Inleiding Veel winkeliers runnen hun bedrijf, ook midden in de winter, met open deuren. Boven die deuren hangt verwarming, bijvoorbeeld een warme luchtblazer, en veel van de warmte verdwijnt naar buiten. Er moet in Nederland fors op energie bespaard worden. Winkeliers zouden dat kunnen doen met een gewone duwdeur, met een automatische schuifdeur of met plastic lamellen.
Winkeliers denken dat mensen dan minder makkelijk hun winkel binnenstappen. Er is echter onderzoek dat dat tegenspreekt. In 2016 hebben enkele grote winkeliersorganisaties en de stad Antwerpen aan bureau Haystack International gevraagd wat het zou uitmaken als winkels met gesloten deuren zouden werken. Voor de omzet en het aantal klanten zou het niet uitmaken, aldus Haystack International. Maar het aardgasgebruik daalt met 37%.
In
verschillende steden zijn er al initiatieven ondernomen: Wageningen, Tilburg,
Gent, Barneveld.
De actie in Eindhoven In Eindhoven had Milieudefensie op 21 december 2019, het Winkelcentrum Woensel uitgekozen. Om praktische redenen, niet omdat het daar speciaal erg is.
Er was een
publieksflyer voor iedereen en er was een raamposter, die winkeliers konden
ophangen als de deur dicht was en de winkel toch open. Twee ploegjes van elk
twee mensen gingen met de winkeliers praten, en een derde ploegje deelde flyers
aan het winkelende publiek. Dat liep verder allemaal probleemloos.
Bij het winkelend publiek bestaat veel (en vaak spontane) steun voor de actie. Men vindt de situatie raar (“doe je thuis toch ook niet?”). Enige groep die blij was met open winkels was de groep rolstoelrijders (die overigens met een automatische schuifdeur, zoals bij de Jumbo in het Winkelcentrum Woensel) ook goed uit de voeten kan. Er meldde zich niemand die op hoge toon eiste dat het niet hoeven openen van een winkeldeur als een fundamenteel mensenrecht moest worden aangemerkt.
De reactie
van de winkeliers was genuanceerd. Men begrijpt de wens en is er niet mordicus
tegen, maar tussen droom en daad zitten praktische bezwaren als de interne
richtlijnen binnen winkelketens (bijv. de ANWB-winkel die op die locatie geen
enkele concurrentie heeft), of technische kenmerken van de winkeldeur of
investeringskosten.
Maar daar
moet dan maar iets op verzonnen worden, zoals een onderlinge afspraken binnen
de winkeliersvereniging, een overgangsperiode, landelijke richtlijnen voor
ketens, of lokale verordeningen voor winkels, en mogelijk enige vorm van
subsidie.
Het vervolg Milieudefensie heeft een gesprek aangevraagd met de winkeliersorganisatie van het Winkelcentrum Woensel.
Er zullen in
Eindhoven vaker acties opgepakt worden als deze, ook in andere winkelcentra.
Mogelijk kan
het op nationaal niveau opgepakt worden. Daarover valt nu nog niet wat te
melden.
In het december 2019-nummer van het blad Down to Earth, dat
met een onafhankelijke redactie bij Milieudefensie hoort, stond een aardig
uitziende visualisatie van de Nederlandse stikstofproblematiek.
Aan de ene kant is een goede visualisatie van een complex verhaal goede wetenschapsvoorlichting. Ik waardeer zulke pogingen. Het stikstofverhaal is een van die zaken, waar je niet alleen maar moreel iets moet voelen, maar waar je ook wat van moet snappen. Maar het is een heel complex verhaal. Aan de andere kant echter bevat deze specifieke visualisatie fouten, waardoor je het toch weer verkeerd snapt. Ik moest er zelf over nadenken en meestal is dat geen goed teken.
Ik neem de visualisatie als idee over, maar ik vertel er een verhaal bij. Daarin opgenomen een verhaal over de scheikunde van stikstof.
Stikstof kan op zeven verschillende wijzen voorkomen. Onze atmosfeer bevat al aeonen 79% stikstofgas. De stikstofatomen zijn daarin niet aan andere atomen gebonden (intimi noemen dat de 0-vorm). Dit gas is niet erg reactief en heeft daarom weinig directe effecten op het leven. Stikstof kan wel aan andere atomen gebonden worden, maar dat kost moeite. Die moeite kan natuurlijk zijn (bliksems of stikstofbindende bacterien), of door de mens gemaakt (de ammoniaksynthese of de dieselmotor). Enerzijds kan stikstof gebonden worden tot ammoniak, oftewel NH3 (voor intimi de -3-kengetal). Het 14/17de deel van een ammoniakmolecuul bestaat uit stikstof (de rest dus waterstof). Anderzijds kan stikstof gekoppeld worden aan zuurstof in vijf verschillende verhoudingen (voor intimi de +1- t/m +5-vorm). Deze stoffen noemt men als groep de stikstofoxiden (NOx) . Daarvan komen er drie in de atmosfeer in de gastoestand voor, waarvan er voor de rol van stikstof in de natuurdiscussie twee relevant zijn, namelijk NO (kengetal +2), NO2 (+4) . De derde is N2O (lachgas, maar daar hoort een andere discussie bij). In praktijk rekent men meestal met NO2 . Een molecuul NO2 bestaat voor het 7/23ste deel van het gewicht uit stikstof.
Men noemt het geheel aan ammoniak en stikstofoxides ook wel
eens ‘reactieve stikstof’ (die verzamelnaam omvat dus de kengetallen -3 en +1
t/m +5).
Sommige wetgeving hanteert het totale gewicht van een
molecuul, andere alleen de stikstofcomponent daarin.
Door allerlei oorzaken kunnen stikstofverbindingen van het ene kengetal in het andere overgaan. Een bekende is de -3 –> +5 overgang , die door bacterien in de bodem uitgevoerd wordt en voor verzuring en vermesting zorgt. De +5-vorm heet in de omgangstaal nitraat en dat is een meststof.
Bij vervuiling heb je altijd een bron, een overdrachtsmedium
en een eindopslag.
Wat uit de bron komt heet een emissie. Bij gasvormige stikstofverbindingen kan die bron zijn een koeienkont zijn of een auto-uitlaat of de pijp van een elektriciteitscentrale of een teveel aan kunstmest in de grond. Emissies van stikstofverbindingen worden gelimiteerd in de National Emission Ceilings (NEC’s). De NEC werkt met het totale gewicht van een molecuul.
Bij gasvormige stikstofverbindingen is het overdrachtsmedium de atmosfeer. De hoeveelheid stikstofverbindingen per m3 heet de concentratie. De concentratie op neushoogte heet luchtvervuiling. Daar bestaat aparte wetgeving voor (zie elders op deze site) , maar de huidige stikstofdiscussie vanwege de natuur gaat hier niet over.
Als stikstofverbindingen (ook vloeibare of vaste) op of in de grond komen is dat als regel de eindopslag. In deze context heet dat depositie. Binnen een specifieke groep natuurgebieden (de Natura2000-gebieden) is de depositie aan limieten gebonden. Omdat men de boel al decennia heeft laten verzieken, staat er nu de noodrem op en daarom is de limiet voor een toename van de stikstofdepositie, uit welke bron dan ook, in principe momenteel nul. De depositie werkt met de zuivere stikstof-component van moleculen (ammoniak telt dus voor 14/17de deel mee). De eenheid is kg per hectare per jaar (of een chemische aanduiding die op hetzelfde neerkomt als kg).
Het gaat hier niet om stikstof, maar om reactieve stikstof. Uit de kleine lettertjes ter hoogte van Oost-Groningen blijkt dat. Men kan dit als een concessie aan de leesbaarheid t.b.v. de leesbaarheid voor het publiek opvatten.
Het gaat hier niet om deposities, maar om emissies. Om precies te zijn behelst het getal de som van alle bronnen, die op Nederlandse grondgebied reactieve stikstof de lucht in blazen. Dat hier werkelijk Nederlands grondgebied bedoeld wordt, is o.a. omdat de NEC’s dienen als input voor Europees verzamelbeleid. Elk EU-land heeft zijn eigen limiet en levert zijn eigen praktijkwaarden aan.
Uit de bron-website blijkt dat er uit Nederlandse bronnen 132,4 miljoen kg ammoniak en 245,9 miljoen kg NOx de lucht ingaat (gerekend op basis van het hele molecuul). Die bedragen worden opgeteld en daar komt het getal 378 ter hoogte van de Waddeneilanden vandaan. Maar eigenlijk mag dat niet, twee verschillende stoffen optellen (ook al verzin je daar de verzamelnaam ‘reactieve stikstof’ voor). Die twee stoffen gedragen zich geheel anders. NOx waait verder weg dan ammoniak, heeft in verhouding een kleinere stikstofcomponent en gedraagt zich chemisch heel anders. Omwille van de eenvoud kan men er voor kiezen om ze toch op te tellen. Men is tot op zekere hoogte in goed gezelschap: TNO doet het ook in zijn publicatie “Factsheet Emissies en Depositie van Stikstof in Nederland”. Daaruit onderstaande figuur (Nr = reactieve stikstof = som van beide). Let wel dat het hier om een emissie-overzicht gaat (en niet om een depositie-overzicht). Dit overzicht kan dus naast de NEC-cijfers gezet worden.
Maar eigenlijk zou je dus minstens twee pijlenschema’s moeten maken in de geest van de visualisatie, een plaatje voor ammoniak en een plaatje voor NOx . De twee plaatjes zouden erop het oog hetzelfde uitzien, maar de bijbehorende getallen zouden heel anders zijn. In genoemde publicatie heeft TNO dat, in een andere vormgeving, wel gedaan. Dat leidt tot (rood is NOx , groen is ammoniak):
Let wel dat dit plaatje een depositie-overzicht is in de eenheid kg stikstof per hectare per jaar (en dus geen emissie-overzicht in kg/jaar).
Er wordt steeds gedeeld door 4154300 hectare, zijnde de oppervlakte van Nederland inclusief water. Alle hierna volgende hectares zijn “Nederlandse hectares”. TNO vertaalt de NEC-cijfers voor ammoniak en NOx tot een emissie van 109 resp. 74 miljoen kg op zuivere N-basis, dus samen op 183 miljoen kg. Bij TNO bestaat dus het geheel aan ammoniak en stikstofoxides voor zowat de helft uit zuivere stikstof. In het theoretische geval dat alle emissie op Nederlandse grondgebied neer zou komen (quod non) zou dat een depositie zijn van 44 kg zuivere N per hectare per jaar. Daarvan waait 33,9 kg zuivere N per hectare per jaar de grens over en blijft dus 10,1 in Nederland achter. Daar bovenop wordt er vanuit het buitenland 10,4 kg zuivere N per hectare per jaar in Nederland gedeponeerd. Netto exporteert Nederland bij TNO dus 33,9 (uit) – 10,4 (in) = 23,5 kg per Nederlandse hectare per jaar op basis van zuivere stikstof. Een vies land, moeten ze in Europa wel denken.
Altijd goed om even waakzaam te zijn bij percentages. In de visualisatie van Down to Earth kom je op 100% als je de import van gasvormige reactieve stikstof als ‘bron buitenland’ meetelt. Die is goed voor 35% . Zoals het er staat, zou de totale emissie binnen Nederland 100/65*378 miljoen kg/jaar zijn = 582 miljoen kg reactieve stikstof per jaar, wat in TNO-verhoudingen neer zou komen op een depositie van 68 kg zuivere N per ha per jaar (door de inheemse productie plus door wat aan komt waaien). Dat lijkt te hoog (de equivalente waarde van TNO is hier 44 + 10,4 = 54,4). Waarschijnlijk is hier een fout gemaakt en moet de inheemse emissie van 378 miljoen kg op 100% gesteld worden, waar bovenop 35% uit het buitenland komt. De totale emissie aan reactieve stikstof is dan 510 miljoen kg reactieve stikstof per jaar, wat in TNO-verhoudingen neer zou komen op 59 kg zuivere N per ha per jaar (door de inheemse productie plus door wat aan komt waaien). Dat lijkt beter te kloppen (de equivalente waarde van TNO is hier 44 + 10,4 = 54,4). Er zit wat speling in de modellen.
Overigens moet het in beide scenario’s mogelijk zijn om een getal bij de uitgaande pijl in de visualisatie te tekenen.
Op zich heeft Down To Earth een verdienstelijke visualisatie ontwikkeld, maar de getallen zouden aangepast moeten worden.
Op 20 december 2019 is de vergunning voor civiel medegebruik
van de militaire luchthaven Eindhoven verlengd voor de jaren 2020 en
2021. De oude vergunning loopt op 31 december 2019 af.
BVM2 heeft het volgende commentaar op deze ontwikkeling.
Met betrekking tot het aantal vliegbewegingen (maximaal 41.500) en het terugbrengen van het aantal vliegbewegingen na 23.00 uur naar nul (helaas pas in 2021) is de medegebruiksvergunning in lijn met het advies van Pieter van Geel. Zie Samenvatting eindadvies Proefcasus Eindhoven. De vergunde geluidsruimte (het aantal km2 binnen de 35Ke-contour) is echter een heel ander verhaal.
Men rekent stug door met de vliegtuiggegevens die ook werden gebruikt
bij de berekeningen voor het Luchthavenbesluit Eindhoven dat nu van
kracht is. Die staan in het Milieu Effect Rapport (MER)uit 2012.
Dit leverde destijds een berekende geluidszone op van 10.3 km2. Omdat de
toestellen nu rumoeriger zijn dan toen aangenomen werd (en de vlootmix
anders) is die 10,3 in feite aangegroeid tot 12.1 km2. Dit blijft buiten
beschouwing. Kennelijk wil men deze kwestie pas aan de orde stellen in
2021.
Ook binnen de gehanteerde methodiek is het echter inconsequent dat de
medegebruiksvergunning gebaseerd is op 41.500 vliegbewegingen, maar dat
de hiermee overeenkomende afname van ongeveer 3 % t.o.v. de 43.000
vliegbewegingen in de lopende vergunning niet terug te vinden is in een
afname van de geluidszone. Deze is nog steeds 10.3 km2. Ook het
verdwijnen van de geplande vliegbewegingen na 23.00 uur is niet in
rekening gebracht. Dit zou uiteindelijk leiden tot een extra afname van
het aantal “effectieve” vliegbewegingen met ongeveer 3 %.
Het was daarom consequent geweest het oppervlak binnen de civiele 35
Ke contour voor de periode 1 januari – 31 december 2020 te begrenzen op
ongeveer 10 km2 en voor de periode 1 januari – 31 december 2021 op 9.7
km2.
Het ongemoeid laten van de huidige 35 Ke zone, zoals in de
medegebruiksvergunning voor de jaren 2020 en 2021 gebeurt, is een
volkomen verkeerd signaal naar de omgeving. Het wekt de indruk dat de
directe afname van de hinder voor de omgeving niet serieus genomen
wordt, omdat er immers niet op zal worden gehandhaafd.
Tegen deze beschikking kan geen bezwaar worden gemaakt, noch beroep
worden ingesteld. De juridische redenen staan in de toelichting op de
beschikking.
Geluidscontouren in 2020_civ+mil_Luchthavenbesluit
“Een nieuwe boom per inwoner, doen!” antwoordden B&W van de gemeente Eindhoven (18 december 2019) op een uitnodiging van Milieudefensie Eindhoven om per inwoner van de gemeente één nieuwe boom te planten. De gemeente spreekt waardering uit voor het initiatief van Milieudefensie en zegt dat dit aanleiding is om nog eens extra naar de waarde van groen in de breedste zin te kijken.
Milieudefensie Eindhoven spreekt waardering uit voor de steun van B&W van Eindhoven.
Het College van B&W stelt, dat bomen waarde hebben voor de productie, voor energie, voor leefbaarheid, voor de Eindhovense identiteit, maar vooral voor klimaat en milieu. Bomen helpen tegen de hittestress, zuiveren de lucht, vergroten de biodiversiteit, leggen CO2 vast en dragen bij aan recreatie en landschapsbeleving.
Concreet heeft de gemeente met dhr. Teeuwen en Edelbroek van Milieudefensie afgesproken:
De gemeente brengt in beeld waar en op welke termijn vanuit bestaande budgetten bos en houtsingels kunnen worden aangeplant (buitengebied) op kleinschalig niveau
De gemeente overlegt intern, o.a. met programmaleiders, op welke termijn de visie met uitvoeringsprogramma voor het aanplanten van extra groen en bomen, samen met belanghebbenden en -groepen en waar nodig met omliggende gemeenten wordt opgepakt
B&W stellen dat hun steun voor het bomenplan van Milieudefensie aansluit bij bestaande trends. Het huidige groenbeleid, met zijn bestuurlijke en financiele instrumenten, is al gericht op behoud en verbetering van landschappelijke elementen en de vergroening van de binnenstad. De extra aanplant kan gezien worden als een intensivering van dit beleid.
Als bijlage treft u de brieven van Milieudefensie aan de gemeente en van de gemeente aan Milieudefensie aan.
Actievoerders
storen zich eraan dat de Shell voorlichting geeft/reclame maakt bij basisschoolleerlingen.
Ik doe nu geen algemene uitspraak over de merites van deze strijd, maar beperk
me tot een specifieke uitspraak over Gas To Liquid brandstof (GTL).
Shell maakt GTL in zijn complex in Qatar. Daar komt veel aardgas vrij en
vroeger werd dat alleen maar afgefakkeld. Nu wordt er brandstof van gemaakt die
te vergelijken is met diesel.
Schets van het strijdperk Er stond dus een reuzenrad bij het Generation Discover Festival (het Shell-initiaitef in kwestie), bedoeld voor kinderen in de leeftijd 8-14 jaar. Bij dat reuzenrad stond een groot bord met een tekst en een logo. De tekst was: “Alle elektriciteit die nodig is voor dit festival wordt opgewekt door generatoren, dus ook voor dit reuzenrad. (…) Deze dynamo’s hebben brandstof nodig om te werken en op dit festival draaien ze allemaal op de alternatieve dieselbrandstof: GTL (Gas-to-Liquids) Fuel. (…) Via chemisch knip-en-plakwerk maakt Shell van aardgas een vloeibare brandstof. Hierdoor verbrandt GTL schoner dan gewone diesel en is er minder uitstoot van lokale emissies. Dit leidt tot verbetering van de luchtkwaliteit in de omgeving waar GTL wordt gebruikt. Wel zo fijn als je achter een bus of vrachtwagen fietst of geniet van het uitzicht in het reuzenrad! (…)” Het logo zei:” “7 DUURZAME EN BETAALBARE ENERGIE”. Naast dit logo staat: “Deze activiteit draagt bij aan het volgende ontwikkelingsdoel: Betaalbare, moderne en schonere energie in voldoende mate beschikbaar maken voor iedereen.”
De actievoerders
waren naar de Reclame Code Commissie (RCC) gestapt en hadden daar op alle
fronten verloren. Daarop waren ze naar het College van Beroep (CvB) gestapt, waar
ze gedeeltelijk gelijk kregen. Dat leidde tot een persbericht (NRC dd 31 okt
2019):
Dat interesseerde mij, omdat ik aan de Open Universiteit afgestudeerd ben op een literatuurstudie over synthetische kerosine, en omdat de tekstboodschap (dus die over lokale luchtkwaliteit) tot op zekere hoogte ook zou gelden voor alle vormen van synthetische diesel en kerosine, dus ook voor biokerosine en Power to Liquid-kerosine. Diesel en kerosine lijken op elkaar, maar zijn niet identiek. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=8829 .
De RCC had geoordeeld dat Shell in
zijn recht stond omdat
Klimaataspecten en luchtkwaliteitsaspecten als aparte
grootheden behandeld mogen worden
de
bewering over de lokale luchtkwaliteit duidelijk in relatieve zin bedoeld was (‘beter
dan gewone diesel’), en in die zin juist was.
Het logo inderdaad dat van Sustainable
Developments Goal 7 (SDG7) is, en de tekst erachter voldoende daarmee in lijn.
Shell nergens beweerde dat de klimaatimpact van
GTL gunstig was
Het CvB (het hoger beroep) oordeelde dat
Ongelijksoortige grootheden als luchtkwaliteit
en klimaat opgeteld moeten worden tot een soort ongedefinieerde ‘milieubelasting
als geheel’
De lokale luchtkwaliteit niet significant
verbeterde (dit gebaseerd op de Brandstofranking Personenauto’s van Natuur en
Milieu).
De bewering van de Shell, dat over de gehele
levensduur gerekend (‘well to wheel’) de CO2– productie van GTL (94,3)
nagenoeg gelijk is aan die van conventionele diesel (95,1gr/MJ)
De verwijzing naar de SDG’s suggereert dat GTL
voor ‘het milieu als geheel’ een alternatief was
Die suggestie misleidend was.
Tabel uit de “Brandstofranking personenauto’s”
De Brandstofranking personenauto’s van Natuur en Milieu
Natuur & Milieu baseren hun ranking op een klimaat- en een gezondheidscomponent. Beide tellen even zwaar. In deze ranking is benzine (Euronorm 6) voor beide categorieën op 100 gezet. De gezondheidscomponent bestaat op zijn beurt weer uit twee componenten, NOx en PM10, waarvan de wijze van optelling niet gegeven is en waarvan voor de gezondheidsschade verwezen wordt naar een studie van CE Delft uit 2014 “Externe en infrastructuurkosten van het verkeer”.
Pakt men deze erbij ( www.ce.nl/publicatie/externe_en_infrastructuurkosten_van_verkeer/1491 , blz 113) dan blijkt dat de grootheid PM10 daarin aangeduid wordt als ‘slijtage-emissie’ (banden, remmen, asfalt en zo). Omdat de slijtage-emissie van een auto, rijdend op fossiele diesel en idem op GTL dezelfde zijn, is PM10 niet geschikt als onderscheid tussen brandstofsoorten. CE Delft voert PM2.5 op als brandstofspecifiek (maar die zit niet in de tabel van Natuur & Milieu) , en laat PM0.1 (ultrafijn stof) buiten beschouwing terwijl daar juist de crux zit. De studie van CE Delft leent zich dus, wat betreft PM10, niet voor het doel dat Natuur en Milieu er mee heeft. PM10 is daarin geen onderscheidende factor. In feite hanteert Natuur & Milieu dus alleen NOx als onderscheidende factor. Daarin scoren GTL en Diesel een stuk slechter dan benzine, maar dat was al lang bekend. Onderling scoren GTL en diesel gelijk en dat is te verwachten. Niemand heeft beweerd (ook Shell niet) dat dat anders zou zijn. Overigens is dit probleem met Selective Catalytic Reduction (‘Ad Blue’) goed terug te dringen.
De bewering van Shell, namelijk dat GTL bij verbranding minder roet uitstoot, kan niet naast de ranking van Natuur & Milieu gelegd worden, omdat deze zich baseert op een bron die nu juist deze vervuilingssoort buiten beschouwing laat (want grotendeels PM0.1). Toch is nu net deze bewering waar; voor de volksgezondheid essentieel; en omstandig bewezen in nog veel meer publicaties dan de Shell voorgelegd heeft. Bovendien bestaat voor dit standpunt een goede moleculaire onderbouwing. Het College van Beroep (CvB) heeft dus een onbruikbare bron gehanteerd om zijn oordeel te onderbouwen. De bron (CE Delft) laat bij PM10 brandstofverschillen buiten beschouwing en vervolgens concludeert het CvB dat er geen brandstofverschillen zijn. Terwijl de essentie van het brandstofverschil (roet) buiten beschouwing gelaten is. Het is dus een dom verhaal.
CO2-aspecten Onomstreden is gebleven dat de klimaatimpact van GTL en die van fossiele diesel, gerekend over hun levensloop (LCA) nagenoeg gelijk is. Dit nu verbaasde mij aangenaam, want in mijn afstudeerscriptie deed GTL het 15% slechter dan fossiel. Maar dat was bij kerosine, niet helemaal hetzelfde als diesel. De belangrijkste conclusie, die blijkbaar moet worden getrokken, is dat in vergelijking met fossiele diesel (mogelijk ook kerosine) GTL voor het klimaat even goed of even slecht is, en voor de leefomgeving, minstens wat betreft de roetproductie, beter.
Optellen wat niet opgeteld mag worden Ik heb een hekel aan wazige containerbegrippen en ‘het milieu als geheel’ is precies zo’n containerbegrip wat je krijgt als je ongelijksoortige begrippen in de blender doet. Soep is lekker en een ovenschotel ook en pudding ook, maar niet samen in één prutje. Dat is precies wat het CvB doet.
Het klimaat is een begrip met zijn eigen specifieke kenmerken, mogelijkheden en moeilijkheden. Het milieu (in casu de luchtkwaliteit) is een ander begrip met andere specifieke kenmerken, mogelijkheden en moeilijkheden. Soms werken die mogelijkheden en moeilijkheden met elkaar mee, soms werken ze tegen elkaar in. OM daar zo goed mogelijk mee om te gaan is helderheid nodig en geen containerbegrippen. Het uiteindelijke resultaat van het CvB is dat een verbetering op het ene vlak ontmoedigd wordt , terwijl dat op het andere vlak geen nut heeft.
Minder roet bij inzet van GTL-brandstof
Ik deel het oordeel in eerste instantie van de Reclame
Code Commissie.
Het rapport van DNV GL – het CO2 – deel Rond 30 oktober 2019 stonden de kranten er vol van: ‘Biomassa toch niet zo duurzaam’ en ‘Meer uitstoot dan bij kolen’ (Eindhovens dagblad 30 okt 2019) en ‘Meer uitstoot dan bij kolen’ (idem) en ‘Biomassa blijkt schadelijker dan gas en kolen’ (Trouw) of ‘biomassacentrales stoten meer CO2 uit dan steenkoolcentrales’(NOS) . Dat zou allemaal in een rapport staan dat ingenieursbureau DNV GL geschreven had voor het Ministerie van I&M.
Nu helpt het niet mee dat genoemd rapport (waar de pers al bovenop gesprongen
is) nog niet gepubliceerd is. Noch op de site van I&M, noch op die van DNV
GL is het te vinden. Merkwaardig dat er
al wel op een of andere, onbekende, manier informatie naar de pers gegaan is.
Maar het rapport zwerft, ondanks de niet-gepubliceerde status, toch op het Internet en ik heb het maar gedownload en bestudeerd. En wat blijkt: de CO2 – bewering is volledig quatsch. Dat ligt niet aan het rapport van DNV GL, want dat is een prima rapport, maar òf aan dat of de journalisten slechts een selectie van het rapport voorgelegd hebben gekregen òf, indien niet, dat ze incapabel waren of van kwade trouw. Want er staat, waar het om CO2 gaat, het tegenovergestelde in. Kijk zel;f maar op
DNV GL heeft als onderzoeksvraag van I&M gekregen om de directe
emissies, behorend bij een aantal centrale-scenario’s, in kaart te brengen. Dat
is braaf gebeurd en die cijfers zien er aannemelijk uit.
Maar iedereen die in deze materie enigszins capabel is weet, dat je bij het opwekken van energie over de gehele levenscyclus van een een proces moet kijken. Uiteraard weet ook DNV GL dat en daarom staat er vier keer een zinnetje dat ‘De CO2 die afkomstig is van de inzet van biomassa, wordt aangemerkt als kort-cyclisch’. En dat betekent niets anders dan dat de, bij de verbranding vrijgekomen CO2 weer door planten opgenomen wordt. Over de hele levenscyclus dus is het verstoken van biomassa CO2 – neutraal (of bijna CO2 – neutraal als er agrarische of bosbouwkundige bewerkingen nodig zijn).
Het rapport van DNV GL –
het niet – CO2 – deel De zes onderzochte scenario’s
zijn:
1,2 en 3: een moderne kolencentrale van 800MWel , slechts
bedoeld voor elektriciteit, met een bij
een moderne kolencentrale horende rookgasreiniging, die voor 0% resp 30%
resp 100% met biomassa bijgestookt wordt.
4: een voor biomassa ontworpen en daarop draaiende centrale van 40MWel
, slechts bedoeld voor
elektriciteit, met rookgasreiniging
5: een voor biomassa ontworpen en daarop draaiende ketel van 100MWth ,
slechts bedoeld voor warmte, met rookgasreiniging
6: een gasgestookte ketel van 100MWth
, slechts bedoeld voor warmte, met rookgasreiniging
Verder moet gemeld worden dat de hieronder genoemde emissiewaarden een worst case-uitkomst zijn. Dit omdat bij de berekeningen aangenomen is dat de concentraties die zijn welke het Activiteitenbesluit als maximum toe staat. In werkelijkheid kunnen de emissieconcentraties veel lager zijn
Omdat het bevoegd gezag bij IPPC-inrichtingen
scherpere eisen mag stellen dan het Activiteitenbesluit
Omdat ook zonder dat de concentraties al onder
de limiet blijven, zoals bijvoorbeeld in biomassa(bij)stook voor zwavel. Er zit
gewoon weinig zwavel in biomassa.
Tenslotte wordt in scenario 2 en 3 aangenomen dat als een kolencentrale op (deels) biomassa overgaat, de rookgasreiniging niet verbouwd wordt (en dus ontworpen blijft voor kolen). Dat is een ongunstige aanname. In biomassa zit bijvoorbeeld 20* zo weinig as als in kolen. Dat zou dan ook ongeveer 20* zo weinig fijn stof betekenen als bij kolen, ware het niet dat biomassa-as en kolen-as verschillen waardoor een op kolen ingerichte rookgasreiniging slechter werkt met biomassa.
Al met al komt er dit plaatje uit:
De waarden zijn dus per eenheid van output (MWh) en niet, zoals een
populaire denkfout wil, per eenheid van input.
Wat hierna komt is van mij en niet van DNV GL.
Een nieuwe biomassacentrale op een plaats, waar er eerst geen stond, brengt nieuwe toxische emissies met zich mee. Dat is een belangrijke overweging. Dit geldt echter voor zeer veel productie-inrichtingen, of het nou de DAF is of een cementfabriek of een kippenboer. In alle gevallen stelt de gangbare milieutechniek eisen aan de emissies. En verder kent de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een zoneringsbeleid dat afstanden voorstelt tussen een inrichting en een woonwijk. De gangbare aanpak in milieuvergunningen is hier van toepassing en als men die niet goed genoeg vindt, kan hij worden aangescherpt. Men krijgt bekende afwegingen die niet wezenlijk anders zijn dan bij bijvoorbeeld een zwaar bedrijventerrein.
Verder brengt de bouw van een biomassacentrale op de plaats, waar er eerst
geen stond, nieuwe stikstofdepositie met zich mee. Afhankelijk van de locatie
in Nederland kan dat op dit moment een blokkade zijn. In hoeverre die blokkade
blijvend is, hangt van het toekomstige stikstofbeleid af.
Een biomassacentrale is niet ideaal. Het punt is dat andere vormen van
duurzame energie, om andere redenen, dat ook niet zijn. De keuze bij duurzame
energievormen gaat niet tussen zwart en wit, maar tussen grijs en grijzer of,
zo men wil, tussen lichter en donkerder groen.
De Amercentrale is goed voor 631MW elektrisch en 350MW thermisch. Het
warmtevermogen wordt geleverd aan de glastuinbouw van Made en aan de
stadsverwarming van o.a. Tilburg en Breda.
Energetisch is de Amercentrale binnen Brabant een speler van belang. Alvorens men lichtvaardig politiek correcte meningen naar voren brengt, is het goed wat eenvoudige rekensommetjes te maken. De provincie Brabant vraagt jaarlijks momenteel om ca 290PJ aan energie (elektrisch en niet-elektrisch samen). Er komt tot nu toe weinig terecht van energiebesparing, maar stel, met enig optimisme, dat het verbruik in 2030 260PJ is. Daarvan zou volgens het concept-klimaatakkoord de helft in 2030 duurzaam moeten zijn, dus 130PJ. Als de Amercentrale in 2030 nog bestaat, is die goed voor ongeveer 18PJ duurzame elektriciteit en (momenteel) ongeveer 4PJ warmte. Hetgeen betekent dat in een optimistisch scenario 1/6de deel van de duurzame energie in Brabant van de Amercentrale komt, en in een meer pessimistisch scenario een groter deel. Men moet dus in Brabant twee wezenlijk verschillende verduurzamingstrajecten plannen: een met, en een zonder Amercentrale. Met bijbehorend toekomstperspectief voor de stadsverwarming in Tilburg en Breda.
Bij de aannames uit de provinciale POSAD-studie komt 22PJ neer op 55km2 zonnepark of 345 windturbines van 7,58MW. Dit heeft landschapsimplicaties waar het recente PBL-rapport over gaat, en ook ecologische implicaties.
Zoals gezegd bestaat er geen duurzame energie-aanpak zonder nadelen, alleen
zijn de nadelen van fossiele energie nog veel groter.
De locatie van de Amercentrale
De Amercentrale in Geertruidenberg – toxische emissies en stikstof De huidige Amer9 vertoont gelijkenis met scenario 2 van DNV GL, en de beoogde Amercentrale vanaf 2025 met scenario 3 van DNV GL. Indien men de specifieke emissies in bovenstaande outputtabel met enige relativering bekijkt, wordt duidelijk dat (dus redenerend op basis van een worst case-scenario en op basis van een niet-aangepaste rookgasreiniging) van nu naar straks
De zwavelemissies drastisch dalen (omdat de werkelijkheid veel gunstiger is
dan het theoretisch maximum)
De stikstofemissies een paar % toenemen (overigens zorgt de energiesector
maar voor 0,3% van alle stikstofuitstoot in Nederland, Junginger)
De stofemissies ca 7% toenemen
Omdat bij de Amercentrale de vergelijking gaat tussen een bestaande en een vernieuwde bestaande inrichting, kan de nieuwe situatie tot een verbetering leiden. Zelfs het eenvoudige compromis om de centrale op 90% van zijn vermogen te laten draaien betekent al een lokale verbetering van de luchtkwaliteit en van de stikstofdepositie. Het kan beter door de rookgasreiniging te optimaliseren. RVO schrijft daarover op www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/duurzame-energie-opwekken/bio-energie/toepassingen/verbrandingstechnieken .
Rookgasreiniging BWI De Lage Weide Utrecht van Eneco
Met enig googlen vindt men een rookgasreiniging van Eneco voor een installatie in Utrecht (op www.eneco.nl/over-ons/projecten/biowarmte-installatie-lage-weide/luchtkwaliteit/ ), en die zit heel anders in elkaar als de huidige rookgasreiniging van de Amercentrale. In plaats van fundamentalistisch over de morele verwerpelijkheid van biomassa te spreken, zou men ook eens over kunnen nadenken over een praktisch uitvoerbaar en liefst betaalbaar plan voor de verbouwing van de rookgasreiniging van de Amercentrale. De toxische emissies van de Amercentrale moeten een heel eind omlaag kunnen.
Actualisatie dd 20 december 2019 mbt stikstof Gedeputeerde Staten van NBrabant hebben in de nieuwe Natuurvergunning van de Amercentrale aan RWE opgedragen zijn lozingen NH3 en NOx drastisch te verminderen. Die waren al drastisch verminderd, omdat in 2015 de Amer 8 (kolencentrale) dicht gegaan is. De vigerende Natuurvergunning uit 2011 moest nog formeel worden omgezet. Dat is in december 2019 gebeurd. De feitelijke emissies waren al zeer veel kleiner dan de maxima die RWE aangevraagd had. Zoveel minder zelfs, dat men zich kon afvragen of de vergunning niet gewoon nog scherper kon. Die redeneerlijn hebben GS van Brabant gevolgd. De toegestane maxima zijn lager vastgesteld dan die welke RWE aangevraagd had. Bovendien moet RWE jaarlijks zijn ammoniaklozingen doorgeven. Als blijkt dat die voortdurend ver onder de limet van de nieuwe vergunning zitten, wordt de vergunning opnieuw aangescherpt.
Overigens is ammoniak voor de Amercentrale geen afvalproduct van de energie-opwekking, maar een ingredient voor de DENOX-installatie waarmee de NOx-lozingen tot ongeveer 20% worden teruggebracht. In het DENOX-procede reageren ammoniak en stikstofoxiden tot gewone atmosferische stikstof en water. Idealiter komt er geen ammoniak vrij, maar in praktijk is het proces niet feilloos te regelen en komt er af en toe wat vrij. De vergunning komt dus neer op calamiteitenruimte. (Je kunt het DENOX-proces vergelijken met het toevoegen van Ad Blue aan de uitlaat van dieselauto’s.) Wie meer wil weten, zie hieronder.
Junginger in de krant Hoogleraar bio-economie Martin Junginger stond in de krant ( www.ad.nl/binnenland/ban-op-biomassa-zou-rampzalig-zijn-voor-het-klimaat~a8f0610a/ ) – AD, dus ook Eindhovens Dagblad. Ik heb het artikel met grote instemming gelezen. Wat geen toeval is, want ik heb mijn mening over biomassa opgebouwd o.a. door Junginger te lezen en in levende lijve aan te horen. Ik adviseer dringend om dit artikel te lezen. Hij is een van de grote Nederlandse experts.
Het artikel is te lang om helemaal door te nemen. Een paar highlights.
Het aandeel van een nieuwe professionele biomassabijstook in de luchtvervuiling is relatief zeer gering
Alle open haarden in Nederland moeten verboden worden
Kleine biomassacentrales midden in een woonwijk moet je niet willen
Je moet een evenwicht vinden inzake het achterlaten van dood hout in een bos. Te weinig is slecht voor de biodiversiteit, te veel is slecht vanwege bosbranden
Je hebt allerlei soorten biomassa en allerlei soorten centrales
Transportverliezen over zee zijn zeer gering
Zelfs inclusief de subsidies op biomassa levert zaaghout twee tot vier keer zoveel op als pellets. Met pellets kan een deel van het dode hout economische waarde krijgen
Je kunt een bos het beste gebruiken voor energie èn materialen
Biomassa, alleen om elektriciteit te maken, moet je niet willen. Biomassa om warmte te maken zul je nog lang nodig hebben. Op de lange duur zal biomassa steeds meer naar groene chemie gaan (bijvoorbeeld kerosine en zwaar transport)
Ook BVM2 heeft al enkele keren aandacht besteed aan de
effecten van luchtkwaliteit op en rond het Eindhovense vliegveld,
overigens niet alleen vanwege ultrafijn stof, maar ook vanwege een stof
als benzeen.
BVM2 is niet zelf in staat een apart Eindhovens meldpunt op te zetten. Grondpersoneel van Eindhoven Airport/Vliegbasis Eindhoven, dat zich zorgen maakt over zijn (/haar) gezondheid, kan het beste met het Schipholmeldpunt contact zoeken. Uiteindelijk is Eindhoven Airport van de Schiphol-groep.
Het meldpunt is te vinden op https://fnvschiphol.nl/ultrafijnstof , is ons vanuit FNV-kringen meegedeeld (zie het ingebrachte commentaar). Medewerkers in Eindhoven zullen actief op de hoogte worden gesteld.
De FNV heeft een meldpunt geopend waarop Schipholmedewerkers hun zorgen en klachten over ultrafijnstof op de luchthaven kunnen melden. Daar zijn in een week tijd bijna 400 reacties op binnengekomen.
Joost van Doesburg, FNV-campagneleider Schiphol: ‘Dat geeft wel aan dat de mensen die dagelijks in de ultrafijnstof moeten werken zich ernstige zorgen maken over hun gezondheid.’
Gezondheidsproblemen
FNV maakt zich al langer ernstig zorgen over de gezondheid van de medewerkers van Schiphol die op het platform van de luchthaven werken. In juni bleek uit onderzoek van het RIVM dat de uitstoot van ultrafijnstof door de luchtvaart voor gezondheidsproblemen zorgt bij omwonenden. De gevolgen voor werknemers in de luchtvaart zijn echter nooit onderzocht.
Motie
Van Doesburg: ‘Dat moet snel veranderen. De Tweede Kamer heeft in oktober een motie aangenomen waarin de minister wordt opgeroepen ook de platformmedewerkers bij het RIVM-onderzoek te betrekken. De minister moet die motie nu snel gaan uitvoeren.’
Niet wachten
FNV roept Schiphol op ondertussen niet te wachten op het onderzoek. Van Doesburg: ‘Schiphol is wat ons betreft ook aan zet. Het moet nu maatregelen doorvoeren die de uitstoot van ultrafijnstof verlaagt. Samen met onze leden gaan we de strijd aan om dat voor elkaar te krijgen.’
Minder roet bij inzet van GTL-brandstof als kerosine (een vorm van synthetische kerosine)
“We zitten midden in een klimaatcrisis, maar grote
vervuiler Schiphol krijgt ruim baan om door te groeien en nóg meer te
vervuilen.” Aldus Greenpeace.
Greenpeace eist een Klimaatplan van Schiphol, en dat moet inhouden:
Minder vluchten = minder CO2-uitstoot
Korte afstandsvluchten vervangen door treinen
Stop de opening van vliegveld Lelystad
Een eerlijke prijs voor vliegen
En gelijk hebben ze.
Tijdens de eerste dag van het festival zijn zo’n 200 mensen een tijd
lang in de grote hal (de Plaza, tevens toegang tot het station) van
Schiphol gaan zitten, arm in arm. Daar kwam de marechaussee ze weghalen,
wat hardhandiger dan nodig was.
Ook BVM2 is betrokken geweest bij de voorbereidingen van het Protestival. Helaas viel de eerste dag samen met de Knegsel-bijeenkomst van BVM2 (welke al afgesproken was voordat de datum van het Greenpeace-initiatief bekend was). Mensen van BVM2 zijn wel op zondag aanwezig geweest, waaronder ik zelf.
Ongetwijfeld gaat de klimaatstrijd rond het vliegen verder.
Protestival Schiphol zondag 15 dec 2019 (foto bgerard)
Ongeveer honderd mensen waren komen luisteren naar de nieuwe
directeur Hellemons van Eindhoven Airport, naar Michiel Visser die de
landelijke ontwikkelingen schetste, en naar Klaas Kopinga met de laatste
inzichten op geluidsgebied.
Roel Hellemons, directeur Eindhoven Airport
Allereerst kreeg Roel Hellemons, de nieuwe directeur van Eindhoven Airport, het woord. Het werd een beetje een charme-offensief met informatieve aspecten.
De openingstijden worden beperkter, maar pas na de zomer van 2020. Er waren al teveel verplichtingen aangegaan, met name door Transavia , om die meteen onder de tafel te kunnen schoffelen.
Groei is geen doel op zich meer en het aantal vliegbewegingen blijft in 2020 en 2021 op 41500 staan. Maar er blijven toch uitdagingen, zoals hoe het relatieve aandeel zakelijke reizigers omhoog kan.
Hij wil een betere band met de regio en meer een vliegveld van de regio zijn als een vliegveld tegenover de regio
Op zijn allerlaatste dia kwam de duurzaamheidsopgave aan de orde.
Hij verwacht het nodige van bio-brandstoffen synthetische brandstoffen en elektrisch vliegen. Hellemons kreeg een bescheiden applaus.
Landelijke besognes
BVM2-bestuurslid Michiel Visser is tevens voorzitter van de landelijek koepel LBBL (Landelijk BurgerBeraad Luchtvaart), waarbij ook BVM2 aangesloten is. Nu loopt bijvoorbeeld het Protestival van Greenpeace (dat door een ongelukkig toeval voor een deel samenviel met “Knegsel”. Maar er is ook overleg in de Klankbordgroep van het Ministerie over de komende Luchtvaartnota 2020-2050 . Ook wordt met de Groene Elf overlegd over bijvoorbeeld hun nieuwe luchtvaartnotitie. De tekst van Michiel Visser is hier tekst michiel visser te vinden. De presentatie van Michiel Visser is hier te vinden presentatie Michiel Knegsel 14 dec 2019 .
Klaas Kopinga (voorzitter BOW, een van de ondersteunende organisaties van BVM2) is inmiddels expert op geluidsgebied wiens mening landelijk gevraagd wordt. Hij sprak over berekenen, meten en beleven. Geluidshinder wordt steeds meer gezien als iets dat behalve objectieve, ook subjectieve aspecten heeft. Het objectieve deel kan worden vastgesteld door meting en berekening, het meer subjectieve is beleving (zoals de hoogte van de pieken en de verdeling over de dag). De presentatie van Kopinga is te vinden op Knegsel 14dec2019-vliegtuiggeluid meten-berekenen-beleven
Let wel dat dit artikel uit 2019 is. Het wordt jaren later nog steeds gelezen en daar is niets mis mee, maar er staan op deze site inmiddels recentere artikelen over het onderwerp.
Enige uitleg Het voert te ver om op deze site
alles, wat in de laatste maanden over PFAS geschreven is, te herkauwen.
PFAS is een verzamelnaam voor ruim 6000 poly- of perfluoralkylstoffen. Dat zijn heel handige stofjes omdat ze water-, vet- en vuilafstotend zijn. Ze worden dan ook al minstens vijftig jaar gebruikt in smeermiddelen, voedselverpakkingsmaterialen, blusschuim, anti-aanbaklagen van pannen, kleding, textiel en cosmetica.
Maar weinig mensen maakten zich er druk om wat die stoffen in het milieu deden. Dat veranderde met het schandaal rond Chemours in Dordrecht. Die maken Teflon (de fl staat voor fluor). De bodem was ernstig vervuild en de omwonenden mochten niet meer uit eigen tuin eten. Tot 2010 deed men dat met PFOA (perfluoroctanoic acid). “Octan” slaat op een koolstofketen van acht C-atomen. De schadelijkheid werd allengs bekender en daarom stapte na 2012 Chemours over op een procedé dat GenX heet, en dat met stoffen werkt die aangeduid worden als FRD 902 en FRD903, stoffen met zes C-atomen. Bij het productieproces komen andere producten vrij, soms in de lucht, soms in het water. Zie een eerder artikel op www.bjmgerard.nl/?p=5491 .
FRD903
Omdat de populaire pers panisch is voor artikelen die naar scheikunde ruiken en denkt dat de bevolking dat ook is, dikt men soms de informatie in door te zeggen dat GenX een stof is. Wat dus niet zo is. Je kunt eventueel nog wel zeggen ‘GenX-stoffen’. Het RIVM heeft PFOA, het verwante PFOS en FRD 902 en FRD903 als ‘Zeer Zorgwekkende Stof’ (ZZS) aangeduid. Teflon zelf (dus ook een PFAS-stof) is onschadelijk, maar de ontledingsproducten (boven de 350°C, haal je alleen als een pan op groot vermogen droogkookt), zijn giftig.
De Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) bracht in 2018 een eerste onderzoek uit naar de afvalstromen van Chemours, en in augustus 2019 een vervolgonderzoek. Daarin werd ook het afvalbedrijf Suez in Almelo bezocht, waar GenX-stoffen waren aangetroffen – wat opmerkelijk was, want Suez Almelo had geen enkele relatie met Chemours. Het vervolgonderzoek bracht de ILT tot enkele treurige en harde conclusies:
Nieuwe stoffen komen op de markt zonder voldoende risico-informatie (o.a. in het Europese registratiesysteem REACH)
In de afvalketen wordt pas informatie gedeeld als een stof >0.1% aanwezig is, maar voor stoffen als FRD902 (lozingsnorm 118 ng/liter) is dat een miljard keer te hoog
Marktpartijen in de keten vragen niet door en doen ook anderszins geen moeite
De wetgeving biedt onvoldoende waarborgen voor microcontaminanten als FRD en ZZS-stoffen in het algemeen
De informatie die er wel is, is versnipperd. Niemand overziet de keten als geheel.
De conclusies werden al snel veralgemeniseerd tot de totale groep van PFAS-stoffen, o.a. in een brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 08 juli 2019. Maar, zo legde de staatssecretaris uit, er bestaat geen normering voor PFAS-stoffen. Dat verplichtte haar wettelijk om op basis van het voorzorgsbeginsel de detectiegrens ( 0,1µgr/kg droge stof) als vergunninggrens te hanteren. Dan kon eventuele vervuiling zich in elk geval niet verder verspreiden. Vuil zand mag niet gestort worden op schoon zand en als van dat ontvangende zand de concentratie niet bekend is, kan er dus niets. Omdat de bodem in die vijftig jaar op veel plaatsen diffuus vervuild geraakt is tot boven de detectiegrens, en omdat de capaciteit van metende bureau’s zeer beperkt is, kon de grondverzet- en baggersector niet veel kanten op. Dat is sneu, want die sector heeft het probleem niet zelf gecreëerd (anders dan veel boeren die nu stikken in hun eigen stikstof).
Het handelingskader van juli 2019 legde de eerste regel op. Het handelingskader van november 2019 legde de tweede regel op.
Lopende dit eerste handelingskader verrichtte het RIVM onderzoek om tot een tweede (nog steeds tijdelijk) handelingskader te komen. Ten behoeve van grondverzet en baggeren zijn die stoffen genormeerd, die in de bodem immobiel zijn. Sommige PFAS-stoffen (bijv. PFOA) lossen in water op en zijn daardoor mobiel – hetgeen overigens betekent dat ze in het grondwater terecht kunnen komen, ook als dat voor drinkwater bestemd is . In water ten behoeve van de drinkwatervoorziening mag 0,1µgr/liter grondwater zitten. Zo beschouwd is de strenge PFAS-norm niet absurd. Zie https://www.bjmgerard.nl/?p=10339 .
Als de stoffen genormeerd zouden zijn (dus immobiel), zou de bodem verplaatst mogen worden tot het achtergrondniveau in de bodem. Dat ligt inmiddels al een stuk hoger dan de detectienorm. Het RIVM heeft inmiddels de achtergrondconcentraties in de bodem onderzocht, en daarna de aanbeveling gedaan dat de staatssecretaris de norm voor PFOA mag ophogen tot 0,8µgr/kg droge stof, en voor PFOS tot 0,9µgr/kg droge stof . Zie www.rivm.nl/pfas .
Het
RIVM hoopt in 2021 een definitieve (hogere) norm aan te kunnen bieden.
Helmond Het Helmondse bedrijf Custom Powders had poeders gedroogd voor Chemours. Er waren GenX-stoffen via de schoorsteen ontsnapt en in de bodem en het oppervlaktewater terecht gekomen. De gang van zaken dwong Helmond om in de hele stad bodemonderzoek te doen en zodoende wist Helmond, eerder dan andere gemeenten, hoeveel GenX-stoffen en de PFOA en PFOS in de bodem en grondwater aanwezig waren. Dat leverde een set kaarten op. Hieronder de bodemvervuiling door GenX-stoffen. Zo zijn er ook kaarten voor PFOA en voor PFOS. In het omcirkelde gebied ligt Custom Powders. Door het onderzoek kan er in Helmond weer gegraven worden. Buiten het Custom Powders-gebied viel de vervuiling mee. Voor alle documenten, zie www.helmond.nl/documentenpfas .
GenX-stoffenkaart van Helmond
Eindhoven Ook Eindhoven heeft zijn bodemkwaliteitskaart op orde. Er is geen groot probleem, vooral omdat Eindhoven geen PFAS-verwerkende fabriek heeft (voor zover bekend). Het gros van de grond is schoon genoeg om in te graven. Zie www.eindhoven.nl/bouwen/grond-en-vastgoed/bodeminformatie?search=PFAS en dan doorlinken naar ‘aanvulling Bodemkwaliteitskaart PFAS’.
Voor
Eindhoven geef ik een tabel (die is er trouwens in Helmond ook).
Meettabel Eindhoven van diverse PFAS-stoffen, gemiddeld over 40 meetpunten
Men
moet zich voorstellen dat er voor deze tabel 40 meetpunten geweest zijn, waarvan
het gemiddelde en de spreiding daarin in de tabel staan. Voor huis-, tuin- en
keukengebruik is de kolom 13 (waar ‘gem(iddeld)’ boven staat de belangrijkste,
en dan de eerste twee rijden PFOA (som) en PFOS (som); resp 0,46 en 0,77µgr/kg
ds. Gemiddeld voldoet Eindhoven dus aan de nieuwe rijksnorm.
De
tabel geeft tevens waarden voor een heleboel andere PFAS-stoffen dan alleen
PFOA en PFOS. Er is een selectie gemaakt uit de ruim 6000 PFAS-stoffen, die
zijn ook gemeten.
Weinig bekend van veruit de meeste PFAS-stoffen Van de meeste PFAS-stoffen is (zeer) veel minder bekend dan van het riedeltje PFOA, PFOS en GenX-stoffen. Ik wil daartoe uit de Eindhovense tabel de rij ‘perfluorbutaanzuur’ lichten (afgekort PFBA). Die springt er in zijn concentratie, na PFOA en PFOS, als enige uit.
PFBA
is het kleine broertje van de middelgrote broer PFOA. Het enige verschil is dat
PFBA vier koolstofatomen in de keten
heeft en PFOA acht.
Perfluorbutaanzuur
De PubChem vermeldt bij PFOA een waslijst aan toxicologische informatie (zie https://pubchem.ncbi.nlm.nih.gov/compound/Perfluorooctanoic-acid ). De PubChem vermeldt bij PFBA nauwelijks toxicologische informatie (zie https://pubchem.ncbi.nlm.nih.gov/compound/9777 ). De enige gevaar-informatie is die welke voortvloeit uit het gegeven dat PFBA een sterk zuur is. Toch zijn de twee stoffen nauw familie. Het zou natuurlijk kunnen dat PFBA veel minder vergiftig is, maar waarschijnlijker is dat de toxische en milieueffecten gewoon niet onderzocht zijn. Net als bij het overgrote deel van de andere PFAS-stoffen.
Sweco geeft hierop de volgende toelichting: TOELICHTING ONDERZOEKSMETHODE De signaleringskaart PFAS is een geografische vertaling van een openbare lijst van mogelijke PFAS risicolocaties, die momenteel door alle partijen in het werkveld wordt gebruikt. Deze staat op pagina 8 van dit rapport. We hebben de belangrijkste typen locaties zoals die zijn benoemd op pagina 8 van dit rapport genomen, en daar de concrete locaties in Nederland bij gezocht en via een GIS tool in een signaleringskaart verwerkt.
Op onze signaleringskaart zijn de volgende typen locaties aangegeven: – Producenten van PFOS of PFOA (of andere PFAS) – Producenten van Teflon en andere gefluoreerde polymeren (gebruik PFAS of Gen-X tijdens productie) – Verwerking van Teflon en andere gefluoreerde polymeren – Galvanische industrie – Locaties waar brandblusschuim wordt ingezet zoals vliegvelden, brandweer oefenplaatsen en militaire locaties en bij grote branden – Bedrijven (waar bekend is dat blusschuimmiddelen zijn opgeslagen) – Voormalige stortplaatsen (exclusief de provincies Utrecht en Friesland) – Waterzuiveringsinstallaties – Afvalverbrandingsinstallaties
In de tabel in het rapport werd onderscheid gemaakt tussen beperkt en groot risico. Het risico is afhankelijk van de hoeveelheid PFAS die bij
een activiteit op een locatie is/wordt gebruikt, in combinatie met de kans dat
(een deel van) deze hoeveelheid in de bodem terecht komt/is gekomen. Voor de kaart zijn de scores opgeteld en weergegeven in een
zogenaamde ‘heatmap’ en op de volgende wijze weergegeven:
– Lage verdachtheid (beperkt risico): In de bron een lage score
tot 100 meter uit de bron.
– Hoge verdachtheid (groot risico): In de bron een hoge score
(10 maal de lage score) aflopend tot een lage score op 1 kilometer van de bron.
Sweco heeft een aparte kaart gemaakt voor de regio Eindhoven-Helmond-Weert . Die kan men vinden door door te linken vanaf de eerder genoemd pagina.
Kaart met verdachte PFAS-bronnen volgens weco
Vernietiging van PFAS De koolstof-fluorband (CF-band) is de sterkste band uit de organische scheikunde. Er wordt gestudeerd op methodes om die toch kapot te krijgen.
De
eenvoudigste is lomp geweld met een hele hete draaitrommelovens. Zo doet
Chemours dat.
Er
is een experimentele methode (nog kleinschalig en waarschijnlijk niet geschikt
voor gebruik in situ) om de verbindingen kapot te stralen met ultraviolet licht
Verder zijn er berichten dat sommige bacterien in sommige omstandigheden tot op zekere hoogte de CF-band zouden kunnen aantasten, maar deze studies ogen vooralsnog niet als praktisch bruikbaar.
Iets dat in de natuur niet of nauwelijks kapot kan, en toch blijft vrijkomen, stapelt per definitie dus.
Slotbeschouwing Ik zie niet meteen hoe dit verder
moet.
Vooralsnog
staat de kraan nog steeds wijd open en is er maar een kleine dweil. De aanpassingen
tot nu toe behelzen dat er meer millimeter water op de vloer mag staan.
Het
in producten verwerken van koolstof-fluorbanden (CF-band) zou aan banden gelegd
moeten worden. Dat is uitermate vervelend, want er worden vaak nuttige
producten mee gemaakt. Misschien moeten we stoppen met Tefal pannen ten gunste
van keramische pannen, en iets anders verzinnen voor de coating van Goretex
regenjassen.
En
zolang de CF-band verwerkt mag worden, moeten er strengere eisen gesteld worden
aan de fabriek die dat mag doen.
De
eindigheid van de aarde grijnst je ook in dit dossier aan.