De bekende
astrofysicus Vincent Icke, nooit te beroerd voor een stevige publieke
uitspraak, heeft eens gezegd dat “Internet een open riool is waarin wij onze
kinderen leren zwemmen”. Geheel ongelijk heeft hij niet.
In elk geval
doen er baarlijke nonsensverhalen de ronde op Internet, zoals dat je van
vaccineren autisme of andere enge dingen krijgt, dat er asbest in tampons zit,
dat je van deodorant borstkanker krijgt, en dat er complete volwassen bomen
door de houtversnipperaar gaan vanwege de subsidie.
Om aan
publieksvoorlichting te doen (de kinderen kunnen in schoon water leren zwemmen)
zijn er publiekssites. Er zijn er zelfs twee die bijna hetzelfde heten.
Waar zit
wat in?
Het RIVM, het Ministerie van Volksgezondheid en Milieu en Veiligheid.nl hebben
in mei de website het licht doen zien https://waarzitwatin.nl/
. Die gaat over chemische stoffen in alledaagse producten.
Als je bijvoorbeeld onder de TAB ‘Chemische stoffen’ op Bisphenol A (of
Bisfenol A) zoekt bij de B van de stoffenlijst, krijg je icoontjes dat het
relevant is voor zwangere vrouwen, baby’s en jonge kinderen, dat het in
plastics zit, lijmen, verven en inkt, en dat het verdacht wordt van een
hormoonverstorende werking. Het kon wel eens gore zooi zijn en het mag daarom
niet meer in babyflesjes zitten.
Een deel van de pagina over de chemische stof Bisphenol A
Daar staat
tegenover dat je van aluminium in deodorant geen borstkanker krijgt en dat
EU-geauthoriseerd maandverband veilig is (tenzij er een geurtje ingestopt is en
je allergisch bent voor het geurtje). Er is een apart doorlinkje naar tampons
(daar zit geen asbest in).
Je kunt er
ook als klusser in. Bij bijvoorbeeld dat je bij terpentine niet teveel
Vluchtige Organische Stoffen moet inademen omdat je anders de schildersziekte
kunt krijgen. Het valt onder de Europese REACH-verordening.
Je kunt er
uren mee bezig zijn. Ik ben gek op dit soort sites.
Wat zit waar in? Hoe het nou kan dat er twee publieksvoorlichtende sites zijn, die zowat hetzelfde heten en een vergelijkbare structuur hebben, is me een raadsel.
De website www.watzitwaarin.nl/ gaat helemaal over
voedsel. Die is niet door een authoriteit goedgekeurd (althans, dat kun je nergens terugvinden), maar is het werk van
mevrouw Manon Meijer. Ze is een fanatieke en lijkt een deskundige etikettenlezeres.
Ik weet van het onderwerp ‘voedsel’ te weinig om een oordeel over de kwaliteit van de site te kunnen uitspreken. Zo op het oog zit de site goed in elkaar. Wel kan er op de site reclame geplaatst worden. Reclame voor artikelen die op de site besproken worden, kan op papier aanleiding zijn tot een verminderde onafhankelijkheid.
Als je bijvoorbeeld in de
ingredientendatabank onder ‘soepen en sauzen’ kijkt, krijg je een verhaal wat
er in klassieke gele mosterd zit, inclusief allergenen en de EAN (wat de EAN
is, staat er niet bij, maar het Internetriool leert dat dat een internationaal
BAR-codesysteem is)
Er is bijvoorbeeld een uitgebreide categorie ‘ontbijtkoek’ en die leert dat er meestal gluten in zitten, behalve in de Snelle Jelle Spelt en Rogge. Zo leer je nog eens wat.
Ik ben zelf op deze site niet zo met
voedsel bezig, maar voor wie dat wel is biedt het uren leesvoer.
Proces-
en risico-analyse Berenschot van SDE+/GVO in 2017 In 2017 heeft het
bureau-Berenschot voor regering en parlement een onderzoek uitgevoerd naar de
Regeling SDE+ (Stimulering Duurzame Energie) en naar de Regeling Garanties van
Oorsprong (GVO). Daaruit kwamen vijf risico’s bij duurzame warmte en
mestvergisting naar voren. Ook heeft Berenschot aanbevelingen gedaan.
Warmte Men kan SDE+ – subsidie krijgen voor duurzame warmte. Die warmte moet uiteraard ook daadwerkelijk worden ingezet voor wat volgens de criteria ‘nuttig’ heet. Dat bleek soms moeilijk te controleren. De afspraak is nu dat de controlerende instantie CertiQ meer geautomatiseerd en vaker meetgegevens binnen moet krijgen en dat de toepassingen een code krijgen. Bij hoog risico-toepassingen gaat RVO vaker controleren.
Duurzame energie als % van alle energie (7,4% = 158PJ)
Mestvergisting Bij covergisting moet minstens 50% dierlijke mest gebruikt worden, en bij monovergisting minstens 95%. In beide gevallen kan er toeslagmateriaal ingezet worden. Er bestaat een limitatieve lijst met wat daarvoor gebruikt mag worden. Die blijkt echter moeilijk te controleren. Bij grote bedrijven moet de accountant zelf controleren wat er met de stront bijgemengd wordt, en bij kleine bedrijven mag dat worden uitbesteed aan een meetbedrijf.
Tot nu toe stond niet in de subsidievoorwaarden van de SDE+ dat een vergister aan de meststoffenwetgeving moet voldoen. Nu wel, en dat maakt het mogelijk de subsidie bij wangedrag in te trekken en maakt meer gerichte controles mogelijk.
De rubriek ‘covergisting” houdt vanaf 2019 op te bestaan en gaat onder de categorie ‘allesvergisting’ vallen. Co-vergisten brengt nu geen financieel voordeel meer, waardoor het genoemde 50%-aandeel niet meer gecontroleerd hoeft te worden.
Er zijn overtredingen die bestuurlijk zijn en/of op basis van de subsidievoorwaarden afgehandeld kunnen worden. Er zijn twee situaties rond vergistingsbedrijven die SDE+subside hebben, waar een vermoeden van fraude is (en dus het strafrecht geldt).
Maar mestvergisting is niet alleen een probleem, het levert ook op. De ruim 200 installaties in Nederland die biomassa, mest of beide vergisten, produceren bijna 12PJ aan elektriciteit en/of groen gas en/of hernieuwbare warmte. Een schets van de context om dit getal te plaatsen. De totale hoeveelheid duurzame energie in Nederland bedroeg in 2018 158PJ, goed voor 7,4% van alle energie (www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/22/aandeel-hernieuwbare-energie-naar-7-4-procent ), waarvan ongeveer 12PJ uit zonne-energie. Mestvergisting leverde dus in 2018 ongeveer evenveel energie als zonnepanelen. De hoeveelheid energie uit zonnepanelen zal groeien, maar zo ook de hoeveelheid uit mestvergisting. Men verwacht dat er nog 85 bedrijven bijkomen, samen goed voor bijna 10PJ.
Energie uit wind en zon (CBS)
Men ziet overigens
ook aan de eerste CBS-grafiek dat de grotere categorie biomassa, waarvan
mestvergisting een onderdeel is, goed is voor 61% van alle duurzame energie
(dus 96PJ).
Biomassa kent zijn dilemma’s en daarbinnen mestvergisting ook (zoals de veronderstelde relatie met de te grote veestapel). En omgevingsvergunningen moeten goed zijn. Maar ik verzet mij tegen de huidige trend om beide per definitie politiek te verdoemen.
De aanleiding De Vion runt in Boxtel veruit de grootste slachterij van Nederland. Er worden dagelijks 20.000 varkens gedood. Sinds jaar en dag domineert de milieuoverlast van dit proces Boxtel. Het stinkt naar kadavers en wat daarbij hoort, en er komt herrie uit het complex, en omwonenden werden ziek van de legionellabesmetting. Het bekende Groene Boekje van de VNG adviseert bij slachterijen een afstand van 100m van de poort tot de dichtstbijzijnde woonbebouwing, maar in Boxtel is dat maar 60m tot het appartementencomplex Stapelen.
Nu is de
Vion met een, op zichzelf beperkte, reorganisatie bezig. Nu rijden er
vrachtauto’s met halve varkens naar Scherpenzeel in de Gelderse Vallei, alwaar
deze halve varkens verder uitgebeend worden. Vion wil dat uitbenen naar Boxtel
halen. Voor het concern als geheel betekent dat een licht milieuvoordeel omdat
er veel vrachtauto-bewegingen wegvallen, maar voor Boxtel betekent het een uitbreiding.
Er komen onder andere 250 mensen meer te werken en daar horen, behalve meer
vloeroppervlak, auto’s en Polenbusjes bij. Daar staan ook weer extra
maatregelen tegenover, zodat de reorganisatie per saldo in Boxtel betrekkelijk
weinig effect op de leefomgeving heeft.
Een kleine volksopstand De kleine aanleiding leidde tot veel grotere ophef. Al de opgekropte boosheid over de sinds jaar en dag bestaande situatie kwam eruit: de milieuoverlast, de onwil van Vion om daar wat aan te doen, de legionella en de volgzaamheid van het gemeentebestuur, zijnde bevoegd gezag voor Vion.
Het pand van Vion
Het verzet
bundelde zich in de actiegroep La Vie en Rose. Dat leidde tot een door ca duizend
mensen ondertekend manifest en tot zo’n 40 a 50 zienswijzen.
De zienswijzen zeggen allemaal in uiteenlopende bewoordingen weinig over de
feitelijke aanleiding, en veel over de bestaande situatie. Idem het manifest.
Beide zijn juridisch kansloos, omdat de
beperkte uitbreiding per saldo weinig of geen effect heeft op de klachten.
Politiek echter had het verzet veel kracht. Boxtel had er gewoon genoeg van.
Stankwetgeving over industriële inrichtingen De stank, veroorzaakt door industriële inrichtingen (en dus niet van veehouderijen, dat is andere wetgeving) wordt in eerste instantie gereguleerd met het Aktiviteitenbesluit en de bijbehorende Ministeriele Regeling. De Vion is daarnaast ook vergunningplichtig.
Nadien aangepaste tekst: VION moet voldoen aan een vergunning uit 2013, welke op zijn beurt weer teruggrijpt op een vergunning uit 2009.
(Eerder in deze blog is geschreven over Coppens Diervoeders in Helmond, waar maatschappelijk verzet uiteindelijk bovenwettelijke maatregelen afgedwongen heeft die het stankprobleem grotendeels of geheel opgelost hebben. Daar was nog sprake van een binnen de branche afgesproken Bijzondere Regelgeving, waarin o.a. de Best Beschikbare Technieken benoemd werden. Die bestond toen ook voor de vleesindustrie, waaronder slachterijen. Per 1 jan 2016 zijn deze Bijzondere Regelingen opgeheven en opgegaan in het Activiteitenbesluit – ‘opgegaan’ kan hier gelezen worden als ‘verdwenen’. Wat er op deze site over het onderwerp geschreven is over Coppens was toen waar, maar is nu achterhaald.)
Opstelplaats van de veewagens. De werkzaamheden dienen de bouw van een overkapping
Het Activiteitenbesluit krijgt pas werkingskracht als de geurhinder onaanvaardbaar is, en die is pas onaanvaardbaar als het bevoegd gezag zegt dat het onaanvaardbaar is. Daarvoor bestaan geen landelijk vastgestelde, vaste normen, al kan het bevoegd gezag natuurlijk niet zomaar elk wissewasje onaanvaardbaar noemen. Onder een dergelijk oordeel moet een zekere mate van objectivering liggen, want anders valt er niet te handhaven. Dat betekent een vorm van beleid, maar Boxtel heeft geen geurbeleid, zoals de provincie Noord-Brabant en de gemeente Helmond dat wel hebben.
Het politieke
proces Vandaar dat de Boxtelse
actie zich erop richtte om het bevoegd gezag (dus B&W van Boxtel) het ‘onaanvaardbaar’
te laten uitspreken. Dat is voortreffelijk gelukt. Na overleg tussen Vion en
B&W stemde Vion in met een onderzoek naar de Best Beschikbare Technieken en
aangescherpte procedures. Deze toezegging is in het eerdere artikel www.bjmgerard.nl/?p=9213 verwerkt. “We
willen een Vion die niet meer stinkt” is, kort samengevat, de politieke wens.
Naar
aanleiding van de commotie, het manifest met zijn duizend ondertekeningen en de
tientallen zienswijzen nodigde interim-burgemeester Naterop van Boxtel de
actiegroep La Vie en Rose uit voor een gesprek (op 1 juli). De actiegroep
nodigde mij uit om mee te gaan als adviseur.
Het was een goed gesprek. Naterop werd vergezeld door een juridische engel aan zijn linkerzij en idem aan zijn rechterzij, maar dat werkte wel goed. De gang van zaken werd gesplitst in een beperkte juridische proces rond de lopende vergunningaanvraag, waarin de gemeente nauwelijks speelruimte had, en een ruime politiek-bestuurlijk proces waarmee veel bereikt kon worden. Aldus Naterop. Naterop zei dat B&W er bij Vion aan de tafel redelijk stevig in zaten, en dat Vion oprecht bereid zou zijn de stank en de andere maatschappelijke problemen aan te pakken (van het bromgeluid van de machinekamer via de verkeersbewegingen en via het dierenwelzijn tot de migrantenbelangen). Dat zou verder gaan dan alleen wat juridisch afdwingbaar was: ook “een dringend moreel appel”, aldus Naterop. Er was nu ‘momentum’ en de beperkte aanleiding werkte nu als een soort hefboom om het grotere probleem in beweging te krijgen. De Vion heeft ingenieursbureau Witteveen en Bos opdracht gegeven tot een geuronderzoek. Naterop deed voorzichtig over de termijn, maar dacht zelf aan iets van een half jaar. Vion gaat een klankbordgroep opzetten. Mijn advies aan La Vie en Rose was om daar in te gaan zitten, als aan basale voorwaarden voldaan was.
Er heeft zich in de loop der jaren nogal wat wantrouwen opgebouwd, en dat is niet meteen weg. De gemeenteraad zag graag een duidelijke stok achter de deur. Dat leidde tot een motie waarin, na een aantal logische overwegingen, uitgesproken werd:
Verzoekt
het college:
Als huidige
onderhandelingen niet tot resultaat leiden, die maatregelen binnen haar
juridische mogelijkheden te nemen die nodig zijn om overlast te beëindigen en
VION te sommeren de best beschikbare technieken te gebruiken om de overlast aan
te pakken.
De motie is op 02 juli 2019 raadsbreed aangenomen. Zie:
Hydrobusiness BV en de Legionella Bij de Vion komt veel afvalwater vrij met biologische restanten. Vroeger probeerde de Vion dat zelf te behandelen, maar dat ging alsmaar fout. In 2015 heeft een consortium, dat opereert als Hydrobusiness BV, de zuivering op biologische basis gezet (meer info bijvoorbeeld op https://www.unica.nl/referenties/%E2%80%9CDe-beste-oplossing-is-steeds-weer-anders%E2%80%9D
De afvalwaterbehandelaar van Hydrobusiness
Hydrobusiness BV is onderneming, die op het terrein van de Vion staat en werkt met afvalwater van Vion, maar desalniettemin geheel zelfstandig is. Het bedrijf heeft zijn eigen vergunning en is bijvoorbeeld geen mede-opdrachtgever van Witteveen en Bos. De vraag in het gesprek met de burgemeester was dan ook in hoeverre deze toezeggingen kon doen over Hydrobusiness. Wat als Hydrobusiness ook een stankbron was? De burgemeester deed geruststellende uitspraken, maar geheel duidelijk werd het niet.
Hydrobusiness
BV was een van de bronnen. In 2016 en 2017 (dus eigenlijk vanaf de start van de
onderneming) zijn er in Boxtel 14 mensen ziek geworden, waarvan vijf dezelfde
bacterie hadden als die in de prut van Hydrobusiness BV. Het bedrijf schrok
zich lam en reageerde vervolgens adequaat door de bassins af te dekken. Vooralsnog
provisorisch met een soort partytent. Het is geen porem, maar het lijkt te
werken. Er zijn geen nieuwe gevallen meer gerapporteerd.
De provisorisch afgedekte bassins (een partytent-achtige constructie met spanbanden).. Het is geen porem, maar tot nu toe lijkt het te werken.
Ook
de biologische waterzuivering van Rendac in Son (de voormalige ‘destructor’)
bleek legionella te verspreiden. Dat bleek bij een onderzoek naar aanleiding
van Boxtel. In de regio Son-Eindhoven Noord zijn vanaf 2013 acht mensen ziek
geworden van hetzelfde type legionella-besmetting en die komt, volgens GGD en
RIVM, waarschijnlijk uit het bassin van
Rendac. Een van de acht is overleden. Ook hier hebben maatregelen nieuwe
besmettingen voorkomen.
Er is geen verwijtbaarheid. Het was onbekend dat het probleem bij biologische waterzuiveringen bestond, er zijn geen regels overtreden en bij ontdekking is adequaat opgetreden.
Er is veel te doen over de uitspraak van de Raad van State over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Ook in de kolommen van deze blog staan eerdere artikelen over het onderwerp. Gezien de vele eerdere artikelen, wil mij beperken tot een handzaam overzicht voor mensen die door de bomen het bos niet meer zien. Verder kan het geen kwaad te benadrukken dat de PAS niet alleen maar de positieve gevolgen heeft, die sommige milieumensen er in zien, maar ook nadelige. En dat de PAS niet zo’n absoluut verbod is als velen denken (of hopen) dat het is.
Ik trof een handzame factsheet aan van de hand van Frank Futselaar, Tweede Kamerlid voor de SP (woordvoerder landbouw). Omdat de factsheet zich richtte op de SP-afdelingen heb ik er een lichte redactie opgezet, zodat hij zich nu richt op een algemeen publiek. Hieronder de factsheet.
Samenvatting: Op 29 mei dit jaar heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over een aantal vergunningsaanvragen in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Directe consequentie ervan is dat er geen natuurbeschermingswetvergunningen meer in het kader van de PAS kunnen worden verstrekt voor bijvoorbeeld veestallen, wegen, bedrijven die stikstof uitstoten, en nieuwe woonwijken.
Feitelijke deposities in 2014 en (berekend) in 2020 in de Kampina en de Oisterwijkse vennen in Brabant
Wat is er aan de hand? Nederland is een land met heel veel stikstofuitstoot (bijvoorbeeld van veehouderij en verkeer) en een groot aantal vrij kwetsbare natuurgebieden waarvan de diersoorten en planten via Europese regels beschermd moeten worden (Natura 2000). Stikstof is schadelijk voor veel soorten, omdat de grond er te voedselrijk van wordt en dus bijvoorbeeld schrale heide verdwijnt.
De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) is feitelijk een enorm theoretisch computermodel waarin alle bronnen van stikstof in Nederland zijn opgenomen en alle Natura 2000-natuurgebieden. Hiermee kan bij elke nieuwe stikstofbron (bv een grotere stal) berekend worden wat de theoretische gevolgen zijn voor Natura 2000-gebieden. Als die er niet zijn of acceptabel zijn kan op grond hiervan en Nb-wetvergunning worden vertrekt. Tegelijkertijd wordt extra stikstofruimte gecreëerd door ingrepen in natuurgebieden om hen te versterken. Idee van de PAS is dat natuurgebieden worden beschermd tegen teveel stikstof maar tegelijkertijd niet heel Nederland “op slot gaat”, dwz dat geen vergunning meer verleend kan worden.
Maatregelenkaart in het kader van de PAS bij de Kampina-Oisterwijkse Vennen
De uitspraak van de Raad van State betekent dat de PAS niet langer voldoet. Onder andere heeft de Raad van State gesteld dat Nederland niet toekomstige verbeteringen van natuurgebieden nu al mag inzetten om stikstofruimte te creëren. Ook bepaalde uitzonderingen die Nederland had gemaakt op de PAS, zoals beweiden van koeien, zijn door de Raad afgewezen.
De consequenties van deze uitspraak zijn dat er voorlopig geen enkele Nb-wetvergunning kan en zal worden uitgegeven, inclusief vergunningen die voorlopig waren goedgekeurd. Ook is beweiding, waar dat NB-wet-vergunningsplichtig is, feitelijk illegaal. In totaal zitten naar schatting zeker 3300 bedrijven nu in een illegale situatie, grotendeels veebedrijven. Daar zal overigens niet op korte termijn op gehandhaafd worden.
Voor bestaande, volledig afgegeven vergunningen verandert er niets. De enige manier waarop een nieuwe vergunning kan worden afgegeven is als, uitgebreid voor deze individuele casus, kan worden onderbouwd dat dit geen negatief effect heeft.
Is dit goed nieuws? Op zich is het positief dat nu volledig zichtbaar is dat ons natuurbeleid niet werkt, er veel te veel stikstofuitstoot is en er op veel plekken nu geen stal meer bij kan. Aan de andere kant maakt dit ook dingen onmogelijk die veel mensen misschien wel willen: koeien in de wei, sommige wegen, aanleg van spoorlijnen, aanleg van woonwijken. Zelfs de aanleg van windparken kan in theorie op plekken onmogelijk worden met deze uitspraak. Er zal dus wel iets moeten gebeuren. Een fors deel van Nederland zit met deze uitspraak inderdaad voorlopig op slot. Provincies zullen vrijwel zeker komende weken, misschien maanden helemaal geen vergunningen af geven.
De uitspraak biedt kansen op een aantal zaken. In de eerste plaats natuurlijk om de intensieve veehouderij terug te dringen, die het nu (op veel plekken) wel heel moeilijk gaat krijgen te groeien. Maar dat geldt waarschijnlijk ook voor een aantal geplande wegen en bijvoorbeeld een ontwikkeling als Lelystad Airport (hiervan is door het kabinet al bevestigd dat de aanleg bemoeilijkt wordt door de uitspraak). Er is sowieso een inventarisatie van grote projecten die komt stil te liggen hierdoor aangekondigd. De afgeschoten PAS kan daarmee een stok worden om mee te slaan. Het ligt voor de hand om bij alle niet-welgevallen projecten te vragen om stillegging, als dat niet al gedaan is.
Overzichtskaart PAS-gebieden 2017
Wat moet er gebeuren:
In de eerste plaats is het verhaal relatief simpel: de
stikstofuitstoot moet omlaag. Niet theoretisch, maar in de praktijk. Minder
vee, minder vliegtuigen, minder auto’s. Hiervoor zou een brede strategie moeten
worden ontwikkeld. Daarnaast zijn forse investeringen in onze natuurgebieden
nodig om ze te versterken. Hiermee kan ruimte gecreëerd worden die we echt
nodig hebben voor bijvoorbeeld extra woningbouw en die ene rondweg die echt
nodig is.
Op korte termijn zijn er ook een aantal juridische aanpassingen nodig. In de eerste plaats zal er snel wetgeving moeten komen om weidegang weer vergunningsvrij te maken: niemand in de Tweede Kamer wil boeren juist dwingen hun koeien op stal te zetten.
Daarnaast zijn er twee mogelijke oplossingen op de korte termijn. De eerste is provinciale salderingsbanken. Dat wil zeggen dat als bijvoorbeeld een veebedrijf in Brabant stopt, diens stikstofuitstoot in de salderingsbank gaat en weer kan worden uitgegeven aan een ander bedrijf. Dit kan als juridisch instrument best werken. Probleem is dat zo’n bank gevuld moet worden, en er is juist teveel stikstof. Waardoor we weer terugkomen bij het eerste punt.
Een tweede alternatief is de zogenaamde ADC-toets. Hierbij kan de hele PAS omzeild worden als voldaan wordt aan 3 voorwaarden: Alternatieven ontbreken (A), er is een Dwingende reden van groot openbaar belang (D) en er worden Compenserende maatregelen (C) getroffen. Dit is onder andere gebruikt om de Blankenburgverbinding aan te leggen, die anders dreigde stil te liggen vanwege de PAS. De Raad van State accepteerde in deze zaak dat de verbinding nergens anders kon (geen alternatief) en zag volksgezondheid en openbare veiligheid als gegronde redenen.
De ADC-toets is zowel een kans als een bedreiging. Hij kan misbruikt worden om projecten door te drukken, al zal dat alleen om grotere infrastructuur gaan (een individueel veebedrijf bijvoorbeeld maakt geen enkele kans), maar doordat de overheid in kwestie gedwongen wordt te praten over gebrek aan alternatieven en dwingend belang, kan de overheid in de politieke discussie ook vastgezet worden. Denk wederom aan Lelystad Airport, waarvoor de argumentatie nogal zwak is.
Uitleg van de PAS in een eerdere RvState-uitspraak
De
Raad van State heeft een ver-reikende uitspraak gedaan over de aanpak
van stikstofemissies door allerlei processen. Het kan gaan om de
veehouderij, maar ook om allerlei verbrandingsprocessen zoals in
vliegtuigmotoren.
De SP heeft
er in Provinciale Staten vragen over gesteld. Kortheidshalve nemen we
hier de tekst van hun site over (met toestemming).
Let wel dat het
om vragen gaat die, in elk geval bij Eindhoven Airport, niet retorisch
naar de bekende weg vragen. Het zijn echt vragen.
Pratt&Whitney motor van een F15 met ingeschakelde naverbrander
– – – – – –
29 mei 2019
De PAS beschermt de natuur onvoldoende
De SP in Brabant stelt vragen aan het college van Gedeputeerde Staten
over de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State over het
Programma Aanpak Stikstof (PAS). Volgens fractievoorzitter Maarten
Everling betekent de uitspraak namelijk nogal wat: “eigenlijk zegt de
Raad van State: overheid, je beschermt de natuur onvoldoende.”
De PAS is bedoeld om bedrijven die bij hun activiteiten stikstof
uitstoten de ruimte te geven om te ontwikkelen terwijl er tegelijkertijd
maatregelen genomen moeten worden om diezelfde uitstoot terug te
dringen. Stikstof is problematisch omdat een teveel aan stikstof een
negatieve invloed heeft op natuur, zo heeft de biodiversiteit er
bijvoorbeeld zwaar onder te lijden. Everling: “het probleem met de PAS
is dat het eigenlijk voor de natuur niks oplost, aan de ene kant worden
er maatregelen genomen om de natuur te beschermen door de uitstoot van
stikstof te verminderen, maar aan de andere kant komt er doodleuk weer
nieuwe bedrijvigheid bij dat weer stikstof toevoegt. Wat schieten we
daar uiteindelijk mee op?”
De gevolgen van de uitspraak zullen volgens de SP groot zijn. Alle
nieuwe, nog af te geven vergunningen kunnen niet meer uitgegeven worden
op basis van de PAS. De veehouderij is grootverbruiker van de
beschikbare PAS-ruimte en zal de gevolgen snel gaan voelen: “de
veehouderij stoot enorm veel stikstof uit en heeft daarmee veel invloed
op onze natuur en moest bij uitbreidingen daarom een vergunning
aanvragen. Dat kan dus niet meer,” zegt de SP-voorman, “maar dat geldt
niet alleen voor de veehouderij, maar voor álle activiteiten die
stikstof uitstoten, bijvoorbeeld bij het aanleggen van wegen of
uitbreiding van Eindhoven Airport, ook dat soort activiteiten staan nu
op losse schroeven.”
“Willen we de natuur écht beschermen, dan moeten er maatregelen
genomen worden die zekerheid bieden over de afname van de neerslag
stikstof. Dat betekent dat we in de veehouderij echt naar minder dieren
toe zullen moeten, dat we het OV goedkoper en beter zullen moeten maken
waardoor we minder vaak in de auto hoeven te stappen en dat het aantal
vluchten op Eindhoven Airport omlaag zal moeten. Deze maatregelen zullen
in de nabije toekomst noodzakelijk blijken en ondertussen zijn wij
reuzebenieuwd naar wat het college denkt dat de gevolgen zullen zijn,”
aldus Everling.
Bijlage: vrg_uitspraak_pas_raad_van_state_29mei2019_PS_SP
Feitelijke deposities in 2014 en (berekend) in 2020 in de Kampina en de Oisterwijkse vennen
Update: Vion gaat de geuroverlast onderzoeken en aanpakken!
In een persbericht dd 07 mei 2019 meldt Vion, dat het in opdracht van B&W van Boxtel onderzoek gaat doen naar verdere bestrijding van geuroverlast door het bedrijf. Dat moet gebeuren door naar de Best Beschikbare Technieken te kijken, en naar het eventueel aanscherpen van interne procedures. Insteek van B&W is dat Vion niet meer stinkt.
Er wordt ook gekeken naar andere zaken, die niet verantworodelijk zijn voor de stank, maar mogelijk wel een probleem zijn of kunnen worden, zoals de extra verkeersbewegingen en dierenwelzijn. Ook wordt gekeken naar maatregelen op het sociale vlak.
Daarnaast (maar dat staat niet in het persbericht) is de afvalwaterzuivering besproken, die in het verleden voor legionellabesmettingen gezorgd heeft.
Vion De Vion Groep is een multinational die grote aantallen varkens en koeien doodt en daar vlees en vleesproducten van maakt. In de illustratie de mondiale cijfers (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Vion_N.V. ).
Het
hoofdkantoor zit in de Brabantse plaats Boxtel. Daar zit tevens een belangrijke
productievestiging. Dat is veruit de grootste varkensslachter van Nederland. In
Boxtel worden dagelijks 20.000 varkens gedood (100.000 per week)
De Vion Groep is aan het reorganiseren. De recentste stap is het voornemen om de verwerking van reeds geslachte varkens, die nu in Scherpenzeel plaatsvindt, naar Boxtel over te brengen (in Scherpenzeel wordt niet geslacht). Dat scheelt in de transportbewegingen. Het aantal werknemers in Boxtel zal daardoor van 1800 naar 2400 stijgen.
Vion is van
de boerenorganisatie ZLTO (Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie).
De vergunning Vion Boxtel draait op basis van een WABO-vergunning uit 2015, bedoeld voor een toenmalige uitbreiding (fase 1). Vion heeft dit plan verder uitgewerkt en wil nu een tweede vergunning (fase 2 dd maart 2019). Dit is enerzijds een bouwvergunning, anderzijds een milieuvergunning voor enkele ondergeschikte aanpassingen. De 2019-aanvraag spreekt met geen woord over aanpassingen van de anti-geurvoorzieningen. Mogelijk staan er passages over dit onderwerp in de 2015-vergunning, maar dat is nog niet duidelijk. In de luchtkwaliteitspassage uit 2015, die als bijlage bij 2019 zat, staat niets over geur.
Protesten De vergunningsaanvraag voor de verplaatsing van de Scherpenzeelse vleesbewerking naar Boxtel leidt in Boxtel tot veel protest. Eigenlijk vloeit dit protest meer uit de bestaande dan uit de toekomstige situatie voort.
Er zijn twee
categorieën bezwaren.
Transitie Boxtel ( http://www.transitieboxtel.nl/ ) formuleert in de mooi Boxtelkrant van 24 april 2019 bezwaren tegen het doel van Vion als zodanig. Transitie Boxtel vindt dat het vleesverbruik fors moet dalen, en dus ook de omzet van Vion Boxtel.
Daarnaast stinkt Vion Boxtel. Daartegen heeft een alliantie van Transitiemensen, bewoners van appartementencompex Stapelen en andere mensen, een petitie georganiseerd, gericht op de gemeente Boxtel. De petitie spreekt van “…. Jarenlang ergernis over de toenemende stank- en verkeersoverlast. Tot ver in Boxtel wordt men niet goed van de smerige weeë mest- en kadaverlucht.” Ook worden zorgen uitgesproken over de geluidsoverlast, de uitstoot en de recente Legionellabesmettingen door de afvalwaterzuivering van Vion (waar overigens de vergunning niet over gaat bg). De petitie is inmiddels ruim 800 keer ondertekend.
Er zijn
bewezen klachten. Iemand heeft dat opgevraagd bij het provinciaal meldpunt
stankoverlast. In het eerste kwartaal van 2019 zijn er bij de Omgevingsdienst 24
klachten uit Boxtel binnengekomen, waarvan 8 zeker en 8 mogelijk van Vion, en 8
niet.
De juridische situatie Ik heb de Boxtelse alliantie enig advies gegeven.
De bottom line voor geurklachten door slachterijen is wat er in het Aktiviteitenbesluit staat, met bijbehorende Ministeriele Regeling. Als dat alles zou zijn, zou de Vion aan dezelfde regels moeten voldoen als de slager op de hoek. Boven het Activiteitenbesluit bestaan er voor slachterijen geen expliciete regels. Er staat slechts (art. 2.7a) dat ‘ …. geurhinder bij geurgevoelige objecten moet worden voorkomen, dan wel …. tot een aanvaardbaar niveau beperkt’. Als het bevoegd gezag (in dit geval B&W van Boxtel) het redelijke vermoeden heeft dat hier niet aan voldaan is, kunnen ze een geuronderzoek doen. Er worden een aantal aandachtspunten genoemd die daar zeker in moeten zitten. En als het bevoegd gezag de hinder onaanvaardbaar vindt, kan het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften eisen, waaronder emissie- of immissienormen en/of technische maatregelen.
Met andere woorden, aanvaardbaar is wat B&W aanvaardbaar vinden. Blijkbaar heeft een vroeger College van B&W te soepele maatwerkvoorschriften uitgevaardigd, waardoor nu Boxtel in de stank zit. Het huidige College van B&W kan op dezelfde wijze vinden dat de bestaande technische voorzieningen (indien aanwezig) nu te soepel zijn, en een (nieuw) onderzoek opstarten dat uitmondt in (nieuwe) technische voorzieningen. Vandaar mijn advies om een petitie richting College van B&W te starten.
Sannen (van de SP) maakte in zijn vragen een vergelijking met Coppens Diervoeders op het BZOB-terrein in Helmond (zie …https://www.bjmgerard.nl/?p=2147 ). Coppens lag ook jaren op ramkoers met de omgeving over de stank, maar nam, om van het gezeur af te zijn, bovenwettelijke maatregelen om zijn geurmolekulen kapot te oxideren. Daarnaast een hogere schoorsteen. Sindsdien zijn er geen klachten meer over Coppens Diervoeders. Sannen heeft naar de geest gelijk, maar naar de letter niet helemaal omdat de diervoederindustrie een aparte wettelijke status heeft. Daarin zijn boven het Activiteitenbesluit wel expliciete wettelijke regels opgenomen. Het begrip ‘bovenwettelijk’ is zodoende gedefinieerd. Bij slachterijen bestaat er, naast het Activiteitenbesluit, geen andere expliciete regelgeving. Alles wat boven het Activiteitenbesluit uitgaat is dus in zekere zin al ‘bovenwettelijk’. De vraag is niet of het bovenwettelijk is, maar in welke mate het bovenwettelijk moet zijn. Meer dus dan tot nu toe, om aan de petitie tegemoet te komen.
Stank is
bestrijdbaar. De destructor in Son en Breugel (tegenwoordig Rendac) verwerkt de
dode beesten uit half Nederland en verspreidde in zijn ‘hoogtijdagen’ ook een
wade van lijkenlucht over de wijde omgeving. Op een gegeven moment is dat
verholpen met zware filters, uitsluitend inpandige operaties, gedisciplineerde
bedrijfsvoering, onderdruk. Nu merk je er nauwelijks nog iets van.
Zoiets zou ook met de Vion moeten kunnen, mogelijk zelfs met minder moeite.
Zonnepark Bockelwitz-Polditz aan de Mulde (Dld) (foto bgerard)
(Dit park telt 14000 panelen, samen goed voor 3,15MW piek, en was daarmee in 2010 het 130ste park van Duitsland).
Inleiding
Veel mensen zijn abstract voor duurzame energie, maar concreet tegen als de voorgestelde invulling iets heeft wat hen niet uitkomt. Wind en mestvergisting zijn bekende voorbeelden. “Doe eerst maar wat anders” is de boodschap. Bij zonneparken op de grond is het niet anders. “Leg eerst de daken maar vol”, klinkt het. Maar er is helemaal geen sprake van een keuze, het is en en en.
Een leidinggevende studie als die van Bureau POSAD tbv de provincie Noord-Brabant gaat uit van een uit zonne-energie winbare hoeveelheid van 9,1PJ (op basis van 18km2 geschikt dak), 4,4PJ op oude storten (horend bij 11km2), en van 57,3PJ uit zonneparken in gemengd landelijk gebied (horend bij 143km2 zonnepark). Nu kan men nogal wat kritiek leveren op de rekenzuiverheid en de aannames van de studie, maar qua orde van grootte kloppen deze cijfers, als men van de aanname uitgaat dat Brabant zichzelf volledig energieneutraal zou willen maken op strikt duurzame basis. De gedachte dat je met daken kunt volstaan is dus quatsch – wie dat zegt, stelt eigenlijk voor om het grootste deel van het potentieel aan zonne-energie bij voorbaat af te schrijven.
Nu moet men POSAD ook anderszins relativeren. Brabant is ruim 5000km2, waarvan 2350km2 cultuurgrond. Tegen dat laatste cijfer moet die 143km2 worden afgezet.
Een andere tegenwerpingsargument is dat zonneparken de bodem en de natuur aantasten en gebied voor de landbouw onbruikbaar maken. Er gaan veel niet onderbouwde beweringen rond, die bevestigd noch ontkend kunnen worden. Een verzachtende factor is dat er überhaupt niet veel toegankelijke onderbouwing bestond. Aan dat laatste gebrek heeft Wageningen wat gedaan (volgende tussenkopje).
Maar ook hier weer enkele relativeringen van algemene aard. Nederland is de tweede agrarisch exporteur ter wereld (bruto; netto de derde). De landbouw is te groot voor Nederland en men kan zich perfect voorstellen Nederland (bruto) de vijfde of de zesde agrarisch exporteur zou zijn. Vele honderden km2 van Brabant zijn al bedekt met wegen, huizen en bedrijventerreinen (zie www.clo.nl/indicatoren/nl0061-bodemgebruikskaart-voor-nederland ), als regel allemaal vroegere landbouwgrond. Nogal wat boeren zijn rijk geworden aan de overdracht. Ook hier klinkt een toevoeging van bijvoorbeeld 143km2 zonnepark op Brabantse landbouwgrond niet meteen als het einde der tijden. Je hoort het argument ook niet als de A67 verbreed zou moeten worden of het voortbestaan van vliegveld Seppe gerekt moet worden, of als Bolcom in Waalwijk van 5 naar 10 hectare gaat.
Bodem, landbouw en biodiversiteit rond zonneparken
Wageningen University & Research (WUR, afdeling Environmental Research) heeft een kennisbasis gelegd (op basis van literatuuronderzoek) met de publicatie “Zonneparken, natuur en landbouw” dd april 2019 (http://edepot.wur.nl/475349 ). Veel literatuur bestaat er overigens nog niet.
De basale conclusie is dat er spanningsvelden zijn tussen bodem en landbouw enerzijds en zonneparken anderzijds, maar dat die niet absoluut zijn en niet altijd negatief uitpakken. En dat wat slecht is voor de landbouw, soms goed is voor de biodiversiteit.
De bodem Verder is de boodschap, dat de landbouw soms slecht is voor de bodem, en dat geen landbouw in die situaties tot natuurlijk herstel kan leiden (bijv. niet ploegen en geen mest uitrijden).
Dit alles op basis van deskundige natte vingers, die meestal naar de veronderstelde afname van het organisch materiaal wijzen en de bijbehorende afname van het bodemleven. Er groeien immers minder planten. Dit alles verondersteld, want er is nog nauwelijks experimenteel materiaal. Vooral als men na 20 of 30 jaar weer landbouw in het gebied wil ondernemen, zou dat om een langdurige hersteloperatie vragen. Als het zonnepark zonnepark blijft, zoals Woensel Woensel blijft en de A67 de A67, speelt dit probleem niet.
Er zijn echter knoppen waaraan gedraaid kan worden:
hoe groot de (combi)panelen zijn;
de netto-bruto verhouding van het park (het hoeveelste deel overdekt wordt door paneel);
de minimum- en maximumhoogte van de (combi)panelen boven de grond;
de oriëntatie (Oost-West of Zuidelijk);
of de combipanelen afwateringsspleten hebben (die bepalen of het water meer geconcentreerd of meer diffuus op de grond valt.
in welke omgeving je de panelen neerzet
De landbouw Draaien aan de knoppen kan de agrarische gevolgen voor de landbouw beperken. Combi-gebruik (agrarisch en zonnepark) is mogelijk, maar beide functies werken dan suboptimaal. Dat kan een goede afweging zijn. Men kan spreiden: er bestaan verrijdbare of opvouwbare panelen. Men kan ook panelen neerzetten als een vertikaal hek, liefst bifaciaal.
En er zijn gewassen die het in de schaduw niet veel slechts of zelfs beter doen, zoals aardappels.
En een niet te missen overweging is dat een hectare zonnepark momenteel beduidend meer geld opbrengt dan een hectare gewas.
De biodiversiteit De belangrijkste factor is wat er onder de panelen kan groeien. Als dat een grasland met kruiden is dat dekking geeft, of als er een bloemenmengsel ingezaaid is, kan het positief uitpakken.
Voor
zoogdieren is een zonnepark gewoon een stuk leefgebied. Als de omstandigheden
gunstig zijn, maken ze er graag gebruik van. Hazen houden van zonneparken.
Bij vogels
hangt het van de soort af en van de begroeiing onder de panelen. Er is geen
systematisch effect, behalve dat een min of meer verwilderd zonnepark meer
biodiversiteit biedt dan idem op intensieve landbouwgrond. PV-panelen leiden
niet of nauwelijks tot vogelsterfte.
Als de bodem onder het zonnepark kruidenrijk en bloemrijk gehouden wordt, kan het park gunstig zijn voor insecten (bijv. vlinders en hommels). Waterinsecten zien een paneel soms voor een wateroppervlak aan. Streepjes op de panelen schilderen helpt soms al, evenals niet te dicht bij de waterkant gaan zitten met je park.
Ecologisch
beheer tijdens, maar ook na de aanleg van het park is van groot belang. Dan kan
een zonnepark een verbetering zijn t.o.v. het intensieve bouwland, dat het
vervangt.
De LTO
De Land- en Tuinbouw Organisatie gaat flink te keer tegen zonneparken. Dit ongetwijfeld ook omdat zonneparken per hectare fors meer opbrengen dan gewassen (zie ook Grootschalige zonneparken als flankerend beleid in de veeteelt-transitie ). De uitlatingen zijn mogelijk ook voor de eigen achterban bedoeld.
De LTO vindt zonneparken een industriele bestemming. Dat kun je inderdaad vinden – wat niet anders zegt dan dat het zoveelste stuk landbouwgrond in bedrijventerrein veranderd is. Dat is niet voor het eerst. In plaats daarvan wil de LTO panelen op de grote daken van schuren en stallen. Daar is op zich niets mis mee, maar het levert veel te weinig op, zoals eerder gezegd. De LTO wil niet op de hoeveelheid landbouwgrond inleveren en is bang voor stijgende grondprijzen, wat vanuit hun standpunt logisch is. Maar nergens staat dat Nederland zijn absurd hoge landbouw-exporterende functie op dit niveau in stand moet houden. Misschien moeten we wel gewoon naar minder landbouw en minder landbouwgrond toe.
Tenslotte
mist de LTO regie. En daar hebben ze gelijk in.
Er is een nieuwe techniek, het superkritisch vergassen van natte biomassa. Dat kan van alles zijn, van zuiveringsslib tot drijfmest. Deze techniek verdient aandacht in de milieuhoek, Hij biedt zowel grote kansen als bedreigingen.
Wat is superkritisch vergassen? Bij superkritisch vergassen wordt natte biomassa verhit tot boven het kritische punt van water. Dat ligt bij 374°C en 221Bar (1 bar is ongeveer 1 atmosfeer).
Superkritisch diagram
Boven het kritisch punt gedraagt water zich geheel anders. Er is geen onderscheid meer tussen vloeibaar en gasvormig water. Het water verliest zijn polair karakter, waardoor organische stoffen ineens goed oplossen en zouten ineens slecht. Normaliter gaan chemische reacties dubbel zo snel als ze plaatsvinden bij 10°C meer. Bij 374°C of hoger gaan chemische reacties dus heel snel, zo snel dat bijna alle organische molekulen worden afgebroken. Alle zouten slaan neer en komen in een soort pekelslurrie terecht, die kan worden afgescheiden.
De afbraak leidt tot een menggas dat heeft ruwweg de verbrandingswaarde van biogas heeft en ook waterstof kan bevatten. De netto energiebalans van het systeem kan positief zijn en die energie komt voor een deel in bruikbare, want chemische, vorm vrij. Om het systeem te laten werken moet je eerst een heleboel water op minstens 374°C brengen. Dan gebeurt er van alles en uiteindelijk moet de temperatuur weer omlaag tot de oude waarde. De meeste afkoelende warmte kan worden gebruikt om het inkomende water voor te verwarmen, maar er blijft altijd een hoop water over van bijv. 50°C of zo. Je moet zo’n inrichting dus eigenlijk al bij voorbaat inpassen in een warmtenetwerk.
Het is heel erg nieuwe techniek. Eigenlijk een techniek die de universiteiten verlaten heeft maar daarbuiten nog niet tot grootschalige wasdom gekomen is. De techniek zit dus in de Valley of Death en zoals bekend, wordt die bevolkt door vele duivels die in vele details wonen. Je kunt er dus nog niet alles van zeggen.
Zuiveringsslib Stowa, het wetenschappelijk bureau van de waterleidingbedrijven, heeft in Karlsruhe een eerste verkennend onderzoek laten doen naar de mogelijkheden om zuiveringsslib superkritisch te vergassen. Het tekent de situatie dat Stowa naar Karlsruhe moest, omdat de daar 50 tot 100 liter natte biomassa per uur kunnen doorvoeren, terwijl die capaciteit in Nederland in de milliliter/uur ligt.
Het eerste onderzoek is in 2016 gepubliceerd (zie www.stowa.nl/sites/default/files/assets/PUBLICATIES/Publicaties%202016/STOWA%202016-16.pdf ). Het is eigenlijk een goede tekst om enig inzicht te krijgen van wat de methode voorstelt. Daar staat onder andere dat ongeveer 95% van de organisch gebonden koolstof afgebroken wordt. Interessant is dan wat er in die overblijvende paar procent zit. Het onderzoek vermeldt niet wat er specifiek met bijv. bestrijdingsmiddelen gebeurt. De koolstof-fluorbinding (zoals bijv. in fipronil) is sterk.
Mogelijke samenstelling van het menggas na superkritische vergassing
In de specifieke toepassing ‘zuiveringsslib” heeft het menggas ongeveer bovenstaande samenstelling.
Proefcontainer voor superkritische vergassing van twee Brabantse waterschappen
Bewerking van biomassa en mest en de proeffabriek Waar toepassing van deze techniek op zuiveringsslib vooral voordelen biedt, bestaan er bij het bewerken van biomassa zowel voor- als nadelen. Ook mest is natte biomassa.
De discussie is niet hypothetisch, want er is onlangs in Alkmaar een proeffabriek geopend van SCW-systems (zie https://scwsystems.com/ onder het hoofdje Cleanip Gas). Deze wordt gesteund door RVO, de provincie Noord-Holland en de Gasunie (en dus de PGGM).
Stroomschema van de proeffabriek
De techniek heeft zeker voordelen. De inrichting levert warmte en groen gas op en vernietigt op efficiente wijze het overgrote deel (zo niet alle) micro-organismen, virussen, sommige bestrijdingsmiddelen, de meeste of alle medicijnresten en hormonen. Er is nu eenmaal weinig dat 374°C of meer overleeft. Verder worden nitraat en fosfaat-zouten in een geconcentreerde vorm afgescheiden. Ze kunnen dus gemakkelijker uit het grond- en oppervlaktewater gehouden worden. Waarschijnlijk stinkt het eindproduct niet meer. De website van de fabriek geeft geen informatie wat er met chloor- en fluorhoudende organische verbindingen gebeurt. Het is mij dus niet duidelijk in hoeverre dit aspect van het milieu gebaat is bij deze natte vergassing.
infographic SCW-systems en Gasunie dd feb 2022
De mogelijke nadelen zitten in de context. De paradox daarbij is dat de kracht van het systeem tevens de zwakte is.
Ten eerste het aantal dieren. Dat wordt gereguleerd via de hoeveelheid mest die op het land mag worden uitgereden, en die hoeveelheid wordt op zijn beurt uitgedrukt in een aantal kg fosfaat per hectare. De gangbare vergisting van mest heeft geen invloed op het aantal dieren (of een zwak remmende invloed bij covergisting), omdat digestaat, het eindproduct van de vergisting, juridisch nog steeds mest is en scheikundig nog steeds evenveel fosfaat bevat. Het eindproduct van superkritische vergassing is zeker in juridische zin geen mest meer. Het is groen gas, schoon water en een slurrie aan anorganische zouten. Er vervalt dus een beschermingsconstructie tegen een groter aantal dieren. Maar de veeteelt veroorzaakt meer problemen dan alleen het mestprobleem. Omwonenden zullen een groter aantal dieren nog steeds niet leuk vinden.
Het organisch stofgehalte van de bodem door de jaren heen, gemiddeld over een groot aantal meetpunten
Ten tweede de bodem. Het gehalte aan organische stof in de bodem is het resultaat van een ingewikkelde balans tussen continue aanvoer en continue afvoer. Gemiddeld over heel Nederland is die balans momenteel in evenwicht. Maar de balans kan per grondsoort, en in hetzelfde gebied van perceel tot perceel verschillen en hangt mede af van de agrarische bedrijfsvoering. Die organische stof levert belangrijke ecodiensten: waterberging, koolstofopslag, biodiversiteit, gewasopbrengsten. Ik denk dat er wel wat rek zit in de mest en bodem – romantiek van de biologische landbouw. Maar zeker niet zoveel dat je zonder enige vorm van aanvoer van organische stof kunt. De vraag is de superkritische vergister indirect de koolstof in de bodem op gaat stoken. Bij gangbare vergisting speelt dit probleem veel minder, omdat grofweg tweederde van de inkomende biomassa niet vergist wordt, waaronder het moeilijkst afbreekbare deel.
het belang van de bodem voor ecosysteemdiensten
Ten derde het verband met de afvalverwerking. Sommige soorten afval kun je zien als natte biomassa. Mogelijk kan superkritische vergassing nieuwe impulsen geven aan de afvalverwerking. Maar aan de andere kant is een dergelijk systeem, behalve superkritisch, ook super fraudegevoelig. Wat gebeurt er als iemand er een zak drugsafval in mikt of een lading fipronileieren?
Een van de twee ruimtelijke vormen van fipronil. Wat gebeurt er met die fluoratomen?
De website van SCW Systems kijkt slechts met dollartekens in de ogen naar de energetische opbrengst. Op zich is daar niets mis mee, zolang de gevolgen in de hand gehouden worden. Dat betekent andere politiek die het nieuwe systeem inkadert in een groter geheel.
Als men niet meer met de fosfaatwetgeving het aantal dieren in de hand zou kunnen houden, moet dat op andere manieren gebeuren. Nu is het organische stof – gehalte een kwestie van de individuele boer. Men zou dat moeten veranderen in die zin, dat er een richtinggevende bodempolitiek ontwikkeld zou moeten worden. Ik kan niet goed beoordelen of de bestaande afvalverwerking ingesteld is op deze nieuwe techniek. Mogelijk wel – en dan de handhaving nog.
Milieumensen doen er goed aan om zich in deze techniek in te lezen.
De context De vergunningverlening aan veehouderijen op geurgebied stemt tot niemands genoegen. Op
de eerste plaats omdat momenteel in vergunningen middelen worden
voorgeschreven (bijvoorbeeld een luchtwasser), maar geen doelen
(bijvoorbeeld een toevoeging aan de ammoniakachtergrond die kleiner is
dan een gespecificeerd getal). Doelvoorschriften zijn in de
milieukunde gebruikelijk. Dat de oppervlakte binnen de 35Ke-contour
rond Eindhoven Airport kleiner moet zijn dan 10,3km2 is bijvoorbeeld een doelvoorschrift. Dat
dat gebeurt (de tweede plaats) is bij gebrek aan beter. Er bestaat geen
wetenschappelijk systeem dat reproduceerbaar ‘geurstoffen’ kan meten.
Het OU-systeem is in essentie niet wetenschappelijker dan betogen
over de fruitige afdronk en het nootmuskaatvleugje in rode wijn. Gegeven
dit alles (ten derde) wordt het effect van een stal op de omgeving
gebaseerd op rekenmodellen, met daaronder ‘forfaitaire aannames’. Een
kraamzeug staat in de Regeling Ammoniak en Veehouderij ( https://wetten.overheid.nl/BWBR0013629/2019-01-01
) , categorie D 1.2.5, mestgoot met mestafvoersysteem voor 3.2 kg
ammoniak per jaar. Maar de ene zeug is de andere niet, de ene
luchtwasser niet de andere en idem de exploiterende boer. En bovendien
heb je dan alleen een cijfer voor ammoniak, maar niet voor de
veelheid aan andere stankstoffen. Daardoor kan het gebeuren dat een
veehouderij, die aan de middelen-voorschriften voldoet, toch stinkt.
En kan een boer die zijn bedrijf beter runt dan gemiddeld, dat niet
laten zien. Ten vierde is het moeilijk om de aanvaardbaarheid (en
daarmee de vergunbaarheid) van nieuwe stalconcepten vast te stellen.
Immers, hoe moet men die aanvaardbaarheid vaststellen?
De wazigheid ondermijnt op het platteland het onderlinge vertrouwen.
Een pilot om stank kwantitatief te meten Er is behoefte aan een systeem dat een complexe zaak als ‘geur’ betrouwbaar kan meten.
De provincie Noord-Brabant heeft een pilot opgestart (uitgevoerd door Connecting Agri&Food – CAF) bij vijf Brabantse varkensbedrijven (in Reusel de Mierden, Sint Antonis, Bernheze, Boekel en Someren). Om het complexe probleem niet nog complexer te maken, zijn gebieden uitgezocht waar geen conflicten bestonden. De deelnemende boeren moesten elk twee buren uitzoeken. Boeren en buren kregen een logboek, waar ze, in de tweede en derde week van november 2018, hun handelingen respectievelijk ervaringen moesten noteren.
Bij één bedrijf werden sensoren in de stal gezet, bij
alle vijf de boeren buiten de stal, en ook bij de buren. Een en ander vroeg om
een hoop gepionier. De sensoren moeten nogal wat kunnen hebben, en een grote meetrange.
Binnen de stal heb je hoge concentraties, erbuiten zit je vaak tegen de
ondergrens aan van wat de sensoren kunnen meten (vandaar de stapsgewijze
uitkomsten). Het bedrijf Whysor moet hier met waardering genoemd worden.
Eén type sensor mat alleen ammoniak (NH3 ), één type diende voor zwavelwaterstof (waterstofsulfide, H2S) en één type voor een pakket aan Vluchtige Organische Componenten (VOC), zoals die hierboven in de tabel staan. De VOC-groep blijft, door technische problemen, in praktijk voornamelijk beperkt tot indicatieve uitkomsten (de eerste VOC-sensor bleek vooral op de luchtvochtigheid te reageren en is vervangen). ‘Oude’ VOC-metingen hebben nog betrekkelijk weinig waarde. De sensoren maten om de vijf minuten en gaven de resultaten door aan een automatisch datalog-systeem, dat naast de directe meting ook voortschrijdende 2 uurs-gemiddeldes produceerde.
Geur is (net als geluid) een mengsel van objectieve en subjectieve factoren. Er zijn concentraties (net als er deciBellen zijn), maar er zijn ook belevingsaspecten – de neus zit zogezegd tussen de oren. Dat weerspiegelt zich in per individu zeer uiteenlopende geurdrempels.
Het is gepast om de nodige relativeringen uit te spreken, en er moet inderdaad nog veel gebeuren, maar dat gezegd zijnde liggen er toch interessante resultaten.
De gegevens zijn in de maat ‘ppm’, waar µgr/m3 gebruikelijker is (ook in de regelgeving). 1 ppm ammoniak = 706 µgr/m3 en 1 ppm zwavelwaterstof = 1412 µgr/m3.
De groene punten zijn de H2S-niveaus in de stal, de blauwe buiten de stal, en de rode bij de buren. De stapsgewijze uitkomsten zijn omdat de sensor aan de onderkant van zijn bereik gebruikt wordt. De pieken treden op als de varkens gevoerd worden. Voor zover bekend, treden bij dit soort concentraties bij mensen nog geen medische effecten op (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Waterstofsulfide ). Het stinkt wel in die stal.
Windrichting en windsnelheid hebben invloed op de hinder
Dierenwelzijn Uit (hier niet getoonde) grafieken blijkt dat de ammoniakconcentraties in stallen systematisch rond de 30 a 35 ppm liggen (dus 21 tot 25 mg/m3). Dat is fors hoog. Voor menselijk publiek zou dat verboden zijn. En een flink deel van de groene stippen bij de H2S – grafiek ligt boven de menselijke geurdrempel, en waarschijnlijk dus nog meer boven die van varkens. Blij dat ik niet als varken in een stal lig. De studie schrijft niet over dierenwelzijn.
Het vervolg Zoals gezegd moet men de uitkomsten relativeren. De techniek moet verder ontwikkeld worden en er zit veel ruis op de lijn (gevolgen waar geen oorzaak bij gevonden wordt, en omgekeerd). Desalniettemin loont het om hiermee door te gaan. Dat is de provincie dan ook van plan, liet ze weten in een Statenmededeling van 12 maart 2019.
De Scientific American van mei 2018 bevat twee artikelen over volksgezondheid waar je niet vrolijk van wordt. De ene gaat over maatschappelijke ongelijkheid in de VS als directe oorzaak voor het herleven van oude infectieziektes. De andere gaat over de verbreiding van tropische infectieziektes ten gevolge van de klimaatopwarming. In dit artikel voorbeelden uit West-Europa met directe relevantie voor Zuid-Nederland.
Het blauwtongvirus
Het SciAm-artikel bespreekt kort het verhaal van het blauwtongvirus. Ik heb er uit andere bron nog informatie bij gezocht. Zie
Het blauwtongvirus kan herkauwers besmetten en is met name gevaarlijk voor schapen, maar ook koeien en geiten zijn vatbaar. De dieren lijden pijn en gaan soms dood, en de boer lijdt economische schade. Vanwege die schade is de ziekte meldingsplichtig. Niet voor niets hebben de boeren schrik. De website van de Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO) geeft op de zoekterm ‘ blauwtong’ 942 treffers, waarvan de recentste uitnodigt voor informatiebijeenkomsten op 24 en 25 april 2019. Het is een zeer actueel vraagstuk.
De ziekte gaat niet op mensen over.
Beperkingengebied blauwtong 2019, bron Europese Commissie
Het virus wordt normaliter verspreid door vijf soorten mugjes uit het geslacht Culicoides. Dat maakt deel uit van de grotere organisatie-eenheid ‘knutten’, een grote soortengroep van kleine mugjes die in de volksmond ook wel eens ‘ zandvliegjes’ genoemd wordt. Als een mugje bij een aangetast dier boed zuigt, krijgt het wat van het virus binnen. Het virus repliceert zich in het mugje bij temperaturen boven de 15 a 20 graad C. Na enige tijd bevat het mugje voldoende virus om een volgend dier te kunnen besmetten. Ook de eitjes van het mugje zelf zijn besmet.
De verspreiding van het virus is gelijk aan die van de Culicoides. Tot voor kort was dat de tropische regio tussen 40 graad NB en 35 graad ZB. De serotype 8 – variant, die voor de meeste besmettingen in Nederland zorgt, komt uit Afrika ten zuiden van de Sahara. Het temperatuurgebied rukt op naar de polen, en daaarmee de mugjes, en daaree de blauwtong. Inmiddels kan minstens een soort mugje, de Culicoides Imisola, in Nederland, Belgie en Duitsland overwinteren. De soort kan inheems worden.
In 2006 was de eerste grote reeks uitbraken, in West-Europa 2295, waarvan 456 in Nederland. Tot algemene verbazing van de deskundigen pikte een ander soort knutje het virus op en bracht dat tot in Noorwegen. In Europa waren er onder andere besmettingen in Aken, Kerkrade, de Voerstreek, de provincie Luik en in Best (NBrabant). Nog steeds is onduidelijk hoe de knutjes hier voor het eerst terecht kwamen: met geimporteerde dieren, of vliegveld Aken of Beek? Het blijft speculatief. In 2007 waren er minstens 1000 besmettingen, die samen goed waren voor €81 miljoen .
Er bestaat een vaccin tegen het blauwtongvirus, en samen met anti-mugmaatregelen leidde dat ertoe dat Nederland in 2012 ‘ blauwtongvrij’ verklaard werd. Dat bleek dus voorbarig. Dat er een vaccin bestaat, betekent niet automatisch dat het in Nederland commercieel beschikbaar is. Op 27 maart 2019, aldus de LTO, kon Nederland niet over het vaccin beschikken.
Andere muggebonden infectieziektes
In het SciAm-artikel is de blauwtong een bijzaak die goed is voor een alinea. in hoofdzaak gaat het artikel over een ander reislustig virus, het Rift Valley Fever – virus (RVF-virus). Dat is voor het eerst ontdekt in Kenyain 1931. Uitbraken van dit virus beperkten zich normaliter tot Oost- en Zuid-Afrika, maar inmiddels zijn er ook uitbraken geweest in Egypte, Madagascar, Mauritanie, Niger, Saoedi-Arabie en Yemen.
De ziekte verspreidt zich door verschillende soorten muggen, maar ook door contact organen en bloed van besmette dieren (bijv. via een beschadigde huid van werknemers van slachterijen), en door aerosolen. Het is een zoonose: behalve van dier op dier, verspreidt de ziekte zich ook van dier op mens. Besmetting van mens op mens is nog niet aangetoond. Omdat het virus weinig kieskeurig is in zijn dragers, en omdat de temperatuurzones naar het Noorden blijven oprukken, houden de deskundigen de bewegingen van het virus in de gaten. Een uitbraak in 2010 in Zuid-Afrika werd pas onder controle gebracht nadat er 9000 dieren en 25 mensen waren overleden.
Omdat het virus besmettelijk is, en makkelijk in de aerosolvorm te brengen (hele kleine druppeltes of korreltjes), hadden zowel de VS als de voormalige Sowjet-Unie het virus in hun biologische wapens-programma.
Er wordt aan een vaccin gewerkt (o.a. met steun van het Ministerie van Defensie van de VS). Een vaccin dat veilig genoeg is voor mensen, bestaat nog niet. Voor landen, waar het virus niet endemisch is, bestaan niet-ideale vaccins voor dieren, maar die zijn nog niet commercieel beschikbaar. Waar de ziekte wel endemisch is, wordt ueberhaupt nog niet systematisch gevaccineerd. Zie bijvoorbeeld
Het RVF-virus valt niet op zichzelf staand, als een gewone ziekte, te bestrijden. Men kan de ziekte het beste zien als een systeemkenmerk van een ingewikkeld, en deels nog onbekend, ecologisch geheel. Alleen een samenhangende multidisciplinaire aanpak (de One Health – benadering) biedt kansen: waterbeheer, bodem, keuze van de vee-rassen (bijv. Resistentie), gesleep met dieren, armoede. Het klimaat is een factor tussen andere factoren, maar wel een factor die tot grotere geografische verspreiding kan zorgen.