Gedachten bij de overname van Reiling in Sterksel

Een consortium onder leiding van Ruben van Maris van Maris Projects (http://www.maris-projects.nl/) uit Schijndel wil het bedrijfsterrein van Reiling in Sterksel opkopen. Van Maris wil er volgens de krant (het ED van 1 april 2015) tientallen miljoenen investeren met het doel
organische meststoffen, stroom en gas te produceren. Het klinkt als een moderne biovergister met toebehoren. OP de website van Maris Projects is nog geen informatie over het project te vinden.

De eerste reacties in de pers zijn voorzichtig optimistisch, waarbij
eenieder denkt aan wat er bij Reiling aan ellende naar buiten gekomen is in de afgelopen jaren (en er zijn ook wel wat dingetjes niet naar buiten gekomen). Men denkt dat het niet gauw slechter kan. Op zich heb ik dat gevoel ook wel een beetje.
Ik zie echter ook wel haken en ogen, die vooral te maken hebben met de ruimtelijke inpassing van het huidige complex, de ontsluiting en met de juridische structuur binnen het complex.

Pattegrond van de omgeving van Reiling
Pattegrond van de omgeving van Reiling

De ruimtelijke geschiedenis
Het ruitvormige paarse gebied in het midden is het Reiling-terrein. Daarboven ligt Sterksel.
De oude Reiling had in dit Landbouw Ontwikkelings Gebied een daglonersbedrijf. Zo stond het ook op het vroegere bestemmingsplan (BP) Buitengebied Heeze-Leende 2009. Er mocht één bedrijf staan en dat stond er.
Na het faillissement van Reiling heeft de Driessen Group het terrein gekocht. De Driessen Group heeft het terrein vol gezet met categorie 3, 4 en zelfs 5 – inrichtingen die allemaal iets anders doen met afval, en die gemeenschappelijke inrichtingen gebruiken als bijvoorbeeld een weegbrug. Aan deze ontwikkeling is nooit een wijziging van het BP te pas gekomen. Op de plankaart van het BP 2009 en op de kaarten bij de Verordening Ruimte van de provincie zal men op die plaats tevergeefs naar deze bestemming zoeken. In essentie heeft de Driessen Group het terrein gekraakt voor een illegale activiteit. Al die tijd stond de gemeente Heeze-Leende daarbij en keek er naar. Personele verbindingen tussen Driessen en de lokale politiek waren daaraan niet vreemd.

In 2012 en 2014 is het BP veranderd. Bijgevoegde kaart komt uit het BP Buitengebied Heeze-Leende 2014. Omdat de illegale aanwezigheid van de Driessen Group inmiddels de status had van een verworven recht, zit de onderneming er nu op basis van het z.g. ‘overgangsrecht’. Dat betekent dat de onderneming mag doorfunctioneren, maar dat de
strijdigheid met het BP niet groter mag worden. Met andere woorden: de onderneming mag niet uitbreiden. Het is nu de vraag hoe de (nog steeds eventuele, want het is nog niet rond) nieuwe eigenaar met dit probleem wil omgaan. Volgens de krant is er voor de tweede fase een wijziging van de vergunning nodig.

De vrachtauto’s door Sterksel en Maarheeze
De vrees in Sterksel en Maarheeze is dat er straks misschien nog wel meer vrachtauto’s door de dorpskernen komen (er zijn er 1230 per etmaal vergund, waarvan er ca 300 feitelijk plaatsvinden). Deze verkeersstroom vloeit logisch voort uit het ontbreken van een ordentelijke BP-procedure, want daarin is de wijze van ontsluiting een standaard
onderdeel. Gezond ruimtelijk verstand zou nooit op die locatie met die ontsluiting een dergelijke bedrijvigheid gepland hebben.
De (eventuele) nieuwe eigenaar Maris Projects loopt tegen hetzelfde probleem aan.

Men hoopt in Sterksel en Maarheeze dan ook op een rechtstreekse aansluiting op de A2. Als je de krant moet geloven, bestaat daartegen bij Rijkswaterstaat geen bezwaar, maar moet de provincie er acht ton startsubsidie voor neertellen, waarna nog een heleboel meer moet gebeuren. In feite komt het erop neer dat de Driessen Group de kosten, die voortvloeien uit zijn ruimtelijke kraak, afwentelt op de overheid met als argument dat anders de bevolking onder de vrachtauto’s lijdt.
Ik wil volgen hoe zich dit in de toekomst ontwikkelt.

De organisatie binnen het Reiling-terrein
Het heet wel ‘Reiling’, maar in feite gaat het om een half dozijn zelf-
standige bedrijven waarvan ‘Reiling’ er een is. De andere bedrijven zijn voor hun milieuvergunning ondergeschikt aan Reiling (een ‘paraplu-
situatie’). Op zich schijnt dat te kunnen omdat Reiling (lees Driessen) gemeenschappelijke voorzieningen aanbiedt en privaatrechterlijke contracten heeft met de andere bedrijven.
Het is mij niet duidelijk of Driessen juridisch in staat is bedrijven, die niet in de nieuwe opzet passen, weg te krijgen. Ik denk het wel, maar mogelijk vertraagt het. We zullen zien.

Milieuhandhaving
SP-gedeputeerde Johan van den Hout erfde de situatie, die ruimtelijk niet klopt, van zijn voorganger en moest de omgevingsvergunningen
ontwerpen en handhaven voor een situatie die eigenlijk niet had mogen bestaan. Daar had hij zijn handen vol aan. Hij deed er in elk geval meer aan dan zijn voorgangers, maar het bleef dweilen met de kraan open. Camera’s, heimelijk geplaatste GPS-trackers en vluchten met het politievliegtuig waren nodig om bewijs rond te krijgen.

De (eventuele) nieuwe eigenaar beweert dat het een modelonderneming gaat worden. Ik gun hem (zoals eigenlijk iedereen op dit moment) het voordeel van de twijfel.

Stadsverwarming Meerhoven: gefeliciteerd en toch gemengde gevoelens

Kenmerken van de stadsverwarming in Meerhoven
In de Eindhovense wijk Meerhoven bestaat een stadsverwarming. Die draait op afvalhout uit de tuinen van particulieren en gemeenteplantsoenen. De installatie is ontworpen voor 4580 woningen en 20.000m2 commerciele ruimte. Het elektrisch vermogen zit rond de 1,2MW en het thermisch vermogen rond de 5,4MW (na voltooiing van het hele plan).

De stadsverwarming was van Essent. Die heeft de installatie in 2014 verkocht aan het in Best gevestigde bedrijf Ennatuurlijk, waarvan pensioenuitvoerder PGGM (80%) en netwerkbeheerder Dalkia de aandeelhouders zijn.

Stadsverwarming Meerhoven
Stadsverwarming Meerhoven

Aard van het conflict en gefeliciteerd
Zoals vaak bij stadsverwarmingen, gaat het conflict om de aansluitvoorwaarden. De Werkgroep Stadsverwarming Meerhoven (WSM), die gelieerd is aan de wijkorganisatie in Meerhoven, vindt dat woning-
eigenaren twee maal betalen. Enerzijds hebben ze bij de oplevering ca €3000 betaald om aangesloten te worden, anderzijds bleek in 2011 dat de exploitant (toen nog Essent) jaarlijks ca €150 in rekening bracht. Dit bedrag is geïndexeerd en berekend op basis van 5% rente.
stadsverwarming meerhoven_2

De WSM heeft namens enkele eigenaren een proefprocessen gevoerd. Dat heeft geresulteerd in een gedeeltelijke overwinning. De kantonrechter heeft op 26 maart 2015 geoordeeld dat die rente onterecht is en dat het mogelijk moet worden dat bewoners de verplichting in één keer afkopen. Het dubbel in rekening brengen als zodanig vond de kantonrechter aanvaardbaar, zolang de kosten redelijk zijn.
De uitspraak telt met terugwerkende kracht, hetgeen de bewoners ruim €2000 eenmalig oplevert. Hier past slechts een felicitatie van mijn kant.

Beide partijen studeren nu op de uitspraak.

En toch gemengde gevoelens
Deze zaak is een voorbeeld in een langere reeks van conflicten tussen afnemers en exploitanten van stadsverwarmingen, door welke conflicten stadsverwarmingen in een kwaad daglicht zijn komen te staan. Het ‘niet meer dan anders-beginsel’ wordt regelmatig in twijfel getrokken.
Ik vind dat jammer, omdat stadsverwarmingen een belangrijk middel kunnen zijn in een verdere verduurzaming van onze energievoorziening. Ongeveer 15% van het Primair Binnenlands Verbruik eindigt in de lucht of in de sloot zonder ooit een nuttige bestemming gepasseerd te zijn. In Brabant gaat het dan om ongeveer 55PJ, een hoeveelheid energie die ongeveer even groot is als de bezuiniging en het verder verduurzamen van de energievoorziening in tussen 2015 en 2020 samen. Het is zonde om met al die doelloos weggegooide warmte niets te doen.
stadsverwarming meerhoven_3
Ik ben daarom om principiële redenen een fan van stadsverwarmingen, en ik haat om die reden de steeds oplaaiende conflicten.

Bovendien staan ze model voor een vaker optredend probleem, namelijk dat grote delen van de bevolking voor duurzame energie zijn zolang het begrip abstract is, en ertegen zo gauw het begrip concreet wordt: windturbines, stadsverwarmingen, mestvergisters.
Een vast ingrediënt van een oplossing voor dit ongenoegen blijkt om omwonenden en anderszins belanghebbenden deel van het systeem te maken, bijvoorbeeld door de coöperatievorm of door windaandelen te verkopen.
Een stadsverwarming werkt met grote investeringen die over een lange termijn worden afgeschreven, en met hoge kapitaalslasten. Waar tegenover lage exploitatielasten staan. Het lijkt niet meteen een model dat geschikt is voor bijvoorbeeld een coöperatie, maar toch zou het opbouwen van een zeker gevoel van gemeenschappelijk belang aangaande bijvoorbeeld de stadsverwarming in Meerhoven een goede zaak zijn. Goede informatie en een correcte omgang met de afnemers is daarvoor een minimale vereiste. Het zou goed zijn als de recente uitspraak van de kantonrechter daartoe een start blijkt.

Centrale warmtelevering leidt niet tot woekerwinsten
Ik heb met het toenmalige SP-Tweede Kamerlid Paulus Jansen meegelezen bij het opstellen van de nieuwe Warmtewet en daarover in februari 2012 een analyse geschreven. Het vermoeden bestond dat de natuurlijke monopoliesituatie van warmteleveranciers tot grote potten met goud op hun kantoren zou leiden. Daarom werd de NMa (Nederlandse Mededingings Autoriteit) er op los gelaten. Die heeft grondig, maar steekproefsgewijze onderzoek gedaan met als verrassend resultaat dat het overgrote deel van de centrale warmtelevering-projecten in
Nederland met verlies draaide, waarbij ‘verlies’ gedefinieerd is als een bedrijfsresultaat dat na aftrek van kapitaalslasten niet tot een winst van 6,3% kwam (met als enige uitzondering de Helmondse stadsverwarming). Het grootste gevaar bleek niet misbruik van macht voor verrijking, maar dat de bedrijven zouden stoppen met deze vorm van duurzame energie.

Lees mijn analyse hier –> Analyse van de Warmtewet door BGerard maar eens na.

Nieuwe elektromotor van Siemens voor vliegtuigen kansrijk?

Aan dit artikel is op 9 mei 2015 een update toegevoegd ( update 9 mei )

Ik heb eerder geschreven dat elektrische vliegtuigen mogelijk zijn, maar niet praktisch (zie hier over de Solar Impulse) , en dat kerosine nodig
blijft.

Nu komt Duurzaam Nieuws (30 maart 2015) met het bericht dat Siemens een nieuw type elektromotor ontwikkeld heeft, die voor hetzelfde gewicht 5* zoveel vermogen levert (lees –> Siemens ontwikkelt sterke elektromotor voor vliegtuigen_maart2015 het bericht). Concreet noemt het artikel een motor van 260kW continu, die 50kg weegt. Siemens meent dat je daarmee ooit kunt gaan vliegen. Nog sterker, eind 2015 is de eerste testvlucht gepland met een “hybride elektrisch vliegtuig“.

Nu wordt ik op deze weblog graag tegengesproken en Siemens is niet de eerste de beste, maar bij Solar Impuls staat ABB en dat is ook niet de eerste de beste.
Nu sidder ik so wie so al niet voor autoriteiten,  ook niet als ze Siemens heten, dus ik ga het toch maar eens fact checken.
Ik kijk eerst of het Siemens-vliegtuig puur op zonlicht kan vliegen, en dat doe ik door de gegevens van de Solar Impuls erbij te betrekken.
Daarna kijk ik of elektrische energie significant kan meetellen bij een overigens fossiele aandrijving.

Puur op zonne-energie
Ik geloof meteen dat Siemens goede elektromotoren maakt  en dat ze zichzelf hier hebben overtroffen. Maar de vraag is of de motor het hoofdprobleem is dat moest worden opgelost.
De Solar Impuls vliegt rond met 270m2 zonnepaneel à 23% rendement, die dus in ideale omstandigheden goed zijn voor ca 0,23kW/m2 * 270m2 = 62kW  vermogen. De vier motoren van de Solar Impuls draaien elk 13,5kW maximaal en 11,2kW etmaalgemiddeld. Zeg maar samen rond de 50kW continu. De Solar Impulse houdt dus een beperkt deel van de dag een restant over voor de besturingsfuncties en om de accu’s op te laden (die samen overigens 633kg wegen). De details van de energie-
balans hangen af van de details van de vlucht, maar grofweg lijkt het een consistent systeem. Het dingt heeft feitelijk gevlogen (bij mooi weer).
De Solar Impuls heeft voor zijn zonnepanelen-oppervlakte nu al een spanwijdte nodig van 72 m (dat is meer dan een Boeing 747). Verder moet iets, dat in essentie een zweefvlieguig met hulpmotor is, om aerodynamische redenen relatief smalle vleugels hebben. Het lijkt dus niet goed mogelijk een nog grotere vleugeloppervlakte te maken. Evenmin
lijkt het mogelijk om op korte termijn ultradunne film – zonnecollectoren te maken met een rendement dat ver boven de 23% ligt. Dus lijkt het niet goed mogelijk dat welk zonnevliegtuig op dit moment dan ook boven de (pakweg) 70kW elektrisch continuvermogen uitkomt.
De nieuwe motor van 260kW is niet relevant, omdat de bottleneck elders zit: in de totale oppervlakte en het rendement van de zonnepanelen.

Op basis van genoemde specificaties kan de Solar Impuls de wereld rondvliegen met de snelheid van een auto, één piloot als menselijke bagage in een onverwarmde cockpit zonder overdruk, en dagen de tijd.
Ik geloof niet dat het Siemens-vliegtuig als puur elektrisch vliegtuig reguliere comfortabele lijnvluchten met passagiers en vracht kan uitvoeren.

In combinatie met motoren op fossiele brandstof?
Als het hybride mag, en als het moet met echte mensen en koffers erin, gehuld in een drukcabine, en ongeveer presterend als bestaande
vliegtuigen?

Fokker F27
Fokker F27

Dan moet het vliegtuig veel zwaarder zijn, veel kleinere vleugels hebben en veel sneller gaan, en dat vraagt om veel grotere vermogens. Een ouwe F27 bijvoorbeeld had een vermogen van grofweg 1500kW, een BombardierQ400 van 6800kW en een Cessna Citation rond de 1000 a 1500kW. Zonnepanelen zouden daarvan (vanwege de kleinere vleugels) slechts een klein deel kunnen leveren (bijvoorbeeld 20kW). Kortom, de zonne-energie levert dan ca 1 a 2% van wat nodig is en het kost je vanwege de accu’s extra gewicht. Je kunt dat natuurlijk hybride noemen, maar dan rek je het begrip wel heel erg op.
Zie voor een update op dit onderdeel ( update 9 mei ).

Bombardier Q400
Bombardier Q400

Conclusie
Ik zie niet dat de nieuwe Siemens-motor praktisch elektrisch vliegen mogelijk maakt. Het is vast een hele mooie motor, maar de hoofdproblemen zitten elders.

Hoezeer het mij ook spijt, van fossiel vliegen zijn we voorlopig niet (en waarschijnlijk nooit niet) af.
Als het goed is, is in 2050 het verbruik van fossiele brandstof teruggebracht tot bijv. de helft van die in 2005, en wordt dat laatste restje zeer selectief gebruikt voor wat niet anders dan fossiel kan. En ik denk dat het vliegen daarbij hoort.

 

 

Van ècht stil tot veel herrie – een geluidskaart van de VS en stiltegebieden in Brabant

De American Association for the Advancement of Science (AAAS) heeft op 16 februari 2015 zijn jaarvergadering gehouden over door mensen veroorzaakt geluid en nachtelijke verlichting in de natuur. Deze, in evolutionaire zin ongewone, prikkels kunnen gevolgen hebben voor de ecologie, inclusief de menselijke.

In Brabant organiseert de Brabantse Milieu Federatie (BMF) elk jaar een Nacht van de Nacht, waarin gewezen wordt op de alomtegenwoordigheid van kunstlicht in de natuurlijke omgeving. De gedachte is dat dat best wel wat minder zou kunnen, ook om energie te besparen,

Wat ik nog niet eerder gezien heb, is een kaart van een groot gebied in decibellen (dB). De AAAS heeft zo’n kaart uitgebracht voor de VS. Die kaart ziet er zo uit:

De VS in decibellen dd 2015.
De VS in decibellen dd 2015.

Het voorbehoud is dat ik nog moet uitzoeken of het Amerikaanse dB-systeem op dezelfde manier werkt als het Europese systeem (bijv. de Lden). Dit gezegd zijnde is <20dB hoe dan ook onwaarschijnlijk stil.
Ik heb geprobeerd om me dat voor te stellen. Als ik met een goede dB-meter diep in de nacht in mijn doodstille studeerkamer achter drie lagen dik thermopane doodstil zit, krijg ik het ding op zo’n 30dB. Vlak daaronder houdt het bereik op.

Brabant heeft 31 stiltegebieden zijn. Die kun je vinden op http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/milieu/geur-en-geluidshinder/geluidshinder/stiltegebieden.aspx .

De Strabrechtse Heide is er één van.

Stiltegebied Strabrechtse Heide
Stiltegebied Strabrechtse Heide

Benieuwd wat ik meet als ik daar een keer ‘s nachts ga zitten met mijn dB-meter. Ongetwijfeld niet onder de 20dB. Ik ga het nog wel eens een keer doen als het uitkomt.

Reusachtig Nederlands onderzoek naar luchtvervuiling en sterfte

Methode en resultaten
Je kunt met Big Data alle kanten op, zelfs de goede. Dat blijkt uit een onderzoek (gepubliceerd 11 maart 2015), uitgevoerd door het RIVM en het Institute for Risk Assessment Studies (IRAS) van de Universiteit van Utrecht. Een samenvatting en toegang tot het volledige artikel zijn te vinden op http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Algemeen_Actueel/Nieuwsberichten/2015/Big_Data_geven_meer_kennis_over_gezondheidseffecten_luchtverontreiniging .
In het artikel zijn alle mensen meegenomen die
èn op 1 januari 2004 30 jaar of ouder waren
èn op 1 januari 2004 nog steeds op hetzelfde adres woonden als op
1 januari 1999
èn die op 1 januari 2011 dood waren of nog levend in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) terug te vinden (dus niet als ze geëmigreerd waren of dakloos of zo).
Je hebt dan een bestand van ruim 7,2 miljoen mensen. Dat is het grootste onderzoek ooit.

De sterftecijfers werden op oorzaak geleverd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

De luchtvervuilingsgegevens werden gevonden door Nederland in een schaakbord van 100*100m te verdelen en zo voor het jaar 2001 de concentraties fijn stof PM10 en NO2 (een gas dat vooral vrij komt in verbrandingsmotoren) met modellen te berekenen. In 2001 bestond er nog geen regionale analyse van PM2.5 en fijner.

Nu zijn er allerlei onbedoelde fouten mogelijk. Een zichzelf respecterend statisticus analyseert op deze ‘confounders’. Het zou zo maar kunnen dat arme mensen relatief vaak dicht op de snelweg wonen en meer roken, en dat getrouwde mensen langer en gelukkiger leven. Dit soort effecten wordt ingeschat met officiële sociale en inkomensbestanden op postcodecijfer (bijv. 5625). Die effecten blijken inderdaad te bestaan (arm zijn is een zelfstandig sterfterisico), maar ook na deze analyse blijven kleinere, maar statistisch nog steeds significante effecten over. De onzekerheidsmarges zijn zelfs verrassend klein.

Na deze uitzuiveroperatie blijven de volgende conclusies staan, die dus inderdaad aan de luchtvervuiling geweten kunnen worden en niet aan wat anders.
Een verhoging van 10μgr/m3 PM10 verhoogt de totale sterfte met 8%; die aan hart- en vaatziektes met 6%; die aan long- en luchtwegziektes met 13%; en die aan longkanker met 26% . Dit type verbanden is ongeveer in lijn met wat al langer bekend is.
Een verhoging van 10μgr/m3 NO2 verhoogt de totale sterfte met 3%; die aan hart- en vaatziektes met 0%; die aan long- en luchtwegziektes met 2%; en die aan longkanker met 10% . Dit verband was nog niet eerder gevonden, omdat het kleiner is en pas bij een heel groot onderzoek zichtbaar wordt.

Wat zegt dit voor Eindhoven?
Bovenstaande uitspraken zijn per 10μgr/m3. Je moet dus enig idee hebben om hoeveel μgr/m3 het feitelijk in Eindhoven gaat t.o.v. van wat. Ik waag een indicatieve poging om de vuilste plekken van Eindhoven te vergelijken met de regionale achtergrond.

Het AiREAS-systeem heeft 35 Airboxen, die o.a. PM10 meten (en fijner). Het probleem zou geschikt zijn om concentraties ongeveer op buurtniveau te bepalen, ware het niet dat de archieffunctie nog niet openbaar is. Enig behelpen met Google à Ontwerp bestemmingsplan StrijpS (kwam toevallig als eerste langs) levert in 2011 in de Beukenlaan 27 en in de Halvemaanstraat 24 μgr/m3 , en eigen uitzoekwerk met het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) voor de NBrabantlaan ca 30 en voor het Brabantse platteland ca 25μgr/m3. Prik het verschil tussen de hoogste waarde in Eindhoven en het platteland in 2011 maar eens op ca 5μgr/m3, welk verschil langzaam daalt.

Het AiREAS-systeem meet (nog) geen NO2. Dat doet de gemeente wel op 36 plaatsen. De gemeente geeft echter op haar site geen statistiek meer op meetstationniveau, maar alleen nog op categorie. Je krijgt dan dit:
Grafiek_stikstofdioxide_per_straattype_Eindhoven
De LML-metingen suggereren overigens dat die 15 voor de regionale achtergrond aan de lage kant is (eerder 19 a 20).
Prik het verschil tussen de vuilste stukken van Eindhoven (die met het drukste autoverkeer in een smalle straat en hoogopgaande gebouwen met stoplichten) en het omringende platteland maar eens op ca 15 a 20μgr/m3 .

De kans dat je in een vuil stuk van Eindhoven overall aan luchtvervuiling doodgaat is dus, t.o.v. het platteland, ca de helft van 8% + 1,5 a 2 * 3%, zeg maar 9% meer.

Anne Knol van Milieudefensie zegt in de NRC van 12 maart 2015 dat landelijk gemiddeld iemand 4 maand eerder doodgaat aan NO2 en 9 maand aan fijn stof. Eindhoven zit waarschijnlijk iets boven landelijk gemiddeld.

Het onderwerp blijft een bron van zorg.

Het Brabants Energie Akkoord: een goed idee, maar het had een betere uitwerking verdiend

Wie en wie niet?
De BMF, BZW, ZLTO, de VBEC, de gebouwde omgeving (o.a. de steden, woningbouwverenigingen, Spark Campus, Bouwend Nederland, Uneto-VNI) en Tilburg en Eindhoven Unbiversiteit zijn initiatiefemers tot het op 20 maart 2015 uitgebrachte Brabants Energie Akkoord (BEA). De coördinatie ervan werd verzorgd door de SER Brabant.

Een aantal belangrijke strategische partners, niet zelf initiefnemers, hebben zich gecommitteerd: Brainport Development, Biobased Delta, de HBO-instellingen, de ROC’s, Enexis, de energiebedrijven en de waterschappen.

Inhoudelijk afwezig is de provincie. Die figureert slechts als aandeelhouder van Enexis en als middenbestuur dat het proces moet faciliteren en stimuleren (dus als flappentap en om de regels te versoepelen). Ik vind deze inhoudelijke afwezigheid typisch.
Ik deel de mening van de initiatiefnemers, dat de provincie bij de komende coalitieonderhandelingen een passende verhouding tot het BEA moet definieren.

De compositie
BEA wekt de indruk inderhaast geschreven te zijn en het zou baat gehad hebben bij een betere eindredactie.
Het geheel bestaat uit een ‘overall’ inleiding; daarna drie aparte ‘versnellingspaden’ over de gebouwde omgeving, de industrie, en de landbouw; dan een verzameling nog uit te werken ideeën op de langere termijn; en vervolgens een paragraaf ‘randvoorwaarden’ en ‘werkgelegenheid’.
Tenslotte volgt nog een ‘borgingscommissie’ die monitort en afstemt. Ik zie geen duidelijk gedefinieerde juridische status, geen geschillenregeling en geen doorzettingsmacht.

Het probleem is dat er geen duidelijke koppeling is tussen de versnellingspaden enerzijds en het ‘overall-deel’ anderzijds. De doelstelling van 14% duurzaam in 2020 staat in het overall-deel, en de middelen in de versnellingspaden. Maar “de twain don’t meet” . De vraag is nu waar men zich op moet richten.

De 14% – ambitie
Wat zich het meest leent als ‘overall-ambitie’ is fig.2 en de 1,5% besparing per jaar op het Finale Energetisch Verbruik (FEV). Die zijn het best analyseerbaar. De ‘onduidelijke koppeling’ betekent dat gedachten uit de versnellingspaden niet terug te rekenen zijn tot de 1,5% of tot het plaatje. Soms zijn ze zelfs strijdig: het volzetten van de industriedaken bijvoorbeeld met panelen levert al meer op dan wat er ‘overall’ aan zonne-energie in het plaatje voorzien is.

De grafiek in 2020 haalt de 14% niet. Mogelijk komt dat omdat het plaatje de besparing inbouwt zonder dat te vermelden. Het percentage is t.o.v. het FEV in 2014 van 312PJ, maar zes jaar verder is daar 9% van af. Als dat de bedoeling is, klopt het ongeveer.
Het FEV is overigens maar een deel van het geheel. De totale Primair Brabants Verbruik PBV is ongeveer anderhalf keer groter. De rest gaat op aan afvalwarmte en in producten opgeslagen energie. Hierover spreekt het BEA niet.

De samenstelling van het duurzame pakket
BEA_duurzaam_14_procent_2020_plaatje
Als je met een liniaal in het plaatje gaat meten, krijg je 3,1PJ windenergie; 1,3PJ zonne-energie; 1,3PJ geothermie/WKO; 4,1PJ afvalverbranding en 28PJ energie uit biomassa.
Ik vind hierin 1,3PJ zonne-energie onwaarschijnlijk weinig (er kan veel meer) en 28PJ biomassa gevaarlijk veel. De rest kan kloppen of kan ik nu niet beoordelen.
Wat betreft biomassa. In het artikel “Het Bodem Anders – congres” en “Brabantse energiebalansen…” heb ik hieraan al aandacht besteed. 28PJ per jaar is zoveel (zelfs als je de meestook in de Amercentrale aftrekt, rond de 2PJ), dat je zo ongeveer alles wat los en vast zit moet vergisten of verbranden, en dat Brabant een probleem krijgt met de bodemkwaliteit. Of heel veel biomassa moet geïmporteerd worden, wat in strijd lijkt met het “sluiten van de kringlopen op de schaal van Noord-West Europa” (Ruwenberg-conferentie).
Ik adviseer om van het hele landbouw- en biomassaprobleem een integraal verhaal te maken op basis van wetenschappelijke studie.

Het versnellingspad ‘Gebouwde omgeving’
Dat is een goed verhaal. Doel is om in 2050 800.000 Brabantse woningen energieneutraal gemaakt te hebben, waarvan zo’n 30.000 t/m 2020. Om de enormiteit van de verduurzamingstaak nog eens te verduidelijken: als het programma straks op volle kracht draait, betekent dat 100 woningen energieneutraal maken per werkdag. Er hoort een kostenschatting bij, waarvan de invulling nog niet geregeld is. Er hoort ook veel werkgelegenheid bij.

Het versnellingspad ‘Industrie en overig bedrijfsleven’
Dat bevat losse ideeën, waarvan enkele beoordeelbaar zijn, bijvoorbeeld het volzetten van alle industriedaken met panelen (overigens geen 170km2, maar 17km2 ). Dat is goed voor 8PJ/jaar.
De gedachte om de handhaving en monitoring van publieke wetgeving als de PAS voor de industrie bij de overheid weg te halen, zoals voorgesteld, moet worden afgewezen.

Het versnellingspad ‘Landbouw’
Daarin staan een aantal interessante gedachten, waarvan de consequenties echter zo groot zijn dat ze eerst verder uitgewerkt moeten worden. De vraag is of alle ambities gelijktijdig uitvoerbaar zijn. Zo niet, dan moeten er keuzes gemaakt worden en dat wordt nog een zware bevalling.
De ZLTO laten deelnemen in windenergieprojecten, zoals gevraagd, lijkt uitvoerbaar. Dat die projecten in de eigen omgeving moeten liggen, lijkt me soms vragen om problemen. Ik vind het ruimtelijk ordening-beleid van de provincie hier leidend. Bovendien is de nabijheid nergens goed voor, behalve voor het gevoel van belanghebbenden (en het anti-gevoel van de rest). Elders produceren de turbines ook stroom.

Het klimaatfonds
Dat is een soort bonus-malus regeling voor CO2-lozingen en besparings-
projecten op Brabantse schaal. De provincie zou daar bijvoorbeeld een startbedrag in kunnen stoppen. Ik zou er zelf voor kiezen om op
pilotschaal te beginnen en na twee jaar te evalueren. Er zouden ook wel eens wat haken en ogen aan kunnen zitten. Aan de andere kant is het een prachtig instrument voor energiecoöperaties.

Brabantse energiebalansen en de vertaling van het SER-akkoord naar Brabant (vs2)

Het kan geen kwaad om discussies over duurzame energie in onze provincie te voeden met cijfers over de Brabantse energiebelans. Als regel ontbreekt het daaraan wanneer mensen meningen debiteren over biomassa of zonne-energie.
Ik beperk mij in dit artikel tot een schatting van energiehoeveelheden in Brabant. Ik zal in een apart artikel ingaan op wat ik van het (recent verschenen) Brabants Energie Akkoord vind.

Begripsomschrijvingen en de nationale getallen

Dit is de Energiebalans van Nederland in 2013 (Compendium voor de Leefomgeving)
Dit is de Energiebalans van Nederland in 2013 (Compendium voor de Leefomgeving)

Ik zal de CBS-balans uit 2006 gebruiken om eerst de begrippen uit te leggen.

Eerst even wat een PJ is. Dat is een eenheid van energie (1015J, oftewel ongeveer 278 miljoen kWh).

Het is handig om Nederland (cq Brabant) als een ‘black box’ te zien. Ik tel alleen mee wat de black box in gaat (in de vorm van gas, kolen, wind, etc), dus geen export en doorvoer. Dit heet het Primair Binnenlands Verbruik (PBV). In 2006 was dat 3233PJ en hierboven in 2013 is het 3255PJ.

In de black box wordt de inkomende energie omgezet (bijv. in elektrische energie+warmte) en herverdeeld over drie hoofdbestemmingen.
Hoofdbestemming één zijn de eindverbruikers (huizen, kantoren, auto’s etc). Die energie wordt gemeten met gas- of kWh-meters of hoeveelheden benzine etc. Dit heet het Finaal Energetisch Verbruik (FEV). In 2006 bedroeg deze post 2172PJ (67% van het PBV).
Hoofdbestemming twee bestaat uit producten, voor de vervaardiging waarvan energie nodig is (bijv. plastic of aluminium). Deze “onzichtbare” energie heet het finaal niet-energetisch gebruik (FNEV). In 2006 bedroeg dit 579PJ (idem 18%).
Hoofd’bestemming’ drie is afvalwarmte (AW). Warmte wordt zowel bedoeld geproduceerd (bijv. in CV-installaties en stadsverwarmingssystemen) als onbedoeld (bijvoorbeeld in motoren). Warmte die geloosd wordt zonder eerst een nuttige bestemming gepasseerd te zijn, heet afvalwarmte AW. In 2006 was dat op nationale schaal 482PJ (idem 15%).

Nu geldt: PBV = FEV + FNEV + AW.
In 2006 betekent dat 3233PJ = 2172 + 579 + 482 , oftewel 100% = 67% + 18% + 15%.
In 2013 betekent dat 3255PJ = 2166 + 648 + 441 (Comp. Leefomg.)

In het Nationale SER Energie Akkoord staat een jaarlijks percentage besparing, namelijk 1,5% van het Finaal Energetisch Gebruik (FEV) (in 2006 zou dat dus van 2172PJ geweest zijn). Ik schat in dat je dan ook 1,5% op het PBV moet besparen.
Bij het percentage duurzame energie (14% in 2020, 16% in 2023) staat er in het SER-akkoord niet bij van wat dit een percentage is. Logisch is om ook hier het Primair Binnenlands Verbruik (PBV) te nemen (in 2006 dus van 3233PJ).

De Brabantse getallen
Het is moeilijker om Brabantse getallen te vinden dan nationale.
De TELOS-studie ‘Energiek Brabant’ ( Energiek_Brabant_2040_scenario ,2006) noemt getallen. Je kunt ook redeneren dat de Brabantse bevolking 15% van de Nederlandse is en aannemen dat de verdeling 100/67/18/15 ongeveer dezelfde blijft. Deze twee methodes komen in 2006 redelijk op hetzelfde neer. Dit leidt tot
In 2006 is in Brabant 485PJ = 325 + 87 + 73
In 2013 is in Brabant 488PJ = 325 + 97 + 66

Als naar analogie van het nationale SER-Energieakkoord ook in Brabant jaarlijks 1,5% van 488PJ bespaard moet worden (jaarlijks ca 7PJ) tussen 1 jan 2014 en 1 jan 2020, dan geldt:
In 2020 is in Brabant 444PJ = analoog verdeeld

Het Telos-rapport haalt de besparing van 1,5%/y overigens niet. Wat je o.a. mist is een bespreking van het nuttig gebruiken van tot dan toe onnuttige warmte.

De duurzame energie-taakstelling voor 2020
Volgens Telos was in 2006 29PJ duurzaam (15 biomassa, 8 afval, 6 de rest). 29PJ is 6,0% van 485PJ .
Volgens het SER-akkoord moet in 2020 14% van 444PJ duurzaam zijn, dat is 62PJ.

Dus t.o.v. 2006 moet de hoeveelheid duurzame energie in Brabant stijgen van 29PJ naar 62PJ, dus met 33PJ.

Hiervan zal windenergie na realisatie van de 470 MW – taakstelling in 2020 3,1PJ leveren. Dit was 0,3PJ in 2006, dus een bijdrage van 2,8PJ aan de taakstelling.

Het Telos-rapport (blz 66) verwacht dat 8,4PJ door verbranding van afval gerealiseerd kan worden, waarvan ca 8PJ in 2006 al benut werd. Dus een bijdrage van 0,4PJ aan de taakstelling.
Zo ook verwacht dit rapport dat er een realistische taakstelling is van 21,6PJ beschikbaar is voor de gezamenlijke vormen van biomassa, waarvan in 2006 al 15PJ benut werd. Dus een bijdrage aan de taakstelling van 6,6PJ.

Van de overige energievormen in Brabant levert alleen de zon een substantiële bijdrage. Dus moet de zon in 2020 ongeveer 23PJ meer leveren (33-2,8-0,4-6,6) dan in 2006 en in 2006 was het bedrag ongeveer 1PJ.

Wat kan de zon in Brabant?
Een ECN-studie uit 2004 ( potentials and costs for renewable electricity production_ECN_feb2004 ) citeert een IEA-studie uit 2001, die taxeert dat voor Nederland als geheel 357km2 effectief dakoppervlak de meest realistische waarde is. Voor Brabant, 15% van Nederland, betekent dat 54km2 dak. Volledige benutting hiervan bij de huidige PV-panelen, die bij een rendement van 16% 15W/m2 jaargemiddeld leveren, leidt tot ca 25PJ per jaar.
Zou men dezelfde oppervlakte volzetten met zonneboilers, dan geeft dat (bij 1,5PJ/km2*y) ongeveer 80PJ in de minder nuttige warmtevorm. Men kan spelen met combinaties van beide technieken.

Conclusie
Het bovenstaande is een redelijke orde van grootte – schatting. De slotsom is dat de taakstelling voor duurzame energie in 2020 gehaald kan worden als men de nogal drastische gevolgen accepteert: volledige uitvoering van het windprogramma, een flink deel van wat organisch is verbranden of vergisten, en elk dak dat maar een beetje de goede kant op wijst volzetten met boilers of panelen. De berekening biedt namelijk weinig reserve.

Het lijkt verstandig om reservemogelijkheden te verzinnen. Dat lukt alleen bij zonne-energie. Ik zie twee uitwijkmogelijkheden:

  1. Hopen op een hoger rendement van zonnepanelen. Dat zal ongetwijfeld gaan gebeuren, maar de vraag is of het voor 2020 al in praktisch haalbare en betaalbare hoeveelheden gaat lukken
  2. Zonnepanelen ontkoppelen van de gebouwde omgeving en ze in het weiland neerzetten, eventueel in combinatie met windturbines. Ik heb hiervoor wel ideeën, waarover later meer.

Let wel dat het in dit verhaal steeds om jaargemiddeldes gaat. De waarden van moment tot moment kunnen geheel anders zijn. Vroeg of laat worden er extra maatregelen nodig om het elektriciteitsnet beter te beheersen. Dat is stof voor een ander artikel.

Het Bodem Anders – congres en de Brabantse landbouw

Ik ben naar het Bodem Anders – congres geweest. Dat was georganiseerd door de organisatie Voedsel Anders-netwerk en de BMF en de Stichting Down2Earth. Op donderdag 19 maart 2015 was er een velddag, op
vrijdag een lezingendag.

Er is alle reden om aandacht te besteden aan de bodem. Niet voor niets heeft de Food and Agriculture Organisation (FAO) van de VN 2015 uitgeroepen tot jaar van de bodem.
Ik had er dan ook een fietstocht naar Biezemortel voor over (een onbereikbare uithoek van Brabant) om op de velddag aanwezig te zijn (heen en terug de wind tegen – je moet wat over hebben voor de waarheid).

Niet helemaal mijn wereld ……
Ik ga bewust naar congressen als deze om mijn blikveld te verruimen, maar het is niet helemaal mijn wereld. Ik voel me er thuis als een atheïst tussen de Jehovah’s. Een flink deel van de doelgroep bestaat uit holistisch denkende gelovigen, maar ik ben geen holist. Er hangt mij teveel een Rudolf Steiner-mystiek.

Ik geloof als overtuigd reductionist in randomized dubbel blind – onderzoek en statistiek. De medische wetenschap bijvoorbeeld is daar ook groot mee geworden. Het menselijk lichaam is ook complex en hangt met allerlei ingewikkelde verbanden aan elkaar. En als ze wetenschappelijk darmbacteriën kunnen onderzoeken, kunnen ze dat ook met bodembacteriën.

De energie-workshop donderdag bevatte tenenkrommende prietpraat met aperte onjuistheden. De praktijkexcursies waren redelijk tot goed, met als toppers een gesprek de Stichting Duinboeren (bedoeld worden de Loonse en Drunense Duinen) over bodembeheer nabij natuurgebieden, en een rondleiding bij Van Iersel Compost.
Zoals altijd heeft de praktijk een heilzaam disciplinerende werking. Van Iersel kent zijn processen en kon bijvoorbeeld zeggen welke schimmels er in zijn schimmeldominante compost zaten (een vel papier vol ter grootte van een deur in kleine lettertjes).

Van de lezingen op vrijdag spraken mij de eerste twee aan, evenals de workshop van Bosser.

De eerste was van ZLTO-voorzitter Huijbers. Generieke modellen konden de bodem niet goed omschrijven, omdat die tot op perceelniveau anders kon zijn. Het is een levend organisme. Dat vraagt generaties lang vakmanschap. De ZLTO had een paar duizend leden bereikt met bodemsessies.
Hij merkte op dat de overdosis mineralen in het verleden wel eens kon gaan omslaan in een onderdosis aan organische stof. De vraag is in
hoeverre je koolstof moet verbranden, en in hoeverre je die koolstof in de bodem moet vastleggen door een meer circulaire koolstofbalans. Dat kan ook een klimaatadaptatie zijn. “De bodem is van ons allemaal” en “De regeneratie van de bodem moet versneld worden”.

Wim van der Putten (Wageningen NIOO, oprichter van het Wageningen Centre for Soil Ecology (CSE; http://www.soilecology.eu/ ) bracht een vergelijkbare boodschap die samengevat kan worden met dat wat het tropisch regenwoud boven de grond is, oud grasland onder de grond is. Dat wij dat niet zien is “omdat wij op dit gebied in een permanente zonsverduistering leven” (er was er net een aan de gang).

De derde lezing van Volkert Engelsman (“Een groenteboer uit Waddinxveen” naar eigen zeggen) bevatte veel van wat mij tegenstaat: weidse oratorische vergezichten zonder navenante diepgang, suggesties van verbanden die op geen manier hard gemaakt werden). Teveel
goeroe-achtig.

De workshop van akkerbouwer Bosser (met een zeven gewassen-rotatiesysteem) was leerzaam en toonde opnieuw de disciplinerende
werking van de praktijk aan.

……. maar enig begrip is op zijn plaats
Nu is goed bodemvruchtbaarheidsonderzoek inderdaad moeilijk. Net als bij voedingsonderzoek is het moeilijk individuele aspecten in een netwerk te isoleren. Het is lastig experimenteren. Maar tussen de
bewering dat een wetenschappelijk onderzoek in praktijk moeilijk is, en de bewering dat wetenschappelijk onderzoek principieel bij voorbaat onmogelijk is, gaapt een diepe kloof.

Ook moet erkend worden dat in de afgelopen decennia het paradigma van de industriële landbouw sterk geweest is. In extreme vorm is de bodem daarin eigenlijk een substraat waaraan chemische voeding wordt toegevoegd. Nu lukt dat misschien met kamerplanten op hydroculture en aardbeien op steenwol in kassen, maar niet op duizenden km2 volle grondteelt. Ik heb hier niet veel verstand van, maar op zijn minst lijkt het me onpraktisch om 50 hectare suikerbieten in steenwol te kweken. Dat kan in praktijk toch alleen maar in echte grond.
Ik vind in dit verband de woorden van de ZLTO-voorzitter betekenisvol.

Tenslotte
Voor zover mijn bescheiden opinies wat waard zijn: ik verwacht dat in de komende jaren verschillende problemen aspecten zullen blijken van één groot verzamelprobleem dat in zijn geheel behandeld moet worden. Een schets:
–           Het recente Energie Akkoord van de Brabantse SER ( BrabantsEnergieakkoord_2015 ) wil voor het behalen van de 14% – doelstelling in 2020 per jaar 28PJ van biologische herkomst van het land halen
–           Het Telos-rapport van 2008 ( Telos_Energiek_Brabant_2040_scenario)noemt als realistisch getal 21,6PJ voor 2040. Dan wordt alle mest vergist en alle andere organische afval op enige manier voor energie gebruikt. Wil men meer, dan moet men energiegewassen gaan kweken
–           Er een Green Tech Campus is, die in West-Brabant chemie gaat doen met suikerbieten
–           Er gaat dus waarschijnlijk minder koolstof terug de bodem in
–           Er is nu al ongerustheid over de bodemvruchtbaarheid
–           Het klimaat is gebaat bij meer koolstof in de grond

Het komt mij voor dat knappe wetenschappelijke koppen hier diep over moeten gaan nadenken. Ik spreek hier niet meteen een principe uit, maar het lijkt mij dat hier toch op zijn minst sprake is van een behoorlijk optimalisatieprobleem.

Ik vind dat dit politieke aandacht verdient.

Hoogspanningsleidingen en telefoons: gevaren niet aangetoond

Brochure em-velden
Ik heb in december 2011 voor Paulus Jansen (toen Tweede Kamerlid)  een brochure geschreven over elektromagnetische straling van hoogspanningsleidingen en telefoons. De algemene boodschap toendertijd was dat :
– elk serieus onderzoek aan straling van GSM- en UMTS-zenders en ontvangers uitwijst dat er geen enkel gevaar is
– er een spoortje van twijfel was dat hoogspanningsleidingen gecorreleerd zouden kunnen zijn met leukemie bij kinderen, maar men zit dan op de grens van het waarneembare te meten
– een correlatie is geen oorzakelijk verband. Er hebben ècht op sommige plaatsen en tijden correlaties tussen de aantal ooievaars en het aantal baby’s bestaan, maar dat kon altijd verklaard worden uit een achterliggende gemeenschappelijke oorzaak
– proefdieronderzoek nooit tot effecten leidt
– er geen logisch verhaal is waarom er schade zou kunnen optreden anders dan door warmte, en dat warmte-effecten goed begrepen worden
Mijn tekst van juli 2011 —> Brochure over niet-ioniserende straling .

Opnieuw vanwege de nieuwe 380kV – leiding in West-Brabant
Sindsdien is er een paar jaar verstreken. Toen ging de zaak spelen van de nieuwe 380kV – leiding in West-Brabant en de vreemde omgang met de vaststelling van het tracé. Om binnen onze SP-fractie in PS een advies te kunnen geven ben ik opnieuw in de literatuur gedoken. Dat leidde tot mijn tekst van december 2014—> Engelstalige literatuur over hoogspanningsleidingen en kanker_2014 . De conclusie is dat het recentere onderzoek het verband tussen  hoogspanningsleidingen en leukemie bij kinderen nog zwakker geworden is, of zelfs verdwenen.

Hoogspanningsleidingen op IJsland, waar elektrische energie dominant is
Hoogspanningsleidingen op IJsland, waar elektrische energie dominant is

De vraag naar hoe het tracé van de nieuwe 380kV – leiding moet lopen, heeft zakelijk gezien (als men er objectief medisch naar kijkt) geen volksgezondheidsaspecten. Het is een klassiek ruimtelijke ordenings-
vraagstuk. Over deze RO-argumenten heb ik mij niet uitgesproken, want daar weet ik te weinig van. Ik ken het gebied nauwelijks. Ik vond de
procedure raar.

Onder de grond?
150kV-leidingen en lager kunnen technisch onder de grond en dat heeft voor- en nadelen (waaronder de hoge prijs, die in het tarief verwerkt wordt). Er zijn geen medische redenen om dat te willen, maar er kunnen wel andere zijn (bijv. de aanwezigheid van Schiphol of een waardevol landschapsbeeld).

380kV – leidingen kunnen om elektrotechnische redenen nog niet onder de grond. Althans niet over grote afstanden. Er loopt nu in Nederland een experiment met zo’n 20 km 380kV onder de grond. Ook elders in de wereld bestaan nog geen lange ondergrondse 380kV – trajecten.

 

948 stemmen bij PS-verkiezingen

Ik heb op 18 maart 2015 bij de PS-verkiezingen 948 stemmen gehaald. Dat is te weinig voor een voorkeurzetel, maar ik ben er uiteindelijk toch tevreden mee. Het aantal geeft extra steun aan de zaken waar ik me voor in zet, zoals het belang van omwonenden van Eindhoven Airport, de Ruit, luchtkwaliteit en geluid, en andere milieubelangen in en rond Eindhoven en Helmond.

Ik wil de mensen, die op mij gestemd hebben, van harte danken voor hun steun.