De gedachte dat SBB kapt met als vooropgezet hoofddoel het geldelijk gewin is niet juist. Er zijn geen geheime contracten met biomassacentrales. In het interview worden hier geen woorden aan vuil gemaakt.
SBB is er om natuur te beheren, waaronder bos en niet-bos. Van dat bos heeft eenderde de uitsluitende functie natuur. De rest is multifunctioneel bos. Daarin spelen diverse belangen een rol: natuur, landschap. recreatie, en houtproductie. SBB plant meer dan het kapt en heeft groeidoelstellingen wat betreft zijn bosareaal.
Natuurbeheer kan echter in Nederland heftige emoties oproepen. Thijsen spreekt van beeldvorming, maar zegt ook dat niet iedereen aan hetzelfde soort natuur gehecht is. Sommige mensen hebben meer emotie bij bos dan bij stuifzand, daar is weinig aan te doen. Maar er zijn enkele onomstreden waarheden, waaraan geen emotie iets verandert:
SBB is een overheidsbedrijf en moet het beleid uitvoeren
Na een lang besluitvormingsproces is besloten dat Nederland zich relatief goed leent voor bijvoorbeeld stuifduinen en heide (beide soms Natura2000-gebieden). Dat zijn Europese doelstellingen. Dat kan gaan ten koste van monotone naaldbossen, die vaak aan het einde van hun leven zijn (en die geen Natura2000-gebied zijn).
Om een bos te verbeteren als bos, moet je soms kappen (bijvoorbeeld om variatie in te bouwen)
Er bestaan crisissituaties waarin acuut moet worden ingegrepen, zoals bij de essentaksterfte (die langs openbare wegen en paden voor gevaar zorgt) en de letterzetter, die door de droogte de fijnsparren opvreet.
Sfeerbeeld Leenderbos
Sommige discussies, die over biomassa lijken te gaan, gaan in feite over al dan niet gewenste vormen van bosbeheer.
Behalve op de website is het interview ook te downloaden hieronder
Op 5 maart
2020 stuurde minister Cora van Nieuwenhuizen een brief aan de Tweede Kamer met
de aankondiging van het “ontwerp-Actieprogramma Hybride Elektrisch vliegen”,
kortweg AHEV. De brief, het ontwerp-AHEV en een samenvatting daarvan zijn te
vinden op https://ontwerp-Actieprogramma Hybride Elektrisch vliegen .
Een hybride-elektrisch vliegtuig vliegt op een of meer propellers, die worden aangedreven door een elektromotor die weer wordt aangedreven door een accu. Die accu kan gedimensioneerd worden op wat nodig is voor het opstijgen en landen en wat reserve. Onder het vliegen wordt de accu bijgeladen (vandaar het woord hybride) door of een benzinemotor of een brandstofcel. Deze opzet heeft grote voordelen: bij start en landing loost de motor geen vergif meer en het helpt het klimaat (zelfs met een benzinemotor, want die hoeft geen piekbelasting meer te leveren en kan daarom kleiner zijn en efficienter werken). Men zegt dat de aandrijving, hoewel niet geruisloos, wel stiller is omdat je wel de propeller, maar niet de motor hoort. Hiervoor zijn echter nog geen harde cijfers bekend. In bovenstaand diagram valt het onder de ‘radicale nieuwe technologieën’. (Overigens kent de luchtvaart zich in bovenstaand diagram een uitzonderingspositie toe, want de rest van de samenleving moet in 2050 op ongeveer 0 zitten).
Met haar
aankondiging geeft de minister uitvoering aan moties van de Tweede Kamer-leden
Amhaouch (CDA), Paternotte (D66) en Dijkstra (VVD). De Kamer had er een miljoen
voor vrijgemaakt en de ministeer gebruikt dat om dit a;s Nationaal
Onderzoeksprogramma op te tuigen.
Het
Ontwerp-Actieprogramma is geschreven in de overdreven wervende toonsoort die
dit soort industriepolitieke kenmerkt. In elk geval moet er met woorden indruk
gemaakt worden. We ambieren ons de tent uit en de stroomschema’s kronkelen als
pythons over de pagina’s.
Linkse lijn de vliegvelden, middelste de General Aviation en de rechtse de grote commerciele luxhtvaart)
Men zou bijna uit het oog verliezen dat er vele verstandige zaken in het plan staan. Er horen dan ook grote namen bij als TU Delft, Nationaal Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR), TNO, het KNMI, GKN Aerospace-Fokker en DEAC (Dutch Electric Aviation Center).
De structuur
is tripartite: overheid, kenniscentra en bedirjfsleven werken samen.
Op de vliegvelden Teuge en Rotterdam-den Haag Airport moeten kenniscentra komen. Teuge, want vooralsnog is alles wat er nu elektrisch vliegt klein. Dat heet in de pythongrafiek “General Aviation” (de middelste python). Dat bestaat nu voor de helft uit les- en rondvluchten De bovenste gaat over het volledig elektrificeren van vliegvelden, en de onderste over het echte werk, de grote verkeersvliegtuigen.
De opzet van het plan kan het beste worden samengevat door de ambities in een tijdtabel weer te geven. In de tekst wordt die verder uitgewerkt naar deel-projecten. Als voorbeeld van hoe een en ander in concrete projecten vorm krijgt een uitwerking van de commerciële luchtvaart tot 2030.
Projecten commerciële luchtvaart tot 2030
De roadmap voor de commerciële luchtvaart moet van 2020 tot 2025 kosten €323 miljoen. De roadmap voor de General Aviation moet in dezelfde periode kosten €46 miljoen De roadmap voor de grondgebonden operaties moet in deze periode kosten €7,5 miljoen.
De
belangrijkste kritiek op de opzet is vooralsnog de schaarste aan duurzame stroom
om de accu’s op te laden, en eventueel om waterstof te maken voor de
brandstofcel of voor de synthetische kerosine. Diezelfde duurzame stroom moet
ook allerlei andere maatschappelijke behoeften dekken. Hoe dat in de toekomst
gaat uitpakken valt lastig in te schatten, maar Hybride Elektrisch Vliegen is
vooralsnog eerder een oplossing om de bestaande luchtvaart te verduurzamen, dan
om ongebreidelde groei toe te staan.
Railvervoer van personen en Green Deal Prorail wil dat Frans Timmermans ook het Europese reizigersvervoer per trein meeneemt in zijn klimaat-New Deal. De trein, zo wordt beweerd, kan een goed alternatief zijn voor het vliegtuig en dan veel CO2 besparen. Prorail wilde dat bewijzen en vroeg aan onderzoeksbureau Rebel om dat in kaart te brengen. Zie www.prorail.nl/nieuws/prorail-neem-ook-reizigerstreinen-mee-in-europese-green-deal , waar ook het rapport te downloaden is.
De analyse
heeft betrekking op vluchten binnen de EU-28 minus Cyprus (ver weg eiland) en
zonder Zwitserland (geen EU). Ook vluchten die binnen één land blijven, worden
meegerekend. Sommige van die vluchten kunen door een trein worden vervangen,
andere niet.
Alle vluchten samen produceerden in 2020 80 miljoen ton CO2 (80 Mton). In een pessimistisch scenario moet daar 1,75Mton van af kunnen, in een optimistisch scenario 8,36 Mton. Ter vergelijking: het totale Nederlandse wegverkeer is goed voor 5,6Mton CO2 in 2018.
Het verschil
tussen pessimisme en optimisme is goed spoorwegbeleid. Rebel doet negen
beleidsaanbevelingen, gericht op het verbeteren van de drijvende factoren die
het marktaandeel bepalen. Er moet nogal wat gebeuren:
Beter
gebruik van de bestaande infrastructuur
Voorlichting
over de kwaliteit van treinen ipvv vliegen
Het
informatie-, boekings- en betalingssysteem moet sterk verbeterd worden
Gooi
de concurrentie tussen afzonderlijke spoorexploitanten eruit, of haal de
wrijvingspunten in die concurrentie eruit
Maak
de treinticketprijs relatief aantrekkelijker dan die van vliegtuigtickets
Werk
voor de korte afstanden samen met luchtvaartmaatschappijen en vliegvelden, om
de passagiers op de trein te krijgen
Vraag
lidstaten hun binnenlandse lange lijnen te verbeteren
Investeer
in een veel ruimer opgezet Europees HSL-netwerk
Treinen
moeten rijden op bronnen die geen CO2 uitstoten
Hoe is het onderzoek van Rebel opgezet? Dit is uiteraard een model. Rebel verdeelt de EU in 49 regio’s: 22 landen die één regio zijn; Frankrijk en Duitsland die elk zes regio’s zijn; en Italië, Spanje en Groot Brittanie die elk 5 regio’s zijn. In theorie geeft dat 48*49/2 Origin-Destination (OD)-paren. Uiteraard valt daar het nodige van weg omdat er geen rails op zee liggen en soms ook niet in Griekenland, Roemenie en Bulgarije. Binnen een regio telt het grootste vliegveld. Als (bijvoorbeeld) Schiphol-Bratislawa niet bestaat en Eindhoven-Bratislawa wel, dan wordt die er handmatig voor in de plaats gefriemeld. Dat doet men voor verbindingen met > 100.000 passagiers per jaar, en de rest gaat met standaard kengetallen.
Bij wat overblijft horen afstanden. De CO2 – besparing komt tot stand door gestandaardiseerde vliegtuigemissies voor een deel te vervangen door emissieloze treinen. Het deel wordt uitgedrukt als substitutiefactor (op de korte afstand is die 1, hetgeen betekent dat alles treint, op de lange afstand is die 0 hetgeen betekent dat niemand treint – 0,4 betekent dat 40% treint). De substitutiefactor naar Ierland is dus in alle gevallen 0.
De
substitutiefactor hangt op de eerste plaats van de afstand af, op de tweede
plaats van of het om een gewone of om HSL- verbinding gaat, en ten derde hoe
goed de overige omstandigheden gerealiseerd zijn (uitgedrukt als
minimum-medium-maximum). Bij minimum wordt genoemde 1,75Mton bespaard, bij
medium, 4,8Mton en bij maximum genoemde 8,36MtonDat levert dit plaatje:
De linkerlijn geeft het verband tussen de substitutiefactor en de afstand voor trajecten met normaal spoor. De andere drie gelden voor HSL-spoor in resp. de minimum-, medium- en maximum variant.
Er wordt
alleen gekeken naar de directe CO2– effecten, niet naar niet- CO2–
effecten op grote hoogte.
Daarna is het een kwestie van reizigersstatistiek invullen. Hieronder zijn de nationale en de grensoverschrijdende trajecten samengevoegd (dus >800 betekent alle trajecten samen waarvan O en D binnen hetzelfde EU-land liggen alsmede alle trajecten waarvan de O in het ene EU-land ligt en de D in een ander EU-land, terwijl de O en de D minstens 800km uit elkaar liggen.
De top-10
van mogelijke CO2 – besparende trajecten is
Een verzuchting en de politiek Mevrouw Van der Vorst reageerde op het interview dat op 08 februari 2020 met mij in het Eindhovens Dagblad gestaan had. Waarschijnlijk omdat ze mijn gegevens niet had, had ze een mail naar de Eindhovense SP-afdeling gestuurd, die hem weer naar mij had doorgestuurd. Ik behandel de vraag alsof hij op deze website binnengekomen was en omdat ik vragen altijd beantwoord, hierbij een antwoord.
De mail
heeft een politieke en een technische component.
Meneer Cees van Nimwegen uit Best heeft na zijn pensionering een met elektriciteit gevoede warmteopslag ontworpen, het CESAR-systeem (Centralized Electricity And Storage System). Doel van het systeem is om overschotten aan duurzame energie op te slaan voor later gebruik als warmte. Er staat inmiddels een proefopstelling. Een deel van de ontwikkelingskosten gaat uit eigen zak. Mevrouw Gonny van der Vorst, die de brief schreef, doet zijn PR. Zie https://cesar-energystorage.com/ .
In de brief werd gemopperd dat er geen interesse was van politieke partijen, met name bij de presentatie van de pilot (die overigens diverse persmedia haalde). Ik weet uit eigen ervaring dat gemeenteraads- en PS-leden zelden naar dit soort presentaties gaan, alleen al uit tijdgebrek, en uit gebrek aan kennis op dit vlak. Ze laten dat over aan de Colleges van B&W en GS, en die laten het weer over aan hun ambtenaren. En uiteindelijk heeft dat systeem gewerkt, want meneer Gosselink van de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM) heeft zich er mee bemoeid en prijzende woorden gesproken, er is provinciale subsidie en er is EU-subsidie om in het ECO-dorp in Boekel (bij Gemert in Brabant) een proefopzet in een zeecontainer te realiseren. Het politieke systeem heeft tot nu toe gewerkt, zij het misschien op een andere manier dan de initiatiefnemers zich hadden voorgesteld. Mijn advies is om onafhankelijk onderzoek te laten doen, bijvoorbeeld door de TU Eindhoven of ECN. Via de BOM zou dat moeten kunnen.
Het CESAR-systeem Hoe werkt dat systeem?
Buizen worden in de vorm van een warmtewisselaar gevormd. Bij het laden loopt de (als het goed is) duurzaam opgewekte stroom door de wand van de buizen. Die werken als weerstandsdraad (te vergelijken met de elektrische waterkoker of de gourmet-verhitter). Zo drie lagen met er tussen in een laag sensoren. Het geheel opgevuld met basalt. De warmte wordt bij het opladen afgegeven de basalt, dat kan opwarmen tot ca 500°C. Die hitte wordt van de buitenwereld afgeschermd met een dikke laag steenwol. Bij het ontladen wordt er lucht door de buizen geblazen, die er met hoge temperatuur uit komt.
De website noemt als prestatieindexen 200 a 250kWh per kuub basalt (een aannemelijke waarde) bij 2 cent kosten per kWh (kan ik niet beoordelen). De gebruikte 20 voet/40m3 zeecontainer zou dan 36GJ bevatten . Ter vergelijking: een gemiddelde Nederlandse woning verbruikt aan verwarming (meestal gas) 43GJ. De energiedichtheid is dan ca 0,9 GJ/m3, maar onduidelijk is hoe gelijkmatig de warmte verdeeld is. Na een half jaar is er nog 80% van de opgeslagen warmte over.
Tot nu toe wordt die lucht uitsluitend voor verwarming gebruikt, maar in theorie zou je ook een gasturbine op de uitstromende lucht kunnen zetten. Ik denk zelf dat dat geen goed idee is (het systeem wordt ineens een stuk complexer en het rendement daalt na enige tijd sterk).
Schema van het CESAR-systeem
Vergelijking met enkele andere systemen CESAR is een eenvoudig, robuust ogend en goedkoop systeem.
Het voorgestelde Ecovatsysteem voor de Trekvlietzone in Den Haag voorziet een vat van 40.000m3, goed voor 2500MWh, voor investeringslasten van 6 a 7 miljoen. Zit dus ergens rond de 2,5 cent/kWH, maar er is dus een kant en klaar plan, duizend keer zo groot. Ekovat werkt met water van 900C en oogt iets beheersbaarder. De energiedichtheid bij Ekovat zit op ongeveer 0,22GJ/m3 . Na een half jaar is nog ruim 90% van de opgeslagen warmte over. Zie www.ecovat.eu/projecten/ .
TNO zoekt
nog industriële partners en geeft geen informatie over de leveringstermijn en
de prijs. Het opslagrendement zou erg hoog zijn.
Ik zou niet
durven voorspellen hoe deze concurrentie zich ontwikkelt.
Als ik er een slag naar moet slaan, maakt het Cesarsysteem kans in
goedgeïsoleerde nieuwbouwsituaties waar veel ruimte is, waar sprake is van een
collectiviteit en waar de prijs belangrijk is.
Een Hof van Beroep in Engeland heeft geoordeeld dat de derde baan van Heathrow, waar al decennia om gestreden wordt, niet in de voorgestelde opzet door mag gaan. Het Klimaatakkoord van Parijs gaf hierbij de doorslag. De rechter oordeelde dat het Klimaatakkoord meer is dan alleen een intentieverklaring. Strikt genomen heeft de rechter niet geoordeeld dat de derde baan verboden is, maar wel dat de regering verplicht is uit te leggen hoe het gebruik van die baan zich verhoudt tot het Parijs-akkoord. Dat zal alleen heel erg lastig worden.
Andere ingebrachte bezwaren, zoals geluid en luchtkwaliteit, werden niet door de beroepsrechter overgenomen.
Ik ben erg blij met deze uitspraak en ik hoop dat dit het begin van een beweging is, die ook in Nederland kracht ontwikkelt. In de NRC kondigde Sijas Akkerman, directeur van de Noord-Hollandse Milieu Federatie die voor de natuur- en milieuorganisaties de luchtvaartkar trekt, aan dat er een juridische procedure overwogen wordt op het moment dat er een concreet besluit ligt waartegen geprocedeerd kan worden ( www.nrc.nl/nieuws/2020/02/27/luchtvaart-kan-klimaatakkoord-niet-meer-negeren-a3992036 ). Het is nog niet duidelijk hoe lang dat duurt. De luchtvaartnota 2020-2050 wordt alsmaar vooruit geschoven en dan is de vraag, in hoeverre, en zo ja wanneer, die rechtstreeks tot concrete besluiten leidt.
Boris Johnson (wiens kiesdistrict ongeveer om de hoek ligt) was altijd tegen de derde baan op Heathrow. De regering gaat niet in cassatie. Waarschijnlijk gaat het vliegveld en de commerciele partijen er achter dat wel doen. Dat is de eerste reden waarom ik mij voorzichtig uitspreek.
Een tweede reden is dat Johnson, volgens de Guardian, niet perse tegen meer vliegen als zodanig is. Hij vindt ‘global connectivity’ ook belangrijk voor Groot-Brittanie na de Brexit. Johnson zou er bijvoorbeeld kunnen kiezen om meer te gaan vliegen op Birmingham en hij heeft altijd gedroomd van een nieuw vliegveld in de Thames-monding.
Ten derde: de Britse rechter is niet de eerste die op basis van het Klimaatakkoord een derde baan heeft willen verbieden. Een bestuursrechter in Wenen ging hem voor en oordeelde dat de derde baan op Wien-Swechat niet mocht. Maar het Oostenrijkse Constitutioneel Hof haalde die uitspraak weer onderuit als ongrondwettig. Zie www.bjmgerard.nl/?p=4699 .
Kortom, mijn oordeel: blij met deze gewonnen slag, afwachten hoe het verder met de oorlog gaat.
En verder dat de dynamiek rond Eindhoven Airport tegen 2030 wel eens meer door het klimaat dan door het geluid bepaald kan gaan worden.
Inleiding Op deze site, en ook tijdens mijn vele discussies op Facebook, bestrijd ik allerlei complottheorieën en andere waanideeën, die stellen dat massale ontbossing op de gematigde breedtes plaatsvindt, slechts ten behoeve van biomassacentrales. Naast andere argumenten gebruik ik ook dat het voor een bosexploitant economisch uiterst stom zou zijn om zijn houtoogst geheel te versnipperen. Dit in weerwil van larmoyante en misleidende TV-uitzendingen. Zaaghout brengt namelijk veel meer op dan snipperhout. Bovendien kan de exploitant voor zijn houtresten kiezen tussen (versimpeld) de bestemmingen papier, spaanplaat, groene chemie en verbranding. Zelfs als de TV of YouTube ergens een houtversnipperaar in actie toont, is het nog maar de vraag met welk doel de versnippering plaatsvindt.
Bestemmingen van hout dat vrijkomt bij Staatsbosbeheer (eigen site)
Omdat versnippering ten behoeve van verbranding relatief weinig geld oplevert, zou je verwachten dat in het totale productiepakket energiehout slechts een relatief bescheiden plaats inneemt. Dat is precies wat de statistiek uitwijst.
Als de camera aan de rand van een kapvlakte staat (en dat ziet inderdaad desolaat uit), zie je niet de zuigkracht van de biomassacentrales in de EU, maar zie je als regel gewoon de commerciele bosbouw in actie. Het gekapte veld levert een pakket aan producten, waarin energiehout een relatief bescheiden plaats inneemt. Wat je ook niet ziet, is dat een dergelijk kapveld een stukje van een groter geheel is. Als de generatieduur van een productiebos 50 jaar is, wordt dus in een groot bos jaarlijks 2% gekapt. Het beeld toont die 2% .
Er bestaan grofweg twee soorten bosexploitanten: ideële zoals Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer (en vergelijkbare organisaties elders), en commerciële. In praktijk bezetten die posities op een continue schaal. Voor de ideële zijn natuur en beheer hoofdzaak en is de commercie bijzaak. Voor commerciele bosondernemingen is de opbrengst van de productie hoofdzaak, maar vaak hebben ze een ideële bijzaak. De scheiding is niet zwart-wit. Ik ben sowieso geen aanhanger van de ongebreidelde vrije ondernemingsgewijze productie, maar ik heb bij de commerciële bosbouw in principe niet meer bedenkingen dan bij vele andere vormen van economische bedrijvigheid, zolang die zich fatsoenlijk gedragen en ecologische grenzen respecteren. Deze samenleving accepteert de vrije ondernemingsgewijze productie van boerenkool (die heeft ook ecologische consequenties), en zou dus ook de vrije ondernemingsgewijze productie van fijnsparren moeten accepteren (met voorbehoud idem).
Ik heb in mijn vele discussies beloofd dat ik de cijfers over de verkoopprijzen en de diverse productievolumes zou bewijzen. Dat ga ik nu doen, met de kanttekening dat economie niet mijn vak is. Ik ben niet goed genoeg vertrouwd met de diverse databestanden om het bewijs wetenschappelijke kwaliteiten te geven, maar wel goed genoeg om het binnen redelijke grenzen aannemelijk te maken.
Verder nog
de algemene disclaimer dat de houtmarkt in de tijd, in de locatie, in de vraag
en in de aard van het product zeer variabel is. Alle hierna volgende
uitlatingen zijn indicatief bedoeld.
Boomstammen in het Leenderbos, opgewaardeerd van monotoon productiebos tot Natura2000-gebied.
Houtprijzen Ik begin met te verwijzen naar een eerder artikel over een werkbezoek met de SP-fractie in de provincie aan Staatsbosbeheer in het Leenderbos (zie www.bjmgerard.nl/?p=11185 ). De medewerkers van Staatsbosbeheer vertelden dat ze voor zaagbaar hout x-honderd Euro per kuub kregen (afhankelijk van de kwaliteit), en voor snippers in de orde van grootte van een tientje.
Dat vraagt
om een tweede bron.
Er is elk jaar een rondhoutveiling van de Bosgroepen en die van 2019 was in
Velp. Zie https://bosgroepen.nl/mooie-prijzen-voor-iep-zwarte-noot-en-peervormige-lijsterbes-op-23e-rondhoutveiling/
. Een Bosgroep is een soort koepel van boseigenaren. De Bosgroep Zuid gaat over
Limburg, Brabant en Zeeland, is een coöperatieve vereniging zonder winstoogmerk
met ca 400 leden die allemaal bos beheren (zowel natuurorganisaties als
gemeenten als commerciele exploitanten als kloosterorden).
Hollandse iep, die op de Bosgroepenveiling van 2019 opbracht €750/kubieke meter
Kampioen was een Hollandse iep met €750/kuub. Het gemiddelde over ca 400 kavels was €171 per kuub, iets minder dan in 2018. Elders op dezelfde site ( https://bosgroepen.nl/de-rondhoutveiling-bijzonder-hout-gekoppeld-aan-bijzondere-kopers/ ) staat dat als een eik van 19,3kuub voor brandhout verkocht was, hij €300 had opgebracht. Dus orde van grootte van €15 per kuub. Uiteindelijk werd hij als hogere kwaliteit verkocht en bracht hij €200 per kuub op.
Nou ga je als consument naar de Gamma, met je rekenmachientje in de hand, en je vraagt haardhout, pellets en timmerhout (de Gamma is zomaar als voorbeeld genomen, er is niets speciaals mee).
Pellets van de GammaBalk van de Gamma
Een pallet met haardhout (77 zakken van 22 liter), dus 1,69 kuub, kost je online €307,23 , dus €181/kuub . Omdat er lucht tussen de blokken zit, kost het, omgerekend naar zuiver hout, meer maar dat is lastig schatten. Doe eens pakweg €250/kuub op zuiver hout-basis.
Een pallet
ECO-pellets van 65 zakken a 15 kg (dus 975kg) kost in de aanbieding €272,35 .
Op zuivere materiaalbasis is de dichtheid van pellets (als het goed is) 1100kg/kuub,
dus je hebt 0,89 kuub pelletmateriaal. Pellets kosten dus €307 per kuub.
Een forse
balk van 6,9*19,4*330cm (dus 0,0442 kuub geschaafd vurenhout, merkloos, FSC kost kost €36,72 . Dus €831 per kuub. Bij
kleinere balken wordt de prijs per kuub hoger tot ergens rond de €1300.
Het verhaal
heeft twee moralen:
De tussenhandel verdient verrekte
veel, zelfs na aftrek van BTW
Ook op consumentniveau brengt
timmerhout beduidend meer op dan brandhout
Kortom, als je bosbouwer bent en je hebt een mooie grote boom, dan ben je gek als je die tot brandhout versnippert.
Statistieken Het opbrengstverhaal zie je terug in de statistieken.
Ik heb in www.bjmgerard.nl/?p=11315 al wat Estlandseen Zweedse statistiek gegeven. Ik kom daar niet op terug.
Het is vergeven van de statistieken, ik zal hier wat voorbeeldstatistieken plaatsen.
Bossen in het Zuidoosten van de VS, naar locatie en soort boom (Een green short ton betekent 907kg versgekapt materiaal, veneer = fineer, pulpwood wordt gebruikt voor de cellulosevezels en dient meestal voor papier, composite is hout, gemengd met iets anders, meestal voor plaatmateriaal, timber – zaagbaar hout voor het zagen en lumber is hout na het zagen).
Het diagram
toont de productie en niet noodzakelijk de export (het zou kunnen dat een deel
van de pellets in eigen land gebruikt wordt).
Het
staafdiagram kun je, waar het om de omstreden pellets gaat, op twee manieren
lezen die beide waar zijn:
In 2017 maakten pellets ruim 6% van
de totale houtopbrengst uit, dus het is nog steeds een bescheiden deel
In 2007 was dat 0%, dus het groeit.
Nabuurs zegt
in de begeleidende tekst dat de opkomst van de pellets mede veroorzaakt is door
het verval van de papierindustrie. Hij meent dat je op basis van de duurzaamheidseisen
(oa wat betreft biodiversiteit) die in dit gebied gelden, de pelletproductie
ongeveer te verdubbelen moet zijn (van ca 16 naar ca 35 millioen green short
ton) – waarmee het nog steeds een bescheiden deel van de totale houtopbrengst is.
In de VS als geheel blijven het bosareaal en het bosvolume door de jaren heen ongeveer gelijk. Onderstaande grafieken zijn van het Forest Inventory and Analysis (FIA) Program of the U.S. Forest Service . Het oppervlak zit sinds 1900 rond de 745 miljoen acres en zat in 2017 iets hoger op 765 miljoen acres (dat is ongeveer 3,1 miljoen km2 ) Het bosvolume blijft ongeveer gelijk, omdat de groei ongeveer even groot is als de oogst en de natuurlijke sterfte samen.
Wie overigens
dieper in deze materie wil duiken, kan ongeremd zijn of haar gang gaan in de mondiale statistieken van de FAO (de landbouw-
en voedselorganisatie van de UN) op http://www.fao.org/forestry/statistics/80938@180724/en/
.
In 2018 maakten de mondiale pelletproductie 0.6% uit van de mondiale productie van alle houtachtige producten. In 2018 maakten de mondiale pelletexport 3,7% uit van de mondiale export van alle houtachtige producten. 24 miljoen ton pellets klinkt veel, maar de energieinhoud ervan is ongeveer 456PJ . De mondiale handel in pellets is dus ongeveer even groot als de elektriciteitsbehoefte van alleen Nederland.
Alle
gegevens samen roepen een nogal relativerend beeld op. Er is geen reden voor
een pelletpaniek.
Nog wat gegevens van Canada, in dit geval exportgegevens. Wat opvalt:
De EU was in 2017 goed voor 3% van de Canadese exportwaarde
Het overgrote deel van de Canadese export bestaat niet uit wood chips
De Canadese exportmarkten voor houtproducten
De RED II-richtlijn van de EU In alle overzichten in de VS komt terug dat de EU steeds kritischer wordt in zijn milieueisen. Andere landen doen dat overigens niet, dus voor de totale omvang van de productie van de export maakt de EU-houding niet veel uit. De handelsstromen verschuiven gewoon.
De belangrijkste nieuwe regulering op biomassa-gebied is de RED II – richtlijn (Renewable Energy Directive, de tweede versie die in de EU van kracht geworden is in december 2018). Deze regelgeving zet belangrijke nieuwe stappen op het gebied van duurzaamheid van biomassa (maar het blijft een compromis).
Drie belangrijke artikelen, die van toepassing zijn op houtachtige biomassa voor energiedoeleinden:
Artikel 6 en
10 geven eisen, waaraan biobrandstof (dus ook houtige biomassa) moet voldoen.
Artikel 7 is een probleem voor de VS, omdat dat land zich teruggetrokken heeft uit het Klimaatakkoord van Parijs. Dat zou betekenen dat landen van de EU na 4 november 2020 überhaupt geen pellets meer kunnen betrekken uit de VS. Leuk cadeautje van Trump voor zijn eigen bosbouwers.
Via Facebook (toch nog ergens goed voor) kwam er een artikel uit De Groene Amsterdammer bij mij terecht over ecologische aspecten vna het werk van Marx. Het artikel is al weer uit juli 2018, maar ik zie het nu pas. Het is een rustige en degelijke analyse, zonder overdrijving de ene of de andere kant op. De moeite waard.
BVM2 heeft zienswijze ingediend Met de Luchtruimherziening wil men het luchtruim efficiënter indelen. Ook voor Eindhoven kan dat gevolgen hebben, o.a. in de vliegroutes. Deze herziening is een formeel proces dat start met een Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Die is nog abstract. Er staat vooral in wat er in de komende procedure wel en niet wordt meegenomen. Hij is nog niet zo concreet dat de bocht bij Son en rechtdoor vliegen aan de Belgische grens er al in staat. Bij de uitwerking kunnen dat soort zaken er wel in komen. Het is wel van belang om alvast gereageerd te hebben, ook al moet men daar geen wonderen van verwachten.
Bernard Gerard heeft daarom, mede namens BVM2, een zienswijze ingediend. In het kort staan daar twee aandachtspunten in:
De herziening wil meer capaciteit mogelijk
maken, maar het Klimaatakkoord van Parijs staat dat niet toe. Het vliegen mag
niet groeien en moet zelfs krimpen.
Het klimaat zit slechts in de
toetsingscriteria via de CO2 – emissies. Maar vliegen op 10 km
hoogte leidt ook tot niet CO2 – effecten die van dezelfde orde van
grootte zijn. Deze moeten dus in de berekeningen worden meegenomen.
Iedereen
krijgt antwoord door hem of haar aan een aantal standaardargumenten te koppelen.
Argument a) wordt gekoppeld aan antwoord nr 30 en dat luidt:
30. Capaciteit Indieners vragen zich af waarom de plannen alleen maar uitgaan van de groei van de luchtvaart. Indieners verzoeken om het aantal vliegbewegingen te reduceren en niet uit te gaan van groei van het aantal passagiers.
Antwoord Eén van de doelen van het programma Luchtruimherziening is om de civiele en militaire capaciteit (militaire missie effectiviteit) in het luchtruim te verruimen. De verruimde capaciteit kan worden ingezet voor groei van het civiele verkeer maar ook voor meer betrouwbaarheid, voorspelbaarheid van het verkeer, geluidsbeperking, minder vertragingen en het opvangen van verstoringen (bijvoorbeeld slecht weer). Binnen het programma Luchtruimherziening wordt niet bepaald of capaciteit wordt vertaald in groei of krimp van het aantal vliegbewegingen, of wordt benut voor een of meer van de andere genoemde mogelijkheden. Hierover doet de Luchtvaartnota een uitspraak, waar vervolgens het programma Luchtruimherziening op aansluit. Alle varianten worden daarom vergeleken met dezelfde aantallen vluchten. Het programma gebruikt hierbij de onafhankelijke Europese voorspellingen van Eurocontrol over de jaarlijkse aantallen bewegingen in het Amsterdam FIR en per luchthaven.
De
overheid maakt geen beleid waarin gestuurd wordt op het aantal passagiers, dat
is altijd een resultante van het aantal vliegbewegingen en afhankelijk van vele
andere factoren, zoals het type vliegtuig waar luchtvaartmaatschappijen
Nederlandse luchthavens mee aandoen.
Contrails die vooral ‘s nachts het klimaat beïnvloeden
Argument b) wordt gekoppeld aan antwoordnr 70 en dat luidt:
70. Milieu en klimaat Indieners hebben aangegeven dat de gevolgen voor het milieu in beeld moeten worden gebracht en niet alleen de mogelijkheden om het effect te beperken. Gevraagd is om ook uitstoot met een klimaateffect anders dan CO2, zoals waterdampuitstoot (aerosol), mee te nemen. Verder is gevraagd om de uitstoot van NOx en (ultra)fijnstof mee te nemen en om alle emissies tot aan de landsgrenzen op alle hoogtes mee te nemen. Voor stikstof is hierbij aangegeven om ook boven de 3.000 voet te kijken naar de uitstoot.
Antwoord Op grond van de ingebrachte adviezen en zienswijzen worden de toetsingscriteria zoals beschreven in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) aangescherpt. Daardoor zullen in het plan-MER zoveel mogelijk de daadwerkelijke effecten in beeld gebracht worden, in plaats van de mogelijkheden die een variant of bouwsteen biedt voor een bepaald criterium. Hiermee worden de resultaten van het plan-MER meer specifiek en objectief.
Om de klimaatimpact van de luchtruimherziening te
bepalen wordt de CO2-uitstoot berekend. Dit gebeurt door te kijken naar het
motorgebruik van vliegtuigen tijdens de vlucht, dat wil zeggen: de verbranding
van brandstoffen, met name kerosine. De luchtruimherziening is van invloed op
de mate waarin rechtstreeks (zonder omvliegen) kan worden gevlogen en de mate
waarin glijdend kan worden gedaald. De CO2-uitstoot draagt bij aan de opwarming
van de aarde en is de belangrijkste bijdrage van de luchtvaart aan
klimaatverandering. Deze bijdrage wordt wetenschappelijk goed begrepen en door
naar de CO2-uitstoot te kijken kunnen varianten onderling goed worden
vergeleken. Daarbij wordt de uitstoot op alle hoogtes tot aan de landsgrenzen
meegenomen.
Naast het effect van
de CO2-uitstoot beïnvloedt de luchtvaart het klimaat ook anders, onder andere
door de uitstoot van NOx die leidt tot de vorming van ozon en de afbraak van
methaan, door de uitstoot van roet en door vorming van contrailstrepen en
cirrusbewolking. Deze bijdragen worden nog niet allemaal goed begrepen; er is
nog geen wetenschappelijk consensus over de precieze verbanden met
klimaatverandering. Wel is het zo dat deze geaggregeerde effecten min of meer
recht evenredig zijn met het motorgebruik, net als de CO2-uitstoot. Om die
reden wordt de CO2-uitstoot gezien als een goede maat om te bepalen of een
variant beter of slechter scoort op klimaatimpact dan een andere variant.
Voor de bepaling van het
effect op de luchtkwaliteit wordt de uitstoot van NOx en (ultra)fijnstof
bepaald. In het plan-MER wordt ingegaan op het verband tussen de vlieghoogte en
de uitstoot van NOx en (ultra)fijnstof. Daarbij wordt gebruik gemaakt van
bestaande modellen. Het programma Luchtruimherziening voert daarnaast een
voortoets uit om te bepalen of er een kans bestaat op negatieve effecten voor
de wettelijke instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden. De
stikstofdepositie in die gebieden maakt daar onderdeel van uit.
Beide antwoorden zijn ontwijkend. Daar kun je nu niets aan doen. BVM2, en de landelijke koepel LBBL, volgen het vervolg van het proces.
Opwarmend effect van contrails overdag, ‘s nachts en beide samen
De landbouw moet anders. Dat weten we al
heel lang, en de stikstofcrisis maakt dat er nu geen keus meer is. Ons
land is te klein, onze grond is te duur en de natuur te kwetsbaar om nog
langer in te zetten op uitwassen als varkensflats, megakippenschuren en
slachtfabrieken die we nu nog hebben. Wij willen beter voedsel, een
gezond landbouwbeleid en meer ruimte voor de natuur.
Er liggen uitstekende eerste stappen om af te rekenen met de
bio-industrie, een goed bestaan te bieden aan boeren die willen stoppen
of overstappen naar duurzame en circulaire landbouw. Gelukkig wil een
groot deel van de boeren dit zelf ook. Maar dit land wordt al een half
jaar gegijzeld door radicale boeren, die voor het karretje gespannen
worden van de grote slachterijen, de veevoedergiganten en de
vleesmultinationals.
Wij hebben ook een stem, en die verheffen we hierbij luid en
duidelijk: minister Schouten, laat je niet afleiden en kom in actie voor
duurzaam landbouwbeleid, minder stikstofuitstoot en meer ruimte voor de
natuur. Maak haast met het opkopen of verplaatsen van boeren, het
verduurzamen van stallen en de omslag naar kringlooplandbouw met
dierenwelzijn hoog in het vaandel. Kies voor de natuur en een duurzame
toekomst voor de boer.
Boerendemonstratie bij het Provinciehuis in Den Bosch
Waarom is het belangrijk?
Het stikstofdebat wordt nu al te lang gegijzeld door
een kleine groep boeren die op oude voet verder willen. De overdaad aan
stikstof is een groot probleem voor de natuur. Door grote hoeveelheden
stikstof kunnen veel planten niet goed meer groeien en daardoor kunnen
ook de dieren die deze planten eten niet goed overleven. Hierdoor neemt
in voedselarme gebieden zoals de heide, duinen en hoogveen het aantal
planten en dieren af.
Stikstofuitstoot wordt voor een groot deel veroorzaakt door de
landbouw. Sinds de uitspraak van het Europese Hof in 2018 over het
Nederlandse beleid rondom stikstof, het oordeel van de Raad van State in
mei 2019 dat het Programma Aanpak Stikstof onvoldoende is, en het
rapport van de commissie Remkes, ‘Niet alles kan’ in september 2019,
overlegt het kabinet met de landbouwsector over stikstofmaatregelen.
Eerder deze maand kondigde minister Schouten maatregelen aan voor de
landbouw, waaronder het opkopen of verplaatsen van veehouderijen van
boeren die dat zelf willen, innovatie en verduurzaming van stallen, en
bedrijfsadvies en een fonds voor bedrijven die willen omschakelen naar
kringlooplandbouw. Goede eerste stappen, waar we al lang genoeg op
moesten wachten. Nu moet minister Schouten doorpakken: laat je niet
gijzelen door een kleine groep radicale boeren, maar kies voor de stille
meerderheid van Nederland die klaar is met de trekkers op het
Malieveld, vindt dat onze kwetsbare natuur moet worden gered en staat
voor een duurzame toekomst. Vooruit met de geit!
Inleiding De discussie, die op dit moment woedt binnen de milieubeweging over biomassa, verdeelt ook Milieudefensie. Op de site https://milieudefensie.nl/onderwerp/biomassa-spelen-met-vuur (dd 27 jan 2020) geeft Milieudefensie zijn standpunt over deze duurzame energievorm, die niet duurzaam gevonden wordt. Milieudefensie zegt
Impliciet dat alleen verbranden getalsmatig zoden aan de dijk zet. Vergisten wordt genoemd, maar wordt verder niet uitgewerkt (terwijl bijvoorbeeld rioolwaterzuiveringsinstallaties door vergisting lokaal grootleveranciers van hoge en lage temperatuurwarmte kunnen zijn bg)
Dat hout, dat in Nederland verbrandt wordt, regionaal resthout moet zijn, wat gedefinieerd is als uit Nederland of uit ‘in de buurt van’ Nederland (‘in de buurt van’ wordt niet gespecificeerd bg)
Impliciet op enigszins dubbelzinnige wijze dat import ‘not done’ is
Dat dit hout niet nodig moet zijn op de plek van herkomst
Dat het met weinig uitstoot te vervoeren moet zijn
Dat biomassacentrales alleen op kleine schaal ingezet mogen worden (terwijl de tekst elders zegt moderne, grote biomassacentrales een moderne rookgasreiniging hebbenbg)
Dat alleen houtige biomassa verbrand wordt (wat wel vaak zo is, maar niet altijd, zoals bij BMC Moerdijk dat energie wint uit kippenmest of AEB dat rioolslib verbrandt – als die weer werkt- bg)
Impliciet dat houtige biomassa vooral uit het bos komt
Dat de hoeveelheid afvalhout niet op duurzame wijze kan worden uitgebreid
Het onderzoek van Biomass Research Biomass Research heeft over het algemeen een goed onderzoek afgeleverd (alleen wat slordig rekenwerk, maar dat tast de lijn van het verhaal niet aan). Auteur is J.W.A. Langeveld. Biomass Research gebruikt dezelfde methode en dezelfde (goede) bronnen die ik ook zou gebruiken, alleen zijn zij professioneel en ik amateur. Ze komen er verder mee.
Maar het
onderzoek van Langeveld ondersteunt de erop gebaseerde beweringen van
Milieudefensie slechts ten dele.
De zeven Europese landen zijn Nederland, Duitsland, Zweden, Finland, Estland, Letland en Litouwen. (Niet duidelijk is of dit hetzelfde is als het criterium ‘in de buurt van Nederland’ van Milieudefensie bg). Langeveld stelt dat ‘transport over water uitermate gunstig is qua kosten en qua energieverbruik’ (wat ik ook altijd gezegd heb: uit genoemde landen voegt het transport hooguit een paar procent CO2 toe bg).
Bij alle
cijfers, die de studie noemt, wordt standaard aangenomen (conform Europese wetgeving
en praktijk) dat aan duurzaamheidsvoorwaarden voldaan is:
Gebieden
met natuur en hoge biodiversiteitswaarde zijn uitgesloten van de analyse
Biomassa
die gebruikt wordt als voedsel, veevoer, strooisel telt voor de uitkomst niet
mee
Biomassa
die nodig is om de bodemvruchtbaarheid te handhaven (behoud van biodiversiteit,
bestrijding van erosie, handhaving organisch stofgehalte) telt niet mee.
De
navolgende cijfers zijn die welke overblijven nadat bovenstaande doelen apart
gezet zijn.
Het bos in deze zeven landen groeit dan nog steeds. De houtoogst zit systematisch
onder de aangroei.
Bosbalans in de EU
Langeveld
beschouwt de in- en export als een dermate vanzelfsprekende zaak, dat hij in de
hoofdlijn van zijn betoog de zeven landen als één markt ziet. Pas in de
bijlagen specificeert hij naar afzonderlijke landen).
Hij onderscheidt twee brede aanbodcategorieën:
Reststromen
uit bos en houtindustrie, in 2020 samen goed voor 61,3Mton (1126PJ)
1) direct uit het bos (goed voor ca een kwart van deze post)
2) uit de houtverwerkende industrie (goed voor ca driekwart van deze post)
Overige
beschikbare houtige reststromen, in 2020 samen goed voor 73,5Mton (1405PJ)
1) akkerbouwresten, goed voor ca 34Mton
2) GFT, goed voor 24Mton
3) de rest, goed voor ruim 15Mton
Alle getallen zijn herleid op droge stof, waaraan een verbrandingswarmte wordt gehangen van 18 a 19MJ/kg . Langeveld maakt in het discussie-hoofdstuk twee kanttekeningen die hier van belang zijn.
“Niet al deze stromen zijn echter zomaar in te zetten voor de productie van energie. Met name voor reststromen uit de landbouw en de voedingsindustrie ontbreekt de nodige infrastructuur en ervaring (blz 24).” Anders dan Milieudefensie zegt Langeveld niet dat het verbranden van ander materiaal dan hout onmogelijk is – hij zegt dat bij een deel van dat andere materiaal praktische problemen moeten worden opgelost bg)
“In deze studie wordt de omvang van houtige reststromen gebruikt zoals deze in het S2Biom basis (‘Base’) scenario is berekend. Dit is een conservatieve schatting. Indien wordt ingezet op sterke technologische ontwikkeling (het zogenaamde ‘Tech’ scenario) komt ruim 117 miljoen ton droog hout die beschikbaar uit bossen en houtindustrie ruim; twee keer zoveel als onder het basis scenario (blz 24-25).” (dus ruim 117 ipv 61Mton bg )
Als vraag naar
biomassa voor energie noemt Biomass Research 91 Mton droog hout (ca 1680PJ).
Langeveld concludeert dan ook dat “alle houtige reststromen tezamen genereren genoeg biomassa om anderhalf keer aan de totale vraag te voldoen in 2020 (blz 21).” (van welke anderhalf dus nog een deel gebonden is aan praktische problemen). Dit is in het conservatieve basis-scenario. In genoemd techscenario is het aanbod ongeveer het dubbele van de vraag.
Milieudefensie stelt
dus ten onrechte dat er te weinig houtige biomassa voor de huidige vraag.
Beschikbaarheid in de categorie Bos en houtindustrie, uit het rapport van Biomass Report Beschikbaarheid in de categorie Overige Reststromen, uit het rapport van Biomass Report
Wat is er mis met import van duurzame energie? Overall is Nederland al sinds jaar en dag een energie-importerend land. De import overtreft de aardgasexport en dat verschil gaat steeds groter worden als de aardgaswinning gestaakt wordt. In 2018 importeerde Nederland driekwart van zijn energie. In een klein en dichtbevolkt land is dat geen schande.
Ik zie geen
principiele reden waarom Nederland geen duurzame energie zou mogen invoeren.
Volgens mij is zelfvoorzienendheid op energiegebied een zware, mogelijk
onuitvoerbare taak.
Ik zie wel een
praktische reden, namelijk dat er geen planmatig buitenlands aanbod is van
duurzame stroom, en al helemaal niet van warmte. Het enige planmatige aanbod
van hernieuwbare energie bestaat uit de biomassa waarover dit artikel gaat.
Vanwaar die kleinschaligheidsromantiek? Er is een soort onuitgesproken gevoel dat klein fijn is. Maar kleinschaligheid heeft twee grote nadelen.
Kleinschaligheid brengt per definitie te weinig op
In grootschalige centrales kun je een betere, op maat gesneden, rookgasreiniging bouwen, met meervoudige rookgasreiniging en een Denox-installatie die 80% van de stikoxides wegvangt Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=10699
Rookgasreiniging BWI De Lage Weide Utrecht van Eneco
Gerichte rantsoenering Ik heb hier altijd beweerd, en dat blijf ik doen, dat de mogelijkheden van biomassa begrensd zijn, maar niet tot nul en zelfs tot meer dan Milieudefensie beweert. Maar het houdt een keer op, mogelijk ergens bij de 200PJ?) op een huidig Nederlands primair energiebudget van 3100PJ).
De eis dat biomassa onze problemen moet oplossen is onzin. Op een dergelijke stomme vraag krijgt men een stom antwoord. Ook windenergie, geothermie, en welke dan hernieuwbare energie dan ook gaan op hun eentje Nederlands duurzame energie-probleem niet oplossen. Als het al lukt om binnenlands zover te komen, is dat met een mozaiek aan oplossingen waarvan biomassa er één is.
Houtsnippers zijn
nu de laagste trede van de cascadeladder. Voor de hogere treden zijn houtresten
momenteel onbruikbaar. Het is niet gezegd dat dat zo blijft. Er zijn groene
chemie-toepassingen denkbaar, bijvoorbeeld biokerosine.
Mijns inziens vraagt de schaarste aan biomassa om een nationale, demokratisch gestuurde top down – regulering. Dat kan niet aan de vrije markt worden overgelaten. Er moeten politieke keuzes gemaakt worden waarvoor de biomassa moet worden ingezet. ik vind bijv. het overgaan op 100% biomassa bij de Amer9-centrale een denkbare optie, als aan voorwaarden voldaan is. Dat zou ongeveer 55 a 60PJ input vragen. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=11315 .