Luchtvaartsector als eerste aan het Corona-geldinfuus

“Nog voor de scholen en de kroegen dicht moesten” aldus Follow The Money op 21 maart “vroeg de KLM bij minister Cora van Nieuwenhuizen om overheidssteun”. Waarna de onderneming meteen 1500 tot 2000 mensen op straat zette (www.nrc.nl/nieuws/2020/03/13/klm-schrapt-1-500-tot-2000-banen-vanwege-coronacrisis-a3993770 )
Schiphol vroeg enkele dagen later om steun.
De IATA (International Air Transport Association) wil mondiaal 150 tot 200 miljard dollar voor de sector.

Update dd 07 april 2020
DEN HAAG – KLM-CEO Pieter Elbers heeft in een gesprek met leden van de Nederlandse regering aangegeven dat KLM de regels van de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) zal naleven. Dat houdt in dat KLM geen bedrijfseconomisch ontslag aanvraagt voor personeel.

Dat schreven de ministers Koolmees en Hoekstra maandag in een brief aan de kamer.

Follow the Money analyseert dat de gebreken van de sector structureel zijn en legt in zes pijnpunten uit hoe dat komt.

Luchtfoto van Schiphol (Fyodor Borisov op Wikipedia)

De luchtvaart is niet crisisbestendig
Ook na de aanslagen op het WTC (2001), tijdens de economische crisis (2008) en na de Ijslandse vulkaan (Eyjafjallajökull, 2010) ging het handje van de sector in de bedelstand bij de belastingbetaler. Vliegtuigen zijn duur en de vaste lasten lopen door. De sector is niet verzekerd en bouwt ook geen reserves op die doorberekend worden in de ticketprijs.

De hyperconcurrerende markt heeft een prijs
De liberalisering van de Europese vliegmarkt (waarop de EU heel trots is) heeft alle concurrentieremmen losgegooid. De concurrentie middels de dynamische beprijzing met algorithmes leiden tot een permanente race to the bottom. De overgrote meerderheid van de luchtvaartmaatschappijen maakt nauwelijks winst of zelfs verlies. Volgens de IATA maakten in 2019 slechts 30 maatschappijen winst.
Omdat Schiphol inmiddels de goedkoopste luchthaven van Europa is, is de KLM relatief goed af. De vermeden uitgaven worden gebruikt om de tickets goedkoper te maken.

Luchtvaartmaatschappijen kochten eigen aandelen op
Amerikaanse maatschappijen hebben (volgens Bloomberg) over de periode 2010-2019 96% van hun winst gestoken in het terugkopen van eigen aandelen. Ergens staan dus magnaten lachend met luchtvaartwinst in hun zakken, terwijl het aandelenbezit van de maatschappijen eerst meer waard werd, maar nu, door Corona, veel minder.
Anders was dat geld reservekapitaal geweest.

De mentaliteit is dat luchtvaartmaatschappijen risico’s nemen. Levert dat winst op, dan is die voor hen, levert het verlies op, dan is dat voor de belastingbetaler.

Werknemers incasseren de eerste klappen
Dat de KLM op stel en sprong zoveel mensen op straat kan zetten, bewijst dat er een enorme flexibele schil omheen zit. Die wordt slecht betaald en draagt voor het minste geld de meeste risico’s.

Ook de belastingbetaler draagt complexe risico’s
Die vangt de klappen op. Inmiddels betaalt de Nederlandse Staat het leeuwendeel van wat er nog aan salariskosten over is bij de KLM.

Maar ook in “normale” tijden betaalt de sector geen BTW en accijns, draait de belastingbetaler op voor het grootste deel van de kosten om Schiphol veilig en bereikbaar te houden, subsidieren  regionale overheden vliegvelden als Eelde en Maastricht, betaalt Europa voor de inrichting van het luchtruim en vangen vliegtuigbouwers honderden miljoenen aan staatssteun.

En de Staat heeft voor 750 miljoen 14% van de aandelen Air France-KLM gekocht. Die zijn nu nog maar een derde van dat bedrag waard.

De geldstroom gaat van niet-vliegers naar vliegers en van arm naar rijk
Vliegen is inkomensgebonden. 8% van de bevolking vliegt 40% van de kilometers en die 8% is rijk. Via de belastingconnectie betekent dat statistisch een geldverplaatsing van arm naar rijk.

Die verplaatsing komt voor een groot deel buiten Nederland terecht. Ruim tweederde van de passagiers van de KLM zijn transferreizigers die helemaal niet in Nederland hoeven te zijn, maar via Schiphol vliegen omdat Schiphol goedkoop gehouden wordt.

Hoe nu verder?
Follow The Money vindt dat de overheid de luchtvaartmaatschappijen moet dwingen grotere reservebuffers op te bouwen. Dat kan bijvoorbeeld door

  • Een sectorbreed gebod om zich te verzekeren
  • Cashreserves of andere liquide middelen zoals staatsobligaties
  • Een heffing per vliegticket om een ‘oorlogskas’ te creëren bij de overheid zelf

Uiteraard staat Air France – KLM te jammeren dat het omgekeerde moet. Die marginale ticketbelasting van€7 moet worden utgesteld.

De luchtvaartsector moet de verantwoordelijkheid voor haar voortbestaan op eigen kracht nemen. Als dat niet gebeurt, moet de overheid dat afdwingen.


Er staat een petitie online die de regering verzoekt om voorwaarden te stellen aan de staatssteun die de luchtvaartsector binnenkort gaat ontvangen. De overheid moet strenge eisen stellen aan die steun. Krimp van de zeer vervuilende en sterk overlastgevende luchtvaart is keiharde noodzaak voor mens, dier en klimaat.
Het initiatief is gisteren door SchipholWatch genomen. 

De petitie is te vinden en te ondertekenen op https://petities.nl/petitions/stel-voorwaarden-aan-staatssteun-luchtvaart/

Openbaar waterstofnetwerk voorgesteld in Duitsland

Dit wordt een verhaal met een gemengde boodschap.
RWE  heeft aangekondigd dat het, samen met andere ondernemingen, een publiek toegankelijk waterstofnet wil aanleggen tussen Lingen en Gelsenkirchen. Een persbericht van dit project Get H2 Nukleus is te vinden op https://www.group.rwe/presse/rwe-generation/2020-03-17-get-h2-nukleus-umfangreiche-co2-einsparungen .

 En onderstaand verhaal is de vertaling van de site. Lingen ligt net over de Nederlandse grens. Het toeval wil overigens dat mijn vrouw en ik in de zomer daar de Emsradweg gefietst hebben, en die komt langs de kerncentrale in Lingen.

Men kan zijn opinies hebben over de rol van het grootkapitaal in het algemeen en RWE in het bijzonder, maar nieuws is nieuws en dat een grote onderneming als RWE heil ziet in een waterstofnet is belangrijk nieuws.

Eerst wat RWE zelf kwijt wil.

GET H2 Nucleus: aanzienlijke CO2-besparing door eerste, publiek toegankelijke, waterstofnetwerk

17 maart 2020, Lingen/Gelsenkirchen:

  • BP, Evonik, Nowega, OGE en RWE Generation ondertekenen een intentieverklaring voor de ontwikkeling van een waterstofnetwerk van Lingen tot Gelsenkirchen.
  • Met een lengte van ongeveer 130 kilometer verbindt het geplande netwerk de productie van groene H2 met industriële klanten in Nedersaksen en NRW.
  • Eerste waterstofnetwerk in een gereguleerd gebied met niet-discriminerende toegang voor derden en transparante prijzen.
  • Het doel van de industriële bedrijven is ervoor te zorgen dat het gereguleerde net en een elektrolyseapparaat tegen eind 2022 bedrijfsklaar zijn, om zo een belangrijke bijdrage te leveren aan een CO2-armere toekomst

Het eerste Duitse openbare waterstofnetwerk moet vanaf eind 2022 steeds meer groene waterstof (H2) leveren aan industriële bedrijven in Nedersaksen en NoordRijnland-Westfalen (NRW). BP, Evonik, Nowega, OGE en RWE Generation hebben nu een Memorandum van overeenstemming over de ontwikkeling van het GET H2 Nucleus-project getekend. Alle bedrijven zijn lid van het GET H2-initiatief.

Groene waterstof wordt beschouwd als de hoop voor de energieomslag. Het idee: Elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen wordt omgezet in waterstof en gebruikt als CO2-vrije energiebron gebruikt in de industrie en andere sectoren. Voor het transport van groene waterstof in Duitsland staat de uitbreiding van de bijbehorende infrastructuur centraal.

De groene waterstof wordt in Lingen, Nedersaksen, geproduceerd in een 100 MW-elektrolyse-installatie van RWE Generation die gevoed wordt met hernieuwbare energie. De grondstof wordt grotendeels via bestaande gasleidingen van de transportnetbeheerders Nowega en OGE (die zullen worden omgebouwd voor het transport van 100 procent waterstof), en via een deels nieuwe leiding van Evonik, getransporteerd naar  industriële klanten zoals raffinaderijen en chemische complexen in Lingen, Marl en Gelsenkirchen. Net als bij elektriciteits- en gasnetwerken moet het waterstofnetwerk beschikbaar zijn voor elke producent, handelaar of consumenten op niet-discriminerende basis. Op deze manier is snelle en betrouwbare Integratie van latere waterstofprojecten mogelijk.

Met de oprichting van een dergelijke infrastructuur maken de projectpartners de weg vrij voor een duurzame nationale waterstofeconomie en voor Duits technologisch leiderschap op dit gebied. Vanuit het standpunt van de projectpartners is het nu belangrijk dat beleidsmakers de nodige wettelijke kaders scheppen investeringszekerheid te bieden en om ervoor te zorgen dat alle aan de waterstofprojecten deelnemende ondernemingen de productie van groene waterstof, en de bijbehorende infrastructuur, snel kunnen uitbreiden.

Met de bevoorrading van raffinaderijen en chemieparken begint de GET H2 Nucleus op de plaats waar groene waterstof het snelst kan bijdragen aan een CO2-armere toekomst. Deze bedrijven gebruiken nu al grote hoeveelheden waterstof in hun productieprocessen. Door over te schakelen op groene waterstof, verminderen ze hun CO2-uitstoot aanzienlijk. De ontwikkeling van een waterstofinfrastructuur op basis van van de bestaande gasinfrastructuur garandeert industriële klanten precies de leveringszekerheid waarvan zij afhankelijk zijn. In de toekomst zullen de bestaande opslagfaciliteiten in cavernes langs de pijpleiding aangehaakt worden om de leveringszekerheid verder vergroten. De productie van groene waterstof en de levering aan klanten moet liefst eind 2022 beginnen, op voorwaarde dat dit economisch verantwoord is en het politieke kaders het toestaan.

Achtergrond: H2-transport en de rol ervan in de Energiewende
Waterstof wordt in Duitsland en andere Europese landen al decennia in eigen netwerken getransporteerd. Tot nu toe gaat het echter om particuliere industriële netwerken zonder toegang voor derden.
De productie van groene waterstof uit wind- en zonne-energie maakt het mogelijk om hernieuwbare energie over lange afstanden te vervoeren, over een lange periode in grote hoeveelheden op te slaan, en om ze te gebruiken in sectoren die niet meteen te elektrificeren zijn.  Daarom kunnen de productie van groene waterstof en de ontwikkeling van een waterstofinfrastructuur belangrijke stappen zijn in de richting van de klimaatdoelstellingen.

Kerncentrale Lingen

Nu het ‘maar’ in het verhaal.
Ik zie toch echt op de tekening het Kraftwerk Lingen staan.
Nu staan er in Lingen, vlak bij elkaar, twee Kraftwerke, het Kernkraftwerk Emsland, een gangbare PWR-reactor uit 1988 en Kraftwerk Emsland, een forse gascentrale. Beide kun je moeilijk groen noemen.
De tekening maakt niet duidelijk wat er precies bedoeld wordt.
Je kunt het negatief uitleggen in de zin dat de elektrolyse gewoon met stroom uit gas of uranium plaatsvindt (maar bij gas had men dan ook de gebruikelijke route kunnen volgen van steam reforming).
Je kunt het ook positief uitleggen dat het Gaskraftwerk slechts met een deel van zijn capaciteit in beeld is als er geen zon en wind is.

Hoe dan ook, het project had een veel interessantere voorganger die geen gebruik maakte van de twee Kraftwerke, maar het niet gehaald heeft (maar dat staat niet op de site van RWE).
Die voorganger heette Get H2 Lingen (maar dan zonder Nukleus). Dat verhaal is te vinden op www.get-h2.de/en/project-lingen/ . Daar staat:

GET H2 Lingen

Sectoren met groene waterstof aan elkaar koppelen

De voorloper van het GET H2 Nucleus project is GET H2 Lingen. In Emsland hebben acht GET H2 partners als eerste deelproject de ontwikkeling van een lokale waterstofinfrastructuur gepland, die de sectoren energie, industrie, transport en warmte langs de gehele waardeketen met elkaar verbindt.

Het concept verbindt een aantal elementen:

  • Elektriciteit uit hernieuwbare energie
  • Twee Power to Gas – installaties (elektrolyse) met een vermogen van 100 MW
  • Bestaande elektriciteits- en gasinfrastructuur met inbegrip van een eerste opslagfaciliteit in pijpleidingen
  • Een hoge-temperatuur-warmtepomp voor het gebruik van de afvalwarmte van elektrolyse als stadsverwarming
  • Een 60-MW gasturbine voor het opwekken van elektriciteit met 100 procent H2 (bedoeld voor als er geen zon en wind was – bg)
  • De bestaande infrastructuur voor vloeibare brandstoffen via een LOHC (Liquid Organic Hydrogen Carrier) opslag- en transportsysteem
  • Waterstof tankstations van de Stadtwerke Lingen

Groene H2 moest via de H2-infrastructuur beschikbaar worden gesteld aan klanten op het gebied van verkeer en vervoer, industrie en energie. De technologie, die tot nu toe in veel kleine R&D-faciliteiten is getest, moest op industriële schaal in een holistische aanpak klaar worden gemaakt voor serieproductie.

GET H2 Lingen had zich aangemeld voor de ideeënprijsvraag Reallabore der Energiewende van het Bondsministerie van Economische Zaken. Ondanks de positieve feedback voor het totale concept werd het project helaas niet gegund vanwege het noodzakelijke investeringsbedrag in het lage driecijferige miljoen.

Dringende oproep: biobased reinigingsmiddelen uit plantaardige reststromen

Vandaag een wat afwijkende oproep.
Vanwege de Coronacrisis is er een enorm overschot aan onverkoopbaar plantaardig materiaal.
Ik kan er zelf niets mee, maar misschien dat er onder de lezers van deze weblog mensen zijn die zich in een positie bevinden om er wel wat mee te doen.
De oproep komt van Agro Chemie. Dat omschrijft zich als het leidende Platform voor Biobased Economy in Nederland en Vlaanderen. Het is in elk geval een serieus gezelschap.

Logo Agro&Chemie

Groot biomassa-overschot tuinbouw door Coronacrisis

Dringende oproep: biobased reinigingsmiddelen uit plantaardige reststromen

De Green Chemistry Campus en bureau Horizon 11 doen een dringende oproep voor het ontwikkelen van nieuwe biobased toepassingen, zoals reinigingsmiddelen, uit plantaardige reststromen. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van grootschalige biomassastromen, afkomstig uit de tuinbouw en sierbloementeelt.

Door de Coronacrisis hebben Nederlandse tuinders en telers een acuut probleem. Steeds meer grenzen op slot; pakhuizen en containers staan ineens vol met onverkoopbare ladingen bloemen, planten, maar ook groente en fruit, oorspronkelijk bedoeld voor de wereldwijde export. Hoogwaardig plantaardig materiaal wordt momenteel in grote hoeveelheden vernietigd.

Zeep en alcohol

Producten uit de tuinbouwsector bevatten echter waardevolle inhoudsstoffen en natuurvezels. “Ze zijn prima in te zetten om bijvoorbeeld de tekorten aan reinigingsmiddelen (zeep, alcohol en andere ontsmettingsmiddelen) in de (gezondheids)zorgsector, bij bedrijven en bij mensen thuis op te lossen”, zegt Marcel Ribbens van Horizon 11.

Daarom roepen Horizon 11 en de Green Chemistry Campus ondernemers met vernieuwende ideeën op om deze handschoen op te pakken. Het idee is dat zij worden gekoppeld aan grote bedrijven om gezamenlijk een snelle oplossing te realiseren voor de verwerking van plantaardige reststromen tot biobased chemicaliën en materialen, al dan niet door het inzetten of aanpassen van bestaande productieketens. Het kan een kickstart zijn voor de vorming van nieuwe biobased productieketens, die ook na de Coronacrisis in stand blijven.

Olijfoliezeep

Aanbod en toepassingen

Het aanbod uit de tuinbouwsector bestaat uit uiteenlopend materiaal, dat onmiddellijk beschikbaar is in grote hoeveelheden:

  • Zoet fruit/groente, met name exotische fruitsoorten, zoals mango’s, sinaasappels, carambola’s, etc.
  • Vette vruchten, zoals avocado’s
  • (Snij)bloemen, voornamelijk rozen, tulpen, gerbera’s en chrysanten

De concrete uitdaging is het bedenken van nuttige toepassingen:

  • Wie is er in staat om van suikerrijk fruit, groente (en planten?) om te zetten in alcohol voor ziekenhuizen?
  • Wie is er in staat om van vette groenten (zoals avocado’s) zeep te maken voor huishoudens en instellingen?
  • Wie is er in staat om van plant- en bloemmateriaal textiel te maken dat gebruik kan worden in instellingen, of voor mondkapjes?

Ook ondernemers die zelf andere kansen of uitdagingen zien, waarbij tuinbouwproducten of – diensten zijn te gebruiken, kunnen zich direct melden. “De Nederlandse tuinbouwindustrie wil proactief samenwerken met andere bedrijven, instellingen en inwoners en dit moment pakken om nieuwe dingen te bedenken die de samenleving en economie voor de toekomst weerbaarder en beter maken”, aldus Ribbens. “Het liefst zien we dan ook oplossingen die op meerdere vlakken effect hebben en ook in betere tijden nog steeds gebruikt kunnen worden.”

De Green Chemistry Campus speelt een coördinerende rol in deze oproep en beschikt zowel over diepgaande expertise als faciliteiten en een groot netwerk, waardoor bedrijven met elkaar in contact kunnen worden gebracht.

Meedoen? Wacht niet, stuur je idee per e-mail of bel direct met Corné van Loenhout van de Green Chemistry Campus: c.vanloenhout@greenchemistrycampus.com, tel. +31 6 5138 6271.

Ook FNV in de slag met DuPont over Lycravezel

Het toeval wil dat in dezelfde tijd, dat de film Dark Waters speelde over DuPont in West-Virginia en het PFOA ( zie www.bjmgerard.nl/?p=11891 ), in Nederland de FNV namens 15 oud-werknemers op 24 februari 2020 naar de rechter stapte om een miljoen schadevergoeding te vragen van DuPont Nederland.

DuPont Dordrecht, tegenwoordig Chemours

Sinds 2015 is het Dordtse complex in handen van Chemours, een afsplitsing van DuPont, maar het arbeidsconflict dateert van vóór die afsplitsing.

De rechtszaak begon in april 2016 met een uitzending van EenVandaag. In Brabant heeft deze zaak niet erg de aandacht getrokken.
In de EenVandaag-uitzending kwamen drie vrouwen aan het woord, die op de voormalige Lycra-fabriek gewerkt hadden, horend bij hetzelfde bedrijventerrein als de Teflonfabriek in Dordrecht. De Lycrafabriek is in 2004 gesloten. Ze spraken over de problemen die ze gehad hadden met zwangerschappen. 33 van de door EenVandaag opgespoorde 35 vrouwen deelden die ervaring.

Spandex wielerkleding

Lycra (ook genaamd Spandex) is een kunstvezel die o.a. in zwem- en wielerkleding wordt gebruikt. ( https://en.wikipedia.org/wiki/Spandex ).

Marian Schaapman zei in een uitzending van een Vandaag dd 23 mei 2016 namens het Bureau Beroepsziekten (BBZ) van het FNV, dat er van midden jaren ’70 tot 2004 tientallen vrouwen bij DePont aan Lycra gewerkt hebben die ernstige reproductiestoornissen hadden gehad: miskramen, baarmoederproblemen, onvruchtbaarheid of kinderen die dood waren geboren of met afwijkingen.
Het BBZ nam de zaak op zich, met voorkeur om er in overleg met DuPont uit te komen. De recente gang naar de rechter maakt duidelijk dat dat niet gelukt is. Zie https://eenvandaag.avrotros.nl/item/fnv-schadevergoeding-lycra-medewerkers-dupont/ .

De Volkskrant publiceerde op 02 sept 2016 dat er een echo van het verhaal is binnen de DuPont-fabriek in Kerkrade. Ook daar collega’s die heel jong stierven of ernstige gezondheidsklachten hadden, het probleem was terug te voeren op de klossen met natte lycra, die in Kerkrade verder verwerkt werden. ( www.volkskrant.nl/economie/werknemers-dupont-in-kerkrade-decennialang-niet-beschermd-tegen-gif~bc91373f/ )

Het probleem zit hem in het gebruikte oplosmiddel dimethylacetamide (DMAc). Dat is in de REACH-classificatie een Zeer Zorgwekkende Stof, die op de kandidaat staat voor de Autorisatielijst – het begin van uitfaseren. Ook bij het RIVM heeft de stof deze status.
De veiligheidskaarten melden dat de stof schadelijk is bij huidcontact, als je het in de ogen krijgt, bij  inademing. De stof kan de vruchtbaarheid en het ongeboren kind schaden en op de lange duur de lever en het Centraal zenuwstelsel. De stof mag dan ook alleen verwerkt worden met handschoenen, beschermende kleding en oog- en gezichtsbescherming.

dimethylacetamide – molecuul

Naar aanleiding van de groeiende commotie liet de toenmalige minister Asscher de Inspectie SZW een onderzoek instellen. Dat is hem aangeboden en Asscher heeft het op 05 juli 2017 aan de Tweede Kamer doorgestuurd, met een Kamerbrief dd 05 juli 2017 die hieronder, sterk verkort, wordt weergegeven.

Het rapport blikte ruim 45 jaar terug. Voor zover mogelijk, want van voor 1990 zijn veel papieren zoek . Dat mocht, want bewaren was niet verplicht.
Het begon met te melden dat er in Nederland in 2013 4100 werknemers waren overleden door beroepsziektes, waarvan een belangrijk deel door blootstelling aan gevaarlijke stoffen.

Spandexfiber op de klos

Vast staat dat DuPont gedurende de gehele onderzochte periode wist dat DMAc gevaarlijk was. Het bedrijf hanteerde een interne norm (wat mocht, want er was tot 1978 geen externe norm, en vanaf dan een MAC-waarde die ook de huidige is, nl over 8 uur gemiddeld van 36mg/m3 ).
Het bedrijf bouwde kennis op en monitorde met bijvoorbeeld urinemonsters de concentraties, maar hield over het algemeen de opgedane kennis voor zich. Het bedrijf ging soms inconsequent met kennis om.
Er waren beschermingsmiddelen, maar die waren niet altijd handig bij de omgang met de dunne Lycradraden. Ze werden niet altijd gebruikt.

Uit de brief van Asscher blijkt dat de Inspectie SZW naar allerlei aspecten keek (bijvoorbeeld de kans op rampen en het BRZO), maar nooit naar de blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Pas in 2016 ontwikkelde de Inspectie het Programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen.
Zie www.ad.nl/binnenland/inspectie-keek-niet-om-naar-br-gevaarlijke-stoffen-bij-dupont~a92ae6fc/ .

Asscher spreekt hierover enigszins vergoelijkend, maar er worden dan toch lessen geleerd. In trefwoorden:

  • De kennis over gevaarlijke stoffen beter delen (via een kennisplatform)
  • De bescherming t.a.v reproductietoxische stoffen aanscherpen
  • De verantwoordelijkheid van de werkgever versterken
  • De bewustwording en de positie van de werknemers versterken
  • Het toezicht intensiveren

Op 08 juli 2022 (het proces bij de kantonrechter heeft zes jaar geduurd!) stond het volgende bericht in het Eindhovens Dagblad:

De vrouwen en de FNV hebben gewonnen, althans, bij de kantonrechter.
Ik zal volgen hoe de rechter in een eventueel hoger beroep over deze zaak oordeelt. Het is te hopen dat dat hoger beroep er niet komt.

Spandex fibers under an optical microscope (cross-polarized light illumination, magnification 100x)

Dark Waters en de gevaarlijke stoffen – wetgeving in de VS en de EU

Dark Waters
Ik ben met mijn vrouw naar de film Dark Waters geweest.

De film beschrijft de milieuproblematiek rond de fabriek van DuPont in Parkersburg, West Virginia, VS, en de succesvolle juridische strijd die daarop volgde. Deze fabriek maakte Teflon.
Robert Bilott is een milieujurist in dienst van Taft Stettinius & Hollister, een grote juridische firma met een kantoor o.a. in Cincinnati, Ohio. Op een dag in 1998 krijgt hij bezoek van een boer Wilbur Tennant (een kennis van zijn grootmoeder), die zijn bedrijf vlakbij de vestiging van Dupont in Parkersburg maakt. Al 190 koeien zijn dood met vreemde symptomen. Bilott neemt de zaak aan en gaat op onderzoek uit.
Het eerste onderzoek resulteerde in dat de officiële documenten geen chemische stoffen vermeldden. De chemicaliën waren niet gereguleerd door de EPA, de Environmental Protection Agency , de officiele milieudienst van de VS.

Dark Waters – Bilott en de dossierdozen

Bilott zette door en eiste langs juridische wegen informatie van DuPont en kreeg die, honderden volle dossierdozen. Dit deels gevoed door arrogant onbenul en deels in de hoop dat Bilott erin zou verzuipen. Dat gebeurt niet, hoewel Bilott af en toe lichtelijk doordraait als blijkt dat in heel veel dingen Teflon zit (Teflon zelf is niet gevaarlijk, maar de productie ervan wel).

Uiteindelijk destilleert Bilott de stof PFOA als cruciaal. Wat opmerkelijk is, want in een fractie van een seconde flitste er in de film een lijst door het beeld met een heleboel chemische stoffen, waaronder giftige.

PFOA (PerFluorOctanic Acid) was vroeger de uitgangsstof voor de Teflonproductie. Zoals alle fluorrijke organische molekulen, is de stof zeer moeilijk afbreekbaar en accumuleert dus in het milieu, en meer specifiek ook in menselijke en dierenlichamen. Zoals in de koeien van Tennant, die het bleken te krijgen omdat duPont vele duizenden tonnen afvalslib gedumpt had in de nabijheid van de fabriek, en die uiteindelijk in het riviertje terecht kwamen waar de koeien van Tennant uit dronken.

Dark Waters – het vergifriviertje

Sinds 2013 is DuPont voor de productie van Teflon op andere uitgangsstoffen overgegaan. De bijbehorende afkortingen zeggen het grote publiek niets, maar ze worden verwerkt in een procedé dat als GenX wel heel bekend is, namelijk van het Chemours Netherlands-complex in Dordrecht (Chemours is een afsplitsing uit 2015 van DuPont). 
De stoffen onder het GenX-procedé zijn misschien minder giftig dan het oorspronkelijke PFOA, maar nog steeds giftig. Zowel de nieuwe als de oude stoffen worden nog steeds in bodems aangetroffen.

DuPont wist heel goed dat PFOA giftig was vanwege de uitwerking op het eigen personeel waar veel kankers en miskramen voorkwamen, maar hield die informatie geheim. Intern hanteerde het bedrijf een norm van 1 ppb in water (1µgr/liter), maar dat kwam pas gaande het proces naar buiten. 

Dark Waters_luchtfoto boerderijterrein

DuPont rekte en saboteerde wat ze konden, met bluf en andere strapatsen (Tennant had inmiddels gewonnen), maar na vele jaren vol stress en gezondheidsproblemen won Bilott in februari 2017 een ‘class action’-proces met 3550 schadeclaims. Een andere juridische route was niet mogelijk, want PFOA was niet geregistreerd. Voor het strafrecht moet er een wet overtreden zijn, en er was geen wet.
Uiteindelijk is DuPont opgehangen aan zijn eigen interne limiet van 1ppb, die op vele plaatsen rond de fabriek ver overschreden werd en die grote schade aangericht had.
De schikking kostte DuPont en het (inmiddels afgespliste) Chemours samen €671 miljoen. Dan viel de financiele wereld mee (Wall Street had op 300 million meer gerekend). De koers van Chemours schoot 13% omhoog (zie www.reuters.com/article/us-du-pont-lawsuit-west-virginia/dupont-settles-lawsuits-over-leak-of-chemical-used-to-make-teflon-idUSKBN15S18U ).

De strijd van Bilott leidde tot een groot artikel in de New York Times ( www.nytimes.com/2016/01/10/magazine/the-lawyer-who-became-duponts-worst-nightmare.html ), en dat artikel leidde weer tot de film die in november 2019 in première ging. De trailer (waarvan de afbeeldingen in het eerste deel van dit verhaal afkomstig zijn) is te vinden op www.youtube.com/watch?v=RvAOuhyunhY .
Wikipedia schrijft erover op https://en.wikipedia.org/wiki/Dark_Waters_(2019_film) .

Trailerposter

De oude en de nieuwe TSCA in de VS
De zaak van Bilott treft een individuele stof van een individuele fabrikant. Het gewonnen proces was een aardschok, maar op zich geen systeemwijziging. Daarvoor is meer nodig.

Onder de oude TSCA (Toxic Substances Control Act) uit 1976 heeft de EPA tussen 1976 en 2016  slechts ongeveer 4000 nieuwe stoffen behandeld. Bestaande stoffen mochten niet beoordeeld worden.
Die oude wet stond de EPA alleen maar toe om een stof te testen als de schadelijkheid daarvan bewezen was. In praktijk betekende dat dat de chemische industrie zijn gang kon gaan. In genoemde periode heeft de EPA welgeteld vijf (groepen van) stoffen getest: Antimoontrioxide (een hulpstof voor vlamvertragers), een geurstof met een ingewikkelde formule met de afkorting HHCB, het Brominated Phthalate Cluster (vlamvertragers), Chlorinated Phosphate Esters Cluster (vlamvertragers) en Tetrabromobisphenol A and Related Chemicals Cluster (vlamvertragers). Klinkt niet echt essentieel.
Onder de oude wet was bijvoorbeeld zelfs asbest niet gevaarlijk.

In 2016 tekende president Obama de nieuwe TSCA. Die is niet ideaal, maar wel een stuk beter.
Zie www.epa.gov/chemicals-under-tsca .

Aan de pluskant staat dat de EPA nu zowel de bestaande als de nieuwe chemische stoffen moet toetsen, en daarbij op papier eigen baas is. De EPA hanteert systematische beslisbomen.


Beslisboom voor bestaande chemicaliën .

In december 2019 besloot de EPA aan tien bestaande stoffen te gaan werken: Asbestos, 1-Bromopropane, Carbon Tetrachloride, 1, 4 Dioxane, Cyclic Aliphatic Bromide Cluster (HBCD), Methylene Chloride , N-Methylpyrrolidone, Perchloroethylene, Pigment Violet 29, Trichloroethylene .
Bij het inwerking treden van de wet waren er in de VS ongeveer 62000 verschillende chemische stoffen op de markt.

Beslisboom voor nieuwe chemicaliën

De EPA-site geeft uitgebreide verhalen die in dit artikel te veel ruimte vragen.
De statistiek is bij nieuwe stoffen beter: In totaal zijn er van 22 juni 2016 tot 1 maart 2020 binnengekomen 3147 stoffen, waarvan er 2640 reviews voltooid, waarvan er 562, hangende nadere informatie, met beperkingen toegestaan zijn en 8, hangende nadere informatie, niet toegestaan zijn. Het verschil tussen 3147 en 2640 is ingetrokken of nog gaande.

Er staan ook kenmerken aan de minkant.
Een kritische site is https://ensia.com/features/10-things-need-know-new-u-s-chemicals-law/ . Die geeft in tien punten wat je wel en niet van de nieuwe TSCA mag verwachten.

  • Die gaat niet over pesticides, cosmetica en persoonlijke zorg-producten, meubels, voedsel, voedselverpakkingen en medicijnen
  • Het budget is onduidelijk. Een deel moet van de federale overheid komen (dus nu van Trump), en een deel van de industrie.
  • Met name het beoordelen  van bestaande chemische stoffen gaat waanzinnig traag

Te hopen valt dat Trump de nieuwe TSCA met rust laat en er geen geld van wegtrekt. De tekenen zijn niet gunstig.

De Reach-wetgeving van de EU
De tegenhanger van de Amerikaanse TSCA is de Europese REACH-wetgeving. Dat staat voor Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals . REACH is de wet en ECHA (European Chemicals Agency) is de organisatie die de wet uitvoert.
Het pakket werd politiek geaccordeerd in december 2006, werd van kracht in 2007, en draaide volledig in 2015. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Registration,_Evaluation,_Authorisation_and_Restriction_of_Chemicals .

Startschema invoering REACH

Alle chemische stoffen (ook in mengsels), waarvan in de EU minstens 1000 kg wordt geproduceerd of ingevoerd, vallen onder REACH, op een paar uitzonderingen na zoals radioactieve stoffen, afvalstoffen en bestrijdingsmiddelen (hiervoor geldt andere Europese wetgeving).

REACH stelt ook regels voor stoffen in voorwerpen, zoals speelgoed of huishoudelijke apparaten.

Bij de (toen nog niet verplichte) pre-registratie tot 30 nov 2008 werden ongeveer 143,000 chemische stoffen aangeleverd, die in de EU op de markt waren. De daarop volgende registratie (stapsgewijze eerst voor grote oplagen en later voor kleinere oplagen) was verplicht. Inmiddels zijn alle bestaande stoffen geregistreerd.

REACH is een omvangrijk en complex bouwwerk. Een goede site om tot het systeem door te dringen is https://echa.europa.eu/regulations/reach/understanding-reach .

Bij de registratie moeten producenten en importeurs een analyse overleggen van de kenmerken, de hazards en de risks van een chemische stof (een hazard is puur een kenmerk van een stof en een risk is een kenmerk van een stof in een context: de hazard van cyaankali is groot, maar het risk niet omdat het niet gebruikelijk is dat cyaankali in natuurlijke situaties voorkomt).
Vanaf 10 ton/y moet er een Chemical Safety Report worden meegeleverd.
Als er meer firma’s dezelfde stof op de markt brengen, moeten ze hun stofdossier gezamenlijk aanleveren. REACH werkt met één dossier per stof.
De bewijslast dat een product veilig gehanteerd kan worden, ligt bij de aanbieders.

Schema evaluatieproces REACH

Alle voorgelegde stoffen worden geëvalueerd. Gekeken wordt of de stof aan de regels voldoet en of de testen, die bijgeleverd zijn om de gevaren in te schatten, deugen. Dat blijkt geen sinecure, want de kwaliteit van de aangeleverde dossiers valt vaak tegen. Een van de redenen is dat de EU dierproeven ontmoedigt.

De evaluatie van alle bestaande stoffen, die t/m 2018 ter registratie aangeboden zijn, zal voor categorie boven de 100 ton/y in 2023 klaar zijn, en voor de categorie van 1-100 ton/y in 2027 .

De evaluatie kan er toe leiden dat een stof op de Authorisatielijst geplaatst wordt met Substances of Very High Concern (SVHC). Bij SVHC kan het gaan om:

  • Carcinogene, Mutagene of Reproductie-toxische stoffen (categorie 1A of 1B)
  • Stoffen die persistent, bioaccumulatief en toxisch zijn (PBT) of erg persistent en erg bioaccumulatief (vPvB)
  • Individuele substanties die vergelijkbare redenen tot zorg oproepen

De evaluatie kan ook tot een restrictie leiden, wat zoiets is als een concrete maatregel tegen een concrete stof, die al dan niet op de Authorisatielijst staat (of die zelfs niet onder REACH valt, bijv. omdat de stof minder dan een ton/y geproduceerd wordt). Ook op verzoek van een lidstaat of van de Europese Commissie kan een restrictie worden gevraagd.
Als voorbeeld de meest recente restrictie op de lijst dd dit artikel, van 19 juli 2019,  namelijk een restrictie tegen calciumcyanamide als traagwerkende kunstmest. Dit gebruik is lucratief voor sommige boeren, maar bloedlink voor het milieu en is bovendien een hormoonverstoorder. Het spul en zijn metabolieten doden van alles in de bodem en daar wordt reclame mee gemaakt.
De EC verzocht om een studie. Na een rapport van 289 kantjes verbiedt de restrictie, ondanks de economische belangen, het gebruik van de stof als kunstmest:

In een tussentijds persbericht dd 05 maart 2018 meldde de Europese Commisssie dat in het kader van REACH aan 18 stoffen een restrictie is opgelegd, en dat 181 stoffen tot ‘zeer zorgwekkend’ bestempeld zijn, waarvan er 43 op de Authorisation List geplaatst zijn (dus slechts met vergunning gebruikt mogen worden, en uitgefaseerd moeten worden).
Op dat moment waren 17000 van de 65000 geregistreerde dossiers verwerkt.

Gevaarlijke stoffen-hierarchie van het RIVM

Het Nederlandse begrip “Zeer Zorgwekkende stof” is ruimer dan het begrip SVHC. Het RIVM legt dat uit op https://rvs.rivm.nl/stoffenlijsten/Zeer-Zorgwekkende-Stoffen/Identificatie-Zeer-Zorgwekkende-Stoffen . Bij het RIVM kan de stof ook ‘zeer zorgwekkend’ zijn van wege de Kaderrichtlijn Water of het OSPAR-verdrag (over dumping va afval in zee).
De complete lijst van ZZS-stoffen van het RIVM is vanaf genoemde website te vinden, maar wie het makkelijker wil kijke op https://rvszoeksysteem.rivm.nl/ZZSlijst/TotaleLijst .

PFOA (perfluoroctaanzuur) en PFOS (perfluoroctaansulfonzuur) staan er op.
De huidige Chemourstechniek GenX (Dordrecht) werkt met de grondstoffen FRD-903 en FRD-902. Die staan ook op de RIVM-lijst.
Bij de verwerking daarvan kan als bijproduct het zeer giftige en gasvormige perfluorisobutyleen vrijkomen. Die stof staat ook op de RIVM-lijst.

REACH bevat ook een bescheiden tabel met blootstellingsgrenzen op de werkplek. Zie de tabel hieronder op https://echa.europa.eu/oels-activity-list .

De REACH-richtlijn is een goed en imposant stuk werk, een een stuk vollediger en grondiger dan die van de EPA.
De claim dat het de beste gevaarlijke stoffen-wetgeving ter wereld is, is geheel terecht.

Tickettax voor personen vastgesteld, nader onderzoek voor vrachttax

Veel mensen vonden van alles over de tickettax van €7. De opbrengst van 200 miljoen per jaar gaat in de algemene middelen (de grote pot).
De milieubeweging (ook BVM2 en het LBBL) vond het te weinig. Het zette weinig zoden aan de dijk tegen het vliegen.
Vliegverslaafden en de sector vonden het teveel en corona kwam als argument goed van pas.
De ANWB stelde voor om de opbrengst niet in de algemene middelen te stoppen, maar aan betere treinverbindingen uit te geven (goed plan trouwens).

Uiteindelijk is de tickettax voor personen met grote steun gewoon zo vastgesteld als het kabinet dat wilde.

Er komt wel een aanvullend onderzoek naar de gevolgen voor het vrachtverkeer. De vrachttax zou per jaar voor 12 miljoen zorgen van die 200 miljoen. Qua opbrengst relatief weinig, maar er zit onevenredig veel werkgelegenheid aan vast. Daar was geen goed onderzoek naar gedaan. De Staatssecretaris zegde toe om alsnog met aanvullend onderzoek te komen.

De luchtvracht is verdeeld over Schiphol en Maastricht Aachen Airport. Voor Eindhoven Airport heeft deze ontwikkeling geen gevolgen.

Luchtvracht (DHL-site)

Petitie: stel voorwaarden aan staatssteun luchtvaart

Vanmiddag is een petitie online die de regering verzoekt om voorwaarden te stellen aan de staatssteun die de luchtvaartsector binnenkort gaat ontvangen. De overheid moet strenge eisen stellen aan die steun. Krimp van de zeer vervuilende en sterk overlastgevende luchtvaart is keiharde noodzaak voor mens, dier en klimaat.
Het initiatief is gisteren door SchipholWatch genomen. 

De petitie is te vinden en te ondertekenen op https://petities.nl/petitions/stel-voorwaarden-aan-staatssteun-luchtvaart/

Ben koorengevel ztczusyqtxg unsplash

Een dagje zeespiegelstijging

Niet iedereen zal mijn opvatting over een gezellig dagje Amsterdam delen.
Ik had een uitnodiging voor het symposium van de KNAW (Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen) om op 02 maart 2020 een symposium bij te wonen over de zeespiegelstijging. Ik sta op hun mailinglist en ik zit met enige regelmaat in het Trippenhuis.

Bangladesh

Kadir van Lohuizen
Het was eind van de middag en dat bood de gelegenheid om ’s morgens naar Rising Tide te gaan, de fototentoonstelling over hetzelfde onderwerp van Kadir van Lohuizen. Die is onder andere bekend om monumentale fotoseries over natuurverschijnselen en de zeespiegelstijging is er daar een van. Hij heeft er beroemde prijzen mee gehaald.
In de aangrenzende ruimte is een tentoonstelling over de Nederlandse expedities naar de Noordelijke zeeën (waaronder die van Willem Barendtsz), een onderwerp dat vanwege de klimaatverandering om andere redenen ook weer actueel is. Die ook de moeite waard, maar ik schrijf er nu niet over.
Sowieso is het Scheepvaartmuseum goed en het zit in een interessant gebouw.
De tentoonstelling over de zeespiegel duurt t/m 10 mei 2020, als Corona dat toestaat. Controleer of het Scheepvaartmuseum open is.
Stom genoeg heeft het Scheepvaartmuseum geen catalogus en geen inkooplijst van de fototentoonstelling. Elders op Internet is meer te vinden, zie bijvoorbeeld www.noorimages.com/lok-where-will-we-go#uk . Kijk daar ook eens naar de foto’s van Miami.

Terschelling bij een NW-storm
De veerboot bij Terschelling

Een stijgende zeespiegel richt schade aan door de overstroming zelf (vaak in combinatie met andere oorzaken als stormen of bodeminklinking), maar ook door verzilting en kusterosie.

De entree van de tentoonstelling gaat over de Groenlandse ijskap. Die smelt steeds harder (en is goed voor 7 m zeespiegelstijging). Van Lohuizen is onder andere in een onder het ijs-laboratorium geweest.

Onderzoek aan Groenlandse ijskernen

Arme landen hebben het meest te lijden van een klimaatverandering die ze niet zelf veroorzaakt hebben, maar ook in ontwikkelde landen heeft Van Lohuizen verzilting en kusterosie in beeld weten te brengen (oa snelle erosie aan de Engelse Yorkshirekust, twee meter eraf per jaar, huiseigenaren nauwelijks compensatie).

Van Lohuizen woont op een zeilwaardige tjalk.

Het symposium Zeespiegelstijging
Daar spraken:

  • Michiel van den Broeke, hoogleraar polaire meteorologie, Universiteit van Utrecht
  • Erwin Lambert, onderzoeker meteorologie, Universiteit van Utrecht
  • Marjolijn Haasnoot, onderzoeker waterbeheer, Deltares, associate professor Universiteit van Utrecht

Van den Broeke sprak over het smeltende landijs en de mondiaal gemiddelde zeespiegelstijging die daar het gevolg van is. Zie

Lambert sprak over de regionale verschillen in de zeespiegelstijging en over extreme waterstanden (presentatie nog niet beschikbaar)

Haasnoot sprak over adaptatie aan zeespiegelstijging in laag gelegen kustgebieden. Zie


Het GRACEFO-satellietenpaar (in de wetenschappelijke volksmond ook  wel Tom en Jerry)
By NASA – https://gracefo.jpl.nasa.gov/mission/overview/, Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=70619532

Van den Broeke: Nauwkeurige kennis over het volume van de ijskappen (en de veranderingen daarin) bestaat nog maar kort. Toen het IPCC begon, in 1990, was er alleen nog maar ruwe kennis.
Dank zijn de GRACE- en zijn opvolger, het GRACE FO-satellietenpaar, die zwaartekrachtafwijkingen van het gemiddelde onderzoeken, zijn deze grootheden duizend keer zo nauwkeurig gemeten. Ook de zwaartekrachtafwijkingen, die het gevolg zijn van de grote ijskappen.
Vandaar dat de kennis van de ijskappen revolutionair verbeterd is, en dat blijkt geen geruststelling. Hieronder de eerste poging van het IPCC in 1990 en de feitelijke satellietmetingen sinds 1995.

De bovenste grafiek geeft het veranderingstempo van de massa van de ijskappen in Gton/y , waarbij het uitgangspunt is dat de ijskap op Antarctica ongeveer 23 miljoen Gton is en die op Groenland ongeveer 2,7 miljoen Gton.
Zie ook www.knmi.nl/over-het-knmi/nieuws/de-groenlandse-ijskap-smelt-steeds-sneller .

Al met al wist het IPCC in 2019 heel wat meer, en dat resulteerde in de meest recente prognose van de stijgende zeespiegel, die uit 2019.
De gestippelde horizontale lijn is de 0,40m zeespiegelstijging, waarmee de Oosterscheldedam rekening houdt.

Lambert ging op regionale effecten in.
Waar Van den Broeke als het ware uitlegt dat het NAP verandert, had Lambert (afkomstig uit het laaggelegen Terneuzen) het over lokale veranderingen t.o.v. NAP.

Anders dan vaak gedacht, is de zeespiegel niet perfect vlak. De massa van de Groenlandse en de Antarctische ijskap heeft een zijwaartse zwaartekracht, waardoor die water van elders naar zich toe trekt. In Nederland staat het water daardoor normaliter iets hoger dan gemiddeld door de Groenlandse ijskap en iets lager dan gemiddeld door die van Antarctica.
Ook veert Scandinavië  nog steeds terug, nu de last van het ijs erop verdwenen is.
Ook klinkt het veen nog steeds in.
Deze oorzaken leiden tot effecten die op verschillende plaatsen in Nederland verschillen.

Over deze trage effecten heen komen de heftige effecten van stormvloeden. Er is een statistische curve tussen de extra verhouding bij Hoek van Holland en de kans, dat deze per jaar voorkomt. Bij de Watersnoodramp in 1953 stond het water 3,85m boven NAP.

Lambert ging op deze extreme situaties in. Helaas heeft hij zijn presentatie nog niet ter beschikking gesteld, waardoor ik het met een scheve foto moet doen. De horizontale as is dezelfde, maar andersom geformuleerd. Deze schaal is logarithmisch!

Waarschijnlijkheid van hoogwaterstanden bij Hoek van Holland

De gele lijn is de huidige standaardcurve met omhoog de waterhoogte en naar rechts de kans dat die voorkomt. De gele stip is de watersnoodramp.
Bij een optimistisch klimaatscenario (in vaktermen RCP2.6) wordt de 3,85m van de watersnood zeven maal vaker gehaald, in het RCP8.5 (elk klimaatbeleid ontbreekt) wordt deze hoogte 40* zo vaak gehaald.

Gevolgen van hogere zeespiegel volgens Deltares

Haasnoot besprak diverse adaptatievoorstellen. Als de zeespiegel stijgt, wat doe je dan? Een typisch Nederlandse vraag.

Eerst (in een soort zoekplaatje) de gevolgen van een zeespiegelstijging van een aangegeven aantal meter.

  • Bij een stijging van 1,0, moet de Maeslantkering in de Nieuwe Waterweg 3 maal per jaar dicht, bij een stijging van 1,5m 30*
  • Vanaf +0,65m moet er relatief één pomp aanstaan die water uit het IJsselmeer pompt, bij +1,75m moeten dat er acht zijn
  • Het Gouda-verhaal heeft te maken met de verzilting, die bij hogere zeespiegel steeds verder landinwaarts oprukt.
Als de stijging van de zeespiegel versnelt, zijn technische maatregelen steeds korter bruikbaar

Uiteindelijk werkt men bij Deltares met vier fundamentele scenario’s. ook weer een zoekplaatje:

  • Beschermen gesloten: de kust helemaal dichtmaken. Dat heeft een paar kleine problemen, zoals dat de rivieren over die afsluiting heen gepompt moeten worden en dat Rotterdam geen haven meer is. Het zou wel fijn zijn als België en Duitsland ook meededen.
  • Beschermen open is een verhevigde versie van wat we nu doen: kustdijken en rivierdijken ophogen over grote afstanden
  • Zeewaarts betekent de aanval kiezen: delen van de zee, al dan niet gedempt, gebruiken. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan.
  • Meebewegen betekent een deel van het land opgeven en kijken of je het ondergelopen deel nog zinvol kunt gebruiken.

‘We hebben de tijd’ zegt Haasnoot ‘maar we hebben geen tijd te verliezen’.

Zeeland heeft RES 1.0 als eerste regio af

Wat is de RES?
Ter uitwerking van het Klimaatakkoord is Nederland in 30 regio’s verdeeld, die elk hun eigen Regionale Energie Strategie (RES) moeten opstellen. Zie www.regionale-energiestrategie.nl/ .

De som van alle 30 plannen moet in 2030 landsbreed tenminste opleveren:

Het proces verloopt in stappen, waarbij men er flink het tempo in zet.

  • Op 1 juni 2020 moet elke regio zijn concept-RES ingeleverd hebben aan het Nationaal Programma RES. Deze concept-RES moet bestuurlijk geaccordeerd zijn (B&W en GS). Het Plan Bureau voor de Leefomgeving (PBL) rekent ze door.
  • Op 1 maart 2021 moet de RES 1.0 worden ingeleverd. Die moet bestuurlijk en politiek geaccordeerd zijn (dus behalve B&W en GS ook de gemeenteraden en Provinciale Staten).
  • De bijbehorende infrastructuur moet meegenomen zijn in de RES
  • Medio 2021 moeten alle ruimtelijke maatregelen afgerond zijn
  • Op 31 dec 2021 moeten alle gemeenten hun transitievisie Warmte voor alle wijken af hebben
  • 01 jan 2025 moeten alle vergunningen afgegeven zijn.

De nationale doelgetallen zijn niet verbijzonderd naar de afzonderlijke regio’s en provincies.
Een vaak toegepaste vuistregel is dat een provincie energetisch het zoveelste deel is van Nederland, en dan ook datzelfde zoveelste deel van de totale RES-taak op zich neemt.
Brabant is energetisch het 1/7de deel van Nederland en zou dus in 2030 klaar moeten hebben 5TWh (18PJ) stroom uit zonneparken, grote dakprojecten en wind op het land.

De RES is een campagne die slechts een deel van het Nederlandse energieprobleem oplost. De beoogde 35TWh is ongeveer een kwart van de Nederlandse stroomvraag (en de totale Nederlandse energievraag is ongeveer 7,5 * zo groot als de elektriciteitsvraag). En 1,5 miljoen huizen is bijna 1/5de deel van alle huizen.

Vandaar dat het aangemoedigd wordt om extra stappen te zetten bovenop de hierboven genoemde minimumeisen. Kleinschalige zon op daken is zo’n extra stap.
De extra stappen kunnen ook een ander karakter hebben, zoals een relatie met landbouw, mobiliteit en industrie, of kunnen sociale aspecten toevoegen (zoals bijvoorbeeld onderwijs en arbeidsmarkt).

Het proces in Zeeland
De RES-regio Zeeland had in de zomer van 2019 zijn concept-RES al af. Het resultaat is door het PBL beoordeeld.

De RES1.0 bevat, naast het minimaal vereiste, ook onverplichte onderwerpen als mobiliteit, waterstof, industrie, landbouw en arbeidsmarkt en scholing. Zie verderop.

Voor alle documenten zie http://www.zeeuwsenergieakkoord.nl/portaal/ .

De RES 1.0 is begin maart 2020 aangeleverd. Zeeland loopt dus een jaar voor op schema. Daarbij ongetwijfeld geholpen doordat de RES-regio samenvalt met de provincie (praat makkelijker), en dat Zeeland al relatief veel duurzame energie-locaties heeft.

De uitkomst in Zeeland
Op basis van zijn huidige energiegebruik zou Zeeland in evenredigheid ongeveer 6PJ van de 126PJ voor zijn rekening moeten nemen. Die hoeveelheid staat er al bijna of zit al in de pijplijn.
Zeeland heeft er voor gekozen om bij duurzame elektriciteit een extra taak op zich te nemen en om ongeveer  11PJ op te wekken, ongeveer 1/12de van het landelijk totaal. Dat is ongeveer wat de provincie totaliter (inclusief de industrie) aan elektriciteit verbruikt (NB: het totale energiegebruik is dus veel groter!).

Men denkt als invulling van de RES aan ongeveer het volgende plaatje:

Zoals gezegd is de RES slechts een campagne op weg naar een groter doel.
Een doorkijkje naar een volledig CO2 -vrije energievoorziening (dus niet alleen electra, maar alle energie) ziet er ongeveer als volgt uit:

Zeeland is vertrouwd met windenergie. Die zit al heel lang in het bestaande ruimtelijke ordening – beleid verankerd. De Zeeuwen werken met concentratiegebieden die rekening houden met natuur, landschap en historie, en die in het Omgevingsplan vastgelegd zijn. Nieuwe turbines worden toegevoegd aan bestaande locaties. De RES1.0 gaat er van uit dat er na 2030 niet veel windenergie meer bij komt.

Zeeland kiest voor een opzet waarbij zonne-energie wordt gecombineerd met andere reeds aanwezige functies zoals windmolens, glastuinbouw, bedrijfsterreinen, infrastructuur, bebouwing of op water. Er is nog geen ruimtelijk provinciaal beleid dat hier richting aan geeft.
Voorkeur heeft plaatsing van panelen op daken, maar de mogelijkheden daartoe zijn beperkt. Uit een studie van ECN blijkt dat er op basis van huidige stand der techniek in Zeeland een bruto potentie is voor ca 2800 MW aan zonne-energie op het dak en dat daar netto 700 – 1000 MW van overblijft (goed voor ca 0,7 tot 1 TWh = 2,2 tot 3,6 PJ).
Opgemerkt wordt dat de gemeenten en de provincie weinig te zeggen hebben over het plaatsen van PV-panelen op daken. Het Rijk heeft daar meer invloed op via de subsidies en het Bouwbesluit.

Specifiek voor Zeeland is de energie uit water: energie uit getijden, energie uit het contrast zoet-zout, en aquathermie. De Zeeuwse RES1.0 houdt nog veel slagen om de arm en als er wat uitkomt, is dat grotendeels na 2030.

Op warmtegebied wil Zeeland 34% CO2 in de gebouwde omgeving besparen.
Isoleren en betere bedrijfsprocessen zijn altijd een ‘no regret’-maatregel, maar er is niet één specifieke oplossing voor de warmtevraag. Een warmtenet bijvoorbeeld is in de Zeeuwse omstandigheden onwaarschijnlijk.
Geothermie wordt het waarschijnlijk niet. Er is wel restwarmte van de industrie, maar daaraan zitten mitsen en maren verbonden.
Voor een warmtepomp geldt weer dat de huizen eerst heel goed geïsoleerd moeten worden.

En dit alles moet, hoe dan ook, woonlastenneutraal gerealiseerd worden.

Het is een heel lang verhaal, maar de toon is dat men het nog niet echt weet, veel samenwerkt en veel onderzoekt.

Bovenstaande cijfers horen tot het verplichte deel van de RES.
Zeeland heeft er voor gekozen om ook onverplichte overwegingen toe te voegen, zoals mobiliteit, waterstof, landbouw, industrie en arbeidsmarkt en scholing.

Bij mobiliteit gaat het verhaal vooral over de laadpalenproblematiek.
Bij waterstof wil men een grote hydrolysefabriek bouwen en het product op passende plaatsen gebruiken. Kortheidshalve druk ik  de twee samenvattende kadertjes af:

De passages over de landbouw en de industrie laat ik hier onbesproken. Er staat geen onzin, maar het ligt te ver buiten de focus van deze website.

Wel een paar woorden over het onderwerp arbeidsmarkt en scholing. Goed dat de RES1.0 hieraan aandacht schenkt.
De RES ziet arbeidsmarkt en scholing als de Achilleshiel van de RES. De nieuwe opzet vraagt nieuwe kennis en vaardigheden (bijvoorbeeld in de installatiesector en de sterkstroomtechniek), die niet per definitie aansluit bij de kennis van mensen in de verdwijnende bedrijfstakken.

Het RES-document citeert in dit verband de SER-richtlijnen m.b.t. de arbeidsmarkt en scholing:

  • Zorg dat de energietransitie onderdeel is van een duidelijke, breedgedragen, Zeeuwse arbeidsmarktagenda voor de middellange en lange termijn.
  • Houd ook rekening met de mogelijke sociale gevolgen van de energietransitie.
  •  Maak een Zeeuwse vertaling van nationale en sectorale afspraken.
  • Zorg dat de energietransitie onderdeel is van alle Zeeuwse onderwijsniveaus en bouw voort op bestaande initiatieven, structuren en afspraken.
  • Kijk naar mogelijkheden voor het (beter) benutten van het beschikbare Zeeuwse arbeidspotentieel, zoals meer gewerkte uren, grotere arbeidsdeelname van vrouwen, mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
  • Verbeter arbeidsmarktinformatie en inzicht in toekomstige arbeidsmarktbehoeften die voortkomen uit de energietransitie.

Je mist nog iets over arbeidsvoorwaarden en vaste contracten en zo.

Voorbeeld
De Zeeuwse RES 1.0 is een goed voorbeeld van hoe je met een RES-document kunt omgaan. Niet alleen het minimum leveren, maar een kader verzinnen waarin de energietrasitie wordt ingebed in een groter geheel.

Windpark De Krammer is ontwikkeld door de burgerwindcoöperaties Deltawind en Zeeuwind. Samen realiseerden zij het grootste burgerinitiatief van Nederland: 34 windturbines met een gezamenlijk vermogen van 102 MW op de Krammersluizen, op de grens van de Zeeuwse eilanden en het Zuid-Hollandse Goeree-Overflakkee.