Natuurorganisaties en mono- en co-vergisting van mest

Directe aanleiding voor dit artikel is de factsheet die de Natuur- en Milieufederaties (waaronder in Noord-Brabant de Brabantse Milieu Federatie BMF) in maart 2021 hebben uitgebracht “Feiten en fabels over co-vergisting” van mest. Zie www.natuurenmilieufederaties.nl/wp-content/uploads/2021/03/Factsheet-co-mestvergisters_NatuurenMilieufederaties.pdf  . Ze willen een absoluut verbod op co-vergisting.
Ik bespreek deze factsheet hier kort en geef mijn commentaar. Er zijn goede redenen om erg voorzichtig te zijn met co-vergisting, maar niet genoeg voor een absoluut verbod.

In het hierna volgende betekent mono-vergisting dat bijna alleen mest vergist wordt (>95% mest), en co-vergisting dat er aan de mest minder dan de helft extra toeslagmateriaal toegevoegd wordt (dus >50% mest). Van dat toeslagmateriaal (mais, bermgras, vanillevla die over zijn datum is, etc)  bestaat een limitatieve lijst en als er wat bijgevoegd wordt dat niet op die lijst staat, is dat illegaal.

Mijn insteek bij dit soort discussies is dat het Klimaatakkoord uitgevoerd moet worden. En dat vraagt, onder andere, 70PJ aan groen gas, en het meeste groen gas komt uit mest.
Nu leidt het Klimaatakkoord, direct of indirect, tot een aantal onaangename uitvoeringsgevolgen. De algemene trend op dit moment, niet in het minst onder natuurorganisaties, is dat men in abstracto voor het Klimaatakkoord is, maar in concreto gemengd of tegen.
De spagaat is begrijpelijk, maar als iedereens spagaat voorop blijft staan, komt er van het Klimaatakkoord niets terecht. En dan zitten de natuurorganisaties over 50 jaar met onderwaternatuur.

Ik probeer ook kritisch te zijn op standpunten in eigen kring.
In eigen kring, want ik ben het eens met de Natuur- en milieufederaties dat er veel te veel vee is in Nederland (en zeker in Brabant), dat dat diverse nadelen heeft waaronder dat er ook teveel mest is. Een krimp  van de veeteelt is de enige oplossing. Daar zit het verschil  van inzicht niet.

Het verschil van inzicht zit er in of je de mest, of een deel daarvan, ook zou moeten bewerken bij minder vee, en in de inschatting hoe snel er hoeveel minder vee is – ik ben daar pessimistischer in.

Ik ben ook pessimistischer over de eenvoudige haalbaarheid van alternatieven als voldoende wind en zon. Ik verwacht dat duurzame energie in Nederland een mozaiek van vele oplossingen wordt. Ik ben daarom permanent afhoudend tegen betogen die, vanuit de eigen situatie, beweren dat bepaalde oplossingsrichtingen al bij voorbaat uitgesloten moeten worden.

Monovergister van zuivelboerderij Den Eelder. 15000 ton/y zeer verse rundermest levert in real time 1,8TJ stroom en 5,4TJ water van 110 graad C, Opgeteld is dat 0,5GJ/ton mest.
Zie www.bjmgerard.nl/?p=2993 .

De stellingen van de Natuur en milieufederaties

  1. Covergisting lost het mestoverschot niet op. Na het proces heb je meer substantie dan ervoor (50 mest + 50 mest –> 90 digestaat (juridisch mest) en het ontbrekende is biogas
  2. Voor zover covergisting energie oplevert, komt die vooral uit de toeslagstoffen. Eigenlijk is het meer een biomassacentrale.
  3. Covergisting vraagt risicovolle investeringen. Het hangt erg van de kosten van toeslagmaterialen af, van de systeemgrootte en van de energieprijs. Er moet subsidie bij.
  4. Covergisting is onveilig. Het kan lekken en ploffen en stinken.
  5. Covergisting is niet fraudebestendig. Er wordt gerotzooid met toeslagstoffen en subsidies.
  6. Covergisting maakt deel uit van een niet-duurzaam landbouwsysteem. Het ontbost elders, laat hier vooral stront en andere vervuiling achter, en het meeste vlees gaat naar het buitenland. Het is geen kringloopsysteem. Mestvergisting helpt dit in stand te houden.
  7. Covergisting moet verboden worden.
Co-vergister bij loonwerkbedrijf Groot-Zevert in Beltrum in De Achterhoek. Het bedrijf verwerkt 96.000 ton materiaal, waarvan het grootste deel varkensmest. Dat levert jaarlijks 0,2PJ groen gas op, het geen neerkont op ongeveer 2GJ/ton mest. Zie https://ekwadraat.com/projecten/groot-zevert-vergisting/ .

Mijn reactie op de specifieke stellingen:

Ad 1.    De eindsubstantie, het digestaat, heet juridisch wel mest, maar dat is dan niet dezelfde mest als de beginsubstantie. Bij een juiste aanpak, inclusief warmtebehandeling, kan het digestaat minder stinken, minder gevaarlijk zijn en minder microorganismen bevatten. Zie www.bjmgerard.nl/?p=2589 .
Ik ken overigens ook wel minder extreme getallen als dat 50 + 50 = 90 + gas.
De hoeveelheid substantie is overigens van beperkt belang, omdat er vaak een nabewerking op losgelaten wordt in de vorm van indikking en ultra-filtering. Daarmee raakt men gemakkelijk 80% van het water in de mest kwijt.
De officiele eenheid van mest is de kg fosfaat en die tellen gewoon uit de mest en de toeslagstoffen op. De Natuur en Milieufederaties hebben gelijk dat je mestvergisting (ook mono-) op zichzelf niet als oplossing van het mestprobleem moet zien.

Ad 2.    Ik heb op zich niets tegen biomassacentrales, als aan een aantal voorwaarden voldaan is. Bij juist gebruik kan dat een zinvolle vorm van restverwerking zijn.

Talrijke ervaringscijfers leren dat de monovergisting van zeer verse varkensmest op ruwweg 0,7GJ groen gas per ton onbewerkte mest oplevert (zie www.bjmgerard.nl/?p=14681 ). Omdat mest meestal niet vers de vergister ingaat, komen feitelijke opbrengsten op ongeveer 0,5GJ/ton onbewerkte mest uit.
Dus de 74,6 miljard kg mest uit het kader komt bij volledige monovergisting (die uiteraard niet plaatsvindt) op ruwweg 40PJ groen gas uit. Dat is niet te verwaarlozen t.o.v. het klimaatdoel van 70PJ groen gas.
Als dat met covergisting enige malen meer is, is dat op zich welkom.
Je spaart er bijvoorbeeld wind en zon mee uit. Voor elke PJ is 3km2 zonnepark nodig of 20 Vestas-150 windturbines, en dan is  het mestvermogen nog regelbaar ook. Voor Natuur en milieufederaties met sterke landschapsbeschermingsreflexen zou dat een punt van overweging moeten zijn.
Nu wil je minder dieren en dus ook minder mest, maar ook met bijvoorbeeld een kwart minder varkens tikt het nog behoorlijk aan.

Ad 3.    Op zich klopt dat en er moet subsidie bij, zoals bij alle vormen van hernieuwbare energie op het land subsidie bij moet. Een allesvergister t.b.v. groen gas krijgt per kWh minder SDE+subsidie als een zonnepark. Zie de SDE+-brochure.

Ad 4.    Er zijn in Nederland twee mensen omgekomen bij een vergister, een omdat hij door het dak zakte en een ander omdat die werd overreden door een shovel. Dodelijke incidenten door  het vergistingsproces als zodanig zijn er in Nederland niet. Er is uiteraard wel kans op incidenten.
Er vinden wel dodelijke ongevallen met mest plaats, maar niet in een vergistingscontext.  Mest is een gevaarlijke stof die zichzelf vergist, ook als je niets doet, en daarbij komen zeer giftige gassen vrij. De dodelijke ongevallen van de laatste jaren vonden plaats in mestsilo’s en gierkelders.

Er staan vele gevaarlijke bedrijven in Nederland en daar kent dit land regels in de vorm van vergunningen, zonering (afstandsbepalingen, en dergelijke). Je kunt dan een mestvergister, vanwege zijn tank, zien als zoiets als een LPG-station.

Covergisting is niet eenvoudig en vraagt om geschoold personeel. In praktijk betekent dat een grootschalige en professionele bedrijfsvoering.

Ad 5.    Dit is zonder meer het grootste risico. Er bestaan veel criminele connecties, zo liet de NRC op 16 mei 2019 zien. De criminelen brengen divers afval in als (verboden) toeslagstof.

Overigens kunnen criminele netwerken ook rechtstreeks zaken doen met individuele boeren. Het illegale afval gaat dan gewoon de mestkelder in.

Er is kritiek op de handhaving van de wetgeving. Aan de andere kant is het bijvoorbeeld mogelijk de Wet BIBOB in te zetten. De  toenmalige gedeputeerde Spierings (D66) zei in genoemd NRC-artikel dat de provincie sinds 2015 de integriteit onderzocht en de Brabantse regelgeving benoemt deze wet bij aanvragen om vergunningen voor mestbewerking. Sinds die tijd, zei Spierings, zijn er geen nieuwe aanvragen voor covergisters meer geweest en zijn enkele vergisters overgeschakeld van co- op mono-.
En als dan toch, dan liever groot, professioneel en op een paar plaatsen.

Een grondige handhaving is nodig, maar ook mogelijk.

En verder geldt uiteraard dat in sectoren met veel criminaliteit ook gewoon nette bedrijven aan het werk zijn.

Ad 6.    De analyse van het landbouwsysteem is juist. Toch zijn er drie belangrijke redenen om dit niet als alleenzaligmakend te hanteren:
– de intensieve veehouderij bestaat nog wel even. Die kan een stuk kleiner worden, maar ik zie vooralsnog geen volledige grondgebondenheid
– ook in een circulair landbouwsysteem kan mestvergisting (al dan niet co-) een rol spelen. De koeien en varkens staan niet of niet altijd in de wei.
– de redenering keert op losse gronden een redenering om. Men neemt impliciet aan dat als het landbouwsysteem tot mestbewerking leidt ( A –> B), dat dan een verbod op B ook een verbod op A is. Dit is in genen dele gerechtvaardigd: het is eerder logisch dat de illegale sector nog sterker wordt.

Ad 7.    Ik ben dus voor een zeer strakke regulering van de co-vergisting, maar niet voor een absoluut verbod.
Wat argumenten:

  1. Vergisting van mest (vooral als dat snel gebeurt) heeft een niet-genoemd klimaatvoordeel, namelijk dat er minder methaan en lachgas in de atmosfeer komt. Zie www.bjmgerard.nl/?p=14681 .
  2. Het bewerken van mest is een vorm van recycling van de eindige delfstoffen fosfaat en kalium
  3. Als de overheid de bedrijfstak goed in de klauwen zou hebben, zou covergisting een waardevolle aanvulling op de afvalverwerking kunnen zijn (en uit de afvalstoffenheffing mede gefinancierd).
  4. Biomassa is er in vele soorten en maten en kan voor vele doelen gebruikt worden. Voor sommige restmaterialen kan de mestvergister het beste doel zijn, voor andere de biobrandstof of veevoer. Daarom hoort er een overstijgend biomassabeleid bij.
  5. De geëiste nadruk op zon en wind voor de elektriciteitsopwekking is lichtelijk schijnheilig, omdat de Natuur en milieuorganisaties daar soms ook behoorlijk dwarsliggen. In mijn regio ZO Brabant eist de BMF de facto een verbod op windturbines.
    En of aardwarmte, zonnewarmte, geothermie en restwarmte inderdaad in voldoende mate alternatieve bronnen zijn, zoals de factsheet beweert, moet nog geheel blijken.
    Vooralsnog is elk aanbod aan hernieuwbare energie welkom.
Covergister De Princepeel te St Odiliapeel met toeslagproducten uit eigen huis ( www.smits-groep.nl/biogas/ ). De Princepeel levert jaarlijks ongeveer 0,12PJ aan groene stroom (via gasmotoren op het eigen biogas).
Volgens de Natuur en milieufederatie zou De Princepeel dus gesloten moeten worden.


Monovergisting

Belangrijke zorgpunten bij covergisting bestaan er niet of veel minder bij mono-vergisting. Die is een stuk simpeler, maar brengt helaas minder op.

De website van de gezamenlijke Natuur en milieufederaties www.natuurenmilieufederaties.nl  geeft geen informatie over wat de federaties vinden van monovergisting.

De landelijke organisatie Natuur en Milieu accepteert monovergisting als tweede keuze. Regulier gebruik van mest is eerste keuze. Zie  www.natuurenmilieu.nl/themas/voedsel/projecten-voedsel/verbreding-beter-leven-keurmerk/beter-leven-keurmerk-criteria-mest-en-mineralen/ .

Twence
De afvalverwerker Twence in het Twentse Zenderen kreeg op 28 oktober 2020 groen licht van de Raad van State om 250.000m3 varkensmest te verwerken uit Twente en een deel van Salland en de Achterhoek. De leveringscontracten zijn grotendeels voor drie jaar afgedekt.
Alle bewerkingen vinden volledig inpandig plaats in een ruimte op een oude stort.

Blijkbaar heeft Twence, naar de mening van de Raad van State, zijn stikstofemissies op orde. Daarover spreken de Natuur en milieufederaties in hun factsheet overigens niet.

De mestvergister is een uitbreiding van, en chemisch geïntegreerd met, reeds bestaande afvalwerkende aktiviteiten.

Uit het schema blijkt dat het een monovergister is.

De prospectus beweert dat elk jaar 250.000 m3 varkensmest tot 5,0 miljoen m3 tot groen gas opgewerkt biogas leidt (20m3 groen gas per kuub mest), goed voor 0,16PJ/jaar (0,64GJ per kuub mest). Voor monovergisting van varkensmest een normale, goede waarde.

Schema Twence

Het PlanMER RES MRE beschouwd

Ter inleiding
Ik heb onlangs in deze blog een artikel gewijd aan de beoordeling door de Brabantse Milieu Federatie (BMF) van de RES 1.0 – stukken, zoals die door de vier Brabantse RES-regio’s op tafel gelegd zijn. Zie BMF beoordeelt ingediende RES-plannen .

Bij de beoordeling van de concept-RES 1.0 van het gebied van de Metropool Regio Eindhoven (MRE) maakte de BMF het voorbehoud dat deze concept-RES nog niet goed beoordeelbaar is, omdat die afhankelijk was van een nog lopende PlanMER-grocudure. Dat klopt: de beoordeling door de BMF van de Concept-RES was gedateerd 14 april en de ter visielegging van het PlanMER loopt van 03 mei 2021 t/m 14 juni 2021.
Het PlanMER is opgesteld door Bosch & van Rijn en heet formeel “PlanMER grootschalige zon en wind Regionale Energiestrategie (RES) Metropoolregio Eindhoven”. Hij gaat dus slechts over een deelaspect van de Concept-RES 1.0 (dus bijvoorbeeld niet over warmte).
De concept-RES 1.0 met bijlagen is te vinden op  https://energieregiomre.nl/waar+staan+we+nu/default.aspx ), en de bijbehorende PlanMER op www.planmerresmre.nl/pdf.html#pagemode=bookmarks (digitaal – bovenin ene TAB naar de .pdf-versie).

Het PlanMER is zuiver beschrijvend. Het geeft alleen de feiten en laat de keuzes aan de politiek.

Om een RES 1.0 – document vast te stellen is een PLanMER niet verplicht. Vijf van de 30 energieregio’s in den lande hebben, als pilot, ervoor gekozen om zo’n PlanMER op te doen stellen, waarvan het MRE-gebied er dus één is. Zie http://www.regionale-energiestrategie.nl/bibliotheek/ruimtegebruik/res+en+milieueffectrapportage+mer/1797126.aspx  . Het is me niet helemaal duidelijk in hoeverre dit bij de MRE een positieve of een  negatieve reden heeft (in dat laatste geval zou het equivalent zijn met de befaamde studiecommissie die onoverbrugbare geschillen uitstelt). Hoe dan ook, er ligt nu een interessant document en het uitstel is in elk geval bereikt.  

Het voorbehoud dat de BMF maakte bij de beoordeling van de concept-RES 1.0 van de MRE was terecht. Sommige  van de kritiekpunten komen in het PlanMER aan de orde, zoals bijvoorbeeld wat de BMF “concentratiegebieden” noemt en de PlanMER “energielandschappen”. Eigenlijk zou de BMF zijn analyse opnieuw moeten doen, met de PlanMER erbij.

Zoekgebieden

Nummering zoekgebieden 1 t/m 38

Toen de PlanMER startte, lagen er al 37 zoekgebieden al vast. Die zijn vastgesteld in politieke raadplegingsprocedures in eerdere stadia van de RES, en dus niet met een of andere rigoureuze methode binnen de PLanMER zelf. Men kan dat negatief uitleggen dat politieke (on)wenselijkheden aan het zoekproces voorafgegaan zijn, en positief dat er al bij voorbaat gebieden gezocht zijn met multifunctioneel ruimtegebruik.
Aan deze zoekgebieden is een gebied 38 toegevoegd, zijnde een strook van 300m breed aan weerszijden van de snelwegen (voor zover dat gebied niet al elders meegenomen was).
Deze 38 zoekgebieden staan op bovenstaande kaart.

Voor zonne-energie hebben de opstellers van de PlanMER het bij deze 38 gebieden gelaten.
Voor wind-energie hebben de opstellers er alle mogelijke gebieden aan toegevoegd die niet op basis van harde criteria verboden waren – welke harde criteria het grootste deel  van het MRE-gebied al uitsluiten. De meeste van deze toegevoegde locaties waren al aan de orde geweest in een eerdere PlanMER, die de Kempengemeenten al opgesteld hadden. Zodoende is er een lijst gemaakt met 33 locaties die in de 38 locaties lagen, 24 locaties die daar niet in lagen maar wel in de eerdere PlanMER van de Kempengemeenten, en 8 locaties die niet  in de 38 lagen en ook niet in de Kempengemeenten.

Het zijn nog “gebieden”. Een PLanMER heeft een zeker abstractieniveau dat op projectniveau verder moet worden uitgewerkt.

Het PlanMER rekent met als voorbeeld een Vestas V150 met een ashoogte van 150m en een rotorstraal van 75m. Het vermogen daarvan is 4,2MWen dat levert in het MRE-gebied (bij gemiddeld 7,3 m/sec windsnelheid) 15,3GWh netto op (dus ruim 3600 vollasturen).

Harde en zachte belemmeringen
Er zijn, op het abstractieniveau van een PLanMER, harde en zachte belemmeringen.

De harde belemmeringen voor windenergie zijn (blz 41-42 verkort weergegeven):

BelemmeringMinimale afstand (m)Opmerking

Harde belemmeringen
Buisleidingen225 (tiphoogte) 
Hoogspanning225 (tiphoogte) 
Natura 2000 en Natuurnetwerk Brabant (NNB)75 (wieklengte)Dit sluit aan bij het provinciaal beleid. Overdraai = ‘plaatsing in’.
Panden75 (wieklengte)Deze minimumafstand voorkomt overdraai boven gebouwen.
Spoorwegen86 (wieklengte + 11)Afstandseis Prorail.
Vaarwegen105 (wieklengte + 30)Hier is de Beleidslijn Rijkswaterstaat gevolgd..
Vliegverkeer en radarn.v.tDe invliegfunnels (de 300-voetszone) en de CNS-cirkels zijn harde belemmering
Wegen – rijkswegen75 (wiek-lengte)Alleen voor rijkswegen, beleidsregel gaat niet over provinciale wegen.
Wegen – overige wegen20 (fundering)  De fundering van de windturbine moet vrij van de verharding liggen.
Windturbines600 (4*rotordiameter)Vuistregel ter voorkoming van windafvang
Woningen400 meterVuistregel tegen normoverschrijding geluid en slagschaduw. De daadwerkelijke afstand is op het detailniveau van een PlanMER niet te bepalen.
Zachte belemmeringen 
Vliegverkeer en radarNaast de harde CNS-vlakken ziet dit PlanMER de 500-voetszone als zachte belemmering: hier gelden zeer strenge regels t.a.v. radarverstoring. Hoewel windturbines hier weinig kans maken (TNO), is realisatie niet op voorhand uit te sluiten. 
NNB langs grootschalige infraEen strook van 300m langs grootschalige infrastructuur is een zachte belemmering voor windparklocaties, vanwege art. 3.38 IOV NBrabant. 300 meter is gekozen om enerzijds de koppeling met de grootschalige infrastructuur niet te verliezen en anderzijds nog enige schuifruimte te hebben voor individuele windturbines. Windparklocaties mogen niet geheel binnen deze zone vallen. Grootschalige infrastructuur zijn: rijks- en provinciale wegen, doorgaande vaarwegen en spoorwegen. 

De harde belemmeringen voor zonne-energie zijn, verkort weergegeven (blz 45):

BelemmeringOmschrijving
Bos (20m)Een buffer van 20m is gehanteerd om schaduwwerping te voorkomen.
NNB (20m)NNB wordt met een buffer van 20m als belemmering meegenomen.
Natura 2000 (20m)Natura 2000 wordt met een buffer van 20m als belemmering meegenomen.
Militair oefenterreinTen noorden van Eindhoven Airport ligt een militair oefenterrein dat in deze analyse als geheel is uitgesloten voor de ontwikkeling van zonneparken.
Panden op bedrijventerreinenOm de mogelijkheden op bedrijventerreinen te onderzoeken, maar wel rekening te houden met de belemmeringen die daar spelen is voor de bedrijventerreinen een buffer aangehouden van 20m rondom aldaar gelegen panden.
RecreatiebestemmingenGebieden met enkelbestemming recreatie zijn meegenomen als belemmering.
Wegen (8m)Wegen worden met een buffer van 8m vanuit de hartlijn als belemmering meegenomen.
WoonkernenIn de belemmeringenkaart zijn alle woonkernen meegenomen als belemmering.

Binnen wat de harde en zachte belemmeringen overlaten gaan effectbeoordelingen een rol spelen. Die worden voor een groot aantal onderwerpen ingeschat. Vervolgens worden die effectafstanden als basis voor de rapportage gebruikt.
Naast de belemmeringen op het abstracte niveau van een PLanMER zijn er grootheden die van belang worden op het concrete niveau van een individueel project.

Het Activiteitenbesluit Milieubeheer staat bijvoorbeeld rond windturbines geluidsniveau’s vast van maximaal 47 dB Lden en 41 dB Lnight aan de gevel. In bovenstaande figuur (berekend vanuit drie genoemde voorbeeldturbines op een rij) valt de effectafstand van 500m  ongeveer overeen met de 47 dB Lden -contour (en idem 1000m en de 42 dB Lden -contour).
Laagfrequent geluid wordt geacht voldoende afgedekt te zijn met de 47 dB Lden -norm.
Bij overschrijding kunnen exploitanten de turbine op een stillere stand zetten, wat enig productieverlies tot gevolg heeft.

Voor de slagschaduw geldt een wettelijke norm van 17*20 minuten per jaar.
Voor de als voorbeeld gebruikte drie voorbeeldturbines op een rij leidt dat tot bovenstaande criterium.
Bij overschrijding moet de turbine tijdelijk stilgezet worden, wat bij afstanden > 400 a 500m nauwelijks tot productieverlies leidt.

Op effectafstanden tot natuurgebieden kom ik verderop terug.

Alles bijeen becijfert het PlanMER de volgende verzameltabel voor wind. Eerst enige toelichting:

  • De rode kleur onder “Afstand tot netcapaciteit” is omdat Enexis-hoofdstation Hapert tot 2030 waarschijnlijk zijn taak  niet aankan. Daaronder valt ongeveer het westelijke kwart van het MRE-gebied.
  • De tweede kolom “zoekgebied” bevat de nummering volgens de Concept-RES 1.0. De eerste nummering bevat alle mogelijke zoekgebieden, waarbij K op “Niet Concept-RES, wel Kempen” slaat en B op “Niet Concept-RES, niet Kempen”.
    De eerste kolom plukt uiteen wat in de Concept-RES als cluster gezien wordt, en in kolom 1 als meerdere kleinere opstellingen. 20-1, 20-2 en 20-3 in de eerste kolom zijn dus samen 20 in de tweede kolom.
  • Per hoofdje is een basis gedefinieerd voor wat donkergroen, lichtgroen, grijs (neutraal), lichtgeel en donkergeel genoemd wordt.
    In bijvoorbeeld het hoofdje “woningen<500m” bestaat groen niet, is grijs <10 gevoelige objecten (als regel woningen), lichtgeel 10-30 idem, en donkergeel > 30.
    In zoekgebied 1-1 staan er dus 22 woningen binnen 500m van de geschetste voorbeeldopstelling van drie Vesta 150 – turbines. Zie blz 70.
    Een voorbeeldturbine wordt geacht 15GWh/jaar op te brengen. Zijn het er <=3, dan is de score lichtgroen, idem >=4 donkergroen. Grijs betekent in deze kolom “Hapert, dus nee”.

Een vergelijkbare tabel voor zonne-energie, ook weer met toelichting:

  • De nummering is alleen die van de Concept-RES 1.0, dus 1 t/m 38 .
  • Jaaropbrengsten zijn donkergroen >100GWh, lichtgroen als 50<opbrengst <100 GWh, en grijs als < 50GWH of 0 vanwege “Hapert”. De eenheid van opbrengst is dus de GWh (1TWh = 1000GWh)
  • Men rekent als vuistregel in het MRE-gebied met 1GWh/hectare*jaar bij onbelemmerde (bruto) opbrengst
  • Er zijn twee opbrengstkolommen, “min” en “max”.
    Deze zijn gebaseerd op een combinatie van landschapstypes (beekdalen, jonge en oude zandontginning, Peelkern- en Peelrandontginning, urbane gebieden) en landschapsstrategieën (inpassen, aanpassen en transformeren – dat loopt van weinig ingrijpend naar zeer ingrijpend).
    Bij elke strategie hoort per landschapstype een percentage dat vol gezet kan worden met zonneparken (de “draagkracht”) zonder dat het gebied zijn karakteristieke uiterlijk verliest.
    “Min” is op basis van inpassing, “Max” is op basis van transformatie.
    Zoekgebied 1 bijvoorbeeld bestaat uit 452 hectare jonge zandontginning en 289 hectare oude zandontginning (zie par. 7.3.3). In de strategie “inpassing” mag de eerste categorie vol gezet worden voor 15% (68ha) en de tweede voor 13% (38ha). Dat levert dus bruto 106ha, dus 106 GWh/jaar. In praktijk moet daar wat af om  aan netto te komen (een beplantingsrand, onderhoudspaden en dergelijke) en zodoende komt men aan 98GWh.
    Hieronder een overzichtstabel van percentages per strategie per landschapstype. Deze tabel en de voorbeeld-berekening zijn te vinden in h7.5 van de PlanMER.
Inpassingsvoorbeeld van een zonnepark in een jonge zandontginning


De zon-tabel per slot van rekening:

De opbrengst van grootschalige wind en zon versus de vraag
Uiteindelijk komt het PlanMER uit

  • op een mogelijke windopbrengst van 1,65TWH (1650GWh). Dat is op basis van de 38 zoekgebieden uit de Concept-RES 1.0 (dus zonder de daar aan toegevoegde extra zoekgebieden), en inclusief twee zoekgebieden die vanwege “Hapert” tot 2030 waarschijnlijk niet kunnen leveren. Exclusief die twee zoekgebieden is de som 1,28TWh.
  • Op een mogelijke zonopbrengst van 1,5TWh (in de minimale strategie “inpassing”) of 5,3TWh (in de maximale strategie “Transformeren”).

De Concept-RES 1.0 verdeelt de zelfopgelegde duurzame elektriciteitstaak van 2,0TWh uit wind en grootschalige zon als volgt:

  • 0,51TWh staat er al
  • 0,64TWh zit in de pijplijn (er is al een SDE+ – subsidie)
  • 0,28TWh zit in toekomstige “no regret-maatregelen”. Het gaat om zonprojecten die boven de RES-drempel vallen (1500kWpiek ) en dus meetellen, maar die zo klein ziojn dat ze op niet of weinig omstreden locaties passen als grote daken, vuilstorten, geluidsschermen, het vliegveld, etc).
  • Nog te realiseren op basis van grootschalige wind- en zonneparken 0,57TWh.

Het PlanMER moet dus 0,57TWh “leveren” en op zich lukt dat dus. Zelfs exclusief “Hapert” en bij de minst vergaande vorm van zonne-energie (inpassen) komt het PlanMER op 1,28 +  1,5TWh = 2,78TWh.
In de vormgeving van grootschalige zon- en windparken, zoals geëist op basis van het RES-programma) is dus wel ruimte voor enige mate van bestuurlijk compromis.

De vervolgdiscussie is moeilijker.

De RES gaat  niet alleen over grootschalige zon en wind, maar ook over warmte. Het PlanMER gaat daar niet over, want dat was niet gevraagd.
Maar als die warmte duurzaam geleverd moet worden in een regio, die vooralsnog niet over veel rest- en bodemwarmte beschikt, en die dus grotendeels elektrisch opgewekt moet worden, kost dat stroom. De Concept-RES 1.0 noemt op blz 37 een bedrag van 1,5TWh in 2050 wat, omdat dit in 2030 nog maar voor ongeveer 20% gerealiseerd hoeft te worden, in 2030 ongeveer 0,3TWh vraagt (met de nodige onzekerheid).
De vraag is of die 0,3TWh een reëel getal is en vervolgens, of die 0,3TWh deel uitmaakt van de 2,0TWh, of er boven op gezet moet worden.
De gebruikte formuleringen lijken er op te wijzen dat het “deel uitmaken van” is, maar dat lost een politiek probleem op en geen probleem in de echte wereld.

(Visualisatie van windparken. Tiphoogte bij voorbeeldturbine in dit verhaal is 225m)

Energie-autarkisch of niet?
De RES is slechts één van de afspraken, die gemaakt is in het kader van het Klimaatakkoord. Er is of komt ook een elektriciteitsvraag vanwege de waterstofeconomie, synthetische kerosine, de verduurzaming van het bedrijfsleven, enz. Ik verwacht zelf dat de nationale vraag naar duurzame elektriciteit enige malen groter wordt dan de huidige 120TWh. Dit zeker na het recente Shell-vonnis in de zaak van Milieudefensie en anderen.

De eerste vraag is nu of wij net doen of de vraagtoename een natuurwet is, of dat we bepaalde activiteiten verminderen of er zelfs afscheid van nemen. In het MRE-gebied bijvoorbeeld: moeten we het vliegvolume op Eindhoven Airport als natuurwet accepteren, of moeten we het gewoon rantsoeneren? Dus een grens aan brandstof en eventueel stroom.
De tweede vraag is of Nederland naar moeten streven om vraag naar duurzame energie, waaronder duurzame stroom, in eigen huis op te vangen (dus autarkisch zijn). Nederland is nu ook niet energie-autarkisch, Veruit het grootste deel van onze energie op dit moment wordt ingevoerd.

Verbijzonderd naar het PlanMER wordt de vraag of de beschikbare mogelijkheden voor grootschalige zon en wind inderdaad allemaal opgebruikt moeten worden.
De 0,57TWh, die nu gevraagd wordt, zal zichtbare, maar nog geen dramatische gevolgen in het landschap hebben. Dat wordt meer door de toekomst van de landbouw bepaald dan door de toekomst van de energie.
Maar als de grootschalige levering van wind- en zonnestroom richting 1,65 + 5,3TWh zou gaan, wordt het mogelijk een ander verhaal.

Er start nu de landelijke discussie rond het Programma Energiehoofdstructuur, waartoe bouwstenen aangeleverd zijn zoals bijvoorbeeld “Grote opgaven in een beperkte ruimte” van het PBL en “Vier klimaatneutrale energiescenario’s 2050  van Kalavasta en Berenschot, waarin bijvoorbeeld ook importscenario’s zitten.
Nu kun je nog niet veel met import, want er zijn nog geen landen die in 2030 duurzame energie en stroom over hebben. Maar de discussie daarover moet snel beginnen.
Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=15349 en https://www.bjmgerard.nl/?p=15387 .

Op dit moment valt er echter nog geen peil op te trekken welke uitkomst deze discussie heeft en op welke termijn die uitkomst nagestreefd wordt. Ik doe hierover op dit moment geen uitspraak.

Visualisatie van de omstreden windturbines bij Bladel, met één turbine in de NNB)

De BMF-brief over vogels
Op 25 mei 2021 heeft de Brabantse Milieu Federatie (BMF), mede namens het Brabants Landschap en Natuurmonumenten, een brief aan Provinciale Staten (PS) gestuurd om de bespreking van de RES in PS dd 28 mei te beïnvloeden. Een meerderheid in PS wees de wensen van de BMF af. De portefeuillehouder Van der Maat: “We begrijpen het en tegelijk vinden we het te kort door de bocht.” Voor windmolens in de buurt van natuur wil hij maatwerk.
Ik ben geen fan van VVD-er Van der Maat, maar in deze ben ik het ongeveer met hem eens.

De BMF wil

  • Zon en wind uitsluiten uit het NatuurNetwerk Brabant (NNB), ook in uitzonderingssituaties
  • Minstens 500m afstand tussen windturbines en de grens van het NNB
  • Minstens 1200m afstand tussen windturbines en weidevogelkerngebieden

Het PlanMER bevat, net als bij de eerder genoemde onderwerpen geluid en slagschaduw, ook voor de fauna effectschattingen en bijbehorende afstanden (h.6.6). Deze gaan minder ver als de wensen van de BMF. De PLanMER noemt afstanden die afhankelijk zijn van het soort natuurgebied en de vogelcategorie. De PLanMER ondersteunt, net als de BMF, zijn opvattingen met literatuur en SOVON-tellingen.

Samenvattend is het richtlijnensysteem van de PlanMER in een tabel onder te brengen (PlanMER blz 99).

Richtafstanden als beoordelingsgrondslag bij verschillende categorieën dieren en natuurgebieden

Dit te lezen als volgt:
Windturbines worden geacht geen significant effect (grijs) te hebben als ze >500m van een VogelRichtlijngebied (VR) af staan of >75m bij Habitatrichtlijngebieden (HR) of >200m van de NNB af staan (bij de BMF 500m), of als er in een gebied minder dan 22 beschermde soorten broedvogels zitten.
Enzovoort.

Kijkt men nu terug op de eerdere “Samenvattende beoordelingstabel windparklocaties”, dan ziet men dat geen enkel zoekgebied in staat is om zelfs onder de soepeler criteria van de PLanMER een score met allemaal grijs te krijgen, laat staan onder de veel scherpere criteria van de BMF.
Het BMF-voorstel betekent effectief een absoluut verbod op nieuwe windturbines in Zuidoost Brabant.

Daar staat tegenover dat de gevolgen van de klimaatopwarming voor de ecologie ook ernstig kunnen zijn (bijvoorbeeld habitatverlies door verdroging, bosbranden, ziektes of invasieve soorten). En dat de Wageningse studie, die de BMF noemt, ook een aantal mitigerende mogelijkheden noemt, zoals tijdelijk stilstand van turbines of markerende beschildering.
Verder kan de ecologie aanmerkelijk verbeterd worden door een gelijktijdig terugdringen van de rol van de intensieve landbouw.

Ook economische en technische redenen pleiten voor een bepaalde hoeveelheid windturbines in de energiemix. Bij een mix van zon en wind is bijvoorbeeld de productie gelijkmatiger.

Ik wil op dit moment, mede omdat de toekomst van de opwekking van duurzame elektriciteit nog niet vast staat, in dit spanningsveld geen categoraal verbod op windturbines in het MRE-gebied uitspreken, zoals de BMF feitelijk voorstelt. Ik vind het een afwegingssituatie met individuele kenmerken.

Toepassing van de strategieën inpassing – aanpassing – transformatie in een jonge zandontginning

Netbeheerders brengen vijf prioriteiten voor de nieuwe coalitie onder de aandacht

Vanwege het belang neem ik dit persbericht van Netbeheer Nederland over.

In een brief aan informateur Mariëtte Hamer (dd 21 mei 2021) vraagt Netbeheer Nederland deze week aandacht voor vijf belangrijke randvoorwaarden om een tijdige realisatie van een klimaatneutraal energiesysteem mogelijk te maken. In de brief doen de gezamenlijke netbeheerders een appèl op de formerende partijen en het volgende kabinet om in het Regeerakkoord om snel een aantal politieke keuzes te maken. Alleen dan, zo stellen de netbeheerders, blijft de klimaatopgave voor 2030 en 2050 maakbaar en betaalbaar.

De energietransitie brengt voor het energiesysteem een enorme opgave met zich mee. De huidige energie-infrastructuur moet worden omgevormd tot een integraal, klimaatneutraal energiesysteem. Dat betekent een verdubbeling van het elektriciteitsnet, het gasnet geschikt maken voor duurzame gassen, de aanleg van duurzame warmtenetten en het integreren van een grote hoeveelheid flexibele middelen, zoals opslag, conversie en duurzame gascentrales. Dit is allemaal nodig om de leveringszekerheid binnen het toekomstige klimaatneutrale energiesysteem te kunnen garanderen. De netbeheerders zijn daar – waar het kan –  al volop mee bezig, maar om de totale ombouw te kunnen realiseren, zijn op heel korte termijn politieke keuzes nodig. In de brief vraagt Netbeheer Nederland daarom rekening te houden met vijf prioriteiten:

  1. Een regierol voor het Rijk, gemeenten en provincies. Regie is doorslaggevend om te komen tot een integraal ontwerp voor het energiesysteem, inclusief ruimtelijke keuzes en reserveringen. Richt hiervoor een Nationaal Programma Energiesysteem in en versnel waar mogelijk de besluitvormingsprocedures. 
  2. Aanpassing van wet- en regelgeving zodat het elektriciteitsnet betaalbaar en betrouwbaar blijft. Het gaat hier met name om wet- en regelgeving die de afstemming van vraag en aanbod van energie stimuleert. Bijvoorbeeld door flexibele middelen (zoals opslag, conversie en vraagsturing) te stimuleren, flexibele energietarieven in te voeren, en een verdeling van de kosten tussen afnemers en aanbieders van energie die de energietransitie stimuleert.  
  3. De mogelijkheid om bestaande gasinfrastructuur in te zetten voor de energietransitie. Zo wordt de de opschaling van inzet van duurzame gassen als waterstof en groen gas gestimuleerd; 
  4. Innovatieve opschaling van warmtenetten door te kiezen voor een open model dat innovatie stimuleert en aanbieders en gebruikers maximale keuzevrijheid biedt en de integraliteit van het energiesysteem van de toekomst faciliteert; 
  5. Voldoende financieringsruimte voor alle noodzakelijke investeringen. De netbeheerders investeren tot 2050 in totaal ca. 102 miljard euro in de elektriciteitsnetten en regionale gasnetten om voorbereid te zijn op de uitdagingen van de nabije toekomst.   
Aanleg warmtenet Terheijden

Netbeheer Nederland benadrukt dat 2050 wellicht ver weg lijkt, maar voor netbeheerders in feite al volgende week is. Om de doelstellingen te kunnen realiseren, moeten belangrijke beslissingen nu genomen worden, zoals keuzes voor locaties voor de opwek van elektriciteit uit wind en zon, voor ‘aanlanding’ van grote hoeveelheden windenergie van de Noordzee, de inzet van flexibele middelen om altijd te kunnen voldoen aan de vraag naar (duurzame) elektriciteit en voor de aanleg van een waterstofbackbone. Daarnaast wijzen de netbeheerders er op dat de indrukwekkende verandering van onze energiehuishouding op korte termijn een relevante bijdrage kan leveren aan het groen herstel van Nederland na Corona, alleen al door de vele mensen die nodig zijn voor al het werk.

De brief van de gezamenlijke netbeheerders aan de informateur is hier te lezen.  

Milieudefensie wint klimaatzaak tegen Shell (update dd 24 juli 2024 en na de uitspraak in hoger beroep)

Milieudefensie heeft op 26 mei 2021 de klimaatzaak tegen de Shell gewonnen. Hieronder de eerste reactie van Milieudefensie.

Jaaaa! Milieudefensie wint revolutionaire rechtszaak – Shell moet vergroenen

We snakken met zijn allen naar goed nieuws over het klimaat. Naar een doorbraak. Zodat we weten dat het goed komt met de toekomst van onze kinderen. En vandaag is die doorbraak er!

Vandaag schrijven we geschiedenis. Samen met 17.000 mede-eisers. De rechter veroordeelt Shell. De grootste vervuiler van Nederland moet meer doen om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen. Het is voor het eerst dat een bedrijf zijn beleid in lijn moet brengen met het Klimaatakkoord van Parijs. Dat is een mega-doorbraak die wereldwijd gevolgen gaat hebben.

Wat concludeerde de rechter?

De rechter heeft ons op heel veel punten gelijk gegeven! In het kort: de rechter beveelt Shell in 2030 zijn CO2-uitstoot met netto 45%  terug te hebben gebracht (ten opzichte van 2019). Ook moet Shell zich verplicht inspannen om de CO2-uitstoot van de toeleveranciers en afnemers te verminderen met 45% netto (2030). En dat moet Shell doen via het bedrijfsbeleid. Daarvoor moet Shell nieuw beleid schrijven. 

Triomfantelijk uit de rechtszaal na het klimaatproces tegen de Shell_26mei2021

Ook stelde de rechter vast dat bedrijven verantwoordelijk zijn voor het beschermen van mensenrechten in de hele keten, door de CO2-uitstoot te beperken, inclusief die van zakelijke relaties en afnemers. 

Deze uitspraak gaat de wereld veranderen

Er worden over de hele wereld klimaatzaken gevoerd. Maar deze is uniek, want het ging niet over geld. Het ging erom de plannen van Shell te veranderen, om gevaarlijke opwarming van de aarde te voorkomen. 

Roger Cox, de advocaat van Milieudefensie: “Deze uitspraak gaat de wereld veranderen. Wereldwijd staan mensen in de startblokken om oliemaatschappijen in hun eigen land aan te klagen naar ons voorbeeld. En dat niet alleen. Oliemaatschappijen zullen veel terughoudender worden met investeringen in fossiele, vervuilende brandstoffen. Het klimaat heeft vandaag gewonnen.

Tranen van geluk

Wij verlieten niet alleen juichend de rechtbank, er waren ook tranen van geluk. Donald Pols, directeur van Milieudefensie: ““Dit is echt geweldig nieuws en een gigantische overwinning voor de aarde onze kinderen en voor ons allemaal. De rechter laat er geen twijfel over bestaan: Shell veroorzaakt gevaarlijke klimaatverandering en moet daar nu snel mee stoppen.”

Actie om steun voor het Shell-proces te werven in Eindhoven (2018)

(Dit artikel is vervolg op eerdere artikelen. Wat onder de tussenkopjes “Dagvaarding Shell” en De brief van Milieudefensie en de zaak tegen de Shellstaat is de oude inhoud. Deze is nog steeds correct.


Dagvaarding Shell

Inmiddels heeft de Shell de hieronder gevraagde medeverantwoordelijkheid afgewezen. Reden voor Milieudefensie om de Shell te dagvaarden.
Eind november heeft Shell 272 volgepende kantjes ingeleverd als reactie op de dagvaarding. Ze wijzen de verantwoordelijkheid af.

This image has an empty alt attribute; its file name is Dagvaarding-Shell_05april2019-rr.jpg
Dagvaarding Shell 05 april 2019

Dat gebeurde demonstratief op vrijdag 05 april 2019 in Den Haag. Ik kon helaas zelf niet mee, maar enkele andere leden van onze Eindhovense Milieudefensiegroep zijn wel mee geweest

Het proces wordt ondersteund door 17.379 mede-eisers. Ik ben er daar één van.

Op de site van Milieudefensie staat de meest recente informatie over de zaak.
Zie https://milieudefensie.nl/actueel/milieudefensie-biedt-namens-17-200-mensen-en-6-organisaties-dagvaarding-aan-bij-shell .

Zie https://milieudefensie.nl/actueel/de-reactie-van-shell-op-onze-dagvaarding?utm_source=nieuwsbrief&utm_medium=email&utm_content=reactie-shell-dagvaarding&utm_campaign=klimaatzaakshell-update-medeeisers

De brief van Milieudefensie en de zaak tegen de Shell

Milieudefensie landelijk heeft de Shell een brief gestuurd, waarin de Shell medeverantwoordelijk gesteld wordt voor het veroorzaken van een gevaarlijke klimaatverandering. De brief is gedateerd op 04 april 2018 en geeft Shell acht weken de tijd om aan de eisen te voldoen.

  • Die eisen zijn: Shell brengt zijn beleid en investeringen in lijn met de klimaatdoelen van Parijs;
  • Shell bouwt zijn olie- en gasproductie af en brengt zijn uitstoot terug naar nul in 2050;
  • Shell maakt afspraken met Milieudefensie over de invulling, tussendoelen en openbare verantwoording.

Een samenvatting van de brief is te vinden op https://milieudefensie.nl/klimaatzaakshell/nieuws/de-brief-van-milieudefensie-aan-shell .
Daar is ook een link te vinden naar de volledige tekst van de brief.

De reactie van de Shell op de dagvaarding is te vinden op https://milieudefensie.nl/actueel/de-reactie-van-shell-op-onze-dagvaarding?utm_source=nieuwsbrief&utm_medium=email&utm_content=reactie-shell-dagvaarding&utm_campaign=klimaatzaakshell-update-medeeisers .

Als het tot een rechtszaak komt (wat aannemelijk is), zal Roger Cox hem voeren. Dat is dezelfde advocaat die het succesvolle klimaatproces van Urgenda gevoerd heeft. Cox heeft daar het “Kelderluik-arrest” ingezet, inhoudend dat het veroorzaken van ernstig gevaar voor mensen in zichzelf al verwijtbaar is, zelfs al is de handeling die daaraan ten grondslag ligt op zichzelf niet strafbaar (in het Kelderlijkarrest het open laten staan van een luik in de grond naar een kelder zonder daar beschermende maatregelen omheen te bouwen, waardoor een ernstig ongeval veroorzaakt werd).

Shell kan aansprakelijk gesteld worden, omdat het hoofdkantoor van Shell in Nederland staat en daar  het beleid bepaald wordt.

De mogelijkheden om deze zaak aan te spannen zijn sterk vergroot door goed journalistiek werk van de online krant De Correspondent. Medewerkers van die krant hebben met veel werknemers van de Shell gepraat en daarbij allerlei vergeten of zelfs geheim materiaal boven tafel gekregen.
Een verhelderend artikel uit De Correspondent is te vinden op https://decorrespondent.nl/8113/shell-krijgt-de-keuze-stop-met-olie-en-gas-of-verantwoord-je-voor-de-rechter/890985780531-ec680f38?pk_campaign=sharer&pk_kwd=link . Daarin links naar verder materiaal.


Update over de Klimaatzaak 07 feb 2022

Het was even stil rondom de Klimaatzaak, maar we hebben zeker niet stil gezeten. Hoog tijd dus voor een update.

Sinds de Klimaattop in Glasgow, waar we onze internationale handleiding How we defeated Shell presenteerden, is er veel gebeurd.

Op 13 december zaten we namelijk opnieuw in de rechtbank met Shell. Daar hadden we een belangrijke meeting over de planning en randvoorwaarden van het hoger beroep van de Klimaatzaak.

Kort samengevat ziet de planning er zo uit:

  • 22 maart 2022: grieven Royal Dutch Shell. In de grieven legt Shell uit wat hun bezwaren zijn tegen de uitspraak van de rechter.
  • 18 oktober 2022: memorie van antwoord Milieudefensie. Hierin geven wij onze reactie op de bezwaren.
  • voorjaar 2023 of begin 2024: hoorzittingen van het hoger beroep. De uitspraak vindt ongeveer 5 maanden later plaats.

Meer weten? Bekijk de uitgebreide planning van het hoger beroep.

Leuk detail: de rechter heeft aangegeven dat, hoewel ze er tot nu toe erg van heeft genoten, ze het fijn zou vinden als beide partijen hun schrijfsels korter kunnen houden dan 250 pagina’s. Een uitdaging ?. 

Milieudefensie-directeur Pols tijdens het hoger beroep in april 2024

Update dd 25 juli 2024

Op 2, 3, 4 en 12 april 2024 waren de zittingsdagen van het hoger beroep in de Klimaatzaak tegen Shell. Tijdens deze zittingsdagen werden de standpunten van beide partijen aan de rechter gepresenteerd.
Het scijnt (zegt de NRC op 03 mei 2024) ) dat er 16.500 pagina’s uitgediscussieerd worden. Beide partijen hebben zich heel goed voorbereid.

Het hoger beroep heeft nationaal en mondiaal een gigantische publiciteit opgeleverd.

Men kan de bijbehorende uitleg en documenten, die vooraf gingen aan de zittingsdagen, vinden via

De documenten die uitgewisseld zijn tijdens de zittingsdagen zelf, zijn verzameld op https://milieudefensie.nl/actueel/hier-vind-je-alle-juridische-documenten-van-het-hoger-beroep-in-de-klimaatzaak-tegen-shell


Op https://milieudefensie.nl/actueel/5-keer-vuurwerk-tijdens-het-hoger-beroep kijkt Milieudefensie zelf terug op de vier zittingsdagen. Dat leidt tot de tekst:

5 keer vuurwerk tijdens het hoger beroep

Het zit erop! 4 lange en spannende zittingsdagen van het hoger beroep in de Shell Klimaatzaak. Verrassingen in Shell’s argumenten waren er niet. Gevoel voor drama had het bedrijf wel. Dit zijn de 5 meest opvallende momenten tijdens het hoger beroep.

1: Shell denkt roetzwarte uitstoot wel groen te kunnen praten

Shell kleurde een groen plaatje, op de eerste zittingsdag. Zo zou het bedrijf het meeste geld van Nederland uitgeven aan “duurzame energie”. Nou, echt duurzaam is het niet, want ze hebben er bijvoorbeeld ook gas tussen gezet. Ondertussen weten wij wel beter: Shell steekt jaarlijks gigantische bedragen in olie en gas. Die paar euro’s die Shell in groene energie steekt stellen niks voor.

Sterker nog, Shell besteedt steeds minder aan zon en windenergie! En ze hebben meer dan 800 nieuwe olie- en gasprojecten gepland. Shell gaf tijdens de tweede zittingsdag ook nog eens toe dat hun plannen ook kunnen leiden tot meer (in plaats van minder) CO2-uitstoot. Best brutaal, toch?

2: Shell verstopt zich achter de overheid

Shell vindt dat juist de overheid haar best moet doen voor het klimaat en niet Shell. Maar de overheid kan het bedrijf niet controleren. En Shell gaat niet uit zichzelf minder olie en gas verkopen. Dus vinden wij dat de rechter wél moet ingrijpen. Ander blijft Shell zich achter de overheid verstoppen. Het bedrijf ontwijkt zijn verantwoordelijkheid voor het verergeren van de klimaatcrisis, en de mensenlevens die het daarmee bedreigt.

3: Shell verstopt zich achter de klant

Wij zijn erachter gekomen dat de CO2-uitstoot van Shell 8 keer groter is dan dat van alle huishoudens in Nederland samen. Er werd in de rechtbank veel gesproken over die CO2-uitstoot. Maar hoe zit dat nou eigenlijk? De uitstoot van Shell kan je in 3 categorieën verdelen. Scope 1, scope 2, en scope 3. Scope 1 en 2 zijn de eigen uitstoot van het bedrijf. Dus de CO2 die vrij komt wanneer Shell nieuwe producten maakt.

Denk bijvoorbeeld aan alle broeikasgassen die vrijkomen wanneer Shell een boorplatform bouwt én in gebruik neemt. Scope 3 is de uitstoot van de klanten van Shell. Dus alle benzine, kerosine, diesel en aardgas die mensen van Shell kopen, en daarmee ook uitstoten.

En die uitstoot van klanten, daar kunnen wij echt niets aan doen, vindt Shell. Dat moeten deze mensen zelf maar doen. Makkelijk gezegd, vinden wij. Want maar liefst 95% van Shell’s CO2-uitstoot zit in scope 3.

4: Klimaatakkoord van Parijs geldt voor iedereen (ook voor Shell dus!)

Om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen moeten alle vervuilende bedrijven zich houden aan de het klimaatakkoord van Parijs. En dat betekent dat ook Shell zijn uitstoot met 45% moet verminderen. De totale uitstoot, dus met scope 3 meegeteld, zoals hierboven uitgelegd. Een goed klimaatplan moet eerlijk en duidelijk zijn. We gaan gevaarlijke klimaatverandering niet voorkomen als Shell de verantwoordelijkheid van zijn CO2-uitstoot bij anderen neerlegt.

5: Zwitserse klimaatouderen winnen

Halverwege de zittingsdagen was de uitspraak van ‘die andere’ historische Klimaatzaak. De Zwitserse Klimaatouderen wonnen. De hoogste rechters van Europa stelden de Zwitserse Klimaatouderen in het gelijk: de klimaatcrisis brengt mensenrechten in gevaar. Dit is ook wat wij zeggen in de Klimaatzaak tegen Shell.

Hittegolven bedreigen de gezondheid van ouderen. En daarmee houdt de Zwitserse overheid zich niet aan het beschermen van mensenrechten, vinden de klimaatouderen. Goed punt!
 
Rechters hebben een belangrijke rol in het tegengaan van gevaarlijke klimaatverandering, zeiden de Europese rechters. De klimaatcrisis is het meest dringende probleem van onze tijd. 

Uitspraak op 12 november

Op 12 november horen we de uitspraak. Dan laat de rechter ons weten of het vonnis van 2021 blijft staan, of niet. Dit is wat onze advocaat Roger Cox erover zegt:

“Wij hebben de afgelopen 4 dagen laten zien dat er ontzettend veel bewijs is om het vonnis uit 2021 te bekrachtigen. We hebben er vertrouwen in dat rechters die afweging goed kunnen maken, omdat onze feitenbasis alleen maar sterker is geworden sinds het vonnis in eerste aanleg.”


Update dd 05 december 2024

De uitspraak in hoger beroep is verlies op het eerste gezicht en winst op het tweede gezicht. De concrete 45%-eis is afgewezen, maar de onderliggende argumentatie biedt vervolgkansen. Hetzij in deze zaak (dan cassatie, maar dat moet dd dit artikel nog blijken), hetzij in nieuwe zaken.

Ik heb mijn analyse van de Hoger Beroep-uitspraak neergelegd in een apart artikel op deze site, namelijk https://www.bjmgerard.nl/de-uitspraak-in-hoger-beroep-in-milieudefensie-versus-shell/ . Dat is een heel verhaal dat ik hier niet dunnetjes overdoe. Dus zie daar.

Warmteterugwinning uit rioolwater kan flink deel warmtebehoefte woning dekken

Het idee
Rioolwater dat de woning nog niet verlaten heeft, heeft gemiddeld een temperatuur van 27°C. Je zou de warmte, die in dat water zit, terug kunnen winnen door die warmte er via een warmtepomp aan te onttrekken, zodat het uitgaande water nog maar 2 a 5 °C is.

Op zich is dat een oud idee. Zwembaden doen zoiets bijvoorbeeld al, maar dan is de installatie uiteraard heel groot.
De Delftse startup DeWarmte BV heeft een systeem gebouwd, waarin dit proces in een woning kan worden ingebouwd, mits de vuilwaterafvoer naar de straat binnenshuis toegankelijk is en mits daar een installatie omheen gebouwd kan worden. Soms kan dat bijvoorbeeld in de kruipruimte, als die er is, soms in een kelder.
Het systeem heet Heatcycle.
Ze wonnen er de ASN Bank Wereldprijs 2020 mee.

Het is geen flauwekulverhaal. Het is een project binnen TKI Urban Energy ( https://projecten.topsectorenergie.nl/projecten/heatcycle-ontwikkeling-van-een-warmteterugwinningssysteem-uit-afvalwater-00033520 ) en heeft daar ruim een ton subsidie ontvangen.

Op de website van DeWarmte BV wordt het idee gespecificeerd. ( www.dewarmte.nl en www.dewarmte.nl/product-heatcycle ). Het zou 40% van de warmtevraag (equivalent met 650m3 gas) moeten kunnen vervangen.

Schema van een warmtepomp

Kunnen de beweringen kloppen?
De natuurkunde is eenvoudig .
Een gemiddeld huishouden van 4 personen verbruikt ongeveer 190.000 kg water per jaar (de warmtebron in bovenstaande afbeelding). Gegeven de soortelijke warmte van water en het temperatuurverschil tussen 27 en 2°C (je rekt dan de specificaties maximaal op) kan dat rioolwater ongeveer 20GJ afgeven.
De warmtepomp haalt, volgens DeWarmte, een COP van 4,5 . Dat betekent dat om die 20GJ vanuit het riool naar elders te verplaatsen 20/4,5 = 4,4 GJ extra stroom nodig is. Afgeleverd wordt dus ruim 24GJ.

Volgens Milieucentraal (de gangbare statistiekleverancier over Nederlandse huishoudens) verbruikt een middelgrote woning (huishouden van 4 personen) ergens tussen de 1100 en 2400 kuub gas (goed voor 35 tot 77GJ) ( www.milieucentraal.nl/energie-besparen/inzicht-in-je-energierekening/gemiddeld-energieverbruik/ ).
De 40%-claim is dus niet absurd.

Praktisch, kun je het al kopen en wat kost het?
De vakwebsite https://installateurszaken.nl/the-heatcycle/ stelt dat het systeem zonder grote problemen te installeren is, als je op een fatsoenlijke manier bij de afvoerbuis kunt en als daar voldoende ruimte is. Het systeem is combineerbaar met andere vormen van warmteterugwinning en met een zonneboiler. De installatie vraagt in principe niet om extra training, omdat het koudemiddel afgeschermd zit en omdat de installatie niet op het huis gedimensioneerd hoeft te worden.
De warmtepomp levert water van 55 a 65 °C , en 65 °C kan ook in oudere huizen genoeg zijn.
De website stelt dat het een standaardsysteem is dat relatief eenvoudig te installeren is en geen speciaal getrainde installateurs vraagt.

Ten tijde van het artikel in Installateurszaken (dd februari 2020) was het systeem nog in ontwikkeling.
De website van DeWarmte dd 22 mei 2021 stelt dat inmiddels de eerste 100 installaties verkocht zijn  voor een tijdelijke prijs van €3500 (incl. ISDE subsidie en installatie).  Waarschijnlijk wordt dat minder bij grotere oplagen.
Volgens DeWarmte zou dit in normaliter 5 a 7 jaar  terugverdiend kunnen worden.

Terugwininstallatie voor warmte in rioolwater_DeWarmte_Heatcycle

Kritisch commentaar mijnerzijds

  • er moet een werkbare kruipruimte of kelder zijn
  • Installateurszaken meldt dat het systeem niet speciaal onderhoudsgevoelig is. Dat zou je in een langdurige praktijkproef bevestigd willen zien met reëel bestaande huishoudens die reëel bestaande stommiteiten uithalen
  • Er gaan buizen van je kelder naar je zolder lopen, als daar een zonneboiler staat.
  • De installatie is vergelijkbaar groot als andere verwarmingsinstallaties, en dat is mogelijk een probleem omdat je meestal ook een andere installatie nodig hebt
  • Dik €3000 is nog steeds veel incidenteel geld, ook al verdient het zichzelf terug. Veel huishoudens hebben dat geld niet. Daar moet dan iets op geregeld worden.
  • Het afgevoerde water gaat dus in principe onder 2 °C de buitenwereld in, en wel het hele jaar. Je zou denken dat dat de grond rond de afvoer dan ook afkoelt tot dicht bij die waarde. Mijn vraag is of in een strenge winter het riool dan makkelijker bevriest.

BMF beoordeelt ingediende RES-plannen

Tijdslijn van de landelijke RES-operatie

De nationale link van het nationaal Programma RES is te vinden op www.regionale-energiestrategie.nl/home/default.aspx .

Criteria, wie ze definieert, en hoe
De Brabantse Milieu Federatie (BMF) heeft de ingediende RES-plannen (Regionale Energie Strategie) van de vier Brabantse RES-regio’s bestudeerd en beoordeeld. Dat doet ze op basis van een gemeenschappelijke visie van de BMF, Natuurmonumenten en Brabants Landschap, en ook op basis van een consultatie van ruim 100 Brabanders tijdens verschillende bijeenkomsten. De visie heet Energieopgaven en het Brabantse landschap en bevat zeven paragrafen. Deze visie is hieronder als bijlage toegevoegd.

Om de RES-plannen scoorbaar te maken, zijn de paragrafen onderverdeeld in 3*4 kleinere brokken:

  1. Energieopgave
    a)   Ambitie elektriciteit
    b)   Ambitie warmte
    c)   Besparing
    d)   Zon op verharding
  2. Zorgvuldig ruimtegebruik
    e)   Zonneladder
    f)   Windladder
    g)   Natuurpanorama’s
    h)   Concentratiegebieden
  3. Maatschappelijk draagvlak
    i)    Lokaal eigendom
    j)    Procesparticipatie
    k)   Maatschappelijke kosten en baten
    l)    Borging in beleid

Het geheel resulteert uiteindelijk in een ‘stoplicht-beoordeling’ per brokje, en die samen in een rapportcijfer.
In het hierna volgende neem ik per RES-gebied de infographic over. Bij mij is die statisch, maar in de bijgevoegde link staat de dynamische versie.
De infographic bevat ook de goede en slechte punten van het RES-plan in kwestie.

Verder per infographic een link naar een artikel van mijzelf op deze site over de betreffende RES. Mijn artikelen zijn geschreven op basis van de (toen juist aangeleverde) concept-RESsen 1.0.

Van de RES-regio West-Brabant, Hart van Brabant, en Noordoost-Brabant is de versie 1.0 inmiddels aangeleverd. De zelfbenoemde slimste regio van Nederland, het MRE-gebied, is nog niet verder dan een tweede concept van de RES 1.0. Daar hebben ze tot 1 juli 2021 de tijd voor, wat lastig is omdat de inspraak voor de bijbehorende PlanMER loopt t/m 10 juni.

Mijn mening
Ik ben lid van de BMF en Natuurmonumenten, ik waardeer over het algemeen de mening van de BMF en in mindere mate die  van Natuurmonumenten. De meningen van Het Brabants Landschap ken ik niet goed genoeg.
Ik vind bovenstaande systematiek alleszins verantwoord opgezet.
Desalniettemin zijn genoemde natuurorganisaties belangenbehartigers in een complex krachtenveld waarin hun opinies, in mijn optiek, zwaar maar niet oneindig zwaar wegen. De som van alle inspanningen moet er wel toe leiden dat Nederland over 50 jaar niet voor een groot deel onder water staat, want dat is ook niet best voor de natuur (althans, voor de boven water-natuur).
En uiteraard zijn er ook economische en politieke en maatschappelijke belangen.

In elk geval moet, naar mijn mening, de lopende RES-operatie in 2030 geheel afgerond zijn met op zijn minst (pakweg) een zeven voor de BMF-beoordeling.

De infographics

Bijbehorende link is www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/infographic-res-1-0-west-brabant-krijgt-rapportcijfer-7-met-kanttekening/

De kanttekening is: “Door in de RES 1.0 sterk in te zetten op zon-op-dak en vooral bestaande windparken te vernieuwen en uit te breiden blijft de impact op natuur en landschap beperkt. Onze kanttekening betreft met name de ontwikkeling van windlocaties in de zuidelijke gebieden ná 2030. Wat ons betreft zijn andere locaties voor windturbines in West-Brabant logischer en meer geschikt.”

www.bjmgerard.nl/?p=12919

Bijbehorende link is www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/reks-1-0-hart-van-brabant-krijgt-ruim-voldoende/

www.bjmgerard.nl/?p=12285

Bijbehorende link is www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/infographic-res-noordoost-brabant-haalt-doelen-niet/

(Deze regio is er niet in geslaagd om regionale bindende afspraken te maken voor de energietransitie)

www.bjmgerard.nl/?p=12493

Bijbehorende link is www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/huiswerk-voor-res-1-0-van-metropoolregio-eindhoven/

Commentaar: Voor een deel wordt de onvoldoende bepaald doordat er nog veel onduidelijk is en nader uitgewerkt moet worden. Zo is de verdeling van de totale opgave van 2 TWh naar zon-op-dak, zon-op-land, en wind-op-land nog niet gemaakt. Ook is de verdeling naar gemeenten nog onbekend. De reden ligt deels in het volgen van een plan milieueffectrapportage (plan m.e.r.) procedure, waarvan de uitkomsten de komende maanden worden meegenomen in de definitieve RES 1.0.

www.bjmgerard.nl/?p=13055

Lunchlezing TU/e over toenemend rendement zonnepanelen

Initiatieven op de TU/e voor buitenstaanders
De Eindhovense TU/e heeft interessante presentaties, die gratis zijn en ook voor buitenstaanders toegankelijk. Af en toe pik er een stukje bijscholing op.

Zo zijn er de lunchlezingen van een uur van EIRES (het Eindhoven Institute for Renewable Energy Systems). De pagina is www.tue.nl/en/research/institutes/eindhoven-institute-for-renewable-energy-systems/events/eires-lunch-lectures/ .

Verder is er vier keer per jaar een Energy Day (ca 3 uur durend). Zie www.tue.nl/en/research/research-areas/energy/energy-days/ .

Perovskiet
By Rob Lavinsky, iRocks.com – CC-BY-SA-3.0, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=10146594


Groeiend rendement zonnepanelen
Op 12 maart 2021 heb ik (digitaal) een lunchlezing bijgewoond van Prof. Dr. Steve Albrecht van het Helmholtz-Zentrum Berlin & Technische Universität Berlin . In een half uur knalde hij er een heleboel sheets uit, waarvan ik er de meest gebruikersgerichte eruit haal.

Albrecht is hoofd van de groep die “perovskite tandem solar cells” onderzoekt. Zijn groep is te vinden op www.helmholtz-berlin.de/forschung/oe/se/perovskite-tandemsolarcells/index_en.html .

Perovskite is in zijn oorspronkelijke vorm een dieptegesteente (CaTiO3). Daarom is het van nature in de omstandigheden aan de aardoppervlakte niet stabiel.
De research komt er op neer om a) stabiel te verpakken en b) de basisformule te veralgemeniseren tot de vorm ABX3 , door welke verruiming men op allerlei manieren met het materiaal kan spelen.
Het kristalrooster heeft de vorm van diamant.

Kort door de bocht komt het verhaal er op neer dat je een laag silicium en een laag perovskiet tegen elkaar monteert (vandaar het woord ‘tandem’), en dat dan de twee materialen elk een stuk van het zonnespectrum in energie omzetten dat de ander niet gebruikt. Het zonnespectrum wordt dus efficienter gebruikt.
In beginsel is dit uitbreidbaar naar meer lagen, maar daar kwam de lunchlezing niet aan toe.

Het record van het Helmholtz stond in december 2020 op iets boven de 29%, maar de meeste constructies halen momenteel rond de 25%.
Let wel dat dit allemaal nog laboratoriumschaal is, en nog maar betrekkelijk kort getest. Er is nog geen massaproductie.

Er zijn meer instituten bezig. De TU/e heeft zelf een onderzoeksgroep ( www.tue.nl/en/research/research-groups/materials-simulation-modelling/impacts/perovskite-solar-cells/ ). Solliance is er mee bezig ( www.solliance.eu/shared-research/srp-perovskite-based-solar-cells/ ), en op deze site heeft al eerder een artikel gestaan over onderzoek vna ECN en Solliance ( www.bjmgerard.nl/?p=9039 ).

Rendement in overheidsdocumenten stijgt
De “vier scenario-studie” dd 2020 van Kalavasta en Berenschot, die van 2030 tot 2050 loopt, hanteert een PV-rendement van 24% (zie www.bjmgerard.nl/?p=15387 ).
In het recente (april 2021) rapport “Ruimtelijk potentieel van zonnestroom in Nederland”, waarover ik hoop binnenkort een artikel te kunnen schrijven, wordt gewerkt met 23%.

Ter vergelijking: toen ik in maart 2014 een paar zonnepanelen heb laten plaatsen, was het rendement nog 16% .

Luchtvaartnota kabinet overschrijdt Klimaatakkoord Parijs met 90 Megaton CO2

Natuur & Milieu heeft uitgerekend wat het Klimaatakkoord van Parijs betekent voor de luchtvaart. Aan de hand van een koolstofbudget laten wij zien hoeveel CO2 de sector de komende jaren nog uit mag stoten.
Deze tekst is integraal overgenomen.

15 december 2020

De Luchtvaartnota die minister Van Nieuwenhuizen dit voorjaar presenteerde, stuurt aan op een forse overtreding van het Klimaatakkoord van Parijs. Dat blijkt uit onderzoek van Natuur & Milieu naar de beschikbare koolstofruimte voor de luchtvaart. In dit onderzoek heeft Natuur & Milieu het Klimaatakkoord van Parijs vertaald naar een koolstofbudget voor de luchtvaart. In 2038 is dit koolstofbudget opgebruikt, in 2050 met 90 Megaton overschreden. Om dit te voorkomen is een CO2-plafond voor de Nederlandse luchthavens nodig dat ervoor zorgt dat de uitstoot van de sector ieder jaar met 5,2% daalt, concludeert de milieuorganisatie op basis van het onderzoek.

Marjolein Demmers, directeur van Natuur & Milieu, licht toe: ‘Met dit rapport laten we het kabinet zien wat er moet gebeuren om ook de Nederlandse luchtvaart aan het Klimaatakkoord van Parijs te laten voldoen. Met de huidige aanvliegroute van het kabinet redden we dat nooit. Technologische innovatie levert de komende dertig jaar bij lange na niet voldoende CO2-reductie op. Een forse vermindering van het aantal vluchten is onvermijdelijk.’

De milieuorganisatie presenteert het onderzoek in aanloop naar het luchtvaartdebat op 16 december in de Tweede Kamer waar ook de Luchtvaartnota op de agenda staat. ‘Wij roepen de minister op: neem onze studie ter harte en formuleer doeltreffend klimaatbeleid’, aldus Demmers.

Koolstofbudget
De milieuorganisatie heeft een model ontwikkeld om het mondiale koolstofbudget te vertalen naar een koolstofbudget voor de Nederlandse luchtvaart. Tot 2050 is er voor de Nederlandse luchtvaart 172 megaton CO2 beschikbaar. Een koolstofbudget geeft weer hoeveel broeikasgassen maximaal kunnen worden uitgestoten om opwarming van de aarde te beperken. Het Nederlandse Klimaatakkoord, dat voor andere sectoren in Nederland geldt, is gebaseerd op een koolstofbudget dat opwarming binnen de 2 graden houdt. Dit uitgangspunt hanteert Natuur & Milieu daarom ook bij het bepalen van het maximale koolstofbudget voor de luchtvaart. Onderzoeksbureau CE Delft heeft het model gevalideerd.

CO2-plafond
Natuur & Milieu heeft drie scenario’s onderzocht. Het eerste scenario gaat uit van het huidige luchtvaartbeleid. In dat geval heeft de sector haar budget in 2036 opgebruikt. Omdat de luchtvaart ook daarna nog CO2 zal uitstoten, betekent dat dat andere sectoren extra maatregelen moeten nemen om de klimaatdoelen van Parijs te halen. Het tweede scenario gaat ervan uit dat de sector zich houdt aan de klimaatdoelen uit de Luchtvaartnota, maar ook dan is het budget al in 2038 uitgeput. In het derde scenario is gekeken wat er nodig is om binnen het klimaatverdrag van Parijs te blijven. Dat lukt, wanneer de uitstoot van de luchtvaart ieder jaar met 5,2% daalt (vanaf 2023).

Techniek niet voldoende
Uit het onderzoek blijkt bovendien dat de benodigde CO2-reductie niet te behalen is met technologische innovatie, zoals duurzame brandstoffen, elektrisch vliegen of een grotere efficiëntie van vliegtuigen. De cijfers tonen aan dat zelfs wanneer de overheid vol inzet op innovatie, de CO2-uitstoot veel te hoog blijft. Vermindering van het aantal vluchten is noodzakelijk om binnen het koolstofbudget te blijven. Bij een constant aantal vluchten is binnen het koolstofbudget ruimte voor circa 300.000 tot 360.000 vluchten per jaar tot 2050.

‘Blind vertrouwen op techniek is gevaarlijk. De meest doeltreffende maatregel is een jaarlijks dalend CO2-plafond voor de Nederlandse luchthavens. Dat geeft de sector een helder toekomstperspectief en zorgt voor groen herstel na de Coronacrisis. En het geeft burgers de garantie dat ook de luchtvaart haar verantwoordelijkheid neemt in het tegengaan van klimaatverandering’, aldus Demmers.

Het artikel, waarin een link naar het onderzoek, is te vinden op www.natuurenmilieu.nl/nieuwsberichten/luchtvaartnota-kabinet-overschrijdt-klimaatakkoord-met-90-megaton-co2/

Bedrijven en organisaties doen samen met Natuur & Milieu oproep voor duurzame brandstoffen in de luchtvaart

Ter intro
Natuur&Milieu is uiterst kritisch op biobrandstoffen, maar steunt een Europees initiatief om tot duurzame brandstoffen voor de luchtvaart te komen, mits aan voorwaarden voldaan is. Hieronder de tekst van de oproep en de link naar de Natuur&Milieusite, waar deze tekst te vinden is.
Ik vind het juist dat Natuur&Milieu kritisch is en ik deel hun vier eisen, maar de organisatie is hier echter niet erg precies. En ik zou ook wel eens een gesprek met ze willen over wat er precies wel en niet deugt aan de RED II – richtlijn. Overigens vindt ook fabrikant SkyNRG de RED II – richtlijn niet sterk genoeg ( https://skynrg.com/sustainability/our-sustainability-approach/ )

Er is sprake van duurzame (vooralsnog bio-)kerosine op Eindhoven Airport. Daar hoort, wat mij betreft, een duidelijk protocol bij.

Op de Natuur&Milieupagina wordt doorverwezen naar twee andere locaties.

De eerste doorverwijzing staat halverwege en spreekt over frituurvet als biobrandstof. Ik vind dat badinerend, omdat er wel meer bronnen zijn voor UCOAF-brandstoffen (Used Cooking Oil and Animal Fat) dan alleen fritesvet, en omdat er nog veel meer bronnen zijn voor biobrandstoffen dan alleen de UCOAF-sector.

Diverse grondstoffen en productierooutes voor biokerosine


Een ander bezwaar tegen deze pagina is dat de lezer op het verkeerde been wordt gezet. De fritesvet-pagina gaat over biobrandstoffen in hun algemeenheid (dus bijvoorbeeld ook, en zelfs vooral, voor auto’s), terwijl het hier beschreven Europese initiatief specifiek over biobrandstoffen voor de luchtvaart gaat. Dat is nogal een verschil.
Omdat deze doorverwijzingspagina niet specifiek over de luchtvaart gaat, heb ik hem op deze plaats niet afgedrukt, maar wel de link er naar toe laten staan.
Ik vind overigens dat bijmenging van biobrandstof in personenauto’s moet worden afgeschaft, omdat daarvoor goede alternatieven bestaan. Wat er mogelijk is op biobrandstofgebied, moet naar doelen gaan als de luchtvaart waar geen andere alternatieven bestaan dan bio- of synthetische kerosine.
Naast biobrandstoffen zullen er op termijn ook elektrofuels op de markt komen (ook weer met grote bijbehorende problemen), maar die zullen er waarschijnlijk niet in grote hoeveelheden zijn in het jaar 2030, dat Natuur&Milieu noemt.

De tweede doorverwijzing staat op het einde van het Natuur&Milieuartikel, en gaat naar de tekst van het Europese initiatief waarover het Natuur&Milieuartikel gaat. Omdat dit initiatief specifiek over de luchtvaart gaat, heb ik dit wel integraal afgedrukt.





11 februari 2021

www.natuurenmilieu.nl/nieuwsberichten/bedrijven-en-organisaties-doen-samen-met-natuur-milieu-oproep-voor-duurzame-brandstoffen-in-de-luchtvaart/

De Europese Unie staat op het punt om nieuwe doelstellingen bekend te maken voor duurzame luchtvaartbrandstoffen voor 2021. Natuur & Milieu roept daarom samen met een coalitie van luchtvaartmaatschappijen (zoals AirFrance-KLM en EasyJet) en Europese milieuorganisaties op om strenge voorwaarden te stellen aan de inzet van deze brandstoffen.

Duurzame biobrandstoffen kunnen als een van de weinige oplossingen al in 2030 de emissies van luchtvaart verlagen. Alleen gemaakt uit rest – en afvalstromen is biobrandstof duurzaam. Maar de grondstoffen zijn schaars en ook in de toekomst zal het aanbod niet veel toenemen. Een te hoge bijmengverplichting zet teveel druk op de brandstoffensector en zal het risico op het gebruik van niet-duurzame brandstoffen doen toenemen. Natuur & Milieu riep daarom het kabinet op om de plannen voor de inzet van biobrandstoffen aan te passen en niet teveel te leunen op bijvoorbeeld het gebruik van frituurvetten. Bekijk onze zienswijze en infographic over frituurvetten als biobrandstoffen.

Aanbevelingen criteria

Om ervoor te zorgen dat de luchtvaart alleen duurzame brandstoffen gebruikt, moet het opschalen van deze brandstoffen op de juiste manier gebeuren. Daarmee kunnen grote negatieve gevolgen voor mens en natuur worden voorkomen. De huidige Europese richtlijn, de Renewable Energy Directive (RED II), biedt onvoldoende zekerheid dat brandstoffen in de EU aan de gewenste duurzame criteria voldoen.

Concrete aanbevelingen van onze coalitie zijn:

  • Geef voorrang aan e-fuels en fuels uit reststromen
  • Sluit biobrandstoffen uit voedselgewassen uit
  • Analyseer de impact van biobrandstoffen op het milieu
  • Ondersteun verschillende technologische transitiepaden

Wat gaat onze coalitie nu doen? Er wordt onderzocht welke vereisten er verder zijn om ervoor te zorgen dat Sustainable Aviation Fuels in de juiste hoeveelheden en voor de juiste prijs beschikbaar zijn voor bedrijven.

Wil je meer weten over onze gezamenlijke oproep, klik hier.




Aviation sector and NGOs agree on sustainability of future fuels

Transport     | 13 jan 2021

Given that EU leaders have committed to achieving a net-zero-carbon economy by 2050, there is a growing focus on how to accelerate the transition towards climate-neutral aviation.

As the European Union is about to unveil new targets for sustainable aviation fuel in 2021, a group of major European aviation companies –  including KLM, Easyjet, Air France, International Airlines Group – as well as research organisations and environmental groups are calling for a more stringent policy approach to sustainability and the sector’s climate impact.

In a statement, the group provides recommendations on the sustainability aspects of the EU’s policy design to support Sustainable Aviation Fuels (SAF). 

Parties endorsing the Fuelling Flight Initiative share the vision that ramping up SAF in Europe can only be done once and therefore must be done in the right manner. One of the key elements is a regulatory framework that guarantees future-proof sustainability requirements. This cornerstone is needed to build-up production capacity and organise feedstock value chains while avoiding investments that either fail to deliver emission reductions or cause unintended environmental impacts.

The Fuelling Flight initiative was convened by the European Climate Foundation (ECF) and ClimateWorks Foundation (CWF) to provide recommendations on the sustainability aspects of the EU’s policy design to support Sustainable Aviation Fuels (SAF). Technical advice was provided by the International Council on Clean Transportation (ICCT).

Europe must ensure that future policies only promote the most sustainable fuels for reducing the climate impact of aviation, and the EU needs to avoid repeating the mistakes of the past. The current Renewable Energy Directive does not ensure that fuels used in Europe meet the sustainability standards desired by civil society nor of leading airlines. In the Fueling Flight initiative, aviation companies, research organisations and environmental groups have now reached agreement on this important topic, and we propose shared guidelines on how to minimise environmental impacts. Policymakers should take this into consideration when defining a policy framework that is fair, affordable and meets the highest sustainability standards without compromise.”
“        Pete Harrison, Executive Director for EU Policy at the European Climate Foundation

Download
Consensus Statement on Guiding Principles for Supporting the Deployment of Sustainable Aviation Fuels in the EU

Read paper

SAF tanken (website SkyNRG)

Vier scenario’s voor Het energiesysteem van de toekomst

Inleiding
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat ““Gasunie en TenneT samen met de regionale netbeheerders in 2019 het initiatief nemen om een integrale infrastructuurverkenning 2030-2050 op te stellen waarin inzichten vanuit de energiesector, vraagontwikkeling in de industrie en bevindingen vanuit de regionale energiestrategieën (RES’en) worden meegenomen. …. . Deze infrastructuurverkenning 2030-2050 dient als leidraad voor onder andere de investeringsplannen van de netbeheerders en voor investeringen door marktpartijen. De verkenning is gereed in 2021.”
Dit gebeuren heet inmiddels in de volksmond II3050.
Dit project verondersteld dat de afspraken in het Klimaatakkoord voor 2030 afgewerkt zijn, en meer specifiek dat de Regionale Energie Strategieën (RES-sen) hun doel bereikt hebben.

Het proces II3050 is in drie etappes verlopen, waarvan fase 1 en fase 3 tot een openbaar rapport geleid hebben.
Het rapport na fase 1 is van Berenschot en Kalavasta en heet “Klimaatneutrale energiescenario’s 2050”. Tegelijk met fase 1 is er, ook op 31 maart 2020, een rapport uitgebracht, in lijn met het eerdergenoemde,  door PosadMaxwan en Generation Energy “Ruimtelijke uitwerking Energiescenario’s”. Je zou dat, met een beetje goede wil, fase 1A kunnen noemen.
Beide rapporten zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/04/15/kamerbrief-klimaatneutrale-energiescenarios-2050 .
Het rapport na fase 3 is van de Gasunie, TenneT en de regionale netbeheerders (in Brabant Enexis). Het is gedateerd 29 apr 2021 en heet “Het energiesysteem van de toekomst”. Het is een fors rapport en zelfs de samenvatting is nog fors. Het is te vinden op www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2021Z07126&did=2021D15759 of op de site van de Gasunie www.gasunie.nl/energietransitie/energiesysteem-van-de-toekomst .

Dit artikel gaat over alle drie tegelijk.

Zienswijzeprocedure ‘Het energiesysteem van de toekomst’
Tegelijk met het verschijnen van ‘Het energiesysteem van de toekomst’ start het Rijk met een grote procedure, het “Programma Energiehoofdstructuur”. Op 20 mei 2020 gaf (toen nog) minister Wiebes in een Kamerbrief aan wat hem daarbij voor ogen stond. De brief en de Startnotitie voor dit programma zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/05/20/kamerbrief-over-afbakening-programma-energiehoofdstructuur .
Inmiddels is de Notitie Reikwijdte en Detailniveau bij dit Programma Energiehoofdstructuur uit, waarop men een zienswijze kan indienen van 30 april t/m 10 juni 2021. De formaliteiten, alsmede toegang tot deze NRD-notitie, kan op www.rvo.nl/onderwerpen/bureau-energieprojecten/lopende-projecten/overige-projecten/programma-energiehoofdstructuur .
Ik raad iedereen aan om alvast van zich te laten horen. Dat houdt ook mogelijkheden open voor de toekomst.

De hier besproken documenten over de energiescenario’s, alsmede de recente publicatie  van het PBL over het toekomstig ruimtegebruik in Nederland ( www.bjmgerard.nl/?p=15349 ), kan men zien als een soort onderlegger voor deze zienswijze op de NRD.

De vier scenario’s en ga er niet niet alleen op het gevoel mee om
Berenschot en Kalavasta hebben er voor gekozen om vier scenario’s te ontwikkelen, die zich onderscheiden door wie er de belangrijkste zeggenschap heeft: de regio, de Nederlandse Staat, de EU of de wereldmarkt.
De scenario’s zijn bedoeld als denkexercities. Je hoeft niet voor een van de vier te kiezen. Zie ze als cornervlaggen bij een voetbalveld: ze markeren de uiterste posities, maar ertussen in speelt zich het spel af. Combinaties zijn mogelijk.

Bij elk scenario hoort een set kenmerken, waarvan hierna een overzicht.

Alle scenario’s bevatten slechts zakelijk-energetische kenmerken als Watt-en, Watt-en per km2 , omzettingsrendementen, kunstmestproductie, kosten en dergelijke.
Voor veel mensen zijn uiteraard ook niet-energetische argumenten van belang als de objectieve staat van de natuur en de menselijke beleving daarvan (dat zijn twee verschillende dingen), windmolenherrie en slagschaduwen, recreatiemogelijkheden, het landschap, niet-energetische toepassingen als mais en koeien. Dat geeft spanningsvelden die momenteel uitvoerig naar voren komen.

De scenario’s zelf zijn niet politiek of ideologisch – het is alleen maar een gedachtenoefening. Maar de mensen die er iets van vinden, kunnen wel een politieke of ideologische achtergrond hebben. Ik denk dat de gemiddelde Milieudefensie- of Greenpeace-aanhanger mentaal dichtbij scenario Regionale Sturing zit, en dat scenario Internationale Sturing aantrekkelijk is voor mensen die een groene versie van een neoliberale energiemarktaanpak zoeken.
Maar de gemiddelde Milieudefensie-activist heeft, behalve interesse in energie en klimaat, vaak ook interesse in het landschap en dat botst, want het Regionale Sturingscenario heeft ook de meeste wind- en zonneparken. Waartegen over staat dat in dit scenario de kringlooplandbouw verondersteld wordt, en daarmee dat de kunstmest grotendeels afgeschaft wordt.

Ik kan dus lezers dezes uit milieu-activistische kring slechts aanraden de primaire politieke reflexen even te onderdrukken, en serieus na te denken of toch niet een grotere import van stroom of stroom, verpakt in waterstof, aanvaardbaar is. En of je toch niet, nolens volens, na moet denken over onderwerpen die minder ruimtebeslag  vragen als biomassa uit reststromen.
En ik zou deze lezer willen aanraden de reflex te onderdrukken dat klein altijd fijn is, en dat elk bedrijf even verwerpelijk is, en dat CO2 onder de grond per definitie van de duivel is. De lezer heeft minder keus dan hij wellicht denkt.

Persoonlijk denk ik dat de toekomst zit in een mix van het meeste regionaal, met ambitie en organisatie van nationaal en zekere importmogelijkheden uit de EU (en het ETS als stok achter de deur). En persoonlijk zou ik politieke oordelen vellen over de wenselijkheid van sommige activiteiten, zoals de verkoop van de halve opbrengst van een wind op zee-park aan Amazon ( https://nos.nl/artikel/2367804-amazon-koopt-halve-stroomproductie-nederlands-windpark ) of hoe ver de wenselijkheid van datacenters gaat en wie daar de baas over is (weinig dingen zo slecht voor het energiebudget als Netflixen), en of wij inderdaad onze windmolens op zee voor 30% moeten inzetten om synthetische kerosine voor Schiphol te maken.

Dit gaat niet over de scenario’s zelf (die zijn redelijk objectief), maar over de omgang ermee. Ik pleit hier voor een doordachte, rationele en geïnformeerde omgang die verder gaat dan alleen maar gevoelens van diverse aard.

Sankeydiagrammen
Het werkstuk van de netbeheerders geeft een presentatietechniek, die Berenschot en Kalavasta niet geven, namelijk Sankeydiagrammen. Die zijn erg fijn om dingen uit te leggen.
 

De diagrammen geven de energiestromen inclusief de energie die in producten verwerkt zit (bijvoorbeeld in plastic of kunstmest), en inclusief dat deel van de synthetische brandstof voor scheep- en luchtvaart dat binnen Nederland gemaakt wordt.
De cijfers zijn voor 2050.
Links komt de energie het systeem binnen, naar onderen lopen de omzettingsverliezen, en rechts komt de energie het systeem weer uit. Het systeem is het Nederlandse energiebudget.

Wat betekenen de energiescenario’s in hectares op de grond?
Voor als iemand wil rekenen wat een TWh of een PJ betekent hebben PosadMaxwan en Generation Energy vuistregels gegeven.

(Bij zon moet kW als kWpiek gelezen worden. In Nederland komt 1 kWpiek –> 950kWh/y redelijk uit.
Bij wind op land komt 1kW –> 2500kWh redelijk uit, maar dat wisselt hoever men van zee woont en naargelang de omgeving. Op zee komt 1kW –> 4500kWh redelijk uit.
Als er bij wind op land staat 4MW/km2 , moet men dat in gedachten lezen dat één forse turbine van 4MW op een cirkel  staat van 564m. )
( Dit schema is vanwege de leesbaarheid incompleet. De cijfers bij de twee niet-getoonde scenario’s zijn echter een stuk lager.
Het is van Posad en dus zitten er slordigheidsfouten in dit schema.
Lees dit als volgt: panelen op het dak halen 195MWpiek per km2 (dat is netto). Op bestaande gebouwen is in theorie 1250km2 dak beschikbaar, maar in praktijk 26% daarvan dus 325km2, genoeg voor 63MWpiek. In het Regionale Sturing – scenario wordt 42MWpiek gewenst. Dus deze wens past op 66% van de realiter beschikbare dakoppervlak.
Zonneparken brengen per km2 minder op, omdat daar een deel niet bebouwd is (bruto). Enz.)

Brabant spreekt in de gezamenlijke RES-sen 7,0TWh (25PJ) af aan wind en grootschalige zon.
Een aannemelijke invulling zou zijn 1,2TWh wind (volledige uitvoering van het Brabantse deel van de 470,5MW uit de Structuurvisie Wind op Land) en 5,8TWh grootschalige zon (in de wei en op het dak alleen als dat dak groot genoeg is).
Aan wind zou dat vragen in Brabant ca 160 turbines van 3MW.
Aan zon vraagt dat om ongeveer 6000MWpiek en dus om 100km2 als de opstelling geheel extensief in de wei is, om 40km2 als de opstelling geheel intensief in de wei is, en 30km2 als de opstelling geheel op grootschalig dak zou staan. Waarschijnlijk wordt het combi.
Brabant is ruim 5000km2 , dus een dergelijke invulling zou 1 a 2% van de oppervlakte vragen – een typische waarde in de RES-sen.
Extensieve zonneparken zijn zeer wel met andere functies te combineren.

Men moet het leed niet overdrijven.


De industrie
Hier treden soms interessante effecten op.
Grofweg wordt die geacht jaarlijks te groeien met -1, 0, 1,1 % per respectievelijk scenario.
Bij industrieën waar niets speciaals mee gebeurt, zoals aluminium en voeding, leidt dat tot bovenstaande percentages.
Raffinage neemt sterk af. Bij de twee laagste scenario’s verdwijnt alle ruwe olie uit de circulatie en wordt vervangen door pyrolyse van afvalplastic (waarvoor waarschijnlijk import nodig is), en bij de twee hoogste scenario’s blijft fossiele olie in gebruik als feedstock voor producten, maar dat is wel fors minder.
Kunstmest duikelt in de laagste twee scenario’s omdat de landbouwpraktijk geacht wordt circulair te worden, waardoor veel minder nodig is.

In het regionaliseringshoofdstuk zijn er de vijf belangrijkste clusters apart uitgelicht.
Dat betreft in mijn deel van de wereld Rotterdam-Moerdijk, maar dat valt niet uit te splitsen naar alleen Moerdijk, en Chemelot bij Geleen (wat men vroeger het DSM-terrein noemde).
Chemelot is een bedrijfsterrein met een heleboel bedrijven erop, die een onderlinge wisselwerking hebben. Het is een beetje geforceerd om die in categorieën op te splitsen die handig zijn in de indeling van Berenschot en Kalavasta, maar als je dat toch doet, geeft dat interessante energiecijfers.

De verschillen tussen de vier scenario’s zijn niet gering.

Vliegtuigen en schepen
In Nederland getankte brandstof voor grensoverschrijdende vliegtuigen en schepen (de zogenaamde “bunkers”) valt niet onder het Nederlandse energiebudget en is daarmee extraterritoriaal. Dat is een van de redenen waarom er niet gewoon BTW en accijns voor betaald wordt.
Omdat de Rotterdamse haven en Schiphol erg groot zijn, gaat het om veel energie : in 2015 160PJ voor de luchtvaart en 510PJ voor de scheepvaart. In 2019 was het 714PJ (ter vergeljking: het totale primaire energiegebruik in Nederland in 2019, zonder lucht- en scheepvaart, was 3047PJ (CBS))
Berenschot en Kalavasta wagen zich niet aan de politieke vraag waarom Nederland zou moeten opdraaien voor het verduurzamen van een extraterritoriale energie waarvoor geen belasting betaald wordt. Evenmin stellen ze vragen bij de groeipercentages van (opnieuw) -1, 0, +1, +1% in de respectievelijke scenario’s voor de scheepvaart en -1, 0, +1 en +2% voor de luchtvaart.

Ze benaderen het probleem slechts technisch:”zijn wij in staat dit budget binnen Nederland te verduurzamen?”. Hun antwoord is “grotendeels niet” en voor het deel wat niet lukt, is extra import nodig en die heeft geen gevolgen voor Nederlands handelen.

Het deel wat wel lukt, komt tamelijk arbitrair tot stand. In het scenario Nationale Sturing staat de Noordzee ingeboekt voor 51,5PJ wind en het Klimaatakkoord staat 72PJ toe. Men kent nu het verschil van 21,5PJ (40% van 51,5) geheel aan synthetische brandstoffen voor lucht- en scheepvaart toe. Vervolgens wordt die 40% ook (arbitrair) aan de andere scenario’s toegerekend.
Uit het gehanteerde voorbeeld voor 2019 blijkt dat Kalavasta rekent met een omzettingsrendement van stroom in waterstof van 66%, en van stroom in brandstof van 52% . Er zijn mensen die dat optimistisch vinden, maar Kalavasta geldt hier wel als een authoriteit.
TNO hanteert in andere studies vergelijkbare percentages.

Vervoer
Wat plaatjes die voor zichzelf spreken.

Verbruik totale mobiliteit in absolute getallen.
De verdeling van het personenvervoer (boven) en vrachtvervoer (onder) over categorieën)


Huishoudens
Huishoudens gebruiken elektriciteit voor apparaten, elektriciteit voor warmte (via, al dan niet hybride met groen gas of waterstof, warmtepompen), en warmte uit andere bronnen. Onderstaand diagram bevat al deze posten.

Deze afbeelding vraagt enige uitleg.
De posten zonder streepjeslijn erom heen zijn individueel, die met een streepjeslijn erom heen komen via een warmtenet. Ongestreept lichtgrijs is een individuele gasketel, gestreept lichtgrijs is warmte via een gasgestookt warmtenet. Geothermie, AVI en restwarmte zijn altijd warmte en altijd via een warmtenet. Zonthermie is in praktijk individueel, maar het kan ook een warmtenet voeden.
Warmtepompen verplaatsen vooral warmte. Met bijvoorbeeld 1GJ stroom kan een warmtepomp 4GJ warmte een huis binnenbrengen. De resterende 3GJ komen uit de omgeving (atmosfeer, oppervlaktewater of bodem). Die verplaatste warmte wordt voorgesteld door witte omstreepte hokjes.

Onderstaande tabel geeft de aannames, die ten grondslag liggen aan bovenstaand diagram.