maatschappelijk thema’s.  De samenhang tussen beide wordt niet benoemd. Dat kan tot merkwaardige verschillen leiden. Die vallen niet meteen op, omdat er alleen bij de weergave van de ECN-scan absolute getallen genoemd worden. Mogelijk denkt men dat het publiek het anders te moeilijk vindt.
In geen van beide ordeningen wordt een beginjaar genoemd.

De vijf maatschappelijke thema's in de UItvoeringsagenda
De vijf maatschappelijke thema’s in de UItvoeringsagenda

Op blz 9 noemt de provincie natuurkundige maatregelen uit de ECN-scan (inclusief  het voorgenomen landelijk beleid). De ECN-scan komt zonder aanvullend provinciaal beleid tot 3PJ besparing en 36,4PJ duurzame opwekking.
Daarop  wordt een provinciale plus gezet
–  van 5,4PJ aan besparing (1,1 Nul op de meter, 2,3 betere afstemming utiliteitsbouw, 2,0 restwarmte industrie) en
–  van 4,9PJ aan duurzame productie (0,74 verduurzaming warmtenetten excl Helmond, 1,0 geothermie (4 projecten incl Helmond), 0,5 biogas, 0,5 kleinschalige projecten, 1,6 biomassa industrie (2 ketels) en 0,58PJ (tbv overblijvende elektriciteitsvraag om woningen Nul op de Meter te krijgen).
In deze aannames zit enig optimisme. Zo wordt aangenomen dat er in 2020 40000 woningen Nul op de Meter zijn (waarvan als provinciale plus 25600) en dat je op elke woning 20 gangbare zonnepanelen kunt leggen.

Op blz 40, 41 en 42 worden percentages (van 287PJ) genoemd per thema. Aan besparing wordt daar over de vijf thema’s samen ingeboekt 1,5+1,5 +2,5+0,0+0,5=6,0%, zijnde 18PJ over de jaren nu tot 2020.
Zo ook wordt daar als duurzame opwekking ingeboekt 2,0+2,5 + 6,5+0,0+3,0%=14%.
Als de ECN-besparing gehaald wordt, gaat het om 14% van 282PJ=39,5PJ, als de tweede systematiek gehaald wordt gaat het om 14% van 269=37,7PJ.

Ad c): wordt de taak gehaald?
De duurzame opwekkingstaak wordt (als je ervan uitgaat dat de lande-
lijke maatregelen waarop de ECN-scan berust inderdaad gehaald worden) in de eerste systematiek net gehaald ,want 36,4+4,8PJ > 40,2PJ.
In de tweede systematiek wordt de duurzame opwekkingtaak gehaald, omdat die er a priori ingestopt is.

Ik vind dat de besparingstaak voorschrijft dat in 2020 de totale FEV 270PJ moet zijn.
In de ECN-systematiek wordt dat niet gehaald (287PJ-5,4PJ > 270PJ).
In de tweede systematiek wordt die net wel gehaald (287PJ–18PJ=269PJ).

Ad d): een kritische beschouwing van drie bronnen van ECN
In het lijstje, waarin ECN uitlegt (zie hierboven) hoe het aan 36,4PJ
duurzame energie komt, staan drie posten die kritische aandacht ver-
dienen.
–  een post van 3,4PJ ‘houtkachels huishoudens’. Deze post is niet
twijfelachtig, want dit mag en is een bestaand getal. Het is wel onwenselijk, omdat houtkachels in huishoudens soms ernstige effecten op de omgeving hebben.
–  een post van 4,8PJ ‘meestook centrales’ is, wat mij betreft, niet per definitie onwenselijk maar wel twijfelachtig omdat men er van uitgaat dat de Amer9 open blijft. Die loopt op kolen met biomassabijstook en gaat mogelijk dicht.
–  Een post van 6,0PJ biobrandstof (was in 2015 2,9PJ). Ik vind dat zowel de haalbaarheid als de wenselijkheid  nadere uitleg verdienen.

Ad f): beperkte zeggenschap provincie
ECN stelt dat de provincie niet in staat is bij de industrie, bovenop de
Rijksinitiatieven, een eigen besparing te realiseren. De provincie hoopt wel 2,0PJ industriële restwarmte te kunnen hergebruiken, maar kan dat niet afdwingen. Zo ook 1,6PJ duurzame opwekking door biomassa als voeding voor stoomketels.
Dat let de provincie niet om bij het thema “energieneutrale industrie”  2,5% (7,4PJ) besparing in te boeken en 6,5% (18,7PJ) duurzame opwekking. De provincie meent dit te kunnen bereiken via vergunningen en handhaving, en via samenwerkingsovereenkomsten.
Het verschil in inschatting tussen ECN en de provincie is frappant.

Ad g): Sustainable Energyfarming en Energieke landschappen
De  thema’s “sustainable energyfarming”en  “energieke landschappen” zijn getalsmatig nauwelijks  uitgewerkt. Er staan vooral sociale en
bestuurlijke passages die heel mooi zijn, maar waar niet aan te rekenen valt.
Op het einde wordt er op de bonnefooi een getal aan gehangen van 3% duurzame opwekking (zijnde 8,6PJ), voor Sustainable Energy Farming en Energieke landschappen samen.
Die 8,6PJ is heel erg weinig. Hij gaat al meer dan  op aan windenergie (3,5PJ), vergisting en biogas (3,4PJ), en biotransportbrandstoffen (6,0PJ). Dat kan gewoon niet kloppen.
Wat hier ontbreekt is een forse opbrengst uit  zonneparken.

Uit de factsheet 2014 van Telos
Uit de factsheet 2014 van Telos

Ad h): het eindoordeel
Mijn eindoordeel is dat de Uitvoeringsagenda technisch en natuur-
kundig zeker niet ideaal is, maar wel de beste praktische kans om te beginnen. Als alles zo gaat als de provincie zich voorstelt, is  het verschil  tussen wens en taakstelling in 2020 niet dramatisch.
Dàt het zo loopt als men zich voorstelt, is bepaald niet vanzelfsprekend.

Ik zou, als ik provincie was, flinke reserveprojecten definieren, en ik zou die zoeken in zonneparken. Dat is de grote afwezige in de berekeningen. Ik zou zeker 5PJ (10km2) neerzetten aan zonneparken. Die reserve ben je al kwijt als bijvoorbeeld de Amer9 dicht gaat.