Een eigen energiebedrijf in De Meierij?

De vraag
Ik kreeg van Pierre van den Oord uit Boxtel de vraag “Ik lees in de Meierij dat er ideeën zijn om zelf een energiebedrijf in de gemeente Boxtel te starten. De positieve kanten ‘regie in eigen hand en dergelijke beweringen’ worden steevast genoemd. Graag wil ik van jou een compleet verhaal. De voors en tegens. De financiele kant enz.”.

De vraag volgt op een artikel in het Brabants Dagblad van 11 november 2020, waarin de grootste coalitiepartij PPA, en D66, in Sint Michielsgestel ‘een onderzoek willen naar het opzetten van een grootschalig energiebedrijf’ waarbij de PPA aanstuurt op ‘samenwerking met de buurgemeenten Boxtel en Vught’.
PvdA/Groen Links in Vught willen ook wel met een plan voor vijf windturbines en vijf hectare zonneveld.
Ook PvdA/GroenLinks en de SP in Boxtel hadden om een dergelijk onderzoek gevraagd, maar het College van B&W in Boxtel houdt de boot af. Althans, ‘Zelf grootschalige energie opwekken met windturbines en zonnevelden hebben we al eerder afgeraden’ (B&W van Boxtel) ‘Maar als wij als gemeente de juiste voorwaarden scheppen, kan een initiatiefnemer toch aan de slag. Dan kun je ook regelen dat inwoners ook kunnen deelnemen in zulke plannen en daar voor 50% in kunnen participeren en van kunnen profiteren.
Zie www.bd.nl/meierij/gestel-onderzoekt-gezamenlijk-energiebedrijf-met-windturbines-samen-met-boxtel-en-vught~a97116d0/ en www.ed.nl/den-bosch/pvda-gl-wil-gemeentelijk-energiebedrijf-een-miljoen-euro-winst-om-bijvoorbeeld-n65-schuld-af-te-lossen~a88e4289/ .

Ik beantwoord graag vragen. In dit geval een beetje moeilijker omdat mijn expertise vooral natuurwetenschappelijk is en niet juridisch en bedrijfseconomisch. Maar ik ga mijn best doen.

Rentabiliteit van hernieuwbare energie in Boxtel en de SDE+ – subsidie
Eerst de voor de hand liggende vraag of een zonnepark in Vught of een set turbines in Boxtel zelfstandig hun broek kunnen ophouden. De hamvraag is dus of je in Boxtel e.o. wind- en zonnestroom kunt maken voor een kostprijs die onder de marktprijs ligt. Het antwoord is nee. De groothandelsprijs van stroom is te laag (let wel dat de consumentenprijs veel hoger is. Dat komt vooral door toegevoegde belastingen.)
Hieronder een momentopname van de stroombeurs EPEX voor 23 en 24 november 2020, van uur tot uur. In de stille uren brengt het verkopen van stroom ca 3 cent/kWh op en in de vraagpieken rond de 6 cent/kWh.
Uiteraard zit er wel fluctuatie in de prijs (bijvoorbeeld als de winter zacht is, de olie en gas goedkoop, het hard waait en er weinig gebeurt vanwege Corona of allemaal andersom). Er zit een sterk overcapaciteit-effect in.

De groothandelsprijs van elektriciteit op 23 en 24 november 2020 op de EPEX

De kosten van windenergie in de buurt van Boxtel zaten in 2017 rond de 8 cent/kWh, zegt een studie van (toen nog) Ecofys voor de Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA) (hieronder ligt Boxtel in gebied 4):

Uiteraard zit ook hier wel variatie in, maar de grosso modo is de boodschap helder dat de kostprijs van 1kWh in Boxtel momenteel niet gedekt wordt door wat je er voor krijgt in de markt.

Om toch hernieuwbare energie van de grond te tillen wordt er gesubsidieerd. De belangrijkste regeling is de SDE+ (tegenwoordig SDE++, maar dat maakt hier niet veel uit). De Rijksoverheid legt, vooral via die route, jaarlijks miljarden toe op de hernieuwbare energie. Politiek logisch zou zijn om aan die donaties in enigerlei vorm georganiseerde zeggenschap te ontlenen, en eigenlijk is de meest logische schaal voor een publiek energiebedrijf de nationale schaal.
Maar dat gebeurt niet – integendeel, het is met de Splitsingswet eerder omgekeerd gegaan en nu proberen brave gemeentebestuurders met micromiddelen een kruimeltje zeggenschap terug te veroveren.

In de aparte tekst enkele belangrijke kanttekeningen over kostprijzen van diverse vormen van elektriciteitsopwekking. Als je de NVDE-prognose in die tekst moet geloven, moet in Boxtel in 2030 en later zonder subsidie wind ongeveer quitte gaan spelen en voor zon is het onduidelijk.
Zie ook www.bjmgerard.nl/?p=5591 .

Voorlopig staat of valt energie uit wind en zon in Boxtel, Vught en SintMichielsgestel dus met de SDE+-subsidie.
En om de verwerving daarvan door (in enigerlei vorm georganiseerd) duurzame energiebedrijf  aannemelijker te maken, zouden de drie gemeenten een efficiënte uitvoeringsorganisatie klaar moeten hebben staan die aan de voorwaarden voldoet en die goed genoeg werkt om bij voorkeur in de goedkope categorie te kunnen bieden.
Verder moet er nagedacht worden wat te doen als na 15 jaar de subsidie ophoudt en de exploitatie verder gaat. Dat moet oplosbaar zijn, want velen gingen u voor.

Wat is een Gemeentelijk Duurzame Energiebedrijf en heb je dat nodig?
De vraag blijkt makkelijker gesteld dan beantwoord. Er is een range aan antwoorden en de Meierijse politieke microcosmos geeft daar al een aardige indruk van.

Ik volg hier een studie van Primum “Iinzicht in de mogelijkheden van een lokaal duurzaam energiebedrijf bij windenergieprojecten”, te vinden op https://www.rvo.nl/sites/default/files/2013/09/mogelijkheden_lokaal_duurzaam_energiebedrijf_wind.pdf . Dat gaat weliswaar over windprojecten, maar de systematiek geldt even goed voor zonprojecten. Primum heeft een heldere stapsgewijze structuur en bevat veel llinks naar meer informatie. Er staat geen jaartal in de Primumstudie, maar aan de naam van de link te zien is het uit 2013.
Goede andere literatuur is “Verkenning meerwaarde Duurzaam Gemeentelijk Energie Bedrijf (DGEB)” van de gemeente Alphen aan de Rijn, te vinden op https://api1.ibabs.eu/publicdownload.aspx?site=alphenaandenrijn&id=d43770b1-bdd5-4d65-bbdb-fd2c0281293a .

In beginsel is een ‘lokaal duurzaam energiebedrijf’ niet meer dan een juridisch/organisatorisch vehikel dat de realisatie en exploitatie van een duurzaam energieproject door één of meerdere initiatiefnemers faciliteert’ aldus Primum. Dat klinkt als een containerbegrip en dat is het ook. En om rood aanlopende wethouders te sussen die ‘net Nuon/Essent  verkocht hebben’: het hoeft niet groot te zijn en het hoeft niet perse risicodragend te zijn.

Primum vindt het essentieel dat een Duurzaam Gemeentelijk Energie Bedrijf (DGEB) niet als doel op zich gezien wordt, maar slechts als middel. Dat is een essentiële vraag, over de beantwoording waarvan men het niet met Primum eens hoeft te zijn. Men kan ook om ideologische redenen het bezit van een productiemiddel (hoe beperkt dan ook) als een zelfstandig doel zien. Het is aan de lezer wat hij daarvan vindt.

Zonnepark in Smilde, op eigen grond en in eigen beheer van de gemeente Midden-Drente

Maar wat men daar ook van vindt, het heeft geen gevolgen voor het vervolg van de analyse. Ook een ideologisch wind- of zonnepark moet aan wetmatigheden voldoen.

Volgende vraag is wat men precies wil (meerdere antwoorden zijn mogelijk).

  • De lokale klimaatdoelstellingen halen?
  • De lokale werkgelegenheid verbeteren?
  • Een duurzamer imago van de gemeente?
  • Geld binnenhalen dat anders naar de energiecowboys gaat?
  • Een socialistisch gevoel hebben?

Het doel heeft invloed op de positie die men als gemeente kiest. Ook hier zijn weer meerdere antwoorden tegelijk mogelijk.

  • Initiatiefnemer en facilitator zijn
  • Voor communicatie en educatie zorgen
  • Grondeigenaar zijn
  • Afnemer van elektriciteit zijn
  • Financieel betrokken zijn, hetgeen kan
    • Zonder zeggenschap via een beleggingsfonds, een rentedragende lening, certificering van aandelen, via rentedragende obligaties  en via een garantstelling (risicovergoeding)
    • Met zeggenschap en dan heet het een Duurzaam Gemeentelijk Energie Bedrijf (DGEB). Dat kan als Stichting; Coöperatieve Vereniging; Maatschap, v.o.f. of c.v.; of B.V.  Het wordt, hoe dan ook, een rechtsvorm buiten het gemeentelijke apparaat. Gewaakt moet worden voor overtreding van de staatssteunregels.
Samenvattend overzicht uit de Primum-studie

De Primumstudie, die dit allemaal analyseert, is van vóór het Klimaatakkoord. In het Klimaatakkoord wordt 50% lokale participatie nagestreefd. Het Klimaatakkoord stelt geen eisen aan de vorm van de Participatie. Zie ook www.bjmgerard.nl/?p=10733 en  www.bjmgerard.nl/?p=12483 .
In Primumtermen vertaald zou je die 50% desgewenst ook nog kunnen vertalen als een soort joint venture-achtige constructie.

De Vughtse PvdA/Groen Links willen dat de gemeente volledig eigenaar blijft van de opgewekte duurzame energie zonder aan te geven welke financiele techniek gebruikt wordt. (Die hoeveelheid duurzame energie is overigens beperkt, maar niet verwaarloosbaar: het Vughtse plan met 5 ha zon en 5 turbines à 3MW moet met de natte vinger ongeveer 135TJ (ca 37 miljoen kWh) per jaar opleveren en het totale energieverbruik van Vught was in 2018 1643TJ (zonder de autosnelweg). Het merendeel komt dus nog steeds van de oude energieleveranciers.).
Die 37 miljoen kWh zou de gemeente dit bedrag * 7 cent per kWh moeten opleveren en op papier is dat dus goed voor 2,6 miljoen per jaar. Bruto. De SDE+ gaat uit van een rendement rond de 10%, dus dat zou uitdraaien op ergens orde van grootte van een kwart miljoen per jaar winst.
De PvdA-Groen Linksmensen verwachten er een miljoen per jaar uit te kunnen halen. Ik zou die berekening wel eens willen zien.

Per sluitend slot van rekening
B&W van Boxtel hebben op zich gelijk dat men een hoop goed kan doen zonder risicodragend deel te nemen. Van afstand lijkt mij dat ze wat al te voorzichtig zijn. Het warmtebedrijf van Rotterdam als schrikbeeld nemen is wel erg buiten de Boxtelse verhoudingen.
En als de schrik voor het beheer over een stel windturbines en zonneparken te groot is, zou men ook nog kunnen kiezen voor een joint venture met een commerciële partij en/of een landelijke energiecoöperatie die 49% van de aandelen krijgt, of iets dergelijks.

Een plan als dat van PvdA-Groen Links in Vught moet, met de kletsnatte vinger, enige tientallen miljoenen Euro’s incidenteel kosten. Daarvan mag 80% vreemd vermogen zijn. Klinkt niet als per definitie onmogelijk.

Dit allemaal op voorwaarde dat de SDE+ – subsidie af komt.

En uiterard op voorwaarde dat Enexis kan aansluiten.

Wester van Gaal met een mooi geïntegreerd verhaal over klimaateconomie

In de digitale krant De Correspondent, waarop ik geabonneerd ben en wat ik ook anderen aanraad, schrijft Wester van Gaal over klimaat en economie. Ik lees zijn stukken altijd graag.
Hij had op 21 november een stuk waarin vanuit een progressief economenstandpunt uitgelegd werd dat de aanpak van de klimaatverandering en andere grote problemen weliswaar een monsterklus is, maar niet in die mate dat niet met verrassend simpele middelen een deel ervan opgelost kon worden.

De voornaamste kritiek op het stuk van Wester van Gaal is dat de industrie en het transport er niet in voorkomen. Ik zie het daarom zelf niet als het laatste woord.

Maar ik vind het wel een mooi voorbeeld van integraal denken. Ik heb daarom het artikel hier overgenomen.

De Correspondent verwijst altijd naar bronnen buiten het artikel. Ik heb die hier niet overgenomen. Wie ze wil zien, kan het artikel zelf bekijken op

https://decorrespondent.nl/11827/meer-hout-minder-koeienpis-en-een-hoger-salaris-de-ingredienten-voor-een-klimaateconomie-zijn-verrassend-alledaags/1298864640249-15a195c4?pk_campaign=daily


Meer hout, minder koeienpis en een hoger salaris: de ingrediënten voor een klimaateconomie zijn verrassend alledaags

Zelfs in een jaar waarin de economie in slowmotion beweegt, haalt Nederland de klimaatdoelstellingen die het zichzelf heeft gesteld niet.

Nederland hobbelt in de meeste klimaatranglijsten steevast achteraan. En met de biodiversiteit en de natuur is het in Nederland slechter gesteld dan in de landen om ons heen.

Het kabinet pleit in Europa voor ambitieuze klimaatdoelen, maar lijkt de urgentie thuis minder te voelen. En dat is vreemd: de plannen voor de verduurzaming van Nederland zijn er wel. Opgesteld door ambtenaren in Den Haag. 

Hoogleraar economie Dirk Bezemer (Rijksuniversiteit Groningen) wees mij er onlangs op. Dikke rapporten, niet altijd even toegankelijk geschreven. Maar samen tonen ze een Nederland waarin de natuur herstellende is, de bewoners beter af zijn en er genoeg woonruimte is voor iedereen. Het enige dat het kabinet hoeft te doen, is deze plannen uitvoeren.

Ambtenaren schreven:

  • plannen voor de verduurzaming van Nederlandse steden en huizen;
  • een plan om de landbouw en de natuur in Nederland weer in balans te brengen;
  • een plan voor een stabielere arbeidsmarkt en hogere lonen (zodat burgers de verduurzaming van hun eigen huizen en vervoermiddelen kunnen betalen);
  • een plan voor een beter belastingstelsel, zodat vermogenden meer bijdragen en werkenden worden ontlast.

Hoe kunnen we wonen in de klimaateconomie?

Nederland heeft volgens het kabinet voor 2030 nog een miljoen gasloze, goed geïsoleerde woningen nodig. Daar komt de isolatie en verduurzaming van bestaande huizen nog bij. Een monsterklus. Ontzettend duur, maar het levert ook banen op.

Twee recente plannen laten zien hoe het kabinet dit kan aanpakken.  

In ‘Groen uit de Crisis’ adviseert de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur het kabinet om juist tijdens de huidige crisis al te investeren in het renoveren en isoleren en bijbouwen van woningen. Dit om het economisch herstel aan te jagen.
In ‘Panorama Nederland’ laat Rijksbouwmeester Floris Alkemade zien hoe het kabinet in dit piepkleine landje de ruimte kan vinden voor een miljoen nieuwe woningen.
De rapporten zijn los van elkaar zijn geschreven, maar ze vullen elkaar goed aan. 

NOM-renovatie van 18 woningen in Tilburg

Renoveren, renoveren, renoveren

Volgens de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur kan het kabinet direct beginnen met een nationale subsidieregeling voor de isolatie van woningen. Dit maakt het aantrekkelijker voor huiseigenaren, verhuurders en corporaties om huizen te verduurzamen.

Hoe hoog die subsidie moet zijn, wordt niet berekend. 

Maar het onderzoeksbureau van Natuur en Milieu heeft inmiddels een voorzet gedaan door het plan tot in de puntjes uit te werken. De isolatie van 2,5 miljoen woningen leidt volgens het bureau tot 2 megaton minder uitstoot van koolstof, twee derde van de doelstelling voor de verduurzaming van woningen in het klimaatakkoord. Het prijskaartje: 3,1 miljard euro. 

Niet goedkoop, maar het plan houdt wel tussen de 3.700 en 6.700 ambachtslieden aan het werk tijdens de crisis. Het kan volgens de auteurs ‘zo het regeerakkoord in’. Gert-Jan Segers (ChristenUnie) en Jesse Klaver (GroenLinks) dienden in september een motie voor een nationale subsidieregeling in die is aangenomen. Nu is het kabinet aan zet. 

De regering kan de verduurzaming nog verder aanjagen door het bedrag dat de woningcorporaties betalen middels de verhuurdersheffing – 1,8 miljard euro in 2020 – aan ze terug te geven. Daar kunnen ze dan hun woningen van isoleren. 

‘Verhuurdersheffing’ klinkt misschien als een ver-van-mijn-bed-show. Maar de consequentie is dat ook wie in een sociale huurwoning woont warme voeten en een lagere energierekening krijgt.

Een miljoen extra woningen: houtbouw 

Volgens Rijksbouwmeester Floris Alkemade is er nog genoeg plek voor extra woningen als we slimmer gebruikmaken van de ruimte die er nog is. Miljoenen vierkante meters kantoor- en winkelruimte staan in Nederland leeg, soms al jarenlang.

In niet elke voormalige Wibra of leegstaande Schoenenreus kan je gezellig wonen. Maar het kabinet kan creatieve architecten en ontwerpers de opdracht geven te experimenteren met panden die wél geschikt zijn. Studenten in leegstaande kantoorpanden. Nieuwe gedeelde woningen op bedrijventerreinen. Het is even wennen, maar het kan. 

CLT-hout – zie ook Waugh Thistleton architects beroemd om houtbouw

En als er dan toch nieuwe woningen bijgebouwd moeten worden, gebruik dan hout, zegt Alkemade. Volgens hem is de verduurzaming van Nederland alleen mogelijk als we opnieuw met hout gaan bouwen. Als er doorgebouwd wordt met cement, beton en staal komt bij de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen ongeveer 5,5 megaton CO2 vrij. Bomen leggen juist CO2 vast.

Klinkt krakkemikkig? Door een relatief nieuwe techniek – Cross Laminated Timber (CLT) oftewel ‘kruislaaghout’ – is het tegenwoordig zelfs zo sterk dat er flats van gebouwd kunnen worden. Aan de Amstel in Amsterdam is al een houten toren in aanbouw van 73 meter hoog. In Wenen is een toren gebouwd van 84 meter. En in Eindhoven komen er twee torens aan van respectievelijk 150 en 110 meter. 

Het is belangrijk te beseffen dat dit geen experimenten zijn. Volgens Alkemade kan hout de Nederlandse bouwsector fundamenteel veranderen. Niet alleen omdat het sterk genoeg is overigens. Houten huizen kunnen ook sneller en gemakkelijker als bouwpakket worden vervoerd. Het scheelt een hoop beton. 

Maar: is er wel genoeg hout in Nederland? 

Volgens Alkemade is er genoeg ‘productiebos’ in omringende landen om aan de vraag te voldoen. Bovendien is er plek in Nederland voor nieuwe boomboerderijen. Boeren kunnen hun akkers volplempen met populieren – die groeien snel, zuigen CO2 op en voorzien materiaal voor een nieuwe generatie duurzame woningen. Volgens Alkemade is 20 procent van de landbouwgrond hiervoor genoeg.

Om boeren over de streep te trekken kunnen subsidies en investeringsfondsen opgericht worden. Daarmee komen we aan op het volgende thema: de landbouw.

brock commons – tallwood house_vancouver_site UBC

Hoe kan de landbouw eruit komen te zien?

Het kabinet kan pas de adviezen van Alkemade en de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur opvolgen als het de stikstofuitstoot drastisch omlaag brengt. 

Dat zit zo. De biodiversiteit in Nederland holt achteruit, harder dan elders in Europa. Wilde planten en dieren delven het onderspit, omdat relatief veel grond wordt gebruikt voor intensieve landbouw. En ook natuurgebieden worden bedreigd.

Eén goedje speelt daar een hoofdrol in: stikstof. De rechter zette een streep door de stikstofaanpak van het kabinet. Boerenbedrijven, bouwplaatsen, bussen en auto’s op de snelweg, allemaal stoten ze stikstofverbindingen uit en beïnvloeden daarmee de natuur – te veel volgens de Europese norm. 

Omdat de regering besloot dat de bouw het minst essentieel is, was die de pineut: alle grote bouwvergunningen werden ingetrokken. Terwijl: de verduurzaming van Nederland kan niet beginnen zonder de bouw.

Het goede nieuws: er is een plan. In juni bracht een commissie onder leiding van oud-vicepremier Johan Remkes het rapport ‘Niet alles kan overal’ uit, waarin ze uitstippelt hoe Nederland de stikstofuitstoot de komende tien jaar met 50 procent kan verlagen, én de natuur kan herstellen. Die maatregelen kunnen ervoor zorgen dat de bouw weer kan worden hervat.

Het kabinet verlaagde de maximale snelheid op de Nederlandse snelwegen overdag al van 130 naar 100 kilometer per uur. Maar er moet nog veel meer gebeuren. 

De gevolgen zijn voor de landbouw nog veel groter: meer dan de helft van de stikstofuitstoot komt daar vandaan. Om de stikstofvervuiling werkelijk te reduceren, zal de Nederlandse landbouw zich moeten transformeren. Te beginnen met poep. 

Poep van plas scheiden

Vreemd dat de vernieuwing van de landbouw daar begint, maar het is waar: nieuwe stallen, waarin poep en urine van koeien worden gescheiden, kunnen de stikstofuitstoot verlagen.

Nu komen poep en plas nog samen in een tank, en daar vormen ze samen de vervuilende stikstofverbinding ammoniak. Vervolgens spuiten boeren dit mengsel – gier – in de bodem, meer om ervanaf te zijn dan omdat dit goed is voor de bodem.

Als poep en plas gescheiden worden opgevangen, scheelt dat veel uitstoot en kan de poep over het land worden verspreid als bemesting met veel minder uitstoot, met minder zware machines, en zonder die penetrante ammoniaklucht. Beter voor de natuur, beter voor de landbouwgrond, en beter voor onze neuzen. 

Een andere low tech oplossing is volgens Remkes: de koeien in de wei laten poepen. Heb je helemaal geen dure machines en stalvloeren meer nodig. Daarmee wordt de grond op een natuurlijke wijze bemest zodat er minder kunstmest gebruikt wordt. Nog een simpele oplossing: voer de koe minder soja en meer gras. Zo komt er ook minder stikstof vrij. 

De oplossing is dus eigenlijk heel makkelijk, en doet – net als houtbouw – een beetje ouderwets aan. Het enige probleem: hoe organiseren we die omslag? Zomaar dit idee bij de boer over de schutting dumpen werkt niet. Een nieuwe plas-en-poep-sorteerstal is duur, en koeien die geen krachtvoer krijgen, geven minder melk. 

Investeringsfonds voor natuurvriendelijker landbouw

Daarom schrijft Remkes: ‘Boeren kunnen niet groen zijn als ze rood staan.’ Verleid de boer! Geef subsidie voor innovatie in mest, stalsystemen, bemesting en voeding. En voor de echte ondernemers: een investeringsfonds voor boeren die hun boerderij willen vergroenen (door bijvoorbeeld een akker te vervangen door een strook productiebos).

Het rapport is ook streng. Remkes stelt een heffing voor op de uitstoot van ammonia. Het wordt dan minder aantrekkelijk om natuurvervuilend te boeren. En veehouders die halsstarrig tot hun oksel in de gier blijven staan? Die krijgen een boete.

Populierenstrook bij Best, ooit aangeplant voor de klompenfabricage. De streek kent nog steeds veel boomkwekerijen.

En hoe kan werken in Nederland weer lonen?

Dromen van houten flats en natuurvriendelijke landbouw is vooral leuk voor mensen die niet in acute geldnood verkeren.  

Maar in Nederland zijn er steeds meer mensen die het einde van de maand niet halen. 20 procent van de Nederlanders had vlak voor corona al acute betalingsproblemen. Een cijfer dat door de pandemie alleen nog maar hoger zal worden.Voor hen is klimaatbeleid een bedreiging.

Gas- en lichtrekeningen zullen blijven stijgen voor de mensen die geen geld hebben voor isolatie of zonnecellen. Een belasting op CO2-uitstoot drijft de kosten alleen nog maar verder op, juist voor de mensen die het minst geld hebben om te verduurzamen. Het kabinet zal burgers dus tegemoet moeten komen. 

Dat kan op twee manieren: hogere lonen en meer zekerheid. In het rapport ‘Hoe willen we werken in Nederland’ staan talloze oplossingen, maar niets is zo makkelijk als mensen gewoon een beter salaris geven. 

De auteurs, onder leiding van oud-topambtenaar Hans Borstlap, adviseren een hoger wettelijk minimumloon. De overheid kan als grootste werkgever van Nederland – deze winter nog – het goede voorbeeld geven door de salarissen voor ambtenaren te verhogen.

Dan is er zekerheid. Ook daarin kan de overheid het voortouw nemen door bezuinigingen op zorg, in het onderwijs en bij justitie terug te draaien. Juist de publieke sector was de laatste jaren de aanjager van de nulurencontracten waardoor zo veel mensen in een financieel onzekere situatie verkeren. Geef deze mensen vanaf nu een gewoon tijdelijk contract, stelt het rapport.

Het meest ambitieuze plan is dat er een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor alle werkenden moet komen – van zzp’ers en flexwerkers tot kantoorklerken met een vaste baan: iedereen moet een basis hebben om op terug te vallen. Verantwoordelijk minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken, D66) ‘onderschrijft’ het plan. Toch schuift hij de oplossingen door tot na de Tweede Kamerverkiezingen. Het kabinet is nu te druk met crisisbestrijding. 

Maar het zijn juist deze maatregelen die op korte termijn de schok van de crisis en de onzekerheid van de transformaties erna voor miljoenen mensen draaglijk kunnen maken. 

Hoe kan Nederland dit allemaal betalen? 

Veel van de maatregelen en investeringen die ik tot nu toe heb genoemd kosten geld. Veel geld. Hoe gaan we dit allemaal betalen? 

Remkes, Borstlap, Alkemade, de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur – ze roepen de regering allemaal op meer te investeren. Dat betekent: structureel hogere publieke uitgaven. Er moet een einde komen aan jarenlange bezuinigingen. Ze worden hierin gesteund door de overgrote meerderheid van economen. 92 procent vindt dat de staatsschuld nog met tientallen miljarden op kan lopen. Het kabinet lijkt voor nu te luisteren.

Maar de transformatie naar de klimaateconomie kan niet helemaal op de pof. We zullen ook anders moeten gaan belasten. 

In het ‘Ontwerp voor een beter belastingstelsel’ werken economen Sijbren Cnossen, Bas Jacobs en een grote groep internationale belastingexperts en economen ideeën uit die nu ingevoerd kunnen worden. Sommige van deze hervormingen liggen al jaren op de plank, andere zijn nieuw. 

Kort samengevat komt het erop neer dat:

  • vervuilers kunnen worden belast met een CO2-belasting en rekeningrijden; 
  • de loonbelasting omlaag kan om ervoor te zorgen dat particulieren die belasting kunnen betalen;
  • de belasting op kapitaal – met name vastgoed – omhoog kan, om dat weer betaalbaar te houden voor de overheid; 
  • een strengere aanpak van belastingontwijking – met name door multinationals – nodig is;
  • en het veel zal schelen als de subsidiekraan voor de luchtvaart- en fossiele industrie wordt dichtgedraaid.
vrachtauto met kerosine

Het is aan politici om te kiezen welke ideeën ze willen gebruiken. Maar zoals de auteurs van het rapport duidelijk maken in de inleiding: of het nou gaat over duurzaamheid of werkgelegenheid: belastingen kunnen ingezet worden om maatschappelijke doelen te behalen. 

En het gaat om gigantische bedragen. Het kabinet subsidieert hypotheken en pensioenen nu met 35 miljard euro per jaar. Dat kan wel iets minder, vindt Jacobs. Zet een deel van dit geld in om de belasting op werken te verlagen. Mensen houden dan meer geld over voor isolatie en zonnecellen en het verzacht de impact van klimaatbelastingen. 

En zo is er nog een hele waslijst verbeteringen die bij elkaar opgeteld de Nederlandse economie dynamischer en duurzamer kunnen maken.

En net als alle andere rapporten die hier zijn genoemd is de boodschap aan het kabinet: jullie zijn aan zet – en er is geen excuus om te wachten tot na de verkiezingen in maart 2021. 

Update warmtebronnenregister dankzij Brabantse bedrijven

(Overgenomen van de site van de Provincie NBrabant dd 05 nov 2020)

Meer dan 110 bedrijven reageerden op de oproep van provincie Noord-Brabant om de potentie van restwarmte voor de industrie en gebouwde omgeving beter in kaart te brengen. Met de nieuwe inzichten kan het warmtebronnenregister geüpdatet worden. Dit helpt gemeenten, regio’s én de bedrijven om op hun beurt zelf na te denken over het slim benutten van restwarmte.

Restwarmte in de gemeente Oss

Enquête restwarmte

De provincie Noord-Brabant deed dit najaar een oproep aan Brabantse bedrijven om een enquête in te vullen om de potentie van restwarmte beter in kaart te brengen. En daar werd veelvuldig op gereageerd. Meer dan 110 bedrijven gaven input.

Met deze informatie kan het warmtebronnenregister geüpdatet worden. Het gaat hierbij niet direct om technische mogelijkheden, maar om het verkrijgen van meer inzicht en transparantie, zodat we met elkaar na kunnen denken over slimme uitwisseling van warmte.

Een kwart van de bedrijven actief bezig met restwarmte

Uit de resultaten blijkt dat een kwart van de Brabantse bedrijven al aan de slag is met restwarmteprojecten, bijvoorbeeld met intern hergebruik of het leveren van restwarmte aan omliggende gebouwen. Maar liefst 90% geeft aan mee te willen werken aan nieuwe initiatieven. Keerzijde is dat 80% van de bedrijven ook knelpunten ziet, met name als het gaat om het uitwisselen van restwarmte.

De resultaten beamen dat de warmtetransitie een leerproces is. Het is waardevol om met elkaar in gesprek te gaan over de inzet van restwarmte als warmtebron. Want de energietransitie, dat doen we samen.

Update warmtebronnenregister

Vanaf november 2020 zijn de resultaten terug te vinden in het warmtebronnenregister van Noord-Brabant. Deze informatie kan gebruikt worden voor opstellen van de Regionale Structuur Warmte en de Transitievisie Warmte. Bij vragen zijn de provinciale adviseurs warmtetransitie te bereiken via warmtetransitie@brabant.nl.

Voor eerdere artikelen op deze site over warmtebronnen in Brabant zie Warmtebronnenregister Noord-Brabant .

Zienswijze ingediend voor NRD PlanMER RES Zuidoost-Brabant

Vooraf
Het is één ding (een goed ding) om te roepen dat huizen van het gas af moeten en dat de broeikasgasemissies in 2030 gehalveerd moeten zijn (en in 2050 gereduceerd met 95%) t.o.v. 1990 – wat in de Klimaatwet staat en wat de basis is van het Klimaatakkoord.

Een ander ding is dat daarvoor ter uitwerking concrete handelingen verricht moeten worden, zoals renovatieprojecten in woningen en  het oprichten van grote installaties voor wind en zon. En dat valt in praktijk behoorlijk tegen.
Dit verhaal gaat over de grootschalige wind en zon in de Metropool Regio Eindhoven (MRE), een van de 30 Regionale Energie Strategie (RES)-regio’s. Zie www.bjmgerard.nl/?p=13055 .

In het MRE-gebied loopt het matig tot slecht. In zijn recente plan voor het plaatsen van wind en grootschalige zon (waarmee de opwek-taak van de RES ingevuld moet worden) schuift de gemeente Eindhoven eigenlijk alles af – er staat geen enkel concreet voornemen in het Eindhovense plan. Eindhoven zou op eigen grondgebied wel degelijk zonneparken kunnen laten bouwen (zie www.bjmgerard.nl/?p=13573 ).
Dat afschuiven zou vooral op de Kempengemeenten zijn ( Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel – De Mierden). Die hebben samen een ambitieuze PlanMER op gesteld ( voor de voorlopige zie www.zonenwindindekempen.nl/zonenwindindekempen/zon-en-wind-items_48056/item/bekijken-voorlopige-milieueffectrapportage_94556.html en voor toezending van de definitieve zie www.zonenwindindekempen.nl/zonenwindindekempen/proces-documenten_48203/ ) . De Commissie MER vond de eerste opzet niet goed, wat ook weer vertraging opleverde (zie onder andere www.ed.nl/kempen/duurzaam-energiebeleid-kempen-maanden-vertraagd~a5bd931f/ ). Nu ligt hij er.

(Uit de PlanMER Kempengemeenten, november 2019. ‘ Radar’ slaat op het vliegveld)

 
Uiteindelijk ligt er voor 35MB aan PlanMER De Kempen, maar ondertussen zijn de gemeenten Eersel en Bladel grotendeels afgehaakt – en beetje ‘eigen Joules eerst”. De andere drie gemeenten hebben in het tweede kwartaal van 2020 de PlanMER in hun beleid verwerkt.

Het liefste zien omwonenden relatief pijnloze oplossingen. ‘Zet eerst alle daken maar vol’ en ‘als ik ze maar niet hoor en zie’ en ‘geen kostbare landbouwgrond inzetten’ en ‘het landschap verandert’ en ‘natuurgebieden worden aangetast’ enzovoort.
Het klinkt allemaal goed in eigen oren, maar als je gaat rekenen komt het niet uit. Zelfs bij een relatief beperkte tussensprint als de RES ontkom je niet aan of extra windturbines of zonneparken op de grond.
En ook als een besparingen inboekt, blijft er nog steeds heel veel energie over die hernieuwbaar geproduceerd moet worden. Een bekende studie als de provinciale POSAD-studie gaat uit van 290,5PJ in 2014 en 244,5PJ in 2050 voor het totale bruto eindgebruik in de provincie Noord-Brabant. Als je die vraag hernieuwbaar wilt dekken, krijg je bijvoorbeeld zo’n soort plaatje voor een maximale opbrengst aan zonne-energie:

Uit de provinciale POSAD-studie


De laatste twee kolommen zijn of – of.
Er is ook zo’n plaatje waar de parken meer richting stedelijk gebied geschoven zijn, maar dat verandert niet wat aan de totaal getallen.  
En met ook zo’n plaatje voor wind en voor mestvergisting en voor restwarmte en geothermie kom je met allemaal samen op een geheel hernieuwbare energieproductie in Brabant in 2050.

Nu kan men delibereren over de waarde van POSAD, maar de grote lijn staat en die is dat de pijnloze oplossingen als dak en stort het bij lange na niet gaan redden.
Voor de introductie van voldoende hernieuwbare energie moet een prijs betaald worden en dat vraagt om vervelende keuzes.

Aan de andere kant moet men ook niet overdrijven. 57PJ zon op land vraagt om ongeveer 150km2 en dat is 3% van de 5082km2 van Brabant (waarvan 60% voor de landbouw gebruikt wordt). In bovenstaande  zonneplaatje worden bijvoorbeeld het NatuurNetwerk Brabant (NNB) en de ‘Groenblauwe Mantel’ (cultuurgronden nabij de NNB) niet gebruikt voor zonneparken.

Het komt allemaal neer op het maken van moeilijke keuzes die soms ook weer gunstige bijeffecten hebben. Een zonnepark kan ook nieuwe natuur worden of waterberging, en een windpark is goed agrarisch te gebruiken.
En dan is er ook nog zoiets als een compensatieregeling, in het Klimaatakkoord 50%. Zie www.bjmgerard.nl/?p=12483 en www.bjmgerard.nl/?p=10733 . Een goede compensatieregeling scheelt een slok op een borrel. Helaas is de 50% niet wettelijk afdwingbaar.

Het zou goed zijn als bijvoorbeeld Milieudefensie zich in deze lokale problematiek ging verdiepen.

(Schetsmatige zoekgebieden voor zon en wind in de RES MRE)


De PlanMER en de NRD

De MetropoolRegio Eindhoven komt er nu niet uit – andere regio’s zijn flinker. Er is een mooie landschapsanalyse van H+N+S, maar de zoekgebieden in de RES van de MRE houden daar niet op een aantoonbare manier verband mee en veel tekst is met de natte vinger.
Of het nu om serieuze kennisvergaring gaat of uit een wens om pijnlijke keuzes vooruit te schuiven of om de vrede in de regio te bewaren of een combinatie van alle, valt niet uit te maken, maar de regio is een PlanMER-procedure gestart.
Een PlanMER is een Milieu Effect Rapportage van een groot Plan waarvan de uitwerkingsprojecten grote invloed kunnen hebben op het milieu.

Omdat de Metropool Regio Eindhoven, ondanks zijn imperiale naam, zelf niets mag, is het bevoegd gezag van de PlanMER de provincie.

De PlanMER van de MRE gaat alleen over de potentie en de milieugevolgen van grootschalige opwek van wind en zon binnen het MRE-gebied. De PlanMER die de Kempengemeenten al hadden laten maken voor het eigen gebied, wordt geacht een onderdeel te worden van de MRE-PlanMER.

Elke PlanMER begint met is dat vroeger een Startnotitie heette en nu de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD), maar dat is in wezen nog steeds een startnotitie.
In de NRD staat welke onderwerpen men wel en niet aan bod wil laten komen (de Reikwijdte), en hoe diep men op de materie ingaat (het Detailniveau). Een NRD is dus een begrenzend document dat vooraf gaat aan het eigenlijke document. Het is lichtelijk abstract, maar het belang van een NRD kan niet onderschat worden.
Op een NRD kan een zienswijze worden ingediend.

Stapsgewijze besluitvorming PlanMER (fase 1 is voor de Kempengemeenten al doorlopen)

De zienswijze van Milieudefensie
Milieudefensie Eindhoven (en ikzelf als persoon) vonden dat het met de RES van de MRE, en met de klimaat- en energieplannen van de gemeente Eindhoven in het bijzonder, knudde ging. Het lulde vooral overal omheen en er kwamen geen concrete plannen die wat voorstelden.
We wilden daar iets van zeggen en de eenvoudigste manier om dat te doen was door op dat moment een zienswijze in te dienen op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Op zijn minst is men (dus de provincie) verplicht om daar wat op terug te zeggen.
Deze zienswijze is ingediend.

Omdat een zienswijze een officiele tekst is, zijn indieners gebonden aan de bestaande wetgeving.

De ‘zonneladder’ bijvoorbeeld staat in de Nationale Omgevingsvisie en staat ook in de provinciale wetgeving. (De zonneladder is bedacht door de natuurorganisaties). De zonneladder zegt dat je eerst moet nadenken over zonnepanelen op daken, dan over ‘rommelgronden’ als waterzuiveringen en stortplaatsen, dan over vrijkomende agrarische locaties tot 5000 m2 (een halve hectare), en dan pas grote vrijstaande PV-opstellingen (die veel boeren overigens graag willen omdat ze er meer mee verdienen dan met de reguliere landbouw).


Je kunt de zonneladder stringent en rekkelijk opvatten.
Als je hem stringent opvat, moeten eerst alle daken vol voor er één vierkante meer op de stort mag, moeten eerst de stort vol voor er één vierkante meter op kleine parken mag, enz. Maar omdat de daken technisch sowieso niet vol kunnen, en omdat bovendien  de overheid niets over particuliere daken te vertellen heeft, werkt de stringente opvatting van de zonneladder in feite als een sabotage-instrument. En veel mensen hanteren hem graag zo.
De rekkelijke opvatting is dat het denken wel moet beginnen met de daken, maar dat je van tevoren weet dat daar sowieso niet genoeg ruimte is (zelfs al lagen ze vol), en dat je ondertussen andere parken niet blokkeert. Er moet dan een goed verhaal liggen.
Milieudefensie kan in de NRD niet de zonneladder als zodanig ter discussie stellen (de Reikwijdte), maar wel positie innemen over stringent versus rekkelijk (de Detaillering).
In de zienswijze stelt Milieudefensie voor om rekkelijk te werken.

Want tegelijk wil de provincie Noord-Brabant in de Energieagenda 2019-2030 ook 88PJ (24,4TWh) uit grootschalige wind en zon. Om dat in een kader te plaatsen: de gezamenlijke vier Brabantse RES-sen komen in hun bod tot 7TWh.
Je zult iets moeten.

Een andere belangrijke vraag in een NRD is welke doelen men voorop stelt.
Naar eigen zeggen wil de MRE:

  1. De verduurzaming van de energievoorziening wordt beknopt als doel geformuleerd en is nog niet veel verder uitgewerkt dan het eindbod van 2TWh. De dienstbaarheid van de energietransitie aan andere doelen is veel explicieter uitgewerkt, namelijk:
  2. Een vitale agrarische economie
  3. Een veerkrachtig natuurlijk systeem
  4. Een duurzame en innovatieve economie
  5. Een veerkrachtig en klimaatbestendig watersysteem

Milieudefensie Eindhoven heeft gesteld dat dat allemaal mooie doelen zijn, maar dat ze niet tegelijk uitvoerbaar zijn. Een vitale agrarische economie is mooi, maar alleen als hij een stuk kleiner is dan de huidige agrarische economie.

Deze set doelen is voor de MRE sowieso al een vooruitgang, want in het leidinggevende eerdere document uit 2017 “Integrale Strategie Ruimte” (ISR) is ruimte niet meer dan een consumptieartikel ten behoeve van economisch gebruik en aantrekkelijke menselijke leefomstandigheden. Het woord ‘klimaat’ komt in de ruimtestrategie van de  de MRE in 2017 slechts naar buiten in combinatie met het voorvoegsel ‘vestigings-‘.
Inzet van ruimte voor grootschalige opwek van hernieuwbare energie is in de ISR volledig afwezig.
Milieudefensie meent dat de MRE zijn ruimte-opvatting moet aanpassen.

Tegelijk meent Milieudefensie in zijn NRD-zienswijze dat Natura2000-gebieden, het Natuur Netwerk Brabant (NNB – wat men vroeger de Ecologische Hoofdstructuur noemde) slechts bij uitzondering met opwek-activiteiten belast moeten worden, en dat in de Groen-blauwe mantel van cultuurlandschappen die aan de NNB grenst voorzichtig moet zijn.
Bedacht moet hier wel bij worden dat opwek-landschappen van zon en wind ook natuur kunnen toevoegen. Een goed zonnepark kan opjectief meer natuurwaarde hebben dan de raaigraswoestijn of het maisveld dat het vervangt. Of de omwonenden en de natuurliefhebbers dat subjectief ook zo voelen, is een ander verhaal. Zie bijvoorbeeld www.bjmgerard.nl/?p=12661 en www.bjmgerard.nl/?p=11263 ).

De volledige tekst van de zienswijze van Mileudefensie Eindhoven op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau van de PlanMER RES MRE is te vinden op

Zonnepark Bockelwitz-Polditz aan de Mulde (Dld) (foto bgerard) (Dit park telt 14000 panelen, samen goed voor 3,15MW piek, en was daarmee in 2010 het 130ste park van Duitsland).

Update dd 24 nov 2020

Onderstaand artikel staat op 23 nov 2020 in het Financieel Dagblad. Ik vind dit een zeer slechte ontwikkeling. Bij ons in Brabant wordt dit initiatief gedragen door o.a. Forum voor Democratie, CDA, CU en LokaalBRabant in een recente motie. Dit is het standpunt van (extreem) rechts.Tegelijk is de onderliggende zonneladder ontwikkeld door de natuurorganisaties. Die hebben hem mogelijk niet zo stringent bedoeld als hij nu wordt uitgelegd, maar het tekent de spagaat.Ik vind dat de zonneladder, nu die eenmaal in het officiele beleid is opgenomen, rekkelijk gehanteerd moet worden. Men moet beginnen met denken bij de daken, maar het kan niet zo zijn dat pas als de daken (waarover de overheid niet eens wat te vertellen heeft)eerst voor 100% vol moeten liggen voor de eerste vierkante meter rommelgrond bedekt mag worden, en dat eerst alle rommelgrond bedekt moet worden voor de eerste vierkante meter zonnepark in de wei gebouwd mag worden. En dat terwijl bij voorbaat vast staat dat je het met alleen daken en rommelgronden niet redt.Wie de zonneladder zo uitlegt, heeft er een effectie sabotage-instrument van gemaakt en bij (extreem) rechts is dat ook precies de bedoeling.Wie vóór deze ontwikkeling is, is tegen hernieuwbare energie.

.



Rare Amsterdamse gemeentehuisactie met terechte kritiek op Arjen Lubach

Het loopt soms raar.

Lubach
Ik erger me vaak kapot aan (vriendelijk uitgedrukt) de oppervlakkigheid en slordigheid van Arjen Lubach op energiegebied. Lubach heeft zijn persoonlijke voorkeuren (tegen biomassa en voor kernenergie) en daar moet komisch naar toegeredeneerd worden. Het is uiterst schadelijk.

Zo ook op zondag 08 november. Het was een mengsel van waarheden, halve waarheden en onwaarheden over de ‘van het gas af-operatie’ die, omdat Lubach zo’n goede komiek is, schade aanricht bij mensen die de boodschap, dankzij de goede verpakking, geloven.

Dat is des te makkelijker omdat de ‘van het gas af-operatie’ een ingewikkeld verhaal is. De problemen zijn niet alleen technisch, maar ook politiek en sociaal-economisch. De operatie is zeker niet populair onder de bevolking, maar er zit externe dwang op de broeikasgasreductie vanwege het klimaat en vanwege het voortbestaan van Nederland.

Het handboek lastige vragen
Toen ging het raar lopen.

Ook de gemeente Amsterdam baalde van Lubach en besloot tot een tegencampagne.

Het Regionaal Energieloket schreef op verzoek een contra-tekst.  Het Regionaal Energieloket is een door de gemeenten gefinancierde organisatie met de verduurzaming van de woningvoorraad als gespecialiseerd doel. Daartoe loopt er een hoop deskundigheid rond. Zie https://regionaalenergieloket.nl/ en https://regionaalenergieloket.nl/over-ons . Je kunt er bijvoorbeeld een energiescan van je huis laten doen door op de computer vragen in te vullen. Heb ik zelf ook gedaan om het te testen, hoewel wij pas in Eindhoven zo’n gesprek gehad hebben (met gratis Energiebox).

De gemeente Amsterdam besloot om die contra-tekst als intern document aan zijn ambtenaren te geven met de aansporing “Stuur dit handboek niet naar bewoners”.
Een van de ambtenaren luisterde goed en stuurde het niet naar de bewoners, maar naar De Telegraaf, dat er op 13 november over schreef, met een downloadlink.

Onduidelijk is waar de bij voorbaat hopeloze geheimhoudingsplicht eigenlijk goed voor was.
Het is een fatsoenlijke analyse van wat er allemaal wel, half en niet klopt aan het verhaal van Lubach. Eigenlijk zelfs te fatsoenlijk voor De Telegraaf, maar goed, de primeur…

  • Het is niet zo dat er maar 86 huizen van het gas gehaald zijn, zoals Lubach zegt, er zijn in Purmerend 86 huizen van het gas gehaald – en elders ook een heleboel.
  • Het is niet zo dat warmtenetten alleen op gas of biomassa of restwarmte draaien, maar ze kunnen ook een start maken met bijvoorbeeld aquathermie of warmte-kracht koppeling (zoals de Amercentrale).
  • En het is niet zo dat een warmtepomp geen broeikasgas bespaart als hij op stroom uit aardgas loopt – zelfs dan bespaart hij nog flink omdat je voor 4J output aan warmte maat 1 J input aan stroom nodig hebt (het ding produceert geen warmte, maar verplaatst warmte, net als een koelkast).

    Dat soort kennis is aan Lubach en zijn team niet besteed.
    Eigenlijk zegt de populaire lolbroek Lubach dat er maar twee mogelijkheden zijn:
  • Kernenergie, maar zelfs als er een bedrijf is dat dat aandurft, staat het product er pas over 15 a 20 jaar – wijzen de ervaringen uit. In elk geval ver na het doeljaar 2030.
  • Meer gas van Poetin.

Met alle andere oplossingen is iets, uiterst humoristisch verwoord, mis.
Lubach en zijn team moeten hun huiswerk beter gaan doen.

Wie het verhaal wil lezen kan het hieronder vinden.

Kabinet volgt het te optimistische SER-advies biomassa

Het SER-advies biomassa
Ne een voorgeschiedenis met veel toeleveranciers bracht de SER uiteindelijk het als afronding bedoelde eindadvies over de inzet van biomassa in Nederland voor energie en als grondstof. Ik heb hieraan aandacht besteed in een eerder artikel www.bjmgerard.nl/?p=13163 .

Zeer kort samengevat wil de SER dat koolstof zo lang mogelijk uit de cyclus moet blijven. Biomassa moet daarom via het cascaderingsprincipe meer als grondstof ingezet worden en minder voor energie. Elektriciteitsopwekking en lage temperatuur-warmte moeten op termijn worden afgebouwd, want daarvoor bestaan technische alternatieven. Biomassa moet richting groene chemie, en slechts richting energie daar waar geen alternatieven bestaan (zoals waar hoge temperaturen nodig zijn).

Ik ben het  tot op zekere hoogte met het SER-advies eens. Ook ik vind de bestaande Nederlandse en europese biomassa-regelgeving in principe goed (hoewel verdere uitwerking wenselijk is), ik deel in hoofdlijnen de beschikbaarheidsramingen, ik deel de aanbeveling om de milieueisen aan kleinere inrichtingen aan te scherpen en ik volg het cascaderingsprincipe (van hoogwaardig naar laagwaardig gebruik). Maar ik vind het SER-advies hopeloos optimistisch.

Enerzijds omdat er, behalve technische belemmeringen, ook nog zoiets als politieke en bestuurlijke belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie – en die wegen veel zwaarder. De praktijk is veel pessimistischer.
Geen enkel grootschalig Nederlands energieprogramma heeft ooit zijn doel gehaald.

  • De 6000MW wind op land uit het SER-akkoord 2013 eindigde in het beoogde jaar 2020 op 4509MW (inclusief wat er nog niet stond, maar in voorbereiding was).
  • De 14% hernieuwbare energie uit hetzelfde SER-akkoord eindigde op 31 december 2019 op 8,7%
  • De 25% minder CO2– emissie (t.o.v. 1990) uit het Urgendavonnis zal eind 2020 ook niet gehaald worden.
  • Het Klimaatakkoord, waaronder de RESsen, moet nog blijken

In alle gevallen wordt de taakstelling geruisloos doorgeschoven naar een volgend programma.

Dat er technische alternatieven bestaan, zoals de SER zegt, klopt. Dat klopt zelfs al vele jaren. Het is alleen niet de bottle neck. Bottle necken zijn dat alles in de SER marktconform moet, dat Nederland de energiebedrijven geheel marktconform uit handen gegeven heeft waardoor je iedere keer weer ad hoc-afspraken over participatie moet maken, een mede daardoor onwillige bevolking en een politiek die die onwil, al dan niet met graagte, aangrijpt om dwars te liggen – daarbij vaak gesteund door de natuurorganisaties. Aan die onderliggende werkelijkheid verandert niets en daardoor is de SER-bewering dat er technische alternatieven zijn de zoveelste slag in de lucht.

Het SER-advies biomassa is de zoveelste onnavolgbare zwenking in het toch al grillige en daardoor schadelijke Nederlandse energiebeleid.

Een van de meest voor de hand liggende gewassen t.b.v. groene chemie is de suikerbiet, hetzij met restanten van gewone bieten, hetzij met speciaal gekweekte chemische bieten. Maar (zie https://enzuid.nl/docs/ENZuid_FICHES_Ketentransitie.pdf ), dat stond in juni 2020 nog in de kinderschoenen. Men stond toen helemaal aan het begin van een pilot met een paar honderd hectare op in totaal 85000 hectare suikerbiet in 2017 (CBS).
Overigens geldt de afweging gebruik voor voedsel-gebruik voor niet-voedsel, net als bij andere biomassa, ook voor de suikerbiet.

Anderzijds zijn de aannames over groene chemie en groen gas net zo over-optimistisch. Deels om dezelfde redenen. Binnen de grenzen van een verantwoorde certificering kan er al tien jaar prima biokerosine gemaakt worden en er ligt al een EU-programma uit 2011, maar er wordt in de EU nog steeds nauwelijks biokerosine gemaakt. Niet vanwege het principe, maar omdat biokerosine de tickets een paar Euro duurder maakt. De markt doet zijn werk.
En dat zal blijven gebeuren. Je kunt prima fenolhars maken uit lignine en daar kun je prima triplex mee lijmen (zie www.houtwereld.nl/houtnieuws/triplex-met-lignine-lijm/ ), maar ongeziens is het duurder dan fenolhars uit olie en dus willen de producenten subsidie en anders wordt het niet verkocht. Het hele groene chemie-gebeuren bestaat al jaren vooral uit pilots en proof-of-principles, maar hoeveelheden die er toe doen worden niet geproduceerd.

Net zo optimistisch zijn de groen gas-veronderstellingen. Ik verdedig altijd de groen gas-productie, maar die vindt voor tweederde plaats bij een veel te grote, stinkende en ziekmakende veeteelt – laten de dames en de heren van de SER dat maar eens in Brabant komen verdedigen. Wie mij niet gelooft, zie https://groengas.nl/programmas/hernieuwbaar-gas-uit-biomassa/ .

Verwaardingsschema (uit www.bioconomy.nl )


Kortom, zowel wat betreft de afbouw van makkelijke energie als van de opbouw van moeilijke groene chemie is de stip wel juist, maar ligt de horizon veel verder weg dan gedacht. Voor beide zal de noodzakelijke overgangstermijn veel langer blijken dan gedacht.

Ik heb hier al vaker verdedigd om de Amercentrale, na volledige omschakeling op biomassa, nog een overgangstermijn te gunnen tot bijvoorbeeld 2040.

De hoorzitting over biomassa
Een advies is een advies en wordt pas politiek als het kabinet er iets van vindt. Dat is gebeurd. Voor die tijd heeft het kabinet er op 14 oktober 2020 een hoorzitting in de Tweede Kamer aan gewijd.
Een lijst met deelnemers en de aangeleverde position papers zijn te vinden op www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/commissievergaderingen/details?id=2020A03564 .

Er staan interessante documenten bij, van welke ik de bijdrage van prof. Turkenburg, Sible Schöne van HIER opgewekt en Staatsbosbeheer met waardering noem.

In de visie van tegenstanders van biomassa (welk standpunt in niet deel) komen vaak misvattingen voor alsof de in Europa gebruikte biomassa speciaal voor dat doel gekweekt is (wat niet zo is); dat de CO2 – emissie niet meetelt (wat niet zo is, die telt mee op de plaats waar gekapt wordt); dat ecologie gelijk gesteld moet worden aan bos (wat ook niet zo is); en wordt er niet geredeneerd vanuit de bosbouw en de producten daarvan (wat misleidend is).
Ik heb deze thema’s vele malen op deze site behandeld en daar verwijs ik graag naar. Zie o.a. www.bjmgerard.nl/?p=12131 en www.bjmgerard.nl/?p=12749 en www.bjmgerard.nl/?p=13611 , naast andere.

Het kabinetsstandpunt
Het kabinet heeft zijn visie neergelegd in het Duurzaamheidskader biogrondstoffen dd 16 oktober 2020 (hetgeen overigens betekent dat het voor de hoorzitting al af moet zijn geweest). Zie www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/10/16/duurzaamheidskader-biogrondstoffen .

Het kabinet neemt ongeveer de visie van de SER over met op strategische plaatsen de toevoeging ‘in principe’ (zie bijvoorbeeld onderaan blz 3) of ‘als het kan’ en dat is in mijn optiek heel verstandig. Het kabinet is af en toe wat minder schimmig dan de SER.
‘Fair share’ is bijvoorbeeld zo’n schimmig begrip, want wat is ‘fair’? Dat is een ideologisch begrip waarvoor verschillende opvattingen leveren.
‘Fair Trade’ is concreter. Dat is met afspraken en garanties invulbaar en voor een dele bestaan die al.

Mijns inziens fietst de Amercentrale net tussen alle verboden door. Er wordt niet ‘uitsluitend elektriciteit’ opgewekt (want er hangt een grote stadsverwarming aan); hij is vanaf 2025 geen kolencentrale meer; en de inzet voor lage temperatuurwarmte van houtige biogrondstoffen heeft ‘tijdelijk’ een belangrijke rol en daarna een rol bij pieklasten – waarbij niet gedefinieerd is wat tijdelijk is en wat pieklast is. ‘Cruciaal is dat duurzame alternatieven tegen redelijke kosten beschikbaar zijn.’ Men zegt hier nogal wat.
Het kabinet schetst een redelijk genuanceerd beeld van de opkomst en ondergang van houtige biomassa voor de verwarming van woonwijken met ene stadsverwarming (te lang om af te drukken, zie blz 9 onderaan tot blz 12 bovenaan). Een kenmerkende passage is ´Het kabinet hanteert hierbij als uitgangspunt een zo vroeg mogelijk maar verantwoord einde aan de afgifte van nieuwe subsidiebeschikkingen en overweegt daarbij de mogelijkheid om nieuwe subsidies voor basislast eerder af te bouwen dan die voor pieklast.’
Het PBL mag dat verder uitzoeken. Mensen in West-Brabant doen er verstandig aan om zich hiertegen aan te bemoeien.
Ten aanzien van groen gas spreekt het kabinet dezelfde blijde verwachtingen uit als de SER, zie www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/03/30/kamerbrief-routekaart-groen-gas en www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/duurzame-energie-opwekken/biogas/routekaart-groen-gas . Dat past bij het kabinetsbeleid om onder geen voorwaarde dwingende krimp aan de veeteelt op te leggen.
De Routekaart Groen Gas verdient een eigen bespreking op deze site. Die zal er komen.

Mestvergister De Princepeel in St Odiliapeel

Voor lucht- en scheepvaart, zwaar wegtransport en hoge temperatuurwarmte (in de industrie) wil het kabinet capaciteit voor de inzet van biomassa opbouwen.
Voor de luchtvaart betekent dat dat het kabinet in 2030 14% van alle in Nederland getankte kerosine duurzaam wil hebben en in 2050 100%, Dat staat in het sectorplan Slim en Duurzaam ( www.bjmgerard.nl/?p=7993 ). In navolging van BVM2 en het LBBL plaats ik daarbij de kanttekening dat een goede certificering leidend moet zijn, en de hoeveelheid volgend, en dat als je verder uit analyseert hoe het zit met bio- en Power to Liquid-brandstof, dat alleen met een kleiner aantal vliegbewegingen te halen is. Zie ook www.bjmgerard.nl/?p=13623 .

In de industrie wil het kabinet de Topsectoren Eergie en Chemie een pilot laten starten met ene koolstofboekhouding.

Uiteindelijk komt het kabinet tot een Uitvoeringsagenda die aan de visie Duurzaamheidskader Biogrondstoffen zit vastgehecht. Ik geef deze als afbeelding.

Solarcentury en Stiphout

Jeremy Leggett verkoopt Solarcentury
Jeremy Leggett (geboren in 1954) is een beroemde sociale ondernemer, die een grote reputatie heeft in de strijd tegen een opwarmend klimaat en meer speciaal in de ontwikkeling van zonne-energie. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Jeremy_Leggett .

Leggett in 2007
By Peter Ellis at English Wikipedia, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=4529014


Hij is in Oxford afgestudeerd als aardwetenschapper, en werkte daarna van 1978–1989 als onderzoeker aan de Royal School of Mines, Imperial College , een mede door de olie-industrie gefinancierde instelling. De laatste vier jaar combineerde hij dat met het opzetten en leiden van het Verification Technology Information Centre (VERTIC), een onafhankelijke instelling die internationale verdragen controleert ( https://www.vertic.org/ ). Hij zat ook bij de Pugwash, een ontwapeningsorgnisatie van wetenschappers.

Leggett nam ontslag bij het Imperial College werd van 1989–1996 campagnevoerder tegen de klimaatverandering voor Greenpeace.

In 1989 richtte hij Solarcentury op, een bedrijf dat zonneparken ontwikkelt en bouwt. Tot 1996 was hij CEO, daarna bestuursvoorzitter en directeur. En eigenaar. ( www.solarcentury.com )

Nu Leggett de pensioengerechtigde leeftijd bereikt heeft, heeft hij Solarcentury verkocht aan de Noorse staatsonderneming Statkraft. Dat maakte hij bekend in zijn (gratis) nieuwsbrief van 03 november 2020 – de staat als eigenaar van de productiemiddelen. Leggett verwacht dat Solarcentury door de grote financiële Noorse reserves veel meer invloed kan gaan uitoefenen.
Zie www.solarcentury.com/nl/statkraft-neemt-solarcentury-over/ .

Leggett gaat aan landherstel en bosbouw doen
Van de helft van de opbrengst van zijn aandelen (ongeveer 4 miljoen pond) heeft Leggett de 500 hectare grote Bunloit Estate gekocht in Schotland, nabij Loch Ness. Zijn plannen heeft hij op zijn website weergegeven onder https://jeremyleggett.net/2020/11/03/solarcentury-bought-by-statkraft-what-it-means-and-what-i-will-do-next-in-my-campaigning-on-the-climate-crisis-and-for-social-reform/  . De pagina opent met een afbeelding van een kop boven een artikel uit de krant The Scotsman, naar welk artikel op de website doorgeschakeld kan worden.

Leggett op Bunloit Estate


Leggett stelt dat de opwarming van het klimaat alleen tegen te gaan valt door enorme hoeveelheden CO2 uit de lucht te halen. Op Bunloit kan dat door de heraanplant van inheemse bomen, herstel van turfmoerassen, en bodemherstel.
Ook wil hij bosbouw gaan doen, eerst met de Douglas sparren die er nu staan en, na kap en herplant, met inheemse bomen. Het hout gaat naar Makar, een fabrikant van klimaatneutrale houten woningen in Inverness ( https://makar.co.uk/ ). Een kuub hout is goed voor de opslag van een ton CO2 .
Naar Scandinavische gewoonte worden er meer bomen herplant dan gekapt.

Het geheel aan activiteiten moet ook economische en sociale voordelen gaan krijgen, zoals werkgelegenheid en een kleine meubelmakersschool.

De Scotsman zag het helemaal zitten.

Huis van Makar


Solarcentury in Nederland
Solarcentury heeft in Nederland grote projecten uitgevoerd.

Bekend is het 44MWpiek project op de jarosiet-stortvelden van de zinkfabriek in Budel (goed voor ongeveer 0.16PJ = 0.044TWh per jaar). Dat is gebouwd met steun van de provincie en de gemeente Cranendonck, en is nu voor 20% van Solarcentury en voor 80% van het Duitse Encavis AG. Een tijd lang was dit het grootste park van Nederland .

Nu is dat het zonnepark in Vlagtwedde, dat op ruim 110 hectare 350.000 zonnepanelen parkeert, samen goed voor 104MWpiek en dat is weer goed voor 0,36PJ = 0,1TWh per jaar. Dat zijn tenminste getallen die enigermate zoden aan de dijk zetten. Zie www.solarcentury.com/how-to-build-the-biggest-solar-farm-in-the-netherlands/ .
Vlagtwedde is uitgevoerd in samenwerking met PowerField, een onderneming met een minder solide reputatie. Powerfield is  beschuldigd van prijsopdrijving van grond door abc-constructies. Voormalig staatssecretaris Henk Bleker (CDA) zat al in de adviesraad en is sinds kort algemeen directeur ( www.ad.nl/politiek/henk-bleker-directeur-van-omstreden-zonnebedrijf~a79fce04/ ).

Solarcentury is ook bekend van het park op Ameland en is nu bezig langs de A1 bij Apeldoorn.

Zonnepark Budel


Solarcentury in Stiphout
En nu wordt Solarcentury aangeroepen in Stiphout.
Zie www.ed.nl/helmond/natuur-telt-bij-zonnepark-stiphout~a74f8cfb/ en www.ed.nl/helmond/solarcentury-wil-een-zonnepark-bouwen-in-helmond-geen-panelenveld-in-onze-achtertuin-zeggen-deze-stiphoutenaren-br-br~af3a1bcc/ .

Van Bokhoven woont er al jaren, en zijn schoonfamilie heeft er decennia grond. De aangekochte grond is in naam agrarisch, maar het is  een oude afvalstort en je kunt  er niets mee, zegt Van Bokhoven. Vroeger stonden er stalen loodsen en nu is het een gribuszooi.
Ook buurtgenoten en de gemeente Helmond hebben grond verkocht, waardoor Solarcentury nu 22 hectare heeft, waarvan 13 hectare voor de panelen gebruikt gaat worden (goed voor ongeveer 0,04PJ = ca 0,01TWh).
Het plan wordt gecombineerd met natuurontwikkeling. De Universiteit van Wageningen volgt de biodiversiteit.
De vergunning is inmiddels aangevraagd.

Van Bokhoven heeft Solarcentury geselecteerd omdat dat bedrijf een goede reputatie heeft “het zijn geen cowboys”.
Solarcentury heeft 300 brieven verspreid en aan diverse keukentafels gepraat. Het is niet duidelijk wat daar gezegd is. De krant maakt geen melding van participatieafspraken, hetgeen niet wil zeggen dat die er niet zijn. Voor dit soort situaties is de Gedragscode Zon op Land bedoeld.

Ondanks de zendingsarbeid van Solarcentury vindt een groep bewoners uit Stiphout de plannen ‘een ramp’. Op de protestfoto in de krant stonden ongeveer 25 mensen en die willen tot de hoogste rechter.

Desalniettemin zal ook Helmond zijn RES-verplichtingen moeten nakomen. Ik hoop dat de plannen doorgaan.

Onderzoek | Herstel grondwaterbalans van groot belang voor Brabantse natuur

De Brabantse Milieu Federatie (BMF), Staatsbosbeheer, Brabants Landschap en Natuurmonumenten hebben samen een onderzoek laten doen wat er moet gebeuren met het grondwater om de natuur goed te houden.
Ik heb het persbericht over het onderzoek, met een link er naar toe, hieronder afgedrukt.

Om een gevoel te krijgen voor de orde van grootte van de Brabantse waterbalans (in miljoen m3 per jaar, gemiddeld van 2009 t/m 2016):
De neerslag minus de verdamping minus wat er uiteindelijk door drainage wegstroomt bedraagt 197.
Wat er van opzij binnenstroomt (onderaardse grondwaterstroming) bedraagt 60.
Elk jaar wordt het Brabantse grondwater dus aangevuld met 257 .

Jaarlijks wordt er aan het Brabantse grondwater onttrokken
183 door Brabant Water
14 door Evides
23 door de industrie
48 door beregening door de landbouw
Samen is dat 268

Netto wordt er dus meer onttrokken dan aangevuld.

Een wat uitgebreider artikel is te vinden op de site van Waterforum onder www.waterforum.net/brabantse-natuur-heeft-jaarlijks-60-miljoen-kuub-grondwater-nodig/ .



Verdroging van het Witven op de Langschotse Heide. Wim Hoogveld heeft deze foto ingestuurd in het kader van de fotochallenge ‘Geef #verdroging een gezicht’ van de Brabantse Milieufederatie.

Voor het eerst in Nederland is onderzocht hoeveel grondwater de natuur nodig heeft. Uit vandaag gepubliceerd onderzoek van Brabants Landschap, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de Brabantse Milieufederatie, uitgevoerd door Deltares, blijkt dat de natuur in Brabant alleen al jaarlijks 60 miljoen kuub grondwater nodig heeft om te overleven. Deze uitkomsten zijn belangrijk in het gesprek over de aanpak van droogte en verdroging van de natuur.

Om het grondwater evenwichtig te kunnen verdelen is het belangrijk om een volledig beeld te krijgen van de behoefte aan grondwater van alle partijen. Voor drinkwaterbedrijven, industrie en landbouw was dat al eerder bekend, het onderzoek van de Brabantse natuur- en milieuorganisaties doet dat nu ook voor de natuur. In het onderzoek is er specifiek gekeken naar de hoeveelheid grondwater die nodig is om verdroging van grondwaterafhankelijke natuur op te heffen.

“De natuur verdient een plek in de discussie over de verdeling van het grondwater,” zegt Lars Koreman, Provinciaal Ambassadeur Natuurmonumenten. “Door het kwantificeren van de waterbehoefte voor grondwaterafhankelijke natuur dragen de natuurorganisaties een belangrijk puzzelstuk aan in de aanpak van droogte en verdroging.”

Dit is de statische weergave van een interactieve kaart, die te vinden is op www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/onderzoek-herstel-grondwaterbalans-van-groot-belang-voor-brabantse-natuur/ .

Dezelfde infographic is gebruikt voor een fotowedstrijd. De uitkomst staat op www.brabantsemilieufederatie.nl/nieuws/brabanders-brengen-samen-met-bmf-verdroging-in-brabant-in-kaart/ .

Evenwichtige waterverdeling

Verdroging van de natuur is vooral een waterverdelingsvraagstuk. Er valt meer dan genoeg neerslag in Brabant (minus verdamping zo’n 1.700 miljoen m3 per jaar) maar zo’n 80% wordt afgevoerd, via sloten, kanalen en beken via de Maas naar zee. Het overige water zakt in de bodem en vult het grondwater aan. Een even groot volume  grondwater als wat jaarlijks in de bodem infiltreert, wordt echter gebruikt voor beregening door de landbouw, als drink- en industrie water en voor het sproeien van tuinen, sportvelden en ander stedelijk groen. In de huidige situatie is er dan ook onvoldoende grondwater beschikbaar voor de natuur.

Om waardevolle natuur te herstellen en te behouden is meer grondwater nodig dan nu voorhanden is voor de natuur. Het is dan ook essentieel dat er meer water wordt vastgehouden en dat er water bespaard wordt. Lars Koreman: “Net als de landbouw en industrie heeft ook de natuur grondwater nodig. Waar agrariërs en drinkwaterbedrijven de pomp aan kunnen zetten, kan de natuur dat niet. Om te waarborgen dat de natuur ook bij het grondwater kan, moeten we ons watersysteem anders gaan inrichten. Zolang het grondwaterpeil niet in balans is holt de natuur in Brabant achteruit.”

Water vasthouden en besparen

Uit het onderzoek van de Brabantse natuur- en milieuorganisaties blijkt dat de natuur in Brabant 60 miljoen m3 grondwater per jaar nodig heeft, bijvoorbeeld in de vorm van kwel. Om te zorgen dat de natuur ook bij het grondwater kan, moeten onder andere de grondwaterstanden structureel omhoog. Daar is ca. 350 miljoen m3 extra grondwater voor nodig.

Voor het beschikbaar maken van deze hoeveelheid grondwater is herstel van het totale watersysteem in Brabant noodzakelijk. Door zo’n 250 miljoen m3 water per jaar extra vast te houden in de bodem kan de grondwatersituatie structureel worden verbeterd. De Brabantse natuur kan hieraan bijdragen, maar alle gebruikers moeten “samen de koek vergroten”.

Daarnaast is een afname van de grondwateronttrekking voor beregening, drink- en industriewater en overige kleine onttrekkingen van tenminste 100 miljoen kuub per jaar nodig. Alleen zo komt er voldoende schoon grondwater beschikbaar voor de natuur.

Illustratie om te komen tot herstel van het watersysteem.


Goed voor ons allemaal

Watersysteemherstel is óók goed voor andere functies, zoals landbouw en bebouwing, om opbrengstderving en schade door droogte tegen te gaan. Hoe meer neerslag er wordt vastgehouden, hoe minder grondwater er hoeft te worden opgepompt voor bijvoorbeeld beregening. Koreman: “We willen met alle partijen samen nadenken over oplossingen om de onbalans te herstellen. De natuur is van iedereen, we moeten er dan ook met z’n allen goed voor zorgen zodat we kunnen blijven genieten van onze prachtige natuurgebieden.”

De waterpartners in Brabant zijn zich inmiddels bewust van de noodzaak van watersysteemherstel en een evenwichtige waterverdeling. De provincie Noord-Brabant onderschrijft de noodzaak voor voldoende water voor natuur in haar bestuursopdracht ‘Stoppen van de verdroging met een waterrobuuste inrichting van Brabant’.

Het geeft de natuur- en milieuorganisaties het vertrouwen dat de eerste stappen zullen worden genomen in het meer vasthouden van water. Wel is er bij de natuurorganisaties zorg over de ambities ten aanzien van het verminderen van de onttrekkingen, die ook noodzakelijk zijn om te waarborgen dat er voldoende schoon grondwater beschikbaar is voor de natuur.

DOWNLOAD RAPPORT

Dit is een gezamenlijk persbericht van de Brabantse Milieufederatie, Staatsbosbeheer, Brabants Landschap en Natuurmonumenten.



Zie voor artikelen over het grondwater op deze site Provincie, waterschap en het grondwater (II) en GS willen omwonenden in monitoringswerkgroep grondwater Refresco .

Roestbier

Warmte uit metaalpoeders
De TU/e doet research op het gebied van verbrandingsprocessen. Men probeert zowel bestaande brandstoffen schoner te maken en nieuwe, koolstofloze, brandstoffen te ontwikkelen.

Een researchtak die volwassen begint te worden is de warmteontwikkeling uit oxidatie van metalen, met voorop gewoon ijzer .
In alledaagse omstandigheden gaat de oxidatie van een ijzeren spijker traag en noemt men dat ‘roesten’. Maar als die spijker tot uiterst fijn poeder gemaakt wordt, gaat precies hetzelfde roestproces in fracties van seconden. Bij de intacte en de gemalen spijker komt dezelfde warmte vrij, alleen dus de ene keer in jaren en de andere keer in millisecondes.
Het fijne poeder, opgenomen in een luchtstroom, moet worden aangestoken en daarna houdt de verbranding zichzelf in stand. Niet anders dus dan bij een gasvlam. En zo’n ijzer-vlam kan richting de 2000°C gaan.

Diverse vlammen

Het samenwerkingsverband van de TU/e in deze is Metalot op (toen nog) het Duurzaam Industrieterrein Cranendonck bij Nyrstar. Ik heb daarover eerder geschreven , zie www.bjmgerard.nl/?p=8667 .
Helaas heeft de stikstofuitspraak van de Raad van State nadien het bestemmingsplan onderuit gehaald waarop de verdere ontwikkeling van Metalot gebaseerd was (zie www.ed.nl/cranendonck-heeze-leende/duurzaam-industriepark-cranendonck-van-tafel-onderzoek-gaat-door~a3834a2f/ ). Nyrstar, een van de founders en beoogd leverancier van de grond, trok de stekker er uit. Metalot gaat nu slechts als researchproject verder ( www.metalot.nl/future-energy-lab/ ) verder. Dat is jammer.

Swinkels Family Brewers
Inmiddels was er een groep studenten die het proces door wilde ontwikkelen in een praktijksituatie, het Solid Team (www.tue.nl/en/our-university/community/solid/ ). Dat leidde tot een project bij Swinkels Family Brewers, in de volksmond bekend als Bavaria.
Het is een familiebedrijf . De huidige CEO Peer Swinkels is een bekwame ondernemer met een goed gevoel voor PR (vandaar de nieuwe naam, en de zevende familiegeneratie komt ook goed van pas)) en een groot netwerk in de regio.
Swinkels Family Brewers wil 100% circulair worden. Op de site staat een uitgebreide duurzaamheidsparagraaf ( https://swinkelsfamilybrewers.com/nl/mvo/ons-beleid.html ) en de feitelijke gedragingen in de regio spreken deze ambitie niet tegen. Daarnaast is het ook een goed en toekomstbestendig bedrijfsmodel.

Ketels bij Bavaria

Om bier te maken moet er ergens in het proces heel veel graan-halfproduct gekookt worden in hele grote ketels met water. Dat gebeurt nu met gas.
Hier kwamen de belangen bij elkaar. De studenten mochten een proefopstelling maken en die kon een klein deel van het gas vervangen.

Partners in Iron Fuel ( https://ironfuel.nl/ ) zijn de TU/e, Metalot, het Solid Team.. de EMGroup, Heat Power, Uniper, Shell en Pometon. Zoiets als het regionale bier-industriële complex.

Het proefproject kon starten en dat vroeg om een kleine plechtigheid in de vorm van een YouTube – filmpje. Op https://youtu.be/65bbHzirevI . Het publieksprogramma Energy Days van de TU/e (dat ik volg) presenteerde het op 29 oktober 2020 en zodoende kwam ik in contact.

vlnr Peer Swinkels (CEO van Swinkels Family Brewers, presentator Diederik Jekel, Gedeputeerde De Bie en verbrandingsprofessor de Goey . de Bie zit achter een fles met metallisch ijzer en een fles met Fe2O3 (gangbare ijzerroest)

 
Namens de studenten waren bij het feestje aanwezig Chan Botter en Lex Scheepers, namens de brouwerij Peer Swinkels en Martijn Junggeburth (manager duurzaamheid van Swinkels), directeur-bestuurder Maria van der Heijden van MVO Nederland voor een duurzame preek, en verbrandingsprofessor De Goey van de TU/e. Verder verscheen kwispelstaartend Eric de Bie, gedeputeerde van Energie, erfgoed en bestuurlijke vernieuwing namens het Forum voor de Demagogie, welke partij normaliter hel en verdoemenis preekt over klimaat en duurzaamheid, maar die hier toch niet wilde ontbreken bij een initiatief waar de provincie aan meebetaalt (en waar bier gemaakt wordt).

Het proefproject is een verbrandingsinstallatie van 100kW.
De hete verbrandingsgassen gaan door eerst een cycloon, die het grootste deel van het ijzerroestpoeder terugwint. Daarna verhitten de gassen de kookketels, waarna de afgekoelde gassen nog door een HEPA-filter gaan. Uiteindelijk wordt nagenoeg alle ijzer teruggewonnen.
Om alle aardgas te vervangen zou de installatie 150 keer zo groot moeten zijn – een minder dramatische opschaling dan men als leek zou denken. De eerstvolgende geplande opschaling gaat naar 1MW.
Er zijn in Nederland 125000 verbrandingsinstallaties. Die hadden de studenten allemaal in een databestand bekeken (zeiden ze).
Voor het verhaal zie ook https://teamsolid.org/metal-power/ .

Ijzerpoeder is als brandstof relatief zwaar. Het ligt dan ook voor de hand om het niet in lichte toepassingen (als bijvoorbeeld auto’s) te gebruiken. Maar zonder al teveel verbouwing zou men met ijzerpoeder ook een (voorheen) kolencentrale kunnen stoken. En er is ook interesse voor gebruik in schepen.

De 100kW-installatie bij Swinkels Family Brewers

 
De zwakke plek: waterstof en het proces andersom
De stap van metallisch ijzer naar ijzerroest (oxideren) is recht toe, recht aan. Er valt nog wel het nodige aan praktische dingetjes aan uit te zoeken, maar het principe werkt.

Het omgekeerde proces (reduceren) is een heel ander verhaal. Het filmpje van het studentenproject schenkt daar nauwelijks of geen aandacht aan, in de geest van ‘dat zoeken we nog wel uit’.

Als het koolstofvrij geregenereerd moet worden (roest terug naar ijzer), dan is waterstof het meest logische verhaal. In het filmpje doet men daar luchthartig over ‘die maken we wel uit overschotten van wind- en zonnestroom’ en ook de sites geven weinig informatie. Men veronderstelt gewoon dat er in 2030 genoeg waterstof is.  

In de Iron Fuelgroep zit ook Niels Deen, professor of regeneration en die heeft bij een andere gelegenheid eens gezegd dat het totale ketenrendement van zonnepaneel tot warmteproductie nu ongeveer een kwart is. Dus voor elke 1Joule warmte bij Swinkels zou elders 4J zonnestroom geproduceerd moeten worden met waterstof als tussenproduct.

Chemisch kan de regeneratie het recht toe, recht aan als je genoeg waterstof hebt.
Wat je eigenlijk in dit proces doet, is dat je een soort variant bouwt van een hoogoven die geen cokes, maar waterstof gebruikt om de zuurstofatomen van het ijzererts af te trekken. Het verbrandingsproduct van de iron fuel is niet wezenlijk anders dan ijzererts.
Zo’n alternatieve hoogoven bestaat sinds kort in Zweden (zie oa http://www.fchea.org/in-transition/2019/11/25/hydrogen-in-the-iron-and-steel-industry ).

Het Zweedse HYBRIT-project om staal te maken met waterstof (bron http://www.hybritdevelopment.com/ )


Maar waterstofproductie op deze schaal vreet stroom. Als Tata de Zweedse technniek over zou nemen (of omgekeerd de Zweedse fabriek Tata Steel, waarover gesprekken gaande zijn), zouden alle bestaande windparken op de Noordzee alleen voor Tata moeten gaan draaien – zegt Tata.
De Zweden hebben waterkracht, maar in Nederland?
Elders op deze site staat een artikel over een TNO-studie die aantoonde dat alleen al het produceren van synthetische brandstof voor het lange afstands vrachtautoverkeer, de scheepvaart en de luchtvaart tot een verzesvoudiging van het Nederlandse elektriciteitsbudget leidt ( www.bjmgerard.nl/?p=13623 ).
Komen daar allerlei grote inrichtingen uit de industrie bij, dan ontploft het Nederlandse elektriciteitsbudget en dat is bij lange na niet binnen Nederland op te vangen. Het vraagt internationale productie en im- en export (net als nu).
Allerlei instanties zijn met allerlei mooie projecten rond waterstof bezig, maar voor het hoofdprobleem heb ik nog geen oplossing gezien. Ik zie nu al veel meer claims op groene waterstof dan er ooit binnen Nederland waargemaakt kunnen worden.

Gezondheidskosten vanwege luchtvervuiling in Europa

Inleiding
De European Public Health Alliance (EPHA) heeft aan CE Delft gevraagd om in kaart te brengen welke kosten de aantasting van de volksgezondheid door stedelijke luchtvervuiling Europabreed met zich meebrengt, en in hoeverre het verkeer daarvoor verantwoordelijk is.
CE Delft heeft dat rapport in oktober 2020 uitgebracht.

De EPHA is een onafhankelijke koepel van organisaties in Europa die zich met de volksgezondheid bezighouden. De organisatie draait voor bijna de helft op subsidie van de EU. De website van de EPHA is te vinden op https://epha.org/epha25/ .

Het rapport van CE Delft is te vinden op www.cedelft.eu/en/publications/2534/health-costs-of-air-pollution-in-european-cities-and-the-linkage-with-transport . Auteurs zijn Sander de Bruyn en Joukje de Vries.

Het onderzoeksgebied bestaat uit de EU27 plus Groot Brittanië, Noorwegen en Zwitserland. In dit gebied zijn data over 432 steden bijeen gebracht.

Belangrijkste uitkomsten:

  • Gemiddeld over al deze steden, zijn de kosten van de luchtvervuiling voor de gezondheid €1276 per persoon per jaar zijn. Afzonderlijke bedrage lopen uiteen van €382 in Santa Cruz op Tenerife tot €3004 in het Roemeense Boekarest.
    Voor de helderheid: dat wil niet zeggen dat een Boekarestenaar persoonlijk €3004 betaalt, maar dat iets of iemand dat betaalt of zou moeten betalen om het gezondheidsprobleem op te lossen of te compenseren. Het is een fictieve abstractie.
  • Van die €1276 komt 76% voor rekening van voortijdige sterfte en 24% voor rekening van ziektes (met name COPD).
  • Van die €1276 komt 82,5% voor rekening van fijn stof, 15% voor rekening van NO2 en 2,5% voor rekening van ozon. Andere categorieën zijn niet meegenomen.
  • Het verkeer blijkt van belang, evenals kolenstook.

Methode en beperkingen
Voor een dergelijk onderzoek moeten keuzes gemaakt worden.

Eerst wat CE Delft wel en niet meeneemt. Dit wordt overigens goed onderbouwd. Of de wetenschap is het nog niet eens, of er zijn niet genoeg data beschikbaar.

  • Alleen luchtvervuiling op straat wordt meegenomen (niet in huis en in de metro bijvoorbeeld)
  • De studie kijkt alleen naar PM10 en PM2.5 (fijn stof met een diameter <10 respectievelijk 2.5µ) ; ozon als de concentratie boven de 35ppb zit ; en NO2 . Er zit dus geen ultrafijn stof en roet in. De studie geeft overigens een aardige samenvatting van de stand van de wetenschappelijke discussie in deze.
  • ‘Stad’ moet soms gelezen worden als ‘stedelijk gebied’ en staat dan zo aangeduid, zoals Greater London of Metropolia Silesia
  • De studie gaat alleen over kosten voor de gezondheid (en niet bijvoorbeeld over schade door de luchtvervuiling aan gebouwen)
  • Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen door de mens veroorzaakte vervuiling en natuurlijke bronnen als zeezout en woestijnzand. Dat zou eigenlijk wel moeten, maar het bleek in praktijk onuitvoerbaar.
  • Het effect van Covid-19 is niet meegenomen. Omdat luchtvervuiling lichamelijke condities bevordert die het virus lekker vindt, zal de sterfte nu hoger zijn dan ingeschat.

Na deze keuzes vooraf moet men in hoofdzaak vier dingen doen:

  • Relaties vastleggen tussen vormen van luchtvervuiling als oorzaak en medische effecten als gevolg. Leidinggevend voor volwassenensterfte is wat de World Health Organization (WHO) vindt. Leidinggevend voor ziekte en kindersterfte is wat CE Delft zelf eerder ontwikkeld heeft.
  • Inschatten hoe groot de oorzaak per stofcategorie is.
    De studie baseert zich op wat officiële bronnen opgeven (als Eurostat en Urban Audit). Die bronnen zijn soms gecheckt aan meetstations en dat geeft dan een overeenkomst met nogal wat spreiding. De metingen zeggen ook niet alles want er kan mee gefoezeld zijn
  • De gevonden gevolgen uitdrukken in geld (monetariseren). Dat voelt emotioneel cru aan, maar rationele heeft het voordelen, zoals dat je verschillende gevolgen van verschillende oorzaken kunt optellen. CE Delft gebruikt het European Handbook of External Costs, dat ze zelf geschreven hebben in 2019.
    Dat leidt tot het onderstaand plaatje.
  • Dit alles leidt, na invoer van lokale correctiefactoren en na een heleboel technische mitsen en maren die ik weglaat, tot gezondheidskosten per hoofd van de bevolking.
    Voor de kosten van de stad als geheel is uiteraard het aantal inwoners nodig.
(Lees dit als ‘een verloren levensjaar kost €70.000’ en ‘één verloren werkdag kost €94’ en ‘een nieuw geval van chronische bronchitis kost €240.000 ‘.  SOMO35 betekent het opgetelde aantal periodes dat de ozon gemiddeld boven de 35ppb uitkomt – 1ppb ozon is ongeveer 2µgr/m3 )

Deze onderzoeksopzet heeft zijn beperkingen. Het is een brute kracht-onderzoek in de breedte wat onvermijdelijk tot verlies aan diepte leidt. Daar is niets aan te doen en CE Delft is daar heel open over. Er bestaan heel veel studies en als het gebied beperkter is, is de precisie groter. Deze CE Delftstudie dient dan ook niet als vervanger van eerdere studies.

De foutmarge in de uitkomsten van dit onderzoek is 30 a 40%. Dus als de gemiddelde Europese stadsbewoner statistisch €1276 voor zijn door luchtvervuiling geschade gezondheid kwijt is (mogelijk resulterend in een vroegtijdige dood), kan dat ook €900 of €1700 zijn.
Daar staat als voordeel tegenover dat je uniek vergelijkingsmateriaal hebt.

De output is sterk afhankelijk van wat je als input kiest. Dat kan van onderzoek tot onderzoek verschillen. CE Delft heeft bijvoorbeeld de uitkomst voor Greater London in dit onderzoek te vergelijken met een ander onderzoek voor Greater London, en dat kwam niet best overeen. Dat andere onderzoek had net weer andere aannames.

Men kan dus het beste de uitkomsten niet al te absoluut nemen (zie het als een redelijke orde van grootte) en vooral de onderlinge verschillen tussen steden en tussen oorzaken als waardevolle informatie gebruiken.

Dit is een tabel met voor elk van de vier vervuilingscategorieën de slechtste en de beste top vijf.
Let wel dat de schadelijkheid van ozon gemeten wordt als 8-uur gemiddelde. De piekbelastingen kunnen dus veel groter zijn.)


Alles combinerend komt CE Delft voor elk van de 432 steden tot een uitspraak over de luchtvervuiling gerelateerde kosten per persoon per jaar. Ik zal hieronder de Nederlandse tabel geven.

Een Amsterdammer is (geabstraheerd) het meest voor zijn gezondheid kwijt en een Heerlenaar het minst, maar de onderliggende vervuilingsmix is geheel verschillend.
De laatste kolom ontstaat als men het aandeel dat een stad heeft in het Bruto Nationaal Product (BNP) deelt door  het aantal inwoners van die stad. Een gemiddelde inwoner van een arme stad als Heerlen draagt (fictief geabstraheerd) €37000 bij aan het nationale BNP (en een inwoner van het rijkere Eindhoven €42000).
Dit bedrag geeft een soort gevoel voor hoeveel een gezondheidskostenbedrag is. De €1023 die een gemiddelde Heerlenaar geabstraheerd aan zijn gezondheid kwijt is, is 2,8% van wat die gemiddelde Heerlenaar geabstraheerd aan het BNP bijdraagt. Dat staat in de vierde kolom.

De tweede kolom is wat de stad als geheel door de luchtvervuiling “kwijt is”. €1023 per Heerlenaat * 88259 Heerlenaren geeft 90,3 miljoen voor de stad Heerlen als geheel.

Verkeer als bron
“Wat is de bijdrage van het verkeer aan de sociale kosten?” wilde de opdrachtgever weten. Die vraag is nog wat lastiger te beantwoorden, omdat de data nog onvollediger zijn. Enig verantwoord uitziend knip- en plakwerk uit de officiële statistieken was onvermijdelijk, maar de N bleef steken op rond de 250 steden (afhankelijk van de stofcategorie).

Uiteraard zijn er meer bronnen dan alleen het verkeer. 

Uiteindelijk staat er een lijstje van zes variabelen:

  • het BNP per hoofd van bevolking (dus min of meer hoe rijk een stad is);
  • de bevolkingsdichtheid;
  • het aandeel vaste fossiele brandstof bij huishoudens (gemakshalve kolen);
  • het aandeel auto’s in vervoersbewegingen naar het werk;
  • de gemiddelde reistijd huis-werk;
  • het aantal auto’s per 1000 mensen.

Die variabelen zijn in kaart gebracht voor fijn stof en NO2. Ozon en de huidhoudelijke stook van biomassa (hout) zijn niet meegenomen, omdat de bijdrage te klein waren.
Je krijgt dan een tabel die de volgende vraag beantwoordt: “als de betreffende grootheid 1% toeneemt, en de rest blijft hetzelfde, hoeveel  % nemen dan de gezondheidskosten toe of af die door de bijbehorende luchtvervuiling veroorzaakt worden? Dus lees het eerste hokje als: “Als het BNP per inwoner 1% toeneemt, en als de rest hetzelfde blijft, neemt de PM10-concentratie met 0,261% af”.
Het derde cijfer achter de komma is overigens onzin en het tweede soms ook.

 PM10PM2.5NO2
BNP per hoofd van bevolking-0.261 +0.453
Bevolkingsdichtheid+0.067+0.106+0.086
Aandeel kolen in energieverbruik huishoudens+0.253+0.261+0.318
% reis naar het werk, gemaakt met de auto  +0.281
Gemiddelde reistijd naar het werk+0.290+0.185+0.547
Aantal auto’s per 1000 inwoners+0.490+0.487+0.494
Aantal deelnemende steden259257239
Statistische r20.4760.3220.266


In deze tabel zijn alleen  waarden ingevuld die beter dan 5% statistisch significant zijn.
De r2 = 0.476 moet je lezen als dat de zes factoren, die in deze tabel genoemd zijn, samen ongeveer de helft van de genoemde PM10-concentraties kunnen verklaren.

Aanbevelingen
Luchtvervuiling moet als topprioriteit aangepakt worden. Het verkeer is daarbij een belangrijk handvat.
Er moeten meer en betere data verzameld worden.