Ziektekiemen als functie van de afstand tot een intensief melkveebedrijf

De concentratie van koeie-allergeen Bos d2 en endotoxine in de omgeving van “Industrial Scale Dairies” blijken in een Amerikaanse studie goed meetbaar en af te nemen met de afstand. De aanwezigheid is tot op 4,8km afstand te detecteren.

De studie is uitgevoerd in Yakima Valley , een droog gebied in Washington State door onderzoekers van John Hopkins University. Ze hebben neergedaald fijn stof weggenomen op geschikte horizontale oppervlakten binnen en buiten woningen en dat met gangbare state of the art-technieken geanalyseerd op koeie-allergeen Bos d2, endotoxine en (als controle) op muize-allergeen en stofmijtallergeen.
Er hebben 40 huishoudens meegedaan. In die huishoudens mocht niet gerookt worden en ze mochten niet zelf koeien hebben lopen. De huizen zijn verdeeld in drie afstandsklassen: 20 nabij (proximal), zijnde minder dan 400m; zeven ertussen in (“intermediate”), zijnde 0,40-4,8 km; en 13 op afstand (distal), verder weg dan 4,8km.

De studie is gepubliceerd in JES (Journal of Exposure Science and Environmental Epidemiology), een tijdschift uit de Nature-groep. De tekst is te vinden op http://www.nature.com/jes/journal/v26/n1/full/jes201457a.html#tbl3 .

De uitkomsten zijn in het kort als volgt weer te geven:
– De controleproeven leveren, zoals verwacht, geen afstandsafhanke-
lijkheid op
– De Bos d2 – bepalingen leveren de volgende afstandsafhankelijkheid (links buiten, rechts binnen): (NB: dit is een logarithmische schaal! En NB: de eenheid is per mg stof, niet per m3 lucht)
koeie-allergeen als functie van de afstand tot ISD

De endotoxine-bepalingen leveren de volgende afstandsafhankelijk op
endotoxine als functie van de afstand tot ISD
Een EU is een Endotoxine Unit. Die is moeilijk om te rekenen in μg/gr omdat de biologische activiteit van de verschillende endotoxines verschillend zijn. Endotoxines komen uit de celwand van gramnegatieve bacteriën als bijvoorbeeld E. Coli, de ‘poep-bacterie’ (die ook in koeiemest zit)

–  De meest geprononceerde metingen zijn statistisch significant
–  De rode lijn hierboven is waar de onderzoekers vinden dat de gezondheidseffecten beginnen
–  Uit andere studies dan deze blijkt dat in de bij de boerderij horende woning de concentraties nog een stuk hoger zijn. Uit een studie naar 170 varkensboeren in Nederland blijkt dat de minimale en maximale waarde bij 4,0 en 9,6 liggen
–  De onderzoekers noemen vanaf bepaalde concentraties asthma-gerelateerde klachten

Ik waag mij in deze kolommen niet aan eigen medische uitspraken, omdat ik daar geen opleiding voor heb. Ik verwijs door naar een publicatie van het RIVM “Veehouderij en gezondheid” (te vinden op http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2015/december/Veehouderij_en_gezondheid_Update_van_kennis_over_werknemers_en_omwonenden ).
Het RIVM houdt nogal wat slagen om de arm, o.a. dat blootstelling aan geringe concentraties soms goed en soms slecht uitpakt en dat er nog weinig onderzoek gedaan is (dat loopt nu).

Bovendien zou de veeteeltregelgeving in de VS afwijken van die in Europa. Ik weet niet of je daar bijvoorbeeld luchtwassers hebt, maar ik weet ook niet of dat van wezenlijk belang is, omdat endotoxinen ook uit uitgereden mest vrijkomen.

Ik zou een oordeel uitstellen tot het nu lopende onderzoek van Heederik gepubliceerd is.

 

Industrie ontduikt massaal MJA-verduurzamingsafspraken

Ik heb een tijdje geleden, nadat ik op de Energiebeurs in Den Bosch met een paar mensen van het Stroomplatform, een verhaal geschreven Van stoom, stoom, stoom dat concreet over de stoomtechniek ging (een verwaarloosde, maar zeer belangrijke sector), en in zijn algemeenheid over de ontduiking door de industrie van de MJA-2 afspraken. Dat verhaal eindigde met het volgende (zelf)citaat:

Nu heeft de regering met de industrie MeerJarenAfspraken (MJA) gemaakt over energiebesparing. In MJA-2, dat liep van 1998 t/m 2012, zijn convenanten gesloten waarin de deelnemende bedrijven zich verplichtten om investeringen door te voeren die zichzelf binnen vijf jaar terug zouden verdienen. In ruil daarvoor werd hen de energiebelasting kwijtgescholden.
De vraag is of die vijf jaar-investeringen werkelijk gedaan zijn. De Rijks-
dienst voor Ondernemend Nederland heeft geen eigen politie die (in dit specifieke geval) controleert of de investeringen met een terugverdientijd van bijvoorbeeld drie, vier of vijf jaar feitelijk uitgevoerd zijn. Er bestaat twijfel. De kennis vloeit geheel voort uit zelfrapportage.

Ongeïsoleerde afsluiters
Ongeïsoleerde afsluiters

Hier was het nog een vraag, omdat een formele bewering zegslieden schade had kunnen berokkenen.

Het is nu treffend om in de NRC van 22 dec 2015 te lezen dat Ed Nijpels, hoofdtoezichthouder op de uitvoering van het Energieakkoord, hetzelfde zegt. De NRC schrijft ‘Er bestaat een wet die bedrijven verplicht om te investeren in verduurzaming als die investering in vijf jaar kan worden terugverdiend “maar niemand doet het omdat er niet wordt gehandhaafd” aldus Nijpels‘ . Nog sterker, de bedrijven kunnen er subsidie voor beuren en voeren de voorwaarde dan nog niet uit.

Het wordt hoog tijd dat die handhaving er komt!

Zwavelwaterstof in Deurne (en in de rest van Brabant)

In december 2012 ging een kind groggy onderuit op een waterspeeltoestel in het Deurnese recreatiegebied ’t Zandbos, een paar dagen later gevolgd door een ambtenaar van het Waterschap die monsters kwam nemen. In beide gevallen was het “rotte eieren-gas” zwavelwaterstof (H2S) de boosdoener. Dat gas was met het grondwater vanaf ongeveer 10 a 15 m diepte omhoog gekomen.
Bovendien gingen er eenden en vissen dood in de Heiakkervijver en ook de aangrenzende kastanjebomen.
Deurne in rep en roer en dat leidde tot een eerste onderzoek, in opdracht van de gemeente, de provincie en het Waterschap. Het resultaat “Zwavel, zware metalen en grondwater in Deurne” is in mei 2014 gepubliceerd.

Ik heb hierover eerder gepubliceerd –> Gesprek met inwoners Deurne over grondwaterrapport en andere mestzaken

Het onderzoek riep vervolgvragen op. In hoeverre golden de H2S-uitkomsten ook elders in Brabant? En waar lag het aan en wat kon je doen? Die vraag kwam bij dr Broers terecht, van de TNO Geologische Dienst Nederland. Broers maakte een Plan van Aanpak (dd 14 nov 2014. Hij heeft daartoe de metingen in Zandbos opnieuw uitgevoerd en geanalyseerd. Deze metingen zijn meegenomen in het tweede rapport “Onderzoek naar waterstofsulfidegas in grondwater in Noord-Brabant” (aangeboden 25/11/2015) .
De GGD heeft hier weer op gereageerd.
Alle rapporten zijn te vinden op Toegangspagina tot TNO-rapporten

Grondwatermeting in Putte

Nu enkele vragen.

Zwavelwaterstof ook elders in Brabant?
Ja. H2S kan zich in grondwater vormen o.a. als de volgende ingrediënten aanwezig zijn:
– sulfaat
– fijn verdeelde koolstof (Dissolved Organic Carbon, DOC)
– zuur grondwater (pH 5 a 5,5)
– ijzer
– bacteriën
Men zou dit het “Brabants standaardmodel” kunnen noemen, want hieraan  wordt in een groot deel van Brabant voldaan. In praktijk blijkt de DOC de beperkende factor. Zie de kaart uit het rapport, die ongeveer aangeeft waar de koolstofrijke Laag van Boxtel en van Waalre aan de oppervlakte ligt (het gebied tussen de blauwe breuklijnen is de Brabantse slenk).
H2S in Brabant-1

Kan H2S gevaarlijk zijn?
In Brabant overleden nog niet zo lang geleden drie mensen aan H2S in een slibtank bij Reiling. Het spul is behoorlijk giftig. De GGD hanteert voor het publiek een aanbeveling “niet langer dan 10 minuten 1mg/m3”. Er is dan alleen nog ongemak.
Het ‘voordeel’ van H2S is dat het al in zeer lage concentraties ontzettend goor stinkt. Het gas waarschuwt. Maar in hogere concentraties stinkt het gas niet meer, omdat het dan de reukzenuw verlamd heeft. Bij nog hogere concentraties, die zich in een afgesloten ruimte al snel kunnen ontwikkelen, ben je snel bewusteloos en ga je dood.
De GGD stelt dat bijv. bij waterspeelplaatsen bij windstil zomers weer (voor dit onderwerp een worst case-scenario) de concentraties vlak boven het wateroppervlak in theorie kunnen oplopen tot 13mg/m³ .
Andere riskante activiteiten zijn: het vullen van je zwembad met grondwater, regelmatig water in kruipruimtes, beregening en tuinbesproeiing, en bronbemaling. Niet genoemd worden arbeidsrisico’s, zoals bijvoorbeeld van rioolwerkers.
Als je in je eigen zwembad zwemt, als daar vers grondwater in zit, en als daaruit H2S vrijkomt, heb je een probleem.

Kun je er als persoon wat aan doen?
Kunnen blootgestelde personen de gevaren op tijd inschatten, willen ze op tijd weg zijn en kunnen ze dat? Onwetendheid, een arbeidsrelatie en werk in een omsloten ruimte zijn risicofactoren. Hier ligt nadrukkelijk een ARBO-taak.

De TNO-studie maakt bijvoorbeeld van het vullen van de zwembad met grondwater een heel protocol. Eigenlijk liever leidingwater gebruiken.

Zo ook beregeningsinstallaties en tuinsproeiers. Liever niet bij windstil weer.

Is het de schuld van iets of iemand?
De H2S-vorming berust op natuurlijke processen. Dat zijn ingewikkelde chemische evenwichten, waarvan de ligging afhangt van de getalwaarden van de ingrediënten. Dat zijn als het ware de knoppen waaraan gedraaid kan worden.
Zowel de natuur als de mens draaien aan die knoppen.

Het rapport zegt dat de huidige Brabantse sulfaatconcentraties in het grondwater als regel tussen de 50 en 150 mg/liter zitten, met hogere uitschieters onder pyrietbrokken en een ondergrens van 40mg/liter onder hooggelegen bossen.
Twintig jaar geleden was dat overigens meer: de zure regen is aangepakt – waarmee zowel een oorzaak als een oplossing genoemd is.
Een provinciale put in Hulsel haalde 225mg/liter. De streefwaarde voor sulfaat is 150mg/liter (Waterleidingbesluit 2001).
In het Deurnese Zandbos was de sulfaatconcentratie zeker 90mg/liter. Dat kan alleen als daar pyriet afgebroken is door nitraat. Omdat daar geen mest uitgereden is, moet de nitraat uit ammoniakdepositie via de lucht komen (ammoniak wordt ondiep in de bodem door bacteriën omgezet in nitraat). Waarmee een tweede, veeteeltgebonden, oorzaak benoemd is.
De derde oorzaak is sulfaat, die rechtstreeks uit uitgereden mest gespoeld is.
Een vierde oorzaak is misschien over een paar jaar zijn het spuiwater van chemische luchtwassers.

Ook de koolstof (DOC) kan een coproductie tussen natuur en mens zijn. De lagen van Boxtel en Waalre, die in een groot deel van Brabant aan de oppervlakte liggen, bevatten van zichzelf veel organisch materiaal. Daarnaast echter kan er ook DOC uit mest naar de diepte gespoeld zijn (“uitspoeling uit de landbouwvoor”, zoals het eerste rapport dat noemt).
De onderlinge verhouding tussen beide valt uit de rapporten niet op te maken.
boorkolommen_formatie van Boxtel

Het middeldiepe grondwater (ca 10 a 15 m diep) is tussen 1993 en 2008 zuurder geworden. Dat blijkt uit tabel B.3.B, blz 122, van het RIVM-rapport “De kwaliteit van ondiep en middeldiep grondwater” (2010) ( Het RIVM-rapport ). Waarschijnlijk is dat ook menselijke invloed.
pH-verloop_RIVM_2010_kwaliteit grondwater

Al met al denk ik, dat de intensieve veehouderij een factor is in de H2S-problematiek in Brabant, maar niet de enige. Daarnaast ook de zure regen (die sterk afgenomen is, maar nog niet tot 0), en daarnaast de bijdrage van de natuur zelf.

Verder onderzoek zinvol?
De bestaande metingen geven voldoende grond voor de conclusie dat de intensieve veehouderij bijdraagt aan de sulfaatconcentraties. Ik beschouw deze vraag als beantwoord.
Of de veeteelt ook bijdraagt aan de DOC-concentraties op 15 m diepte
(bijvoorbeeld door vele jaren drijfmest), is minder duidelijk. Dit zou nader onderzoek verdienen.
Het verloop van de pH is interessant. De provincie heeft een meetnet met grondwaterputten en die meten de pH. Misschien kan daar een historisch overzicht gemaakt worden.

Tenslotte moet een buitenbeentje onderzocht worden, de veedrenkingsput tussen Neerkant en Helenaveen. De ondergrond voldoet daar in het geheel niet aan het “Brabants Standaardmodel”, maar er worden toch H2S-concentraties gemeten die 4* hoger zijn dan bij andere putten in Deurne. De koeien blijven er weg, aldus het rapport, en daar doen ze heel verstandig aan want de open lucht-concentraties kunnen bij windstil weer toxisch worden (10mg/m³).
Bij de presentatie van het rapport op 25 november toonde Broers zich bezorgd over deze situatie.

Wat te doen anders dan onderzoek?
– Communicatie naar doelgroepen, bijvoorbeeld naar de ZLTO, naar de brancheorganisatie van zwembadleveranciers, naar aannemers die grondwerk doen, naar de gemeenten, etc.
– Verzuring van het middeldiepe grondwater tegengaan
– Maatregelen voor minder dieren in Brabant

Het klimaatakkoord en mijn mening daarover

Ik ga hier geen heel verhaal houden over het recente Klimaatakkoord. De ruimte ontbreekt en de pers biedt overwegingen te kust en te keur.

Ik hang het door veel wetenschappers ondersteunde standpunt aan dat het Klimaatakkoord te laat tot stand komt en te weinig biedt om ongewenste ontwikkelingen tegen te houden. Het is nog steeds een open vraag of de wereldtemperatuur met minder dan 2°C stijgt, laat staan met 1,5°C.
Ik denk ook dat er politiek niet meer uit te slepen was geweest.

Al met al vind ik de voordelen van het akkoord groter dan de nadelen. Te weinig en te laat is in dit geval duidelijk beter dan nog steeds helemaal niks.

Het is nu van groot belang dat de gedane beloftes ook inderdaad waargemaakt worden. Ik kies de praktische insteek dat ik daar op de voor mij beïnvloedbare plaatsen op ga letten.
Waarbij ik er speciaal op let dat wetenschappelijk aantoonbare prestaties het winnen van het grote woord, gecombineerd met slechts een kleine symbolische betekenis.

De volledige tekst van het klimaatakkoord is te vinden –> Klimaatakkoord_Parijs_2015_volledige tekst

 

Melk weer goed voor elk

De SP in de Tweede Kamer heeft een nota geschreven over de voorspelbare “varkenscyclus in koeienland”. Na de liberalisering van de melkproductie schoot de productie omhoog (wat voorspelbaar was), kwam er overproductie (wat voorspelbaar was) en schoot de fosfaat in de mest over de limiet heen (wat voorspelbaar was) en de prijs per liter onder wat draaglijk is (wat voorspelbaar was).

Melkproductie en veestapel na liberalisering
Melkproductie en veestapel na liberalisering

In de nota wordt voorgesteld:
1) Koe in de wei.
In de Wet Dieren moet worden opgenomen dat weidegang de norm is, als zijnde het natuurlijke gedrag van het dier. Dat is een voorwaarde voor uitbreiding of verbouwing.
2) Weiland bij de stal
Een boer moet minstens de helft van de koeienmest op eigen grond kwijt kunnen. De rest moet naar akkerbouwers kunnen binnen 20 km. Volledige grondgebondenheid zou nog beter zijn.
3) Productiebeheersing
Het loslaten van de melkquotering was een historische vergissing, maar die wordt waarschijnlijk niet op korte termijn ongedaan gemaakt. Het crisisinstrument Markt Verantwoordelijkheid Programma moet worden ingezet bij gebrek aan beter.

Voor de volledige tekst zie –> melknota2015_SP

Hoe 139 landen in 2050 volledig van duurzame energie kunnen leven

In een Scientific American-artikel dd 19 november 2015 beschrijft redacteur Mark Fischetti het werk van Mark Jacobson van Stanford University (http://web.stanford.edu/group/efmh/jacobson/) en Mark Delucci (University of California) (http://www.its.ucdavis.edu/about/single/?person=delucchi-mark). Die hebben voor 139 landen op aarde uitgerekend hoe deze in 2050 geheel van duurzame energie op basis van wind, zon en water zouden kunnen worden voorzien.
Hieronder de uitkomst voor Nederland:

Fully renewable energy pro country-NLZo zou Nederland duurzaam kunnen zijn in 2050 volgens Jacobson en Delucchi

Zo zou Nederland duurzaam kunnen zijn in 2050 volgens Jacobson en Delucchi.

Als men dit zelf wil proberen: ga naar https://100.org/wp-addons/maps/embed-large.html en dan met de muis over het scherm. Een kind kan de was doen.

Voor Nederland staat hier
1,6% zonne-energie op woningdaken
1,6% zonne-energie op overheidsgebouwen en fabrieken
31,4% zonne-energie in parken
0,3% energie uit golfslag
5% uit windenergie op het land
60% windenergie op zee

Uiteraard is nagedacht over het variabele vermogen van de bronnen. Jacobson en Delucchi menen dat een goede combinatie van bronnen de opslagnoodzaak relatief beperkt kan houden. Opslag maakt het systeem extra duur en ingewikkeld.

Er staan waanzinnig veel details op http://web.stanford.edu/group/efmh/jacobson/Articles/I/WWS-50-USState-plans.html . Bijvoorbeeld een Excel-bestand met gegevens per land. Voor Nederland: cijfers NL 
waarin BAU Business As Usual betekent en WWS Wind|Water|Solar , en end use de netto afgeleverde energie is in GW in beide scenario’s. Men kan hier heel lang in grasduinen.
Er staat bijvoorbeeld in genoemde spreadsheet wat dat allemaal zou kosten.
Wereldwijd zou het netto 22 miljoen banen opleveren en rond de 4 miljoen mensen een voortijdige dood besparen door luchtvervuiling.

Het is en blijft een exercitie waarbij men vragen kan stellen. Er wordt bijvoorbeeld geen gebruik gemaakt van biomassa, terwijl 70% van de Nederlandse duurzame energie nu in biomassa zit. Daar is overigens niet iedereen blij mee.
Misschien bewaren J en D de biomassa voor cascadering (voedsel voor mensen, voedsel voor dieren, vezels, chemische stoffen etc). Het staat er niet bij.Er staat ook niet bij hoe het met schepen en vliegtuigen moet.
Ik lees ook niets over hergebruik van afvalwarmte.

Desalniettemin een inspirerende gedachtenoefening.

Hoe 14% duurzame energie in Brabant in 2020 haalbaar is

Joep van Meel (SP-woordvoerder energie in Provinciale Staten) en ik hebben op 10 december 2015 een gastopinie aangeboden aan de Brabantse kranten. Ik ben fractiemedewerker.
De gastopinie beschrijft hoe het mogelijk is om in Brabant in 2020 de 14% duurzame opwekking te halen, waartoe de provincie zich verplicht heeft. Lees het maar als een voorstel.
De gastopinie staat hieronder.

Op het eind verwijst de opinie naar een artikel dat al eerder op deze site gestaan heeft.

Kaart opstelling windturbines Kabeljauwbeek
Kaart opstelling windturbines Kabeljauwbeek

Inleiding
In september 2013 hebben instellingen (werkgevers, vakbonden, overheid, milieuorganisaties) het Nederland Energie Akkoord getekend. Ook de provincies. Daarna heeft de provincie Noord-Brabant ook het Brabants Energie Akkoord ondersteund. Dat ligt ten grondslag aan het huidige coalitieakkoord.

De uitvoeringsdiscussie echter verloopt chaotisch. Technische, economi-
sche en politiek-filosofische argumenten raken verward, evenals het verschil tussen besparing en opwekking. Dat schaadt de dringend nodige vooruitgang.

Volgens ondergetekenden komt dat vooral omdat er geen rangorde in de argumenten aangebracht wordt en omdat bruikbare kwantitatieve targets nog ontbreken. Dat leidt tot schimmige betogen waarin percentages op percentages gestapeld worden en ondertussen fouten gemaakt.
Het is beter, en bovendien zeer veel simpeler, om energiebudgetten te noemen met concrete getallen in de gangbare maat PetaJoule (PJ). Eén PetaJoule is de energie in 23 miljoen kg ruwe olie (acht standaard binnenvaarttankers). Onze prioriteit is op de eerste plaats technisch.
De vragen zijn dan simpel: wat verbruikt Brabant nu? Waar moet Brabant in 2020 uitkomen op basis van het Energieakkoord? Wat verbruikt Brabant in 2020 op basis van Business as usual? Conclusie: wat er gebeuren moet om het verschil op te lossen?

Hierbij nemen we aan dat de inverdieneffecten, de SDE+subsidie en het provinciale energiefonds afdoende zijn, en kijken we nu niet naar de maatschappelijke vormgeving van de energieopwekking.

Wat verbruikt Brabant nu?
Het CBS geeft geen energiecijfers per provincie. Die zijn echter in rede-
lijke benadering te schatten op basis van de bevolkingsomvang, zijnde 15% van Nederland. Zodoende werd er in Brabant in 2014 verbruikt 488PJ, grotendeels in de vorm van fossiele energie. Daarvan ging 97PJ in producten zitten (zoals plastic) en 66PJ ongebruikt geloosd. Netto werd er dus in 2014 afgeleverd 325PJ. Die hoeveelheid dient hier verder als berekeningsgrondslag.

Waar moet Brabant zijn in 2020?
Het Energieakkoord eist dat er zes jaar lang jaarlijks 1,5% bespaard wordt, en dat van wat overblijft 14% duurzaam wordt opgewekt. Eenvoudig rekenwerk leert dat de besparingstaak tot 2020 29PJ is, dat 296PJ overblijft en dat daarvan 41,4PJ duurzaam moet zijn.

Wij behandelen hier alleen de opwekking van die 41,4PJ.

Waar komt Brabant in 2020 uit op basis van Business As Usual?
Wij maken de volgende keuzes:

1) Voor zonnestroom op woningdaken zijn de Brabantse cijfers van Sungevity gebruikt. Het daar genoemde maximum van 6,5PJ is in 2020 voor driekwart ingezet.
De totale dakoppervlakte op nutsgebouwen is de helft van die op woningen
2) Windenergie op het land: het bestaande Brabantse 470MW-programma is af
3) Windenergie op zee einde 2019 wordt voor 15% aan Brabant toege-
kend

4) Energiehoeveelheden worden gebaseerd op CBS- en Compendium-
cijfers

5) Meerjarige trends daarin worden doorgetrokken

Het resultaat is dan dat Brabant in 2020 30,9PJ duurzaam opwekt. Dit getal bestaat uit zonnepanelen op woningen en nutsgebouwen, zonneboilers, wind op land en zee, bodem- en buitenluchtwarmte via warmtepompen, geothermie en centrale warmtelevering, en vooral biomassa.

Waarschijnlijk is in Brabant nu ongeveer 22PJ van die 30,9PJ al ingevuld.

Hoe krijgt Brabant het gat van 10,5PJ tussen realiteit en ambitie opgevuld?
Business as usual schiet dus 10,5PJ tekort. Ergo is dat de target van het nieuwe provinciale opwekkingsbeleid.

Wij hanteren nu de volgende overwegingen:
1) de daken liggen al grotendeels vol.
2) voor veel meer windenergie is weinig ruimte en draagvlak
3) bodem- en buitenluchtwarmtepompen stuiten technische bezwaren
4) de meeste biomassa wordt al gebruikt, behalve mestvergisting (die op papier veel energie kan opleveren)
5) geothermie is in Brabant nog onontwikkeld
6) er wordt veel warmte weggegooid
7) er ligt rond de 10 a 20km2 incourante bodem (vuilstorten, ongebruikte molensteen-industrieterreinen, vliegvelden, geluidsschermen) waarvan een flink deel plaats biedt aan zonnepanelen.

Kaart met vuilstorten in Brabant. Die is te vinden op http://kaartbank.brabant.nl/viewer/app/Stortplaatsen
Kaart met vuilstorten in Brabant. Die is te vinden op http://kaartbank.brabant.nl/viewer/app/Stortplaatsen

Voorstel t.b.v. de provinciale politiek:
De provincie zet zich in voor (doeljaar 2020)
a) 5PJ uit zonneparken. Met genoemde incourante terreinen komen we een heel eind.

b) 2PJ extra uit afvalwarmte, met aandacht voor de belangen van afnemers van de stadsverwarming
c) 2PJ extra uit geothermie
d) 2PJ uit mestvergisting. Daarvoor is voldoende covergistingsmateriaal aanwezig en het vraagt ongeveer om de stalmest van 5% van de Brabantse dieren
e) GS gaan niet zitten afwachten tot de initiatieven zich melden, maar werken outreachend

Onze analyse is zeker niet precies, maar we hebben er vertrouwen in dat de cijfers zo robuust zijn dat het voor de uiteindelijke keuzes weinig uitmaakt.

Voor de onderbouwing zie https://www.bjmgerard.nl/?p=1934

Joep van Meel             SP-woordvoerder energie in Provinciale Staten
Bernard Gerard          SP-fractiemedewerker

 

 

Petitie over hoge snelheidstreinen in plaats van vliegtuigen binnen West-Europa

Ik vraag de aandacht van de bezoekers van deze website voor een petitie die op de kortere afstanden vliegtuigen wil vervangen door hogesnelheids-treinen (HSL-treinen). Eindhoven ligt niet aan een HSL-lijn, maar heeft een verbinding met HSL-station Breda. De verbetering van de grensoverschrijdende spoortrajecten naar Düsseldorf en Luik zou ons ook daar aansluiting geven op het HSL-netwerk.

Eindhoven tussen andere stedelijke gebieden
Eindhoven tussen andere stedelijke gebieden

Voor Düsseldorf bestaat al lang een regionale lobby (zie bijvoorbeeld http://www.ed.nl/regio/eindhoven/lobby-voor-hogesnelheidslijn-via-eindhoven-naar-duitsland-1.5244368 ). Een goede verbinding Maastricht-Luik  zou onze regio aansluiting geven op het zuidelijke HSL-net via het nieuwe station in Luik.
Op afstanden tot pakweg 500 a 700 km (afhankelijk van de omstandigheden) is de reistijd (all-in) van stadscentrum naar stadscentrum per HSL beter als per vliegtuig.

Het treinstation in Luik
Het treinstation in Luik

Het mes snijdt aan twee kanten.
Treinen in plaats van vliegen betekent minder opwarming van de aarde en minder vlieghinder. In de komende maanden zal de politieke aandacht naar opwarming uitgaan vanwege de klimaatconferentie in Parijs. Deze petitie ondersteunt een beter klimaat.
De andere kant is vooral van belang voor gehinderde omwonenden. Hogesnelheidstreinen voorkomen toename van luchtverkeer, met onwenselijke geluidhinder en uitstoot.

Meer informatie kunt u lezen op Wat wil WTL met die petitie voor hogesnelheidstreinen?
Verder kunt u informatie halen in een eerder artikel op deze site Eindhoven als draaischijf voor internationaal treinverkeer

De petitie wordt georganiseerd door de Werkgroep Toekomst Luchtvaart (WTL). IK ben zelf ook lid van de WTL. Ik vind het dan ook van groot belang dat veel mensen deze petitie tekenen.
Dat kunt u hier doen:

http://petities.nl/petitie/maak-reizen-in-west-europa-klimaatvriendelijk

 

Hoeveel zonnestroom kan opgewekt worden langs wegen?

De behoefte aan locaties, waar zonder veel bezwaren flinke oppervlakten kunnen worden voorzien van zonnepanelen, neemt toe. Een van de ideeën is om geluidsschermen massaal uit te rusten met zonnepanelen. Maar hoeveel kWh levert dat op?

Sander Meppelink, die Sustainable Development doet aan de Universiteit van Utrecht, heeft een deel van die vraag beantwoord in “The potential of photovoltaics along the Dutch national and expressways – an analysis of the potential of PV noise barriers”(sept. 2015) . De technische beperkingen van WordPress staan niet toe om deze afstudeerscriptie te koppelen, maar googles op ‘Sander Meppelink thesis’ levert meteen resultaat.

Eerst wat technische dingetjes:

  • Je kunt op verschillende manieren PV-panelen op een geluidsscherm aanbrengen.
    Het kan als een soort bushokje:
    twee mogelijkheden
    Voordeel is dat de panelen min of meer dwars op de zon kunnen staan (behalve als de weg noord-zuid loopt) en dat ze enigszins beschermd zijn tegen vandalisme, nadeel dat de panelen niet erg breed kunnen zijn.
    Men kan de panelen ook op het rechtopstaande vlak monteren. De stand is dan niet ideaal en ze zijn wat graffiti-gevoeliger, maar de panelen kunnen breder zijn. Als de weg noord-zuid loopt, kunnen de panelen aan weerszijden geplaatst worden (‘bifacial’).

    De A27 bij De Bilt
    De A27 bij De Bilt
  • De zonne-instraling wordt in ‘scores’ weergegeven. Van 959-1044kWh/m2*jaar heet score 3, van 1044-1128 score 4 en van 1128-1213 score 5.
    Vanuit dit zonneaanbod wordt de jaarlijkse elektriciteitsproductie in kWh berekend door *0,158 te doen in 2015 en *0,188 in 2030 (er zit nog steeds veel technische vooruitgang in zonnepanelen)
  • Langs de wegen van Rijkswaterstaat (RWS) waartoe Meppelink zich beperkt heeft, ligt in Nederland 641km geluidsscherm.
    Daarvan bestaat 187km uit stukken van meer dan 500 m lang. Om praktische en economische redenen heeft Meppelink zich in zijn berekeningen daartoe beperkt. De opbrengst van de 641km wordt hieruit afgeleid door extrapolatie.
    Een deel van die 187km bestaat uit stukken waar de bezonning score 3 of slechter is.
    Weer een deel hiervan bestaat uit stukken die binnenkort vervangen moeten worden.
    Al die stukken kunnen met technieken als GIS netjes bepaald worden.
    Op basis van dit alles noemt Meppelink voor 2015 een opbrengst van de totale lengte van 641km van 211GWh (0,76PJ). Alleen de 500 m – stukken kunnen samen jaarlijks 61,4 GWh (=0,22PJ) opbrengen. Verdere aanscherping van de voorwaarden leidt uiteraard tot een steeds lagere opbrengst.

Voor 2030 zijn diezelfde cijfers 251GWh (0,90PJ) resp. 73,2GWh (=0,26PJ).

Voor Brabant krijg je deze overzichten:

RWS-district Zuid-Nederland West
RWS-district Zuid-Nederland West
RWS-district Zuid-Nederland midden
RWS-district Zuid-Nederland midden

Het is in beginsel mogelijk het helemaal door te rekenen, want de gegevens zijn per wegvak bekend, maar dat is me teveel werk. Ik gebruik nu even de standaard vuistregel dat Brabant 15% van Nederland is. Dat leidt er toe dat de volle lengte aan zonnepanelen langs RWS-wegen in Brabant ongeveer 0,11PJ per jaar kan leveren in 2015 en 0,14PJ in 2030.

Is dat veel? Op zich niet.
In mijn gastopinie voor het ED over mogelijkheden om in 2020 in Brabant de 14% duurzaam te halen, schat ik in dat men ongeveer 5PJ zonneparken weg moet zetten. De geluidsschermen langs de RWS-wegen dragen dus maar weinig bij.

Er zitten echter een paar ‘maren’ aan het verhaal die het geheel positief kunnen bijstellen.
– Behalve 641km geluidsscherm ligt er ook 346km geluidswal. Die is niet meegeteld.
– De mogelijkheden in de berm zijn niet meegeteld (maar RWS heeft aan weerszijden meestal maar een paar meter). Onderstaand plaatje als voorbeeld.

PV-array_highway_Oregon

– De mogelijkheden in het wegdek zijn niet meegeteld (maar dat is nog zeer experimenteel)
– De gemeentelijke en de provinciale geluidsschermen zitten er niet in. De lengte daarvan weet ik op dit moment niet.
–  Ik neem aan dat je ook  “afdakje” en vertikaal kunt combineren.
– De berekening gaat alleen over bestaande schermen of schermen die al in de pijplijn zitten. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voegen lengte toe, zo ook een eventuele verdere aanscherping van de geluidsregels.
– Overkappingen zitten er niet in, Zie die in Aschaffenburg (idee waar de N279 langs of door Helmond moet?)

  • solar_array_tunnel_aschaffenburg
    – op Noord-Zuidwegen kunnen ‘bifacial’ schermen tot flink hogere opbrengsten leiden. Voorbeeld zou de A50 bij Uden (genaamd de ‘Solar Highways’) kunnen worden, als die schermen inderdaad worden aangelegd (dat was in augustus 2015 nog niet duidelijk, dus ze zitten nog niet in het overzicht).
De A50 bij Uden
De A50 bij Uden

Een ‘bifacial’ design zou op die locatie 2,4* zoveel opleveren als het ‘bushokjesmodel’ met een horizontaal dak. De grotere oppervlakte wint ruim van de slechtere stand in de ruimte. De drie delen samen zouden goed zijn voor ca 1000MWh per jaar (0,0036PJ)

Overigens kunnen er ook schermen langs spoorwegen uitgerust worden met PV-panelen. Zie dit voorbeeld bij Brandevoort in Helmond.

Geluidsschermen langs het spoor in Helmond
Geluidsschermen langs het spoor in Helmond

Kortom, het is mogelijk om hoger uit te komen. Dit verdient onderzoek.

Discussie met Henk Daalder

Henk Daalder uit Nuenen is zo vriendelijk geweest op enkele van mijn artikelen te reageren. Ik stel dat altijd erg op prijs.

Ik ben het niet altijd eens met Henk, maar de discussie leidt soms tot nieuwe inzichten.

In zijn commentaar op Ruimte voor zonneparken in Brabant op incourante grond gaat het over of de SDE-regeling parasitair is (zoals Henk meent) of fatsoenlijk overheidshandelen zolang de kostprijs van (Henks voorbeeld) windenergie boven die van kolen ligt.

In zijn commentaar op Stadsverwarming Meerhoven: gefeliciteerd en toch gemengde gevoelens gaat het over voor en tegen de stadsverwarming. We zijn het erover eens dat er slechte situaties bestaan, maar verschillen van mening of die slechte situaties wetmatig moeten bestaan. Henk valt het beginsel van de stadsverwarming aan en ik verdedig het.

In zijn commentaar op Schatting opwekking duurzame energie Brabant 2015 – 2020  noemt Henk een link naar een zeer interessant artikel uit de VS, waarin Stanfordmensen bewezen hebben dat men in de VS in 2050 een systeem kan maken op basis van alleen wind, water en zon, dat leveringszeker is (richting afnemer) en afname zeker (richting producent). Dit artikel verdient zeker bredere bekendheid. De link staat in het commentaar.

Ik hoop dat meer lezers van mijn weblog zich geroepen voelen om te reageren.